Lectionary Calendar
Friday, November 22nd, 2024
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
Attention!
Tired of seeing ads while studying? Now you can enjoy an "Ads Free" version of the site for as little as 10¢ a day and support a great cause!
Click here to learn more!

Bible Commentaries
Nahum 1

Bijbelverkaring van Matthew HenryHenry's compleet

Zoek naar…
Enter query below:

Inleiding

Bijbelverkaring van Matthew Henry, NAHUM 1

NAHUM

EEN VERKLARING MET PRAKTISCHE OPMERKINGEN VAN HET BOEK VAN DEN PROFEET NAHUM.

De naam van dezen profeet betekent Trooster; want het was een last, aan alle profetie gegeven: Troost, troost Mijn volk; en ook deze profeet, hoewel hij geheel opgaat in de voorspelling van de verwoesting van Ninev, die vol verschrikking is voor de Assyriërs, is zelfs daarin een trooster voor de tien stammen van Israël's, die nu waarschijnlijk kort geleden gevankelijk naar Assyrië waren gevoerd. Het is zeer onzeker in welken tijd hij leefde en profeteerde, maar het is hoogst waarschijnlijk, dat hij in den tijd van Hizkia leefde, en tegen Ninev profeteerde, na de gevankelijke wegvoering van Israël door den koning van Assyrië, die plaats had in het negende jaar van Hizkia, en voor Sanheribs inval in Juda in het veertiende jaar van Hizkia, want op dien aanval en zijne mislukking heeft het eerste hoofdstuk, naar men onderstelt, betrekking; en het is waarschijnlijk, dat zij kort daarvoor uitgesproken werd tot bemoediging van Gods volk in dien tijd van vertreding en benauwdheid. Het is ene gissing van den geleerden Huetius, dat de twee andere hoofdstukken van dit boek enige jaren later door Nahum geschreven zijn, misschien onder de regering van Manasse, en in dien tijd plaatsen de Joodse tijdtafels hem, iets dichter bij den tijd, dat Ninev veroverd werd, en het Assyrische rijk door Cyaxares en Nebukadnezar vernietigd, enigen tijd voor de eerste gevankelijke wegvoering van Juda. Het is waarschijnlijk, dat Nahum mondeling vele dingen betreffende Israël en Juda profeteerde, zoals zeker is, dat Jona deed, 2 Kings 14:25, hoewel wij van geen van beiden enig geschrift hebben behalve wat op Ninev betrekking heeft, waarvan wij, hoewel het ene grote en oude stad was, toch waarschijnlijk nimmer iets in de Heilige Schrift gelezen zouden hebben, als het Israël Gods er geen belang bij had gehad. In dit hoofdstuk hebben wij,

I. De titel van het boek Nahum 1:1.

II. Een grootse openbaring van de heerlijkheid Gods in een vermenging van toorn en rechtvaardigheid tegen de goddelozen, en van barmhartigheid en genade jegens Zijn volk en een ten toon spreiden van Zijn majesteit en macht in beide, Nahum 1:2.

III. Een bijzondere toepassing hiervan, naar de mening van de meeste uitleggers, op de vernietiging van Sanherib en het Assyrische leger, toen zij Jeruzalem belegerden, wat een zeer merkwaardig en luisterrijk voorbeeld was van de macht van beide, Gods rechtvaardigheid en Zijn barmhartigheid en groten schrik gaf aan Zijn vijanden en bemoediging aan Zijn getrouwe knechten, Nahum 1:9.

Inleiding

Bijbelverkaring van Matthew Henry, NAHUM 1

NAHUM

EEN VERKLARING MET PRAKTISCHE OPMERKINGEN VAN HET BOEK VAN DEN PROFEET NAHUM.

De naam van dezen profeet betekent Trooster; want het was een last, aan alle profetie gegeven: Troost, troost Mijn volk; en ook deze profeet, hoewel hij geheel opgaat in de voorspelling van de verwoesting van Ninev, die vol verschrikking is voor de Assyriërs, is zelfs daarin een trooster voor de tien stammen van Israël's, die nu waarschijnlijk kort geleden gevankelijk naar Assyrië waren gevoerd. Het is zeer onzeker in welken tijd hij leefde en profeteerde, maar het is hoogst waarschijnlijk, dat hij in den tijd van Hizkia leefde, en tegen Ninev profeteerde, na de gevankelijke wegvoering van Israël door den koning van Assyrië, die plaats had in het negende jaar van Hizkia, en voor Sanheribs inval in Juda in het veertiende jaar van Hizkia, want op dien aanval en zijne mislukking heeft het eerste hoofdstuk, naar men onderstelt, betrekking; en het is waarschijnlijk, dat zij kort daarvoor uitgesproken werd tot bemoediging van Gods volk in dien tijd van vertreding en benauwdheid. Het is ene gissing van den geleerden Huetius, dat de twee andere hoofdstukken van dit boek enige jaren later door Nahum geschreven zijn, misschien onder de regering van Manasse, en in dien tijd plaatsen de Joodse tijdtafels hem, iets dichter bij den tijd, dat Ninev veroverd werd, en het Assyrische rijk door Cyaxares en Nebukadnezar vernietigd, enigen tijd voor de eerste gevankelijke wegvoering van Juda. Het is waarschijnlijk, dat Nahum mondeling vele dingen betreffende Israël en Juda profeteerde, zoals zeker is, dat Jona deed, 2 Kings 14:25, hoewel wij van geen van beiden enig geschrift hebben behalve wat op Ninev betrekking heeft, waarvan wij, hoewel het ene grote en oude stad was, toch waarschijnlijk nimmer iets in de Heilige Schrift gelezen zouden hebben, als het Israël Gods er geen belang bij had gehad. In dit hoofdstuk hebben wij,

I. De titel van het boek Nahum 1:1.

II. Een grootse openbaring van de heerlijkheid Gods in een vermenging van toorn en rechtvaardigheid tegen de goddelozen, en van barmhartigheid en genade jegens Zijn volk en een ten toon spreiden van Zijn majesteit en macht in beide, Nahum 1:2.

III. Een bijzondere toepassing hiervan, naar de mening van de meeste uitleggers, op de vernietiging van Sanherib en het Assyrische leger, toen zij Jeruzalem belegerden, wat een zeer merkwaardig en luisterrijk voorbeeld was van de macht van beide, Gods rechtvaardigheid en Zijn barmhartigheid en groten schrik gaf aan Zijn vijanden en bemoediging aan Zijn getrouwe knechten, Nahum 1:9.

Nahum 1:15

Deze titel richt onze aandacht,

1. Op de grote stad, tegen welke het woord des Heeren hier uitgaat, het is de last van Ninev, niet alleen een profetie en een gewichtige profetie, maar een, die een last is voor Ninev, een molensteen aan zijn hals. Ninev was de plaats, waar het om ging en het Assyrische rijk, waarvan het de koninklijke zetel was. Ongeveer honderd jaar hiervoor had Jona in Gods naam de spoedige verwoesting van deze grote stad voorspeld, maar toen hadden de Ninevieten berouw en bleven gespaard, en dat besluit werd niet uitgevoerd. De Ninevieten zagen toen duidelijk hoezeer het in hun voordeel was zich te bekeren van hun boze weg, het was de redding van hun stad, en toch keerden zij spoedig daarna daartoe terug, het werd er goddelozer dan ooit, het werd een bloedige stad, vol leugen en verscheuring. Zij hadden berouw van hun berouw, keerden als de hond tot zijn uitbraaksel terug, en werden tenslotte erger dan zij ooit geweest waren. Toen zond God hun niet deze profeet, zoals Jona, maar deze profetie, om hun hun vonnis voor te lezen, dat nu onherroepelijk was. Het uitstel wordt geen afstel, als men niet volhardt in zijn berouw. Als men zich afkeert van het goede dat men begonnen is te doen, heeft men niets anders te verwachten dan dat God zich afkeert van de gunst, die Hij begonnen is te bewijzen, Jeremiah 18:10.

2:Op de arme profeet, door wie het woord des Heeren hier overgebracht wordt: Het is het boek van het gezicht van Nahum, de Elkosiet. De last van Ninev was wat de profeet klaarlijk voorzag, want het was zijn gezicht en wat hij op schrift stelde, want het is het boek des gezichts, opdat, als hij heengegaan was, de gebeurtenissen vergeleken konden worden met de voorspelling en die bevestigen. Al wat wij van de profeet zelf vernemen is, dat hij een Elkosiet was, van de stad Elkes, of Elcos, die, zoals Jerome zegt, in Galilea lag. Sommigen merken op, dat de Schrift gewoonlijk weinig zegt van de profeten zelf, opdat ons geloof niet zal steunen op hun gezag, maar op dat van de gezegende Geest, door wie hun profetieën ingegeven worden.

Ninev kent God niet, weet niet, dat God met haar twist, en daarom wordt haar hier gezegd welk een God Hij is, en het is goed voor ons allen om in `t geloof te letten op wat hier van Hem gezegd wordt, hetgeen vol is van verschrikking voor de goddeloze en van troost voor goede mensen, want deze heerlijke beschrijving van de ouverein van de wereld heeft evenals de kolom van duisternis en licht, een lichte zijde aan de kant van Israël en een duistere zijde aan de kant van de Egyptenaars. Een ieder neme zijn deel er van, zondaars mogen het lezen, heiligen mogen het lezen en triomferen. De toorn van God wordt hier van de hemel geopenbaard tegen Zijn vijanden, Zijn gunst en genade worden hier verzekerd aan Zijn getrouwe, gehoorzame onderdanen, en Zijn almacht in beide, die Zijn toorn zeer verschrikkelijk en Zijn gunst begeerlijk maakt.

I. Hij is een God van onbuigzame rechtvaardigheid, een ijverig God, die wraak wil nemen op Zijn vijanden, Ninev moet dat weten en voor Hem beven. Hun afgoden zijn dingen van geen betekenis, er is niets geduchts in hen. Maar de God van Israël moet grotelijks gevreesd worden, want

1. Hij gevoelt wraakzucht over de beledigingen en onwaardige behandeling, Hem aangedaan door degenen, die Zijn bestaan ontkennen en al Zijn volmaaktheden die andere goden als Zijn mededingers eren, Zijn wetten vernietigen, Zijn handelingen aan kritiek onderwerpen, Zijn woord bespotten, of Zijn volk mishandelden. De zodanigen moeten weten, dat JHWH, de enig levende en ware God, een naijverig God is, en een Wreker, Hij ijvert voor Zijn eigen eer in zake van Zijn eredienst, en wil geen mededinger dulden, Hij ijvert voor de troost van Zijn vereerders, Hij ijvert over Zijn land, Joel 2:18, en wil niet, dat dat onrecht aangedaan wordt. Hij is een Wreker en Hij is zeer grimmig, Hij heeft grimmigheid, zo staat er, niet, zoals een mens ze heeft, in wie het een redeloze hartstocht is, zo zegt Hij: "Grimmigheid is bij Mij niet." Isaiah 27:4, maar hij heeft ze op zo'n wijze als de rechtvaardige God toekomt, om aan Zijn rechtvaardigheid een scherpe kant te geven en om haar schrikwekkender te maken voor hen, die ze anders niet zouden ontzien. Hij is Heer des toorns dat is de Hebreeuwse uitdrukking voor het Hollandse woord: Hij is zeer grimmig, Hij heeft toorn, maar Hij heeft die onder Zijn beheer en ter beschikking van Zijn wil. Onze toorn is vaak heer over ons, als degene, die zijn geest niet weerhouden kan, maar God is altijd Heer van Zijn toorn en weegt er een pad voor Psalms 78:50.

2. Hij besluit, af te rekenen met degenen, die Hem die hoon aandoen. "Ons wordt hier gezegd, niet alleen, dat Hij een Wreker is, maar dat Hij een Wreker is van Zijn wederpartijders, Hij heeft gezegd, dat Hij zich op hen wreken zal, Hij heeft het gezworen," Deuteronomy 22:40, Deuteronomy 22:41. Wie ook Zijn tegenstanders en vijanden onder de mensen zijn, Hij zal hun Zijn wraak doen gevoelen, en hoewel het vonnis tegen Zijn vijanden niet spoedig wordt uitgevoerd, toch bewaart Hij Zijn toorn voor hen en bewaart hen voor de dag van Zijn toorn. Tegen Zijn eigen volk, dat berouw heeft en zich voor Hem vernedert, zal Hij niet eeuwig toornen, maar aan Zijn vijanden zal Hij Zijn toorn altijd koelen. Hij houdt de schuldige geenszins onschuldig, die zondigt en er bij blijft en geen berouw heeft, Nahum 1:3. Zij gaan hun God goddeloselijk af, die weggaan en niet terugkeren, Psalms 18:21, en deze zal Hij niet onschuldig houden. Nederige smekelingen zullen bevinden, dat Hij genadig is, maar onbeschaamde bedelaars zullen bevinden, dat Hij niet gemakkelijk is, of dat de deur van de genade voor een luid, maar laat: Heer, Heer! geopend zal worden. Deze openbaring van de toorn Gods tegen Zijn vijanden wordt toegepast op Ninev, Nahum 1:8, en moet door allen, die in hun overtredingen blijven, op hen zelf toegepast worden: Met een doorgaande vloed zal Hij haar plaats te niet maken. Het leger van de Chaldeën zal het land van de Assyriërs overstromen en geheel verwoesten. Als Gods oordelen met een opdracht komen, zijn zij als een zondvloed voor welk volk ook, die zij niet kunnen keren en wie zij geen tegenstand kunnen bieden. "Duisternis zal Zijn vijanden vervolgen, schrik en benauwdheid zal hen volgen, waarheen zij ook gaan zal hen vervolgen in de buitenste duisternis, indien zij de hen vervolgende duisternis menen te ontvlieden, zullen zij vallen in die, welke voor hen is."

II. Hij is een God van onweerstaanbare macht en in staat met Zijn vijanden af te rekenen, hoevelen, hoe machtig, hoe stout zij ook zijn. Hij is van grote kracht, Nahum 1:3, en daarom is het goed voor ons Hem tot vriend, en ongelukkig Hem tot vijand te hebben.

1. Hier wordt de macht van God bevestigd en bewezen door verschillende voorbeelden er van in het rijk van de natuur, waar zij altijd haar zichtbare werkingen vinden in de gewone loop van de natuur, en somtijds in de verrassende veranderingen in die loop.

a. Als wij naar boven zien, zullen wij daar de bewijzen van Zijn macht vinden, want Zijn weg is in wervelwind en storm. Waarheen God gaat, voert Hij de wervelwind en storm met zich, tot schrik van Zijn vijanden, Psalms 18:9, enz. En waar een wervelwind en storm is, heeft God macht er over, Hij gebiedt er over en vindt Zijn weg daardoor, waarmee Hij Zijn doel bereikt. Hij sprak tot Job uit de wervelwind, en ook de stormwind doet Zijn woord. Zijn weg is in de wervelwind, dat wil zeggen: niemand bemerkt Hem, en de weg van Zijn leidingen is voor ons ondoorgrondelijk, zoals geschreven is: "Zijn weg is in de zee. De wolken zijn het stof van Zijn voeten, Hij betreedt ze, wandelt er op, doet ze stijgen, als het Hem behaagt, zoals iemand met zijn voeten een stofwolk opwerpt". Het is alleen door toelating, of liever door overweldiging dat de duivel de vorst van de macht van de lucht is, want die macht is in Gods hand.

b. Als Wij het oog slaan op de grote afgrond, bevinden wij, dat de zee van Hem is, want Hij heeft ze gemaakt, want, als het Hem behaagt, scheldt Hij de zee en maakt ze droog, door alle rivieren te verdrogen, waardoor zij onophoudelijk gevoed wordt. Hij gaf die bewijzen van Zijn macht, toen Hij de Rode Zee en de Jordaan vaneen scheidde en Hij kan datzelfde weer doen, als het Hem behaagt.

c. Als wij om ons heen zien op deze aarde, vinden wij bewijzen van Zijn macht, als, door overmatige zomerhitte en droogte of door de koude en vorst van de winter, Basan en Karmel kwijnen en de bloem van Libanon kwijnt, als de schoonste en de sterkste bloem verdort. Zijn macht wordt dikwijls gezien in aardbevingen, die de bergen doen schudden, Nahum 1:5, de heuvels smelten en vlak worden. Als het Hem behaagt, wordt de aarde voor Zijn aangezicht verbrand door de schroeiende hitte van de zon en Hij kan ze verbranden met vuur van de hemel, zoals Sodom, en in het laatste van de dagen zal Hij de wereld verbranden en allen, die daarin wonen. De aarde en alle werken, die daarin zijn, zullen verbranden. Zo groot is de Heer en van grote kracht.

2. Dit is in `t bijzonder toepasselijk op Zijn toorn. Als God een almachtig God is, mogen wij daaruit afleiden, Nahum 1:6 :Wie zal voor zijn gramschap staan? De Ninevieten hadden eens bevonden, dat God lankmoedig is, zoals hij zegt in Nahum 1:3, en waren misschien hoogmoedig geworden op de genade, die zij toen ondervonden hadden, en meenden, dat zij stout mochten zijn tegenover Hem, maar zij zullen bevinden, dat Hij zowel rechtvaardig en ijverig als barmhartig en genadig is, en dat, als Hij de rechtvaardigheid van Zijn toorn bewezen heeft, Hij vervolgens de kracht er van doet ondervinden, en, dat Zijn vijanden volstrekt onbekwaam zijn met Hem te twisten. Tevergeefs is het, als de sterkste en stoutmoedigste van de zondaars zich staande denken te kunnen houden tegen de kracht van Gods toorn.

A. Ziehier, hoe God een verterend vuur, verschrikkelijk en machtig is. Hier is Zijn verontwaardiging tegen de zonde, en Zijn grimmige toorn, "Zijn grimmigheid is uitgestort, niet als water, maar als vuur, als het vuur en de zwavel, die op Sodom regenden", Psalms 11:6. De hel is de grimmigheid van Gods toorn, Revelation 16:19. Gods toorn is zo grimmig, dat hij alles voor zich verwerpt: "De rotsstenen worden van Hem vermorzeld, hoewel zij onbreekbaar schijnen. Rotsen zijn somtijds gescheurd door het uitbreken van onderaards vuur, hetwelk een flauwe overeenkomst heeft met Gods toorn tegen de zondaars, wier hart van steen is, want niemand heeft ooit zijn hart tegen Hem verhard en is voorspoedig geweest."

B. Ziehier, hoe de zondaars als stoppels voor het vuur zijn, zwak en machteloos, en volstrekt niet bestand tegen de toorn van God.

a. Zij zijn in de verste verte niet in staat die te verdragen, te weerstaan en de slagen ervan af te weren: "Wie zal voor Zijn gramschap bestaan?" De hoogmoedigste en vermetelste zondaar niet, de wereld van de goddelozen niet, neen zelfs de engelen, die zondigden niet.

b. Zij zijn volkomen onbekwaam om die te verdragen, om de moed niet te verliezen, en hun tevredenheid te behouden: "Wie zal voor de hittigheid van Zijn toorn bestaan? Hij is onweerstaanbaar en onverdraaglijk". Sommige gevolgen van Gods misnoegen in deze wereld kan men verdragen maar wie kan de hittigheid van Zijn toorn verdragen, als hij de ziel rechtstreeks aangrijpt? Laat ons daarom voor de Heer vrezen, beroerd zijn en niet zondigen.

III. Hij is een God van oneindige barmhartigheid en te midden van Zijn toorn gedenkt Hij Zijn genade. De zondaren te Sion moeten verschrikt zijn, die steeds in hun overtredingen blijven, maar die op God betrouwen moeten niet voor Hem beven, Want

1. Hij is lankmoedig, Nahum 1:3, niet licht tot toorn verwekt, maar altijd bereid om genade te bewijzen hun, die Hem gehoond hebben, en, op hun berouw hen in genade aan te nemen.

2. Als Zijn gramschap tegen de goddeloze losgebarsten is, draagt Hij zorg voor de veiligheid en vertroosting van Zijn eigen volk, Nahum 1:7 :De Heer is goed voor degenen, die zelf goed zijn, en voor hen is Hij een sterkte ten dage van de benauwdheid. Dezelfde almacht, die de schrik en de vernietiging van de goddeloze is, is de bescherming en vervulling van Zijn eigen volk, Hij is in staat beide te redden en te vernietigen. In dagen van algemene benauwdheid, als Gods oordelen op de aarde zijn, alles verwoestende, is Hij een sterke plaats voor degenen, die zich door het geloof onder Zijn bescherming stellen, voor degenen, die op hem betrouwen, op de weg van hun plicht, die een leven leiden van afhankelijkheid van en aanhankelijkheid aan Hem, Hij kent hen, Hij erkent hen als de Zijnen, Hij neemt kennis van hun lot, weet, wat het beste voor hen is, en wat het meest krachtdadige middel is om hen te helpen. Zij zijn misschien onbekend en onbemerkt op de wereld, maar de Heer kent hen, Psalms 1:6.

Deze verzen schijnen te wijzen op de vernietiging van het leger van de Assyriërs onder Sanherib, wat men gerust als een deel van de last van Ninev kan beschouwen, de hoofdstad van het Assyrische rijk, en als een onderpand van de verwoesting van Ninev zelf, ongeveer honderd jaar later, het was een gebeurtenis, waarvan Jesaja veel sprak, van wie deze profeet waarschijnlijk een tijdgenoot was. Ziehier,

I. De grote ergernis, die de Assyriërs God gaven, de rechtvaardige en ijverige God, waarom Hij, hoewel lankmoedig, wraak zou nemen, Nahum 1:11 :Van u is een uitgegaan, die kwaad denkt tegen de Heer -Sanherib en zijn woordvoerder Rabsake. Zij stelden een boze brief op, en een boze rede, niet alleen tegen Hizkia en zijn volk, maar tegen God zelf daar zij Hem op een lijn stelden met de goden van de heidenen, en Hem niet in staat rekenden Zijn aanbidders te beschermen, Zijn volk de raad gaven geen vertrouwen in Hem te stellen, en hen aanspoorden zich liever onder bescherming te stellen van de grote koning, de koning van Assyrië. Zij stelden het voor, alsof Jeruzalem niet meer de stad des Heeren, de heilige stad was. Deze, machtige, daar houdt hij zich ten minste voor, die van Ninev is uitgegaan, die kwaad dacht tegen de Heer brengt deze last op Ninev. Nimmer werd de heerlijke Majesteit des hemels en van de aarde, meer vermetel meer godslasterlijk gehoond dan te die tijde door Sanherib. "Hij was een Belialsraadsman, die hen ried te wanhopen aan Gods bescherming, en zich over te geven aan de koning van Assyrië, en hun wantrouwen trachtte in te boezemen in Hizkia's bescherming," Isaiah 36:7, deze Belialsraadsman doet hij hier verwijten, Nahum 1:9 :"Wat denkt gij tegen de Heer? Wat is het toch dwaas en goddeloos van u tegen de Heer samen te spannen, alsof gij wijzer zijt dan de goddelijke wijsheid en machtiger dan de Almacht zelf!" Er wordt heel wat gedacht door de poorten van de hel tegen de Heer en tegen de belangen van Zijn koninkrijk in deze wereld maar het zal ijdel blijken, Psalms 2:1, Psalms 2:2. "Die in de hemel zit, zal lachen om de gedachten van de wijzen in hun eigen ogen tegen Hem en zal hun raad teniet doen." II. De grote verwoesting, die God daarom over hen brengen zou, niet terstond over het hele rijk, zijn ondergang werd uitgesteld totdat de maat van zijn ongerechtigheid vol was, maar

1. Voor het leger, God zal daarmee een voleinding maken, het zal volkomen afgesneden en vernietigd worden met n slag, een noodlottige slag van de engel des verderfs zal hen dood ter aarde doen vellen op de plaats zelf, de benauwdheid zal niet tweemaal oprijzen, want het zal niet nodig zijn. Over sommige zondaars brengt God een haastig verderf, het is ineens met hen afgelopen. Wij hebben reden om te denken, dat het Assyrische leger grotendeels met dezelfde geest bezield. was, en dezelfde taal sprak als hun aanvoerder en nu zou God ze straffen, al spraken zij dan ook, naar dat zij geleerd hadden, en het zal blijken, dat zij zich strafbaar hebben gemaakt voor de goddelijke toorn door hun eigen daden en handelingen Nahum 1:10..

a. Zij zijn als doornen, die elkander verwarren, en in elkander gevlochten zijn. Zij maken elkaar slechter en stoken elkander op tegen God en Zijn Israël, zij verharden elkanders harten, en sterken elkanders handen, in hun goddeloosheid, en daarom zal God met hen doen, zoals de landman met de doornen doet, die hij niet ontwarren kan, hij doet ze tezamen in het vuur.

b. Zij zijn dronken, dronken van toorn en woede, en zodanige als zij zullen onherroepelijk terneergeworpen en vernietigd worden. Zij zullen zijn als dronkaards, verdwaasd tot hun verderf, zij zullen struikelen en vallen, en zichzelf tot een zwaard zijn, en te recht bespot worden.

c. Zij zullen verteerd worden als een dorre stoppel, die onweerstaanbaar en onherstelbaar door de vlammen verteerd wordt. De oordelen Gods zijn als een verterend vuur voor degenen, die zich als stoppelen daarvoor maken. Wederom wordt ten aanzien van dit grote leger gedreigd, Nahum 1:12, dat, al zijn zij voorspoedig en alzo velen, zeer voorspoedig en niet bevreesd voor uitvallen van de belegerden, omdat zij velen zijn, zij toch alzo ook zullen geschoten worden, of zeker afgesneden als gras en koren afgesneden worden, met een weinig moeite, als Hij door zal gaan, namelijk de engel van het verderf, die in last heeft hen af te snijden. De voorspoed van zondaars en hun vertrouwen op eigen kracht, zijn dikwijls de voortekenen van naderend verderf.

2. Op de koning. Hij dacht kwaad tegen de Heer, en zou hij ontsnappen? Neen, Nahum 1:14 Tegen u heeft de Heer bevolen, het besluit is afgekondigd, dat er van uw naam niemand meer zal gezaaid worden, dat uw gedachtenis vergaan zal, dat er van u niet meer zal gesproken worden, als vroeger, en dat het gerucht van uw grote daden op de vleugelen van de faam niet meer verbreid en met haar trompet niet meer uitgebazuind zal worden. Omdat Sanheribs zoon koning werd in zijn plaats, menen sommigen, dat dit wijst op de vernietiging van het Assyrische rijk niet lang daarna. Die kwaad denken tegen de Heer brengen haastig kwaad over zichzelf, hun geslacht en hun belangen, en maken hun eigen naam te schande door Zijn naam niet te eren. Verder wordt gedreigd,

a. Dat de beelden, die hij diende, uit hun tempel afgesneden zouden worden, "de gesnedene en gegoten beelden uit het huis van zijn god, wat, zoals sommigen menen, vervuld werd, toen Sanherib gedood werd door twee van zijn zonen, als hij in het huis van Nisroch, zijn god, zich neerboog door welke wrede vadermoord de tempel verontreinigd was". Daarom mogen wij veronderstellen, dat hij buiten gebruik werd gesteld, en de beelden er uit weggenomen werden, daar hun aanbidders zich daar niet meer vertoonden. Of, het kan ook meer algemeen opgevat worden als de volkomen verwoesting van Assyrië, het leger van de vijand zal alles verwoesten, en zelfs de beelden van hun goden niet sparen, waardoor God hun wilde beduiden, dat hun afgoderij een van de redenen was, waarom Hij een twist met hen had.

b. Dat Sanheribs graf daar zal zijn, sommigen denken in het huis van zijn god, daar is hij gedood en daar zal hij begraven worden, want hij is veracht, dit is zijn eeuwig brandmerk, dat hij zijn deel aan de natuurlijke liefde van zijn eigen kinderen zover verloren had, dat twee er van hem vermoordden. Of, er kan mee bedoeld zijn de schandelijke val van het Assyrische rijk zelf, op welks puinhopen dat van Babel opgericht werd. Welk een tumult er ontstond bij de val van die eens zo geduchte staat, die nu zo veracht was, is uitvoerig beschreven, Ezechiël 31:3, 11, 15, 16. Die zichzelf verachtelijk maken door schandelijke zonden, zal God verachtelijk maken door smadelijke straffen.

III. De grote verlossing, die God hierdoor werken zou voor Zijn eigen volk en de stad, die naar Zijn naam genoemd was. Het verderf van de vijanden van de kerk is de verlossing van de kerk, en een zeer grote verlossing was het, die voor Jeruzalem gewrocht werd door de vernietiging van Sanheribs leger.

1. Het beleg zal hierdoor opgeheven worden: "Nu zal Ik zijn juk van u breken, waardoor gij in slavernij gehouden wordt, en zal uw banden verscheuren, waardoor gij gebonden schijnt te zijn aan de toorn van de Assyriërs." Toen dat grote, overwinnende leger door het hele land van Juda zich met geweld vrij kwartier verschafte, en daar naar welgevallen leefde, was het op hen als een juk en als banden. Toen Jeruzalem belegerd werd, was het er als `t ware door gebonden en geboeid, maar, toen de engel des verderfs zijn werk gedaan had, waren Jeruzalems banden verscheurd, en het was opnieuw vrijgemaakt. Dit was een beeld van de grote verlossing, waardoor het Jeruzalem, dat boven is, vrijgemaakt is, in waarheid vrijgemaakt is.

2. De vijand zal zo verzwakt en ontmoedigd zijn, dat hij een dergelijke poging niet herhalen zal en het doel van deze benauwing zal door Gods genade zo volkomen bereikt zijn, dat er geen reden meer zal zijn voor zulk een strenge kastijding.

a. God zal Jeruzalem niet opnieuw beproeven, "Zijn toorn is afgewend en Hij zegt: Het is genoeg, want door deze schrik heeft Hij een einde gemaakt van al Zijn werk op de berg Sion" Isaiah 10:12, en daarom, "Al heb Ik u wel gedrukt, zal Ik u niet meer dekken, het bittere geneesmiddel zal niet meer voorgeschreven worden, tenzij het nodig is en de toestand van de patiënt het eist, want God plaagt niet van harte."

b. De vijand zal Jeruzalem niet meer durven aanvallen, Nahum 1:15 :De Belialsman zal voortaan niet meer door u doorgaan, zoals hij gedaan heeft, om alles te verwoesten, want hij is gans uitgeroeid en machteloos. Zijn leger is afgesneden, zijn moed is afgesneden, en tenslotte is hij zelf afgesneden.

3. Het bericht van deze grote verlossing zal bekend gemaakt en met overvloedige vreugde door het hele koninkrijk worden bekend gemaakt, Nahum 1:15. Zolang Sanherib de overhand had en alles veroverde, bracht iedere dag slecht nieuws, maar nu, zie op de bergen de voeten van degene, die het goede boodschap", de voeten van de Evangelist, van verre wordt hij reeds gezien op de bergen, terwijl hij zich haast, zo snel als zijn voeten hem dragen kunnen, en nog eens, welk een liefelijk gezicht is het, een bode des vredes te zien, nadat wij zoveel Jobsboden gezien hebben! Wij vinden, dat deze woorden door een ander profeet gebruikt worden om de genade van de verlossing van het volk van God uit Babel, Isaiah 52:7, toe te lichten. Niet, dat de ene profeet dat woord van de ander gestolen heeft, zoals die profeten deden, Jeremiah 23:30, maar, sprekende door dezelfde Geest, maakten zij dikwijls gebruik van dezelfde uitdrukkingen, en dat gebruik is nuttig voor dominees om hun instemming te betuigen met gezonde waarheden, 1 Timothy 6:3, door dezelfde gezonde woorden te gebruiken, 2 Timothy 1:13. Deze woorden worden ook aangehaald door de apostel, beide uit Jesaja en Nahum, en toegepast op de grote verlossing, voor ons gewrocht door onze Heer Jezus, en de verkondiging daarvan aan de wereld door het eeuwig Evangelie, Romans 10:15. "De dienaren van Christus zijn die boodschappers van goede tijding, die vrede door Jezus Christus prediken". Hoe lieflijk zijn de voeten van die boodschappers! Hoe welkom is hun boodschap aan hen, die hun ellende en gevaar vanwege de zonde zien! En hij, die deze goede tijding brengt, brengt tevens een oproeping aan Juda, om zijn vierdagen te vieren en zijn geloften te betalen.Gedurende de tijd van benauwdheid,

a. Waren de gewone feesten verzuimd. "Inter arma silent leges" -De stem van de wet is onhoorbaar onder het wapengekletter. Zolang Jeruzalem door legers omsingeld was, kon men niet daarheen opgaan om te aanbidden, maar nu het beleg is opgeheven, moeten zij terugkeren tot de viering van hun feesten, en de feesten des Heeren zullen dubbel aangenaam zijn voor het volk van God, nu zij enige tijd verstoken zijn geweest van dat voorrecht en God hun genadiglijk de gelegenheid teruggeeft, want zij hebben de waarde van zulke gunsten geleerd door het gemis er van.

b. Zij hadden geloften gedaan aan God, dat, als Hij hen uit deze benauwdheid verloste, zij iets buitengewoons in Zijn dienst zonden doen, tot Zijn eer, en nu die verlossing gewrocht is, worden zij opgeroepen om hun geloften te betalen, de belofte, die zij toen gedaan hadden, moet nu nagekomen worden," want het is beter, dat gij niet belooft, dan dat gij belooft en niet betaalt." En die woorden: De Belialsman zal door u niet meer doorgaan, kunnen beschouwd worden als een belofte van de voltooiing van het goede werk van de hervorming, dat Hizkia begonnen was, de goddelozen zullen niet meer, als weleer, overal wandelen, maar zij zullen afgesneden worden, en de verijdeling van de aanslagen van de goddeloze vijanden buiten, is inderdaad een gunst voor een volk, als zij gepaard gaat met het bedwang en de verbetering van de goddelozen binnen, die zijn gevaarlijkste vijanden zijn.

Nahum 1:15

Deze titel richt onze aandacht,

1. Op de grote stad, tegen welke het woord des Heeren hier uitgaat, het is de last van Ninev, niet alleen een profetie en een gewichtige profetie, maar een, die een last is voor Ninev, een molensteen aan zijn hals. Ninev was de plaats, waar het om ging en het Assyrische rijk, waarvan het de koninklijke zetel was. Ongeveer honderd jaar hiervoor had Jona in Gods naam de spoedige verwoesting van deze grote stad voorspeld, maar toen hadden de Ninevieten berouw en bleven gespaard, en dat besluit werd niet uitgevoerd. De Ninevieten zagen toen duidelijk hoezeer het in hun voordeel was zich te bekeren van hun boze weg, het was de redding van hun stad, en toch keerden zij spoedig daarna daartoe terug, het werd er goddelozer dan ooit, het werd een bloedige stad, vol leugen en verscheuring. Zij hadden berouw van hun berouw, keerden als de hond tot zijn uitbraaksel terug, en werden tenslotte erger dan zij ooit geweest waren. Toen zond God hun niet deze profeet, zoals Jona, maar deze profetie, om hun hun vonnis voor te lezen, dat nu onherroepelijk was. Het uitstel wordt geen afstel, als men niet volhardt in zijn berouw. Als men zich afkeert van het goede dat men begonnen is te doen, heeft men niets anders te verwachten dan dat God zich afkeert van de gunst, die Hij begonnen is te bewijzen, Jeremiah 18:10.

2:Op de arme profeet, door wie het woord des Heeren hier overgebracht wordt: Het is het boek van het gezicht van Nahum, de Elkosiet. De last van Ninev was wat de profeet klaarlijk voorzag, want het was zijn gezicht en wat hij op schrift stelde, want het is het boek des gezichts, opdat, als hij heengegaan was, de gebeurtenissen vergeleken konden worden met de voorspelling en die bevestigen. Al wat wij van de profeet zelf vernemen is, dat hij een Elkosiet was, van de stad Elkes, of Elcos, die, zoals Jerome zegt, in Galilea lag. Sommigen merken op, dat de Schrift gewoonlijk weinig zegt van de profeten zelf, opdat ons geloof niet zal steunen op hun gezag, maar op dat van de gezegende Geest, door wie hun profetieën ingegeven worden.

Ninev kent God niet, weet niet, dat God met haar twist, en daarom wordt haar hier gezegd welk een God Hij is, en het is goed voor ons allen om in `t geloof te letten op wat hier van Hem gezegd wordt, hetgeen vol is van verschrikking voor de goddeloze en van troost voor goede mensen, want deze heerlijke beschrijving van de ouverein van de wereld heeft evenals de kolom van duisternis en licht, een lichte zijde aan de kant van Israël en een duistere zijde aan de kant van de Egyptenaars. Een ieder neme zijn deel er van, zondaars mogen het lezen, heiligen mogen het lezen en triomferen. De toorn van God wordt hier van de hemel geopenbaard tegen Zijn vijanden, Zijn gunst en genade worden hier verzekerd aan Zijn getrouwe, gehoorzame onderdanen, en Zijn almacht in beide, die Zijn toorn zeer verschrikkelijk en Zijn gunst begeerlijk maakt.

I. Hij is een God van onbuigzame rechtvaardigheid, een ijverig God, die wraak wil nemen op Zijn vijanden, Ninev moet dat weten en voor Hem beven. Hun afgoden zijn dingen van geen betekenis, er is niets geduchts in hen. Maar de God van Israël moet grotelijks gevreesd worden, want

1. Hij gevoelt wraakzucht over de beledigingen en onwaardige behandeling, Hem aangedaan door degenen, die Zijn bestaan ontkennen en al Zijn volmaaktheden die andere goden als Zijn mededingers eren, Zijn wetten vernietigen, Zijn handelingen aan kritiek onderwerpen, Zijn woord bespotten, of Zijn volk mishandelden. De zodanigen moeten weten, dat JHWH, de enig levende en ware God, een naijverig God is, en een Wreker, Hij ijvert voor Zijn eigen eer in zake van Zijn eredienst, en wil geen mededinger dulden, Hij ijvert voor de troost van Zijn vereerders, Hij ijvert over Zijn land, Joel 2:18, en wil niet, dat dat onrecht aangedaan wordt. Hij is een Wreker en Hij is zeer grimmig, Hij heeft grimmigheid, zo staat er, niet, zoals een mens ze heeft, in wie het een redeloze hartstocht is, zo zegt Hij: "Grimmigheid is bij Mij niet." Isaiah 27:4, maar hij heeft ze op zo'n wijze als de rechtvaardige God toekomt, om aan Zijn rechtvaardigheid een scherpe kant te geven en om haar schrikwekkender te maken voor hen, die ze anders niet zouden ontzien. Hij is Heer des toorns dat is de Hebreeuwse uitdrukking voor het Hollandse woord: Hij is zeer grimmig, Hij heeft toorn, maar Hij heeft die onder Zijn beheer en ter beschikking van Zijn wil. Onze toorn is vaak heer over ons, als degene, die zijn geest niet weerhouden kan, maar God is altijd Heer van Zijn toorn en weegt er een pad voor Psalms 78:50.

2. Hij besluit, af te rekenen met degenen, die Hem die hoon aandoen. "Ons wordt hier gezegd, niet alleen, dat Hij een Wreker is, maar dat Hij een Wreker is van Zijn wederpartijders, Hij heeft gezegd, dat Hij zich op hen wreken zal, Hij heeft het gezworen," Deuteronomy 22:40, Deuteronomy 22:41. Wie ook Zijn tegenstanders en vijanden onder de mensen zijn, Hij zal hun Zijn wraak doen gevoelen, en hoewel het vonnis tegen Zijn vijanden niet spoedig wordt uitgevoerd, toch bewaart Hij Zijn toorn voor hen en bewaart hen voor de dag van Zijn toorn. Tegen Zijn eigen volk, dat berouw heeft en zich voor Hem vernedert, zal Hij niet eeuwig toornen, maar aan Zijn vijanden zal Hij Zijn toorn altijd koelen. Hij houdt de schuldige geenszins onschuldig, die zondigt en er bij blijft en geen berouw heeft, Nahum 1:3. Zij gaan hun God goddeloselijk af, die weggaan en niet terugkeren, Psalms 18:21, en deze zal Hij niet onschuldig houden. Nederige smekelingen zullen bevinden, dat Hij genadig is, maar onbeschaamde bedelaars zullen bevinden, dat Hij niet gemakkelijk is, of dat de deur van de genade voor een luid, maar laat: Heer, Heer! geopend zal worden. Deze openbaring van de toorn Gods tegen Zijn vijanden wordt toegepast op Ninev, Nahum 1:8, en moet door allen, die in hun overtredingen blijven, op hen zelf toegepast worden: Met een doorgaande vloed zal Hij haar plaats te niet maken. Het leger van de Chaldeën zal het land van de Assyriërs overstromen en geheel verwoesten. Als Gods oordelen met een opdracht komen, zijn zij als een zondvloed voor welk volk ook, die zij niet kunnen keren en wie zij geen tegenstand kunnen bieden. "Duisternis zal Zijn vijanden vervolgen, schrik en benauwdheid zal hen volgen, waarheen zij ook gaan zal hen vervolgen in de buitenste duisternis, indien zij de hen vervolgende duisternis menen te ontvlieden, zullen zij vallen in die, welke voor hen is."

II. Hij is een God van onweerstaanbare macht en in staat met Zijn vijanden af te rekenen, hoevelen, hoe machtig, hoe stout zij ook zijn. Hij is van grote kracht, Nahum 1:3, en daarom is het goed voor ons Hem tot vriend, en ongelukkig Hem tot vijand te hebben.

1. Hier wordt de macht van God bevestigd en bewezen door verschillende voorbeelden er van in het rijk van de natuur, waar zij altijd haar zichtbare werkingen vinden in de gewone loop van de natuur, en somtijds in de verrassende veranderingen in die loop.

a. Als wij naar boven zien, zullen wij daar de bewijzen van Zijn macht vinden, want Zijn weg is in wervelwind en storm. Waarheen God gaat, voert Hij de wervelwind en storm met zich, tot schrik van Zijn vijanden, Psalms 18:9, enz. En waar een wervelwind en storm is, heeft God macht er over, Hij gebiedt er over en vindt Zijn weg daardoor, waarmee Hij Zijn doel bereikt. Hij sprak tot Job uit de wervelwind, en ook de stormwind doet Zijn woord. Zijn weg is in de wervelwind, dat wil zeggen: niemand bemerkt Hem, en de weg van Zijn leidingen is voor ons ondoorgrondelijk, zoals geschreven is: "Zijn weg is in de zee. De wolken zijn het stof van Zijn voeten, Hij betreedt ze, wandelt er op, doet ze stijgen, als het Hem behaagt, zoals iemand met zijn voeten een stofwolk opwerpt". Het is alleen door toelating, of liever door overweldiging dat de duivel de vorst van de macht van de lucht is, want die macht is in Gods hand.

b. Als Wij het oog slaan op de grote afgrond, bevinden wij, dat de zee van Hem is, want Hij heeft ze gemaakt, want, als het Hem behaagt, scheldt Hij de zee en maakt ze droog, door alle rivieren te verdrogen, waardoor zij onophoudelijk gevoed wordt. Hij gaf die bewijzen van Zijn macht, toen Hij de Rode Zee en de Jordaan vaneen scheidde en Hij kan datzelfde weer doen, als het Hem behaagt.

c. Als wij om ons heen zien op deze aarde, vinden wij bewijzen van Zijn macht, als, door overmatige zomerhitte en droogte of door de koude en vorst van de winter, Basan en Karmel kwijnen en de bloem van Libanon kwijnt, als de schoonste en de sterkste bloem verdort. Zijn macht wordt dikwijls gezien in aardbevingen, die de bergen doen schudden, Nahum 1:5, de heuvels smelten en vlak worden. Als het Hem behaagt, wordt de aarde voor Zijn aangezicht verbrand door de schroeiende hitte van de zon en Hij kan ze verbranden met vuur van de hemel, zoals Sodom, en in het laatste van de dagen zal Hij de wereld verbranden en allen, die daarin wonen. De aarde en alle werken, die daarin zijn, zullen verbranden. Zo groot is de Heer en van grote kracht.

2. Dit is in `t bijzonder toepasselijk op Zijn toorn. Als God een almachtig God is, mogen wij daaruit afleiden, Nahum 1:6 :Wie zal voor zijn gramschap staan? De Ninevieten hadden eens bevonden, dat God lankmoedig is, zoals hij zegt in Nahum 1:3, en waren misschien hoogmoedig geworden op de genade, die zij toen ondervonden hadden, en meenden, dat zij stout mochten zijn tegenover Hem, maar zij zullen bevinden, dat Hij zowel rechtvaardig en ijverig als barmhartig en genadig is, en dat, als Hij de rechtvaardigheid van Zijn toorn bewezen heeft, Hij vervolgens de kracht er van doet ondervinden, en, dat Zijn vijanden volstrekt onbekwaam zijn met Hem te twisten. Tevergeefs is het, als de sterkste en stoutmoedigste van de zondaars zich staande denken te kunnen houden tegen de kracht van Gods toorn.

A. Ziehier, hoe God een verterend vuur, verschrikkelijk en machtig is. Hier is Zijn verontwaardiging tegen de zonde, en Zijn grimmige toorn, "Zijn grimmigheid is uitgestort, niet als water, maar als vuur, als het vuur en de zwavel, die op Sodom regenden", Psalms 11:6. De hel is de grimmigheid van Gods toorn, Revelation 16:19. Gods toorn is zo grimmig, dat hij alles voor zich verwerpt: "De rotsstenen worden van Hem vermorzeld, hoewel zij onbreekbaar schijnen. Rotsen zijn somtijds gescheurd door het uitbreken van onderaards vuur, hetwelk een flauwe overeenkomst heeft met Gods toorn tegen de zondaars, wier hart van steen is, want niemand heeft ooit zijn hart tegen Hem verhard en is voorspoedig geweest."

B. Ziehier, hoe de zondaars als stoppels voor het vuur zijn, zwak en machteloos, en volstrekt niet bestand tegen de toorn van God.

a. Zij zijn in de verste verte niet in staat die te verdragen, te weerstaan en de slagen ervan af te weren: "Wie zal voor Zijn gramschap bestaan?" De hoogmoedigste en vermetelste zondaar niet, de wereld van de goddelozen niet, neen zelfs de engelen, die zondigden niet.

b. Zij zijn volkomen onbekwaam om die te verdragen, om de moed niet te verliezen, en hun tevredenheid te behouden: "Wie zal voor de hittigheid van Zijn toorn bestaan? Hij is onweerstaanbaar en onverdraaglijk". Sommige gevolgen van Gods misnoegen in deze wereld kan men verdragen maar wie kan de hittigheid van Zijn toorn verdragen, als hij de ziel rechtstreeks aangrijpt? Laat ons daarom voor de Heer vrezen, beroerd zijn en niet zondigen.

III. Hij is een God van oneindige barmhartigheid en te midden van Zijn toorn gedenkt Hij Zijn genade. De zondaren te Sion moeten verschrikt zijn, die steeds in hun overtredingen blijven, maar die op God betrouwen moeten niet voor Hem beven, Want

1. Hij is lankmoedig, Nahum 1:3, niet licht tot toorn verwekt, maar altijd bereid om genade te bewijzen hun, die Hem gehoond hebben, en, op hun berouw hen in genade aan te nemen.

2. Als Zijn gramschap tegen de goddeloze losgebarsten is, draagt Hij zorg voor de veiligheid en vertroosting van Zijn eigen volk, Nahum 1:7 :De Heer is goed voor degenen, die zelf goed zijn, en voor hen is Hij een sterkte ten dage van de benauwdheid. Dezelfde almacht, die de schrik en de vernietiging van de goddeloze is, is de bescherming en vervulling van Zijn eigen volk, Hij is in staat beide te redden en te vernietigen. In dagen van algemene benauwdheid, als Gods oordelen op de aarde zijn, alles verwoestende, is Hij een sterke plaats voor degenen, die zich door het geloof onder Zijn bescherming stellen, voor degenen, die op hem betrouwen, op de weg van hun plicht, die een leven leiden van afhankelijkheid van en aanhankelijkheid aan Hem, Hij kent hen, Hij erkent hen als de Zijnen, Hij neemt kennis van hun lot, weet, wat het beste voor hen is, en wat het meest krachtdadige middel is om hen te helpen. Zij zijn misschien onbekend en onbemerkt op de wereld, maar de Heer kent hen, Psalms 1:6.

Deze verzen schijnen te wijzen op de vernietiging van het leger van de Assyriërs onder Sanherib, wat men gerust als een deel van de last van Ninev kan beschouwen, de hoofdstad van het Assyrische rijk, en als een onderpand van de verwoesting van Ninev zelf, ongeveer honderd jaar later, het was een gebeurtenis, waarvan Jesaja veel sprak, van wie deze profeet waarschijnlijk een tijdgenoot was. Ziehier,

I. De grote ergernis, die de Assyriërs God gaven, de rechtvaardige en ijverige God, waarom Hij, hoewel lankmoedig, wraak zou nemen, Nahum 1:11 :Van u is een uitgegaan, die kwaad denkt tegen de Heer -Sanherib en zijn woordvoerder Rabsake. Zij stelden een boze brief op, en een boze rede, niet alleen tegen Hizkia en zijn volk, maar tegen God zelf daar zij Hem op een lijn stelden met de goden van de heidenen, en Hem niet in staat rekenden Zijn aanbidders te beschermen, Zijn volk de raad gaven geen vertrouwen in Hem te stellen, en hen aanspoorden zich liever onder bescherming te stellen van de grote koning, de koning van Assyrië. Zij stelden het voor, alsof Jeruzalem niet meer de stad des Heeren, de heilige stad was. Deze, machtige, daar houdt hij zich ten minste voor, die van Ninev is uitgegaan, die kwaad dacht tegen de Heer brengt deze last op Ninev. Nimmer werd de heerlijke Majesteit des hemels en van de aarde, meer vermetel meer godslasterlijk gehoond dan te die tijde door Sanherib. "Hij was een Belialsraadsman, die hen ried te wanhopen aan Gods bescherming, en zich over te geven aan de koning van Assyrië, en hun wantrouwen trachtte in te boezemen in Hizkia's bescherming," Isaiah 36:7, deze Belialsraadsman doet hij hier verwijten, Nahum 1:9 :"Wat denkt gij tegen de Heer? Wat is het toch dwaas en goddeloos van u tegen de Heer samen te spannen, alsof gij wijzer zijt dan de goddelijke wijsheid en machtiger dan de Almacht zelf!" Er wordt heel wat gedacht door de poorten van de hel tegen de Heer en tegen de belangen van Zijn koninkrijk in deze wereld maar het zal ijdel blijken, Psalms 2:1, Psalms 2:2. "Die in de hemel zit, zal lachen om de gedachten van de wijzen in hun eigen ogen tegen Hem en zal hun raad teniet doen." II. De grote verwoesting, die God daarom over hen brengen zou, niet terstond over het hele rijk, zijn ondergang werd uitgesteld totdat de maat van zijn ongerechtigheid vol was, maar

1. Voor het leger, God zal daarmee een voleinding maken, het zal volkomen afgesneden en vernietigd worden met n slag, een noodlottige slag van de engel des verderfs zal hen dood ter aarde doen vellen op de plaats zelf, de benauwdheid zal niet tweemaal oprijzen, want het zal niet nodig zijn. Over sommige zondaars brengt God een haastig verderf, het is ineens met hen afgelopen. Wij hebben reden om te denken, dat het Assyrische leger grotendeels met dezelfde geest bezield. was, en dezelfde taal sprak als hun aanvoerder en nu zou God ze straffen, al spraken zij dan ook, naar dat zij geleerd hadden, en het zal blijken, dat zij zich strafbaar hebben gemaakt voor de goddelijke toorn door hun eigen daden en handelingen Nahum 1:10..

a. Zij zijn als doornen, die elkander verwarren, en in elkander gevlochten zijn. Zij maken elkaar slechter en stoken elkander op tegen God en Zijn Israël, zij verharden elkanders harten, en sterken elkanders handen, in hun goddeloosheid, en daarom zal God met hen doen, zoals de landman met de doornen doet, die hij niet ontwarren kan, hij doet ze tezamen in het vuur.

b. Zij zijn dronken, dronken van toorn en woede, en zodanige als zij zullen onherroepelijk terneergeworpen en vernietigd worden. Zij zullen zijn als dronkaards, verdwaasd tot hun verderf, zij zullen struikelen en vallen, en zichzelf tot een zwaard zijn, en te recht bespot worden.

c. Zij zullen verteerd worden als een dorre stoppel, die onweerstaanbaar en onherstelbaar door de vlammen verteerd wordt. De oordelen Gods zijn als een verterend vuur voor degenen, die zich als stoppelen daarvoor maken. Wederom wordt ten aanzien van dit grote leger gedreigd, Nahum 1:12, dat, al zijn zij voorspoedig en alzo velen, zeer voorspoedig en niet bevreesd voor uitvallen van de belegerden, omdat zij velen zijn, zij toch alzo ook zullen geschoten worden, of zeker afgesneden als gras en koren afgesneden worden, met een weinig moeite, als Hij door zal gaan, namelijk de engel van het verderf, die in last heeft hen af te snijden. De voorspoed van zondaars en hun vertrouwen op eigen kracht, zijn dikwijls de voortekenen van naderend verderf.

2. Op de koning. Hij dacht kwaad tegen de Heer, en zou hij ontsnappen? Neen, Nahum 1:14 Tegen u heeft de Heer bevolen, het besluit is afgekondigd, dat er van uw naam niemand meer zal gezaaid worden, dat uw gedachtenis vergaan zal, dat er van u niet meer zal gesproken worden, als vroeger, en dat het gerucht van uw grote daden op de vleugelen van de faam niet meer verbreid en met haar trompet niet meer uitgebazuind zal worden. Omdat Sanheribs zoon koning werd in zijn plaats, menen sommigen, dat dit wijst op de vernietiging van het Assyrische rijk niet lang daarna. Die kwaad denken tegen de Heer brengen haastig kwaad over zichzelf, hun geslacht en hun belangen, en maken hun eigen naam te schande door Zijn naam niet te eren. Verder wordt gedreigd,

a. Dat de beelden, die hij diende, uit hun tempel afgesneden zouden worden, "de gesnedene en gegoten beelden uit het huis van zijn god, wat, zoals sommigen menen, vervuld werd, toen Sanherib gedood werd door twee van zijn zonen, als hij in het huis van Nisroch, zijn god, zich neerboog door welke wrede vadermoord de tempel verontreinigd was". Daarom mogen wij veronderstellen, dat hij buiten gebruik werd gesteld, en de beelden er uit weggenomen werden, daar hun aanbidders zich daar niet meer vertoonden. Of, het kan ook meer algemeen opgevat worden als de volkomen verwoesting van Assyrië, het leger van de vijand zal alles verwoesten, en zelfs de beelden van hun goden niet sparen, waardoor God hun wilde beduiden, dat hun afgoderij een van de redenen was, waarom Hij een twist met hen had.

b. Dat Sanheribs graf daar zal zijn, sommigen denken in het huis van zijn god, daar is hij gedood en daar zal hij begraven worden, want hij is veracht, dit is zijn eeuwig brandmerk, dat hij zijn deel aan de natuurlijke liefde van zijn eigen kinderen zover verloren had, dat twee er van hem vermoordden. Of, er kan mee bedoeld zijn de schandelijke val van het Assyrische rijk zelf, op welks puinhopen dat van Babel opgericht werd. Welk een tumult er ontstond bij de val van die eens zo geduchte staat, die nu zo veracht was, is uitvoerig beschreven, Ezechiël 31:3, 11, 15, 16. Die zichzelf verachtelijk maken door schandelijke zonden, zal God verachtelijk maken door smadelijke straffen.

III. De grote verlossing, die God hierdoor werken zou voor Zijn eigen volk en de stad, die naar Zijn naam genoemd was. Het verderf van de vijanden van de kerk is de verlossing van de kerk, en een zeer grote verlossing was het, die voor Jeruzalem gewrocht werd door de vernietiging van Sanheribs leger.

1. Het beleg zal hierdoor opgeheven worden: "Nu zal Ik zijn juk van u breken, waardoor gij in slavernij gehouden wordt, en zal uw banden verscheuren, waardoor gij gebonden schijnt te zijn aan de toorn van de Assyriërs." Toen dat grote, overwinnende leger door het hele land van Juda zich met geweld vrij kwartier verschafte, en daar naar welgevallen leefde, was het op hen als een juk en als banden. Toen Jeruzalem belegerd werd, was het er als `t ware door gebonden en geboeid, maar, toen de engel des verderfs zijn werk gedaan had, waren Jeruzalems banden verscheurd, en het was opnieuw vrijgemaakt. Dit was een beeld van de grote verlossing, waardoor het Jeruzalem, dat boven is, vrijgemaakt is, in waarheid vrijgemaakt is.

2. De vijand zal zo verzwakt en ontmoedigd zijn, dat hij een dergelijke poging niet herhalen zal en het doel van deze benauwing zal door Gods genade zo volkomen bereikt zijn, dat er geen reden meer zal zijn voor zulk een strenge kastijding.

a. God zal Jeruzalem niet opnieuw beproeven, "Zijn toorn is afgewend en Hij zegt: Het is genoeg, want door deze schrik heeft Hij een einde gemaakt van al Zijn werk op de berg Sion" Isaiah 10:12, en daarom, "Al heb Ik u wel gedrukt, zal Ik u niet meer dekken, het bittere geneesmiddel zal niet meer voorgeschreven worden, tenzij het nodig is en de toestand van de patiënt het eist, want God plaagt niet van harte."

b. De vijand zal Jeruzalem niet meer durven aanvallen, Nahum 1:15 :De Belialsman zal voortaan niet meer door u doorgaan, zoals hij gedaan heeft, om alles te verwoesten, want hij is gans uitgeroeid en machteloos. Zijn leger is afgesneden, zijn moed is afgesneden, en tenslotte is hij zelf afgesneden.

3. Het bericht van deze grote verlossing zal bekend gemaakt en met overvloedige vreugde door het hele koninkrijk worden bekend gemaakt, Nahum 1:15. Zolang Sanherib de overhand had en alles veroverde, bracht iedere dag slecht nieuws, maar nu, zie op de bergen de voeten van degene, die het goede boodschap", de voeten van de Evangelist, van verre wordt hij reeds gezien op de bergen, terwijl hij zich haast, zo snel als zijn voeten hem dragen kunnen, en nog eens, welk een liefelijk gezicht is het, een bode des vredes te zien, nadat wij zoveel Jobsboden gezien hebben! Wij vinden, dat deze woorden door een ander profeet gebruikt worden om de genade van de verlossing van het volk van God uit Babel, Isaiah 52:7, toe te lichten. Niet, dat de ene profeet dat woord van de ander gestolen heeft, zoals die profeten deden, Jeremiah 23:30, maar, sprekende door dezelfde Geest, maakten zij dikwijls gebruik van dezelfde uitdrukkingen, en dat gebruik is nuttig voor dominees om hun instemming te betuigen met gezonde waarheden, 1 Timothy 6:3, door dezelfde gezonde woorden te gebruiken, 2 Timothy 1:13. Deze woorden worden ook aangehaald door de apostel, beide uit Jesaja en Nahum, en toegepast op de grote verlossing, voor ons gewrocht door onze Heer Jezus, en de verkondiging daarvan aan de wereld door het eeuwig Evangelie, Romans 10:15. "De dienaren van Christus zijn die boodschappers van goede tijding, die vrede door Jezus Christus prediken". Hoe lieflijk zijn de voeten van die boodschappers! Hoe welkom is hun boodschap aan hen, die hun ellende en gevaar vanwege de zonde zien! En hij, die deze goede tijding brengt, brengt tevens een oproeping aan Juda, om zijn vierdagen te vieren en zijn geloften te betalen.Gedurende de tijd van benauwdheid,

a. Waren de gewone feesten verzuimd. "Inter arma silent leges" -De stem van de wet is onhoorbaar onder het wapengekletter. Zolang Jeruzalem door legers omsingeld was, kon men niet daarheen opgaan om te aanbidden, maar nu het beleg is opgeheven, moeten zij terugkeren tot de viering van hun feesten, en de feesten des Heeren zullen dubbel aangenaam zijn voor het volk van God, nu zij enige tijd verstoken zijn geweest van dat voorrecht en God hun genadiglijk de gelegenheid teruggeeft, want zij hebben de waarde van zulke gunsten geleerd door het gemis er van.

b. Zij hadden geloften gedaan aan God, dat, als Hij hen uit deze benauwdheid verloste, zij iets buitengewoons in Zijn dienst zonden doen, tot Zijn eer, en nu die verlossing gewrocht is, worden zij opgeroepen om hun geloften te betalen, de belofte, die zij toen gedaan hadden, moet nu nagekomen worden," want het is beter, dat gij niet belooft, dan dat gij belooft en niet betaalt." En die woorden: De Belialsman zal door u niet meer doorgaan, kunnen beschouwd worden als een belofte van de voltooiing van het goede werk van de hervorming, dat Hizkia begonnen was, de goddelozen zullen niet meer, als weleer, overal wandelen, maar zij zullen afgesneden worden, en de verijdeling van de aanslagen van de goddeloze vijanden buiten, is inderdaad een gunst voor een volk, als zij gepaard gaat met het bedwang en de verbetering van de goddelozen binnen, die zijn gevaarlijkste vijanden zijn.

Bibliografische Informatie
Henry, Matthew. "Commentaar op Nahum 1". "Bijbelverkaring van Matthew Henry". https://www.studylight.org/commentaries/dut/mhm/nahum-1.html. 1706.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile