Lectionary Calendar
Monday, December 23rd, 2024
the Fourth Week of Advent
the Fourth Week of Advent
advertisement
advertisement
advertisement
Attention!
For 10¢ a day you can enjoy StudyLight.org ads
free while helping to build churches and support pastors in Uganda.
Click here to learn more!
free while helping to build churches and support pastors in Uganda.
Click here to learn more!
Bible Commentaries
Bijbelverkaring van Matthew Henry Henry's compleet
Auteursrechtverklaring
Deze bestanden zijn publiek domein en zijn een afgeleide van een elektronische editie die beschikbaar is op de website Bible Support.
Deze bestanden zijn publiek domein en zijn een afgeleide van een elektronische editie die beschikbaar is op de website Bible Support.
Bibliografische Informatie
Henry, Matthew. "Commentaar op Leviticus 23". "Bijbelverkaring van Matthew Henry". https://www.studylight.org/commentaries/dut/mhm/leviticus-23.html. 1706.
Henry, Matthew. "Commentaar op Leviticus 23". "Bijbelverkaring van Matthew Henry". https://www.studylight.org/
Whole Bible (3)
Inleiding
Bijbelverkaring van Matthew Henry, LEVITICUS 23Totnutoe heeft de Levietische wet voornamelijk gehandeld over heilige PERSONEN, heilige DINGEN, en heilige PLAATSEN, in dit hoofdstuk hebben wij de inzetting van heilige TIJDEN, waarvan velen reeds nu en dan tevoren genoemd zijn, maar hier worden zij allen samengevoegd, alleen de nieuwe manen worden niet genoemd. Al de overige feesten des Heeren zijn:
I. Het wekelijkse feest van de sabbat Leviticus 23:3.
II. De jaarlijkse feesten.
1. Het pascha, het feest van de ongezuurde broden, Leviticus 23:4, waaraan toegevoegd was het offeren van de garf van de eerstelingen van de oogst, Leviticus 23:9.
2. Het pinksterfeest, Leviticus 23:15 Leviticus 23:22.
3. De plechtigheden van de zevende maand. Het feest van de bazuinen op de eersten dag, Leviticus 23:23, de verzoendag op de tiende dag van de maand, Leviticus 23:26, en het feest van de loofhutten op de vijftiende, Leviticus 23:33.
Inleiding
Bijbelverkaring van Matthew Henry, LEVITICUS 23Totnutoe heeft de Levietische wet voornamelijk gehandeld over heilige PERSONEN, heilige DINGEN, en heilige PLAATSEN, in dit hoofdstuk hebben wij de inzetting van heilige TIJDEN, waarvan velen reeds nu en dan tevoren genoemd zijn, maar hier worden zij allen samengevoegd, alleen de nieuwe manen worden niet genoemd. Al de overige feesten des Heeren zijn:
I. Het wekelijkse feest van de sabbat Leviticus 23:3.
II. De jaarlijkse feesten.
1. Het pascha, het feest van de ongezuurde broden, Leviticus 23:4, waaraan toegevoegd was het offeren van de garf van de eerstelingen van de oogst, Leviticus 23:9.
2. Het pinksterfeest, Leviticus 23:15 Leviticus 23:22.
3. De plechtigheden van de zevende maand. Het feest van de bazuinen op de eersten dag, Leviticus 23:23, de verzoendag op de tiende dag van de maand, Leviticus 23:26, en het feest van de loofhutten op de vijftiende, Leviticus 23:33.
Verzen 1-3
Leviticus 23:1-31. Hier is een algemeen bericht van de hoogtijden, die God bepaald heeft, Leviticus 23:2, en het is slechts Zijn bepaling, die ze tot hoogtijden maken kan, want Hij is de Heere van de tijd en zodra Hij er de raderen van in beweging heeft gebracht, was Hij het, die een dag boven de anderen heeft gezegend en geheiligd, Genesis 2:3. De mens kan door zijn bepaling een "goede" dag maken, Esther 9:19, maar het is Gods kroonrecht om een dag tot een heiligen dag te maken, en ook wordt geen ding geheiligd dan door het zegel van Zijn inzetting. Gelijk alle innerlijke heiligheid gewerkt wordt door Zijn bijzondere genade, zo komt alle toegevoegde heiligheid van Zijn verordening of bepaling. Betreffende nu de heilige tijden, of hoogtijden, die hier verordineerd worden hebben wij op te merken:
a. Dat zij hoogtijden, of feesten genoemd worden. De verzoendag, die er n van was, was een vastendag, maar omdat de meesten er van verordineerd waren voor blijdschap en verheuging, worden zij in het algemeen feesten genoemd. Sommigen lezen hier: Dit zijn Mijn bijeenkomsten, daar dit echter overeenkomt met samenroepingen, zou ik liever willen lezen: Dit zijn Mijn plechtigheden, zoals het woord, dat hier gebruikt is in Isaiah 33:20 vertaald wordt waar Zion genoemd wordt de stad van onze plechtigheden, en het hier aldus lezende, kan de verzoendag, die met zo grote plechtigheid gevierd werd, mee onder deze betekenis van het grondwoord zijn aangeduid. Het zijn de feesten of hoogtijden van de Heere. Mijn hoogtijden, waargenomen ter ere van Zijn naam en in gehoorzaamheid aan Zijn gebod.
b. Zij werden uitgeroepen, want zij moesten niet door de priesters alleen waargenomen worden die in het heiligdom dienden maar door geheel het volk. En deze uitroeping was het blijde geklank, waarvan wij lezen: "Welgelukzalig is het volk, dat het geklank kent," Psalms 89:16.
c. Zij moesten geheiligd worden en gevierd met heilige samenroeping, opdat de diensten op deze hoogtijden eerbiedwaardiger en plechtiger zouden zijn, en het volk eendrachtiger zou zijn om ze te houden. Het was tot eer van God, en Zijn inzettingen, die geen verborgen hoeken zochten en waarvan de zuiverheid het best bewaard zou worden door de openbare bediening er van, het was ook tot stichting van het volk en zijn opbouwing in liefde, dat de feesten met heilige samenroepingen gehouden moesten worden.
2. In de eerste plaats een herhaling van de wet op de sabbat. Hoewel de jaarlijkse feesten meer opmerkelijk gemaakt worden door de algemene samenkomsten in het heiligdom, moeten deze toch de glans van de sabbat niet verduisteren, Leviticus 23:3. Hier wordt hun gezegd:
A. Dat zij zich op die dag aan alle wereldlijke zaken en bezigheden moeten onttrekken. Het is een sabbat van de rust, een zinnebeeld van onze geestelijke rust van de zonde en in God, geen werk zult gij doen. Op andere heilige dagen is het hun verboden dienstwerk te doen, Leviticus 23:7, maar op de sabbat en de verzoendag die ook een sabbat genoemd wordt, mochten zij generlei werk doen, ook niet voor het bereiden van spijzen.
B. Op die dag moeten zij bezig zijn in de dienst van God.
a. Het is een heilige samenroeping, dat is: "Indien het binnen uw bereik is dan moet gij hem heiligen in een Godsdienstige samenkomst, laat zovelen tot de deur van de tabernakel komen, als kunnen, en laat anderen elders samenkomen tot gebed en lofzegging en het lezen van de wet" zoals in de profetenscholen, zo lang er profetie was, en later in de synagogen. Christus heeft de Nieuw Testamentische sabbat verordineerd om een heilige samenroeping te zijn, door herhaaldelijk Zijn discipelen op de eerste dag van de week te bezoeken.
b. Hetzij gij al of niet de gelegenheid hebt om hem in een heilige samenroeping te heiligen, altijd moet het de sabbat des Heeren zijn in al uw woningen. Maakt in uw gezinnen een verschil tussen die dag en andere dagen. Het is de sabbat des Heeren, de dag, waarop Hij gerust heeft van het van de werk schepping, en waarop Hij ons verordineerd heeft te rusten, Iaat hem waargenomen worden in al uw woningen, zelfs thans nu gij nog in tenten woont." Gods sabbaten moeten nauwgezet waargenomen worden in ieder particulier huis, door elk afzonderlijk gezin, zowel als in de heilige samenroeping. De sabbat des Heeren in onze woningen zal er het sieraad, de kracht en de veiligheid van wezen, hij zal ze heiligen, stichten en heerlijk maken.
