Lectionary Calendar
Friday, November 22nd, 2024
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
Attention!
Tired of seeing ads while studying? Now you can enjoy an "Ads Free" version of the site for as little as 10¢ a day and support a great cause!
Click here to learn more!

Bible Commentaries
Spreuken 14

Bijbelverkaring van Matthew HenryHenry's compleet

Search for…
Enter query below:

Inleiding

Bijbelverkaring van Matthew Henry, SPREUKEN 14

Inleiding

Bijbelverkaring van Matthew Henry, SPREUKEN 14

Vers 1

Spreuken 14:1

Een goede huisvrouw is een grote zegen voor een gezin, door een vruchtbare huisvrouw wordt een gezin vermeerderd en het huis van kinderen vervuld, en aldus wordt het gebouwd, maar door een verstandige huisvrouw, een die Godvrezend en vlijtig is, worden de zaken van het gezin voorspoedig gemaakt, schulden worden betaald, provisie wordt opgelegd, de kinderen worden goed opgevoed, het gezin heeft welvaart in huis en aanzien naar buiten, en aldus wordt het huis gebouwd. Zij beschouwt het als het hare om er voor te zorgen, hoewel zij weet dat het de taak is van haar man om erin te regeren, Esther 1:22.

Menig gezin wordt ten ondergang gebracht door het slechte bestier van de huisvrouw, zowel als door een verkeerd beleid van de man, de heer des huizes. Een dwaze vrouw, die geen vreze Gods heeft, geen acht slaat op haar zaken, die eigenzinnig en verkwistend is, nukkig en humeurig is, zich toegeeft aan gemakzucht en in allerlei lusten, aan niets denkt dan aan uitgaan en feestvieren, aan kaartspel en de schouwburg, zal, al komt zij ook tot een rijke bezitting, toch arm worden, daar zij alles verteert en verkwist, en zo zal zij even stellig het verderf worden van haar huis, alsof zij het met haar handen afbrak, en de man zelf kan het met al zijn zorg niet beletten of voorkomen.

Vers 1

Spreuken 14:1

Een goede huisvrouw is een grote zegen voor een gezin, door een vruchtbare huisvrouw wordt een gezin vermeerderd en het huis van kinderen vervuld, en aldus wordt het gebouwd, maar door een verstandige huisvrouw, een die Godvrezend en vlijtig is, worden de zaken van het gezin voorspoedig gemaakt, schulden worden betaald, provisie wordt opgelegd, de kinderen worden goed opgevoed, het gezin heeft welvaart in huis en aanzien naar buiten, en aldus wordt het huis gebouwd. Zij beschouwt het als het hare om er voor te zorgen, hoewel zij weet dat het de taak is van haar man om erin te regeren, Esther 1:22.

Menig gezin wordt ten ondergang gebracht door het slechte bestier van de huisvrouw, zowel als door een verkeerd beleid van de man, de heer des huizes. Een dwaze vrouw, die geen vreze Gods heeft, geen acht slaat op haar zaken, die eigenzinnig en verkwistend is, nukkig en humeurig is, zich toegeeft aan gemakzucht en in allerlei lusten, aan niets denkt dan aan uitgaan en feestvieren, aan kaartspel en de schouwburg, zal, al komt zij ook tot een rijke bezitting, toch arm worden, daar zij alles verteert en verkwist, en zo zal zij even stellig het verderf worden van haar huis, alsof zij het met haar handen afbrak, en de man zelf kan het met al zijn zorg niet beletten of voorkomen.

Vers 2

Spreuken 14:2

Hier zijn:

1. Genade en zonde in haar ware kleuren. Genade heersende is een eerbiedigen van God, en geeft Hem eer, die oneindig groot en hoog is, en aan wie alle eer toekomt, en wat zou voor een redelijk schepsel meer betamelijk of aangenaam kunnen zijn? De zonde heersende is niets minder dan een minachting van God, hierin meer dan in wat het ook zij, toont zich de zonde uitermate zondig, dat zij God veracht, die de engelen aanbidden. Zij, die Gods geboden verachten, en er niet door geregeerd willen worden, Zijn beloften, en ze niet willen aannemen, verachten God zelf, Hem en al Zijn eigenschappen.

2. Genade en zonde in haar ware licht. Hieraan kunnen wij weten dat iemand genade heeft, dat de vreze Gods in hem heerst, hij wandelt in zijn oprechtheid, hij is nauwgezet van geweten in zijn daden en handelingen, hij is getrouw aan God en de mensen, al zijn stappen, al zijn maatregelen zijn naar de regel van recht en billijkheid, hier is dus iemand, die God eert. Hij, daarentegen, die afwijkt in zijn wegen, die moedwillig zijn eigen lusten en hartstochten volgt, die onrechtvaardig en oneerlijk is, zijn belijdenis weerspreekt door zijn wandel, is, hoe hij ook voorgeeft vroom te zijn, een goddeloos man, en er zal met hem als met een verachter van God zelf afgerekend worden.

Vers 2

Spreuken 14:2

Hier zijn:

1. Genade en zonde in haar ware kleuren. Genade heersende is een eerbiedigen van God, en geeft Hem eer, die oneindig groot en hoog is, en aan wie alle eer toekomt, en wat zou voor een redelijk schepsel meer betamelijk of aangenaam kunnen zijn? De zonde heersende is niets minder dan een minachting van God, hierin meer dan in wat het ook zij, toont zich de zonde uitermate zondig, dat zij God veracht, die de engelen aanbidden. Zij, die Gods geboden verachten, en er niet door geregeerd willen worden, Zijn beloften, en ze niet willen aannemen, verachten God zelf, Hem en al Zijn eigenschappen.

2. Genade en zonde in haar ware licht. Hieraan kunnen wij weten dat iemand genade heeft, dat de vreze Gods in hem heerst, hij wandelt in zijn oprechtheid, hij is nauwgezet van geweten in zijn daden en handelingen, hij is getrouw aan God en de mensen, al zijn stappen, al zijn maatregelen zijn naar de regel van recht en billijkheid, hier is dus iemand, die God eert. Hij, daarentegen, die afwijkt in zijn wegen, die moedwillig zijn eigen lusten en hartstochten volgt, die onrechtvaardig en oneerlijk is, zijn belijdenis weerspreekt door zijn wandel, is, hoe hij ook voorgeeft vroom te zijn, een goddeloos man, en er zal met hem als met een verachter van God zelf afgerekend worden.

Vers 3

Spreuken 14:3

Zie hier:

I. Een trotse dwaas, die zich blootgeeft. Waar hoogmoed in het hart is, en geen wijsheid is in het hoofd om hem te onderdrukken, zal dit zich gewoonlijk openbaren in de woorden, er is hoogmoed in de mond, hoogmoedig roemen, hoogmoedig laken en afkeuren, hoogmoedig minachten, hoogmoedig gebieden en de wet voorschrijven: dit is de roede, of tak, van de hoogmoed, dit woord is alleen hier en in Isaiah 11:1 gebruikt. Die roede of tak komt voort uit de wortel van bitterheid in het hart, het is een twijg van die stam. De wortel moet uitgerukt worden, of wij kunnen deze tak niet ten onderbrengen, of wel: het is bedoeld van een slaande roede, een roede des hoogmoeds, die anderen slaat. Met zijn tong deelt de hoogmoedige rechts en links klappen uit, maar ten laatste zal zij een roede worden voor hem zelf, de hoogmoedige zal onder een smadelijke bestraffing komen door de woorden uit zijn eigen mond, niet met een zwaard, zoals een krijgsman maar met een stok, zoals een knecht, en hierin zal hij geslagen worden met zijn eigen roede, Psalms 64:9.

2. Een nederig, verstandig man, die zich behoudt en met zijn eigen welzijn te rade gaat, de lippen van de wijzen bewaren hen, bewaren hen er voor om aan anderen het kwaad te doen, dat de hoogmoedigen doen met hun tong, en om over zichzelf het kwaad te brengen, dat hoogmoedige verachters zich dikwijls op de hals halen.

Vers 3

Spreuken 14:3

Zie hier:

I. Een trotse dwaas, die zich blootgeeft. Waar hoogmoed in het hart is, en geen wijsheid is in het hoofd om hem te onderdrukken, zal dit zich gewoonlijk openbaren in de woorden, er is hoogmoed in de mond, hoogmoedig roemen, hoogmoedig laken en afkeuren, hoogmoedig minachten, hoogmoedig gebieden en de wet voorschrijven: dit is de roede, of tak, van de hoogmoed, dit woord is alleen hier en in Isaiah 11:1 gebruikt. Die roede of tak komt voort uit de wortel van bitterheid in het hart, het is een twijg van die stam. De wortel moet uitgerukt worden, of wij kunnen deze tak niet ten onderbrengen, of wel: het is bedoeld van een slaande roede, een roede des hoogmoeds, die anderen slaat. Met zijn tong deelt de hoogmoedige rechts en links klappen uit, maar ten laatste zal zij een roede worden voor hem zelf, de hoogmoedige zal onder een smadelijke bestraffing komen door de woorden uit zijn eigen mond, niet met een zwaard, zoals een krijgsman maar met een stok, zoals een knecht, en hierin zal hij geslagen worden met zijn eigen roede, Psalms 64:9.

2. Een nederig, verstandig man, die zich behoudt en met zijn eigen welzijn te rade gaat, de lippen van de wijzen bewaren hen, bewaren hen er voor om aan anderen het kwaad te doen, dat de hoogmoedigen doen met hun tong, en om over zichzelf het kwaad te brengen, dat hoogmoedige verachters zich dikwijls op de hals halen.

Vers 4

Spreuken 14:4

Verwaarlozing van de landbouw is de weg tot armoede, waar geen ossen zijn om de grond te beploegen en het koren uit te treden, is de kribbe rein, ledig, er is geen stro voor het vee, en bijgevolg geen brood ten dienste van de mens. Schaarsheid wordt voorgesteld door reinheid van de tanden, Amos 4:6. Waar geen ossen zijn, daar is niets te doen aan de grond en zal men er ook niets uit kunnen halen. Wel is de kribbe rein van mest, hetgeen hun, die net en zindelijk van aard zijn, die niet houden van het landbouwbedrijf, omdat er zoveel vuil werk bij te doen is, wel aangenaam is, weshalve zij hun ossen verkopen om de kribbe schoon te houden, maar dan wordt niet alleen de arbeid maar ook de mest van de os gemist. Dit toont de dwaasheid aan van hen, die zich aan de genoegens van het landleven wijden, maar er het werk niet van behartigend, die zoals wij zeggen meer paarden houden dan koeien meer honden dan varkens, daar moet hun gezin dan wel onder lijden.

Zij, die zich moeite geven voor hun grond zullen er waarschijnlijk het voordeel van oogsten. Ze, die bij zich houden wat nuttig en dienstig is, niet wat voor staatsie en pronk dient, meer boerenknechten dan boerenknechten zullen waarschijnlijk welvaart hebben, door de kracht van de os is van de inkomsten veel, die is gemaakt tot onze dienst, en is nuttig levend en dood.

