Lectionary Calendar
Tuesday, November 26th, 2024
the Week of Christ the King / Proper 29 / Ordinary 34
Attention!
Tired of seeing ads while studying? Now you can enjoy an "Ads Free" version of the site for as little as 10¢ a day and support a great cause!
Click here to learn more!

Bible Commentaries
Numeri 25

Bijbelverkaring van Matthew HenryHenry's compleet

Search for…
Enter query below:

Inleiding

Bijbelverkaring van Matthew Henry, NUMERI 25

Aan Israël, dat aan de vervloeking van Bileam was ontkomen, wordt hier zeer groot nadeel en veel versmaadheid berokkend door de raad van Bileam, die Balak, voordat hij van hem wegging, een krachtiger middel aan de hand deed om scheiding te maken tussen de Israëlieten en hun God, dan het middel dat hij had verzonnen. Er is bij de Heere niets te bereiken met Bileams toverijen en bezweringen om hen te verderven, beproef nu eens of de bekoringen van de dochters van Moab bij hen niets zullen uitrichten, om zichzelf ten verderve te brengen. Niemand wordt ellendiger betoverd dan zij, die door hun eigen lusten betoverd zijn. Hier is:

I. Israëls zonde. Zij lieten zich door de dochteren Moabs verleiden beide tot hoererij en afgoderij, Numbers 25:1.

II. De straf gevolgd op deze zonde, door de hand van de magistraat, Numbers 25:4,Numbers 25:5. En onmiddellijk door de hand van God, Numbers 25:9.

III. De vrome ijver van Pinehas in zijn doden van Zimri en Kozbi, twee verharde, onbeschaamde zondaren, Numbers 25:6, Numbers 25:14, Numbers 25:15,.

IV. Gods loven van de ijver van Pinehas, Numbers 25:10.

V. Vijandschap gesteld tussen de Israëlieten en de Midianieten, hun verleiders, zoals in den beginne tussen de vrouw en de slang Numbers 25:16, Numbers 25:18.

Inleiding

Bijbelverkaring van Matthew Henry, NUMERI 25

Aan Israël, dat aan de vervloeking van Bileam was ontkomen, wordt hier zeer groot nadeel en veel versmaadheid berokkend door de raad van Bileam, die Balak, voordat hij van hem wegging, een krachtiger middel aan de hand deed om scheiding te maken tussen de Israëlieten en hun God, dan het middel dat hij had verzonnen. Er is bij de Heere niets te bereiken met Bileams toverijen en bezweringen om hen te verderven, beproef nu eens of de bekoringen van de dochters van Moab bij hen niets zullen uitrichten, om zichzelf ten verderve te brengen. Niemand wordt ellendiger betoverd dan zij, die door hun eigen lusten betoverd zijn. Hier is:

I. Israëls zonde. Zij lieten zich door de dochteren Moabs verleiden beide tot hoererij en afgoderij, Numbers 25:1.

II. De straf gevolgd op deze zonde, door de hand van de magistraat, Numbers 25:4,Numbers 25:5. En onmiddellijk door de hand van God, Numbers 25:9.

III. De vrome ijver van Pinehas in zijn doden van Zimri en Kozbi, twee verharde, onbeschaamde zondaren, Numbers 25:6, Numbers 25:14, Numbers 25:15,.

IV. Gods loven van de ijver van Pinehas, Numbers 25:10.

V. Vijandschap gesteld tussen de Israëlieten en de Midianieten, hun verleiders, zoals in den beginne tussen de vrouw en de slang Numbers 25:16, Numbers 25:18.

Verzen 1-5

Numeri 25:1-5

I. Hier is Israëls zonde, waartoe zij verlokt werden door de dochteren van Moab en Midian zij maken zich schuldig, beide aan lichamelijke en geestelijke hoererij, want Israël koppelde zich aan Bal-Peor, Numbers 25:3, niet allen, ook niet de meesten, maar toch zeer velen werden in deze strik gevangen. Merk hieromtrent op:

1. Dat Balak op Bileams raad de kinderen Israëls deze aanstoot heeft voorgeworpen, Revelation 2:14. Diegenen zijn onze ergste vijanden, die ons verlokken tot zonde, want dat is het grootste kwaad dat een mens ons doen kan. Indien Balak zijn gewapende manschappen tegen hen had afgezonden om met hen te strijden, dan zou Israël hen kloekmoedig weerstaan hebben, en ongetwijfeld meer dan overwinnaar zijn gebleven, maar nu hij zijn schone vrouwen onder hen zendt, en hen tot zijn afgodsmaaltijden nodigt, geven de Israëlieten laaghartig toe, en worden schandelijk overwonnen. Diegenen worden verslagen door zijn hoeren, die hij niet met zijn zwaard had kunnen verslaan. De bekoring van een ons vriendelijk toelachende wereld is gevaarlijker voor ons dan de verschrikking van een ons dreigend aanziende wereld.

2. Dat de dochteren van Moab hun verleidsters waren en hen hebben overwonnen. Van dat Eva de eerste is geweest in de overtreding is de schone sekse, hoewel de zwakkere, voor menigeen een strik geweest, ja sterke mannen zijn door de lippen van de vreemde vrouw gewond en gedood, Proverbs 7:26, getuige Salomo, wiens vrouwen netten en garen voor hem geweest zijn, Ecclesiastes 7:26.

3. Dat hoererij en afgoderij samen gepaard gingen. Eerst hebben zij hun geweten verontreinigd door ontucht te plegen met de vrouwen, en toen werden zij uit inschikkelijkheid voor haar, en in minachting van de God Israëls, er gemakkelijk toe gebracht om zich voor haar afgoden te buigen. En zij zullen dit verder doen, indien, naar algemeen verondersteld wordt, en hier wegens de samenvoeging er van waarschijnlijk is, de bedreven ontucht een deel uitmaakte van de eredienst van Bal-Peor. Zij, die door de heiningen van de zedigheid zijn heengebroken, zullen nooit door de banden van Godsvrucht worden gehouden, en zij, die zich onteerd hebben door vleselijke lusten, zullen er geen bezwaar in vinden om God te onteren door afgodendienst, waarom zij dan ook rechtvaardig overgegeven werden tot oneerlijke bewegingen.

4. Dat zij door van afgodenoffer te eten zich aan Bal-Peor gekoppeld hebben, aan wie die offeranden geofferd werden, hetgeen de apostel aanvoert als een reden, waarom Christenen niet moeten eten van hetgeen de afgoden geofferd is, wijl zij daardoor gemeenschap hebben met de duivelen, aan wie die offers geofferd werden, 1 Corinthians 10:20. Het wordt genoemd de offeranden van de doden te eten, Psalms 106:28. Niet alleen omdat de afgod zelf een dood ding was, maar ook omdat de persoon, die er door werd voorgesteld, de een of andere held was die na zijn dood verafgood werd, zoals de heiligen in de kerk van Rome gecanoniseerd worden.

5. Het was een grote verzwaring van hun zonde, dat Israël toen te Sittim verbleef, waar zij het gezicht hadden op het land Kanan, en op het punt stonden om er bezit van te gaan nemen. Het was de hoogste mate van verraad en ondankbaarheid om ontrouw te zijn aan hun God, die zij zo trouw hadden bevonden aan hen, en afgodenoffer te eten als zij gereed stonden om zo rijkelijk op Gods gunsten onthaald te worden. II. Gods rechtvaardig ongenoegen tegen hen vanwege deze zonde. Israëls hoererij deed wat al de toverijen en bezweringen van Bileam niet konden doen, zij maakte dat God tegen hen was, nu was Hij hun in een vijand verkeerd en heeft Hij zelf tegen hen gestreden. Zovelen van het volk, ja zovelen van de oversten waren schuldig, dat het een nationale zonde is geworden, en daarom was God vertoornd op de gehele vergadering.

1. Er brak terstond een plaag uit, want in Numbers 25:8 lezen wij van het ophouden er van, en in Numbers 25:9 wordt het getal opgegeven van hen, die er aan gestorven zijn, maar er wordt geen melding gemaakt van het begin van deze plaag, dat dus opgesloten moet zijn in de woorden: de toorn des Heeren ontstak tegen Israël, Numbers 25:3. In Psalms 106:29 wordt uitdrukkelijk gezegd: de plaag deed een inbreuk onder hen. Epidemische ziekten zijn de vrucht van Gods toorn en de rechtvaardige straf voor epidemische zonden, de ene besmetting volgt op de andere. Ongetwijfeld heeft de plaag hen aangetast, die het schuldigst waren en weldra hun verboden genietingen duur moesten betalen, en ofschoon God thans zulke zondaren niet altijd met een plaag bezoekt, zoals Hij het hier gedaan heeft, zal toch dit woord van God vervuld worden: Zo iemand de tempel Gods schendt, die zal God schenden, 1 Corinthians 3:17.

2. Er wordt bevel gegeven om de aanvoerders in deze zonde door het gerecht ter dood te brengen, hetgeen het enige middel zal wezen om de plaag te doen ophouden, Numbers 25:4. Neem al de hoofden des volks, dat is: van dat deel van het volk, dat uit het leger Israëls in het land van Moab ging, om zich bij de afgodsdienst te voegen. Neem hen en hang hen de Heere, tegen de zon, als offers aan Gods gerechtigheid, en ter verschrikking voor het overige deel van het volk. De rechters moeten bevel geven om hen eerst te doden met het zwaard, Numbers 25:5, en hun dode lichamen moeten opgehangen worden, opdat de stompzinnige Israëlieten, hun leidslieden en oversten zo streng gestraft ziende voor hun hoererij en afgoderij, zonder acht te slaan op hun rang en waardigheid, enig besef zouden krijgen van het kwaad van de zonde, en de verschrikking van Gods toorn tegen hen. Aanvoerders in de zonde moeten tot voorbeelden gesteld worden van de gerechtigheid.

Verzen 1-5

Numeri 25:1-5

I. Hier is Israëls zonde, waartoe zij verlokt werden door de dochteren van Moab en Midian zij maken zich schuldig, beide aan lichamelijke en geestelijke hoererij, want Israël koppelde zich aan Bal-Peor, Numbers 25:3, niet allen, ook niet de meesten, maar toch zeer velen werden in deze strik gevangen. Merk hieromtrent op:

1. Dat Balak op Bileams raad de kinderen Israëls deze aanstoot heeft voorgeworpen, Revelation 2:14. Diegenen zijn onze ergste vijanden, die ons verlokken tot zonde, want dat is het grootste kwaad dat een mens ons doen kan. Indien Balak zijn gewapende manschappen tegen hen had afgezonden om met hen te strijden, dan zou Israël hen kloekmoedig weerstaan hebben, en ongetwijfeld meer dan overwinnaar zijn gebleven, maar nu hij zijn schone vrouwen onder hen zendt, en hen tot zijn afgodsmaaltijden nodigt, geven de Israëlieten laaghartig toe, en worden schandelijk overwonnen. Diegenen worden verslagen door zijn hoeren, die hij niet met zijn zwaard had kunnen verslaan. De bekoring van een ons vriendelijk toelachende wereld is gevaarlijker voor ons dan de verschrikking van een ons dreigend aanziende wereld.

2. Dat de dochteren van Moab hun verleidsters waren en hen hebben overwonnen. Van dat Eva de eerste is geweest in de overtreding is de schone sekse, hoewel de zwakkere, voor menigeen een strik geweest, ja sterke mannen zijn door de lippen van de vreemde vrouw gewond en gedood, Proverbs 7:26, getuige Salomo, wiens vrouwen netten en garen voor hem geweest zijn, Ecclesiastes 7:26.

3. Dat hoererij en afgoderij samen gepaard gingen. Eerst hebben zij hun geweten verontreinigd door ontucht te plegen met de vrouwen, en toen werden zij uit inschikkelijkheid voor haar, en in minachting van de God Israëls, er gemakkelijk toe gebracht om zich voor haar afgoden te buigen. En zij zullen dit verder doen, indien, naar algemeen verondersteld wordt, en hier wegens de samenvoeging er van waarschijnlijk is, de bedreven ontucht een deel uitmaakte van de eredienst van Bal-Peor. Zij, die door de heiningen van de zedigheid zijn heengebroken, zullen nooit door de banden van Godsvrucht worden gehouden, en zij, die zich onteerd hebben door vleselijke lusten, zullen er geen bezwaar in vinden om God te onteren door afgodendienst, waarom zij dan ook rechtvaardig overgegeven werden tot oneerlijke bewegingen.

4. Dat zij door van afgodenoffer te eten zich aan Bal-Peor gekoppeld hebben, aan wie die offeranden geofferd werden, hetgeen de apostel aanvoert als een reden, waarom Christenen niet moeten eten van hetgeen de afgoden geofferd is, wijl zij daardoor gemeenschap hebben met de duivelen, aan wie die offers geofferd werden, 1 Corinthians 10:20. Het wordt genoemd de offeranden van de doden te eten, Psalms 106:28. Niet alleen omdat de afgod zelf een dood ding was, maar ook omdat de persoon, die er door werd voorgesteld, de een of andere held was die na zijn dood verafgood werd, zoals de heiligen in de kerk van Rome gecanoniseerd worden.

5. Het was een grote verzwaring van hun zonde, dat Israël toen te Sittim verbleef, waar zij het gezicht hadden op het land Kanan, en op het punt stonden om er bezit van te gaan nemen. Het was de hoogste mate van verraad en ondankbaarheid om ontrouw te zijn aan hun God, die zij zo trouw hadden bevonden aan hen, en afgodenoffer te eten als zij gereed stonden om zo rijkelijk op Gods gunsten onthaald te worden. II. Gods rechtvaardig ongenoegen tegen hen vanwege deze zonde. Israëls hoererij deed wat al de toverijen en bezweringen van Bileam niet konden doen, zij maakte dat God tegen hen was, nu was Hij hun in een vijand verkeerd en heeft Hij zelf tegen hen gestreden. Zovelen van het volk, ja zovelen van de oversten waren schuldig, dat het een nationale zonde is geworden, en daarom was God vertoornd op de gehele vergadering.

1. Er brak terstond een plaag uit, want in Numbers 25:8 lezen wij van het ophouden er van, en in Numbers 25:9 wordt het getal opgegeven van hen, die er aan gestorven zijn, maar er wordt geen melding gemaakt van het begin van deze plaag, dat dus opgesloten moet zijn in de woorden: de toorn des Heeren ontstak tegen Israël, Numbers 25:3. In Psalms 106:29 wordt uitdrukkelijk gezegd: de plaag deed een inbreuk onder hen. Epidemische ziekten zijn de vrucht van Gods toorn en de rechtvaardige straf voor epidemische zonden, de ene besmetting volgt op de andere. Ongetwijfeld heeft de plaag hen aangetast, die het schuldigst waren en weldra hun verboden genietingen duur moesten betalen, en ofschoon God thans zulke zondaren niet altijd met een plaag bezoekt, zoals Hij het hier gedaan heeft, zal toch dit woord van God vervuld worden: Zo iemand de tempel Gods schendt, die zal God schenden, 1 Corinthians 3:17.

2. Er wordt bevel gegeven om de aanvoerders in deze zonde door het gerecht ter dood te brengen, hetgeen het enige middel zal wezen om de plaag te doen ophouden, Numbers 25:4. Neem al de hoofden des volks, dat is: van dat deel van het volk, dat uit het leger Israëls in het land van Moab ging, om zich bij de afgodsdienst te voegen. Neem hen en hang hen de Heere, tegen de zon, als offers aan Gods gerechtigheid, en ter verschrikking voor het overige deel van het volk. De rechters moeten bevel geven om hen eerst te doden met het zwaard, Numbers 25:5, en hun dode lichamen moeten opgehangen worden, opdat de stompzinnige Israëlieten, hun leidslieden en oversten zo streng gestraft ziende voor hun hoererij en afgoderij, zonder acht te slaan op hun rang en waardigheid, enig besef zouden krijgen van het kwaad van de zonde, en de verschrikking van Gods toorn tegen hen. Aanvoerders in de zonde moeten tot voorbeelden gesteld worden van de gerechtigheid.

Verzen 6-15

Numeri 25:6-15

Hier is een merkwaardige strijd tussen goddeloosheid en gerechtigheid, die met stoutmoedigheid en vastberadenheid gestreden zal worden, en de gerechtigheid draagt de overwinning weg, zoals zij ook ten laatste ongetwijfeld zal zegevieren.

I. Nooit was ondeugd brutaler en uittartender dan van Zimri, een overste van een vaderlijk huis van de Simeonieten. Tot zo'n mate van onbeschaamdheid in het boze was hij gekomen, dat hij openlijk verscheen met een hoer (en zij was een hoer van hoge afkomst, de dochter van een overste van een vaderlijk huis in Midian) voor de ogen van Mozes en van alle Godvruchtigen in Israël. Hij vond het niet genoeg om met zijn hoer uit te gaan om de goden van Moab te aanbidden, maar na dit gedaan te hebben bracht hij haar mee om de God Israëls te onteren. Hij heeft haar niet slechts openlijk erkend als zijn vriendin, hoger in gunst bij hem dan een van de dochteren Israëls, maar ging openlijk met haar in de hoerenwinkel, een plaats van de ontucht. Aldus heeft hij, gelijk Sodom, zijn zonde vrijuit gesproken, en heeft er zich zo weinig voor geschaamd, dat hij er veeleer trots op was, en dus roemde in zijn schande. Al de omstandigheden droegen er toe bij om die zonde uiterst zondig, uiterst schandelijk te maken.

1. Het was de gerechtigheid van het volk beledigen en haar te tarten. Aan de rechters was bevolen de misdadigers ter dood te brengen, maar hij achtte zich te hoog en te voornaam dan dat zij zich met hem zouden durven bemoeien, ja eigenlijk tartte hij hen om hem aan te raken zo zij durfden. Voorzeker heeft hij alle vreze Gods van zich geworpen, die geen ontzag had voor de machten, welke Hij verordineerd had tot een vrees voor de kwaaddoeners.

2. Het was een belediging van de Godsdienst van het volk, een smaden er van. Mozes en het gros van de vergadering, die hun oprechtheid bewaard hadden, weenden aan de deur van de tent van de samenkomst, treurende over de zonde, die begaan was, en biddende dat de plaag mocht ophouden, zij heiligden een vasten in een plechtige bijeenkomst, wenende tussen het voorhuis en het altaar, om de toorn Gods van de vergadering af te wenden, en nu komt Zimri onder hen met zijn hoer aan de hand om hen te bespotten en hun te zeggen, dat hij besloten was de maat van de zonde even snel te vullen als zij haar ledigden.

II. Nooit was deugd kloekmoediger dan zij was in Pinehas. Onderricht van Zimri's onbeschaamdheid, die de gehele vergadering waarschijnlijk had opgemerkt, staat hij op van zijn gebedsoefening, grijpt zijn zwaard of spies, volgt die onbeschaamde zondaars in hun tent, en doorsteekt hen, Numbers 25:7, Numbers 25:8. Het is volstrekt niet moeilijk Pinehas' daad te rechtvaardigen, want als vermoedelijke erfgenaam van het hogepriesterschap, was hij ongetwijfeld een van de rechters van Israël, aan wie Mozes, volgens de aanwijzing Gods, bevolen had, om allen te doden, die zich aan Bal-Peor hadden gekoppeld, zodat geen particuliere personen zich hierop kunnen beroepen om, onder voorgeven van ijver tegen de zonde, misdadigers ter dood te brengen, die door het gerecht vervolgd moeten worden. De burgerlijke overheid is de wreekster tot straf van dengene, die kwaad doet, en geen particulier persoon mag haar het werk uit de hand nemen.

Op tweeërlei wijze betuigde God Zijn welbehagen in de vrome ijver van Pinehas.

1. Hij heeft onmiddellijk de plaag doen ophouden, Numbers 25:8. Hun wenen en bidden hadden niet overmocht voordat deze daad van noodzakelijke gerechtigheid volvoerd was. Als de overheid er niet voor zorgt de zonde te straffen, dan zal God het doen, maar hun gerechtigheid zal het beste middel wezen om Zijn oordeel te voorkomen, zoals in de zaak van Achan, Joshua 7:13.

2. Hij heeft eer gelegd op Pinehas. Hoewel hij niets meer gedaan had dan zijn plicht als rechter, maar het gedaan heeft in buitengewone ijver tegen de zonde en om de eer van God en van Israël hoog te houden, en het gedaan heeft toen de andere rechters, uit eerbied voor Zimri's rang als overste, bevreesd waren en weigerden het te doen, heeft God hem Zijn bijzondere tevredenheid betuigd, en werd het hem tot gerechtigheid gerekend, Psalms 106:31. Men verliest er niets bij om voor Gods eer op te komen. Indien Zimri's bloedverwanten hierom wrok tegen hem koesterden, indien zijn eigen vrienden hem laakten als onbezonnen in zijn heftige en haastige daad, wat behoefde hij zich dit aan te trekken als God hem Zijn goedkeuring schonk? In een goede zaak behoren wij ijverig te zijn. Pinehas, hoewel nog een jonge man, wordt bij deze gelegenheid verklaard de beste vriend van zijn volk te zijn, Numbers 25:11. Hij heeft Mijn grimmigheid over de kinderen Israëls afgewend. Zozeer verlustigt God er zich in barmhartigheid te betonen, dat Hij een welbehagen heeft in hen, die het werktuig zijn om Zijn toorn af te wenden. Dit is de beste dienst, die wij ons volk doen kunnen, en wij kunnen hier iets toe bijdragen door onze gebeden en door op onze plaats pogingen te doen om de boosheid van de goddelozen een einde te doen nemen. Het priesterdom wordt door een verbond aan zijn geslacht verzekerd. Het was tevoren reeds voor hem bestemd, maar nu werd het aan hem bevestigd, en hetgeen er de lieflijkheid en eer nog zeer van verhoogde, was dat het hem toegekend werd als beloning voor zijn Godvruchtige ijver, Numbers 25:12, Numbers 25:13. Het wordt hier een eeuwig priesterdom genoemd, omdat het zou duren zolang als de Oud Testamentische bedeling zou duren, en dan zijn volkomenheid en eeuwigdurendheid zou verkrijgen in het onveranderlijke priesterschap van Christus, die in eeuwigheid geheiligd is. Door het verbond des vredes, dat hem gegeven wordt, verstaan sommigen, in het algemeen: een belofte van lang leven en voorspoed, en alle goed, maar het schijnt veeleer bedoeld, in het bijzonder, van het verbond van het priesterdom, want dat wordt een verbond van leven en vrede genoemd, Malachi 2:5, en het werd gemaakt ter bewaring van vrede tussen God en Zijn volk.

Merk op, hoe de beloning beantwoordde aan de dienst, door gerechtigheid te oefenen, heeft hij verzoening gedaan voor de kinderen Israëls, Numbers 25:13, en daarom zullen van nu voortaan hij en zijn geslacht gebruikt worden om verzoening te doen door offerande. Hij heeft geijverd voor zijn God, en daarom zal hij het verbond hebben van een eeuwig priesterdom. Het is een vereiste, dat Evangeliedienaren niet slechts voor God zijn, maar voor God ijveren. Van hen wordt geëist, dat zij meer dan de anderen doen om de belangen van Gods koninkrijk onder de mensen te steunen en te bevorderen.

Verzen 6-15

Numeri 25:6-15

Hier is een merkwaardige strijd tussen goddeloosheid en gerechtigheid, die met stoutmoedigheid en vastberadenheid gestreden zal worden, en de gerechtigheid draagt de overwinning weg, zoals zij ook ten laatste ongetwijfeld zal zegevieren.

I. Nooit was ondeugd brutaler en uittartender dan van Zimri, een overste van een vaderlijk huis van de Simeonieten. Tot zo'n mate van onbeschaamdheid in het boze was hij gekomen, dat hij openlijk verscheen met een hoer (en zij was een hoer van hoge afkomst, de dochter van een overste van een vaderlijk huis in Midian) voor de ogen van Mozes en van alle Godvruchtigen in Israël. Hij vond het niet genoeg om met zijn hoer uit te gaan om de goden van Moab te aanbidden, maar na dit gedaan te hebben bracht hij haar mee om de God Israëls te onteren. Hij heeft haar niet slechts openlijk erkend als zijn vriendin, hoger in gunst bij hem dan een van de dochteren Israëls, maar ging openlijk met haar in de hoerenwinkel, een plaats van de ontucht. Aldus heeft hij, gelijk Sodom, zijn zonde vrijuit gesproken, en heeft er zich zo weinig voor geschaamd, dat hij er veeleer trots op was, en dus roemde in zijn schande. Al de omstandigheden droegen er toe bij om die zonde uiterst zondig, uiterst schandelijk te maken.

1. Het was de gerechtigheid van het volk beledigen en haar te tarten. Aan de rechters was bevolen de misdadigers ter dood te brengen, maar hij achtte zich te hoog en te voornaam dan dat zij zich met hem zouden durven bemoeien, ja eigenlijk tartte hij hen om hem aan te raken zo zij durfden. Voorzeker heeft hij alle vreze Gods van zich geworpen, die geen ontzag had voor de machten, welke Hij verordineerd had tot een vrees voor de kwaaddoeners.

2. Het was een belediging van de Godsdienst van het volk, een smaden er van. Mozes en het gros van de vergadering, die hun oprechtheid bewaard hadden, weenden aan de deur van de tent van de samenkomst, treurende over de zonde, die begaan was, en biddende dat de plaag mocht ophouden, zij heiligden een vasten in een plechtige bijeenkomst, wenende tussen het voorhuis en het altaar, om de toorn Gods van de vergadering af te wenden, en nu komt Zimri onder hen met zijn hoer aan de hand om hen te bespotten en hun te zeggen, dat hij besloten was de maat van de zonde even snel te vullen als zij haar ledigden.

II. Nooit was deugd kloekmoediger dan zij was in Pinehas. Onderricht van Zimri's onbeschaamdheid, die de gehele vergadering waarschijnlijk had opgemerkt, staat hij op van zijn gebedsoefening, grijpt zijn zwaard of spies, volgt die onbeschaamde zondaars in hun tent, en doorsteekt hen, Numbers 25:7, Numbers 25:8. Het is volstrekt niet moeilijk Pinehas' daad te rechtvaardigen, want als vermoedelijke erfgenaam van het hogepriesterschap, was hij ongetwijfeld een van de rechters van Israël, aan wie Mozes, volgens de aanwijzing Gods, bevolen had, om allen te doden, die zich aan Bal-Peor hadden gekoppeld, zodat geen particuliere personen zich hierop kunnen beroepen om, onder voorgeven van ijver tegen de zonde, misdadigers ter dood te brengen, die door het gerecht vervolgd moeten worden. De burgerlijke overheid is de wreekster tot straf van dengene, die kwaad doet, en geen particulier persoon mag haar het werk uit de hand nemen.

Op tweeërlei wijze betuigde God Zijn welbehagen in de vrome ijver van Pinehas.

1. Hij heeft onmiddellijk de plaag doen ophouden, Numbers 25:8. Hun wenen en bidden hadden niet overmocht voordat deze daad van noodzakelijke gerechtigheid volvoerd was. Als de overheid er niet voor zorgt de zonde te straffen, dan zal God het doen, maar hun gerechtigheid zal het beste middel wezen om Zijn oordeel te voorkomen, zoals in de zaak van Achan, Joshua 7:13.

2. Hij heeft eer gelegd op Pinehas. Hoewel hij niets meer gedaan had dan zijn plicht als rechter, maar het gedaan heeft in buitengewone ijver tegen de zonde en om de eer van God en van Israël hoog te houden, en het gedaan heeft toen de andere rechters, uit eerbied voor Zimri's rang als overste, bevreesd waren en weigerden het te doen, heeft God hem Zijn bijzondere tevredenheid betuigd, en werd het hem tot gerechtigheid gerekend, Psalms 106:31. Men verliest er niets bij om voor Gods eer op te komen. Indien Zimri's bloedverwanten hierom wrok tegen hem koesterden, indien zijn eigen vrienden hem laakten als onbezonnen in zijn heftige en haastige daad, wat behoefde hij zich dit aan te trekken als God hem Zijn goedkeuring schonk? In een goede zaak behoren wij ijverig te zijn. Pinehas, hoewel nog een jonge man, wordt bij deze gelegenheid verklaard de beste vriend van zijn volk te zijn, Numbers 25:11. Hij heeft Mijn grimmigheid over de kinderen Israëls afgewend. Zozeer verlustigt God er zich in barmhartigheid te betonen, dat Hij een welbehagen heeft in hen, die het werktuig zijn om Zijn toorn af te wenden. Dit is de beste dienst, die wij ons volk doen kunnen, en wij kunnen hier iets toe bijdragen door onze gebeden en door op onze plaats pogingen te doen om de boosheid van de goddelozen een einde te doen nemen. Het priesterdom wordt door een verbond aan zijn geslacht verzekerd. Het was tevoren reeds voor hem bestemd, maar nu werd het aan hem bevestigd, en hetgeen er de lieflijkheid en eer nog zeer van verhoogde, was dat het hem toegekend werd als beloning voor zijn Godvruchtige ijver, Numbers 25:12, Numbers 25:13. Het wordt hier een eeuwig priesterdom genoemd, omdat het zou duren zolang als de Oud Testamentische bedeling zou duren, en dan zijn volkomenheid en eeuwigdurendheid zou verkrijgen in het onveranderlijke priesterschap van Christus, die in eeuwigheid geheiligd is. Door het verbond des vredes, dat hem gegeven wordt, verstaan sommigen, in het algemeen: een belofte van lang leven en voorspoed, en alle goed, maar het schijnt veeleer bedoeld, in het bijzonder, van het verbond van het priesterdom, want dat wordt een verbond van leven en vrede genoemd, Malachi 2:5, en het werd gemaakt ter bewaring van vrede tussen God en Zijn volk.

Merk op, hoe de beloning beantwoordde aan de dienst, door gerechtigheid te oefenen, heeft hij verzoening gedaan voor de kinderen Israëls, Numbers 25:13, en daarom zullen van nu voortaan hij en zijn geslacht gebruikt worden om verzoening te doen door offerande. Hij heeft geijverd voor zijn God, en daarom zal hij het verbond hebben van een eeuwig priesterdom. Het is een vereiste, dat Evangeliedienaren niet slechts voor God zijn, maar voor God ijveren. Van hen wordt geëist, dat zij meer dan de anderen doen om de belangen van Gods koninkrijk onder de mensen te steunen en te bevorderen.

Verzen 16-18

Numeri 25:16-18

God had de Israëlieten voor hun zonde gestraft met een plaag, als een Vader heeft Hij Zijn eigen kinderen met de roede gekastijd, maar wij lezen niet dat iemand van de Midianieten aan die plaag gestorven is, God heeft voor hen andere maatregelen genomen, Hij strafte hen met het zwaard van een vijand, niet met de roede van een vader.

1. Aan Mozes wordt bevolen, hoewel hij de zachtmoedigste mens was, en allesbehalve wraakzuchtig, vijandelijk met de Midianieten te handelen en hen te verslaan, Numbers 25:17. Wij moeten ons stellen tegen hetgeen ons een aanleiding is tot zonde, waarin het ook moge bestaan, al was het ook een rechteroog, of een rechterhand, Matthew 5:29, Matthew 5:30. Dat is de heilige toorn en wraak, die door droefheid naar God wordt gewerkt, 2 Corinthians 7:11.

2. De reden, gegeven voor die wraakoefening is: dat zij vijandig tegen ulieden gehandeld hebben door hun listen, Numbers 25:18. Al wat ons tot zonde brengt, moeten wij beschouwen als iets dat ons vijandig is, als een doorn in het vlees. Het kwaad, dat de Midianieten aan Israël gedaan hebben door hen tot hoererij te verleiden, moet in gedachtenis worden gehouden en gestraft worden met evenveel strengheid als het kwaad, dat de Amalekieten hun gedaan hebben door met hen te strijden toen zij uit Egypte kwamen, Exodus 17:14. God zal gewis afrekenen met hen, die des duivels werk doen door de mensen tot zonde te verleiden, inzonderheid met hen, die Israël doen zondigen. Zie voor nadere orders omtrent deze zaak Numbers 31:2.

Verzen 16-18

Numeri 25:16-18

God had de Israëlieten voor hun zonde gestraft met een plaag, als een Vader heeft Hij Zijn eigen kinderen met de roede gekastijd, maar wij lezen niet dat iemand van de Midianieten aan die plaag gestorven is, God heeft voor hen andere maatregelen genomen, Hij strafte hen met het zwaard van een vijand, niet met de roede van een vader.

1. Aan Mozes wordt bevolen, hoewel hij de zachtmoedigste mens was, en allesbehalve wraakzuchtig, vijandelijk met de Midianieten te handelen en hen te verslaan, Numbers 25:17. Wij moeten ons stellen tegen hetgeen ons een aanleiding is tot zonde, waarin het ook moge bestaan, al was het ook een rechteroog, of een rechterhand, Matthew 5:29, Matthew 5:30. Dat is de heilige toorn en wraak, die door droefheid naar God wordt gewerkt, 2 Corinthians 7:11.

2. De reden, gegeven voor die wraakoefening is: dat zij vijandig tegen ulieden gehandeld hebben door hun listen, Numbers 25:18. Al wat ons tot zonde brengt, moeten wij beschouwen als iets dat ons vijandig is, als een doorn in het vlees. Het kwaad, dat de Midianieten aan Israël gedaan hebben door hen tot hoererij te verleiden, moet in gedachtenis worden gehouden en gestraft worden met evenveel strengheid als het kwaad, dat de Amalekieten hun gedaan hebben door met hen te strijden toen zij uit Egypte kwamen, Exodus 17:14. God zal gewis afrekenen met hen, die des duivels werk doen door de mensen tot zonde te verleiden, inzonderheid met hen, die Israël doen zondigen. Zie voor nadere orders omtrent deze zaak Numbers 31:2.

Bibliografische Informatie
Henry, Matthew. "Commentaar op Numbers 25". "Bijbelverkaring van Matthew Henry". https://www.studylight.org/commentaries/dut/mhm/numbers-25.html. 1706.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile