Lectionary Calendar
Friday, November 22nd, 2024
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
advertisement
advertisement
advertisement
Attention!
For 10¢ a day you can enjoy StudyLight.org ads
free while helping to build churches and support pastors in Uganda.
Click here to learn more!
free while helping to build churches and support pastors in Uganda.
Click here to learn more!
Bible Commentaries
Bijbelverkaring van Matthew Henry Henry's compleet
Auteursrechtverklaring
Deze bestanden zijn publiek domein en zijn een afgeleide van een elektronische editie die beschikbaar is op de website Bible Support.
Deze bestanden zijn publiek domein en zijn een afgeleide van een elektronische editie die beschikbaar is op de website Bible Support.
Bibliografische Informatie
Henry, Matthew. "Commentaar op Judges 7". "Bijbelverkaring van Matthew Henry". https://www.studylight.org/commentaries/dut/mhm/judges-7.html. 1706.
Henry, Matthew. "Commentaar op Judges 7". "Bijbelverkaring van Matthew Henry". https://www.studylight.org/
Whole Bible (3)
Inleiding
Bijbelverkaring van Matthew Henry, RICHTEREN 7Dit hoofdstuk toont ons Gideon op het slagveld bevelvoerende over het leger van Israël en het leger van de Midianieten een volkomen nederlaag toebrengende voor welke grote krijgsverrichting wij hem in het vorige hoofdstuk hebben zien toebereid door zijn gemeenschapsoefening met God en zijn overwinning op Bal. Hier wordt ons gezegd:
I. Welke bevelen God aan Gideon heeft gegeven voor de formering van zijn leger, waardoor het teruggebracht werd op slechts drie honderd man, Judges 7:1. ,
II. Hoe God Gideon aanmoedigde om de vijand aan te vallen door hem onbekend in hun leger te zenden, om een Midianiet zijn droom te horen vertellen, Judges 7:9. .
III. Hoe hij met zijn drie honderd man zijn aanval op het legerkamp van de vijand richtte, niet om met hen te strijden, maar hen te verschrikken. Judges 7:16.
IV. De goede uitslag van die aanval, zij namen de vlucht en werden totaal verslagen, terwijl de ontbonden troepen en hun andere naburen Gideon te hulp kwamen, Judges 7:21.
Het is een geschiedenis, die een schitterende bladzijde vormt in HET BOEK VAN DE OORLOGEN DES HEEREN.
Inleiding
Bijbelverkaring van Matthew Henry, RICHTEREN 7Dit hoofdstuk toont ons Gideon op het slagveld bevelvoerende over het leger van Israël en het leger van de Midianieten een volkomen nederlaag toebrengende voor welke grote krijgsverrichting wij hem in het vorige hoofdstuk hebben zien toebereid door zijn gemeenschapsoefening met God en zijn overwinning op Bal. Hier wordt ons gezegd:
I. Welke bevelen God aan Gideon heeft gegeven voor de formering van zijn leger, waardoor het teruggebracht werd op slechts drie honderd man, Judges 7:1. ,
II. Hoe God Gideon aanmoedigde om de vijand aan te vallen door hem onbekend in hun leger te zenden, om een Midianiet zijn droom te horen vertellen, Judges 7:9. .
III. Hoe hij met zijn drie honderd man zijn aanval op het legerkamp van de vijand richtte, niet om met hen te strijden, maar hen te verschrikken. Judges 7:16.
IV. De goede uitslag van die aanval, zij namen de vlucht en werden totaal verslagen, terwijl de ontbonden troepen en hun andere naburen Gideon te hulp kwamen, Judges 7:21.
Het is een geschiedenis, die een schitterende bladzijde vormt in HET BOEK VAN DE OORLOGEN DES HEEREN.
Verzen 1-8
Richteren 7:1-8I. Gideon legt er zich met alle macht op toe om een goed krijgsoverste te zijn, en het leger van Israël tegen de Midianieten aan te voeren. Hij stond vroeg op, Judges 7:1, als een wiens hart in zijn werk was, en vreesde tijd te verliezen. Nu hij er zeker van is, dat God met hem is, is hij afkerig van uitstel. Hij legerde zich bij een vermaarde fontein, opdat zijn leger geen gebrek zou hebben aan water, en hij nam het hoger terrein in, dat mogelijk een voordeel voor hem was, want de Midianieten waren beneden in het dal. Geloof in Gods beloften moet ons niet verslappen, maar juist aanvuren in onze pogingen. Als wij er zeker van zijn, dat God voor ons aangezicht heengaat, dan moeten wij ons best doen, alle krachten inspannen, 2 Samuel 5:24.
II. God voorziet er in dat de lof voor de te behalen overwinning volstrekt en uitsluitend aan Hem toegebracht zal worden, door te bepalen dat slechts drie honderd man voor deze dienst gebruikt zullen worden. Het leger bestond uit twee en dertig duizend man-een klein leger in vergelijking van het aantal krijgers, dat Israël voor zo'n gewichtige zaak op de been had kunnen brengen, en een zeer klein leger in vergelijking met het leger, dat nu door de Midianieten te velde was gebracht. Gideon was geneigd zijn aantal krijgslieden te gering te vinden, maar God komt tot hem en zegt hem, dat er te veel volk is, Judges 7:2, niet dat zij niet wel gedaan hebben met zich vrijwillig aan te bieden voor deze veldtocht, maar God achtte het goed om niet van allen, die kwamen, gebruik te maken. Wij bevinden dikwijls dat God door weinig handen grote dingen tot stand brengt, maar dit was de enige keer, dat Hij de weinigen opzettelijk nog minder maakte. Had Debora onlangs hen gelaakt die niet gekomen zijn tot de hulp des Heeren en moeten dan toch bij de volgende grote krijgsverrichting weggezonden worden, die wel gekomen zijn? Ja.
1. God wilde hiermede tonen dat Hij, als Hij werktuigen gebruikt in Zijn dienst, hen toch niet nodig heeft, maar Zijn werk ook zonder hen afkan, zodat Hij hun niet verplicht is voor hun dienst, maar zij aan Hem, dat Hij hen wil gebruiken.
2. Hiermede wilde Hij hen beschamen, wegens hun lafhartigheid, die zich gedwee aan de Midianieten hadden onderworpen, en hen niet durfden weerstaan vanwege het onevenredige van hun aantal. Thans zagen zij dat, zo zij zich slechts van de gunst Gods hadden verzekerd, n van hen duizend verjaagd zou hebben.
3. Hiermede wilde Hij alle roemen tot zwijgen brengen en uitsluiten, dat is de reden hier gegeven door Hem, die de hoogmoed kent van het menselijk hart, opdat zich Israël niet tegen Mij beroeme. Terecht wordt hun de eer onthouden van de dienst, die aan God de eer niet wilden geven van het welslagen. Mijn hand heeft mij verlost is een woord, dat nooit uit de mond moet komen van hen, die verlost zullen worden. Die roemt, roeme in de Heere, en alle vlees moet zwijgen voor Zijn aangezicht.
Op tweeërlei wijze heeft God hun aantal verminderd.
A. Hij gaf bevel dat allen, die zichzelf als vreesachtig en week van hart zouden bekennen ontslagen zouden worden, Judges 7:3. Gideon was nu gelegerd op een berg, dicht bij de vijand, genaamd het gebergte Gileads, naar de stamvader van deze geslachten van Manasse die aan deze zijde van de Jordaan gevestigd waren, Numbers 26:30. En vandaar konden zij wellicht de talrijke scharen zien van de vijand aan diegenen dus, aan wie op dat gezicht de moed ontzonk, werd vrijheid gegeven om terug te gaan, indien zij dit wilden. Er was een wet om zulk een afkondiging te doen, Deuteronomy 20:8. Maar Gideon heeft misschien gedacht, dat deze wet slechts betrekking had op die oorlogen, welke ter uitbreiding van hun landgrenzen ondernomen werden, niet voor zulke als dezen, die ter noodzakelijke verdediging gevoerd werd tegen een aanvaller, daarom zou Gideon deze afkondiging niet gedaan hebben, indien God het hem niet had bevolen, die wist hoe zijn krijgsmacht hierdoor zou verminderd worden. Lafaards zouden na de overwinning even zeker als wie ook, de eer er van aan God ontnemen, en daarom wilde God hun de eer niet aandoen van er hen voor te gebruiken. Men zou gedacht hebben dat er nauwelijks een Israëliet zou gevonden worden, die zich tegenover zo'n vijand als de Midianieten en onder zo'n legerhoofd als Gideon, vreesachtig zou bekend hebben, toch hebben meer dan twee derden van het leger zich de proclamatie ten nutte gemaakt om af te marcheren toen zij de sterkte van de vijand en hun eigen zwakheid zagen, geen acht slaande op de verzekeringen van de Goddelijke tegenwoordigheid die hun generaal van de Heere had ontvangen en hun waarschijnlijk had meegedeeld. Sommigen denken dat de verdrukking, waaronder zij zo lang gebukt gingen, hun moed had ternedergeslagen, anderen, en met meer waarschijnlijkheid, dat de bewustheid van hun schuld aan allen de moed had ontnomen. De zonde staarde hen aan, en daarom durfden zij de dood niet onder de ogen zien. Mensen die vreesachtig en week van hart zijn, zijn niet geschikt voor de dienst van God en onder hen, die onder de banier van Christus staan ingeschreven, zijn er meer van de zodanigen dan wij denken.
B. Hij gebood dat ook al de overigen, op drie honderd man na afgedankt zouden worden, en Hij deed het door een teken. Nog is er te veel volk om door Mij gebruikt te worden, Judges 7:4. Zie hoezeer Gods gedachten en wegen hoger zijn dan de onze. Gideon zelf heeft waarschijnlijk gedacht, dat zij met te weinigen waren, hoewel er toen toch nog zovelen waren als waarmee Barak Sisera slag heeft geleverd, Judges 4:14, en indien hij zich niet door het geloof een weg had gebaand door deze ontmoediging heen, dan zou hij zelf teruggedeinsd zijn voor het gevaarvolle van de onderneming, en zo goed hij kon de terugtocht hebben aanvaard. Maar God zei: Er is te veel volk, en toen zij tot op een derde verminderd waren, was er nog te veel volk hetgeen ons kan helpen om die leidingen van Gods voorzienigheid te begrijpen, die soms de kerk en haar belangen schijnen te verzwakken, haar vrienden zijn te velen, te talrijk, te machtig, te wijs, dan dat God verlossing door hen werkt. God neemt maatregelen om hen te verminderen, opdat Hij verhoogd worde in Zijn sterkte.
Gideon krijgt bevel om zijn soldaten te doen afgaan naar het water, waarschijnlijk naar de fontein van Harod, Judges 7:1, en de rivier, die er uit ontsprong. Hij, of iemand door hem daartoe aangesteld, moest opmerken hoe zij dronken. Wij moeten veronderstellen, dat zij allen dorst hadden en geneigd waren om te drinken. Waarschijnlijk zei hij hun, dat zij zich moesten bereiden om slag te leveren, en dat wel terstond, daarom moeten zij zich verkwikken en verfrissen, niet verwachtende dat zij daarna iets anders te drinken zouden krijgen dan het bloed van hun vijanden.
a. Sommigen ongetwijfeld wel de meesten, zullen nu op hun knieën nederknielen om te drinken, hun mond in het water steken, zoals de paarden, om aldus volle teugen te hebben.
b. Anderen zullen er niet zoveel omslag mee maken maar zoals een hond het water oplikt met zijn tong, zullen zij een weinig water in de holte van hun hand nemen, en er hun mond mee verkoelen, en dan heengaan. Van deze laatsten waren er niet meer dan drie honderd, die zo in van de haast dronken, en God zegt aan Gideon, dat hij door deze de Midianieten zal verslaan, Judges 7:7. Door de eerste schifting bleven er alleen kloeke mannen over, die besloten hadden het uiterste te doen om Israëls vrijheid te herkrijgen, maar door deze nadere schifting werd er in voorzien, dat geen anderer gebruikt zouden worden dan:
Ten eerste. Mannen, die gehard waren, die langdurige vermoeienissen konden doorstaan, zonder te klagen over dorst en vermoeidheid, in wie noch traagheid noch weelde huisde.
Ten tweede. Mannen die spoed maakten, aan wie de tijd lang viel eer zij slaags raakten met de vijand, de dienst van God en hun land verkiezende boven hun nodige verkwikking of verfrissing. God verkiest gebruik te maken van de zodanigen, die niet slechts goed gezind, maar ijverig zijn voor een goede zaak. Ook omdat deze de minsten in aantal waren, en dus het minst in staat waren om het werk te doen, waartoe zij bestemd waren, wilde God door hen Israël verlossen. Het was een grote beproeving van het geloof en de moed van Gideon, dat God hem gebood om al de overigen van het volk, behalve deze drie honderd man, een ieder naar zijn plaats te laten gaan, dat is: te gaan waarheen zij wilden buiten zijn bereik en van onder zijn bevel. Toch kunnen wij veronderstellen dat dezen, die van harte de zaak waren toegedaan, hoewel zij nu op zij gezet werden, niet ver buiten zijn gehoor zullen gegaan zijn, maar bereid waren de slag op te volgen, nadat de drie honderd hun aanval hadden gedaan, ofschoon dit niet vermeld is.
Zo verwonderlijk was Gideons leger gezuiverd en geformeerd en verminderd, inplaats van versterkt en aangevuld te zijn, zoals het, naar men zou denken, voor zo groot een krijgsbedrijf nodig was. Laat ons nu zien, hoe dit kleine, onaanzienlijke regiment, waarop al de zwaarte van de strijd zou neerkomen, gewapend en toegerust was. Indien deze driehonderd mannen vergezeld waren geweest van wapendragers en dienaren, en gewapend waren geweest met zwaard en spies, wij zouden gedacht hebben dat zij mogelijk wel iets uitgericht konden hebben. Maar, inplaats van hen dienstiger te maken door hun toerusting, worden zij minder dienstig gemaakt. Want:
1. Iedere krijgsknecht wordt zoetelaar, zij namen de teerkost in hun hand, Judges 7:8, lieten hun bagage achter, ieder man belastte zich met zijn eigen mondbehoeften, hetgeen een beproeving was van hun geloof, of zij op God konden vertrouwen als zij niet meer mondbehoeften hadden dan zij mee konden dragen en een op-de-proefstelling van hun vlijt en naarstigheid of zij zoveel wilden meedragen als zij nodig hadden. Dit was nu in waarheid een leven van de hand in de tand.
2. Ieder krijgsknecht wordt trompetter. De afgedankte regimenten hadden hun bazuinen achtergelaten ten gebruike van de drie honderd mannen, die, inplaats van met krijgswapenen, daarmee voorzien werden, alsof zij veeleer op een spel dan op een strijd uitgingen.
Verzen 1-8
Richteren 7:1-8I. Gideon legt er zich met alle macht op toe om een goed krijgsoverste te zijn, en het leger van Israël tegen de Midianieten aan te voeren. Hij stond vroeg op, Judges 7:1, als een wiens hart in zijn werk was, en vreesde tijd te verliezen. Nu hij er zeker van is, dat God met hem is, is hij afkerig van uitstel. Hij legerde zich bij een vermaarde fontein, opdat zijn leger geen gebrek zou hebben aan water, en hij nam het hoger terrein in, dat mogelijk een voordeel voor hem was, want de Midianieten waren beneden in het dal. Geloof in Gods beloften moet ons niet verslappen, maar juist aanvuren in onze pogingen. Als wij er zeker van zijn, dat God voor ons aangezicht heengaat, dan moeten wij ons best doen, alle krachten inspannen, 2 Samuel 5:24.
II. God voorziet er in dat de lof voor de te behalen overwinning volstrekt en uitsluitend aan Hem toegebracht zal worden, door te bepalen dat slechts drie honderd man voor deze dienst gebruikt zullen worden. Het leger bestond uit twee en dertig duizend man-een klein leger in vergelijking van het aantal krijgers, dat Israël voor zo'n gewichtige zaak op de been had kunnen brengen, en een zeer klein leger in vergelijking met het leger, dat nu door de Midianieten te velde was gebracht. Gideon was geneigd zijn aantal krijgslieden te gering te vinden, maar God komt tot hem en zegt hem, dat er te veel volk is, Judges 7:2, niet dat zij niet wel gedaan hebben met zich vrijwillig aan te bieden voor deze veldtocht, maar God achtte het goed om niet van allen, die kwamen, gebruik te maken. Wij bevinden dikwijls dat God door weinig handen grote dingen tot stand brengt, maar dit was de enige keer, dat Hij de weinigen opzettelijk nog minder maakte. Had Debora onlangs hen gelaakt die niet gekomen zijn tot de hulp des Heeren en moeten dan toch bij de volgende grote krijgsverrichting weggezonden worden, die wel gekomen zijn? Ja.
1. God wilde hiermede tonen dat Hij, als Hij werktuigen gebruikt in Zijn dienst, hen toch niet nodig heeft, maar Zijn werk ook zonder hen afkan, zodat Hij hun niet verplicht is voor hun dienst, maar zij aan Hem, dat Hij hen wil gebruiken.
2. Hiermede wilde Hij hen beschamen, wegens hun lafhartigheid, die zich gedwee aan de Midianieten hadden onderworpen, en hen niet durfden weerstaan vanwege het onevenredige van hun aantal. Thans zagen zij dat, zo zij zich slechts van de gunst Gods hadden verzekerd, n van hen duizend verjaagd zou hebben.
3. Hiermede wilde Hij alle roemen tot zwijgen brengen en uitsluiten, dat is de reden hier gegeven door Hem, die de hoogmoed kent van het menselijk hart, opdat zich Israël niet tegen Mij beroeme. Terecht wordt hun de eer onthouden van de dienst, die aan God de eer niet wilden geven van het welslagen. Mijn hand heeft mij verlost is een woord, dat nooit uit de mond moet komen van hen, die verlost zullen worden. Die roemt, roeme in de Heere, en alle vlees moet zwijgen voor Zijn aangezicht.
Op tweeërlei wijze heeft God hun aantal verminderd.
A. Hij gaf bevel dat allen, die zichzelf als vreesachtig en week van hart zouden bekennen ontslagen zouden worden, Judges 7:3. Gideon was nu gelegerd op een berg, dicht bij de vijand, genaamd het gebergte Gileads, naar de stamvader van deze geslachten van Manasse die aan deze zijde van de Jordaan gevestigd waren, Numbers 26:30. En vandaar konden zij wellicht de talrijke scharen zien van de vijand aan diegenen dus, aan wie op dat gezicht de moed ontzonk, werd vrijheid gegeven om terug te gaan, indien zij dit wilden. Er was een wet om zulk een afkondiging te doen, Deuteronomy 20:8. Maar Gideon heeft misschien gedacht, dat deze wet slechts betrekking had op die oorlogen, welke ter uitbreiding van hun landgrenzen ondernomen werden, niet voor zulke als dezen, die ter noodzakelijke verdediging gevoerd werd tegen een aanvaller, daarom zou Gideon deze afkondiging niet gedaan hebben, indien God het hem niet had bevolen, die wist hoe zijn krijgsmacht hierdoor zou verminderd worden. Lafaards zouden na de overwinning even zeker als wie ook, de eer er van aan God ontnemen, en daarom wilde God hun de eer niet aandoen van er hen voor te gebruiken. Men zou gedacht hebben dat er nauwelijks een Israëliet zou gevonden worden, die zich tegenover zo'n vijand als de Midianieten en onder zo'n legerhoofd als Gideon, vreesachtig zou bekend hebben, toch hebben meer dan twee derden van het leger zich de proclamatie ten nutte gemaakt om af te marcheren toen zij de sterkte van de vijand en hun eigen zwakheid zagen, geen acht slaande op de verzekeringen van de Goddelijke tegenwoordigheid die hun generaal van de Heere had ontvangen en hun waarschijnlijk had meegedeeld. Sommigen denken dat de verdrukking, waaronder zij zo lang gebukt gingen, hun moed had ternedergeslagen, anderen, en met meer waarschijnlijkheid, dat de bewustheid van hun schuld aan allen de moed had ontnomen. De zonde staarde hen aan, en daarom durfden zij de dood niet onder de ogen zien. Mensen die vreesachtig en week van hart zijn, zijn niet geschikt voor de dienst van God en onder hen, die onder de banier van Christus staan ingeschreven, zijn er meer van de zodanigen dan wij denken.
B. Hij gebood dat ook al de overigen, op drie honderd man na afgedankt zouden worden, en Hij deed het door een teken. Nog is er te veel volk om door Mij gebruikt te worden, Judges 7:4. Zie hoezeer Gods gedachten en wegen hoger zijn dan de onze. Gideon zelf heeft waarschijnlijk gedacht, dat zij met te weinigen waren, hoewel er toen toch nog zovelen waren als waarmee Barak Sisera slag heeft geleverd, Judges 4:14, en indien hij zich niet door het geloof een weg had gebaand door deze ontmoediging heen, dan zou hij zelf teruggedeinsd zijn voor het gevaarvolle van de onderneming, en zo goed hij kon de terugtocht hebben aanvaard. Maar God zei: Er is te veel volk, en toen zij tot op een derde verminderd waren, was er nog te veel volk hetgeen ons kan helpen om die leidingen van Gods voorzienigheid te begrijpen, die soms de kerk en haar belangen schijnen te verzwakken, haar vrienden zijn te velen, te talrijk, te machtig, te wijs, dan dat God verlossing door hen werkt. God neemt maatregelen om hen te verminderen, opdat Hij verhoogd worde in Zijn sterkte.
Gideon krijgt bevel om zijn soldaten te doen afgaan naar het water, waarschijnlijk naar de fontein van Harod, Judges 7:1, en de rivier, die er uit ontsprong. Hij, of iemand door hem daartoe aangesteld, moest opmerken hoe zij dronken. Wij moeten veronderstellen, dat zij allen dorst hadden en geneigd waren om te drinken. Waarschijnlijk zei hij hun, dat zij zich moesten bereiden om slag te leveren, en dat wel terstond, daarom moeten zij zich verkwikken en verfrissen, niet verwachtende dat zij daarna iets anders te drinken zouden krijgen dan het bloed van hun vijanden.
a. Sommigen ongetwijfeld wel de meesten, zullen nu op hun knieën nederknielen om te drinken, hun mond in het water steken, zoals de paarden, om aldus volle teugen te hebben.
b. Anderen zullen er niet zoveel omslag mee maken maar zoals een hond het water oplikt met zijn tong, zullen zij een weinig water in de holte van hun hand nemen, en er hun mond mee verkoelen, en dan heengaan. Van deze laatsten waren er niet meer dan drie honderd, die zo in van de haast dronken, en God zegt aan Gideon, dat hij door deze de Midianieten zal verslaan, Judges 7:7. Door de eerste schifting bleven er alleen kloeke mannen over, die besloten hadden het uiterste te doen om Israëls vrijheid te herkrijgen, maar door deze nadere schifting werd er in voorzien, dat geen anderer gebruikt zouden worden dan:
Ten eerste. Mannen, die gehard waren, die langdurige vermoeienissen konden doorstaan, zonder te klagen over dorst en vermoeidheid, in wie noch traagheid noch weelde huisde.
Ten tweede. Mannen die spoed maakten, aan wie de tijd lang viel eer zij slaags raakten met de vijand, de dienst van God en hun land verkiezende boven hun nodige verkwikking of verfrissing. God verkiest gebruik te maken van de zodanigen, die niet slechts goed gezind, maar ijverig zijn voor een goede zaak. Ook omdat deze de minsten in aantal waren, en dus het minst in staat waren om het werk te doen, waartoe zij bestemd waren, wilde God door hen Israël verlossen. Het was een grote beproeving van het geloof en de moed van Gideon, dat God hem gebood om al de overigen van het volk, behalve deze drie honderd man, een ieder naar zijn plaats te laten gaan, dat is: te gaan waarheen zij wilden buiten zijn bereik en van onder zijn bevel. Toch kunnen wij veronderstellen dat dezen, die van harte de zaak waren toegedaan, hoewel zij nu op zij gezet werden, niet ver buiten zijn gehoor zullen gegaan zijn, maar bereid waren de slag op te volgen, nadat de drie honderd hun aanval hadden gedaan, ofschoon dit niet vermeld is.
Zo verwonderlijk was Gideons leger gezuiverd en geformeerd en verminderd, inplaats van versterkt en aangevuld te zijn, zoals het, naar men zou denken, voor zo groot een krijgsbedrijf nodig was. Laat ons nu zien, hoe dit kleine, onaanzienlijke regiment, waarop al de zwaarte van de strijd zou neerkomen, gewapend en toegerust was. Indien deze driehonderd mannen vergezeld waren geweest van wapendragers en dienaren, en gewapend waren geweest met zwaard en spies, wij zouden gedacht hebben dat zij mogelijk wel iets uitgericht konden hebben. Maar, inplaats van hen dienstiger te maken door hun toerusting, worden zij minder dienstig gemaakt. Want:
1. Iedere krijgsknecht wordt zoetelaar, zij namen de teerkost in hun hand, Judges 7:8, lieten hun bagage achter, ieder man belastte zich met zijn eigen mondbehoeften, hetgeen een beproeving was van hun geloof, of zij op God konden vertrouwen als zij niet meer mondbehoeften hadden dan zij mee konden dragen en een op-de-proefstelling van hun vlijt en naarstigheid of zij zoveel wilden meedragen als zij nodig hadden. Dit was nu in waarheid een leven van de hand in de tand.
2. Ieder krijgsknecht wordt trompetter. De afgedankte regimenten hadden hun bazuinen achtergelaten ten gebruike van de drie honderd mannen, die, inplaats van met krijgswapenen, daarmee voorzien werden, alsof zij veeleer op een spel dan op een strijd uitgingen.
Verzen 9-15
Richteren 7:9-15Gideons leger verminderd zijnde, zoals wij hierboven gezien hebben, moet hij of strijden door het geloof, of in het geheel niet strijden, daarom voorziet God hem van versterking voor zijn geloof, inplaats van versterking voor zijn strijdmacht.
I. Hij voorziet hem van een goed fundement om er zijn geloof op te bouwen, niets dan een woord van God zal een grondslag zijn voor het geloof, en dat heeft hij zo volledig en zo uitdrukkelijk als hij slechts kan begeren, Judges 7:9. Een woord van bevel om hem te machtigen de strijd aan te vangen, die anders roekeloos en onoordeelkundig zou geweest zijn en onvoegzaam voor een verstandig veldoverste. Sta op, ga met deze handvol manschappen heen af in het leger, en een woord van belofte om hem van welslagen te verzekeren, dat anders zeer onwaarschijnlijk zou geweest zijn, Ik heb het in uw hand gegeven, het is geheel en al het uwe. Dit woord des Heeren kwam tot hem in dezelfde nacht, toen hij, naar wij kunnen veronderstellen, vol was van zorg hoe het met alles gaan zou, toen zijn gedachten in hem vermenigvuldigd werden, hebben deze vertroostingen zijn ziel verkwikt. Goddelijke vertroostingen komen tot de gelovigen niet alleen op krachtige wijze, maar ook ter rechter tijd.
II. Hij voorziet hem van een goeden steun voor zijn geloof.
1. Hij beveelt hem om zijn eigen verspieder te zijn, en om nu, in het holst van de nacht, stil naar het leger van de Midianieten te gaan, en te zien of hij er ook berichten kan inwinnen. "Vreest gij dan nog af te gaan om te strijden zo ga eerst met uw dienaar Judges 7:10, en hoor wat zij zaken spreken, Judges 7:11, en er wordt hem te kennen gegeven dat hij horen zal wat hem grotelijks zal versterken in zijn geloof. God kent de zwakheden van Zijn volk, en hoe grote bemoediging zij soms uit een kleine zaak kunnen ontvangen, en daarom, wetende wat aan Gideon zou voorkomen in dat deel van het leger tot hetwelk hij zou afgaan, beveelt Hij hem af te gaan en te horen wat zij zeiden opdat hij zoveel vaster zou geloven wat God zei. Hij moet Pura, zijn jongen, dat is, zijn dienaar, medenemen, deze was iemand, in wie hij vertrouwen kon stellen, waarschijnlijk een van de tien, die hem geholpen hadden om het altaar van Bal af te breken, hem moest hij medenemen, maar niemand anders met hem, hij moest hem medenemen, om getuige te zijn van hetgeen hij de Midianieten zou horen zeggen, opdat, als de zaak aan Israël zal worden meegedeeld, uit de mond van deze twee getuigen het woord bestaan zal. Hij moet zijn jongen meenemen, omdat twee beter zijn dan een, en een weinig hulp beter is dan geen hulp.
2. Dit zo zijnde, beveelt Hij hem iets te gaan zien dat ontmoedigend was.
A. Het was genoeg om hem schrik aan te jagen, om, misschien wel bij maanlicht, het groot getal van de vijanden te zien, Judges 7:12, de mannen, als sprinkhanen in menigte, en zij bleken, wat kracht en moed betreft, niet beter te zijn dan sprinkhanen, de kamelen konden evenmin geteld worden als het zand aan de oever van de zee. Maar:
B. Hij hoorde wat voor hem een goed voorteken was, en toen hij het gehoord had, ging hij onmiddellijk terug, veronderstellende dat hij nu wist waarvoor hij derwaarts was gezonden. Hij hoorde twee soldaten van het leger van de vijand, die elkanders metgezellen waren, samen spreken, waarschijnlijk samen in bed zijnde, en wakker geworden in de nacht. a. Een van hun vertelt zijn droom, en zoals onze dromen gewoonlijk zijn, ijdel en onbeduidend, en dus niet van de moeite waard om verteld te worden, was het een zeer dwaze droom. Hij droomde dat hij een gerstebrood zag, dat de heuvel kwam afrollen naar het leger van de Midianieten, en dit brood kwam tot aan de tent (misschien een van de voornaamste van hun tenten) "en het sloeg er met zo'n geweld tegen aan, dat (wie zou het geloven?) het de tent onderst boven wierp, de staken omver rukte en de touwen als met een slag verbrak, zodat de tent daar lag, en de bewoners er onder begraven lagen" Judges 7:13. "In de veelheid van de dromen zijn ijdelheden," zegt Salomo, Ecclesiastes 5:6. Het is iets verwonderlijks welke vreemde onsamenhangende dingen dikwijls door een koddige verbeelding in onze dromen samengevoegd worden.
b. De ander, die misschien nog tussen slapen en waken was, neemt het op zich de droom uit te leggen, en die uitlegging schijnt zeer ver gezocht: Dit is niet anders dan het zwaard Gideons, Judges 7:14. Onze uitleggers kunnen ons nu zeggen, hoe gepast de overeenkomst was, Gideon, die koren gedorst had voor zijn gezin en koeken had gemaakt voor zijn vriend, Judges 6:11, werd zeer gepast voorgesteld door een brood, dat hij en zijn leger even onbeduidend waren als een brood, of koek, van een weinig meel bereid, even gering als een gerstebrood, in van de haast als een koek op de kolen gebakken, en evenmin instaat om dit grote leger te overwinnen, als een brood om een tent omver te werpen. Maar toch! Zijn de uitleggingen niet van God? Hij legde het in het hoofd van de een om te dromen, en in de mond van de ander legde Hij de betekenis er van. Indien Gideon alleen de droom had gehoord, en hij en zijn dienaar er de uitlegging van hadden moeten geven, dan zou er zo weinig betekenis in zijn, dat het hem weinig dienst zou gedaan hebben, maar die uitlegging horende uit de mond van een vijand, scheen zij niet slechts van God te komen die aller mensen tong en hart in Zijn hand heeft, maar het was ook een blijk en bewijs dat de vijand geheel ontmoedigd was, en de naam Gideon voor hen zo geducht was geworden, dat het hen verontrustte in hun slaap. De overwinning zal gemakkelijk behaald worden, nu het hart van de vijanden reeds bezweek van vrees voor hem, en zij hem dus de overwinning zo gedwee toekenden. God heeft de Midianieten en dit hele leger in zijn hand overgegeven. Diegenen zullen niet waarschijnlijk strijden, die zagen, dat God tegen hen streed.
Gideon, die de vinger Gods zag, hem op die tijd naar deze plaats wijzende teneinde de droom en de uitlegging er van te horen, was er ten zeerste door bemoedigd tegen de vrees, die hem bevangen had, toen hij zijn leger zo verminderd zag. Het deed hem veel genoegen zich te hebben horen vergelijken bij een gerstebrood, toen dit bleek zulke grote dingen te hebben gedaan. Hierdoor bemoedigd zijnde, wordt ons gezegd, Judges 7:15,
Ten eerste. Dat hij er Gode de eer van gaf, hij aanbad, boog zijn hoofd, of hief wellicht zijn ogen en handen op in een kort gebed, God dankende voor de overwinning, waarvan hij zich nu verzekerd hield, en voor deze aanmoediging om haar te verwachten. Waar wij ook zijn, overal kunnen wij tot God spreken en Hem aanbidden, een open weg vinden naar de hemel. God moet de lof hebben voor hetgeen ons geloof bemoedigt. En Zijn voorzienigheid moet erkend worden in de voorvallen, die hoewel onbeduidend en schijnbaar toevallig, toch blijken ons dienstig te zijn.
Ten tweede. Hoe hij zijn vrienden liet delen in de bemoediging, die hij had ontvangen. Maakt u op, bereidt u terstond voor de opmars, de Heere heeft het leger van de Midianieten in ulieder hand gegeven.
Verzen 9-15
Richteren 7:9-15Gideons leger verminderd zijnde, zoals wij hierboven gezien hebben, moet hij of strijden door het geloof, of in het geheel niet strijden, daarom voorziet God hem van versterking voor zijn geloof, inplaats van versterking voor zijn strijdmacht.
I. Hij voorziet hem van een goed fundement om er zijn geloof op te bouwen, niets dan een woord van God zal een grondslag zijn voor het geloof, en dat heeft hij zo volledig en zo uitdrukkelijk als hij slechts kan begeren, Judges 7:9. Een woord van bevel om hem te machtigen de strijd aan te vangen, die anders roekeloos en onoordeelkundig zou geweest zijn en onvoegzaam voor een verstandig veldoverste. Sta op, ga met deze handvol manschappen heen af in het leger, en een woord van belofte om hem van welslagen te verzekeren, dat anders zeer onwaarschijnlijk zou geweest zijn, Ik heb het in uw hand gegeven, het is geheel en al het uwe. Dit woord des Heeren kwam tot hem in dezelfde nacht, toen hij, naar wij kunnen veronderstellen, vol was van zorg hoe het met alles gaan zou, toen zijn gedachten in hem vermenigvuldigd werden, hebben deze vertroostingen zijn ziel verkwikt. Goddelijke vertroostingen komen tot de gelovigen niet alleen op krachtige wijze, maar ook ter rechter tijd.
II. Hij voorziet hem van een goeden steun voor zijn geloof.
1. Hij beveelt hem om zijn eigen verspieder te zijn, en om nu, in het holst van de nacht, stil naar het leger van de Midianieten te gaan, en te zien of hij er ook berichten kan inwinnen. "Vreest gij dan nog af te gaan om te strijden zo ga eerst met uw dienaar Judges 7:10, en hoor wat zij zaken spreken, Judges 7:11, en er wordt hem te kennen gegeven dat hij horen zal wat hem grotelijks zal versterken in zijn geloof. God kent de zwakheden van Zijn volk, en hoe grote bemoediging zij soms uit een kleine zaak kunnen ontvangen, en daarom, wetende wat aan Gideon zou voorkomen in dat deel van het leger tot hetwelk hij zou afgaan, beveelt Hij hem af te gaan en te horen wat zij zeiden opdat hij zoveel vaster zou geloven wat God zei. Hij moet Pura, zijn jongen, dat is, zijn dienaar, medenemen, deze was iemand, in wie hij vertrouwen kon stellen, waarschijnlijk een van de tien, die hem geholpen hadden om het altaar van Bal af te breken, hem moest hij medenemen, maar niemand anders met hem, hij moest hem medenemen, om getuige te zijn van hetgeen hij de Midianieten zou horen zeggen, opdat, als de zaak aan Israël zal worden meegedeeld, uit de mond van deze twee getuigen het woord bestaan zal. Hij moet zijn jongen meenemen, omdat twee beter zijn dan een, en een weinig hulp beter is dan geen hulp.
2. Dit zo zijnde, beveelt Hij hem iets te gaan zien dat ontmoedigend was.
A. Het was genoeg om hem schrik aan te jagen, om, misschien wel bij maanlicht, het groot getal van de vijanden te zien, Judges 7:12, de mannen, als sprinkhanen in menigte, en zij bleken, wat kracht en moed betreft, niet beter te zijn dan sprinkhanen, de kamelen konden evenmin geteld worden als het zand aan de oever van de zee. Maar:
B. Hij hoorde wat voor hem een goed voorteken was, en toen hij het gehoord had, ging hij onmiddellijk terug, veronderstellende dat hij nu wist waarvoor hij derwaarts was gezonden. Hij hoorde twee soldaten van het leger van de vijand, die elkanders metgezellen waren, samen spreken, waarschijnlijk samen in bed zijnde, en wakker geworden in de nacht. a. Een van hun vertelt zijn droom, en zoals onze dromen gewoonlijk zijn, ijdel en onbeduidend, en dus niet van de moeite waard om verteld te worden, was het een zeer dwaze droom. Hij droomde dat hij een gerstebrood zag, dat de heuvel kwam afrollen naar het leger van de Midianieten, en dit brood kwam tot aan de tent (misschien een van de voornaamste van hun tenten) "en het sloeg er met zo'n geweld tegen aan, dat (wie zou het geloven?) het de tent onderst boven wierp, de staken omver rukte en de touwen als met een slag verbrak, zodat de tent daar lag, en de bewoners er onder begraven lagen" Judges 7:13. "In de veelheid van de dromen zijn ijdelheden," zegt Salomo, Ecclesiastes 5:6. Het is iets verwonderlijks welke vreemde onsamenhangende dingen dikwijls door een koddige verbeelding in onze dromen samengevoegd worden.
b. De ander, die misschien nog tussen slapen en waken was, neemt het op zich de droom uit te leggen, en die uitlegging schijnt zeer ver gezocht: Dit is niet anders dan het zwaard Gideons, Judges 7:14. Onze uitleggers kunnen ons nu zeggen, hoe gepast de overeenkomst was, Gideon, die koren gedorst had voor zijn gezin en koeken had gemaakt voor zijn vriend, Judges 6:11, werd zeer gepast voorgesteld door een brood, dat hij en zijn leger even onbeduidend waren als een brood, of koek, van een weinig meel bereid, even gering als een gerstebrood, in van de haast als een koek op de kolen gebakken, en evenmin instaat om dit grote leger te overwinnen, als een brood om een tent omver te werpen. Maar toch! Zijn de uitleggingen niet van God? Hij legde het in het hoofd van de een om te dromen, en in de mond van de ander legde Hij de betekenis er van. Indien Gideon alleen de droom had gehoord, en hij en zijn dienaar er de uitlegging van hadden moeten geven, dan zou er zo weinig betekenis in zijn, dat het hem weinig dienst zou gedaan hebben, maar die uitlegging horende uit de mond van een vijand, scheen zij niet slechts van God te komen die aller mensen tong en hart in Zijn hand heeft, maar het was ook een blijk en bewijs dat de vijand geheel ontmoedigd was, en de naam Gideon voor hen zo geducht was geworden, dat het hen verontrustte in hun slaap. De overwinning zal gemakkelijk behaald worden, nu het hart van de vijanden reeds bezweek van vrees voor hem, en zij hem dus de overwinning zo gedwee toekenden. God heeft de Midianieten en dit hele leger in zijn hand overgegeven. Diegenen zullen niet waarschijnlijk strijden, die zagen, dat God tegen hen streed.
Gideon, die de vinger Gods zag, hem op die tijd naar deze plaats wijzende teneinde de droom en de uitlegging er van te horen, was er ten zeerste door bemoedigd tegen de vrees, die hem bevangen had, toen hij zijn leger zo verminderd zag. Het deed hem veel genoegen zich te hebben horen vergelijken bij een gerstebrood, toen dit bleek zulke grote dingen te hebben gedaan. Hierdoor bemoedigd zijnde, wordt ons gezegd, Judges 7:15,
Ten eerste. Dat hij er Gode de eer van gaf, hij aanbad, boog zijn hoofd, of hief wellicht zijn ogen en handen op in een kort gebed, God dankende voor de overwinning, waarvan hij zich nu verzekerd hield, en voor deze aanmoediging om haar te verwachten. Waar wij ook zijn, overal kunnen wij tot God spreken en Hem aanbidden, een open weg vinden naar de hemel. God moet de lof hebben voor hetgeen ons geloof bemoedigt. En Zijn voorzienigheid moet erkend worden in de voorvallen, die hoewel onbeduidend en schijnbaar toevallig, toch blijken ons dienstig te zijn.
Ten tweede. Hoe hij zijn vrienden liet delen in de bemoediging, die hij had ontvangen. Maakt u op, bereidt u terstond voor de opmars, de Heere heeft het leger van de Midianieten in ulieder hand gegeven.
Verzen 16-23
Richteren 7:16-23I. Wij hebben hier de verschrikking, die Gideon in het holst van de nacht over het leger van de Midianieten bracht, want het was bestemd dat zij, die zo lang een schrik waren geweest voor Israël, hen zo dikwijls beangst hadden, zelf zuiver en alleen door verschrikking verslagen en ten ondergebracht zouden worden. De aanval, die hier gedaan werd, was in vele opzichten gelijk aan die van Abraham op het leger, dat Lot gevangen had genomen, het getal van de manschappen was ongeveer gelijk, Abraham had drie honderd en achttien mannen, Gideon drie honderd, beide hebben hun krijgsmacht verdeeld, beide hebben hun aanval gedaan in de nacht, en beide hebben onder voor hen zeer ongunstige omstandigheden de zege behaald, Genesis 14:14 :Genesis 14:15, en Gideon is niet slechts een zoon van Abraham (dat waren de Midianieten ook door Ketura) maar een erfgenaam van zijn geloof.
1. Gideon verdeelde zijn leger, hoe klein het ook was, in drie bataljons, Judges 7:16, over een er van nam hijzelf het bevel op zich, Judges 7:19 omdat grote legers (en zodanig een wilde hij voorstellen) gewoonlijk verdeeld waren in rechtervleugel, linkervleugel en het centrum of hoofdbestanddeel van het leger tussen die beide in.
2. Hij gebood hun allen te doen zoals hij deed, Judges 7:17. Hij zei hun nu waarschijnlijk wat zij doen moesten, want anders zou het zo vreemd geweest zijn, dat zij het nauwelijks zo opeens gedaan zouden hebben, maar hij wilde door het eerst te doen hun het sein geven wanneer zij het moesten doen, zoals officieren hun soldaten oefenen door het woord van bevel of door het slaan van de trom. Ziet naar mij, en doet alzo. Dat is woord van bevel dat onze Heere Jezus, de overste leidsman van onze zaligheid, geeft aan Zijn krijgsknechten, want Hij heeft ons een voorbeeld nagelaten met de last het te volgen. Gelijk Ik doe, alzo zult gijlieden doen.
3. Hij deed zijn aanval in de nacht, toen zij allen gerust waren en hem het minst verwachtten, hetgeen een grote ontsteltenis onder hen zou teweegbrengen, en wanneer de kleinheid van zijn leger niet ontdekt zou worden. In de nacht zijn alle verschrikkingen het ergst, inzonderheid in het holst van de nacht, zoals nu, een weinig na middernacht, toen de middelste nachtwake begon, en het alarm hen uit de slaap zou doen opschrikken. Wij lezen van "de schrik des nachts" als iets ontzettends. Psalms 91:5, Song of Solomon 3:8.
4. Wat Gideon op het oog had was dit grote leger te verschrikken, hun niet slechts een volkomen, maar een zeer schandelijke nederlaag toe te brengen. Hij rustte zijn leger uit door aan ieder man een bazuin in zijn rechterhand te geven en een aarden kruik in zijn linkerhand, waarin een fakkel gestoken was, en hijzelf achtte het geen verkleining om aldus gewapend voor hen uit te gaan. Hij wilde van de overwinning op dit leger slechts een grap maken, en gaat er tegen uit meer als tegen een troep kinderen dan soldaten. "De jonkvrouw, de dochter Zions, veracht u, zij bespot u," Isaiah 37:22. Het kleine getal van zijn mannen begunstigde zijn plan, want, omdat zij met zo weinigen waren, marcheerden zij in grote stilte en met meer snelheid naar het leger zodat zij niet ontdekt werden voor zij dicht bij het leger waren, en hij er in slaagde het alarmsein te geven, juist toen zij de wachters gesteld hadden, opdat de schildwachten, die toen wakker waren, zoveel spoediger de schrik door het leger zouden verspreiden, dat de beste dienst was, die zij hem konden bewijzen. Op drieërlei wijze heeft Gideon het aangelegd de schrik te slaan in dit leger en het in verwarring te brengen.
A. Door een groot, sterk geraas. Ieder man moest zo krachtig mogelijk op zijn bazuin blazen, en terzelfder tijd een aarden kruik in stukken slaan, waarschijnlijk heeft ieder man zijn kruik tegen die van zijn buurman stukgeslagen, zodat zij tezamen gebroken werden, hetgeen niet slechts een groot geraas zou maken, maar ook een beeld zou zijn van de uitwerking, die de verschrikking zou teweegbrengen, namelijk dat de Midianieten elkaar zouden doden.
B. Door een sterk, schitterend licht. De aangestoken toortsen waren in de kruiken verborgen, als een kaars onder een korenmaat totdat zij bij het leger kwamen, en toen allen tegelijk er uit genomen zijnde, verspreidden zij een schitterenden gloed, die als een bliksemstraal door het leger ging, dat de verwarring zeer vermeerderde.
C. Door een groot, sterk geroep. Ieder man moest luidkeels roepen: Voor de Heere en voor Gideon, Judges 7:18, of zoals het in Judges 7:20 staat: Het zwaard van de Heere en van Gideon! Hij schijnt dit wachtwoord ontleend te hebben aan de droom van de Midianiet, Judges 7:14 :Dit is niet anders dan het zwaard van Gideon. Bevindende dat zijn naam een verschrikking voor hen was, gebruikt hij dit aldus tegen hen, maar stelt de naam van JAHWEH eerst als het cijfer zonder hetwelk zijn eigen naam slechts een nul zou wezen. Dat zal leven brengen in zijn eigen mannen, die wel bemoedigd konden zijn als zij zo'n God hebben als JAHWEH, en zo'n man als Gideon om voor te strijden, en die voor hen streden, wl konden zij volgen, die zulke aanvoerders hadden. Het zal hun vijanden verschrikken, die vanouds van JHWH's grote naam hadden gehoord, en nu onlangs van die van Gideon. Het zwaard des Heeren is alles in alles voor het zwaard van Gideon maar toch moet het zwaard van Gideon gebruikt worden. De mensen als werktuigen en God als de werker, moeten beide in hun plaats geëerd worden, maar de mensen, ook de voornaamsten en besten, altijd in ondergeschiktheid aan God. Dit leger moest zuiver en alleen door verschrikking worden verslagen, en dit inzonderheid is het zwaard des Heeren. Als deze krijgsknechten een zwaard op zijde droegen, dan was dit ook alles, zij hadden er geen in hun hand, maar zij behaalden de overwinning door "het zwaard" te roepen. Zo worden de vijanden van de kerk verslagen "door het zwaard, dat uitging door de mond", Revelation 19:21.
Deze methode nu, die hier gebruikt werd om de Midianieten te verslaan, kan beschouwd worden:
a. Als type of afschaduwing van de verwoesting van het rijk van de duivel in de wereld door de prediking van het eeuwig Evangelie, het blazen van deze bazuin en het doen schijnen van dat licht uit aarden vaten, want dat zijn de bedienaars van het Evangelie, in wie de schat van dat licht is neergelegd, 2 Corinthiers 4:6, 7. Aldus heeft God het dwaze van de wereld uitverkoren, opdat Hij de wijzen beschamen zou, een gerstebrood om de tenten van de Midianieten omver te werpen, opdat de uitnemendheid van de kracht zij Godes. Het Evangelie is een zwaard, niet in de hand, maar in de mond, het zwaard des Heeren en van Gideon, van God en Jezus Christus, van Hem, die op de troon zit en van het Lam.
b. Als voorstellende de verschrikkingen van de grote dag. Aldus heeft de uitnemende bisschop Hall het toegepast. Indien deze aarden kruiken, bazuinen en fakkels aldus de trotse troepen van Midian en Amalek hebben ontzet en verschrikt, wie zal dan kunnen bestaan voorde laatste verschrikking, als de bazuin van de aartsengel gehoord zal worden, de elementen zullen branden, de hemelen zullen voorbijgaan met gedruis, en de Heere zelf meteen geroep zal nederkomen van de hemel?
II. De wonderbaarlijk goede uitslag van die verschrikking. De Midianieten werden door dit geroep gedood, zoals de muren van Jericho door bazuingeschal werden nedergeworpen, opdat Gideon zien zou, wat hij kort tevoren nog gewanhoopt heeft te zullen zien, namelijk de wonderen, die hun vaders hun hebben verteld. Gideons soldaten gaven acht op hun orders zij stonden een ieder in zijn plaats rondom het leger, Judges 7:21, blazende op zijn bazuin om hen aan te zetten elkaar te doden, en hen bijlichtende tot hun verderf. Zij stormden niet in het leger van de Midianieten, als begerig hakende, hetzij naar bloed of naar buit, maar geduldig stilstaande om het heil des Heeren te zien een heil, dat is een verlossing, zuiver en alleen door Hem gewerkt. Let op de uitwerking van het plan,
1. Zij vreesden de Israëlieten. Geheel het leger werd terstond door schrik bevangen, die schrik vloog als de bliksem door al hun gelederen, en het gehele leger verliep, zij schreeuwden en vloden, Judges 7:21. Er was iets natuurlijks in deze verschrikking, wij kunnen veronderstellen dat zij geen bericht hadden van de grote vermindering van Gideons leger, maar veeleer in het denkbeeld verkeerden, dat het sinds hun laatste berichten al talrijker en talrijker was geworden, en zij dus reden hadden te vermoeden, wetende hoe gehaat zij zich hadden gemaakt en welke wreedheden zij hadden gepleegd, en welke stoutmoedige maatregelen de Israëlieten hadden genomen om hun juk af te werpen, dat het een groot, talrijk leger was hetwelk aldus door deze trompetters en fakkeldragers werd voorafgegaan en ingeleid. Maar er was nog meer bovennatuurlijke kracht in deze verschrikking, God zelf heeft haar gewerkt, om te tonen hoe deze belofte vervuld zou zijn indien zij de vervulling er van niet hadden verbeurd: n uit u zal er duizend verjagen. Zie ook de kracht van de verbeelding, en hoezeer zij soms een verschrikking kan worden, gelijk zij op andere tijden een genot en genoegen is.
2. Zij liepen tegen elkaar aan, Judges 7:22. De Heere zette het zwaard van de een tegen de ander, In deze verwarring bemerkende dat de bazuinblazers en fakkeldragers stil bleven staan buiten hun kamp, dachten zij, dat het gros van het leger reeds binnengedrongen was, en zo liep ieder tegen de eersten aan, die hij ontmoette, hem een vijand wanende, hoewel hij een vriend was, en een zodanige vergissing veroorzaakte er velen, want hij, die doodde, werd dan zeer zeker voor een vijand gehouden en terstond door anderen gedood. Het is van groot belang voor ons om zozeer onze geest te beheersen, dat wij voor geen verschrikking bevreesd zijn, want wij kunnen ons niet voorstellen, welke onheilen wij door zo'n vrees over ons brengen. Zie ook hoe God dikwijls de vijanden van Zijn kerk tot werktuigen maakt om elkaar te, verderven. Het is jammer dat de vrienden van de kerk ooit op zodanige wijze verdwaasd worden.
3, Zij vluchtten terwille van hun levens. Misschien begonnen zij, toen het daglicht aanbrak, zich bewust te worden van hun vergissing, waardoor zij elkaar waren aangevallen, en nu dachten zij, dat zij door die noodlottige vergissing zich z verzwakt hadden, dat het niet meer mogelijk was om Israël het hoofd te bieden, en dus trachtten zij zo goed zij konden hun eigen land te bereiken, hoewel de drie honderd man, voor zoveel blijkt, bleven waar zij waren. "De goddelozen vlieden daar geen vervolger is," Proverbs 28:1. "De beroeringen zullen hem rondom verschrikken, en hem verstrooien op zijn voeten," Job 18:11.
Verzen 16-23
Richteren 7:16-23I. Wij hebben hier de verschrikking, die Gideon in het holst van de nacht over het leger van de Midianieten bracht, want het was bestemd dat zij, die zo lang een schrik waren geweest voor Israël, hen zo dikwijls beangst hadden, zelf zuiver en alleen door verschrikking verslagen en ten ondergebracht zouden worden. De aanval, die hier gedaan werd, was in vele opzichten gelijk aan die van Abraham op het leger, dat Lot gevangen had genomen, het getal van de manschappen was ongeveer gelijk, Abraham had drie honderd en achttien mannen, Gideon drie honderd, beide hebben hun krijgsmacht verdeeld, beide hebben hun aanval gedaan in de nacht, en beide hebben onder voor hen zeer ongunstige omstandigheden de zege behaald, Genesis 14:14 :Genesis 14:15, en Gideon is niet slechts een zoon van Abraham (dat waren de Midianieten ook door Ketura) maar een erfgenaam van zijn geloof.
1. Gideon verdeelde zijn leger, hoe klein het ook was, in drie bataljons, Judges 7:16, over een er van nam hijzelf het bevel op zich, Judges 7:19 omdat grote legers (en zodanig een wilde hij voorstellen) gewoonlijk verdeeld waren in rechtervleugel, linkervleugel en het centrum of hoofdbestanddeel van het leger tussen die beide in.
2. Hij gebood hun allen te doen zoals hij deed, Judges 7:17. Hij zei hun nu waarschijnlijk wat zij doen moesten, want anders zou het zo vreemd geweest zijn, dat zij het nauwelijks zo opeens gedaan zouden hebben, maar hij wilde door het eerst te doen hun het sein geven wanneer zij het moesten doen, zoals officieren hun soldaten oefenen door het woord van bevel of door het slaan van de trom. Ziet naar mij, en doet alzo. Dat is woord van bevel dat onze Heere Jezus, de overste leidsman van onze zaligheid, geeft aan Zijn krijgsknechten, want Hij heeft ons een voorbeeld nagelaten met de last het te volgen. Gelijk Ik doe, alzo zult gijlieden doen.
3. Hij deed zijn aanval in de nacht, toen zij allen gerust waren en hem het minst verwachtten, hetgeen een grote ontsteltenis onder hen zou teweegbrengen, en wanneer de kleinheid van zijn leger niet ontdekt zou worden. In de nacht zijn alle verschrikkingen het ergst, inzonderheid in het holst van de nacht, zoals nu, een weinig na middernacht, toen de middelste nachtwake begon, en het alarm hen uit de slaap zou doen opschrikken. Wij lezen van "de schrik des nachts" als iets ontzettends. Psalms 91:5, Song of Solomon 3:8.
4. Wat Gideon op het oog had was dit grote leger te verschrikken, hun niet slechts een volkomen, maar een zeer schandelijke nederlaag toe te brengen. Hij rustte zijn leger uit door aan ieder man een bazuin in zijn rechterhand te geven en een aarden kruik in zijn linkerhand, waarin een fakkel gestoken was, en hijzelf achtte het geen verkleining om aldus gewapend voor hen uit te gaan. Hij wilde van de overwinning op dit leger slechts een grap maken, en gaat er tegen uit meer als tegen een troep kinderen dan soldaten. "De jonkvrouw, de dochter Zions, veracht u, zij bespot u," Isaiah 37:22. Het kleine getal van zijn mannen begunstigde zijn plan, want, omdat zij met zo weinigen waren, marcheerden zij in grote stilte en met meer snelheid naar het leger zodat zij niet ontdekt werden voor zij dicht bij het leger waren, en hij er in slaagde het alarmsein te geven, juist toen zij de wachters gesteld hadden, opdat de schildwachten, die toen wakker waren, zoveel spoediger de schrik door het leger zouden verspreiden, dat de beste dienst was, die zij hem konden bewijzen. Op drieërlei wijze heeft Gideon het aangelegd de schrik te slaan in dit leger en het in verwarring te brengen.
A. Door een groot, sterk geraas. Ieder man moest zo krachtig mogelijk op zijn bazuin blazen, en terzelfder tijd een aarden kruik in stukken slaan, waarschijnlijk heeft ieder man zijn kruik tegen die van zijn buurman stukgeslagen, zodat zij tezamen gebroken werden, hetgeen niet slechts een groot geraas zou maken, maar ook een beeld zou zijn van de uitwerking, die de verschrikking zou teweegbrengen, namelijk dat de Midianieten elkaar zouden doden.
B. Door een sterk, schitterend licht. De aangestoken toortsen waren in de kruiken verborgen, als een kaars onder een korenmaat totdat zij bij het leger kwamen, en toen allen tegelijk er uit genomen zijnde, verspreidden zij een schitterenden gloed, die als een bliksemstraal door het leger ging, dat de verwarring zeer vermeerderde.
C. Door een groot, sterk geroep. Ieder man moest luidkeels roepen: Voor de Heere en voor Gideon, Judges 7:18, of zoals het in Judges 7:20 staat: Het zwaard van de Heere en van Gideon! Hij schijnt dit wachtwoord ontleend te hebben aan de droom van de Midianiet, Judges 7:14 :Dit is niet anders dan het zwaard van Gideon. Bevindende dat zijn naam een verschrikking voor hen was, gebruikt hij dit aldus tegen hen, maar stelt de naam van JAHWEH eerst als het cijfer zonder hetwelk zijn eigen naam slechts een nul zou wezen. Dat zal leven brengen in zijn eigen mannen, die wel bemoedigd konden zijn als zij zo'n God hebben als JAHWEH, en zo'n man als Gideon om voor te strijden, en die voor hen streden, wl konden zij volgen, die zulke aanvoerders hadden. Het zal hun vijanden verschrikken, die vanouds van JHWH's grote naam hadden gehoord, en nu onlangs van die van Gideon. Het zwaard des Heeren is alles in alles voor het zwaard van Gideon maar toch moet het zwaard van Gideon gebruikt worden. De mensen als werktuigen en God als de werker, moeten beide in hun plaats geëerd worden, maar de mensen, ook de voornaamsten en besten, altijd in ondergeschiktheid aan God. Dit leger moest zuiver en alleen door verschrikking worden verslagen, en dit inzonderheid is het zwaard des Heeren. Als deze krijgsknechten een zwaard op zijde droegen, dan was dit ook alles, zij hadden er geen in hun hand, maar zij behaalden de overwinning door "het zwaard" te roepen. Zo worden de vijanden van de kerk verslagen "door het zwaard, dat uitging door de mond", Revelation 19:21.
Deze methode nu, die hier gebruikt werd om de Midianieten te verslaan, kan beschouwd worden:
a. Als type of afschaduwing van de verwoesting van het rijk van de duivel in de wereld door de prediking van het eeuwig Evangelie, het blazen van deze bazuin en het doen schijnen van dat licht uit aarden vaten, want dat zijn de bedienaars van het Evangelie, in wie de schat van dat licht is neergelegd, 2 Corinthiers 4:6, 7. Aldus heeft God het dwaze van de wereld uitverkoren, opdat Hij de wijzen beschamen zou, een gerstebrood om de tenten van de Midianieten omver te werpen, opdat de uitnemendheid van de kracht zij Godes. Het Evangelie is een zwaard, niet in de hand, maar in de mond, het zwaard des Heeren en van Gideon, van God en Jezus Christus, van Hem, die op de troon zit en van het Lam.
b. Als voorstellende de verschrikkingen van de grote dag. Aldus heeft de uitnemende bisschop Hall het toegepast. Indien deze aarden kruiken, bazuinen en fakkels aldus de trotse troepen van Midian en Amalek hebben ontzet en verschrikt, wie zal dan kunnen bestaan voorde laatste verschrikking, als de bazuin van de aartsengel gehoord zal worden, de elementen zullen branden, de hemelen zullen voorbijgaan met gedruis, en de Heere zelf meteen geroep zal nederkomen van de hemel?
II. De wonderbaarlijk goede uitslag van die verschrikking. De Midianieten werden door dit geroep gedood, zoals de muren van Jericho door bazuingeschal werden nedergeworpen, opdat Gideon zien zou, wat hij kort tevoren nog gewanhoopt heeft te zullen zien, namelijk de wonderen, die hun vaders hun hebben verteld. Gideons soldaten gaven acht op hun orders zij stonden een ieder in zijn plaats rondom het leger, Judges 7:21, blazende op zijn bazuin om hen aan te zetten elkaar te doden, en hen bijlichtende tot hun verderf. Zij stormden niet in het leger van de Midianieten, als begerig hakende, hetzij naar bloed of naar buit, maar geduldig stilstaande om het heil des Heeren te zien een heil, dat is een verlossing, zuiver en alleen door Hem gewerkt. Let op de uitwerking van het plan,
1. Zij vreesden de Israëlieten. Geheel het leger werd terstond door schrik bevangen, die schrik vloog als de bliksem door al hun gelederen, en het gehele leger verliep, zij schreeuwden en vloden, Judges 7:21. Er was iets natuurlijks in deze verschrikking, wij kunnen veronderstellen dat zij geen bericht hadden van de grote vermindering van Gideons leger, maar veeleer in het denkbeeld verkeerden, dat het sinds hun laatste berichten al talrijker en talrijker was geworden, en zij dus reden hadden te vermoeden, wetende hoe gehaat zij zich hadden gemaakt en welke wreedheden zij hadden gepleegd, en welke stoutmoedige maatregelen de Israëlieten hadden genomen om hun juk af te werpen, dat het een groot, talrijk leger was hetwelk aldus door deze trompetters en fakkeldragers werd voorafgegaan en ingeleid. Maar er was nog meer bovennatuurlijke kracht in deze verschrikking, God zelf heeft haar gewerkt, om te tonen hoe deze belofte vervuld zou zijn indien zij de vervulling er van niet hadden verbeurd: n uit u zal er duizend verjagen. Zie ook de kracht van de verbeelding, en hoezeer zij soms een verschrikking kan worden, gelijk zij op andere tijden een genot en genoegen is.
2. Zij liepen tegen elkaar aan, Judges 7:22. De Heere zette het zwaard van de een tegen de ander, In deze verwarring bemerkende dat de bazuinblazers en fakkeldragers stil bleven staan buiten hun kamp, dachten zij, dat het gros van het leger reeds binnengedrongen was, en zo liep ieder tegen de eersten aan, die hij ontmoette, hem een vijand wanende, hoewel hij een vriend was, en een zodanige vergissing veroorzaakte er velen, want hij, die doodde, werd dan zeer zeker voor een vijand gehouden en terstond door anderen gedood. Het is van groot belang voor ons om zozeer onze geest te beheersen, dat wij voor geen verschrikking bevreesd zijn, want wij kunnen ons niet voorstellen, welke onheilen wij door zo'n vrees over ons brengen. Zie ook hoe God dikwijls de vijanden van Zijn kerk tot werktuigen maakt om elkaar te, verderven. Het is jammer dat de vrienden van de kerk ooit op zodanige wijze verdwaasd worden.
3, Zij vluchtten terwille van hun levens. Misschien begonnen zij, toen het daglicht aanbrak, zich bewust te worden van hun vergissing, waardoor zij elkaar waren aangevallen, en nu dachten zij, dat zij door die noodlottige vergissing zich z verzwakt hadden, dat het niet meer mogelijk was om Israël het hoofd te bieden, en dus trachtten zij zo goed zij konden hun eigen land te bereiken, hoewel de drie honderd man, voor zoveel blijkt, bleven waar zij waren. "De goddelozen vlieden daar geen vervolger is," Proverbs 28:1. "De beroeringen zullen hem rondom verschrikken, en hem verstrooien op zijn voeten," Job 18:11.
Verzen 24-25
Richteren 7:24-25Wij hebben hier het opvolgen van deze glorierijke overwinning.
1. Gideons krijgslieden, die ontslagen waren en misschien reeds begonnen waren zich te verstrooien, hebben zich op de tijding van de vlucht van de vijand weer verzameld en hen met kracht vervolgd en nagejaagd, die zij eerst de moed niet hadden het hoofd te bieden. De mannen van Israël uit Nafthali en Aser waren niet zulken, als nu van die verwijderde landstreken kwamen, maar dezelfden, die als vrijwilligers dienst hadden genomen, Judges 6:35, maar afgedankt waren Zij, die bevreesd waren geweest om te strijden, Judges 7:3, schepten moed toen het ergste voorbij was, en waren bereid genoeg om de buit te delen, hoewel zij achter gebleven waren om de aanval te doen. Ook zij, die niet mochten strijden, hoewel zij het graag gewild hadden, en op bevel van God ontslagen waren, zijn niet zoals degenen, van wie wij lezen in 2 Chronicles 25:10, 2 Chronicles 25:13, "in hittigheid van de toorn teruggekeerd," maar hebben gewacht op de gelegenheid om dienst te doen in het vervolgen van de vijand en het opvolgen van de overwinning, hoewel hun de eer ontzegd was om mee te helpen om de liniën te forceren.
2. Op een oproep van Gideon kwamen de Efraïmieten eenparig op, en verzekerden zich van de passen van de Jordaan bij de verschillende veren ten einde de vijand de terugtocht af te snijdeen naar hun eigen land, en opdat zij in n keer verdelgd zouden worden, om aldus eenzelfde onheil voor Israël op een anderen tijd te voorkomen. Nu zij begonnen waren te vallen, besloten zij hen in n keer te verderven, Esther 6:13. Zij versperden hun de rivier, Judges 7:24, dat is, zij posteerden zich langs de rivier, zodat de Midianieten, die vluchten voor degenen, die hen vervolgden, in de handen vielen van hen, die hen daar wachtten om hun de terugtocht af te snijden. Hier was "de vrees, en de kuil en de strik," Isaiah 24:17,
3. Twee van de hoofdaanvoerders van het leger van de Midianieten werden gevangen genomen en gedood door de Efraïmieten aan deze kant van de Jordaan, Judges 7:25. Hun namen gaven misschien wel hun aard te kennen, Oreb betekent een raaf, en Zeeb een wolf (Corvinus en Lupus). Deze hadden op hun vlucht de wijk genomen, de een in een rots, Isaiah 2:21, Revelation 6:15, de ander bij een wijnpers, zoals Gideon uit vrees voor hen, onlangs zijn koren bij een wijnpers had gedorst en verborgen, Judges 6:1. Maar hun schuilplaats werd hun strafplaats, waar zij ter dood gebracht werden, en de gedachtenis er aan werd voor het nageslacht bewaard in de namen van de plaatsen, en dat wel tot hun eeuwige schande: Hier vielen de vorsten van Midian.
Verzen 24-25
Richteren 7:24-25Wij hebben hier het opvolgen van deze glorierijke overwinning.
1. Gideons krijgslieden, die ontslagen waren en misschien reeds begonnen waren zich te verstrooien, hebben zich op de tijding van de vlucht van de vijand weer verzameld en hen met kracht vervolgd en nagejaagd, die zij eerst de moed niet hadden het hoofd te bieden. De mannen van Israël uit Nafthali en Aser waren niet zulken, als nu van die verwijderde landstreken kwamen, maar dezelfden, die als vrijwilligers dienst hadden genomen, Judges 6:35, maar afgedankt waren Zij, die bevreesd waren geweest om te strijden, Judges 7:3, schepten moed toen het ergste voorbij was, en waren bereid genoeg om de buit te delen, hoewel zij achter gebleven waren om de aanval te doen. Ook zij, die niet mochten strijden, hoewel zij het graag gewild hadden, en op bevel van God ontslagen waren, zijn niet zoals degenen, van wie wij lezen in 2 Chronicles 25:10, 2 Chronicles 25:13, "in hittigheid van de toorn teruggekeerd," maar hebben gewacht op de gelegenheid om dienst te doen in het vervolgen van de vijand en het opvolgen van de overwinning, hoewel hun de eer ontzegd was om mee te helpen om de liniën te forceren.
2. Op een oproep van Gideon kwamen de Efraïmieten eenparig op, en verzekerden zich van de passen van de Jordaan bij de verschillende veren ten einde de vijand de terugtocht af te snijdeen naar hun eigen land, en opdat zij in n keer verdelgd zouden worden, om aldus eenzelfde onheil voor Israël op een anderen tijd te voorkomen. Nu zij begonnen waren te vallen, besloten zij hen in n keer te verderven, Esther 6:13. Zij versperden hun de rivier, Judges 7:24, dat is, zij posteerden zich langs de rivier, zodat de Midianieten, die vluchten voor degenen, die hen vervolgden, in de handen vielen van hen, die hen daar wachtten om hun de terugtocht af te snijden. Hier was "de vrees, en de kuil en de strik," Isaiah 24:17,
3. Twee van de hoofdaanvoerders van het leger van de Midianieten werden gevangen genomen en gedood door de Efraïmieten aan deze kant van de Jordaan, Judges 7:25. Hun namen gaven misschien wel hun aard te kennen, Oreb betekent een raaf, en Zeeb een wolf (Corvinus en Lupus). Deze hadden op hun vlucht de wijk genomen, de een in een rots, Isaiah 2:21, Revelation 6:15, de ander bij een wijnpers, zoals Gideon uit vrees voor hen, onlangs zijn koren bij een wijnpers had gedorst en verborgen, Judges 6:1. Maar hun schuilplaats werd hun strafplaats, waar zij ter dood gebracht werden, en de gedachtenis er aan werd voor het nageslacht bewaard in de namen van de plaatsen, en dat wel tot hun eeuwige schande: Hier vielen de vorsten van Midian.