Verzen 1-3
Leviticus 23:1-31. Hier is een algemeen bericht van de hoogtijden, die God bepaald heeft, Leviticus 23:2, en het is slechts Zijn bepaling, die ze tot hoogtijden maken kan, want Hij is de Heere van de tijd en zodra Hij er de raderen van in beweging heeft gebracht, was Hij het, die een dag boven de anderen heeft gezegend en geheiligd, Genesis 2:3. De mens kan door zijn bepaling een "goede" dag maken, Esther 9:19, maar het is Gods kroonrecht om een dag tot een heiligen dag te maken, en ook wordt geen ding geheiligd dan door het zegel van Zijn inzetting. Gelijk alle innerlijke heiligheid gewerkt wordt door Zijn bijzondere genade, zo komt alle toegevoegde heiligheid van Zijn verordening of bepaling. Betreffende nu de heilige tijden, of hoogtijden, die hier verordineerd worden hebben wij op te merken:
a. Dat zij hoogtijden, of feesten genoemd worden. De verzoendag, die er n van was, was een vastendag, maar omdat de meesten er van verordineerd waren voor blijdschap en verheuging, worden zij in het algemeen feesten genoemd. Sommigen lezen hier: Dit zijn Mijn bijeenkomsten, daar dit echter overeenkomt met samenroepingen, zou ik liever willen lezen: Dit zijn Mijn plechtigheden, zoals het woord, dat hier gebruikt is in Isaiah 33:20 vertaald wordt waar Zion genoemd wordt de stad van onze plechtigheden, en het hier aldus lezende, kan de verzoendag, die met zo grote plechtigheid gevierd werd, mee onder deze betekenis van het grondwoord zijn aangeduid. Het zijn de feesten of hoogtijden van de Heere. Mijn hoogtijden, waargenomen ter ere van Zijn naam en in gehoorzaamheid aan Zijn gebod.
b. Zij werden uitgeroepen, want zij moesten niet door de priesters alleen waargenomen worden die in het heiligdom dienden maar door geheel het volk. En deze uitroeping was het blijde geklank, waarvan wij lezen: "Welgelukzalig is het volk, dat het geklank kent," Psalms 89:16.
c. Zij moesten geheiligd worden en gevierd met heilige samenroeping, opdat de diensten op deze hoogtijden eerbiedwaardiger en plechtiger zouden zijn, en het volk eendrachtiger zou zijn om ze te houden. Het was tot eer van God, en Zijn inzettingen, die geen verborgen hoeken zochten en waarvan de zuiverheid het best bewaard zou worden door de openbare bediening er van, het was ook tot stichting van het volk en zijn opbouwing in liefde, dat de feesten met heilige samenroepingen gehouden moesten worden.
2. In de eerste plaats een herhaling van de wet op de sabbat. Hoewel de jaarlijkse feesten meer opmerkelijk gemaakt worden door de algemene samenkomsten in het heiligdom, moeten deze toch de glans van de sabbat niet verduisteren, Leviticus 23:3. Hier wordt hun gezegd:
A. Dat zij zich op die dag aan alle wereldlijke zaken en bezigheden moeten onttrekken. Het is een sabbat van de rust, een zinnebeeld van onze geestelijke rust van de zonde en in God, geen werk zult gij doen. Op andere heilige dagen is het hun verboden dienstwerk te doen, Leviticus 23:7, maar op de sabbat en de verzoendag die ook een sabbat genoemd wordt, mochten zij generlei werk doen, ook niet voor het bereiden van spijzen.
B. Op die dag moeten zij bezig zijn in de dienst van God.
a. Het is een heilige samenroeping, dat is: "Indien het binnen uw bereik is dan moet gij hem heiligen in een Godsdienstige samenkomst, laat zovelen tot de deur van de tabernakel komen, als kunnen, en laat anderen elders samenkomen tot gebed en lofzegging en het lezen van de wet" zoals in de profetenscholen, zo lang er profetie was, en later in de synagogen. Christus heeft de Nieuw Testamentische sabbat verordineerd om een heilige samenroeping te zijn, door herhaaldelijk Zijn discipelen op de eerste dag van de week te bezoeken.
b. Hetzij gij al of niet de gelegenheid hebt om hem in een heilige samenroeping te heiligen, altijd moet het de sabbat des Heeren zijn in al uw woningen. Maakt in uw gezinnen een verschil tussen die dag en andere dagen. Het is de sabbat des Heeren, de dag, waarop Hij gerust heeft van het van de werk schepping, en waarop Hij ons verordineerd heeft te rusten, Iaat hem waargenomen worden in al uw woningen, zelfs thans nu gij nog in tenten woont." Gods sabbaten moeten nauwgezet waargenomen worden in ieder particulier huis, door elk afzonderlijk gezin, zowel als in de heilige samenroeping. De sabbat des Heeren in onze woningen zal er het sieraad, de kracht en de veiligheid van wezen, hij zal ze heiligen, stichten en heerlijk maken.
Verzen 4-14
Leviticus 23:4-14Opnieuw worden de feesten hier de hoogtijden des Heeren genoemd, omdat Hij ze ingesteld heeft. Jerobeams feest, dat hij uit zijn hart bedacht had, 1 Kings 12:33, was een belediging aangedaan aan God en een smaad voor het volk. Deze hoogtijden moesten uitgeroepen worden op hun gezette tijd, Leviticus 23:4, en de tijden, die God er voor verkozen heeft waren in Maart of April, Mei of Juni en September of Oktober, (naar onze tegenwoordige tijdrekening) niet in de winter, omdat reizen dan ongerieflijk zou wezen, als de dagen kort en de wegen in slechte toestand zijn, niet in het midden van de zomer, omdat zij in die landen dan hun oogst inzamelden van koren en wijn, en zij dan van hun landelijke werkzaamheden slecht gemist konden worden. Zo genadiglijk, zo vriendelijk gaat God in Zijn bepalingen te rade met ons gerief, waarmee Hij ons verplicht in het waarnemen er van, Zijn eer op het oog te hebben, en er niet over te klagen, alsof het een last was. De plechtigheden, hun voorgeschreven, waren:
1. Velen, en zij keerden dikwijls terug, waarmee bedoeld was een diep besef van God en Godsdienst in hen te bewaren, en hun neiging tot de bijgelovigheden van de heidenen te voorkomen. God hield hen gedurig bezig in Zijn dienst, omdat zij geen tijd zouden hebben om te luisteren naar de verzoekingen van de afgodische nabuurschap, waarin zij woonden.
2. De meesten er van waren tijden van vreugde en verheuging. De wekelijkse sabbat is dit, en al hun jaarlijkse feesten, behalve de verzoendag. God heeft hen aldus willen leren, dat de wegen van de wijsheid wegen van de lieflijkheid zijn, en hen verbinden tot Zijn dienst door hen aan te moedigen om er blijmoedig in te zijn, en te zingen bij hun werk. Zeven dagen waren dagen van strenge rust en heilige samenroepingen, de eerste en de zevende dag van het feest van de ongezuurde broden, de dag van pinksteren, de dag van het feest van de bazuinen, de eerste en de achtste dag van het loofhuttenfeest, en de verzoendag, zes voor heilige vreugde en een voor heilig treuren. Er is ons bevolen ons te allen tijde te verblijden, maar niet om te allen tijde te wenen. Hier is:
A. Een herhaling van de wet op het pascha, dat gehouden moest worden op de veertiende dag van de eerste maand, ter herinnering aan hun bevrijding uit Egypte en de onderscheidende bewaring van hun eerstgeborenen, zegeningen en weldadigheden die nooit vergeten moesten worden. Dit feest moest beginnen met het slachten van het paaslam, Leviticus 23:5. Het moest zeven dagen duren, gedurende al die tijd zij treurbrood moesten eten, ongezuurd brood, Leviticus 23:6, en de eerste en de laatste van de zeven moesten dagen zijn van heilige rust en heilige samenroeping, Leviticus 23:7, Leviticus 23:8. Het waren geen dagen om door te brengen in ledigheid of wereldse vermaken, (zoals velen, die zich Christenen noemen, hun feestdagen doorbrengen) er moest vuuroffer de Heere geofferd worden op Zijn altaar, en wij hebben reden te geloven, dat aan het volk geleerd werd hun tijd door te brengen in gebed en lofzegging en Godvruchtige overdenking.
B. Een bevel om een garf van de eerstelingen van de oogst te offeren, op de tweede dag van het feest van de ongezuurde broden, de eerste wordt de sabbat genoemd, omdat hij als een sabbat wordt waargenomen, Leviticus 23:11, en op de daarop volgende morgen hadden zij deze plechtigheid. Een garf of handvol nieuw koren werd tot de priester gebracht, die dat moest opheffen ten teken van zijn aanbieding er van aan de God des hemels en haar heen en weer bewegen voor de Heere, als de Heere van de gehele aarde, opdat het voor hen aangenaam zou zijn als een dankbare erkentenis van Gods goedertierenheid jegens hen daar Hij hun velden bekleedt met koren, en van hun afhankelijkheid van Hem en hun begeerte en verwachting, dat Hij het zal bewaren voor hun gebruik. Want het was de uitdrukking beide van gebed en lofzegging, Leviticus 23:11. Daarmee moest ook een lam ten brandoffer geofferd worden, Leviticus 23:12. Gelijk het offer van dieren over het algemeen vergezeld ging van spijsoffers, zo ging dit offer van koren gepaard met een brandoffer, opdat brood en vlees tezamen op Gods tafel gebracht zouden worden. Het is hun verboden van hun nieuwe koren te eten, voordat deze handvol aan God geofferd was, want het was betamelijk dat, als God en Israël tezamen maaltijd houden, Hij het eerst bediend zou worden. En het offeren van deze garf van de eerstelingen van de oogst in de naam van geheel de vergadering heeft als het ware hun gehele oogst voor hen geheiligd en hun het gebruik gegeven van al het overige, want dan kunnen wij ons brood eten met vreugde, als wij naar onze mate onze plicht jegens God hebben volbracht, en God onze werken heeft aangenomen, want aldus zullen al onze genietingen ons rein worden. Nu
a. Was deze wet hun thans gegeven, hoewel zij niet in de gelegenheid waren om haar in werking te brengen voor zij in Kanan kwamen, in de woestijn zaaiden zij geen koren. Maar dat God hen daar spijzigde met brood van de hemel legde hun later de verplichting op om Hem niet met tegenzin Zijn deel te geven van hun brood uit de aarde. Wij bevinden dat toen zij in Kanan kwamen, het manna ophield op dezelfde dag dat de garf van de eerstelingen van de oogst geofferd werd, de dag tevoren hadden zij van het oude koren gegeten, Joshua 5:11, en toen hebben zij op deze dag de eerstelingen geofferd, waardoor zij ook op het nieuwe koren recht verkregen, Leviticus 23:12, en het manna dus niet meer nodig was.
b. Deze garf van de eerstelingen was een type van onze Heere Jezus, die opgestaan is van de doden als de eersteling van degenen, die ontslapen zijn, 1 Corinthians 15:20. Deze "Spruit des" "Heeren," Isaiah 4:2. werd Hem toen aangeboden, krachtens de offerande van zichzelf, het Lam Gods, en het was voor ons aangenaam, dat is: het werd voor ons aangenomen. Het is zeer opmerkelijk dat onze Heere Jezus opgestaan is van de doden op dezelfde dag dat de eerstelingen van de oogst geofferd werden, om aan te tonen dat Hij het wezen was van deze schaduw.
c. Door deze wet wordt ons geleerd om "de Heere te vereren van ons" "goed en van de eerstelingen van al onze inkomsten," Proverbs 3:9. Zij moesten van hun nieuwe koren geen brood eten, voordat er aan God Zijn deel van geofferd was Leviticus 23:14, want wij moeten altijd met God beginnen, ons leven met Hem beginnen, elke dag met Hem beginnen, elke maaltijd met Hem beginnen, iedere zaak en elk werk met Hem beginnen: zoek eerst het koninkrijk Gods.
Verzen 4-14
Leviticus 23:4-14Opnieuw worden de feesten hier de hoogtijden des Heeren genoemd, omdat Hij ze ingesteld heeft. Jerobeams feest, dat hij uit zijn hart bedacht had, 1 Kings 12:33, was een belediging aangedaan aan God en een smaad voor het volk. Deze hoogtijden moesten uitgeroepen worden op hun gezette tijd, Leviticus 23:4, en de tijden, die God er voor verkozen heeft waren in Maart of April, Mei of Juni en September of Oktober, (naar onze tegenwoordige tijdrekening) niet in de winter, omdat reizen dan ongerieflijk zou wezen, als de dagen kort en de wegen in slechte toestand zijn, niet in het midden van de zomer, omdat zij in die landen dan hun oogst inzamelden van koren en wijn, en zij dan van hun landelijke werkzaamheden slecht gemist konden worden. Zo genadiglijk, zo vriendelijk gaat God in Zijn bepalingen te rade met ons gerief, waarmee Hij ons verplicht in het waarnemen er van, Zijn eer op het oog te hebben, en er niet over te klagen, alsof het een last was. De plechtigheden, hun voorgeschreven, waren:
1. Velen, en zij keerden dikwijls terug, waarmee bedoeld was een diep besef van God en Godsdienst in hen te bewaren, en hun neiging tot de bijgelovigheden van de heidenen te voorkomen. God hield hen gedurig bezig in Zijn dienst, omdat zij geen tijd zouden hebben om te luisteren naar de verzoekingen van de afgodische nabuurschap, waarin zij woonden.
2. De meesten er van waren tijden van vreugde en verheuging. De wekelijkse sabbat is dit, en al hun jaarlijkse feesten, behalve de verzoendag. God heeft hen aldus willen leren, dat de wegen van de wijsheid wegen van de lieflijkheid zijn, en hen verbinden tot Zijn dienst door hen aan te moedigen om er blijmoedig in te zijn, en te zingen bij hun werk. Zeven dagen waren dagen van strenge rust en heilige samenroepingen, de eerste en de zevende dag van het feest van de ongezuurde broden, de dag van pinksteren, de dag van het feest van de bazuinen, de eerste en de achtste dag van het loofhuttenfeest, en de verzoendag, zes voor heilige vreugde en een voor heilig treuren. Er is ons bevolen ons te allen tijde te verblijden, maar niet om te allen tijde te wenen. Hier is:
A. Een herhaling van de wet op het pascha, dat gehouden moest worden op de veertiende dag van de eerste maand, ter herinnering aan hun bevrijding uit Egypte en de onderscheidende bewaring van hun eerstgeborenen, zegeningen en weldadigheden die nooit vergeten moesten worden. Dit feest moest beginnen met het slachten van het paaslam, Leviticus 23:5. Het moest zeven dagen duren, gedurende al die tijd zij treurbrood moesten eten, ongezuurd brood, Leviticus 23:6, en de eerste en de laatste van de zeven moesten dagen zijn van heilige rust en heilige samenroeping, Leviticus 23:7, Leviticus 23:8. Het waren geen dagen om door te brengen in ledigheid of wereldse vermaken, (zoals velen, die zich Christenen noemen, hun feestdagen doorbrengen) er moest vuuroffer de Heere geofferd worden op Zijn altaar, en wij hebben reden te geloven, dat aan het volk geleerd werd hun tijd door te brengen in gebed en lofzegging en Godvruchtige overdenking.
B. Een bevel om een garf van de eerstelingen van de oogst te offeren, op de tweede dag van het feest van de ongezuurde broden, de eerste wordt de sabbat genoemd, omdat hij als een sabbat wordt waargenomen, Leviticus 23:11, en op de daarop volgende morgen hadden zij deze plechtigheid. Een garf of handvol nieuw koren werd tot de priester gebracht, die dat moest opheffen ten teken van zijn aanbieding er van aan de God des hemels en haar heen en weer bewegen voor de Heere, als de Heere van de gehele aarde, opdat het voor hen aangenaam zou zijn als een dankbare erkentenis van Gods goedertierenheid jegens hen daar Hij hun velden bekleedt met koren, en van hun afhankelijkheid van Hem en hun begeerte en verwachting, dat Hij het zal bewaren voor hun gebruik. Want het was de uitdrukking beide van gebed en lofzegging, Leviticus 23:11. Daarmee moest ook een lam ten brandoffer geofferd worden, Leviticus 23:12. Gelijk het offer van dieren over het algemeen vergezeld ging van spijsoffers, zo ging dit offer van koren gepaard met een brandoffer, opdat brood en vlees tezamen op Gods tafel gebracht zouden worden. Het is hun verboden van hun nieuwe koren te eten, voordat deze handvol aan God geofferd was, want het was betamelijk dat, als God en Israël tezamen maaltijd houden, Hij het eerst bediend zou worden. En het offeren van deze garf van de eerstelingen van de oogst in de naam van geheel de vergadering heeft als het ware hun gehele oogst voor hen geheiligd en hun het gebruik gegeven van al het overige, want dan kunnen wij ons brood eten met vreugde, als wij naar onze mate onze plicht jegens God hebben volbracht, en God onze werken heeft aangenomen, want aldus zullen al onze genietingen ons rein worden. Nu
a. Was deze wet hun thans gegeven, hoewel zij niet in de gelegenheid waren om haar in werking te brengen voor zij in Kanan kwamen, in de woestijn zaaiden zij geen koren. Maar dat God hen daar spijzigde met brood van de hemel legde hun later de verplichting op om Hem niet met tegenzin Zijn deel te geven van hun brood uit de aarde. Wij bevinden dat toen zij in Kanan kwamen, het manna ophield op dezelfde dag dat de garf van de eerstelingen van de oogst geofferd werd, de dag tevoren hadden zij van het oude koren gegeten, Joshua 5:11, en toen hebben zij op deze dag de eerstelingen geofferd, waardoor zij ook op het nieuwe koren recht verkregen, Leviticus 23:12, en het manna dus niet meer nodig was.
b. Deze garf van de eerstelingen was een type van onze Heere Jezus, die opgestaan is van de doden als de eersteling van degenen, die ontslapen zijn, 1 Corinthians 15:20. Deze "Spruit des" "Heeren," Isaiah 4:2. werd Hem toen aangeboden, krachtens de offerande van zichzelf, het Lam Gods, en het was voor ons aangenaam, dat is: het werd voor ons aangenomen. Het is zeer opmerkelijk dat onze Heere Jezus opgestaan is van de doden op dezelfde dag dat de eerstelingen van de oogst geofferd werden, om aan te tonen dat Hij het wezen was van deze schaduw.
c. Door deze wet wordt ons geleerd om "de Heere te vereren van ons" "goed en van de eerstelingen van al onze inkomsten," Proverbs 3:9. Zij moesten van hun nieuwe koren geen brood eten, voordat er aan God Zijn deel van geofferd was Leviticus 23:14, want wij moeten altijd met God beginnen, ons leven met Hem beginnen, elke dag met Hem beginnen, elke maaltijd met Hem beginnen, iedere zaak en elk werk met Hem beginnen: zoek eerst het koninkrijk Gods.
Verzen 15-22
Leviticus 23:15-221. Hier is de instelling van het pinksterfeest of het feest van de weken zoals het genoemd wordt in Deuteronomy 16:10, omdat het gevierd werd vijftig dagen, of zeven weken na het pascha. Het wordt ook "het feest van de oogst" genoemd, Exodus 13:16. Want gelijk de aanbieding van de garf van de eerstelingen een inleiding was tot de oogst, en hun vrijheid gaf om de sikkel in te slaan, zo hebben zij op dit feest de voleinding van de korenoogst gevierd. Toen offerden zij een handvol gerstenaren, nu offerden zij twee tarwebroden, Leviticus 23:17. Die broden waren gedesemd. Op het pascha aten zij ongezuurde broden, ter herinnering aan het brood dat zij aten, toen zij uit Egypte kwamen, en dat ongezuurd was, maar nu, op Pinksteren was het gezuurd, omdat het een erkenning was van Gods goedheid over hun gewone spijze, die gezuurd was.
2. Met deze garf van de eerstelingen offerden zij slechts een lam ten brandoffer, maar met deze broden van de eerstelingen offerden zij zeven lammeren, twee rammen en een ver, allen als brandoffer, aldus eer gevende aan God, als de Heere van hun land, en de Heere van hun oogst, door wiens gunst zij leefden, en tot wiens lof zij behoorden te leven. Ook offerden zij een geitebok ten zondoffer, zich aldus verootmoedigende en erkennende het brood onwaardig te zijn, dat zij aten, en om vergeving smekende van hun zonden, door welke zij hun oogstzegeningen hadden verbeurd. En eindelijk twee lammeren ten dankoffer, om een zegen te vragen op het koren, dat zij ingezameld hadden, en dat hun, zonder die zegen noch verzekerd, noch lieflijk zou zijn, Haggai 1:9. Dat waren de enige dankoffers, die zij offerden voor de gehele vergadering, en zij werden voor zeer heilig gehouden, terwijl de andere dankoffers slechts heilig waren. Al deze offeranden zijn hier ingesteld, Leviticus 23:18.
3. Dat een dag gehouden moest worden met een heilige samenroeping, Leviticus 23:21. Het was een van de dagen, waarop geheel Israël God en elkaar moesten ontmoeten ter plaatse, die de Heere verkiezen zou. Sommigen opperen de mening dat, terwijl het feest van de ongezuurde broden gedurende zeven dagen gehouden moest worden er slechts n dag bepaald was, voor het pinksterfeest, omdat het dan een drukke tijd van het jaar voor hen was en God hun vergunde om spoedig tot hun werk op het land terug te keren. Dit jaarlijkse feest was ingesteld ter gedachtenis aan de wetgeving op de berg Sinaï op de vijftigste dag nadat zij uit Egypte waren gekomen. Dat was het feest, dat hun in Egypte gezegd was de Heere te houden in de woestijn, en ter herinnering hieraan hebben zij altijd daarna dit feest gehouden. Maar het einde en de volmaking er van was de uitstorting des Geestes op de apostelen op de dag van dit feest, Acts 2:1, waarop de wet des geloofs werd gegeven vijftig dagen nadat Christus, ons Pascha, voor ons geofferd werd. En op die dag hebben de apostelen-zoals bisschop Patrick het zo juist uitdrukt-zelf de eerstelingen des Geestes hebbende ontvangen, drie duizend zielen gewonnen door het woord van de waarheid, en ze als de eerstelingen van de Christelijke kerk, Gode en het Lam voorgesteld en aangeboden. Aan de inzetting van het pinksterfeest is een herhaling toegevoegd van de wet, die wij tevoren gehad hebben, Leviticus 19:9, waarbij hun de verplichting was opgelegd om de nalezing van hun velden en het koren dat in de hoeken van hun akkers groeide over te laten voor de armen, Leviticus 23:22. Waarschijnlijk komt dit hier voor omdat de priesters de gelegenheid moesten waarnemen als zij de eerstelingen van hun oogst offerden, om er hen aan te herinneren dat gehoorzamen, zelfs in deze kleine aangelegenheid, beter was dan offerande, en dat hun offeranden tenzij zij gehoorzaamden niet aangenaam zouden zijn. Ook leerde het hen dat de oogstvreugde zich moet uiten in liefdadigheid jegens de armen, die hun deel moeten hebben van hetgeen wij hebben, zowel als God het Zijne. Zij, die zich waarlijk bewust zijn van de zegen, die zij van God ontvangen, zullen zonder morren of tegenzin barmhartigheid bewijzen aan de armen.
Verzen 15-22
Leviticus 23:15-221. Hier is de instelling van het pinksterfeest of het feest van de weken zoals het genoemd wordt in Deuteronomy 16:10, omdat het gevierd werd vijftig dagen, of zeven weken na het pascha. Het wordt ook "het feest van de oogst" genoemd, Exodus 13:16. Want gelijk de aanbieding van de garf van de eerstelingen een inleiding was tot de oogst, en hun vrijheid gaf om de sikkel in te slaan, zo hebben zij op dit feest de voleinding van de korenoogst gevierd. Toen offerden zij een handvol gerstenaren, nu offerden zij twee tarwebroden, Leviticus 23:17. Die broden waren gedesemd. Op het pascha aten zij ongezuurde broden, ter herinnering aan het brood dat zij aten, toen zij uit Egypte kwamen, en dat ongezuurd was, maar nu, op Pinksteren was het gezuurd, omdat het een erkenning was van Gods goedheid over hun gewone spijze, die gezuurd was.
2. Met deze garf van de eerstelingen offerden zij slechts een lam ten brandoffer, maar met deze broden van de eerstelingen offerden zij zeven lammeren, twee rammen en een ver, allen als brandoffer, aldus eer gevende aan God, als de Heere van hun land, en de Heere van hun oogst, door wiens gunst zij leefden, en tot wiens lof zij behoorden te leven. Ook offerden zij een geitebok ten zondoffer, zich aldus verootmoedigende en erkennende het brood onwaardig te zijn, dat zij aten, en om vergeving smekende van hun zonden, door welke zij hun oogstzegeningen hadden verbeurd. En eindelijk twee lammeren ten dankoffer, om een zegen te vragen op het koren, dat zij ingezameld hadden, en dat hun, zonder die zegen noch verzekerd, noch lieflijk zou zijn, Haggai 1:9. Dat waren de enige dankoffers, die zij offerden voor de gehele vergadering, en zij werden voor zeer heilig gehouden, terwijl de andere dankoffers slechts heilig waren. Al deze offeranden zijn hier ingesteld, Leviticus 23:18.
3. Dat een dag gehouden moest worden met een heilige samenroeping, Leviticus 23:21. Het was een van de dagen, waarop geheel Israël God en elkaar moesten ontmoeten ter plaatse, die de Heere verkiezen zou. Sommigen opperen de mening dat, terwijl het feest van de ongezuurde broden gedurende zeven dagen gehouden moest worden er slechts n dag bepaald was, voor het pinksterfeest, omdat het dan een drukke tijd van het jaar voor hen was en God hun vergunde om spoedig tot hun werk op het land terug te keren. Dit jaarlijkse feest was ingesteld ter gedachtenis aan de wetgeving op de berg Sinaï op de vijftigste dag nadat zij uit Egypte waren gekomen. Dat was het feest, dat hun in Egypte gezegd was de Heere te houden in de woestijn, en ter herinnering hieraan hebben zij altijd daarna dit feest gehouden. Maar het einde en de volmaking er van was de uitstorting des Geestes op de apostelen op de dag van dit feest, Acts 2:1, waarop de wet des geloofs werd gegeven vijftig dagen nadat Christus, ons Pascha, voor ons geofferd werd. En op die dag hebben de apostelen-zoals bisschop Patrick het zo juist uitdrukt-zelf de eerstelingen des Geestes hebbende ontvangen, drie duizend zielen gewonnen door het woord van de waarheid, en ze als de eerstelingen van de Christelijke kerk, Gode en het Lam voorgesteld en aangeboden. Aan de inzetting van het pinksterfeest is een herhaling toegevoegd van de wet, die wij tevoren gehad hebben, Leviticus 19:9, waarbij hun de verplichting was opgelegd om de nalezing van hun velden en het koren dat in de hoeken van hun akkers groeide over te laten voor de armen, Leviticus 23:22. Waarschijnlijk komt dit hier voor omdat de priesters de gelegenheid moesten waarnemen als zij de eerstelingen van hun oogst offerden, om er hen aan te herinneren dat gehoorzamen, zelfs in deze kleine aangelegenheid, beter was dan offerande, en dat hun offeranden tenzij zij gehoorzaamden niet aangenaam zouden zijn. Ook leerde het hen dat de oogstvreugde zich moet uiten in liefdadigheid jegens de armen, die hun deel moeten hebben van hetgeen wij hebben, zowel als God het Zijne. Zij, die zich waarlijk bewust zijn van de zegen, die zij van God ontvangen, zullen zonder morren of tegenzin barmhartigheid bewijzen aan de armen.
Verzen 23-32
Leviticus 23:23-321. Hier is de inzetting van het feest van de bazuinen op de eerste dag van de zevende maand, Leviticus 23:24, Leviticus 23:25. Wat nu de zevende maand was, was tevoren gerekend als de eerste maand, en het jubeljaar moest nog met deze maand beginnen, Leviticus 25:8, zodat dit hun nieuwjaarsdag was. Evenals hun andere jaarlijkse sabbaten moest hun dit een dag van heilige rust zijn, geen dienstwerk zult gij doen, en een dag van heilig werk: gij zult de Heere vuuroffer offeren, waaromtrent later bijzondere aanwijzingen gegeven waren, Numbers 29:1. Wat hier tot een bijzonder kenmerk van dit feest aangeduid wordt, is dat het een gedachtenis des geklanks is. Zij bliezen op de bazuin bij iedere nieuwe maan, Psalms 81:4, maar bij de nieuwe maan van de zevende maand moest dit met meer dan gewone plechtigheid gedaan worden, want zij begonnen de bazuin te blazen bij zonsopgang, en gingen er mee voort tot aan zonsondergang. Dit nu wordt hier gezegd een gedachtenis te zijn, misschien van het geklank van de bazuin op de berg Sinaï, toen de wet werd gegeven, en dat nooit vergeten moet worden. Sommigen denken dat het een gedachtenis was aan de schepping van de wereld, die verondersteld wordt in de herfst te zijn geschied, om welke reden dit totnutoe de eerste maand is geweest. Het machtige woord, door hetwelk God de wereld gemaakt heeft, wordt "de stem Zijns donders" genoemd, Psalms 104:7 gevoegelijk werd dit dus herdacht met het biazen van de bazuinen, of een gedachtenis des gejuichs, zoals de Chaldeeuwse overzetting het heeft, want toen de grondvesten van de aarde nedergezonken waren, hebben al de kinderen Gods gejuicht, Job 39:67. De Joodse schrijvers veronderstellen, dat het een geestelijke betekenis had. Thans, bij het begin van het jaar, werden zij door dit geklank van de bazuinen opgeroepen en opgewekt om hun geestelijke slaperigheid af te schudden, hun weg, hun leven na te gaan en het te verbeteren. De verzoendag was op de negende dag daarna, en zo werden zij opgewekt om zich voor die dag te bereiden door oprecht en ernstig berouw, opdat het in werkelijkheid een verzoendag voor hen zijn zou. En zij zeggen: "De Godvruchtige Joden oefenden zich meer in goede werken tussen het feest van de bazuinen en de verzoendag dan op enige andere tijd van het jaar." Het was een type van de prediking van het Evangelie, door welker blij geklank zielen geroepen werden om God te dienen, en Hem een geestelijk feest te houden. De bekering van de volken tot het geloof van Christus wordt gezegd door het blazen te zijn van een grote bazuin, Isaiah 27:13.
2. Een herhaling van de wet op de verzoendag, dat is: voorzover dit het volk betrof.
a. Zij moeten op die dag rusten van alle werk, en niet slechts van dienstwerk, zoals op andere feesten, het moet een even strikt en streng rusten wezen als op de wekelijkse sabbat, Leviticus 23:28, Leviticus 23:30, Leviticus 23:31. De reden is: want het is de verzoendag. Het verootmoedigen van onze zielen vanwege de zonde en ons streven om met God verzoend te worden is een werk, dat de gehele mens eist, en waarop men zich met hart en ziel moet toeleggen. Hij, die het werk van de verzoendag op dezelfde dag wil doen, en zoals het gedaan moet worden, moet de gedachte aan alle andere dingen ter zijde stellen. Op die dag sprak God tot Zijn volk en tot Zijn gunstgenoten van vrede, en daarom moesten zij al hun wereldlijke bezigheden ter zijde leggen, ten einde duidelijker en met des te meer eerbied deze stem van blijdschap en verheuging te kunnen horen. Vastendagen moeten dagen van rust zijn.
b. Zij moesten hun zielen verootmoedigen, en dat wel op straf van anders door de hand Gods uitgeroeid te worden, Leviticus 23:27, Leviticus 23:29. 32. Zij moesten ten teken van hun berouw over de zonden, die zij hadden bedreven, het vlees met zijn lusten en begeerlijkheden en hun inwonend bederf doden. Iedere ziel moest verootmoedigd zijn, omdat iedere ziel verontreinigd was en schuldig voor God, daar niemand de wetten van de staat van de onschuld vervuld heeft, is niemand vrijgesteld van de wet van boete en berouw. Daarbij moet een ieder zuchten en uitroepen over al de gruwelen van het land.
c. Deze dag moet gevierd worden van de avond tot de avond, Leviticus 23:32, gij zult uw zielen verootmoedigen, dat is: "Gij zult uw vasten beginnen en de uitdrukkingen van uw verootmoediging op de negende van de maand, in de avond." Zij moeten enige tijd v r zonsondergang alle wereldlijken arbeid staken, en zich zetten tot het werk van de naderende dag, en generlei voedsel tot zich nemen (behalve kinderen en zieken) tot aan zonsondergang van de tiende dag. De avonden v r plechtige dagen behoren doorgebracht te worden in plechtige voorbereiding. Als er werk gedaan moet worden voor God en onze zielen, dan moeten wij ons niet bekrimpen voor de tijd om het er in te doen, immers, hoe zouden wij onze tijd beter kunnen besteden? Van deze sabbat moet de regel aldus verstaan worden: van de avond tot de avond zult gij uw sabbat rusten.
Verzen 23-32
Leviticus 23:23-321. Hier is de inzetting van het feest van de bazuinen op de eerste dag van de zevende maand, Leviticus 23:24, Leviticus 23:25. Wat nu de zevende maand was, was tevoren gerekend als de eerste maand, en het jubeljaar moest nog met deze maand beginnen, Leviticus 25:8, zodat dit hun nieuwjaarsdag was. Evenals hun andere jaarlijkse sabbaten moest hun dit een dag van heilige rust zijn, geen dienstwerk zult gij doen, en een dag van heilig werk: gij zult de Heere vuuroffer offeren, waaromtrent later bijzondere aanwijzingen gegeven waren, Numbers 29:1. Wat hier tot een bijzonder kenmerk van dit feest aangeduid wordt, is dat het een gedachtenis des geklanks is. Zij bliezen op de bazuin bij iedere nieuwe maan, Psalms 81:4, maar bij de nieuwe maan van de zevende maand moest dit met meer dan gewone plechtigheid gedaan worden, want zij begonnen de bazuin te blazen bij zonsopgang, en gingen er mee voort tot aan zonsondergang. Dit nu wordt hier gezegd een gedachtenis te zijn, misschien van het geklank van de bazuin op de berg Sinaï, toen de wet werd gegeven, en dat nooit vergeten moet worden. Sommigen denken dat het een gedachtenis was aan de schepping van de wereld, die verondersteld wordt in de herfst te zijn geschied, om welke reden dit totnutoe de eerste maand is geweest. Het machtige woord, door hetwelk God de wereld gemaakt heeft, wordt "de stem Zijns donders" genoemd, Psalms 104:7 gevoegelijk werd dit dus herdacht met het biazen van de bazuinen, of een gedachtenis des gejuichs, zoals de Chaldeeuwse overzetting het heeft, want toen de grondvesten van de aarde nedergezonken waren, hebben al de kinderen Gods gejuicht, Job 39:67. De Joodse schrijvers veronderstellen, dat het een geestelijke betekenis had. Thans, bij het begin van het jaar, werden zij door dit geklank van de bazuinen opgeroepen en opgewekt om hun geestelijke slaperigheid af te schudden, hun weg, hun leven na te gaan en het te verbeteren. De verzoendag was op de negende dag daarna, en zo werden zij opgewekt om zich voor die dag te bereiden door oprecht en ernstig berouw, opdat het in werkelijkheid een verzoendag voor hen zijn zou. En zij zeggen: "De Godvruchtige Joden oefenden zich meer in goede werken tussen het feest van de bazuinen en de verzoendag dan op enige andere tijd van het jaar." Het was een type van de prediking van het Evangelie, door welker blij geklank zielen geroepen werden om God te dienen, en Hem een geestelijk feest te houden. De bekering van de volken tot het geloof van Christus wordt gezegd door het blazen te zijn van een grote bazuin, Isaiah 27:13.
2. Een herhaling van de wet op de verzoendag, dat is: voorzover dit het volk betrof.
a. Zij moeten op die dag rusten van alle werk, en niet slechts van dienstwerk, zoals op andere feesten, het moet een even strikt en streng rusten wezen als op de wekelijkse sabbat, Leviticus 23:28, Leviticus 23:30, Leviticus 23:31. De reden is: want het is de verzoendag. Het verootmoedigen van onze zielen vanwege de zonde en ons streven om met God verzoend te worden is een werk, dat de gehele mens eist, en waarop men zich met hart en ziel moet toeleggen. Hij, die het werk van de verzoendag op dezelfde dag wil doen, en zoals het gedaan moet worden, moet de gedachte aan alle andere dingen ter zijde stellen. Op die dag sprak God tot Zijn volk en tot Zijn gunstgenoten van vrede, en daarom moesten zij al hun wereldlijke bezigheden ter zijde leggen, ten einde duidelijker en met des te meer eerbied deze stem van blijdschap en verheuging te kunnen horen. Vastendagen moeten dagen van rust zijn.
b. Zij moesten hun zielen verootmoedigen, en dat wel op straf van anders door de hand Gods uitgeroeid te worden, Leviticus 23:27, Leviticus 23:29. 32. Zij moesten ten teken van hun berouw over de zonden, die zij hadden bedreven, het vlees met zijn lusten en begeerlijkheden en hun inwonend bederf doden. Iedere ziel moest verootmoedigd zijn, omdat iedere ziel verontreinigd was en schuldig voor God, daar niemand de wetten van de staat van de onschuld vervuld heeft, is niemand vrijgesteld van de wet van boete en berouw. Daarbij moet een ieder zuchten en uitroepen over al de gruwelen van het land.
c. Deze dag moet gevierd worden van de avond tot de avond, Leviticus 23:32, gij zult uw zielen verootmoedigen, dat is: "Gij zult uw vasten beginnen en de uitdrukkingen van uw verootmoediging op de negende van de maand, in de avond." Zij moeten enige tijd v r zonsondergang alle wereldlijken arbeid staken, en zich zetten tot het werk van de naderende dag, en generlei voedsel tot zich nemen (behalve kinderen en zieken) tot aan zonsondergang van de tiende dag. De avonden v r plechtige dagen behoren doorgebracht te worden in plechtige voorbereiding. Als er werk gedaan moet worden voor God en onze zielen, dan moeten wij ons niet bekrimpen voor de tijd om het er in te doen, immers, hoe zouden wij onze tijd beter kunnen besteden? Van deze sabbat moet de regel aldus verstaan worden: van de avond tot de avond zult gij uw sabbat rusten.
Verzen 33-44
Leviticus 23:33-44Wij hebben hier de inzetting van het loofhuttenfeest, dat n van de drie grote feesten was, waarop alle mannen in Israël verplicht waren bijeen te komen om voor Gods aangezicht te verschijnen, eerst ter plaatse waar de tabernakel, en in latere tijden waar de tempel was. Dit feest moest met meer uitdrukkingen van vreugde gevierd worden dan de andere.
I. Het moest gevierd worden op de vijftiende dag van de zevende maand, Leviticus 23:34, slechts vijf dagen na de verzoendag. Hoewel zij niet allen verplicht waren om op de verzoendag, evenals op de drie grote feesten, naar de plaats te gaan, waar de tabernakel of de tempel was, kunnen wij toch veronderstellen dat veel vrome Joden zoveel dagen v r het Loofhuttenfeest derwaarts heengingen, dat zij in de gelegenheid waren om die dag daar te vieren. De verootmoediging van hun zielen op de verzoendag bereidde hen voor de vreugde van het loofhuttenfeest. Hoe meer bedroefd en verootmoedigd wij zijn om de zonde, hoe meer geschikt wij zijn om de vertroostingen van de Heilige Geest te ontvangen. De blijdschap van dit feest was hun een vergoeding voor de droefheid van die vastendag, want die in tranen zaaien zullen met gejuich maaien.
II. het moest acht dagen duren, waarvan de eerste en de laatste als sabbaten moesten waargenomen worden, dagen van heilige rust en heilige samenroeping, Leviticus 23:35, Leviticus 23:36, Leviticus 23:39. Van de offeranden, die in deze acht dagen geofferd moesten worden, vinden wij een uitvoerige beschrijving in Numbers 29:12 en verv.
III. Gedurende de eerste zeven dagen van dit feest moest het gehele volk, behalve de vrouwen en kinderen, hun huizen verlaten en in tenten wonen, die van de takken van dikke bomen, inzonderheid van palmbomen, gemaakt werden, Leviticus 23:40, Leviticus 23:42. De Joden beschouwen het nemen van de takken als een afzonderlijke plechtigheid, onderscheiden van die van het maken van de loofhutten. Er is wel gezegd Nehemiah 8:16, dat zij hun loofhutten maakten van de takken van de bomen, hetgeen zij mochten doen, maar toch als uitdrukking van hun vreugde palmtakken in hun handen konden dragen, hetgeen ook bij andere gelegenheden een teken van gejuich en vrolijkheid scheen te zijn, John 12:13, en er is een toespeling op in Revelation 7:9. Sommigen houden de achtste dag voor een afzonderlijk feest, maar in John 7:37 wordt hij "de grote dag van het feest" genoemd, het was de dag, waarop zij hun loofhutten verlieten om weer in hun huizen te gaan wonen.
IV. Zij moesten voor het aangezicht des Heeren huns Gods vrolijk zijn gedurende al de dagen van dit feest, Leviticus 23:40. Volgens de overlevering van de Joden moesten zij aan hun vreugde uiting geven door dansen en het zingen van lofliederen ter ere van God, met begeleiding van muziekinstrumenten, en dat niet slechts het gewone volk, maar ook de wijzen in Israël en hun ouderlingen moesten dit doen in de voorhof van het heiligdom, want, (zeggen zij) de blijdschap, waarmee een mens zich verblijdt in het doen van een gebod, is in werkelijkheid een groot en ernstig dienen van de Heere.
1. Dit feest nu moest gevierd worden ter gedachtenis aan hun wonen in tenten in de woestijn. Aldus wordt het hier verklaard, Leviticus 23:43, opdat uw geslachten weten, niet slechts door de geschreven geschiedenis, maar door deze zichtbare overlevering, dat Ik de kinderen Israëls in loofhutten heb doen wonen. Aldus werd in eeuwige gedachtenis gehouden: a. Het geringe van hun begin en de treurige toestand waaruit God dit volk heeft opgeheven. Zij, die gerieflijk gevestigd zijn, moeten zich dikwijls hun vroegere toestand herinneren, toen zij klein waren in hun eigen ogen.
b. De barmhartigheid Gods over hen, daar God, toen zij in tenten woonden, niet slechts een tabernakel voor Hemzelf onder hen heeft opgericht, maar met de grootste zorg en tederheid een gewelf boven hen heeft gespannen, namelijk de wolk die hen tegen de hitte van de zon heeft beschut. Gods vorige goedertierenheden jegens ons en onze vaderen, behoren in eeuwige gedachtenis te worden gehouden. De achtste dag was de grote dag van dit feest, omdat zij dan naar hun huizen terugkeerden en herdachten hoe zij, nadat zij lang in tenten hadden gewoond in de woestijn, eindelijk tot een gelukkige vestiging kwamen in het land van de belofte, waar zij in schone huizen woonden. En zij zullen des te meer het gerieflijke waarderen van hun huizen en er dankbaar voor zijn, als zij zeven dagen in loofhutten hadden gewoond. Het is goed voor hen, die overvloed hebben en alle gemakken en gerieflijkheden des levens bezitten, om eens te leren ontberingen te kunnen verduren.
2. Het was een feest van de inzameling, zo wordt het genoemd in Exodus 23:16. Als zij "het inkomen des lands zullen" "ingegaderd hebben," Leviticus 23:39, als de wijnoogst zowel als de korenoogst voleindigd was, dan moesten zij in dankbaarheid aan God voor al de inkomsten van het jaar dit feest houden, en sommigen denken dat de achtste dag van het feest daar zeer bijzondere betrekking op had. Oogstvreugde moet gebruikt worden voor de bevordering van onze blijdschap in God. De aarde is des Heeren en haar volheid, en daarom moet Hij van alles waar wij het gerief en genot van hebben, de eer ontvangen, inzonderheid als de zegen volledig en voltooid is.
3. Dit feest was een type. Door velen wordt verondersteld, dat onze gezegende Heiland omstreeks de tijd wanneer dit feest gevierd werd is geboren, toen heeft hij Zijn woningen des lichts hierboven verlaten, om onder ons te wonen, John 1:14, en Hij heeft in loofhutten gewoond. En van de aanbidding Gods onder het Nieuwe Testament is geprofeteerd onder het begrip van de viering van "het" "loofhuttenfeest," Zacheria 14:16. Want:
a. Het Evangelie van Christus leert ons "in tabernakelen te wonen" los te zijn van deze wereld, ais degenen die "hier geen blijvende stad" "hebben," maar door geloof en hoop, en een heilige minachting voor het tegenwoordige "uitgaan buiten de legerplaats" Hebrews 13:13, Hebrews 13:14.
b. Het leert ons ons te verblijden voor het aangezicht des Heeren van onze God. Diegenen zijn de besnijdenis, waarlijk Israëlieten, die zich in Christus Jezus verblijden, Philippians 3:3. En hoe meer wij gespeend worden van deze wereld, hoe minder wij onderhevig zijn aan verstoring van onze blijdschap.
Eindelijk. Wij hebben hier de hoofdsom en het besluit van al deze inzettingen.
1. God heeft deze feesten ingesteld, Leviticus 23:37,Leviticus 23:38 behalve de sabbaten des Heeren en behalve al uw geloften en behalve al uw vrijwillige offeren. Dit leert ons:
a. Dat buitengewone diensten ons niet vrijstellen van onze gewone en gedurige diensten. Binnen de acht dagen van het Loofhuttenfeest moet tenminste een sabbat vallen, en deze moet even streng worden waargenomen als alle anderen. b. Dat Gods inzettingen plaats laten voor vrijwillige offeranden. Niet, dat wij mogen verzinnen wat Hij nooit heeft ingesteld, maar wat Hij ingesteld heeft, mogen wij herhalen en gewoonlijk, hoe vaker hoe beter. God schept behagen in een gewillig volk.
2. Mozes heeft ze tot de kinderen Israëls uitgesproken, Leviticus 23:44. Hij deed hun kond hetgeen God bepaald had, niets meer en niets minder. Zo heeft Paulus aan de gemeenten overgeleverd wat hij van de Heere had ontvangen. Wij hebben reden om dankbaar te zijn dat de feesten des Heeren, die tot ons uitgesproken zijn, niet zo talrijk zijn, en dat het waarnemen er van niet zo dekkend en kostbaar is, als die van hun geweest zijn, maar meer geestelijk en van grotere betekenis zijn, vaster en lieflijker een voorsmaak of onderpand van het eeuwige feest bij de laatste inzameling, die wij hopen tot in eeuwigheid te zullen vieren.
Verzen 33-44
Leviticus 23:33-44Wij hebben hier de inzetting van het loofhuttenfeest, dat n van de drie grote feesten was, waarop alle mannen in Israël verplicht waren bijeen te komen om voor Gods aangezicht te verschijnen, eerst ter plaatse waar de tabernakel, en in latere tijden waar de tempel was. Dit feest moest met meer uitdrukkingen van vreugde gevierd worden dan de andere.
I. Het moest gevierd worden op de vijftiende dag van de zevende maand, Leviticus 23:34, slechts vijf dagen na de verzoendag. Hoewel zij niet allen verplicht waren om op de verzoendag, evenals op de drie grote feesten, naar de plaats te gaan, waar de tabernakel of de tempel was, kunnen wij toch veronderstellen dat veel vrome Joden zoveel dagen v r het Loofhuttenfeest derwaarts heengingen, dat zij in de gelegenheid waren om die dag daar te vieren. De verootmoediging van hun zielen op de verzoendag bereidde hen voor de vreugde van het loofhuttenfeest. Hoe meer bedroefd en verootmoedigd wij zijn om de zonde, hoe meer geschikt wij zijn om de vertroostingen van de Heilige Geest te ontvangen. De blijdschap van dit feest was hun een vergoeding voor de droefheid van die vastendag, want die in tranen zaaien zullen met gejuich maaien.
II. het moest acht dagen duren, waarvan de eerste en de laatste als sabbaten moesten waargenomen worden, dagen van heilige rust en heilige samenroeping, Leviticus 23:35, Leviticus 23:36, Leviticus 23:39. Van de offeranden, die in deze acht dagen geofferd moesten worden, vinden wij een uitvoerige beschrijving in Numbers 29:12 en verv.
III. Gedurende de eerste zeven dagen van dit feest moest het gehele volk, behalve de vrouwen en kinderen, hun huizen verlaten en in tenten wonen, die van de takken van dikke bomen, inzonderheid van palmbomen, gemaakt werden, Leviticus 23:40, Leviticus 23:42. De Joden beschouwen het nemen van de takken als een afzonderlijke plechtigheid, onderscheiden van die van het maken van de loofhutten. Er is wel gezegd Nehemiah 8:16, dat zij hun loofhutten maakten van de takken van de bomen, hetgeen zij mochten doen, maar toch als uitdrukking van hun vreugde palmtakken in hun handen konden dragen, hetgeen ook bij andere gelegenheden een teken van gejuich en vrolijkheid scheen te zijn, John 12:13, en er is een toespeling op in Revelation 7:9. Sommigen houden de achtste dag voor een afzonderlijk feest, maar in John 7:37 wordt hij "de grote dag van het feest" genoemd, het was de dag, waarop zij hun loofhutten verlieten om weer in hun huizen te gaan wonen.
IV. Zij moesten voor het aangezicht des Heeren huns Gods vrolijk zijn gedurende al de dagen van dit feest, Leviticus 23:40. Volgens de overlevering van de Joden moesten zij aan hun vreugde uiting geven door dansen en het zingen van lofliederen ter ere van God, met begeleiding van muziekinstrumenten, en dat niet slechts het gewone volk, maar ook de wijzen in Israël en hun ouderlingen moesten dit doen in de voorhof van het heiligdom, want, (zeggen zij) de blijdschap, waarmee een mens zich verblijdt in het doen van een gebod, is in werkelijkheid een groot en ernstig dienen van de Heere.
1. Dit feest nu moest gevierd worden ter gedachtenis aan hun wonen in tenten in de woestijn. Aldus wordt het hier verklaard, Leviticus 23:43, opdat uw geslachten weten, niet slechts door de geschreven geschiedenis, maar door deze zichtbare overlevering, dat Ik de kinderen Israëls in loofhutten heb doen wonen. Aldus werd in eeuwige gedachtenis gehouden: a. Het geringe van hun begin en de treurige toestand waaruit God dit volk heeft opgeheven. Zij, die gerieflijk gevestigd zijn, moeten zich dikwijls hun vroegere toestand herinneren, toen zij klein waren in hun eigen ogen.
b. De barmhartigheid Gods over hen, daar God, toen zij in tenten woonden, niet slechts een tabernakel voor Hemzelf onder hen heeft opgericht, maar met de grootste zorg en tederheid een gewelf boven hen heeft gespannen, namelijk de wolk die hen tegen de hitte van de zon heeft beschut. Gods vorige goedertierenheden jegens ons en onze vaderen, behoren in eeuwige gedachtenis te worden gehouden. De achtste dag was de grote dag van dit feest, omdat zij dan naar hun huizen terugkeerden en herdachten hoe zij, nadat zij lang in tenten hadden gewoond in de woestijn, eindelijk tot een gelukkige vestiging kwamen in het land van de belofte, waar zij in schone huizen woonden. En zij zullen des te meer het gerieflijke waarderen van hun huizen en er dankbaar voor zijn, als zij zeven dagen in loofhutten hadden gewoond. Het is goed voor hen, die overvloed hebben en alle gemakken en gerieflijkheden des levens bezitten, om eens te leren ontberingen te kunnen verduren.
2. Het was een feest van de inzameling, zo wordt het genoemd in Exodus 23:16. Als zij "het inkomen des lands zullen" "ingegaderd hebben," Leviticus 23:39, als de wijnoogst zowel als de korenoogst voleindigd was, dan moesten zij in dankbaarheid aan God voor al de inkomsten van het jaar dit feest houden, en sommigen denken dat de achtste dag van het feest daar zeer bijzondere betrekking op had. Oogstvreugde moet gebruikt worden voor de bevordering van onze blijdschap in God. De aarde is des Heeren en haar volheid, en daarom moet Hij van alles waar wij het gerief en genot van hebben, de eer ontvangen, inzonderheid als de zegen volledig en voltooid is.
3. Dit feest was een type. Door velen wordt verondersteld, dat onze gezegende Heiland omstreeks de tijd wanneer dit feest gevierd werd is geboren, toen heeft hij Zijn woningen des lichts hierboven verlaten, om onder ons te wonen, John 1:14, en Hij heeft in loofhutten gewoond. En van de aanbidding Gods onder het Nieuwe Testament is geprofeteerd onder het begrip van de viering van "het" "loofhuttenfeest," Zacheria 14:16. Want:
a. Het Evangelie van Christus leert ons "in tabernakelen te wonen" los te zijn van deze wereld, ais degenen die "hier geen blijvende stad" "hebben," maar door geloof en hoop, en een heilige minachting voor het tegenwoordige "uitgaan buiten de legerplaats" Hebrews 13:13, Hebrews 13:14.
b. Het leert ons ons te verblijden voor het aangezicht des Heeren van onze God. Diegenen zijn de besnijdenis, waarlijk Israëlieten, die zich in Christus Jezus verblijden, Philippians 3:3. En hoe meer wij gespeend worden van deze wereld, hoe minder wij onderhevig zijn aan verstoring van onze blijdschap.
Eindelijk. Wij hebben hier de hoofdsom en het besluit van al deze inzettingen.
1. God heeft deze feesten ingesteld, Leviticus 23:37,Leviticus 23:38 behalve de sabbaten des Heeren en behalve al uw geloften en behalve al uw vrijwillige offeren. Dit leert ons:
a. Dat buitengewone diensten ons niet vrijstellen van onze gewone en gedurige diensten. Binnen de acht dagen van het Loofhuttenfeest moet tenminste een sabbat vallen, en deze moet even streng worden waargenomen als alle anderen. b. Dat Gods inzettingen plaats laten voor vrijwillige offeranden. Niet, dat wij mogen verzinnen wat Hij nooit heeft ingesteld, maar wat Hij ingesteld heeft, mogen wij herhalen en gewoonlijk, hoe vaker hoe beter. God schept behagen in een gewillig volk.
2. Mozes heeft ze tot de kinderen Israëls uitgesproken, Leviticus 23:44. Hij deed hun kond hetgeen God bepaald had, niets meer en niets minder. Zo heeft Paulus aan de gemeenten overgeleverd wat hij van de Heere had ontvangen. Wij hebben reden om dankbaar te zijn dat de feesten des Heeren, die tot ons uitgesproken zijn, niet zo talrijk zijn, en dat het waarnemen er van niet zo dekkend en kostbaar is, als die van hun geweest zijn, maar meer geestelijk en van grotere betekenis zijn, vaster en lieflijker een voorsmaak of onderpand van het eeuwige feest bij de laatste inzameling, die wij hopen tot in eeuwigheid te zullen vieren.