Lectionary Calendar
Monday, December 23rd, 2024
the Fourth Week of Advent
the Fourth Week of Advent
advertisement
advertisement
advertisement
Attention!
Take your personal ministry to the Next Level by helping StudyLight build churches and supporting pastors in Uganda.
Click here to join the effort!
Click here to join the effort!
Bible Commentaries
Bijbelverkaring van Matthew Henry Henry's compleet
Auteursrechtverklaring
Deze bestanden zijn publiek domein en zijn een afgeleide van een elektronische editie die beschikbaar is op de website Bible Support.
Deze bestanden zijn publiek domein en zijn een afgeleide van een elektronische editie die beschikbaar is op de website Bible Support.
Bibliografische Informatie
Henry, Matthew. "Commentaar op Malachi 4". "Bijbelverkaring van Matthew Henry". https://www.studylight.org/commentaries/dut/mhm/malachi-4.html. 1706.
Henry, Matthew. "Commentaar op Malachi 4". "Bijbelverkaring van Matthew Henry". https://www.studylight.org/
Whole Bible (3)
Inleiding
Bijbelverkaring van Matthew Henry, MALEACHI 4Wij ontvangen hier een zeer gepast onderwijs (zeer gepast als slot van de kanon des Ouden Testaments)
I. Aangaande de staat van beloning of vergelding, die ons is voorgesteld, de ellende van de goddelozen en de gelukzaligheid van de rechtvaardigen, Malachi 4:1.. Dit wordt ons voorgesteld door de profetie van Jeruzalems verwoesting en de ondergang van de ongelovige Joden, en van de troost en triomf dergenen, die het Evangelie aannamen.
II. Aangaande de toestand van beproeving en voorbereiding, waarin wij nu verkeren, waardoor ons geleerd wordt, een open oog te hebben voor de goddelijke openbaring en die te volgen. Zij moeten zich aan de wet van Mozes houden, Malachi 4:4, en verdere openbaring van God door Elia de profeet verwachten, namelijk door Johannes de Doper, de voorloper van de Messias, Malachi 4:5, Malachi 4:6.. Het laatste hoofdstuk van het Nieuwe Testament heeft vrijwel gelijk doel, als het hemel en hel in de toekomende wereld ons voorstelt, en ons vermaant in deze ons te houden aan Gods Woord.
Inleiding
Bijbelverkaring van Matthew Henry, MALEACHI 4Wij ontvangen hier een zeer gepast onderwijs (zeer gepast als slot van de kanon des Ouden Testaments)
I. Aangaande de staat van beloning of vergelding, die ons is voorgesteld, de ellende van de goddelozen en de gelukzaligheid van de rechtvaardigen, Malachi 4:1.. Dit wordt ons voorgesteld door de profetie van Jeruzalems verwoesting en de ondergang van de ongelovige Joden, en van de troost en triomf dergenen, die het Evangelie aannamen.
II. Aangaande de toestand van beproeving en voorbereiding, waarin wij nu verkeren, waardoor ons geleerd wordt, een open oog te hebben voor de goddelijke openbaring en die te volgen. Zij moeten zich aan de wet van Mozes houden, Malachi 4:4, en verdere openbaring van God door Elia de profeet verwachten, namelijk door Johannes de Doper, de voorloper van de Messias, Malachi 4:5, Malachi 4:6.. Het laatste hoofdstuk van het Nieuwe Testament heeft vrijwel gelijk doel, als het hemel en hel in de toekomende wereld ons voorstelt, en ons vermaant in deze ons te houden aan Gods Woord.
Verzen 1-3
Maleachi 4:1-3..De grote en vreselijke dag des Heren wordt hier geprofeteerd. Gelijk de wolk- en vuurkolom, zal die een donkere zijde hebben, naar de Egyptenaars gewend, die tegen God strijden, en een lichtzijde, naar de gelovige Israëlieten toegekeerd. De dag komt, dat is: de Here komt, de dag des Heren komt. En dit heeft betrekking zowel op Zijn eerste als op Zijn wederkomst, beide dagen zijn bepaald, en beide beantwoorden aan de hier gegeven schildering.
I. In beide is Christus een verterend vuur voor die tegen Hem opstaan. De dag van Zijn komst "zal branden als een oven, het zal een dag van de wrake, van de hitte des vuurs zijn", Hebrews 10:27. Dit wordt voorzegd aangaande de Messias, Psalms 21:9, Uwe hand zal Uw vijanden vinden Gij zult ze zetten als een vurige oven ter tijd Uws toornigen aangezicht. Het zal een dag van verschrikking en verwoesting zijn als de brand ener stad of liever van een bos, welks bomen verdord en verdroogd zijn, want daarop schijnen die woorden te zinspelen, gelijk ook Isaiah 10:17, Isaiah 10:18,. "Want het licht van Israël zal tot een vuur zijn, en Zijn Heilige tot een vlam, welke in brand steken en verteren zal zijn doornen en zijn distelen. Merk hier nu op
1. Wie voedsel voor dat vuur zullen zijn: alle hoogmoedigen van harte, wier woord tegen God heeft gesproken, wier hals stijf is en onbekwaam, zich te buigen onder het juk van Zijn geboden, allen goddelozen, die, gelijk zij hun neus omhoog steken, niet onderzoeken, hun gedachten zijn, dat er geen God is, Psalms 10:4.. Zij onderwerpen zich niet aan de genade en de heerschappij van Christus, in hun trots zeggen zij, dat zij niet willen, dat Deze koning over hen zal zijn. Het zijn al degenen, die goddeloos handelen in hun genegenheid en wandel die willens in de zonde volharden, de wet Gods verachten en overtreden en goddeloos handelen tegen het verbond, gelijk een andere profeet het reeds vroeger had gezegd, Daniel 11:32.. God, die ieders bestaan ten volle kent, weet wie die hoogmoedigen zijn en al hun daden, weet wie goddeloos handelen. Zij zullen zijn als stoppelen voor het vuur, er door verteerd worden, ten enenmale vergaan. En het is geheel aan hen zelf te wijten, dat dit lot hen treft, want zij hebben zich zelf tot stoppelen en voedsel voor het vuur gemaakt. Als ze geen stoppelen waren, zouden ze niet verbranden, want het vuur doet met ieder, naar zijn werk zal zijn: hout, hooi en stoppelen worden verteerd, maar goud, zilver, kostelijke stenen gereinigd, 1 Corinthiers 3:13- 15, . zij zijn bestand tegen het vuur. Zij, die zich door hun ongeloof tegen Christus verzetten, stellen zich daardoor tot doornen en distelen, die het vuur verbrandt, Isaiah 27:4, Isaiah 27:5..
2. Wat zal de kracht en wat de uitwerking van dat vuur zijn? De toekomstige dag zal ze in vlam zetten, ze zowel verschrikken als verteren en hun wortel noch tak laten, zoon noch neef (gelijk de Chaldeeuwse paraphrase luidt), noch zij noch hun geslacht zal gespaard worden, zij zullen ten enenmale uitgeroeid en afgesneden worden. Wie kent de sterkte van Gods toorn? De hoogmoedigen en die goddelooslijk handelen zullen die trotseren, maar Zijn sterkte ervaren. Waar zijn ze nu, die de hoogmoedigen gelukzalig achtten, wanneer alle ellende over hen wordt uitgegoten, wanneer hun geen tak van hun geluk voor het tegenwoordige, noch wortel van geluk voor de toekomst gelaten wordt? Dit is vervuld,
a. Toen Christus door Zijn leer schrik en oordeel over de Farizeeën en andere Joden, die goddeloos handelden, uitsprak, toen Hij dat vuur op de aarde zond, die het kaf van de overleveringen van de ouden en hun omtuining van Gods wet verbrandde.
b. Toen Jeruzalem door de Romeinen ingenomen en verwoest werd, en de Joden als volk ophielden, onder de hemel te bestaan, wortel noch tak overhoudende. Dat schijnt hier hoofdzakelijk bedoeld te zijn, onze Zaligmaker zegt, dat die dagen dagen van wrake zouden wezen, "opdat alles vervuld worde, dat geschreven is," Luke 21:22.. De ongelovige Joden waren als stoppelen voor het verterend vuur van Gods oordelen, die om hen samenpakken gelijk roofvogels om een dood lichaam samenkomen.
c. Het past ook en moet ook toegepast worden op de oordeelsdag, op het oordeel des doods. Sommige Joodse doctoren zien erin de straf, die de ziel des goddelozen aangrijpt, zodra die ziel het lichaam verlaten heeft. Maar het ziet toch vooral op het algemene oordeel, op de jongste dag, wanneer Christus zal geopenbaard worden in een vlammend vuur, om te oordelen alle hovaardigen en die goddeloos handelen. De ganse wereld zal dan branden als een oven, en alle kinderen van deze wereld, die daarop hun hart zetten en daarin hun deel hebben, zullen met haar vergaan, het vuur, dat dan aangestoken wordt, zal nimmer geblust worden.