Vers 4

Spreuken 14:4

Verwaarlozing van de landbouw is de weg tot armoede, waar geen ossen zijn om de grond te beploegen en het koren uit te treden, is de kribbe rein, ledig, er is geen stro voor het vee, en bijgevolg geen brood ten dienste van de mens. Schaarsheid wordt voorgesteld door reinheid van de tanden, Amos 4:6. Waar geen ossen zijn, daar is niets te doen aan de grond en zal men er ook niets uit kunnen halen. Wel is de kribbe rein van mest, hetgeen hun, die net en zindelijk van aard zijn, die niet houden van het landbouwbedrijf, omdat er zoveel vuil werk bij te doen is, wel aangenaam is, weshalve zij hun ossen verkopen om de kribbe schoon te houden, maar dan wordt niet alleen de arbeid maar ook de mest van de os gemist. Dit toont de dwaasheid aan van hen, die zich aan de genoegens van het landleven wijden, maar er het werk niet van behartigend, die zoals wij zeggen meer paarden houden dan koeien meer honden dan varkens, daar moet hun gezin dan wel onder lijden.

Zij, die zich moeite geven voor hun grond zullen er waarschijnlijk het voordeel van oogsten. Ze, die bij zich houden wat nuttig en dienstig is, niet wat voor staatsie en pronk dient, meer boerenknechten dan boerenknechten zullen waarschijnlijk welvaart hebben, door de kracht van de os is van de inkomsten veel, die is gemaakt tot onze dienst, en is nuttig levend en dood.

Vers 5

Spreuken 14:5

In de bedeling des rechts hangt zeer veel af van de getuigen, en daarom is het voor het algemene welzijn nodig, dat de getuigen goede grondbeginselen hebben, want,

1. Een getuige, die nauwgezet van geweten is, zal geen getuigenis durven afleggen, dat ook maar in het minste of geringste onwaar is, noch, hetzij uit goedwilligheid of kwaadwilligheid, de dingen anders durven voorstellen dan zij naar zijn beste weten zijn, aan wie dit ook genoegen of misnoegen moge veroorzaken, en daar zal het recht zijn loop hebben.

2. Maar een getuige, die zich laat omkopen, zich laat bevooroordelen, zich door vreesaanjaging uit het veld laat slaan, zal leugens blazen, met evenveel gerustheid en verzekerdheid alsof het alles waar was.

Vers 5

Spreuken 14:5

In de bedeling des rechts hangt zeer veel af van de getuigen, en daarom is het voor het algemene welzijn nodig, dat de getuigen goede grondbeginselen hebben, want,

1. Een getuige, die nauwgezet van geweten is, zal geen getuigenis durven afleggen, dat ook maar in het minste of geringste onwaar is, noch, hetzij uit goedwilligheid of kwaadwilligheid, de dingen anders durven voorstellen dan zij naar zijn beste weten zijn, aan wie dit ook genoegen of misnoegen moge veroorzaken, en daar zal het recht zijn loop hebben.

2. Maar een getuige, die zich laat omkopen, zich laat bevooroordelen, zich door vreesaanjaging uit het veld laat slaan, zal leugens blazen, met evenveel gerustheid en verzekerdheid alsof het alles waar was.

Vers 6

Spreuken 14:6

De reden, waarom sommige mensen wijsheid zoeken en haar niet vinden, is dat zij haar niet uit het rechte beginsel en op de rechte wijze zoeken. Zij zijn spotters, en het is in spot dat zij onderricht zoeken, ten einde belachelijk te maken wat hun gezegd wordt, en er op te kunnen vitten. Velen deden vragen aan Christus, Hem verzoekende, en ten einde iets te hebben, waarvan zij Hem konden beschuldigen, maar zij werden er niet wijzer door. Het is geen wonder dat zij, die wijsheid zoeken, zoals Simon de tovenaar de gaven des Heiligen Geestes zocht, om er hun hoogmoed en geldgierigheid mee te dienen, haar niet vinden, want zij zoeken verkeerd. Herodes begeerde een wonder te zien, maar hij was een spotter, en daarom werd het hem ontzegd, Luke 23:8. Spotters hebben geen voorspoed in het gebed.

Voor hen, die zichzelf recht verstaan, die wijken van het kwade, want dat is verstand, is de wetenschap, dat is de kennis van God en van Zijn wil, licht. De gelijkenissen, die de spotters in hun spotten verharden, en de Goddelijke dingen moeilijker voor hen maken, verlichten hen, die gewillig zijn om te leren, maken hun diezelfde dingen duidelijker en verstaanbaarder, Matthew 13:11, Matthew 13:15, Matthew 13:16. Hetzelfde woord, dat voor de spotter een reuk des doods is ten dode, is voor hem, die nederig en ernstig is, een reuk des levens ten leven. Hij, die verstandig is, zodat hij afwijkt van het kwade (want dat is verstand) zijn vooroordelen laat varen, alle verdorven neigingen aflegt, zal gemakkelijk onderricht begrijpen en er de indruk van in zich opnemen.

Vers 6

Spreuken 14:6

De reden, waarom sommige mensen wijsheid zoeken en haar niet vinden, is dat zij haar niet uit het rechte beginsel en op de rechte wijze zoeken. Zij zijn spotters, en het is in spot dat zij onderricht zoeken, ten einde belachelijk te maken wat hun gezegd wordt, en er op te kunnen vitten. Velen deden vragen aan Christus, Hem verzoekende, en ten einde iets te hebben, waarvan zij Hem konden beschuldigen, maar zij werden er niet wijzer door. Het is geen wonder dat zij, die wijsheid zoeken, zoals Simon de tovenaar de gaven des Heiligen Geestes zocht, om er hun hoogmoed en geldgierigheid mee te dienen, haar niet vinden, want zij zoeken verkeerd. Herodes begeerde een wonder te zien, maar hij was een spotter, en daarom werd het hem ontzegd, Luke 23:8. Spotters hebben geen voorspoed in het gebed.

Voor hen, die zichzelf recht verstaan, die wijken van het kwade, want dat is verstand, is de wetenschap, dat is de kennis van God en van Zijn wil, licht. De gelijkenissen, die de spotters in hun spotten verharden, en de Goddelijke dingen moeilijker voor hen maken, verlichten hen, die gewillig zijn om te leren, maken hun diezelfde dingen duidelijker en verstaanbaarder, Matthew 13:11, Matthew 13:15, Matthew 13:16. Hetzelfde woord, dat voor de spotter een reuk des doods is ten dode, is voor hem, die nederig en ernstig is, een reuk des levens ten leven. Hij, die verstandig is, zodat hij afwijkt van het kwade (want dat is verstand) zijn vooroordelen laat varen, alle verdorven neigingen aflegt, zal gemakkelijk onderricht begrijpen en er de indruk van in zich opnemen.

Vers 7

Spreuken 14:7

Zie hier:

1. Hoe wij een dwaas kunnen onderkennen en ontdekken. Als wij geen lippen van de wetenschap bij hem merken, als wij geen smaak of geur van Godsvrucht in hem ontdekken, als wij bevinden dat hetgeen hij mededeelt verdorven en verdervende is, als er geen goed in is tot nuttige stichting, dan kunnen wij tot de gevolgtrekking komen dat de schat in zijn hart boos is.

2. Hoe wij van zo iemand moeten afwijken. Ga weg van zijn tegenwoordigheid, want gij bemerkt dat er geen goeds te verkrijgen is van zijn gezelschap, maar dat er wel gevaar is van er schade door te lijden. Soms is het enige middel, dat wij hebben om goddeloos spreken te bestraffen en er tegen te getuigen, het gezelschap te verlaten en buiten het gehoor ervan te gaan.

Vers 7

Spreuken 14:7

Zie hier:

1. Hoe wij een dwaas kunnen onderkennen en ontdekken. Als wij geen lippen van de wetenschap bij hem merken, als wij geen smaak of geur van Godsvrucht in hem ontdekken, als wij bevinden dat hetgeen hij mededeelt verdorven en verdervende is, als er geen goed in is tot nuttige stichting, dan kunnen wij tot de gevolgtrekking komen dat de schat in zijn hart boos is.

2. Hoe wij van zo iemand moeten afwijken. Ga weg van zijn tegenwoordigheid, want gij bemerkt dat er geen goeds te verkrijgen is van zijn gezelschap, maar dat er wel gevaar is van er schade door te lijden. Soms is het enige middel, dat wij hebben om goddeloos spreken te bestraffen en er tegen te getuigen, het gezelschap te verlaten en buiten het gehoor ervan te gaan.

Vers 8

Spreuken 14:8

Zie hier:

1. Het goede gedrag van een wijs en Godvruchtig man, hij heeft een goed bestuur over zichzelf. Het is niet de wijsheid van de geleerden, die alleen in bespiegeling bestaat, welke hier wordt aanbevolen, maar de wijsheid van de kloekzinnigen, die praktisch is en van nut om onze raadslagen en handelingen te besturen. De Christelijke kloekzinnigheid bestaat in het rechte verstaan van onze weg, want wij zijn reizigers, wier zaak en belang het is, niet om wonderen te zien, maar om voorwaarts te gaan en aan het einde onzer reis te komen. Het is onze eigen weg te verstaan, niet om de zaken van anderen te critiseren, of er ons in te mengen, maar goed acht te geven op onszelf, de gang onzes voets te wegen, de aanwijzingen van onze weg te verstaan ten einde ze te volgen, de gevaren van onze weg te verstaan ten einde ze te mijden, de moeilijkheden van onze weg in te zien ten einde ze te overwinnen, en de voordelen van onze weg ten einde ze te gebruiken, de regelen te verstaan, waarnaar we wandelen, en het einddoel, waarheen wij onze schreden richten, en dienovereenkomstig te wandelen.

2. Het slechte gedrag van een slecht man hij bedriegt zichzelf, hij verstaat zijn weg niet recht, hij denkt dat hij hem verstaat, en zo verdwaalt hij en gaat voort in zijn dwaling, de dwaasheid van de zotten is bedriegerij, zij bedriegt hen tot hun eigen verderf. De dwaasheid van hem, die op het zand heeft gebouwd, was bedriegerij.

Vers 8

Spreuken 14:8

Zie hier:

1. Het goede gedrag van een wijs en Godvruchtig man, hij heeft een goed bestuur over zichzelf. Het is niet de wijsheid van de geleerden, die alleen in bespiegeling bestaat, welke hier wordt aanbevolen, maar de wijsheid van de kloekzinnigen, die praktisch is en van nut om onze raadslagen en handelingen te besturen. De Christelijke kloekzinnigheid bestaat in het rechte verstaan van onze weg, want wij zijn reizigers, wier zaak en belang het is, niet om wonderen te zien, maar om voorwaarts te gaan en aan het einde onzer reis te komen. Het is onze eigen weg te verstaan, niet om de zaken van anderen te critiseren, of er ons in te mengen, maar goed acht te geven op onszelf, de gang onzes voets te wegen, de aanwijzingen van onze weg te verstaan ten einde ze te volgen, de gevaren van onze weg te verstaan ten einde ze te mijden, de moeilijkheden van onze weg in te zien ten einde ze te overwinnen, en de voordelen van onze weg ten einde ze te gebruiken, de regelen te verstaan, waarnaar we wandelen, en het einddoel, waarheen wij onze schreden richten, en dienovereenkomstig te wandelen.

2. Het slechte gedrag van een slecht man hij bedriegt zichzelf, hij verstaat zijn weg niet recht, hij denkt dat hij hem verstaat, en zo verdwaalt hij en gaat voort in zijn dwaling, de dwaasheid van de zotten is bedriegerij, zij bedriegt hen tot hun eigen verderf. De dwaasheid van hem, die op het zand heeft gebouwd, was bedriegerij.

Vers 9

Spreuken 14:9

Elke dwaas zal de zonde bespotten. Ziehier:

1. Hoe goddeloze mensen verhard worden in hun goddeloosheid, zij spotten met de zonden, zij lachen om de zonden van anderen maken zich en hun metgezellen vrolijk over hetgeen, waarover zij behoorden te treuren, en hun eigen zonden beschouwen zij als een geringe, onbeduidende zaak, zowel als zij tot zonde worden verzocht, als wanneer zij haar hebben bedreven, zij noemen kwaad goed, en goed kwaad, Isaiah 5:20, maken er zich van af met een kwinkslag, storten zich in zonde, Jeremiah 8:6, en zeggen dat zij vrede hebben, hoewel zij voortgaan, zij bekommeren zich niet om het kwaad, dat zij aanrichten door hun zonden, en lachen om hen, die er hun van spreken.

Zij zijn pleitbezorgers van de zonde, zij zijn zeer vernuftig in het bedenken van verontschuldigingen er voor. Dwazen bespotten het zondoffer, aldus sommigen, zij, die de zonde gering achten, achten Christus gering. Het zijn dwazen, die de zonde gering achten, want zij achten gering hetgeen waar God over klaagt: Zie, Ik ben gedrukt onder u, Amos 2:13, dat zeer zwaar drukte op Christus, en waarover zij zelf weldra andere gedachten zullen hebben.

2. Hoe Godvruchtige mensen aangemoedigd worden in hun Godsvrucht, onder de oprechten is goedwilligheid, als zij in iets overtreden, hebben zij er terstond berouw van, en dan verkrijgen zij de gunst van God. Zij hebben goedwilligheid voor elkaar en onder hen, in hun verenigingen en gezelschappen, heerst wederzijdse liefde en mededogen in gevallen van overtreding of belediging, en geen spotternij.

Vers 9

Spreuken 14:9

Elke dwaas zal de zonde bespotten. Ziehier:

1. Hoe goddeloze mensen verhard worden in hun goddeloosheid, zij spotten met de zonden, zij lachen om de zonden van anderen maken zich en hun metgezellen vrolijk over hetgeen, waarover zij behoorden te treuren, en hun eigen zonden beschouwen zij als een geringe, onbeduidende zaak, zowel als zij tot zonde worden verzocht, als wanneer zij haar hebben bedreven, zij noemen kwaad goed, en goed kwaad, Isaiah 5:20, maken er zich van af met een kwinkslag, storten zich in zonde, Jeremiah 8:6, en zeggen dat zij vrede hebben, hoewel zij voortgaan, zij bekommeren zich niet om het kwaad, dat zij aanrichten door hun zonden, en lachen om hen, die er hun van spreken.

Zij zijn pleitbezorgers van de zonde, zij zijn zeer vernuftig in het bedenken van verontschuldigingen er voor. Dwazen bespotten het zondoffer, aldus sommigen, zij, die de zonde gering achten, achten Christus gering. Het zijn dwazen, die de zonde gering achten, want zij achten gering hetgeen waar God over klaagt: Zie, Ik ben gedrukt onder u, Amos 2:13, dat zeer zwaar drukte op Christus, en waarover zij zelf weldra andere gedachten zullen hebben.

2. Hoe Godvruchtige mensen aangemoedigd worden in hun Godsvrucht, onder de oprechten is goedwilligheid, als zij in iets overtreden, hebben zij er terstond berouw van, en dan verkrijgen zij de gunst van God. Zij hebben goedwilligheid voor elkaar en onder hen, in hun verenigingen en gezelschappen, heerst wederzijdse liefde en mededogen in gevallen van overtreding of belediging, en geen spotternij.

Vers 10

Spreuken 14:10

Dit komt overeen met 1 Corinthiers 2:11. Wie van de mensen weet hetgeen des mensen is, en de veranderingen in zijn gemoed, dan de geest des mensen?

1. Iedereen gevoelt het meest de zwaarte van zijn eigen last, inzonderheid van hetgeen een last is op de geest, het gemoed, want dat is gewoonlijk verborgen, de lijder houdt het voor zich. Wij moeten geen afkeuring uitspreken over de smarten van anderen, want wij weten niet wat zij gevoelen, de slag, waaronder zij lijden is misschien zwaarder dan hun zuchten.

2. Velen smaken een verborgen genoegen, inzonderheid in Goddelijke vertroostingen, dat door anderen niet bemerkt wordt, en waar deze nog minder in delen. Gelijk de smart van een boetvaardige, zo is ook de blijdschap van een gelovige van zo'n aard, dat een vreemde er zich niet mee zal vermengen, en daarom is hij ook niet bevoegd om er over te oordelen.

Vers 10

Spreuken 14:10

Dit komt overeen met 1 Corinthiers 2:11. Wie van de mensen weet hetgeen des mensen is, en de veranderingen in zijn gemoed, dan de geest des mensen?

1. Iedereen gevoelt het meest de zwaarte van zijn eigen last, inzonderheid van hetgeen een last is op de geest, het gemoed, want dat is gewoonlijk verborgen, de lijder houdt het voor zich. Wij moeten geen afkeuring uitspreken over de smarten van anderen, want wij weten niet wat zij gevoelen, de slag, waaronder zij lijden is misschien zwaarder dan hun zuchten.

2. Velen smaken een verborgen genoegen, inzonderheid in Goddelijke vertroostingen, dat door anderen niet bemerkt wordt, en waar deze nog minder in delen. Gelijk de smart van een boetvaardige, zo is ook de blijdschap van een gelovige van zo'n aard, dat een vreemde er zich niet mee zal vermengen, en daarom is hij ook niet bevoegd om er over te oordelen.

Vers 11

Spreuken 14:11

Zonde is het verderf van grote geslachten het huis van de goddelozen zal, al is het ook nog zo hoog en sterk gebouwd, verdelgd worden, tot armoede en schande worden gebracht en ten laatste uitgeroeid worden. De hoop op de hemel, het huis waarop de goddeloze steunt, zal niet bestaan, maar te gronde gaan in de storm, de komende zondvloed zal het wegvagen.

Gerechtigheid is de opkomst en de vastigheid zelfs van geringe, onaanzienlijke families. Zelfs de tent van de oprechten, hoewel beweegbaar en gering als een tent, zal bloeien in uitwendige voorspoed, als de oneindige wijsheid het goed en geschikt oordeelt, maar in elk geval, in genade en vertroosting, die de ware rijkdom en eer uitmaken.

Vers 11

Spreuken 14:11

Zonde is het verderf van grote geslachten het huis van de goddelozen zal, al is het ook nog zo hoog en sterk gebouwd, verdelgd worden, tot armoede en schande worden gebracht en ten laatste uitgeroeid worden. De hoop op de hemel, het huis waarop de goddeloze steunt, zal niet bestaan, maar te gronde gaan in de storm, de komende zondvloed zal het wegvagen.

Gerechtigheid is de opkomst en de vastigheid zelfs van geringe, onaanzienlijke families. Zelfs de tent van de oprechten, hoewel beweegbaar en gering als een tent, zal bloeien in uitwendige voorspoed, als de oneindige wijsheid het goed en geschikt oordeelt, maar in elk geval, in genade en vertroosting, die de ware rijkdom en eer uitmaken.

Vers 12

Spreuken 14:12

Wij hebben hier een bericht van de weg en het einde van zeer vele zielen, die zichzelf misleiden.

1. Hun weg is schijnbaar goed en schoon, hij schijnt hun recht toe, zij vinden genoegen, door zich in te beelden dat zij zijn zoals zij behoren te wezen, dat hun meningen en hun praktijken goed zijn. De weg van de onwetendheid en zorgeloosheid, de weg van de wereldsgezindheid en aardsgezindheid, de weg van de zinnelijkheid en van een behagen van het vlees, schijnen recht aan hen, die er op wandelen, en meer nog, zij verbeelden zich dat de weg van de geveinsdheid in de Godsdienst, van uitwendige verrichtingen, van eenzijdige verbetering van leven en van blinde ijver, hen naar de hemel zal brengen, zij vleien zich dat ten laatste alles wel met hen zal zijn.

2. Hun einde is in waarheid verschrikkelijk, en dat wel te meer om hun vergissing: het is de weg des doods, van de eeuwige dood, hun ongerechtigheid zal gewis hun verderf wezen, en met een leugen in hun rechterhand zullen zij omkomen. Die zichzelf misleiden, zullen ten laatste blijken verwoesters van zichzelf te zijn.

Vers 12

Spreuken 14:12

Wij hebben hier een bericht van de weg en het einde van zeer vele zielen, die zichzelf misleiden.

1. Hun weg is schijnbaar goed en schoon, hij schijnt hun recht toe, zij vinden genoegen, door zich in te beelden dat zij zijn zoals zij behoren te wezen, dat hun meningen en hun praktijken goed zijn. De weg van de onwetendheid en zorgeloosheid, de weg van de wereldsgezindheid en aardsgezindheid, de weg van de zinnelijkheid en van een behagen van het vlees, schijnen recht aan hen, die er op wandelen, en meer nog, zij verbeelden zich dat de weg van de geveinsdheid in de Godsdienst, van uitwendige verrichtingen, van eenzijdige verbetering van leven en van blinde ijver, hen naar de hemel zal brengen, zij vleien zich dat ten laatste alles wel met hen zal zijn.

2. Hun einde is in waarheid verschrikkelijk, en dat wel te meer om hun vergissing: het is de weg des doods, van de eeuwige dood, hun ongerechtigheid zal gewis hun verderf wezen, en met een leugen in hun rechterhand zullen zij omkomen. Die zichzelf misleiden, zullen ten laatste blijken verwoesters van zichzelf te zijn.

Vers 13

Spreuken 14:13

Dit toont de ijdelheid aan van vleselijke vrolijkheid, en bewijst wat Salomo tot het lachen gezegd heeft, namelijk dat het onzinnig is, want:

1. Er schuilt droefheid onder. Als zondaren soms onder overtuiging van zonde zijn, of als hun een grote ramp of benauwdheid overkomt verbloemen zij hun smart onder een gedwongen vrolijkheid, tonen er een goed gelaat onder, omdat zij de schijn niet willen hebben van zich gewonnen te geven, zich te onderwerpen, zij roepen niet, als Hij hen gebonden heeft, ja meer, als de mensen werkelijk vrolijk zijn is er toch nog het een of andere bittere bijmengsel in hun vrolijkheid, een nevel, die er overheen komt, en die zij niet van hun hart kunnen verdrijven. Hun geweten zegt hun dat zij geen reden hebben tot vrolijkheid, Hosea 9:1, zij moeten er wel het ijdele van inzien. Geestelijke blijdschap heeft haar zetel in de ziel, de blijdschap van de geveinsde is slechte schijn. Zie John 16:22, John 16:2 Corinthiers 6:10.

2. Er is erger, dat daarna komt: het laatste van die blijdschap is droefheid, zij is spoedig voorbij, als het geluid van de doornen onder een pot, en als het geweten ontwaakt is, zal over alle zondige, onheilige vrolijkheid met bitterheid worden nagedacht, indien niet, dan zal de droefheid nog zoveel groter zijn, als God om alle deze dagen de zondaar zal doen komen voor het gericht. De droefheid van de heiligen zal eindigen in eeuwige blijdschap, Psalms 126:5, maar het lachen van de zotten zal eindigen in eindeloos wenen en weeklagen.

Vers 13

Spreuken 14:13

Dit toont de ijdelheid aan van vleselijke vrolijkheid, en bewijst wat Salomo tot het lachen gezegd heeft, namelijk dat het onzinnig is, want:

1. Er schuilt droefheid onder. Als zondaren soms onder overtuiging van zonde zijn, of als hun een grote ramp of benauwdheid overkomt verbloemen zij hun smart onder een gedwongen vrolijkheid, tonen er een goed gelaat onder, omdat zij de schijn niet willen hebben van zich gewonnen te geven, zich te onderwerpen, zij roepen niet, als Hij hen gebonden heeft, ja meer, als de mensen werkelijk vrolijk zijn is er toch nog het een of andere bittere bijmengsel in hun vrolijkheid, een nevel, die er overheen komt, en die zij niet van hun hart kunnen verdrijven. Hun geweten zegt hun dat zij geen reden hebben tot vrolijkheid, Hosea 9:1, zij moeten er wel het ijdele van inzien. Geestelijke blijdschap heeft haar zetel in de ziel, de blijdschap van de geveinsde is slechte schijn. Zie John 16:22, John 16:2 Corinthiers 6:10.

2. Er is erger, dat daarna komt: het laatste van die blijdschap is droefheid, zij is spoedig voorbij, als het geluid van de doornen onder een pot, en als het geweten ontwaakt is, zal over alle zondige, onheilige vrolijkheid met bitterheid worden nagedacht, indien niet, dan zal de droefheid nog zoveel groter zijn, als God om alle deze dagen de zondaar zal doen komen voor het gericht. De droefheid van de heiligen zal eindigen in eeuwige blijdschap, Psalms 126:5, maar het lachen van de zotten zal eindigen in eindeloos wenen en weeklagen.

Vers 14

Spreuken 14:14

De ellende van de zondaren zal daarin bestaan, dat zij tot in eeuwigheid oververzadigd zullen wezen van hun zonden. Die afkerig van hart is, of, die in zijn hart afvallig is, die uit vrees voor lijden, of in de hoop op gewin en genot, God en zijn plicht verlaat, zal van zijn wegen verzadigd worden, God zal er hem volop van geven, zij wilden hun dierlijke lusten en hartstochten niet opgeven, en daarom zullen zij ze aanhouden, er bij blijven tot hun eeuwige verschrikking en kwelling, die vuil is, dat hij noch vuil worde. Het: kind, gedenk, zal hen van hun wegen verzadigen, en hun hun zonden ordelijk voor ogen stellen. De afval begint in het hart, het is het boze hart des ongeloofs, dat van God afwijkt, en van alle zondaren zullen afvalligen de meeste verschrikking hebben, als zij hun wegen overdenken, Luke 11:26.

De zaligheid van de heiligen zal een eeuwige voldoening of verzadiging zijn ten opzichte van hun genadegaven, als teken van en bevoegd- of bekwaammaking voor Gods bijzondere gunst. Een goed man zal overvloedig van zichzelf verzadigd worden, van hetgeen God in hem gewrocht heeft. Hij zal aan zichzelf alleen roem hebben, Galatians 6:4. Gelijk zondaren nooit denken zonde genoeg te hebben, totdat zij hen naar de hel brengt, zo denken heiligen nooit genoeg genade te hebben, tot zij hen naar de hemel brengt.

Vers 14

Spreuken 14:14

De ellende van de zondaren zal daarin bestaan, dat zij tot in eeuwigheid oververzadigd zullen wezen van hun zonden. Die afkerig van hart is, of, die in zijn hart afvallig is, die uit vrees voor lijden, of in de hoop op gewin en genot, God en zijn plicht verlaat, zal van zijn wegen verzadigd worden, God zal er hem volop van geven, zij wilden hun dierlijke lusten en hartstochten niet opgeven, en daarom zullen zij ze aanhouden, er bij blijven tot hun eeuwige verschrikking en kwelling, die vuil is, dat hij noch vuil worde. Het: kind, gedenk, zal hen van hun wegen verzadigen, en hun hun zonden ordelijk voor ogen stellen. De afval begint in het hart, het is het boze hart des ongeloofs, dat van God afwijkt, en van alle zondaren zullen afvalligen de meeste verschrikking hebben, als zij hun wegen overdenken, Luke 11:26.

De zaligheid van de heiligen zal een eeuwige voldoening of verzadiging zijn ten opzichte van hun genadegaven, als teken van en bevoegd- of bekwaammaking voor Gods bijzondere gunst. Een goed man zal overvloedig van zichzelf verzadigd worden, van hetgeen God in hem gewrocht heeft. Hij zal aan zichzelf alleen roem hebben, Galatians 6:4. Gelijk zondaren nooit denken zonde genoeg te hebben, totdat zij hen naar de hel brengt, zo denken heiligen nooit genoeg genade te hebben, tot zij hen naar de hemel brengt.

Vers 15

Spreuken 14:15

1. Het is dwaas om lichtgelovig te zijn, op alle geruchten acht te slaan, het oor te lenen aan hetgeen iedereen vertelt, al is het ook nog zo onwaarschijnlijk, dingen aan te nemen omdat iedereen het zegt, op ieders betuiging van vriendschap te vertrouwen en krediet te verlenen aan iedereen, die belooft te zullen betalen, het zijn onnozelen, die aldus alle woord geloven, vergetende dat in zekere zin alle mensen leugenaars zijn, in vergelijking met God, alle wiens woorden wij met een onbepaald vertrouwen moeten geloven, omdat Hij niet liegen kan.

2. Het is wijsheid om voorzichtig te zijn, de kloekzinnige zal op de proef stellen, onderzoeken eer hij vertrouwt, zal de geloofwaardigheid van de getuige en de waarschijnlijkheid van het getuigenis wegen, en dan beoordelen naardat de zaak blijkt te zijn, of zijn oordeel opschorten totdat er meer licht over komt. Onderzoekt alle dingen, en gelooft niet een iegelijke geest.

Vers 15

Spreuken 14:15

1. Het is dwaas om lichtgelovig te zijn, op alle geruchten acht te slaan, het oor te lenen aan hetgeen iedereen vertelt, al is het ook nog zo onwaarschijnlijk, dingen aan te nemen omdat iedereen het zegt, op ieders betuiging van vriendschap te vertrouwen en krediet te verlenen aan iedereen, die belooft te zullen betalen, het zijn onnozelen, die aldus alle woord geloven, vergetende dat in zekere zin alle mensen leugenaars zijn, in vergelijking met God, alle wiens woorden wij met een onbepaald vertrouwen moeten geloven, omdat Hij niet liegen kan.

2. Het is wijsheid om voorzichtig te zijn, de kloekzinnige zal op de proef stellen, onderzoeken eer hij vertrouwt, zal de geloofwaardigheid van de getuige en de waarschijnlijkheid van het getuigenis wegen, en dan beoordelen naardat de zaak blijkt te zijn, of zijn oordeel opschorten totdat er meer licht over komt. Onderzoekt alle dingen, en gelooft niet een iegelijke geest.

Vers 16

Spreuken 14:16

1. Heilige vreze is een uitnemende wacht voor iedere heilige zaak, en tegen alles dat onheilig is. Het is wijsheid om af te wijken van het kwade, van het kwaad van de zonde, en daardoor van alle andere kwaad. En daarom is het wijsheid te vrezen, om met Godvruchtige ijverzucht over onszelf te waken, vrees te koesteren voor Gods toorn, bevreesd te zijn om nabij de grenzen van de zonde te komen, om met het begin ervan te dartelen. Een wijs man zal uit vrees voor kwaad het kwaad uit de weg blijven, hij deinst terug van schrik als hij bevindt dat hij in verzoeking komt.

2. Verwaandheid is dwaasheid. Hij die, als hij gewaarschuwd wordt voor gevaar, oplopend toornend en zorgeloos is, in alle woede en onstuimigheid voortgaat op zijn weg, kan het niet dragen om tegengehouden te worden, hij trotseert de toorn en de vloek Gods, en geen gevaar vrezende, volhardt hij in zijn rebellie, speelt hij op de rand van een afgrond, hij is een dwaas, want hij handelt tegen gezond verstand en tegen zijn belang, en zijn verderf zal spoedig het bewijs leveren van zijn dwaasheid.

Vers 16

Spreuken 14:16

1. Heilige vreze is een uitnemende wacht voor iedere heilige zaak, en tegen alles dat onheilig is. Het is wijsheid om af te wijken van het kwade, van het kwaad van de zonde, en daardoor van alle andere kwaad. En daarom is het wijsheid te vrezen, om met Godvruchtige ijverzucht over onszelf te waken, vrees te koesteren voor Gods toorn, bevreesd te zijn om nabij de grenzen van de zonde te komen, om met het begin ervan te dartelen. Een wijs man zal uit vrees voor kwaad het kwaad uit de weg blijven, hij deinst terug van schrik als hij bevindt dat hij in verzoeking komt.

2. Verwaandheid is dwaasheid. Hij die, als hij gewaarschuwd wordt voor gevaar, oplopend toornend en zorgeloos is, in alle woede en onstuimigheid voortgaat op zijn weg, kan het niet dragen om tegengehouden te worden, hij trotseert de toorn en de vloek Gods, en geen gevaar vrezende, volhardt hij in zijn rebellie, speelt hij op de rand van een afgrond, hij is een dwaas, want hij handelt tegen gezond verstand en tegen zijn belang, en zijn verderf zal spoedig het bewijs leveren van zijn dwaasheid.

Vers 17

Spreuken 14:17

Hartstochtelijke, driftige mensen worden met recht uitgelachen. Mensen, die gemelijk en lichtgeraakt zijn, spoedig over het minste en geringste in toorn opsteken, handelen dwaselijk, doen dwaasheid, zij zeggen en doen wat bespottelijk is, en zo stellen zij zich bloot aan minachting, het kan niet anders, of zij zelf zullen, als hun drift bedaard is, er zich over schamen. De overweging hiervan behoort hen inzonderheid, die de reputatie van wijsheid en eer hebben, aan te sporen om met de uiterste zorg hun drift in toom te houden.

Boosaardige mensen worden terecht gevreesd en verfoeid, want zij zijn veel gevaarlijker voor de samenleving. Een man van schandelijke verzinselen, die zijn toorn inhoudt, totdat de gelegenheid zich aan hem voordoet om zich te wreken, en in het geheim plannen beraamt om onrecht te doen aan zijn naaste, hem een kwade trek te spelen, zoals Kaïn om Abel te doden, zo'n man wordt door iedereen gehaat. Het karakter van een driftig, oplopend man is erbarmelijk, overvallen door een verzoeking beroert en onteert hij zich, maar het is spoedig voorbij, en hij is er bedroefd om, maar dat van een boosaardig, wraakgierig man is hatelijk, er is geen verweer tegen hem, geen genezen aan hem.

Vers 17

Spreuken 14:17

Hartstochtelijke, driftige mensen worden met recht uitgelachen. Mensen, die gemelijk en lichtgeraakt zijn, spoedig over het minste en geringste in toorn opsteken, handelen dwaselijk, doen dwaasheid, zij zeggen en doen wat bespottelijk is, en zo stellen zij zich bloot aan minachting, het kan niet anders, of zij zelf zullen, als hun drift bedaard is, er zich over schamen. De overweging hiervan behoort hen inzonderheid, die de reputatie van wijsheid en eer hebben, aan te sporen om met de uiterste zorg hun drift in toom te houden.

Boosaardige mensen worden terecht gevreesd en verfoeid, want zij zijn veel gevaarlijker voor de samenleving. Een man van schandelijke verzinselen, die zijn toorn inhoudt, totdat de gelegenheid zich aan hem voordoet om zich te wreken, en in het geheim plannen beraamt om onrecht te doen aan zijn naaste, hem een kwade trek te spelen, zoals Kaïn om Abel te doden, zo'n man wordt door iedereen gehaat. Het karakter van een driftig, oplopend man is erbarmelijk, overvallen door een verzoeking beroert en onteert hij zich, maar het is spoedig voorbij, en hij is er bedroefd om, maar dat van een boosaardig, wraakgierig man is hatelijk, er is geen verweer tegen hem, geen genezen aan hem.

Vers 18

Spreuken 14:18

Zonde is de schande van de zondaren, de onwijzen, die onwijsheid beminnen, verkrijgen er niets mede, zij erven dwaasheid, zij verkrijgen haar door erfenis, aldus sommigen. Dit bederf van de natuur is ontleend aan onze eerste ouders, en al de rampen, die er uit voortkomen, zijn aan onze natuur verbonden, het was het erfdeel dat zij nalieten aan hun ontaard geslacht, een erfelijke ziekte. Zij houden er evenveel van als van een erfgoed, houden haar vast, en zijn er afkerig van om er van te scheiden. Waar zij zich op laten voorstaan is werkelijk dwaasheid, en wat zal er het gevolg van wezen? Wat anders dan dwaasheid? Zij zullen hun dwaze keus voor altijd moeten berouwen.

Wijsheid is de eer van de wijze. De kloekzinnigen kronen zich met wetenschap, zij beschouwen haar als hun grootste sieraad, en er is niets dat zij zo begeren, waarnaar hun eerzucht zo uitgaat, zij is hun een kroon op het hoofd, die zij voor niets ter wereld willen afstaan, zij streven voorwaarts om het hoogste van de kennis te bereiken, die hun begin en hun voortgang zal kronen. Zij zullen er de lof van hebben, wijze hoofden zullen geëerd worden alsof zij gekroonde hoofden waren. Zij kronen wetenschap, ( zo lezen het sommigen) zij zijn een eer voor hun belijdenis, de wijsheid wordt niet alleen gerechtvaardigd, maar ook verheerlijkt door al haar kinderen.

Vers 18

Spreuken 14:18

Zonde is de schande van de zondaren, de onwijzen, die onwijsheid beminnen, verkrijgen er niets mede, zij erven dwaasheid, zij verkrijgen haar door erfenis, aldus sommigen. Dit bederf van de natuur is ontleend aan onze eerste ouders, en al de rampen, die er uit voortkomen, zijn aan onze natuur verbonden, het was het erfdeel dat zij nalieten aan hun ontaard geslacht, een erfelijke ziekte. Zij houden er evenveel van als van een erfgoed, houden haar vast, en zijn er afkerig van om er van te scheiden. Waar zij zich op laten voorstaan is werkelijk dwaasheid, en wat zal er het gevolg van wezen? Wat anders dan dwaasheid? Zij zullen hun dwaze keus voor altijd moeten berouwen.

Wijsheid is de eer van de wijze. De kloekzinnigen kronen zich met wetenschap, zij beschouwen haar als hun grootste sieraad, en er is niets dat zij zo begeren, waarnaar hun eerzucht zo uitgaat, zij is hun een kroon op het hoofd, die zij voor niets ter wereld willen afstaan, zij streven voorwaarts om het hoogste van de kennis te bereiken, die hun begin en hun voortgang zal kronen. Zij zullen er de lof van hebben, wijze hoofden zullen geëerd worden alsof zij gekroonde hoofden waren. Zij kronen wetenschap, ( zo lezen het sommigen) zij zijn een eer voor hun belijdenis, de wijsheid wordt niet alleen gerechtvaardigd, maar ook verheerlijkt door al haar kinderen.

Vers 19

Spreuken 14:19

Dat is:

1. De kwaden worden dikwijls verarmd en naar beneden gebracht, zodat zij genoodzaakt zijn te bedelen, daar hun goddeloosheid hen in moeilijkheden heeft gebracht, terwijl Godvruchtigen door de zegen van God verrijkt zijn, bij machte zijn om te geven, en dan ook werkelijk geven, zelfs aan de kwaden, want waar God het leven schenkt moeten wij het levensonderhoud niet weigeren.

2. Soms ontwringt God, zelfs aan slechte mensen, een erkenning van de voortreffelijkheid van Gods volk. De kwaden behoren altijd te buigen voor het aangezicht van de goeden en soms worden zij genoodzaakt dit te doen en te bekennen dat God hen liefheeft, Revelation 3:9. Zij vragen om hun gunst, Esther 7:7, hun gebeden 2 Kings 3:12.

3. Er komt een dag, wanneer de oprechten de heerschappij zullen hebben, Psalms 49:15, wanneer de dwaze maagden zullen komen om van de wijze olie te verzoeken, en tevergeefs aan de poort des Heeren zullen kloppen, waar de rechtvaardigen zijn binnen gegaan.

Vers 19

Spreuken 14:19

Dat is:

1. De kwaden worden dikwijls verarmd en naar beneden gebracht, zodat zij genoodzaakt zijn te bedelen, daar hun goddeloosheid hen in moeilijkheden heeft gebracht, terwijl Godvruchtigen door de zegen van God verrijkt zijn, bij machte zijn om te geven, en dan ook werkelijk geven, zelfs aan de kwaden, want waar God het leven schenkt moeten wij het levensonderhoud niet weigeren.

2. Soms ontwringt God, zelfs aan slechte mensen, een erkenning van de voortreffelijkheid van Gods volk. De kwaden behoren altijd te buigen voor het aangezicht van de goeden en soms worden zij genoodzaakt dit te doen en te bekennen dat God hen liefheeft, Revelation 3:9. Zij vragen om hun gunst, Esther 7:7, hun gebeden 2 Kings 3:12.

3. Er komt een dag, wanneer de oprechten de heerschappij zullen hebben, Psalms 49:15, wanneer de dwaze maagden zullen komen om van de wijze olie te verzoeken, en tevergeefs aan de poort des Heeren zullen kloppen, waar de rechtvaardigen zijn binnen gegaan.

Vers 20

Spreuken 14:20

Dit toont aan, niet wat behoorde te wezen maar wat is, de gewone weg van de wereld is schuw, huiverig te zijn van de armen, ingenomen te zijn met de rijken.

1. Weinigen zullen steun verlenen aan hen, die door de wereld met donkere blikken worden aangezien, ofschoon zij anders alle achting waardig zijn. De arme, met wie men medelijden moest hebben, die aangemoedigd en geholpen moest worden, wordt met koude blikken aangezien en op een afstand gehouden zelfs door zijn vriend, die, voordat hij tot armoede was vervallen, op vertrouwelijke voet met hem stond, en beweerde genegenheid voor hem te koesteren. De meesten zijn zwaluwvrienden, die in de winter wegtrekken. Het is goed om God tot onze vriend te hebben, want Hij zal ons niet verlaten als wij arm zijn.

2. Iedereen zal het hof maken aan hen, op wie de wereld met vriendelijke, goedkeurende blikken ziet, de rijken hebben vele liefhebbers, het zijn liefhebbers van hun rijkdom, zij hopen er iets van te zullen verkrijgen. Er is in de wereld weinig vriendschap buiten die, welke geregeerd wordt door eigenbelang en die dus in het geheel geen vriendschap is, niet iets is, waarop een wijs man zich laat voorstaan, of waarin hij vertrouwen stelt. Zij, die van de wereld hun god maken, vergoden hen, die het meest van haar goederen hebben, en zoeken hun gunst, alsof zij in waarheid de gunstgenoten des hemels waren.

Vers 20

Spreuken 14:20

Dit toont aan, niet wat behoorde te wezen maar wat is, de gewone weg van de wereld is schuw, huiverig te zijn van de armen, ingenomen te zijn met de rijken.

1. Weinigen zullen steun verlenen aan hen, die door de wereld met donkere blikken worden aangezien, ofschoon zij anders alle achting waardig zijn. De arme, met wie men medelijden moest hebben, die aangemoedigd en geholpen moest worden, wordt met koude blikken aangezien en op een afstand gehouden zelfs door zijn vriend, die, voordat hij tot armoede was vervallen, op vertrouwelijke voet met hem stond, en beweerde genegenheid voor hem te koesteren. De meesten zijn zwaluwvrienden, die in de winter wegtrekken. Het is goed om God tot onze vriend te hebben, want Hij zal ons niet verlaten als wij arm zijn.

2. Iedereen zal het hof maken aan hen, op wie de wereld met vriendelijke, goedkeurende blikken ziet, de rijken hebben vele liefhebbers, het zijn liefhebbers van hun rijkdom, zij hopen er iets van te zullen verkrijgen. Er is in de wereld weinig vriendschap buiten die, welke geregeerd wordt door eigenbelang en die dus in het geheel geen vriendschap is, niet iets is, waarop een wijs man zich laat voorstaan, of waarin hij vertrouwen stelt. Zij, die van de wereld hun god maken, vergoden hen, die het meest van haar goederen hebben, en zoeken hun gunst, alsof zij in waarheid de gunstgenoten des hemels waren.

Vers 21

Spreuken 14:21

Ziehier hoe het karakter van de mensen en hun toestand afgemeten en beoordeeld worden naar hun gedrag en handelwijze jegens hun arme naburen.

1. Aan hen, die met minachting op hen nederzien, wordt hier een slecht karakter toegeschreven en in overeenstemming hiermede zal hun toestand zijn. Hij, die zijn naaste veracht omdat hij van geen aanzien is in de wereld, van geringe afkomst is, een boerse opvoeding heeft gehad, die het beneden zich acht om notitie van hem te nemen, met hem te spreken, of zich aan hem gelegen te laten liggen, en hem bij de honden van zijn kudde stelt, is een zondaar, is schuldig aan een zonde, is op weg naar erger, en zal als een zondaar worden behandeld, hij is rampzalig.

2. Zij, die hen aanzien met ontferming, worden hier gezegd in een goede toestand te zijn in overeenstemming met hun karakter. Die zich der nederiger ontfermt is bereid om hun alle goede diensten te bewijzen, die in zijn vermogen zijn, en hiermede doet hij hun eer aan, hij is welgelukzalig. Hij doet hetgeen welbehaaglijk is aan God, hetgeen, waaraan hij zelf later met grote voldoening zal denken, waarvoor de armen hem zullen zegenen, en dat hem overvloedig zal betonen in de dag van de opstanding van de rechtvaardigen.

Vers 21

Spreuken 14:21

Ziehier hoe het karakter van de mensen en hun toestand afgemeten en beoordeeld worden naar hun gedrag en handelwijze jegens hun arme naburen.

1. Aan hen, die met minachting op hen nederzien, wordt hier een slecht karakter toegeschreven en in overeenstemming hiermede zal hun toestand zijn. Hij, die zijn naaste veracht omdat hij van geen aanzien is in de wereld, van geringe afkomst is, een boerse opvoeding heeft gehad, die het beneden zich acht om notitie van hem te nemen, met hem te spreken, of zich aan hem gelegen te laten liggen, en hem bij de honden van zijn kudde stelt, is een zondaar, is schuldig aan een zonde, is op weg naar erger, en zal als een zondaar worden behandeld, hij is rampzalig.

2. Zij, die hen aanzien met ontferming, worden hier gezegd in een goede toestand te zijn in overeenstemming met hun karakter. Die zich der nederiger ontfermt is bereid om hun alle goede diensten te bewijzen, die in zijn vermogen zijn, en hiermede doet hij hun eer aan, hij is welgelukzalig. Hij doet hetgeen welbehaaglijk is aan God, hetgeen, waaraan hij zelf later met grote voldoening zal denken, waarvoor de armen hem zullen zegenen, en dat hem overvloedig zal betonen in de dag van de opstanding van de rechtvaardigen.

Vers 22

Spreuken 14:22

Zie hier:

1. Hoe ellendig diegenen zich vergissen, die niet alleen kwaad doen, maar het beramen. Dwalen zij niet, die kwaad beramen? Ja gewis dwalen zij, iedereen weet dit. Zij denken dat zij, door met list en berekening te zondigen, hun kuiperijen met meer behendigheid dan anderen tewerk te stellen, beter met hun zonden zullen uitkomen dan anderen, maar zij dwalen. Gods gerechtigheid kan niet verschalkt worden. Grotelijks dwalen zij, die kwaad beramen tegen hun naaste, want het zal gewis op henzelf neerkomen en eindigen in hun eigen verderf. Een noodlottige dwaling!

2. Hoe verstandig diegenen met hun eigen belangen te rade gaan, die niet slechts goed doen, maar goed beramen. Weldadigheid en trouw is voor degenen, die goed beramen, geen beloning als een schuld, die hun betaald wordt, zij zullen zelf erkennen dat zij niets verdienen, maar een beloning uit goedertierenheid, zuivere goedertierenheid, goedertierenheid overeenkomstig de belofte, goedertierenheid en trouw, waarvoor het God belieft zich tot schuldenaar te maken. Zij, die zo milddadig zijn dat zij milddadigheden beraadslagen, die gelegenheden zoeken om goed te doen, en er in slagen om hun liefdadigheid zover mogelijk te doen reiken, en zo aangenaam mogelijk te maken aan hen, die haar behoeven, zullen op milddadigheden staan, Isaiah 32:8.

Vers 22

Spreuken 14:22

Zie hier:

1. Hoe ellendig diegenen zich vergissen, die niet alleen kwaad doen, maar het beramen. Dwalen zij niet, die kwaad beramen? Ja gewis dwalen zij, iedereen weet dit. Zij denken dat zij, door met list en berekening te zondigen, hun kuiperijen met meer behendigheid dan anderen tewerk te stellen, beter met hun zonden zullen uitkomen dan anderen, maar zij dwalen. Gods gerechtigheid kan niet verschalkt worden. Grotelijks dwalen zij, die kwaad beramen tegen hun naaste, want het zal gewis op henzelf neerkomen en eindigen in hun eigen verderf. Een noodlottige dwaling!

2. Hoe verstandig diegenen met hun eigen belangen te rade gaan, die niet slechts goed doen, maar goed beramen. Weldadigheid en trouw is voor degenen, die goed beramen, geen beloning als een schuld, die hun betaald wordt, zij zullen zelf erkennen dat zij niets verdienen, maar een beloning uit goedertierenheid, zuivere goedertierenheid, goedertierenheid overeenkomstig de belofte, goedertierenheid en trouw, waarvoor het God belieft zich tot schuldenaar te maken. Zij, die zo milddadig zijn dat zij milddadigheden beraadslagen, die gelegenheden zoeken om goed te doen, en er in slagen om hun liefdadigheid zover mogelijk te doen reiken, en zo aangenaam mogelijk te maken aan hen, die haar behoeven, zullen op milddadigheden staan, Isaiah 32:8.

Vers 23

Spreuken 14:23

1. Werken zonder praten, zal de mensen rijk maken. In alle smartelijke arbeid van het hoofd of van de hand is overschot, is gewin, hij zal op de ene of andere wijze voordeel opleveren. Vlijtige lieden zijn meermalen welgestelde lieden, en waar iets gedaan wordt is iets te verkrijgen. De bedrijvige hand zal iets verzamelen. Daarom is het goed om zaken aan te houden en aan het werk te blijven, en wat onze hand vindt om te doen, te doen uit al onze macht.

2. Praten zonder werken zal de mensen arm maken. Zij, die gaarne snoeven op hun zaken en er veel gedruis en ophef van maken die hun tijd verknoeien met gebabbel, met nieuws te vertellen en te horen, zoals de Atheners en onder voorwendsel van zich te ontwikkelen door gesprekken te voeren, veronachtzamen het werk van hun plaats en hun dag, zij verspillen wat zij hebben, en hun wijze van doen strekt tot gebrek, zal eindigen in armoede. Dit is waar ten opzichte van de zaken van onze ziel Zij, die zich moeite geven in de dienst van God, die worstelen in den gebede, zullen er nut en voordeel van hebben. Maar indien iemands Godsdienst alleen in praten bestaat en in gedruis, indien zijn bidden slechts lippenwerk is dan zal hij geestelijk arm worden en teniet gaan.

Vers 23

Spreuken 14:23

1. Werken zonder praten, zal de mensen rijk maken. In alle smartelijke arbeid van het hoofd of van de hand is overschot, is gewin, hij zal op de ene of andere wijze voordeel opleveren. Vlijtige lieden zijn meermalen welgestelde lieden, en waar iets gedaan wordt is iets te verkrijgen. De bedrijvige hand zal iets verzamelen. Daarom is het goed om zaken aan te houden en aan het werk te blijven, en wat onze hand vindt om te doen, te doen uit al onze macht.

2. Praten zonder werken zal de mensen arm maken. Zij, die gaarne snoeven op hun zaken en er veel gedruis en ophef van maken die hun tijd verknoeien met gebabbel, met nieuws te vertellen en te horen, zoals de Atheners en onder voorwendsel van zich te ontwikkelen door gesprekken te voeren, veronachtzamen het werk van hun plaats en hun dag, zij verspillen wat zij hebben, en hun wijze van doen strekt tot gebrek, zal eindigen in armoede. Dit is waar ten opzichte van de zaken van onze ziel Zij, die zich moeite geven in de dienst van God, die worstelen in den gebede, zullen er nut en voordeel van hebben. Maar indien iemands Godsdienst alleen in praten bestaat en in gedruis, indien zijn bidden slechts lippenwerk is dan zal hij geestelijk arm worden en teniet gaan.

Vers 24

Spreuken 14:24

Merk op:

1. Als mensen wijs goed zijn, dan zal rijkdom hen nog des te meer nuttig en achtbaar maken, der wijzen kroon is hen rijkdom, hun rijkdom maakt dat zij nog veel meer geacht worden, geeft hun nog zoveel te meer gezag over en invloed op anderen. Zij, die rijkdom hebben en wijsheid om hem te gebruiken, zullen een schone gelegenheid hebben om God te eren en goed te doen in de wereld. Wijsheid is goed ook zonder een erfdeel, maar beter er mede.

2. Als mensen goddeloos en verdorven zijn, zal hun rijkdom hen nog te meer aan gevaar blootstellen. De dwaasheid van de zotten breng hen in welke toestand gij wilt is dwaasheid en zal zich tonen en hen beschaamd maken als zij rijkdom hebben doen zij er kwaad mede, en zij worden nog te meer verhard daardoor in hun dwaze praktijken.

Vers 24

Spreuken 14:24

Merk op:

1. Als mensen wijs goed zijn, dan zal rijkdom hen nog des te meer nuttig en achtbaar maken, der wijzen kroon is hen rijkdom, hun rijkdom maakt dat zij nog veel meer geacht worden, geeft hun nog zoveel te meer gezag over en invloed op anderen. Zij, die rijkdom hebben en wijsheid om hem te gebruiken, zullen een schone gelegenheid hebben om God te eren en goed te doen in de wereld. Wijsheid is goed ook zonder een erfdeel, maar beter er mede.

2. Als mensen goddeloos en verdorven zijn, zal hun rijkdom hen nog te meer aan gevaar blootstellen. De dwaasheid van de zotten breng hen in welke toestand gij wilt is dwaasheid en zal zich tonen en hen beschaamd maken als zij rijkdom hebben doen zij er kwaad mede, en zij worden nog te meer verhard daardoor in hun dwaze praktijken.

Vers 25

Spreuken 14:25

Zie hier:

1. Hoeveel lof aan een waarachtig getuige toekomt, hij redt de zielen van de onschuldigen, die vals beschuldigd worden, en ook hun goede naam, die hun even dierbaar is als het leven. Een man van oprechtheid en trouw zal zich aan het misnoegen wagen van de grootsten en machtigsten, om de waarheid aan het licht te brengen en hen te redden, die benadeeld worden door leugen. Een getrouw leraar, die in oprechtheid voor God getuigt tegen de zonde is hierdoor het middel om zielen te redden van de eeuwige dood.

2. Hoe weinig acht geslagen moet worden op een vals getuige, hij verzint leugens, en spreekt ze met de grootste gerustheid en verzekerdheid uit ter verwoesting van de onschuldigen. Daarom is het in het belang van een natie om valse getuigen te ontdekken en te straffen, ja, en ook het liegen in gewone gesprekken, want waarheid is het cement van de samenleving.

Vers 25

Spreuken 14:25

Zie hier:

1. Hoeveel lof aan een waarachtig getuige toekomt, hij redt de zielen van de onschuldigen, die vals beschuldigd worden, en ook hun goede naam, die hun even dierbaar is als het leven. Een man van oprechtheid en trouw zal zich aan het misnoegen wagen van de grootsten en machtigsten, om de waarheid aan het licht te brengen en hen te redden, die benadeeld worden door leugen. Een getrouw leraar, die in oprechtheid voor God getuigt tegen de zonde is hierdoor het middel om zielen te redden van de eeuwige dood.

2. Hoe weinig acht geslagen moet worden op een vals getuige, hij verzint leugens, en spreekt ze met de grootste gerustheid en verzekerdheid uit ter verwoesting van de onschuldigen. Daarom is het in het belang van een natie om valse getuigen te ontdekken en te straffen, ja, en ook het liegen in gewone gesprekken, want waarheid is het cement van de samenleving.

Verzen 26-27

Spreuken 14:26-27

In deze twee verzen worden we uitgenodigd en aangemoedigd om in de vreze Gods te leven door de voordelen, die uit een Godsdienstig leven voortvloeien. De vreze des Heeren is hier genomen voor alle Godvruchtige beginselen, die Godvruchtige praktijken teweegbrengen.

1. Waar deze heerst, brengt zij een heilige gerustheid en kalmte van gemoed teweeg, er is een sterk vertrouwen in, zij stelt de mens instaat om vast te houden aan zijn reinheid en zijn vrede, wat er ook gebeure, en geeft hem vrijmoedigheid bij God en bij de wereld. Ik weet dat ik gerechtvaardigd zal worden, ik acht op geen van deze dingen, dat is de taal van dit vertrouwen.

2. Zij brengt een zegen over het nageslacht. De kinderen van hen, die God tot hun vertrouwen stellen, zullen aangemoedigd worden door de belofte dat God een God zal zijn voor de gelovigen en voor hun zaad, om tot Hem te gaan als tot hun toevlucht, en zij zullen beschutting in Hem vinden. De kinderen van Godvruchtige ouders varen er dikwijls te beter om, dat hun ouders hun goed onderwijs en een goed voorbeeld gegeven hebben, en voor hen hebben gebeden. Onze vaders hebben op U vertrouwd, en daarom zullen wij het ook doen.

3. Zij is de overvloeiende, immer vloeiende fontein van vertroosting en blijdschap, zij is een springader des levens, voortdurend genot en voldoening doende opwellen voor de ziel. Blijdschap, die rein en vers is, is leven voor de ziel, lest haar dorst, en kan nooit uitdrogen, zij is een fontein van levend water, springende tot in het eeuwige leven, waarvan zij de voorsmaak geeft.

4. Zij is een soeverein tegengif tegen zonde en verzoeking. Zij, die de rechte smaak weghebben van de genietingen van ernstige Godsvrucht, zullen door het lokaas van de zonde niet verlokt worden om de haak te slikken, zij hebben betere dingen, dan die, welke de zonde heeft aan te bieden, en daarom valt het hun licht om af te wijken van de strikken des doods, en hun voet er voor te bewaren, om erin gevangen te worden.

Verzen 26-27

Spreuken 14:26-27

In deze twee verzen worden we uitgenodigd en aangemoedigd om in de vreze Gods te leven door de voordelen, die uit een Godsdienstig leven voortvloeien. De vreze des Heeren is hier genomen voor alle Godvruchtige beginselen, die Godvruchtige praktijken teweegbrengen.

1. Waar deze heerst, brengt zij een heilige gerustheid en kalmte van gemoed teweeg, er is een sterk vertrouwen in, zij stelt de mens instaat om vast te houden aan zijn reinheid en zijn vrede, wat er ook gebeure, en geeft hem vrijmoedigheid bij God en bij de wereld. Ik weet dat ik gerechtvaardigd zal worden, ik acht op geen van deze dingen, dat is de taal van dit vertrouwen.

2. Zij brengt een zegen over het nageslacht. De kinderen van hen, die God tot hun vertrouwen stellen, zullen aangemoedigd worden door de belofte dat God een God zal zijn voor de gelovigen en voor hun zaad, om tot Hem te gaan als tot hun toevlucht, en zij zullen beschutting in Hem vinden. De kinderen van Godvruchtige ouders varen er dikwijls te beter om, dat hun ouders hun goed onderwijs en een goed voorbeeld gegeven hebben, en voor hen hebben gebeden. Onze vaders hebben op U vertrouwd, en daarom zullen wij het ook doen.

3. Zij is de overvloeiende, immer vloeiende fontein van vertroosting en blijdschap, zij is een springader des levens, voortdurend genot en voldoening doende opwellen voor de ziel. Blijdschap, die rein en vers is, is leven voor de ziel, lest haar dorst, en kan nooit uitdrogen, zij is een fontein van levend water, springende tot in het eeuwige leven, waarvan zij de voorsmaak geeft.

4. Zij is een soeverein tegengif tegen zonde en verzoeking. Zij, die de rechte smaak weghebben van de genietingen van ernstige Godsvrucht, zullen door het lokaas van de zonde niet verlokt worden om de haak te slikken, zij hebben betere dingen, dan die, welke de zonde heeft aan te bieden, en daarom valt het hun licht om af te wijken van de strikken des doods, en hun voet er voor te bewaren, om erin gevangen te worden.

Vers 28

Spreuken 14:28

Hier zijn twee grondbeginselen van staatkunde, die zichzelf bewijzen.

1. Dat het grotelijks tot eer en heerlijkheid strekt van een koning om over een volkrijk koninkrijk te heersen, het is een teken dat hij goed regeert, daar vreemdelingen er toe aangelokt worden om zich in zijn rijk en onder zijn bescherming te vestigen, en zijn eigen onderdanen in vrede en welvaart leven, het is een teken dat hij en zijn rijk onder de zegen Gods zijn, waarvan de uitwerking is vruchtbaar te zijn en vermenigvuldigd te worden. Het is zijn sterkte, geeft hem aanzien, maakt hem geducht, gelukkig de koning, de vader zijns lands die zijn pijlkoker met pijlen gevuld heeft, hij zal niet beschaamd worden, als hij met zijn vijanden zal spreken in de poort, Psalms 127:4, Psalms 127:5. Daarom is het de wijsheid van vorsten, om door een milde en zachte regering, door handel en landbouw aan te moedigen, en door aan allen een gerust leven onder hen te doen hebben, de toeneming huns volks te bevorderen. En laat allen, die het goed menen met het koninkrijk van Christus en met Zijn eer en heerlijkheid doen wat zij kunnen om te bevorderen, dat velen aan Zijn kerk zullen toegevoegd worden.

2. Dat, als het volk vermindert, de vorst verzwakt wordt, in gebrek aan volk is des vorsten magerheid, zo lezen het sommigen, de handel staat stil, de grond ligt onbebouwd, het leger heeft gebrek aan recruten, de vloot aan bemanning, en dat alles, omdat er geen mensen genoeg zijn. Zie hoe grotelijks de eer en de veiligheid van koningen afhangen van hun volk, hetgeen een reden is, waarom zij behoren te regeren door liefde, en niet door geweld of hardheid. Vorsten worden getuchtigd door de oordelen, die het getal hunner onderdanen verminderen, zoals wij zien in 2 Samuel 13:24.

Vers 28

Spreuken 14:28

Hier zijn twee grondbeginselen van staatkunde, die zichzelf bewijzen.

1. Dat het grotelijks tot eer en heerlijkheid strekt van een koning om over een volkrijk koninkrijk te heersen, het is een teken dat hij goed regeert, daar vreemdelingen er toe aangelokt worden om zich in zijn rijk en onder zijn bescherming te vestigen, en zijn eigen onderdanen in vrede en welvaart leven, het is een teken dat hij en zijn rijk onder de zegen Gods zijn, waarvan de uitwerking is vruchtbaar te zijn en vermenigvuldigd te worden. Het is zijn sterkte, geeft hem aanzien, maakt hem geducht, gelukkig de koning, de vader zijns lands die zijn pijlkoker met pijlen gevuld heeft, hij zal niet beschaamd worden, als hij met zijn vijanden zal spreken in de poort, Psalms 127:4, Psalms 127:5. Daarom is het de wijsheid van vorsten, om door een milde en zachte regering, door handel en landbouw aan te moedigen, en door aan allen een gerust leven onder hen te doen hebben, de toeneming huns volks te bevorderen. En laat allen, die het goed menen met het koninkrijk van Christus en met Zijn eer en heerlijkheid doen wat zij kunnen om te bevorderen, dat velen aan Zijn kerk zullen toegevoegd worden.

2. Dat, als het volk vermindert, de vorst verzwakt wordt, in gebrek aan volk is des vorsten magerheid, zo lezen het sommigen, de handel staat stil, de grond ligt onbebouwd, het leger heeft gebrek aan recruten, de vloot aan bemanning, en dat alles, omdat er geen mensen genoeg zijn. Zie hoe grotelijks de eer en de veiligheid van koningen afhangen van hun volk, hetgeen een reden is, waarom zij behoren te regeren door liefde, en niet door geweld of hardheid. Vorsten worden getuchtigd door de oordelen, die het getal hunner onderdanen verminderen, zoals wij zien in 2 Samuel 13:24.

Vers 29

Spreuken 14:29

1. Zachtmoedigheid is wijsheid. Hij heeft een recht begrip van zichzelf en van zijn belang, van de zwakheden van de menselijke natuur en van de inrichting van de menselijke samenleving, die traag is tot toorn, lankmoedig is, de gebreken van anderen weet te verontschuldigen zo goed als zijn eigen, zijn toorn weet op te schorten en te matigen, zodat hij, al wordt hij ook nog zo geprikkeld of getergd, toch altijd zijn ziel in zijn lijdzaamheid kan blijven bezitten. Een zachtmoedig, geduldig man moet in werkelijkheid voor een verstandig man gehouden worden, een die geleerd heeft van Christus, die de wijsheid zelf is.

2. Ongebreidelde drift is een bekendmaking van dwaasheid, hij, die haastig is van gemoed, wiens hart tonder is voor iedere vonk van terging, dadelijk in vuur en vlam is, denkt zich hierdoor groot te maken, ontzag in te boezemen aan allen, die hem omringen, terwijl hij in werkelijkheid slechts zijn eigen dwaasheid verheft, hij maakt haar bekend zoals iets dat in de hoogte wordt geheven, voor allen zichtbaar is, en hij onderwerpt er zich aan als aan de regering van iemand, die verhoogd is.

Vers 29

Spreuken 14:29

1. Zachtmoedigheid is wijsheid. Hij heeft een recht begrip van zichzelf en van zijn belang, van de zwakheden van de menselijke natuur en van de inrichting van de menselijke samenleving, die traag is tot toorn, lankmoedig is, de gebreken van anderen weet te verontschuldigen zo goed als zijn eigen, zijn toorn weet op te schorten en te matigen, zodat hij, al wordt hij ook nog zo geprikkeld of getergd, toch altijd zijn ziel in zijn lijdzaamheid kan blijven bezitten. Een zachtmoedig, geduldig man moet in werkelijkheid voor een verstandig man gehouden worden, een die geleerd heeft van Christus, die de wijsheid zelf is.

2. Ongebreidelde drift is een bekendmaking van dwaasheid, hij, die haastig is van gemoed, wiens hart tonder is voor iedere vonk van terging, dadelijk in vuur en vlam is, denkt zich hierdoor groot te maken, ontzag in te boezemen aan allen, die hem omringen, terwijl hij in werkelijkheid slechts zijn eigen dwaasheid verheft, hij maakt haar bekend zoals iets dat in de hoogte wordt geheven, voor allen zichtbaar is, en hij onderwerpt er zich aan als aan de regering van iemand, die verhoogd is.

Vers 30

Spreuken 14:30

Het voorgaande vers toonde aan hoezeer onze reputatie, dit hoezeer onze gezondheid afhangt van een goed bestuur over onze hartstochten en het bewaren van ons humeur.

1. Een helend gemoed, een gezond hart, bestaande uit liefde en zachtmoedigheid, een hartelijke, vriendelijke, blijmoedige gezindheid is het leven des vleses, draagt bij tot een goed lichaamsgestel, als de mensen goed gehumeurd zijn, zien zij er welvarend uit.

2. Een gemelijk, nijdig, ontevreden gemoed daarentegen, brengt zijn eigen straf mede. Het verteert het vlees, drukt de levensgeesten, maakt het aangezicht bleek en veroorzaakt verrotting van de beenderen, zij die smart hebben als zij de voorspoed van anderen zien laat hen met hun tanden knersen en smelten, Psalms 112:10.

Vers 30

Spreuken 14:30

Het voorgaande vers toonde aan hoezeer onze reputatie, dit hoezeer onze gezondheid afhangt van een goed bestuur over onze hartstochten en het bewaren van ons humeur.

1. Een helend gemoed, een gezond hart, bestaande uit liefde en zachtmoedigheid, een hartelijke, vriendelijke, blijmoedige gezindheid is het leven des vleses, draagt bij tot een goed lichaamsgestel, als de mensen goed gehumeurd zijn, zien zij er welvarend uit.

2. Een gemelijk, nijdig, ontevreden gemoed daarentegen, brengt zijn eigen straf mede. Het verteert het vlees, drukt de levensgeesten, maakt het aangezicht bleek en veroorzaakt verrotting van de beenderen, zij die smart hebben als zij de voorspoed van anderen zien laat hen met hun tanden knersen en smelten, Psalms 112:10.

Vers 31

Spreuken 14:31

Het behaagt Gode hier om meer belangstelling te tonen in de behandeling van de armen, dan men zich zou kunnen voorstellen.

1. Hij acht zich beledigd in de beledigingen, die hun worden aangedaan. Wie hij ook zij, die een arme onrecht aandoet er zijn voordeel mee doet dat hij arm is en zichzelf niet kan helpen, hij wete dat hij zijn Maker daarmee beledigt. God heeft hem gemaakt, heeft hem het aanzijn gegeven, Hij is dezelfde, die de auteur is van ons bestaan, wij hebben allen een Vader, een Maker, zie hoe Job dit in aanmerking heeft genomen, Job 31:15. God heeft hem arm gemaakt en zijn lot voor hem bestemd, zodat wij, als wij met mensen hard handelen omdat zij arm zijn, wij aanmerking maken op God, alsof Hij hard met hen handelde door hen zo laag en gering te houden, opdat zij zoveel gemakkelijker vertreden kunnen worden.

2. Hij acht zich geëerd in de vriendelijkheid, die hun wordt bewezen, Hij beschouwt die als Hemzelf aangedaan, en dienovereenkomstig zal Hij tonen een welgevallen aan hen te hebben. Ik ben hongerig geweest, en gij hebt Mij te eten gegeven. Diegenen dus, die ware eerbied hebben voor God, zullen dit tonen door medelijden te hebben met de armen, want Hij heeft het zeer bijzonder op zich genomen deze te beschermen en voor te staan.

Vers 31

Spreuken 14:31

Het behaagt Gode hier om meer belangstelling te tonen in de behandeling van de armen, dan men zich zou kunnen voorstellen.

1. Hij acht zich beledigd in de beledigingen, die hun worden aangedaan. Wie hij ook zij, die een arme onrecht aandoet er zijn voordeel mee doet dat hij arm is en zichzelf niet kan helpen, hij wete dat hij zijn Maker daarmee beledigt. God heeft hem gemaakt, heeft hem het aanzijn gegeven, Hij is dezelfde, die de auteur is van ons bestaan, wij hebben allen een Vader, een Maker, zie hoe Job dit in aanmerking heeft genomen, Job 31:15. God heeft hem arm gemaakt en zijn lot voor hem bestemd, zodat wij, als wij met mensen hard handelen omdat zij arm zijn, wij aanmerking maken op God, alsof Hij hard met hen handelde door hen zo laag en gering te houden, opdat zij zoveel gemakkelijker vertreden kunnen worden.

2. Hij acht zich geëerd in de vriendelijkheid, die hun wordt bewezen, Hij beschouwt die als Hemzelf aangedaan, en dienovereenkomstig zal Hij tonen een welgevallen aan hen te hebben. Ik ben hongerig geweest, en gij hebt Mij te eten gegeven. Diegenen dus, die ware eerbied hebben voor God, zullen dit tonen door medelijden te hebben met de armen, want Hij heeft het zeer bijzonder op zich genomen deze te beschermen en voor te staan.

Vers 32

Spreuken 14:32

Hier is:

1. De wanhopige toestand van een goddeloze als hij uit de wereld gaat, hij wordt heengedreven in zijn kwaad, hij is zo gehecht aan de wereld, kleeft haar zo aan, dat hij het niet van zich kan verkrijgen haar te verlaten, hij wordt er uit weggedreven. Zijn ziel wordt van hem geëist, wordt hem afgedwongen, en de zonde kleeft hem zo vast aan, dat zij onafscheidelijk van hem is, zij gaat met hem naar een andere wereld, hij wordt heengedreven in zijn kwaad, sterft in zijn zonden, onder de schuld en de macht ervan, ongerechtvaardigd, ongeheiligd, zijn goddeloosheid is de storm, waarin hij voortgezweept wordt als kaf voor de wind, uit de wereld verjaagd.

2. De troostrijke, aangename toestand van een Godvruchtige als hij zijn loop voleindigd heeft. Hij heeft hoop in zijn dood, hoop op gelukzaligheid aan de andere kant van de dood op betere dingen in een andere wereld dan hij ooit in deze gehad heeft. Zij hebben de genade van de hoop in hun hart, al hebben zij ook pijn en enig opzien tegen de dood, zij hebben voor zich het goed, waarop zij gehoopt hebben namelijk de zalige hoop, welke God, die niet liegen kan, beloofd heeft.

Vers 32

Spreuken 14:32

Hier is:

1. De wanhopige toestand van een goddeloze als hij uit de wereld gaat, hij wordt heengedreven in zijn kwaad, hij is zo gehecht aan de wereld, kleeft haar zo aan, dat hij het niet van zich kan verkrijgen haar te verlaten, hij wordt er uit weggedreven. Zijn ziel wordt van hem geëist, wordt hem afgedwongen, en de zonde kleeft hem zo vast aan, dat zij onafscheidelijk van hem is, zij gaat met hem naar een andere wereld, hij wordt heengedreven in zijn kwaad, sterft in zijn zonden, onder de schuld en de macht ervan, ongerechtvaardigd, ongeheiligd, zijn goddeloosheid is de storm, waarin hij voortgezweept wordt als kaf voor de wind, uit de wereld verjaagd.

2. De troostrijke, aangename toestand van een Godvruchtige als hij zijn loop voleindigd heeft. Hij heeft hoop in zijn dood, hoop op gelukzaligheid aan de andere kant van de dood op betere dingen in een andere wereld dan hij ooit in deze gehad heeft. Zij hebben de genade van de hoop in hun hart, al hebben zij ook pijn en enig opzien tegen de dood, zij hebben voor zich het goed, waarop zij gehoopt hebben namelijk de zalige hoop, welke God, die niet liegen kan, beloofd heeft.

Vers 33

Spreuken 14:33

Merk op:

1. Bescheidenheid is het kenteken van de wijsheid. Hij, die waarlijk wijs is, verbergt zijn schat, zodat hij er niet op snoeft, Matthew 13:44, hoewel hij zijn talent niet verbergt of begraaft, zodat hij er geen handel mee doet. Zijn wijsheid rust in zijn hart, hij verwerkt wat hij weet, en heeft het gereed bij de hand, maar zal er niet ten ontijde van spreken en er rumoer mee maken. Het hart is de zetel van de genegenheden, en daar moet wijsheid rusten in de praktische liefde ervan, en niet zwemmen in het hoofd.

2. Pralerij is een kenmerk van de dwaasheid. Als dwazen een weinigje oppervlakkige kennis hebben, nemen zij alle gelegenheden te baat om het te tonen, het te luchten. Of wel, de dwaasheid, die in het binnenste van de zotten is, wordt geopenbaard door hun ijver om te praten. Menig dwaas man geeft zich meer moeite om zijn dwaasheid te tonen, dan een wijs man het van de moeite waard acht om zijn wijsheid aan de dag te leggen.

Vers 33

Spreuken 14:33

Merk op:

1. Bescheidenheid is het kenteken van de wijsheid. Hij, die waarlijk wijs is, verbergt zijn schat, zodat hij er niet op snoeft, Matthew 13:44, hoewel hij zijn talent niet verbergt of begraaft, zodat hij er geen handel mee doet. Zijn wijsheid rust in zijn hart, hij verwerkt wat hij weet, en heeft het gereed bij de hand, maar zal er niet ten ontijde van spreken en er rumoer mee maken. Het hart is de zetel van de genegenheden, en daar moet wijsheid rusten in de praktische liefde ervan, en niet zwemmen in het hoofd.

2. Pralerij is een kenmerk van de dwaasheid. Als dwazen een weinigje oppervlakkige kennis hebben, nemen zij alle gelegenheden te baat om het te tonen, het te luchten. Of wel, de dwaasheid, die in het binnenste van de zotten is, wordt geopenbaard door hun ijver om te praten. Menig dwaas man geeft zich meer moeite om zijn dwaasheid te tonen, dan een wijs man het van de moeite waard acht om zijn wijsheid aan de dag te leggen.

Vers 34

Spreuken 14:34

1. Gerechtigheid, heersende in een volk doet het eer aan. Een rechtvaardig bestuur van de regering, onpartijdig recht tussen mens en mens, openbare steun, verleend aan de Godsdienst, de algemene belijdenis en beoefening van de deugd, de bescherming en bewaring van deugdzame mensen, barmhartigheid jegens vreemdelingen (aalmoezen worden soms gerechtigheid genoemd) dit alles verhoogt een volk, houdt de troon in stand, verheft het gemoed, de zin des volks, en maakt een natie geschikt voor de gunst van God, die haar hoog zal zetten als een heilig volk, Deuteronomy 26:19.

2. Ondeugd heersende in een volk, brengt er schande over. De zonde is een schandvlek voor elke stad en ieder koninkrijk en maakt hen verachtelijk onder hun naburen. Het volk van Israël is dikwijls een voorbeeld geweest van die beide opmerkingen, zij waren groot als zij goed waren, maar als zij God verlieten werden zij door allen van rondom beledigd en vertreden. Daarom is het het belang en de plicht van vorsten om hun macht te gebruiken tot onderdrukking van de ondeugd, en tot steun en bescherming van de deugd.

Vers 34

Spreuken 14:34

1. Gerechtigheid, heersende in een volk doet het eer aan. Een rechtvaardig bestuur van de regering, onpartijdig recht tussen mens en mens, openbare steun, verleend aan de Godsdienst, de algemene belijdenis en beoefening van de deugd, de bescherming en bewaring van deugdzame mensen, barmhartigheid jegens vreemdelingen (aalmoezen worden soms gerechtigheid genoemd) dit alles verhoogt een volk, houdt de troon in stand, verheft het gemoed, de zin des volks, en maakt een natie geschikt voor de gunst van God, die haar hoog zal zetten als een heilig volk, Deuteronomy 26:19.

2. Ondeugd heersende in een volk, brengt er schande over. De zonde is een schandvlek voor elke stad en ieder koninkrijk en maakt hen verachtelijk onder hun naburen. Het volk van Israël is dikwijls een voorbeeld geweest van die beide opmerkingen, zij waren groot als zij goed waren, maar als zij God verlieten werden zij door allen van rondom beledigd en vertreden. Daarom is het het belang en de plicht van vorsten om hun macht te gebruiken tot onderdrukking van de ondeugd, en tot steun en bescherming van de deugd.

Vers 35

Spreuken 14:35

Dit toont aan dat aan een wel geordend hof en onder een wel geordende regering gunsten en goedkeuring gegeven worden aan hen, die openbare ambten bekleden naar zij het verdienen. Salomo laat hen weten, dat hij naar die regel zal handelen:

1. Dat zij, die zich verstandig gedragen, geëerd en bevorderd zullen worden, welke vijanden zij ook mogen hebben, die hen zoeken te ondermijnen. Niemands diensten zullen voorbijgezien worden om een partij of een gunsteling te behagen.

2. Dat zij, die zelfzuchtig en ontrouw zijn, hun vaderland verraden de armen verdrukken, onenigheid zaaien en aldus beschaamd maken, schande veroorzaken, uit hun ambt ontzet en van het hof verbannen zullen worden, welke vrienden zij ook mogen hebben om hun voorspraak te zijn.

Vers 35

Spreuken 14:35

Dit toont aan dat aan een wel geordend hof en onder een wel geordende regering gunsten en goedkeuring gegeven worden aan hen, die openbare ambten bekleden naar zij het verdienen. Salomo laat hen weten, dat hij naar die regel zal handelen:

1. Dat zij, die zich verstandig gedragen, geëerd en bevorderd zullen worden, welke vijanden zij ook mogen hebben, die hen zoeken te ondermijnen. Niemands diensten zullen voorbijgezien worden om een partij of een gunsteling te behagen.

2. Dat zij, die zelfzuchtig en ontrouw zijn, hun vaderland verraden de armen verdrukken, onenigheid zaaien en aldus beschaamd maken, schande veroorzaken, uit hun ambt ontzet en van het hof verbannen zullen worden, welke vrienden zij ook mogen hebben om hun voorspraak te zijn.

Bibliografische Informatie
Henry, Matthew. "Commentaar op Proverbs 14". "Bijbelverkaring van Matthew Henry". https://www.studylight.org/commentaries/dut/mhm/proverbs-14.html. 1706.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile