Lectionary Calendar
Monday, December 23rd, 2024
the Fourth Week of Advent
Attention!
For 10¢ a day you can enjoy StudyLight.org ads
free while helping to build churches and support pastors in Uganda.
Click here to learn more!

Bible Commentaries
Spreuken 13

Bijbelverkaring van Matthew HenryHenry's compleet

Search for…
Enter query below:

Inleiding

Bijbelverkaring van Matthew Henry, SPREUKEN 13

Inleiding

Bijbelverkaring van Matthew Henry, SPREUKEN 13

Vers 1

Spreuken 13:1

Onder de kinderen van dezelfde ouders is het niets nieuws, dat sommigen zeer veel hoop geven veelbelovend zijn, en anderen het tegenovergestelde daarvan zijn, hier wordt ons geleerd te onderscheiden.

1. Er is veel hoop voor hen, die eerbied hebben voor hun ouders, en zich door hen willen laten raden en vermanen. Hij is een wijs zoon, en is goed op weg om nog wijzer te worden, die de tucht zijns vaders hoort, haar begeert te horen, er acht op slaat en haar niet slechts aanhoort, maar er zich aan onderwerpt en er zich naar gedraagt.

2:Weinig hoop is er voor hen, die de bestraffing niet eens willen horen, maar het verachten om zich aan een regering, een bestuur, te onderwerpen, en smalen op hen, die getrouwelijk met hen handelen. Hoe kunnen diegenen een fout verbeteren, die niet willen dat men hen er op wijst, maar hen achten hun vijanden te zijn, die hun deze vriendelijkheid betonen?

Vers 1

Spreuken 13:1

Onder de kinderen van dezelfde ouders is het niets nieuws, dat sommigen zeer veel hoop geven veelbelovend zijn, en anderen het tegenovergestelde daarvan zijn, hier wordt ons geleerd te onderscheiden.

1. Er is veel hoop voor hen, die eerbied hebben voor hun ouders, en zich door hen willen laten raden en vermanen. Hij is een wijs zoon, en is goed op weg om nog wijzer te worden, die de tucht zijns vaders hoort, haar begeert te horen, er acht op slaat en haar niet slechts aanhoort, maar er zich aan onderwerpt en er zich naar gedraagt.

2:Weinig hoop is er voor hen, die de bestraffing niet eens willen horen, maar het verachten om zich aan een regering, een bestuur, te onderwerpen, en smalen op hen, die getrouwelijk met hen handelen. Hoe kunnen diegenen een fout verbeteren, die niet willen dat men hen er op wijst, maar hen achten hun vijanden te zijn, die hun deze vriendelijkheid betonen?

Vers 2

Spreuken 13:2

Indien hetgeen voortkomt uit het binnenste, uit het hart, goed is, en uit een goede schat voortkomt, dan zal het met winst terugkeren. Innerlijke vertroosting en voldoening zal dagelijks brood wezen, ja het zal een voortdurend feestmaal zijn voor hen, die zich verlustigen in de goede rede, die tot nuttige stichting is.

Geweld, dat gepleegd werd, zal wederkeren op het hoofd van hem, die het gepleegd heeft. De ziel van de trouwelozen, die kwaad verzint en herbergt, en het door woord en daad openbaart, zal geweld eten zullen er de buik vol van hebben. Vergeldt gelikk als zij vergolden heeft, Revelation 18:6. Ieder zal drinken wat het gebrouwen heeft, zal eten zoals hij spreekt, want uit onze woorden moeten wij gerechtvaardigd of veroordeeld worden, Matthew 12:37, naar onze vrucht is, zal onze spijze zijn, Romans 6:21, Romans 6:22.

Vers 2

Spreuken 13:2

Indien hetgeen voortkomt uit het binnenste, uit het hart, goed is, en uit een goede schat voortkomt, dan zal het met winst terugkeren. Innerlijke vertroosting en voldoening zal dagelijks brood wezen, ja het zal een voortdurend feestmaal zijn voor hen, die zich verlustigen in de goede rede, die tot nuttige stichting is.

Geweld, dat gepleegd werd, zal wederkeren op het hoofd van hem, die het gepleegd heeft. De ziel van de trouwelozen, die kwaad verzint en herbergt, en het door woord en daad openbaart, zal geweld eten zullen er de buik vol van hebben. Vergeldt gelikk als zij vergolden heeft, Revelation 18:6. Ieder zal drinken wat het gebrouwen heeft, zal eten zoals hij spreekt, want uit onze woorden moeten wij gerechtvaardigd of veroordeeld worden, Matthew 12:37, naar onze vrucht is, zal onze spijze zijn, Romans 6:21, Romans 6:22.

Vers 3

Spreuken 13:3

Een wacht voor onze lippen is een wacht voor onze ziel, hij, die voorzichtig is, die tweemaal denkt voor hij eenmaal spreekt, die, als hij kwaad gedacht heeft, zijn hand op zijn mond legt om het binnen te houden, die een sterke breidel legt op zijn tong, en een vaste hand houdt op die breidel, die bewaart zijn ziel voor veel schuld en smart, en bespaart zich het verdriet van menige bittere gedachte in zijn eigen hart en van bittere aanmerkingen van anderen.

Menigeen is door een ongebreidelde tong in het verderf gestort. Die zijn lippen wijd opendoet, die uitspreekt `quod in buccam venerit, wat hem voor de mond komt" die gaarne raast en tiert en gedruis maakt en een vrijheid van spreken voorstaat, welke beide God en de mensen trotseert, voor hem is verstoring Het zal de vernietiging zijn van zijn goede naam, van zijn belang, zijn welzijn, en het verderf van zijn ziel tot in eeuwigheid, James 3:6.

Vers 3

Spreuken 13:3

Een wacht voor onze lippen is een wacht voor onze ziel, hij, die voorzichtig is, die tweemaal denkt voor hij eenmaal spreekt, die, als hij kwaad gedacht heeft, zijn hand op zijn mond legt om het binnen te houden, die een sterke breidel legt op zijn tong, en een vaste hand houdt op die breidel, die bewaart zijn ziel voor veel schuld en smart, en bespaart zich het verdriet van menige bittere gedachte in zijn eigen hart en van bittere aanmerkingen van anderen.

Menigeen is door een ongebreidelde tong in het verderf gestort. Die zijn lippen wijd opendoet, die uitspreekt `quod in buccam venerit, wat hem voor de mond komt" die gaarne raast en tiert en gedruis maakt en een vrijheid van spreken voorstaat, welke beide God en de mensen trotseert, voor hem is verstoring Het zal de vernietiging zijn van zijn goede naam, van zijn belang, zijn welzijn, en het verderf van zijn ziel tot in eeuwigheid, James 3:6.

Vers 4

Spreuken 13:4

Hier is:

1. De ellende en schande van de luiaard, zie hoe dwaas, hoe onzinnig zij zijn, zij begeren het gewin, dat de vlijtigen verkrijgen, maar zij haten de moeite, die de vlijtigen zich geven, zij begeren alles wat begeerlijk is, maar willen niets doen van hetgeen gedaan moet worden, en daarom volgt hieruit dat zij niets hebben, want die niet wil werken, die bangere hij ete niet, 2 Thessalonians 3:10. De begeerte des luiaards, die hem tot opwekking moest wezen, is zijn kwelling, zij moest hem arbeidzaam maken, maar zij maakt hem onrustig, en zo komt dit hem op zwaarder zwoegen te staan dan wezenlijke arbeid hem zou veroorzaken.

2. Het geluk en de eer van de vlijtigen-hun ziel zal vet gemaakt worden, zij zullen overvloed hebben, en er lieflijk genot in smaken en dat te meer, wijl die overvloed de vrucht is van hun vlijt. Dit is inzonderheid waar ten opzichte van geestelijke zaken. Zij, die het laten blijven bij ijdele wensen, weten niet wat de voordelen zijn van de Godsdienst terwijl zij die zich moeite geven in de dienst van God, er beide het genot en voordeel van hebben.