II. In beide is Christus een verblijdend licht voor hen, die Hem getrouw dienen, die Zijn naam vrezen en Hem de ere geven, die Hem toekomt, Malachi 4:2,. die ontzag tonen voor die Naam, welke door de goddelozen veracht en vertreden wordt. Barmhartigheid en troost worden bewaard voor allen, die de Here vrezen en Zijns naams gedenken.
Merk op
1. Vanwaar deze genade en troost hun toekomen: Ulieden daarentegen, die Mijn Naam vreest, zal de Zon van de gerechtigheid opgaan, en er zal genezing zijn onder Zijn vleugelen. Gelijk de toekomstige dag voor de goddelozen een dag van storm zal zijn, een dag waarop God "strikken, vuur en zwavel op hen zal regenen en een geweldige stormwind het deel huns bekers zijn," Psalms 11:7,. "een dag van duisternis en donkerheid en geen licht," Amos 5:18, Amos 5:20, zo zal het een heerlijke en blijde dag wezen voor hen, die God vrezen, een dag van herleving als de rijzende zon aan de aarde bereidt. Nadruk wordt gelegd op de over Zoar opgaande zon, welke stad genadig gespaard werd voor het lot van de andere steden, die het vuur verteerde, Genesis 19:23.. zo wordt degenen, die God vrezen, troost toegesproken. Wanneer de harten van de anderen smelten van vreze, dan heffen zij hun hoofd opwaarts van vreugde omdat hun verlossing nabij is, Luke 21:28.. Onder de Zon van de gerechtigheid hebben wij niets en niemand anders te verstaan dan de Here Jezus Christus, die op Zich heeft genomen, het gelovig overblijfsel te redden, ten dage van der Joden ondergang, opdat het niet met de anderen omkome, en het te troosten met Zijn troost in de dagen van smart en verbaasdheid. Hij heeft degenen, die in Judea waren, aangezegd, dat "ze vlieden zouden op de bergen," Matthew 24:16.. Dat hebben zij gedaan en zijn veilig geweest in Pella. Maar de toepassing kan ook algemener zijn.
a. Op de komst van Christus in het vlees om te zoeken en zalig te maken die verloren zijn, toen de Zonne der gerechtigheid over deze duistere wereld opging. Christus is het Licht van de wereld, het ware licht, het grote licht, dat de dag maakt en beheerst, John 8:12,. als de Zon. Hij is het Licht des mensen, John 1:4,. voor der mensen zielen wat de zon voor de zichtbare wereld is, die zonder zon een hol zou zijn. De mensheid zou de duisternis zelf zijn, zonder het licht van de heerlijkheid Gods, schijnende in het aangezicht van Jezus Christus. Christus is de Zon, die in zichzelf het licht heeft en is de bron des lichts, Psalms 19:5.. Hij is de Zonne der gerechtigheid, want Hij is zelf een rechtvaardige Heiland. Rechtvaardigheid is beide het licht en de warmte van de zon, ze leidt, onderricht en maakt levend, Zijn woord is evenzo in warmte en licht. Hij heeft een eeuwige gerechtigheid aangebracht. Hij is ons van God geworden rechtvaardigheid, Hij is de Here van onze gerechtigheid, en wordt daarom terecht de Zonne van de gerechtigheid geheten. Door Hem worden wij gerechtvaardigd en geheiligd en zo geleid om het licht te zien. In de volheid des tijds ging de Zonne van de gerechtigheid over de wereld op, en daarmede kwam het Licht in de wereld, John 3:19,. een groot licht, Matthew 4:16.. In Hem heeft ons bezocht de Opgang uit de hoogte, om te verschijnen dengenen, die gezeten zijn in duisternis en schaduw des doods, Luke 1:78, Luke 1:79.. Rechtvaardigheid betekent soms barmhartigheid of goedwilligheid, en het was in Christus, dat de goedertierenheden onzes Gods ons bezocht hebben.
b. Het is toepasselijk op de genade en de troost des Heiligen Geestes, die in de zielen van de mensen wordt uitgestort. Hugo de Groot ziet erin, dat Christus Zijn Geest geeft, om in hun harten te schijnen, om hun een trooster en zon en schild te zijn. Hun, die bezield zijn met en geleid worden door een heilige vrees voor God en ontzag voor Zijn majesteit, zal ook Zijn liefde in het hart uitgestort worden door de Heilige Geest. Dan kan gezegd worden, dat de zon daarbinnen verrijst, een heerlijke dag aanbreekt en een levende bron in hen ontspringt.
c. Christus' wederkomst zal een glorievolle en welkome zonsopgang zijn voor allen, die Zijn Naam vrezen, dat zal die morgen van de opstanding wezen, wanneer de oprechten over de dwazen zullen heersen, Psalms 49:15.. Die dag, die voor de goddelozen een brandende oven zal zijn, zal voor de rechtvaardigen een heerlijke morgen wezen, daarop wachten ze, meer dan de wachters op de morgen.
2. Wat deze genade en troost hun zal brengen. Hij zal verrijzen met genezing onder Zijn vleugelen, of: in Zijn stralen, die als de vleugelen van de zon zijn. Christus kwam als de Zon, niet alleen om de donkere wereld licht te brengen, maar ook genezing aan een kranke aarde. De Joden (zegt Dr. Pocock) hebben een spreekwoord: Naarmate de zon stijgt, nemen de krankheden af, de bloemen, die de hele nacht treurig omlaag hingen en kwijnden, herleven in de morgen. Christus kwam in de wereld om de grote Heelmeester te zijn, ja en tegelijk de universele artsenij, beide heelmeester en balsem van Gilead. Toen Hij op aarde verkeerde ging Hij rond als de zon, goed doende, Hij genas alle ziekten en kwalen onder het volk, Hij genas er velen, zoals de zon ook doet. Hij zal opgaan met genezing in Zijn zomen (zoals sommigen lezen, met zinspeling op de vrouw, die slechts de zoom van Zijn kleed aanraakte en gezond werd, terwijl Hij bekende, dat kracht van Hem was uitgegaan, Mark 5:28.. Maar dat genezen van lichamelijke kwalen was een beeld van Zijn grote plan, komende in de wereld, om der mensen zielen te genezen, ze gezond te maken, opdat zij God mochten dienen en zich in Hem verblijden.
3. Welke goede uitwerking dat op hen zal hebben.
A. Hij zal hun innerlijke kracht geven: "Gij zult uitgaan, gelijk de genezenen naar buiten gaan en tot uw arbeid wederkeren." De ziel verlaat bij de dood het lichaam, en het lichaam bij de opstanding het graf, gelijk gevangenen hun kerker, en beide om het licht te zien en de vrijheid te herkrijgen. "Gij zult uitgaan, als planten uit de aarde schieten, wanneer de lentezon ontwaakt." Sommigen zien daarin de uittocht van de Christenen uit Jeruzalem, om haar ondergang niet mee te maken. zo gaan de zieken, voor wie deze Zonne der gerechtigheid opgaat, uit de wereld, uit Babel, en worden waarlijk vrijgemaakt. "Gij zult insgelijks toenemen, tot gezondheid en vrijheid weergekeerd zult gij toenemen in kennis en genade en geestelijke kracht." De zielen, over wie de Zonne der gerechtigheid opgaat, groeien op tot een volkomen man, die door de genade Gods wijs en goed zijn gemaakt, worden door dezelfde genade wijzer en beter, en hun pad, gelijk dat van de opgaande zon, "voortgaande en lichtende tot de volle dag toe," Proverbs 4:18.. Hun toenemen wordt vergeleken met dat van mestkalveren, een snelle, krachtige, nuttige groei. "Gij zult toenemen, niet gelijk de bloemen des velds, die tenger en teer en tot weinig nut zijn, die spoedig verdorren als zij bloeien, maar als mestkalveren", dat is, gelijk een rabbijn het uitlegt, toenemen in vlees en vet, waarmede Gods altaren en `s mensen tafel gevuld worden. Zo is de groei van de heiligen, over wie de Zonne der gerechtigheid opgaat, een eer voor God en mensen. Sommigen lezen, inplaats van "Gij zult toenemen", Gij zult u bewegen en van vreugde opspringen, even vrolijk als kalveren uit de stal (Engelse vertaling voor ons mestkalveren) wanneer zij naar de weide losgelaten worden. Het spreekt dan van de blijdschap van de heiligen, die zich in Jezus Christus verheugen, ook zij zullen opspringen van vreugd en altijd triumferen.
B. Het zal hun de overwinning geven over hun vijanden, Malachi 4:3.. Gij zult de goddelozen vertreden. Er is een tijd geweest, dat de goddelozen hen vertraden en tot hun ziel zeiden: Buigt u neder, dat wij over u gaan, maar eens komt de dag, dat zij de goddelozen vertreden. De goddelozen, tot Christus' voetbank gemaakt, zullen ook hun voetbank zijn, Psalms 110:1. en komen en aanbidden voor hunne voeten, Revelation 3:9.. De meerdere zal de mindere dienen. Wanneer de gelovigen door het geloof de wereld overwinnen, wanneer zij hun eigen verdorven begeerten en hartstochten bedwingen, dan verbrijzelt God de Satan onder hun voeten, en vertreden zij de goddelozen. Toen de beurt aan de Christenen kwam om over de Joden te triumferen, die hen gelasterd hadden, werd deze belofte vervuld: zij zullen as worden onder de zolen uwer veten, gij zult ze vertreden, zelfs tot as. Wanneer de dag, die komt, hen zal verbrand hebben, zult gij ze tot as vertreden. Wanneer de rechtvaardigen ten eeuwigen leven zullen opstaan, zullen de goddelozen tot eeuwige afgrijzing verrijzen, en hoewel genen zich niet verblijden over dezen, ze zullen toch zich verheugen, dat God in hun verderf verheerlijkt wordt. De verheerlijkte heiligen wordt voorspeld, dat ze macht zullen hebben over de volken, zij zullen ze hoeden met een ijzeren staf, Revelation 2:26, Revelation 2:27. Dat zult gij doen te dien dage, die Ik maken zal, zegt de Here der heirscharen. Zie, de triumf van de heiligen is te danken aan Gods triomf, niet zij doen het, maar Hij doet het. Hij zegt. "Komt en zet uw voet op de nek van deze koningen." De Engelse vertaling luidt hier: Ten dage, dat Ik dit doen zal, dat Ik u die triumf bereid. Het zal die dag zijn, waarvan gij met blijdschap zult getuigen: Dit is de dag, die de Here gemaakt heeft, laat ons op hem ons verheugen en verblijd zijn, Psalms 118:24. De dag van de verwoesting van Jeruzalem wordt Acts 2:20, de grote en doorluchtige dag des Heren genoemd. En wanneer onze Heiland die verwoesting voorzegt, maakt Hij van soortgelijke uitdrukkingen gebruik, die evengoed toepasselijk zijn op het einde van de wereld en het laatste oordeel. Die verwoesting van de heilige stad was zulk een ontzettende openbaring van Gods toorn van de hemel, en veroorzaakte op aarde zo'n afschuw en ellende, dat ze als type kan gelden van de heerlijke overgang, die aan het einde der dagen in de eeuwigheid zal overbrengen. Door de vervulling van deze profetieën in de ondergang van de Joodse natie vinden wij de bevestiging van ons geloof in de verzekeringen, die Christus ons heeft geschonken aangaande de oplossing aller dingen. Zie, Ik kom haastelijk, zegt Christus de Here der heirscharen, Wien alle macht in hemel en op aarde gegeven is.
Verzen 1-3
Maleachi 4:1-3..De grote en vreselijke dag des Heren wordt hier geprofeteerd. Gelijk de wolk- en vuurkolom, zal die een donkere zijde hebben, naar de Egyptenaars gewend, die tegen God strijden, en een lichtzijde, naar de gelovige Israëlieten toegekeerd. De dag komt, dat is: de Here komt, de dag des Heren komt. En dit heeft betrekking zowel op Zijn eerste als op Zijn wederkomst, beide dagen zijn bepaald, en beide beantwoorden aan de hier gegeven schildering.
I. In beide is Christus een verterend vuur voor die tegen Hem opstaan. De dag van Zijn komst "zal branden als een oven, het zal een dag van de wrake, van de hitte des vuurs zijn", Hebrews 10:27. Dit wordt voorzegd aangaande de Messias, Psalms 21:9, Uwe hand zal Uw vijanden vinden Gij zult ze zetten als een vurige oven ter tijd Uws toornigen aangezicht. Het zal een dag van verschrikking en verwoesting zijn als de brand ener stad of liever van een bos, welks bomen verdord en verdroogd zijn, want daarop schijnen die woorden te zinspelen, gelijk ook Isaiah 10:17, Isaiah 10:18,. "Want het licht van Israël zal tot een vuur zijn, en Zijn Heilige tot een vlam, welke in brand steken en verteren zal zijn doornen en zijn distelen. Merk hier nu op
1. Wie voedsel voor dat vuur zullen zijn: alle hoogmoedigen van harte, wier woord tegen God heeft gesproken, wier hals stijf is en onbekwaam, zich te buigen onder het juk van Zijn geboden, allen goddelozen, die, gelijk zij hun neus omhoog steken, niet onderzoeken, hun gedachten zijn, dat er geen God is, Psalms 10:4.. Zij onderwerpen zich niet aan de genade en de heerschappij van Christus, in hun trots zeggen zij, dat zij niet willen, dat Deze koning over hen zal zijn. Het zijn al degenen, die goddeloos handelen in hun genegenheid en wandel die willens in de zonde volharden, de wet Gods verachten en overtreden en goddeloos handelen tegen het verbond, gelijk een andere profeet het reeds vroeger had gezegd, Daniel 11:32.. God, die ieders bestaan ten volle kent, weet wie die hoogmoedigen zijn en al hun daden, weet wie goddeloos handelen. Zij zullen zijn als stoppelen voor het vuur, er door verteerd worden, ten enenmale vergaan. En het is geheel aan hen zelf te wijten, dat dit lot hen treft, want zij hebben zich zelf tot stoppelen en voedsel voor het vuur gemaakt. Als ze geen stoppelen waren, zouden ze niet verbranden, want het vuur doet met ieder, naar zijn werk zal zijn: hout, hooi en stoppelen worden verteerd, maar goud, zilver, kostelijke stenen gereinigd, 1 Corinthiers 3:13- 15, . zij zijn bestand tegen het vuur. Zij, die zich door hun ongeloof tegen Christus verzetten, stellen zich daardoor tot doornen en distelen, die het vuur verbrandt, Isaiah 27:4, Isaiah 27:5..
2. Wat zal de kracht en wat de uitwerking van dat vuur zijn? De toekomstige dag zal ze in vlam zetten, ze zowel verschrikken als verteren en hun wortel noch tak laten, zoon noch neef (gelijk de Chaldeeuwse paraphrase luidt), noch zij noch hun geslacht zal gespaard worden, zij zullen ten enenmale uitgeroeid en afgesneden worden. Wie kent de sterkte van Gods toorn? De hoogmoedigen en die goddelooslijk handelen zullen die trotseren, maar Zijn sterkte ervaren. Waar zijn ze nu, die de hoogmoedigen gelukzalig achtten, wanneer alle ellende over hen wordt uitgegoten, wanneer hun geen tak van hun geluk voor het tegenwoordige, noch wortel van geluk voor de toekomst gelaten wordt? Dit is vervuld,
a. Toen Christus door Zijn leer schrik en oordeel over de Farizeeën en andere Joden, die goddeloos handelden, uitsprak, toen Hij dat vuur op de aarde zond, die het kaf van de overleveringen van de ouden en hun omtuining van Gods wet verbrandde.
b. Toen Jeruzalem door de Romeinen ingenomen en verwoest werd, en de Joden als volk ophielden, onder de hemel te bestaan, wortel noch tak overhoudende. Dat schijnt hier hoofdzakelijk bedoeld te zijn, onze Zaligmaker zegt, dat die dagen dagen van wrake zouden wezen, "opdat alles vervuld worde, dat geschreven is," Luke 21:22.. De ongelovige Joden waren als stoppelen voor het verterend vuur van Gods oordelen, die om hen samenpakken gelijk roofvogels om een dood lichaam samenkomen.
c. Het past ook en moet ook toegepast worden op de oordeelsdag, op het oordeel des doods. Sommige Joodse doctoren zien erin de straf, die de ziel des goddelozen aangrijpt, zodra die ziel het lichaam verlaten heeft. Maar het ziet toch vooral op het algemene oordeel, op de jongste dag, wanneer Christus zal geopenbaard worden in een vlammend vuur, om te oordelen alle hovaardigen en die goddeloos handelen. De ganse wereld zal dan branden als een oven, en alle kinderen van deze wereld, die daarop hun hart zetten en daarin hun deel hebben, zullen met haar vergaan, het vuur, dat dan aangestoken wordt, zal nimmer geblust worden.
II. In beide is Christus een verblijdend licht voor hen, die Hem getrouw dienen, die Zijn naam vrezen en Hem de ere geven, die Hem toekomt, Malachi 4:2,. die ontzag tonen voor die Naam, welke door de goddelozen veracht en vertreden wordt. Barmhartigheid en troost worden bewaard voor allen, die de Here vrezen en Zijns naams gedenken.
Merk op
1. Vanwaar deze genade en troost hun toekomen: Ulieden daarentegen, die Mijn Naam vreest, zal de Zon van de gerechtigheid opgaan, en er zal genezing zijn onder Zijn vleugelen. Gelijk de toekomstige dag voor de goddelozen een dag van storm zal zijn, een dag waarop God "strikken, vuur en zwavel op hen zal regenen en een geweldige stormwind het deel huns bekers zijn," Psalms 11:7,. "een dag van duisternis en donkerheid en geen licht," Amos 5:18, Amos 5:20, zo zal het een heerlijke en blijde dag wezen voor hen, die God vrezen, een dag van herleving als de rijzende zon aan de aarde bereidt. Nadruk wordt gelegd op de over Zoar opgaande zon, welke stad genadig gespaard werd voor het lot van de andere steden, die het vuur verteerde, Genesis 19:23.. zo wordt degenen, die God vrezen, troost toegesproken. Wanneer de harten van de anderen smelten van vreze, dan heffen zij hun hoofd opwaarts van vreugde omdat hun verlossing nabij is, Luke 21:28.. Onder de Zon van de gerechtigheid hebben wij niets en niemand anders te verstaan dan de Here Jezus Christus, die op Zich heeft genomen, het gelovig overblijfsel te redden, ten dage van der Joden ondergang, opdat het niet met de anderen omkome, en het te troosten met Zijn troost in de dagen van smart en verbaasdheid. Hij heeft degenen, die in Judea waren, aangezegd, dat "ze vlieden zouden op de bergen," Matthew 24:16.. Dat hebben zij gedaan en zijn veilig geweest in Pella. Maar de toepassing kan ook algemener zijn.
a. Op de komst van Christus in het vlees om te zoeken en zalig te maken die verloren zijn, toen de Zonne der gerechtigheid over deze duistere wereld opging. Christus is het Licht van de wereld, het ware licht, het grote licht, dat de dag maakt en beheerst, John 8:12,. als de Zon. Hij is het Licht des mensen, John 1:4,. voor der mensen zielen wat de zon voor de zichtbare wereld is, die zonder zon een hol zou zijn. De mensheid zou de duisternis zelf zijn, zonder het licht van de heerlijkheid Gods, schijnende in het aangezicht van Jezus Christus. Christus is de Zon, die in zichzelf het licht heeft en is de bron des lichts, Psalms 19:5.. Hij is de Zonne der gerechtigheid, want Hij is zelf een rechtvaardige Heiland. Rechtvaardigheid is beide het licht en de warmte van de zon, ze leidt, onderricht en maakt levend, Zijn woord is evenzo in warmte en licht. Hij heeft een eeuwige gerechtigheid aangebracht. Hij is ons van God geworden rechtvaardigheid, Hij is de Here van onze gerechtigheid, en wordt daarom terecht de Zonne van de gerechtigheid geheten. Door Hem worden wij gerechtvaardigd en geheiligd en zo geleid om het licht te zien. In de volheid des tijds ging de Zonne van de gerechtigheid over de wereld op, en daarmede kwam het Licht in de wereld, John 3:19,. een groot licht, Matthew 4:16.. In Hem heeft ons bezocht de Opgang uit de hoogte, om te verschijnen dengenen, die gezeten zijn in duisternis en schaduw des doods, Luke 1:78, Luke 1:79.. Rechtvaardigheid betekent soms barmhartigheid of goedwilligheid, en het was in Christus, dat de goedertierenheden onzes Gods ons bezocht hebben.
b. Het is toepasselijk op de genade en de troost des Heiligen Geestes, die in de zielen van de mensen wordt uitgestort. Hugo de Groot ziet erin, dat Christus Zijn Geest geeft, om in hun harten te schijnen, om hun een trooster en zon en schild te zijn. Hun, die bezield zijn met en geleid worden door een heilige vrees voor God en ontzag voor Zijn majesteit, zal ook Zijn liefde in het hart uitgestort worden door de Heilige Geest. Dan kan gezegd worden, dat de zon daarbinnen verrijst, een heerlijke dag aanbreekt en een levende bron in hen ontspringt.
c. Christus' wederkomst zal een glorievolle en welkome zonsopgang zijn voor allen, die Zijn Naam vrezen, dat zal die morgen van de opstanding wezen, wanneer de oprechten over de dwazen zullen heersen, Psalms 49:15.. Die dag, die voor de goddelozen een brandende oven zal zijn, zal voor de rechtvaardigen een heerlijke morgen wezen, daarop wachten ze, meer dan de wachters op de morgen.
2. Wat deze genade en troost hun zal brengen. Hij zal verrijzen met genezing onder Zijn vleugelen, of: in Zijn stralen, die als de vleugelen van de zon zijn. Christus kwam als de Zon, niet alleen om de donkere wereld licht te brengen, maar ook genezing aan een kranke aarde. De Joden (zegt Dr. Pocock) hebben een spreekwoord: Naarmate de zon stijgt, nemen de krankheden af, de bloemen, die de hele nacht treurig omlaag hingen en kwijnden, herleven in de morgen. Christus kwam in de wereld om de grote Heelmeester te zijn, ja en tegelijk de universele artsenij, beide heelmeester en balsem van Gilead. Toen Hij op aarde verkeerde ging Hij rond als de zon, goed doende, Hij genas alle ziekten en kwalen onder het volk, Hij genas er velen, zoals de zon ook doet. Hij zal opgaan met genezing in Zijn zomen (zoals sommigen lezen, met zinspeling op de vrouw, die slechts de zoom van Zijn kleed aanraakte en gezond werd, terwijl Hij bekende, dat kracht van Hem was uitgegaan, Mark 5:28.. Maar dat genezen van lichamelijke kwalen was een beeld van Zijn grote plan, komende in de wereld, om der mensen zielen te genezen, ze gezond te maken, opdat zij God mochten dienen en zich in Hem verblijden.
3. Welke goede uitwerking dat op hen zal hebben.
A. Hij zal hun innerlijke kracht geven: "Gij zult uitgaan, gelijk de genezenen naar buiten gaan en tot uw arbeid wederkeren." De ziel verlaat bij de dood het lichaam, en het lichaam bij de opstanding het graf, gelijk gevangenen hun kerker, en beide om het licht te zien en de vrijheid te herkrijgen. "Gij zult uitgaan, als planten uit de aarde schieten, wanneer de lentezon ontwaakt." Sommigen zien daarin de uittocht van de Christenen uit Jeruzalem, om haar ondergang niet mee te maken. zo gaan de zieken, voor wie deze Zonne der gerechtigheid opgaat, uit de wereld, uit Babel, en worden waarlijk vrijgemaakt. "Gij zult insgelijks toenemen, tot gezondheid en vrijheid weergekeerd zult gij toenemen in kennis en genade en geestelijke kracht." De zielen, over wie de Zonne der gerechtigheid opgaat, groeien op tot een volkomen man, die door de genade Gods wijs en goed zijn gemaakt, worden door dezelfde genade wijzer en beter, en hun pad, gelijk dat van de opgaande zon, "voortgaande en lichtende tot de volle dag toe," Proverbs 4:18.. Hun toenemen wordt vergeleken met dat van mestkalveren, een snelle, krachtige, nuttige groei. "Gij zult toenemen, niet gelijk de bloemen des velds, die tenger en teer en tot weinig nut zijn, die spoedig verdorren als zij bloeien, maar als mestkalveren", dat is, gelijk een rabbijn het uitlegt, toenemen in vlees en vet, waarmede Gods altaren en `s mensen tafel gevuld worden. Zo is de groei van de heiligen, over wie de Zonne der gerechtigheid opgaat, een eer voor God en mensen. Sommigen lezen, inplaats van "Gij zult toenemen", Gij zult u bewegen en van vreugde opspringen, even vrolijk als kalveren uit de stal (Engelse vertaling voor ons mestkalveren) wanneer zij naar de weide losgelaten worden. Het spreekt dan van de blijdschap van de heiligen, die zich in Jezus Christus verheugen, ook zij zullen opspringen van vreugd en altijd triumferen.
B. Het zal hun de overwinning geven over hun vijanden, Malachi 4:3.. Gij zult de goddelozen vertreden. Er is een tijd geweest, dat de goddelozen hen vertraden en tot hun ziel zeiden: Buigt u neder, dat wij over u gaan, maar eens komt de dag, dat zij de goddelozen vertreden. De goddelozen, tot Christus' voetbank gemaakt, zullen ook hun voetbank zijn, Psalms 110:1. en komen en aanbidden voor hunne voeten, Revelation 3:9.. De meerdere zal de mindere dienen. Wanneer de gelovigen door het geloof de wereld overwinnen, wanneer zij hun eigen verdorven begeerten en hartstochten bedwingen, dan verbrijzelt God de Satan onder hun voeten, en vertreden zij de goddelozen. Toen de beurt aan de Christenen kwam om over de Joden te triumferen, die hen gelasterd hadden, werd deze belofte vervuld: zij zullen as worden onder de zolen uwer veten, gij zult ze vertreden, zelfs tot as. Wanneer de dag, die komt, hen zal verbrand hebben, zult gij ze tot as vertreden. Wanneer de rechtvaardigen ten eeuwigen leven zullen opstaan, zullen de goddelozen tot eeuwige afgrijzing verrijzen, en hoewel genen zich niet verblijden over dezen, ze zullen toch zich verheugen, dat God in hun verderf verheerlijkt wordt. De verheerlijkte heiligen wordt voorspeld, dat ze macht zullen hebben over de volken, zij zullen ze hoeden met een ijzeren staf, Revelation 2:26, Revelation 2:27. Dat zult gij doen te dien dage, die Ik maken zal, zegt de Here der heirscharen. Zie, de triumf van de heiligen is te danken aan Gods triomf, niet zij doen het, maar Hij doet het. Hij zegt. "Komt en zet uw voet op de nek van deze koningen." De Engelse vertaling luidt hier: Ten dage, dat Ik dit doen zal, dat Ik u die triumf bereid. Het zal die dag zijn, waarvan gij met blijdschap zult getuigen: Dit is de dag, die de Here gemaakt heeft, laat ons op hem ons verheugen en verblijd zijn, Psalms 118:24. De dag van de verwoesting van Jeruzalem wordt Acts 2:20, de grote en doorluchtige dag des Heren genoemd. En wanneer onze Heiland die verwoesting voorzegt, maakt Hij van soortgelijke uitdrukkingen gebruik, die evengoed toepasselijk zijn op het einde van de wereld en het laatste oordeel. Die verwoesting van de heilige stad was zulk een ontzettende openbaring van Gods toorn van de hemel, en veroorzaakte op aarde zo'n afschuw en ellende, dat ze als type kan gelden van de heerlijke overgang, die aan het einde der dagen in de eeuwigheid zal overbrengen. Door de vervulling van deze profetieën in de ondergang van de Joodse natie vinden wij de bevestiging van ons geloof in de verzekeringen, die Christus ons heeft geschonken aangaande de oplossing aller dingen. Zie, Ik kom haastelijk, zegt Christus de Here der heirscharen, Wien alle macht in hemel en op aarde gegeven is.
Verzen 4-6
Maleachi 4:4-6Ongetwijfeld wordt met deze woorden bedoeld, een plechtig slot te geven niet alleen aan deze profetie, maar ook aan de gehele kanon des Ouden Testaments. Duidelijk blijkt hieruit, dat geen openbaring noch goddelijk geschrift, niets meer van de Geest van de profetie te wachten was, tot op de dag, dat de Messias Zijn Evangelie zou verkondigen, waardoor dus de Apocriefen buiten de heilige kanon geplaatst werden, gelijk de Joden ze dan ook nooit als Heilige Schrift hebben erkend.
Nu de profetie ophoudt en op het punt staat verzegeld te worden, werden van Gods volk, dat toen leefde, twee dingen geëist, en wel:
I. Zij moeten diepe eerbied blijven koesteren voor de wet van Mozes, Malachi 4:4. Gedenkt de wet van Mozes, Mijn knecht en onderhoudt die, de wet, die Ik hem bevolen heb op Horeb aan gans Israël, de inzettingen en rechten niet enkel de wet van de tien geboden, maar alle morele en ceremoniële voorschriften, die Ik toen door hem heb geboden.
Merk op,
1. De eervolle vermelding, die hier van Mozes wordt gemaakt, de eerste Bijbelschrijver des Ouden Testaments, door Maleachi, de laatste. God noemt hem door Maleachi Mijn knecht want de rechtvaardige zal in eeuwige gedachtenis zijn. Zie, hoe de schrijvers van de Schrift, ofschoon ze in verschillende eeuwen geleefd hebben en door vele eeuwen van elkander gescheiden zijn (meer dan twaalf honderd jaren waren er tussen Mozes en Maleachi verlopen) allen in een zaak overeenstemmen en elkaar daarin steunen, dat ze allen door dezelfde Geest werden bezield en geïnspireerd.
2. De eervolle vermelding van Mozes' wet, als hetgeen God zelf had bevolen. Hij erkent ze als Zijn wet, die hij aan gans Israël had bevolen, als de volkswet voor Zijn koninkrijk. Zo maakt God Zijn wet groot en eert die. Wij moeten de wet onderhouden, omdat God ze geboden en ons geboden heeft, want wij zijn Zijn geestelijk Israël. En indien wij de zegen van het verbond met Israël, Hebrews 8:10, verwachten, moeten wij ook de inzettingen onderhouden, die Israël gegeven waren, namelijk die tot eeuwige onderhouding waren geboden.
3. De somma van onze plicht, met betrekking tot de wet. Wij moeten haar gedenken. Vergeten van de wet ligt ten grondslag aan alle overtreding, als wij haar steeds gedachtig waren, zouden wij ook immer dienovereenkomstig handelen. Wij moeten haar gedenken, wanneer daartoe aanleiding bestaat, haar voorschriften gedenken en de zegen, daaraan verbonden. De taak van de consciëntie is, dat ze ons aanspoort, de wet te gedenken. Maar waarom vindt het gebod, van de wet van Mozes te gedenken, hier een plaats?
a. Deze profeet heeft zijn volk bestraft om grove overtredingen, beide in hun wandel en hun godsverering, en om tot reformatie te komen, behoeft hij alleen te herinneren aan de wet van Mozes: "houdt die en gij volbrengt al wat ge te doen hebt." Hij legt hun geen anderen last op dan wat zij ontvangen hebben, hetgeen gij hebt, houdt dat" Revelation 2:24, Revelation 2:25. Zie, afgedwaalde kerken moeten volgens het geschreven woord hervormd worden, en zich leren schikken naar de wet en de getuigenis, 1 Corinthiers 11:23. b. De kerk had lange tijd de zegen van de profetieën genoten, de zegen van de buitengewone gezanten Gods, en nu hadden zij een geheel boek vol profetieën, een afgewerkt stuk. Ze moesten nu niet denken, dat daardoor de wet van Mozes opgeheven en uit de tijd geraakt was, alsof zij nu tot een hoger trap van godsdienst waren opgeklommen, en de oude afgedaan had. Neen de profeten doen niets dan de wet bevestigen en toepassen en derzelver waarneming op het hart binden, derhalve: gedenkt van de wet van Mozes. Zie, zelfs wanneer wij belangrijke vorderingen in kennis hebben gemaakt, moeten wij de eerste beginselen niet vergeten noch die verzaken. Zij, die de geschriften van de profeten en de Openbaring van Johannes bestuderen, moeten de wet van Mozes en de vier Evangeliën toch ook gedenken.
c. De profetie zou nu in de kerk enige eeuwen rusten, en de Geest van de profetie niet weer ontwaken voor het begin des Evangelies, laat hen intussen de wet van Mozes gedenken, zich voegen naar haar voorschriften en rekenen op haar beloften. Zie, zolang wij het geschreven Woord bezitten behoeven wij niet te klagen over gebrek aan gezichten en openbaringen. Wij hebben de ganse Schrift om ons te onderwijzen, want dit is het zeer vaste woord van de profetie en de toetssteen, waaraan wij de geesten moeten beproeven. Al hebben wij geen profeten, zolang wij Bijbels bezitten, kunnen wij gemeenschap met God hebben en in Zijn weg blijven.
d. Zij hadden de komst van de Messias, de prediking van Zijn Evangelie en de stichting van Zijn koninkrijk te verwachten, en intussen hadden ze zich te houden aan de wet van Mozes en derzelver voorschriften op te volgen, dan mochten zij de zegen en de troost verwachten, die het Evangelie van Christus zou aanbrengen, want die heeft, die zal gegeven worden, en hij zal overvloediglijk hebben.
II. Zij moesten gelovig blijven uitzien naar het Evangelie van Christus, en, daaraan voorafgaande, naar de verschijning van de profeet Elia, Malachi 4:5, Malachi 4:6. Ziet, Ik zende ulieden de profeet Elia. Ofschoon de Geest van de profetie voor een tijd zwijgen zou en hun alleen de wet overblijven om geraadpleegd te worden. toch zou die Geest herleven in enen, die voor de Christus zou heengaan in de geest en de kracht van Elia, Luke 1:17. De wet en de profeten zouden zijn tot op Johannes, Luke 16:16, om de enige lichten te zijn, totdat de Morgenster zou opgaan. Zie, God heeft Zich nooit in de wereld onbetuigd gelaten, nog minder in de kerk, maar het licht van de goddelijke openbaring al helderder en helderder laten schijnen tot de volkomen dag. Zij hadden vooreerst nog Mozes en de profeten, om die te horen, maar God zal verder gaan en hun de profeet Elia zenden.
Merk op
1. Wie de profeet is, die gezonden zal worden: Elia. De Joodse doctoren meenden, dat het dezelfde Elia zou zijn, die in de dagen van Achab geleefd en geprofeteerd had, die zou andermaal komen als de voorloper van de Messias, anderen evenwel dachten aan een ander persoon, maar bezield met dezelfde geest. Die verschillende gevoelens komen uit, naar het schijnt, in de vraag aan Johannes de Doper: "Zijt gij Elias? Zijt gij de Profeet," John 1:19, die die naam dragen zou? Wij, Christenen, echter, weten zeer wel, dat Johannes de Elia is geweest, die komen zou, Matthew 17:10, en zeer nadrukkelijk, Matthew 11:14, dezelfde, van wie geschreven staat: Ziet, Ik zende Mijn engel, Malachi 3:1. Elia was een man van grote strengheid en zelfverloochening, vol ijver voor God, stout in het bestraffen van de zonde en werkzaam in het terugvoeren van een afvallig volk tot God en zijn plicht: Johannes de Doper werd door diezelfde geest en kracht bezield en predikte bekering en geloof, gelijk Elia gedaan had, Johannes' doop was van de hemel en niet uit de mensen. Zie, wanneer God zulk werk te doen heeft, als vroeger gedaan was, kan en zal Hij zulke mannen verwekken om dat te volbrengen als Hij tevoren had verwekt, en een Johannes vervullen met de geest en de kracht van Elia.
2. Wanneer hij zou gezonden worden: voor de verschijning van de Messias, die, omdat dit de ondergang van deze wereld en het einde van de Joodse kerk zou betekenen, hier genoemd wordt de komst van die grote en vreselijke dag des Heren. Johannes waarschuwt daarvoor openlijk, wanneer hij spreekt van de toekomende toorn, die vreselijke toorn, die haast komen zou, en wijst een weg ter ontkoming aan, door te zeggen, dat Christus een wan in Zijn hand heeft om Zijn dorsvloer te doorzuiveren, Matthew 3:7, Matthew 3:10, Matthew 3:12. Die dag van Christus, toen Hij voor de eerste maal kwam, was als de dag, wanneer Hij zal wederkomen, ofschoon een grote en heerlijke dag voor die Hem liefhebben, toch een grote en vreselijke dag voor degenen, die zich tegen Hem stellen. Johannes de Doper werd gezonden voor de komst van die dag, om het volk daarvoor te waarschuwen, opdat zij het naderend verderf ontgaan en zich bijtijds in veiligheid stellen mochten.
3. Wat zijn opdracht zal zijn. Hij zal het hart van de vaderen tot de kinderen wederbrengen, en het hart van de kinderen tot hunne vaderen, dat is: hij zal tot dat werk gebruikt worden. Hij zal het beproeven, zijn leer en doop zullen daarop doelen en bij velen met goed gevolg. Hij zal een werktuig zijn in Gods hand om "velen van de kinderen Israëls te bekeren tot de Here, hun God, en de Here bereiden een toegerust volk," Luke 1:16, Luke 1:17. Zie, zielen tot God en hun plicht te bekeren is de beste voorbereiding voor de grote en vreselijke dag des Heren. Aangaande Johannes wordt beloofd,
a. Dat hij verandering zal teweegbrengen, met kracht stand houden tegen de sterke stroom van zonde en goddeloosheid die hij onder de kinderen zijns volks vond, alles medeslepende. Dit heet alles weder oprichten, Matthew 17:11, het weder op zijn plaats brengen en in de rechte bedding overleiden.
b. Dat hij een leer zal prediken, die `s mensen hart zal treffen, invloed uitoefenen en een verandering in hem werken. Gods woord zal, in zijn mond levend en krachtig zijn, een oordeler van de gedachten en van de overleggingen des harten. Veler consciëntie is door zijn prediking wakker geschud, die in sluimer verzonken waren, zodanig waren de geest en de kracht, die in hem woonden.
c. Dat hij het hart van de vaderen tot de kinderen zou wederbrengen, en het hart van de kinderen tot (sommigen lezen: met) de vaderen, samen tot God en hun plicht. Hij zal ouden en jongen oproepen tot bekering en niet vergeefs arbeiden, want vele vaders, die oud werden, en vele kinderen, die opgroeiden, zou hij door zijn bediening winnen.
d. Zo zou hij een werktuig zijn om liefde en eenheid in de huisgezinnen en de familiën te hervatten en ze inniger saam te binden, door allen te zamen nauwer met hun God te verenigen. Hij zou de weg bereiden voor het koninkrijk der hemelen, dat al zijn getrouwe onderdanen een hart en eene ziel zou maken, Acts 4:32, een koninkrijk van liefde, waaruit alle vijandschap gebannen wordt.
4. Tot dat doel zal hij worden uitgezonden, opdat Ik niet kome en de aarde met de ban sla, dit is het land Israël, het lichaam van de Joodse kerk (die uit de aarde aards was). Door hun goddeloosheid en onbekeerlijkheid hadden de Joden zich Gods vloek op de hals gehaald, die een overgeven aan alle kwaad in zich sluit. God stond gereed, hen met die ban te slaan, dan eindelijke, gehele ondergang over hen te brengen, hen te doden om die vloek. Maar nog eenmaal wil Hij beproeven, of zij zich bekeren en geloven en zo alle vloek afwenden willen, daarom zendt Hij hun Johannes de Doper om hun bekering en vergeving van de zonden te prediken, om hun verderf te voorkomen. zo traag was God om hen te verderven, zo ras om Zijn toorn af te keren. Wanneer zij zich als een man hadden bekeerd en geloofd, het gewenste gevolg ware niet uitgebleven. Maar nu zij eenparig de raad Gods in Johannes' zending hebben verworpen, Luke 7:30, staat daar dit getuigenis tegen hen zelf, de vloek is over hen gekomen, en daaronder liggen zij tot op deze dag. Zie, zij hebben reden te verwachten, dat ze door het zwaard zullen verslagen worden, die zich niet keren tot Die, die hen slaat en de Here der heirscharen niet zoeken, Isaiah 9:13. nu is de bijl alrede aan de wortel van de bomen gelegd Matthew 3:10, zegt Johannes de Doper, zij staan op het punt, uitgehouwen en in het vuur geworpen te worden, daarom brengt vruchten voort, de bekering waardig, Sommigen merken op, dat het laatste woord van het Oude Testament een vloek is, die over het ganse land zal uitgaan, Zacheria 5:3. Wij moeten verstaan, dat wij daaronder begrepen zijn, tenzij we Christus aannemen. Die met Zijn zegen komt, met de uitgelezenste zegeningen, waarmede het Nieuwe Testament besluit, en waarmede wij ons tegen die vloek wapenen moeten, of liever: door God laten wapenen. De genade onzes Heren Jezus Christus zij met ons allen, Amen.
Verzen 4-6
Maleachi 4:4-6Ongetwijfeld wordt met deze woorden bedoeld, een plechtig slot te geven niet alleen aan deze profetie, maar ook aan de gehele kanon des Ouden Testaments. Duidelijk blijkt hieruit, dat geen openbaring noch goddelijk geschrift, niets meer van de Geest van de profetie te wachten was, tot op de dag, dat de Messias Zijn Evangelie zou verkondigen, waardoor dus de Apocriefen buiten de heilige kanon geplaatst werden, gelijk de Joden ze dan ook nooit als Heilige Schrift hebben erkend.
Nu de profetie ophoudt en op het punt staat verzegeld te worden, werden van Gods volk, dat toen leefde, twee dingen geëist, en wel:
I. Zij moeten diepe eerbied blijven koesteren voor de wet van Mozes, Malachi 4:4. Gedenkt de wet van Mozes, Mijn knecht en onderhoudt die, de wet, die Ik hem bevolen heb op Horeb aan gans Israël, de inzettingen en rechten niet enkel de wet van de tien geboden, maar alle morele en ceremoniële voorschriften, die Ik toen door hem heb geboden.
Merk op,
1. De eervolle vermelding, die hier van Mozes wordt gemaakt, de eerste Bijbelschrijver des Ouden Testaments, door Maleachi, de laatste. God noemt hem door Maleachi Mijn knecht want de rechtvaardige zal in eeuwige gedachtenis zijn. Zie, hoe de schrijvers van de Schrift, ofschoon ze in verschillende eeuwen geleefd hebben en door vele eeuwen van elkander gescheiden zijn (meer dan twaalf honderd jaren waren er tussen Mozes en Maleachi verlopen) allen in een zaak overeenstemmen en elkaar daarin steunen, dat ze allen door dezelfde Geest werden bezield en geïnspireerd.
2. De eervolle vermelding van Mozes' wet, als hetgeen God zelf had bevolen. Hij erkent ze als Zijn wet, die hij aan gans Israël had bevolen, als de volkswet voor Zijn koninkrijk. Zo maakt God Zijn wet groot en eert die. Wij moeten de wet onderhouden, omdat God ze geboden en ons geboden heeft, want wij zijn Zijn geestelijk Israël. En indien wij de zegen van het verbond met Israël, Hebrews 8:10, verwachten, moeten wij ook de inzettingen onderhouden, die Israël gegeven waren, namelijk die tot eeuwige onderhouding waren geboden.
3. De somma van onze plicht, met betrekking tot de wet. Wij moeten haar gedenken. Vergeten van de wet ligt ten grondslag aan alle overtreding, als wij haar steeds gedachtig waren, zouden wij ook immer dienovereenkomstig handelen. Wij moeten haar gedenken, wanneer daartoe aanleiding bestaat, haar voorschriften gedenken en de zegen, daaraan verbonden. De taak van de consciëntie is, dat ze ons aanspoort, de wet te gedenken. Maar waarom vindt het gebod, van de wet van Mozes te gedenken, hier een plaats?
a. Deze profeet heeft zijn volk bestraft om grove overtredingen, beide in hun wandel en hun godsverering, en om tot reformatie te komen, behoeft hij alleen te herinneren aan de wet van Mozes: "houdt die en gij volbrengt al wat ge te doen hebt." Hij legt hun geen anderen last op dan wat zij ontvangen hebben, hetgeen gij hebt, houdt dat" Revelation 2:24, Revelation 2:25. Zie, afgedwaalde kerken moeten volgens het geschreven woord hervormd worden, en zich leren schikken naar de wet en de getuigenis, 1 Corinthiers 11:23. b. De kerk had lange tijd de zegen van de profetieën genoten, de zegen van de buitengewone gezanten Gods, en nu hadden zij een geheel boek vol profetieën, een afgewerkt stuk. Ze moesten nu niet denken, dat daardoor de wet van Mozes opgeheven en uit de tijd geraakt was, alsof zij nu tot een hoger trap van godsdienst waren opgeklommen, en de oude afgedaan had. Neen de profeten doen niets dan de wet bevestigen en toepassen en derzelver waarneming op het hart binden, derhalve: gedenkt van de wet van Mozes. Zie, zelfs wanneer wij belangrijke vorderingen in kennis hebben gemaakt, moeten wij de eerste beginselen niet vergeten noch die verzaken. Zij, die de geschriften van de profeten en de Openbaring van Johannes bestuderen, moeten de wet van Mozes en de vier Evangeliën toch ook gedenken.
c. De profetie zou nu in de kerk enige eeuwen rusten, en de Geest van de profetie niet weer ontwaken voor het begin des Evangelies, laat hen intussen de wet van Mozes gedenken, zich voegen naar haar voorschriften en rekenen op haar beloften. Zie, zolang wij het geschreven Woord bezitten behoeven wij niet te klagen over gebrek aan gezichten en openbaringen. Wij hebben de ganse Schrift om ons te onderwijzen, want dit is het zeer vaste woord van de profetie en de toetssteen, waaraan wij de geesten moeten beproeven. Al hebben wij geen profeten, zolang wij Bijbels bezitten, kunnen wij gemeenschap met God hebben en in Zijn weg blijven.
d. Zij hadden de komst van de Messias, de prediking van Zijn Evangelie en de stichting van Zijn koninkrijk te verwachten, en intussen hadden ze zich te houden aan de wet van Mozes en derzelver voorschriften op te volgen, dan mochten zij de zegen en de troost verwachten, die het Evangelie van Christus zou aanbrengen, want die heeft, die zal gegeven worden, en hij zal overvloediglijk hebben.
II. Zij moesten gelovig blijven uitzien naar het Evangelie van Christus, en, daaraan voorafgaande, naar de verschijning van de profeet Elia, Malachi 4:5, Malachi 4:6. Ziet, Ik zende ulieden de profeet Elia. Ofschoon de Geest van de profetie voor een tijd zwijgen zou en hun alleen de wet overblijven om geraadpleegd te worden. toch zou die Geest herleven in enen, die voor de Christus zou heengaan in de geest en de kracht van Elia, Luke 1:17. De wet en de profeten zouden zijn tot op Johannes, Luke 16:16, om de enige lichten te zijn, totdat de Morgenster zou opgaan. Zie, God heeft Zich nooit in de wereld onbetuigd gelaten, nog minder in de kerk, maar het licht van de goddelijke openbaring al helderder en helderder laten schijnen tot de volkomen dag. Zij hadden vooreerst nog Mozes en de profeten, om die te horen, maar God zal verder gaan en hun de profeet Elia zenden.
Merk op
1. Wie de profeet is, die gezonden zal worden: Elia. De Joodse doctoren meenden, dat het dezelfde Elia zou zijn, die in de dagen van Achab geleefd en geprofeteerd had, die zou andermaal komen als de voorloper van de Messias, anderen evenwel dachten aan een ander persoon, maar bezield met dezelfde geest. Die verschillende gevoelens komen uit, naar het schijnt, in de vraag aan Johannes de Doper: "Zijt gij Elias? Zijt gij de Profeet," John 1:19, die die naam dragen zou? Wij, Christenen, echter, weten zeer wel, dat Johannes de Elia is geweest, die komen zou, Matthew 17:10, en zeer nadrukkelijk, Matthew 11:14, dezelfde, van wie geschreven staat: Ziet, Ik zende Mijn engel, Malachi 3:1. Elia was een man van grote strengheid en zelfverloochening, vol ijver voor God, stout in het bestraffen van de zonde en werkzaam in het terugvoeren van een afvallig volk tot God en zijn plicht: Johannes de Doper werd door diezelfde geest en kracht bezield en predikte bekering en geloof, gelijk Elia gedaan had, Johannes' doop was van de hemel en niet uit de mensen. Zie, wanneer God zulk werk te doen heeft, als vroeger gedaan was, kan en zal Hij zulke mannen verwekken om dat te volbrengen als Hij tevoren had verwekt, en een Johannes vervullen met de geest en de kracht van Elia.
2. Wanneer hij zou gezonden worden: voor de verschijning van de Messias, die, omdat dit de ondergang van deze wereld en het einde van de Joodse kerk zou betekenen, hier genoemd wordt de komst van die grote en vreselijke dag des Heren. Johannes waarschuwt daarvoor openlijk, wanneer hij spreekt van de toekomende toorn, die vreselijke toorn, die haast komen zou, en wijst een weg ter ontkoming aan, door te zeggen, dat Christus een wan in Zijn hand heeft om Zijn dorsvloer te doorzuiveren, Matthew 3:7, Matthew 3:10, Matthew 3:12. Die dag van Christus, toen Hij voor de eerste maal kwam, was als de dag, wanneer Hij zal wederkomen, ofschoon een grote en heerlijke dag voor die Hem liefhebben, toch een grote en vreselijke dag voor degenen, die zich tegen Hem stellen. Johannes de Doper werd gezonden voor de komst van die dag, om het volk daarvoor te waarschuwen, opdat zij het naderend verderf ontgaan en zich bijtijds in veiligheid stellen mochten.
3. Wat zijn opdracht zal zijn. Hij zal het hart van de vaderen tot de kinderen wederbrengen, en het hart van de kinderen tot hunne vaderen, dat is: hij zal tot dat werk gebruikt worden. Hij zal het beproeven, zijn leer en doop zullen daarop doelen en bij velen met goed gevolg. Hij zal een werktuig zijn in Gods hand om "velen van de kinderen Israëls te bekeren tot de Here, hun God, en de Here bereiden een toegerust volk," Luke 1:16, Luke 1:17. Zie, zielen tot God en hun plicht te bekeren is de beste voorbereiding voor de grote en vreselijke dag des Heren. Aangaande Johannes wordt beloofd,
a. Dat hij verandering zal teweegbrengen, met kracht stand houden tegen de sterke stroom van zonde en goddeloosheid die hij onder de kinderen zijns volks vond, alles medeslepende. Dit heet alles weder oprichten, Matthew 17:11, het weder op zijn plaats brengen en in de rechte bedding overleiden.
b. Dat hij een leer zal prediken, die `s mensen hart zal treffen, invloed uitoefenen en een verandering in hem werken. Gods woord zal, in zijn mond levend en krachtig zijn, een oordeler van de gedachten en van de overleggingen des harten. Veler consciëntie is door zijn prediking wakker geschud, die in sluimer verzonken waren, zodanig waren de geest en de kracht, die in hem woonden.
c. Dat hij het hart van de vaderen tot de kinderen zou wederbrengen, en het hart van de kinderen tot (sommigen lezen: met) de vaderen, samen tot God en hun plicht. Hij zal ouden en jongen oproepen tot bekering en niet vergeefs arbeiden, want vele vaders, die oud werden, en vele kinderen, die opgroeiden, zou hij door zijn bediening winnen.
d. Zo zou hij een werktuig zijn om liefde en eenheid in de huisgezinnen en de familiën te hervatten en ze inniger saam te binden, door allen te zamen nauwer met hun God te verenigen. Hij zou de weg bereiden voor het koninkrijk der hemelen, dat al zijn getrouwe onderdanen een hart en eene ziel zou maken, Acts 4:32, een koninkrijk van liefde, waaruit alle vijandschap gebannen wordt.
4. Tot dat doel zal hij worden uitgezonden, opdat Ik niet kome en de aarde met de ban sla, dit is het land Israël, het lichaam van de Joodse kerk (die uit de aarde aards was). Door hun goddeloosheid en onbekeerlijkheid hadden de Joden zich Gods vloek op de hals gehaald, die een overgeven aan alle kwaad in zich sluit. God stond gereed, hen met die ban te slaan, dan eindelijke, gehele ondergang over hen te brengen, hen te doden om die vloek. Maar nog eenmaal wil Hij beproeven, of zij zich bekeren en geloven en zo alle vloek afwenden willen, daarom zendt Hij hun Johannes de Doper om hun bekering en vergeving van de zonden te prediken, om hun verderf te voorkomen. zo traag was God om hen te verderven, zo ras om Zijn toorn af te keren. Wanneer zij zich als een man hadden bekeerd en geloofd, het gewenste gevolg ware niet uitgebleven. Maar nu zij eenparig de raad Gods in Johannes' zending hebben verworpen, Luke 7:30, staat daar dit getuigenis tegen hen zelf, de vloek is over hen gekomen, en daaronder liggen zij tot op deze dag. Zie, zij hebben reden te verwachten, dat ze door het zwaard zullen verslagen worden, die zich niet keren tot Die, die hen slaat en de Here der heirscharen niet zoeken, Isaiah 9:13. nu is de bijl alrede aan de wortel van de bomen gelegd Matthew 3:10, zegt Johannes de Doper, zij staan op het punt, uitgehouwen en in het vuur geworpen te worden, daarom brengt vruchten voort, de bekering waardig, Sommigen merken op, dat het laatste woord van het Oude Testament een vloek is, die over het ganse land zal uitgaan, Zacheria 5:3. Wij moeten verstaan, dat wij daaronder begrepen zijn, tenzij we Christus aannemen. Die met Zijn zegen komt, met de uitgelezenste zegeningen, waarmede het Nieuwe Testament besluit, en waarmede wij ons tegen die vloek wapenen moeten, of liever: door God laten wapenen. De genade onzes Heren Jezus Christus zij met ons allen, Amen.