Vers 4

Spreuken 13:4

Hier is:

1. De ellende en schande van de luiaard, zie hoe dwaas, hoe onzinnig zij zijn, zij begeren het gewin, dat de vlijtigen verkrijgen, maar zij haten de moeite, die de vlijtigen zich geven, zij begeren alles wat begeerlijk is, maar willen niets doen van hetgeen gedaan moet worden, en daarom volgt hieruit dat zij niets hebben, want die niet wil werken, die bangere hij ete niet, 2 Thessalonians 3:10. De begeerte des luiaards, die hem tot opwekking moest wezen, is zijn kwelling, zij moest hem arbeidzaam maken, maar zij maakt hem onrustig, en zo komt dit hem op zwaarder zwoegen te staan dan wezenlijke arbeid hem zou veroorzaken.

2. Het geluk en de eer van de vlijtigen-hun ziel zal vet gemaakt worden, zij zullen overvloed hebben, en er lieflijk genot in smaken en dat te meer, wijl die overvloed de vrucht is van hun vlijt. Dit is inzonderheid waar ten opzichte van geestelijke zaken. Zij, die het laten blijven bij ijdele wensen, weten niet wat de voordelen zijn van de Godsdienst terwijl zij die zich moeite geven in de dienst van God, er beide het genot en voordeel van hebben.

Vers 5

Spreuken 13:5

Waar de genade heerst wordt de zonde verafschuwd, het is de ontwijfelbare hoedanigheid van iedere rechtvaardige, dat hij leugentaal haat, alle zonde, want elke zonde is een leugen, en inzonderheid alle bedrog en valsheid in de handel en in de dagelijkse omgang, hij zal niet alleen geen leugen spreken, maar hij verafschuwt het uit een ingeworteld, heersend beginsel van liefde voor waarheid en recht, en gelijkvormigheid aan God.

Waar de zonde heerst, is de mens stinkende, walglijk. Als zijn ogen geopend waren en zijn geweten ontwaakt was, zou hij het zichzelf wezen, hij zou zich verfoeien, en berouw hebben in zak en as, maar in elk geval is hij het voor God en alle goede mensen, inzonderheid maakt hij zich aldus door te liegen, want niets is meer verfoeilijk. En nu kan hij wel denken dat hij voor een wijle stoutmoedig stand zal houden, maar hij doet zich schande aan, in het einde zal hij veracht worden, en zal hij zich schamen om zijn aangezicht te laten zien, Daniel 12:2.

Vers 5

Spreuken 13:5

Waar de genade heerst wordt de zonde verafschuwd, het is de ontwijfelbare hoedanigheid van iedere rechtvaardige, dat hij leugentaal haat, alle zonde, want elke zonde is een leugen, en inzonderheid alle bedrog en valsheid in de handel en in de dagelijkse omgang, hij zal niet alleen geen leugen spreken, maar hij verafschuwt het uit een ingeworteld, heersend beginsel van liefde voor waarheid en recht, en gelijkvormigheid aan God.

Waar de zonde heerst, is de mens stinkende, walglijk. Als zijn ogen geopend waren en zijn geweten ontwaakt was, zou hij het zichzelf wezen, hij zou zich verfoeien, en berouw hebben in zak en as, maar in elk geval is hij het voor God en alle goede mensen, inzonderheid maakt hij zich aldus door te liegen, want niets is meer verfoeilijk. En nu kan hij wel denken dat hij voor een wijle stoutmoedig stand zal houden, maar hij doet zich schande aan, in het einde zal hij veracht worden, en zal hij zich schamen om zijn aangezicht te laten zien, Daniel 12:2.

Vers 6

Spreuken 13:6

Zie hier:

1. De heiligen bewaard voor verderf. Die oprecht van weg zijn, die in al hun handelingen eerlijke bedoelingen hebben, zich nauwgezet houden aan de heilige en eeuwige regelen van de billijkheid, oprecht handelen met God en de mensen, hun oprechtheid zal hen bewaren voor de verzoekingen van Satan, die bij hen niet zullen overmogen, voor de smaadheden en de beledigingen van boze mensen, die hun geen werkelijk kwaad zullen veroorzaken Psalms 25:21.

2. Zondaren bewaard ten verderve. Zij, die goddeloos zijn, zullen ten laatste door hun goddeloosheid omgekeerd worden, en intussen worden zij in banden gehouden. Worden zij getuchtigd, verwoest? Het is hun goddeloosheid, die hen tuchtigt, verwoest, zij alleen zullen het dragen.

Vers 6

Spreuken 13:6

Zie hier:

1. De heiligen bewaard voor verderf. Die oprecht van weg zijn, die in al hun handelingen eerlijke bedoelingen hebben, zich nauwgezet houden aan de heilige en eeuwige regelen van de billijkheid, oprecht handelen met God en de mensen, hun oprechtheid zal hen bewaren voor de verzoekingen van Satan, die bij hen niet zullen overmogen, voor de smaadheden en de beledigingen van boze mensen, die hun geen werkelijk kwaad zullen veroorzaken Psalms 25:21.

2. Zondaren bewaard ten verderve. Zij, die goddeloos zijn, zullen ten laatste door hun goddeloosheid omgekeerd worden, en intussen worden zij in banden gehouden. Worden zij getuchtigd, verwoest? Het is hun goddeloosheid, die hen tuchtigt, verwoest, zij alleen zullen het dragen.

Vers 7

Spreuken 13:7

Deze opmerking is toepasselijk:

1. Op der mensen wereldlijke bezittingen. De wereld is een grote bedriegster, niet alleen de dingen van deze wereld, maar de mensen van deze wereld, alle mensen zijn leugenaars. Hier is een voorbeeld van twee erge kwaden onder hen:

a. Sommigen, die werkelijk arm zijn, willen voor rijk gehouden worden, en worden er ook voor gehouden, zij handelen en geven geld uit alsof zij rijk waren, maken veel beweging en veel vertoon, alsof zij schatten bezaten, terwijl, als al hun schulden betaald waren, zij misschien geen penning zouden over houden. Dit is zonde, en zal schande brengen, menigeen heeft hierdoor zijn gezin ten ondergang gebracht, schande gebracht over zijn belijdenis van de Godsdienst. Zij die aldus boven hun vermogen leven, willen liever onderworpen zijn aan hun eigen hoogmoed dan aan de voorzienigheid Gods, en dienovereenkomstig zal dit eindigen.

b. Sommigen, die wezenlijk rijk zijn, willen voor arm gehouden worden en worden er ook voor gehouden, omdat zij gieriglijk leven beneden hetgeen God hun gegeven heeft, en zij willen het liever begraven dan gebruiken, Ecclesiastes 6:1, Ecclesiastes 6:2. Hierin is ondankbaarheid aan God, onrecht aan het gezin en de omgeving, en onbarmhartigheid jegens de armen.

2. Op hun geestelijke staat. Genade is de rijkdom van de ziel, ware rijkdom, maar gewoonlijk geven de mensen een verkeerde voorstelling van zichzelf, hetzij met opzet of uit vergissing, en omdat zij zichzelf niet kennen.

a. Er zijn vele geveinsden, die in werkelijkheid arm zijn, ontbloot zijn van genade, en toch denken zij rijk te zijn en willen niet overtuigd worden van hun armoede, of wel zij geven voor rijk te zijn en willen hun armoede niet bekennen.

b. Er zijn vele beschroomde, sidderende Christenen, die geestelijk rijk zijn en vol zijn van genade, maar toch denken arm te zijn, en zij willen er niet van overtuigd worden dat zij rijk zijn, willen het tenminste niet erkennen, door hun twijfeling en vrees, door hun klachten en hun grieven maken zij zich arm. De eerste dwaling zal ten laatste verwoestend wezen, deze is nu ontrustend.

Vers 7

Spreuken 13:7

Deze opmerking is toepasselijk:

1. Op der mensen wereldlijke bezittingen. De wereld is een grote bedriegster, niet alleen de dingen van deze wereld, maar de mensen van deze wereld, alle mensen zijn leugenaars. Hier is een voorbeeld van twee erge kwaden onder hen:

a. Sommigen, die werkelijk arm zijn, willen voor rijk gehouden worden, en worden er ook voor gehouden, zij handelen en geven geld uit alsof zij rijk waren, maken veel beweging en veel vertoon, alsof zij schatten bezaten, terwijl, als al hun schulden betaald waren, zij misschien geen penning zouden over houden. Dit is zonde, en zal schande brengen, menigeen heeft hierdoor zijn gezin ten ondergang gebracht, schande gebracht over zijn belijdenis van de Godsdienst. Zij die aldus boven hun vermogen leven, willen liever onderworpen zijn aan hun eigen hoogmoed dan aan de voorzienigheid Gods, en dienovereenkomstig zal dit eindigen.

b. Sommigen, die wezenlijk rijk zijn, willen voor arm gehouden worden en worden er ook voor gehouden, omdat zij gieriglijk leven beneden hetgeen God hun gegeven heeft, en zij willen het liever begraven dan gebruiken, Ecclesiastes 6:1, Ecclesiastes 6:2. Hierin is ondankbaarheid aan God, onrecht aan het gezin en de omgeving, en onbarmhartigheid jegens de armen.

2. Op hun geestelijke staat. Genade is de rijkdom van de ziel, ware rijkdom, maar gewoonlijk geven de mensen een verkeerde voorstelling van zichzelf, hetzij met opzet of uit vergissing, en omdat zij zichzelf niet kennen.

a. Er zijn vele geveinsden, die in werkelijkheid arm zijn, ontbloot zijn van genade, en toch denken zij rijk te zijn en willen niet overtuigd worden van hun armoede, of wel zij geven voor rijk te zijn en willen hun armoede niet bekennen.

b. Er zijn vele beschroomde, sidderende Christenen, die geestelijk rijk zijn en vol zijn van genade, maar toch denken arm te zijn, en zij willen er niet van overtuigd worden dat zij rijk zijn, willen het tenminste niet erkennen, door hun twijfeling en vrees, door hun klachten en hun grieven maken zij zich arm. De eerste dwaling zal ten laatste verwoestend wezen, deze is nu ontrustend.

Vers 8

Spreuken 13:8

Wij zijn geneigd om over der mensen geluk, tenminste in deze wereld, te oordelen naar hun rijkdom, dat zij meer of minder gelukkig zijn al naar zij meer of minder van het goed van deze wereld bezitten, maar Salomo toont hier aan welk een grove vergissing dit is, opdat wij verzoend zullen zijn met een nederige staat, en noch zelf rijkdom zullen begeren noch hen zullen benijden, die overvloed hebben.

1. Indien zij, die rijk zijn, door sommigen dieswege geëerd worden, staat daar tegenover dat anderen hen benijden, aanslagen op hen smeden, zodat hun leven aan gevaar is blootgesteld, weshalve zij om dit te behouden, hun rijkdom als rantsoen er voor moeten geven. Dood ons niet, want wij hebben verborgen schatten in het veld, Jeremiah 41:8. Onder sommige tirannen werd het voor een misdaad gehouden om rijk te zijn, en hoe weinig is een mens verplicht aan zijn rijkdom, als hij tot niets anders dient dan om het leven te kopen, dat anders niet in gevaar zou zijn gekomen!

2. Zij, die arm zijn, kunnen wel door sommigen, die hun vrienden behoorden te wezen, veracht en voorbijgezien worden, maar daar staat tegenover dat zij ook veracht en voorbijgezien worden door sommigen, die hun vijanden zouden zijn als zij iets te verliezen hadden, de arme hoort het schelden niet, de armen horen niet dat zij gelaakt, gesmaad en beschuldigd worden, zij worden niet zoals de rijken in benauwdheid, in moeilijkheden gebracht, niemand acht het de moeite waard om notitie van hen te nemen. Toen de rijke doden gevankelijk naar Babel werden gevoerd, werden van de armsten des lands enigen overgelaten 2 Kings 25:12."cantabit vacuus coram latrone viafor. Als een reiziger een rover ontmoet, zal hij blijde zijn niet veel geld bij zich te hebben."

Vers 8

Spreuken 13:8

Wij zijn geneigd om over der mensen geluk, tenminste in deze wereld, te oordelen naar hun rijkdom, dat zij meer of minder gelukkig zijn al naar zij meer of minder van het goed van deze wereld bezitten, maar Salomo toont hier aan welk een grove vergissing dit is, opdat wij verzoend zullen zijn met een nederige staat, en noch zelf rijkdom zullen begeren noch hen zullen benijden, die overvloed hebben.

1. Indien zij, die rijk zijn, door sommigen dieswege geëerd worden, staat daar tegenover dat anderen hen benijden, aanslagen op hen smeden, zodat hun leven aan gevaar is blootgesteld, weshalve zij om dit te behouden, hun rijkdom als rantsoen er voor moeten geven. Dood ons niet, want wij hebben verborgen schatten in het veld, Jeremiah 41:8. Onder sommige tirannen werd het voor een misdaad gehouden om rijk te zijn, en hoe weinig is een mens verplicht aan zijn rijkdom, als hij tot niets anders dient dan om het leven te kopen, dat anders niet in gevaar zou zijn gekomen!

2. Zij, die arm zijn, kunnen wel door sommigen, die hun vrienden behoorden te wezen, veracht en voorbijgezien worden, maar daar staat tegenover dat zij ook veracht en voorbijgezien worden door sommigen, die hun vijanden zouden zijn als zij iets te verliezen hadden, de arme hoort het schelden niet, de armen horen niet dat zij gelaakt, gesmaad en beschuldigd worden, zij worden niet zoals de rijken in benauwdheid, in moeilijkheden gebracht, niemand acht het de moeite waard om notitie van hen te nemen. Toen de rijke doden gevankelijk naar Babel werden gevoerd, werden van de armsten des lands enigen overgelaten 2 Kings 25:12."cantabit vacuus coram latrone viafor. Als een reiziger een rover ontmoet, zal hij blijde zijn niet veel geld bij zich te hebben."

Vers 9

Spreuken 13:9

Hier is:

1. Het welzijn van de Godvruchtigen bloeiend en duurzaam. Het licht van de rechtvaardigen zal zich verblijden, het neemt toe en maakt hen vrolijk. Zelfs hun uitwendige voorspoed is hun blijdschap, en nog veel meer de gaven van de genade en de vertroosting door welke hun ziel verlicht wordt, deze zijn een schijnend licht dat al voortgaande en lichtende is, Hoofdst. 4:18. De Geest is hun licht, en Hij geeft hun een volheid van blijdschap, en Hij verblijdt zich hun goeddoende.

2. Het welvaren van slechte mensen verdorrende en stervende, de lamp van de goddelozen brandt donker en gauw, zij ziet er naargeestig uit, als een dunne kaars in een grafkelder, en weldra zal het volkomen uitgeblust worden tot volslagen duisternis worden Isaiah 50:11. Het licht van de rechtvaardigen is als dat van de zon, dat wel verduisterd kan worden en bewolkt kan zijn, maar toch zal voortduren, dat van de goddelozen is een lamp, die zij zelf ontstoken hebben, die dadelijk uit zal gaan, en gemakkelijk uitgeblust kan worden.

Vers 9

Spreuken 13:9

Hier is:

1. Het welzijn van de Godvruchtigen bloeiend en duurzaam. Het licht van de rechtvaardigen zal zich verblijden, het neemt toe en maakt hen vrolijk. Zelfs hun uitwendige voorspoed is hun blijdschap, en nog veel meer de gaven van de genade en de vertroosting door welke hun ziel verlicht wordt, deze zijn een schijnend licht dat al voortgaande en lichtende is, Hoofdst. 4:18. De Geest is hun licht, en Hij geeft hun een volheid van blijdschap, en Hij verblijdt zich hun goeddoende.

2. Het welvaren van slechte mensen verdorrende en stervende, de lamp van de goddelozen brandt donker en gauw, zij ziet er naargeestig uit, als een dunne kaars in een grafkelder, en weldra zal het volkomen uitgeblust worden tot volslagen duisternis worden Isaiah 50:11. Het licht van de rechtvaardigen is als dat van de zon, dat wel verduisterd kan worden en bewolkt kan zijn, maar toch zal voortduren, dat van de goddelozen is een lamp, die zij zelf ontstoken hebben, die dadelijk uit zal gaan, en gemakkelijk uitgeblust kan worden.

Vers 10

Spreuken 13:10

1. Dwaze hoogmoed is de grote twiststoker. Wilt gij weten vanwaar plagen en vechterijen komen? Zij komen uit deze wortel van de bitterheid. Hoe ook andere lusten de hand kunnen hebben in strijd en twist (zoals drift, nijd begeerlijkheid), hoogmoed heeft er het meest de hand in, hoogmoed verhovaardigt zich er op zelf onenigheid te zaaien, en er geen hulp bij nodig te hebben. Hoogmoed maakt de mensen ongeduldig onder tegenspraak hetzij van hun meningen of van hun begeerten, ongeduldig onder mededinging, ongeduldig onder minachting, of onder iets dat ook maar op geringachting gelijkt, hoogmoedige mensen willen nooit toegeven, nooit iets terugnemen van hetgeen zij gezegd hebben, omdat zij in de waan verkeren altijd gelijk te hebben, dat het recht aan hun zijde is, hieruit ontstaan twisten onder bloedverwanten en naburen, twisten in staten en koninkrijken, in kerken en christelijke verenigingen. Men wil zich wreken, men wil niet vergeven, omdat men hoogmoedig is.

2. Zij, die nederig en vreedzaam zijn, zijn wijs en beraden. Zij, die raad willen vragen en aannemen, die te rade willen gaan met hun geweten, hun Bijbel, hun leraren, hun vrienden, en niets in roekeloosheid willen doen, zijn, evenals in andere dingen, ook hierin wijs, dat zij zich willen vernederen, zich willen buigen, willen toegeven, om rust en kalmte te behouden, en twisten te voorkomen.

Vers 10

Spreuken 13:10

1. Dwaze hoogmoed is de grote twiststoker. Wilt gij weten vanwaar plagen en vechterijen komen? Zij komen uit deze wortel van de bitterheid. Hoe ook andere lusten de hand kunnen hebben in strijd en twist (zoals drift, nijd begeerlijkheid), hoogmoed heeft er het meest de hand in, hoogmoed verhovaardigt zich er op zelf onenigheid te zaaien, en er geen hulp bij nodig te hebben. Hoogmoed maakt de mensen ongeduldig onder tegenspraak hetzij van hun meningen of van hun begeerten, ongeduldig onder mededinging, ongeduldig onder minachting, of onder iets dat ook maar op geringachting gelijkt, hoogmoedige mensen willen nooit toegeven, nooit iets terugnemen van hetgeen zij gezegd hebben, omdat zij in de waan verkeren altijd gelijk te hebben, dat het recht aan hun zijde is, hieruit ontstaan twisten onder bloedverwanten en naburen, twisten in staten en koninkrijken, in kerken en christelijke verenigingen. Men wil zich wreken, men wil niet vergeven, omdat men hoogmoedig is.

2. Zij, die nederig en vreedzaam zijn, zijn wijs en beraden. Zij, die raad willen vragen en aannemen, die te rade willen gaan met hun geweten, hun Bijbel, hun leraren, hun vrienden, en niets in roekeloosheid willen doen, zijn, evenals in andere dingen, ook hierin wijs, dat zij zich willen vernederen, zich willen buigen, willen toegeven, om rust en kalmte te behouden, en twisten te voorkomen.

Vers 11

Spreuken 13:11

Dit toont aan dat rijkdom gedijt al naar hij gewonnen of verkregen is.

1. Wat op slechte wijze gewonnen werd, zal zich nooit goed houden, want er rust een vloek op, die het zal verteren, en dezelfde verdorven gezindheid, die de mensen er toe neigt om op zondige wijze te verkrijgen, zal hen neigen om het verkregene op zondige wijze te gebruiken en te besteden, goed, van ijdelheid gekomen, zal aan ijdelheid besteed worden, en dan zal het verminderd worden. Hetgeen verkregen wordt door een bedrijf, dat niet wettig is of aan Christenen niet betaamt, slechts dient om hoogmoed en weelde te voeden, hetgeen verkregen wordt door dobbelen of door het toneel, kan even waarlijk gezegd worden van ijdelheid gekomen te zijn, als hetgeen verkregen wordt door leugen en bedrog, en het zal verminderd worden. "De male quoesitis vix gaudet tertius haeres. Van slecht verkregen rijkdom zal nauwelijks het derde geslacht nog genot hebben."

2. Hetgeen verkregen wordt door eerlijkheid en vlijt zal toenemen in stede van verminderd te worden, het zal een levensonderhoud, een erfdeel, een overvloed wezen. Hij, die arbeidt, werkt met zijn handen, zal zo toenemen, dat hij wat heeft mee te delen degene, die nood heeft, Efeziers 4:28, en als het daartoe komt, zal het al meer en meer toenemen.

Vers 11

Spreuken 13:11

Dit toont aan dat rijkdom gedijt al naar hij gewonnen of verkregen is.

1. Wat op slechte wijze gewonnen werd, zal zich nooit goed houden, want er rust een vloek op, die het zal verteren, en dezelfde verdorven gezindheid, die de mensen er toe neigt om op zondige wijze te verkrijgen, zal hen neigen om het verkregene op zondige wijze te gebruiken en te besteden, goed, van ijdelheid gekomen, zal aan ijdelheid besteed worden, en dan zal het verminderd worden. Hetgeen verkregen wordt door een bedrijf, dat niet wettig is of aan Christenen niet betaamt, slechts dient om hoogmoed en weelde te voeden, hetgeen verkregen wordt door dobbelen of door het toneel, kan even waarlijk gezegd worden van ijdelheid gekomen te zijn, als hetgeen verkregen wordt door leugen en bedrog, en het zal verminderd worden. "De male quoesitis vix gaudet tertius haeres. Van slecht verkregen rijkdom zal nauwelijks het derde geslacht nog genot hebben."

2. Hetgeen verkregen wordt door eerlijkheid en vlijt zal toenemen in stede van verminderd te worden, het zal een levensonderhoud, een erfdeel, een overvloed wezen. Hij, die arbeidt, werkt met zijn handen, zal zo toenemen, dat hij wat heeft mee te delen degene, die nood heeft, Efeziers 4:28, en als het daartoe komt, zal het al meer en meer toenemen.

Vers 12

Spreuken 13:12

1. Niets is smartelijker dan teleurstelling in een opgewekte verwachting, hoewel niet in de zaak zelf door een weigering, maar in de tijd door een uitstel. De uitgestelde hoop krenkt het hart doet het kwijnen, maakt de mens gemelijk en knorrig, maar hoop, die geheel vernietigd is doodt het hart, en hoe hoger de verwachting gespannen was, hoe grievender de verijdeling ervan is. Daarom is het onze wijsheid om ons niets groots voor te spiegelen van het schepsel ons niet te vleien met ijdele hoop van de wereld opdat wij onszelf geen kwelling veroorzaken en laat ons in hetgeen wij hopen ons voorbereiden op teleurstelling, opdat zij zoveel gemakkelijker te dragen zij als zij komt, laat ons niet haastig zijn.

2. Niets is lieflijker dan om ten laatste datgene te genieten, waarnaar wij lang verlangd hebben, waar wij lang op hebben gewacht, de begeerte die komt, brengt de mensen in een soort van paradijs, een hof van geneugten, want het is een boom des levens. Het zal de rampzaligheid van de goddelozen verzwaren, dat hun hoop verijdeld is, en het zal de gelukzaligheid des hemels des te meer welkom doen zijn aan de heiligen, dat zij is hetgeen waarnaar zij zo lang verlangd hebben als de kroon hunner verwachtingen.

Vers 12

Spreuken 13:12

1. Niets is smartelijker dan teleurstelling in een opgewekte verwachting, hoewel niet in de zaak zelf door een weigering, maar in de tijd door een uitstel. De uitgestelde hoop krenkt het hart doet het kwijnen, maakt de mens gemelijk en knorrig, maar hoop, die geheel vernietigd is doodt het hart, en hoe hoger de verwachting gespannen was, hoe grievender de verijdeling ervan is. Daarom is het onze wijsheid om ons niets groots voor te spiegelen van het schepsel ons niet te vleien met ijdele hoop van de wereld opdat wij onszelf geen kwelling veroorzaken en laat ons in hetgeen wij hopen ons voorbereiden op teleurstelling, opdat zij zoveel gemakkelijker te dragen zij als zij komt, laat ons niet haastig zijn.

2. Niets is lieflijker dan om ten laatste datgene te genieten, waarnaar wij lang verlangd hebben, waar wij lang op hebben gewacht, de begeerte die komt, brengt de mensen in een soort van paradijs, een hof van geneugten, want het is een boom des levens. Het zal de rampzaligheid van de goddelozen verzwaren, dat hun hoop verijdeld is, en het zal de gelukzaligheid des hemels des te meer welkom doen zijn aan de heiligen, dat zij is hetgeen waarnaar zij zo lang verlangd hebben als de kroon hunner verwachtingen.

Vers 13

Spreuken 13:13

Hier is.

1. De hoedanigheid van iemand, die getekend is voor het verderf. Hij, die het Woord van God veracht, er geen acht op slaat, er geen eerbied voor heeft, er zich niet door wil laten regeren zal gewis verdorven worden, want hij veracht hetgeen het enige middel is om een verwoestende ziekte te genezen, en zo stelt hij zich bloot aan die Goddelijke toorn, die zeer zeker zijn verderf zal wezen. Zij, die aan de regelen van de vleselijke wijsheid de voorkeur geven boven de Goddelijke geboden, aan de verlokkingen van de wereld en van het vlees boven de beloften en de vertroostingen van God, verachten Zijn Woord, daar zij de voorkeur geven aan de dingen, die er mee wedijveren, en dit strekt tot hun rechtvaardig verderf, zij wilden zich niet laten waarschuwen.

2. De hoedanigheid van iemand, die voorzeker gelukkig zijn zal. Hij, die het gebod vreest, die ontzag heeft voor God, eerbied betoont voor Zijn gezag, eerbied heeft voor Zijn Woord, is er bang voor om God te mishagen, zich de straffen op de hals te halen, die op de overtreding van de geboden zijn gesteld, deze ontkomt niet slechts aan het verderf, maar zijn Godvruchtige vreze zal vergolden worden. In het houden van de geboden is grote loon.

Vers 13

Spreuken 13:13

Hier is.

1. De hoedanigheid van iemand, die getekend is voor het verderf. Hij, die het Woord van God veracht, er geen acht op slaat, er geen eerbied voor heeft, er zich niet door wil laten regeren zal gewis verdorven worden, want hij veracht hetgeen het enige middel is om een verwoestende ziekte te genezen, en zo stelt hij zich bloot aan die Goddelijke toorn, die zeer zeker zijn verderf zal wezen. Zij, die aan de regelen van de vleselijke wijsheid de voorkeur geven boven de Goddelijke geboden, aan de verlokkingen van de wereld en van het vlees boven de beloften en de vertroostingen van God, verachten Zijn Woord, daar zij de voorkeur geven aan de dingen, die er mee wedijveren, en dit strekt tot hun rechtvaardig verderf, zij wilden zich niet laten waarschuwen.

2. De hoedanigheid van iemand, die voorzeker gelukkig zijn zal. Hij, die het gebod vreest, die ontzag heeft voor God, eerbied betoont voor Zijn gezag, eerbied heeft voor Zijn Woord, is er bang voor om God te mishagen, zich de straffen op de hals te halen, die op de overtreding van de geboden zijn gesteld, deze ontkomt niet slechts aan het verderf, maar zijn Godvruchtige vreze zal vergolden worden. In het houden van de geboden is grote loon.

Vers 14

Spreuken 13:14

Onder de leer van de wijzen kunnen wij hier verstaan de beginselen en regelen, waarnaar zij zich regeren, of en dit komt op hetzelfde neer het onderricht, dat zij geven aan anderen, en dat een wet behoort te wezen voor allen, die rondom hen zijn, en indien het dit is:

1. Dan zal het een voortdurende bron van vertroosting en voldoening zijn, als een springader des levens, stromen van levend water uitzendende, hoe nauwer wij ons aan deze regelen houden, hoe meer en beter wij onze eigen vrede bevorderen.

2. Het zal een voorbehoedmiddel zijn tegen de verzoekingen van Satan. Zij, die de voorschriften volgen van deze leer zullen op een afstand blijven van de strikken van de zonde, en aldus aan de strikken des doods ontkomen waarin diegenen zich storten, die de leer van de wijzen verlaten.

Vers 14

Spreuken 13:14

Onder de leer van de wijzen kunnen wij hier verstaan de beginselen en regelen, waarnaar zij zich regeren, of en dit komt op hetzelfde neer het onderricht, dat zij geven aan anderen, en dat een wet behoort te wezen voor allen, die rondom hen zijn, en indien het dit is:

1. Dan zal het een voortdurende bron van vertroosting en voldoening zijn, als een springader des levens, stromen van levend water uitzendende, hoe nauwer wij ons aan deze regelen houden, hoe meer en beter wij onze eigen vrede bevorderen.

2. Het zal een voorbehoedmiddel zijn tegen de verzoekingen van Satan. Zij, die de voorschriften volgen van deze leer zullen op een afstand blijven van de strikken van de zonde, en aldus aan de strikken des doods ontkomen waarin diegenen zich storten, die de leer van de wijzen verlaten.

Vers 15

Spreuken 13:15

Als wij niet alleen het einde, maar ook de weg van Godvruchtigen en zondaren met elkaar vergelijken, dan zullen wij bevinden dat de weg van de Godvruchtigen alle voordelen heeft, want,

1. De weg van de heiligen is aangenaam en lieflijk, goed verstand verkrijgt gunst van God en de mensen. Onze Heiland nam toe in die gunst, toen Hij toenam in wijsheid. Zij, die zich verstandig gedragen, in alles hun wandel wel inrichten, Christus dienen in rechtvaardigheid en vrede en blijdschap, door de Heilige Geest zijn Gode welbehaaglijk en aangenaam voor de mensen, Romans 14:17, Romans 14:18. En hoe getroost en aangenaam zal die mens door de wereld gaan, die goed begrepen wordt en daarom aangenaam is.

2. De weg van de zondaren is ruw en ongemakkelijk, en daarom onaangenaam voor henzelf, omdat hij onaangenaam is voor anderen. Hij is streng, hard voor anderen, die erover klagen, hard voor de zondaar zelf, die slechts weinig genot kan smaken, omdat hij doet wat voor het mensdom onvriendelijk is. De dienst van de zonde is volslagen slavernij, en de weg naar de hel is bezaaid met doornen en distelen, die de vruchten zijn van de vloek. Zondaren arbeiden in het vuur.

Vers 15

Spreuken 13:15

Als wij niet alleen het einde, maar ook de weg van Godvruchtigen en zondaren met elkaar vergelijken, dan zullen wij bevinden dat de weg van de Godvruchtigen alle voordelen heeft, want,

1. De weg van de heiligen is aangenaam en lieflijk, goed verstand verkrijgt gunst van God en de mensen. Onze Heiland nam toe in die gunst, toen Hij toenam in wijsheid. Zij, die zich verstandig gedragen, in alles hun wandel wel inrichten, Christus dienen in rechtvaardigheid en vrede en blijdschap, door de Heilige Geest zijn Gode welbehaaglijk en aangenaam voor de mensen, Romans 14:17, Romans 14:18. En hoe getroost en aangenaam zal die mens door de wereld gaan, die goed begrepen wordt en daarom aangenaam is.

2. De weg van de zondaren is ruw en ongemakkelijk, en daarom onaangenaam voor henzelf, omdat hij onaangenaam is voor anderen. Hij is streng, hard voor anderen, die erover klagen, hard voor de zondaar zelf, die slechts weinig genot kan smaken, omdat hij doet wat voor het mensdom onvriendelijk is. De dienst van de zonde is volslagen slavernij, en de weg naar de hel is bezaaid met doornen en distelen, die de vruchten zijn van de vloek. Zondaren arbeiden in het vuur.

Vers 16

Spreuken 13:16

1. Het is wijsheid om voorzichtig te zijn, al die kloekzinnig is, zal in alles handelen met wetenschap, ( overleggende bij zichzelf, en te rade gaande met anderen) hij handelt met overleg, hij wacht er zich voor om zich in te laten met iets, waarvan hij tenminste niet enigerlei kennis heeft, begeeft zich niet in zaken waarvan hij geen verstand heeft, zal niet handelen met degenen, die hem onbekend zijn, van wie hij dus niet weet of hij vertrouwen in hen kan stellen. Hij handelt nog altijd in kennis, teneinde wat hij ervan heeft te vermeerderen.

2. Het is dwaasheid om roekeloos te zijn zoals de zot, die genegen is om te spreken van dingen, waar hij niets van weet, en op zich te nemen hetgeen waarvoor hij in geen enkel opzicht geschikt is, want aldus legt hij zijn dwaasheid bloot en maakt hij zich bespottelijk. Hij begon te bouwen en was niet in staat te voleindigen.

Vers 16

Spreuken 13:16

1. Het is wijsheid om voorzichtig te zijn, al die kloekzinnig is, zal in alles handelen met wetenschap, ( overleggende bij zichzelf, en te rade gaande met anderen) hij handelt met overleg, hij wacht er zich voor om zich in te laten met iets, waarvan hij tenminste niet enigerlei kennis heeft, begeeft zich niet in zaken waarvan hij geen verstand heeft, zal niet handelen met degenen, die hem onbekend zijn, van wie hij dus niet weet of hij vertrouwen in hen kan stellen. Hij handelt nog altijd in kennis, teneinde wat hij ervan heeft te vermeerderen.

2. Het is dwaasheid om roekeloos te zijn zoals de zot, die genegen is om te spreken van dingen, waar hij niets van weet, en op zich te nemen hetgeen waarvoor hij in geen enkel opzicht geschikt is, want aldus legt hij zijn dwaasheid bloot en maakt hij zich bespottelijk. Hij begon te bouwen en was niet in staat te voleindigen.

Vers 17

Spreuken 13:17

Hier is:

1. Het kwade gevolg van ontrouw. Een goddeloze bode, die, uitgezonden zijnde om over enigerlei zaak te onderhandelen, ontrouw is aan hem in wiens dienst hij is, verraadt zijn raadslagen, en aldus verijdelt hij zijn voornemens, zo iemand kan niet verwachten voorspoedig te zijn, maar zal voorzeker in het kwaad vallen, hij zal ontdekt en gestraft worden, daar niets hatelijker is aan God en de mensen dan het verraad van hen, in wie vertrouwen werd gesteld.

2. Hier zien wij de gelukkige uitwerkselen van trouw, een gezant, die zich getrouw kwijt van zijn opdracht, de belangen dient van zijn zender, heelt geschillen, die tussen hen ontstaan zijn, en bevordert een goede verstandhouding onder hen, hij is medicijn voor zichzelf, want hij bevordert en verzekert zijn eigen belangen. Dit is van toepassing op leraren, Christus boden en gezanten, zij die goddeloos zijn, ontrouw zijn aan Christus en aan de zielen van de mensen, doen kwaad, en vallen in kwaad, maar zij, die getrouw zijn, zullen gezonde woorden vinden, om genezende woorden te zijn voor henzelf en voor anderen.

Vers 17

Spreuken 13:17

Hier is:

1. Het kwade gevolg van ontrouw. Een goddeloze bode, die, uitgezonden zijnde om over enigerlei zaak te onderhandelen, ontrouw is aan hem in wiens dienst hij is, verraadt zijn raadslagen, en aldus verijdelt hij zijn voornemens, zo iemand kan niet verwachten voorspoedig te zijn, maar zal voorzeker in het kwaad vallen, hij zal ontdekt en gestraft worden, daar niets hatelijker is aan God en de mensen dan het verraad van hen, in wie vertrouwen werd gesteld.

2. Hier zien wij de gelukkige uitwerkselen van trouw, een gezant, die zich getrouw kwijt van zijn opdracht, de belangen dient van zijn zender, heelt geschillen, die tussen hen ontstaan zijn, en bevordert een goede verstandhouding onder hen, hij is medicijn voor zichzelf, want hij bevordert en verzekert zijn eigen belangen. Dit is van toepassing op leraren, Christus boden en gezanten, zij die goddeloos zijn, ontrouw zijn aan Christus en aan de zielen van de mensen, doen kwaad, en vallen in kwaad, maar zij, die getrouw zijn, zullen gezonde woorden vinden, om genezende woorden te zijn voor henzelf en voor anderen.

Vers 18

Spreuken 13:18

1. Hij, die zo hoogmoedig is, dat hij het versmaadt om onderwezen te worden, zal zeer stellig vernederd worden. Hij, die de tucht verwerpt, het goede onderwijs weigert te ontvangen, dat hem wordt aangeboden, alsof dit zijn eer te na kwam en hem verkortte in zijn vrijheid, armoede en schande zal zijn deel zijn, hij zal een bedelaar worden, leven en sterven in oneer, iedereen zal hem verachten als een dwaas, een weerstrevend en onhandelbaar mens.

2. Hij, die zo nederig is, dat hij het goed opneemt als hij op zijn fouten gewezen wordt zal gewis verhoogd worden, die de bestraffing waarneemt, wie het ook zij die ze hem toedient, en verbetert hetgeen verkeerd is als het hem wordt aangetoond, zal achting verwerven als een wijs en oprecht man, hij vermijdt hetgeen hem tot schande zou zijn, en is goed op weg om een persoon van gewicht te worden.

Vers 18

Spreuken 13:18

1. Hij, die zo hoogmoedig is, dat hij het versmaadt om onderwezen te worden, zal zeer stellig vernederd worden. Hij, die de tucht verwerpt, het goede onderwijs weigert te ontvangen, dat hem wordt aangeboden, alsof dit zijn eer te na kwam en hem verkortte in zijn vrijheid, armoede en schande zal zijn deel zijn, hij zal een bedelaar worden, leven en sterven in oneer, iedereen zal hem verachten als een dwaas, een weerstrevend en onhandelbaar mens.

2. Hij, die zo nederig is, dat hij het goed opneemt als hij op zijn fouten gewezen wordt zal gewis verhoogd worden, die de bestraffing waarneemt, wie het ook zij die ze hem toedient, en verbetert hetgeen verkeerd is als het hem wordt aangetoond, zal achting verwerven als een wijs en oprecht man, hij vermijdt hetgeen hem tot schande zou zijn, en is goed op weg om een persoon van gewicht te worden.

Vers 19

Spreuken 13:19

Dit toont de dwaasheid aan van hen, die de tucht verwerpen, want zij zouden gelukkig kunnen zijn en willen niet.

1. Zij zouden gelukkig kunnen zijn. Er zijn in de mens sterke begeerten naar geluk, God heeft gezorgd voor de vervulling dier begeerten, en zij zal zoet zijn voor de ziel, terwijl zingenot slechts aangenaam is voor vleselijke lusten. De begeerte van Godvruchtige mensen naar de gunst van God en geestelijke zegeningen brengt mee wat zoet is voor de ziel, wij kennen zodanigen, die dit uit ervaring kunnen zeggen, Psalms 4:7, Psalms 4:8.

2. Maar zij willen niet gelukkig zijn, want het is hun een gruwel van het kwade af te wijken, hetgeen toch nodig voor hen is om gelukkig te zijn. Laat diegenen niets verwachten, dat waarlijk zoet is voor hun ziel, die niet bewogen willen worden om af te laten van hun zonden, maar ze als een lekkere beet onder hun tong houden.

Vers 19

Spreuken 13:19

Dit toont de dwaasheid aan van hen, die de tucht verwerpen, want zij zouden gelukkig kunnen zijn en willen niet.

1. Zij zouden gelukkig kunnen zijn. Er zijn in de mens sterke begeerten naar geluk, God heeft gezorgd voor de vervulling dier begeerten, en zij zal zoet zijn voor de ziel, terwijl zingenot slechts aangenaam is voor vleselijke lusten. De begeerte van Godvruchtige mensen naar de gunst van God en geestelijke zegeningen brengt mee wat zoet is voor de ziel, wij kennen zodanigen, die dit uit ervaring kunnen zeggen, Psalms 4:7, Psalms 4:8.

2. Maar zij willen niet gelukkig zijn, want het is hun een gruwel van het kwade af te wijken, hetgeen toch nodig voor hen is om gelukkig te zijn. Laat diegenen niets verwachten, dat waarlijk zoet is voor hun ziel, die niet bewogen willen worden om af te laten van hun zonden, maar ze als een lekkere beet onder hun tong houden.

Vers 20

Spreuken 13:20

Zij, die goed willen wezen, moeten in goed gezelschap verkeren, hetgeen een bewijs voor hen is dat zij goed willen zijn. Het karakter van de mensen wordt gekend naar het gezelschap, dat zij kiezen en dat zal een middel zijn om hen goed te maken, hun de weg te wijzen, en er hen toe aan te moedigen en op te wekken. Hij, die zelf wijs wil wezen, moet met wijzen omgaan, moet dezulken voor zijn vertrouwde vrienden kiezen en als zodanig met hen omgaan, hij moet onderricht van hen vragen en aannemen, vrome en nuttige gesprekken met hen houden, Ecclesiasticus 8:9. Laat u het gesprek van de oudsten niet ontgaan, want ook zij zijn van hun vaderen geleerd, en Hoofdst. 6:35, Wees bereid om ieder Godvruchtig gesprek aan te horen, en laat u de gelijkenissen van het verstand niet ontgaan.

Zeer velen zijn ten verderve gebracht door slecht gezelschap, een metgezel van zotten zal verbroken worden, aldus sommigen, zal bekend worden, aldus de LXX, bekend worden als een dwaas, "noscitur ex socio aan zijn gezelschap wordt hij gekend". Hij zal hun gelijk wezen, aldus sommigen, zal goddeloos gemaakt worden, aldus anderen, het komt alles op hetzelfde neer, want al degenen en diegenen alleen die zich goddeloos maken, zullen verbroken worden, en zij, die zich met boosdoeners vergezellen, zijn verdorven, dus verloren, en ten laatste schrijven zij hun dood er aan toe.

Vers 20

Spreuken 13:20

Zij, die goed willen wezen, moeten in goed gezelschap verkeren, hetgeen een bewijs voor hen is dat zij goed willen zijn. Het karakter van de mensen wordt gekend naar het gezelschap, dat zij kiezen en dat zal een middel zijn om hen goed te maken, hun de weg te wijzen, en er hen toe aan te moedigen en op te wekken. Hij, die zelf wijs wil wezen, moet met wijzen omgaan, moet dezulken voor zijn vertrouwde vrienden kiezen en als zodanig met hen omgaan, hij moet onderricht van hen vragen en aannemen, vrome en nuttige gesprekken met hen houden, Ecclesiasticus 8:9. Laat u het gesprek van de oudsten niet ontgaan, want ook zij zijn van hun vaderen geleerd, en Hoofdst. 6:35, Wees bereid om ieder Godvruchtig gesprek aan te horen, en laat u de gelijkenissen van het verstand niet ontgaan.

Zeer velen zijn ten verderve gebracht door slecht gezelschap, een metgezel van zotten zal verbroken worden, aldus sommigen, zal bekend worden, aldus de LXX, bekend worden als een dwaas, "noscitur ex socio aan zijn gezelschap wordt hij gekend". Hij zal hun gelijk wezen, aldus sommigen, zal goddeloos gemaakt worden, aldus anderen, het komt alles op hetzelfde neer, want al degenen en diegenen alleen die zich goddeloos maken, zullen verbroken worden, en zij, die zich met boosdoeners vergezellen, zijn verdorven, dus verloren, en ten laatste schrijven zij hun dood er aan toe.

Vers 21

Spreuken 13:21

Zie hier:

1. Hoe onvermijdelijk het verderf is van de zondaren, de toorn Gods vervolgt hen en al de verschrikkingen van die toorn, het kwaad vervolgt hen waar zij ook heengaan, zoals de bloedwreker hem, die een manslag begaan heeft, en zij hebben geen vrijstad om er heen te vlieden, zij beproeven te ontkomen, maar tevergeefs. Wien God vervolgt, die zal gewis achterhaald worden. Zij kunnen voor een wijle voorspoedig zijn en zeer gerust worden, maar hun veroordeling sluimert niet, al is het ook dat zij zelf slapen.

2. Hoe onaantastbaar het geluk is van de heiligen, God, die niet liegen kan, heeft zich verbonden dat de rechtvaardigen goed zal vergolden worden, zij zullen overvloedig beloond worden voor al het goed, dat zij gedaan hebben al het leed, dat zij in deze wereld geleden hebben, zal hun ruimschoots worden vergoed, zodat als zij voor de gerechtigheid verliezen hebben geleden, zij er toch geen verliezen door te lijden zullen hebben. Komt de vergelding al niet snel, in de dag van de uitbetaling zal zij komen en het zal een overvloedige vergelding zijn.

Vers 21

Spreuken 13:21

Zie hier:

1. Hoe onvermijdelijk het verderf is van de zondaren, de toorn Gods vervolgt hen en al de verschrikkingen van die toorn, het kwaad vervolgt hen waar zij ook heengaan, zoals de bloedwreker hem, die een manslag begaan heeft, en zij hebben geen vrijstad om er heen te vlieden, zij beproeven te ontkomen, maar tevergeefs. Wien God vervolgt, die zal gewis achterhaald worden. Zij kunnen voor een wijle voorspoedig zijn en zeer gerust worden, maar hun veroordeling sluimert niet, al is het ook dat zij zelf slapen.

2. Hoe onaantastbaar het geluk is van de heiligen, God, die niet liegen kan, heeft zich verbonden dat de rechtvaardigen goed zal vergolden worden, zij zullen overvloedig beloond worden voor al het goed, dat zij gedaan hebben al het leed, dat zij in deze wereld geleden hebben, zal hun ruimschoots worden vergoed, zodat als zij voor de gerechtigheid verliezen hebben geleden, zij er toch geen verliezen door te lijden zullen hebben. Komt de vergelding al niet snel, in de dag van de uitbetaling zal zij komen en het zal een overvloedige vergelding zijn.

Vers 22

Spreuken 13:22

Zie hier:

1. Hoe de bezitting eens Godvruchtigen duurzaam is, hij laat zijns kinders kinderen een erfdeel na. Het strekt hem tot lof, dat hij zorgend denkt aan het nageslacht, dat hij niet alles aan zichzelf ten koste legt, maar wil weldoen aan hen, die na hem zullen komen, niet door in te houden meer dan recht is, maar door een wijze en betamelijke matigheid. In die geest voedt hij zijn kinderen op, opdat zij het nalaten aan hun kinderen, en zeer bijzonder is hij zorgzaam om door gerechtigheid en barmhartigheid de zegen van God te verkrijgen op wat hij heeft, en die als een erfdeel aan zijn kinderen na te laten, zonder welke de grootste vlijt en matigheid niet zou baten. Een goede zal door goed te zijn en goed te doen, door de Heere te eren met hetgeen hij heeft en dat te besteden in Zijn dienst, het aan zijn nageslacht verzekeren, of, indien hij hun niet veel van het goed van deze wereld kan nalaten, zullen zijn gebeden, zijn onderwijs, zijn goed voorbeeld het beste erfdeel voor hen wezen, en de beloften des verbonds zullen voor zijn kindskinderen een erfdeel wezen. Psalms 103:17.

2. Hoe het nog vermeerderd wordt door de toevoeging van het vermogen des zondaars, want dat is voor de rechtvaardige weggelegd. Als er gevraagd zou worden: Hoe zouden Godvruchtigen zo rijk worden, die toch niet zo belust zijn op het goed van deze wereld als anderen, en die gewoonlijk lijden voor weldoen? dan is hier het antwoord: God brengt in Zijn voorzienigheid dikwijls in hun bezit hetgeen goddeloze mensen voor zichzelf hadden weggelegd." De onschuldige zal het zilver delen, Job 27:16, Job 27:17. De Israëlieten zullen de Egyptenaren beroven, Exodus 12:36, en het vermogen van de heidenen eten, Isaiah 61:6.

Vers 22

Spreuken 13:22

Zie hier:

1. Hoe de bezitting eens Godvruchtigen duurzaam is, hij laat zijns kinders kinderen een erfdeel na. Het strekt hem tot lof, dat hij zorgend denkt aan het nageslacht, dat hij niet alles aan zichzelf ten koste legt, maar wil weldoen aan hen, die na hem zullen komen, niet door in te houden meer dan recht is, maar door een wijze en betamelijke matigheid. In die geest voedt hij zijn kinderen op, opdat zij het nalaten aan hun kinderen, en zeer bijzonder is hij zorgzaam om door gerechtigheid en barmhartigheid de zegen van God te verkrijgen op wat hij heeft, en die als een erfdeel aan zijn kinderen na te laten, zonder welke de grootste vlijt en matigheid niet zou baten. Een goede zal door goed te zijn en goed te doen, door de Heere te eren met hetgeen hij heeft en dat te besteden in Zijn dienst, het aan zijn nageslacht verzekeren, of, indien hij hun niet veel van het goed van deze wereld kan nalaten, zullen zijn gebeden, zijn onderwijs, zijn goed voorbeeld het beste erfdeel voor hen wezen, en de beloften des verbonds zullen voor zijn kindskinderen een erfdeel wezen. Psalms 103:17.

2. Hoe het nog vermeerderd wordt door de toevoeging van het vermogen des zondaars, want dat is voor de rechtvaardige weggelegd. Als er gevraagd zou worden: Hoe zouden Godvruchtigen zo rijk worden, die toch niet zo belust zijn op het goed van deze wereld als anderen, en die gewoonlijk lijden voor weldoen? dan is hier het antwoord: God brengt in Zijn voorzienigheid dikwijls in hun bezit hetgeen goddeloze mensen voor zichzelf hadden weggelegd." De onschuldige zal het zilver delen, Job 27:16, Job 27:17. De Israëlieten zullen de Egyptenaren beroven, Exodus 12:36, en het vermogen van de heidenen eten, Isaiah 61:6.

Vers 23

Spreuken 13:23

Zie hier:

1. Hoe een kleine bezitting vermeerderd kan worden door vlijt, zodat men, door slechts met alles zijn voordeel te doen, er goed en aangenaam van leven kan, het ploegen van de armen geeft veelheid van spijs, arme landbouwers, die slechts weinig hebben, maar zich voor dat weinige veel moeite geven en het goed beheren. Velen voeren het tot een verontschuldiging van hun luiheid aan, dat zij slechts weinig hebben om mee te werken, maar van hoe minder omvang het veld is, hoe meer de bekwaamheid en de arbeid van de eigenaar er voor aangewend moeten worden, en dan zal het goede winst opleveren. Laat hem graven, dan zal hij niet behoeven te bedelen.

2. Hoe een grote bezitting ten gronde kan gaan door gebrek aan voorzichtigheid en beleid. Er is een, die zeer veel heeft, maar het wordt verteerd, het gaat teniet uit gebrek aan oordeel aan beleid in het bestier ervan. Mensen bouwen of kopen boven hun vermogen, houden groter gezelschap aan, hebben een betere tafel of meer dienstboden dan zij betalen kunnen, laten wat zij hebben vervallen, halen er het voordeel niet uit, dat er uit te halen is, nemen geld op voor zichzelf, blijven voor anderen, en zo vermindert hun bezitting, hun gezin wordt tot armoede gebracht, en dat alles uit gebrek aan oordeel.

Vers 23

Spreuken 13:23

Zie hier:

1. Hoe een kleine bezitting vermeerderd kan worden door vlijt, zodat men, door slechts met alles zijn voordeel te doen, er goed en aangenaam van leven kan, het ploegen van de armen geeft veelheid van spijs, arme landbouwers, die slechts weinig hebben, maar zich voor dat weinige veel moeite geven en het goed beheren. Velen voeren het tot een verontschuldiging van hun luiheid aan, dat zij slechts weinig hebben om mee te werken, maar van hoe minder omvang het veld is, hoe meer de bekwaamheid en de arbeid van de eigenaar er voor aangewend moeten worden, en dan zal het goede winst opleveren. Laat hem graven, dan zal hij niet behoeven te bedelen.

2. Hoe een grote bezitting ten gronde kan gaan door gebrek aan voorzichtigheid en beleid. Er is een, die zeer veel heeft, maar het wordt verteerd, het gaat teniet uit gebrek aan oordeel aan beleid in het bestier ervan. Mensen bouwen of kopen boven hun vermogen, houden groter gezelschap aan, hebben een betere tafel of meer dienstboden dan zij betalen kunnen, laten wat zij hebben vervallen, halen er het voordeel niet uit, dat er uit te halen is, nemen geld op voor zichzelf, blijven voor anderen, en zo vermindert hun bezitting, hun gezin wordt tot armoede gebracht, en dat alles uit gebrek aan oordeel.

Spreuken 13:24

1. In de opvoeding van kinderen voor hetgeen goed is, is er betamelijke tuchtiging nodig wegens hetgeen verkeerd is, ieder ondzer kinderen is een kind van Adam, en daarom is die dwaasheid in zijn hart gebonden, die bestraffing nodig maakt, de roede en de bestraffing, die wijsheid geven.

Merk op: Het is zijn roede, die gebruikt moet worden, de roede van een ouder, bestuurd door wijsheid en liefde, en bedoeld ten goede, niet de roede van een dienstknecht.

2. Het is goed om bijtijds te beginnen met kinderen onder het nodige bedwang te brengen tegen kwaad, eer de gewoonten van de ondeugd ingeworteld zijn. De twijg wordt gemakkelijk gebogen als zij nog lenig is.

3. Diegenen haten in werkelijkheid hun kinderen, ofschoon zij voor geven veel van hen te houden, die hen niet onder strenge tucht houden, die hen niet door alle geschikte strenge middelen, indien zachte zonder uitwerking blijven, een besef doen hebben van hun gebreken, en hen bevreesd doen zijn om te overtreden. Zij geven hen over aan hun ergste vijand, aan de gevaarlijkste ziekte, en daarom haten zij hen. Laat dit kinderen verzoenen met de tuchtiging, die zij van hun goede ouders ontvangen, zij geven haar uit liefde en tot hun welzijn, Hebrews 12:7.

Spreuken 13:24

1. In de opvoeding van kinderen voor hetgeen goed is, is er betamelijke tuchtiging nodig wegens hetgeen verkeerd is, ieder ondzer kinderen is een kind van Adam, en daarom is die dwaasheid in zijn hart gebonden, die bestraffing nodig maakt, de roede en de bestraffing, die wijsheid geven.

Merk op: Het is zijn roede, die gebruikt moet worden, de roede van een ouder, bestuurd door wijsheid en liefde, en bedoeld ten goede, niet de roede van een dienstknecht.

2. Het is goed om bijtijds te beginnen met kinderen onder het nodige bedwang te brengen tegen kwaad, eer de gewoonten van de ondeugd ingeworteld zijn. De twijg wordt gemakkelijk gebogen als zij nog lenig is.

3. Diegenen haten in werkelijkheid hun kinderen, ofschoon zij voor geven veel van hen te houden, die hen niet onder strenge tucht houden, die hen niet door alle geschikte strenge middelen, indien zachte zonder uitwerking blijven, een besef doen hebben van hun gebreken, en hen bevreesd doen zijn om te overtreden. Zij geven hen over aan hun ergste vijand, aan de gevaarlijkste ziekte, en daarom haten zij hen. Laat dit kinderen verzoenen met de tuchtiging, die zij van hun goede ouders ontvangen, zij geven haar uit liefde en tot hun welzijn, Hebrews 12:7.

Vers 25

Spreuken 13:25

1. Het is het geluk van de rechtvaardigen, dat zij genoeg zullen hebben, en dat zij weten wanneer zij genoeg hebben. Zij begeren niet oververzadigd te worden, maar matig zijnde in hun begeerten, zijn zij spoedig voldaan. De natuur is met weinig tevreden, en de genade met nog minder, genoeg is zo goed als een feestmaal. Zij, die zich voeden met het brood des levens, zich onthalen op de beloften als op een feestmaal, zullen overvloedige voldoening hebben voor hun ziel, zij eten en worden verzadigd.

2. Het is de ellende van de goddelozen, dat zij door het onverzadelijke van hun begeerten altijd nooddruftig zijn, het is niet alleen, dat de wereld en het vlees geen voldoening geven aan hun ziel, maar ook hun buik heeft gebrek, hun zinnelijke lusten vragen gedurig om meer. In de hel zal hun een droppel water ontzegd worden.

Vers 25

Spreuken 13:25

1. Het is het geluk van de rechtvaardigen, dat zij genoeg zullen hebben, en dat zij weten wanneer zij genoeg hebben. Zij begeren niet oververzadigd te worden, maar matig zijnde in hun begeerten, zijn zij spoedig voldaan. De natuur is met weinig tevreden, en de genade met nog minder, genoeg is zo goed als een feestmaal. Zij, die zich voeden met het brood des levens, zich onthalen op de beloften als op een feestmaal, zullen overvloedige voldoening hebben voor hun ziel, zij eten en worden verzadigd.

2. Het is de ellende van de goddelozen, dat zij door het onverzadelijke van hun begeerten altijd nooddruftig zijn, het is niet alleen, dat de wereld en het vlees geen voldoening geven aan hun ziel, maar ook hun buik heeft gebrek, hun zinnelijke lusten vragen gedurig om meer. In de hel zal hun een droppel water ontzegd worden.

Bibliografische Informatie
Henry, Matthew. "Commentaar op Proverbs 13". "Bijbelverkaring van Matthew Henry". https://www.studylight.org/commentaries/dut/mhm/proverbs-13.html. 1706.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile