Lectionary Calendar
Friday, November 22nd, 2024
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
advertisement
advertisement
advertisement
Attention!
StudyLight.org has pledged to help build churches in Uganda. Help us with that pledge and support pastors in the heart of Africa.
Click here to join the effort!
Click here to join the effort!
Bible Commentaries
Bijbelverkaring van Matthew Henry Henry's compleet
Auteursrechtverklaring
Deze bestanden zijn publiek domein en zijn een afgeleide van een elektronische editie die beschikbaar is op de website Bible Support.
Deze bestanden zijn publiek domein en zijn een afgeleide van een elektronische editie die beschikbaar is op de website Bible Support.
Bibliografische Informatie
Henry, Matthew. "Commentaar op Judges 16". "Bijbelverkaring van Matthew Henry". https://www.studylight.org/commentaries/dut/mhm/judges-16.html. 1706.
Henry, Matthew. "Commentaar op Judges 16". "Bijbelverkaring van Matthew Henry". https://www.studylight.org/
Whole Bible (3)
Inleiding
Bijbelverkaring van Matthew Henry, RICHTEREN 16Simsons naam (wij hebben het tevoren reeds opgemerkt) betekent een kleine zon, sol parvus: wij hebben deze zon zeer schitterend zien opgaan en haar morgenstralen waren helder en krachtig, en daar uit niets het tegendeel blijkt, nemen wij aan dat het midden van de dag naar evenredigheid schitterend is geweest, gedurende de twintig jaren van zijn richterschap. Maar de treurige geschiedenis van dit hoofdstuk geeft ons zo'n bericht van de avond, zoals de dag niet begonnen was. Deze kleine zon ging onder achter een wolk, en toch, in dit ondergaan schoot er nog zo'n krachtige en heerlijk schitterende straal uit, dat hij er toen ook tot een type door werd gemaakt van Christus, overwinnende door de dood. Hier is:
I. Simson in groot gevaar gebracht door zijn gemeenzaamheid met een hoer, en er ternauwernood aan ontkomende, Judges 16:1. .
II Simson geheel ten verderve gebracht door zijn gemeenzaamheid met een andere hoer, Delila.
Merk op:
1. Hoe hij door haar aan zijn gezworen vijanden werd verraden, namelijk aan de Filistijnen, die door middel van haar eindelijk uit hem kregen, waarin zijn grote kracht lag, Judges 16:5, en hem toen van zijn kracht beroofden, door hem de kroon van zijn afzondering van het hoofd te nemen, Judges 16:18, hem grepen, de ogen uitstaken en bespotten, en bij een openbare feestelijkheid een schouwspel van hem maakten Judges 16:21.
2. Hoe hij zich op hen gewroken heeft door de schouwburg boven hun hoofd te doen instorten, en aldus met hen te sterven, Judges 16:26.
Inleiding
Bijbelverkaring van Matthew Henry, RICHTEREN 16Simsons naam (wij hebben het tevoren reeds opgemerkt) betekent een kleine zon, sol parvus: wij hebben deze zon zeer schitterend zien opgaan en haar morgenstralen waren helder en krachtig, en daar uit niets het tegendeel blijkt, nemen wij aan dat het midden van de dag naar evenredigheid schitterend is geweest, gedurende de twintig jaren van zijn richterschap. Maar de treurige geschiedenis van dit hoofdstuk geeft ons zo'n bericht van de avond, zoals de dag niet begonnen was. Deze kleine zon ging onder achter een wolk, en toch, in dit ondergaan schoot er nog zo'n krachtige en heerlijk schitterende straal uit, dat hij er toen ook tot een type door werd gemaakt van Christus, overwinnende door de dood. Hier is:
I. Simson in groot gevaar gebracht door zijn gemeenzaamheid met een hoer, en er ternauwernood aan ontkomende, Judges 16:1. .
II Simson geheel ten verderve gebracht door zijn gemeenzaamheid met een andere hoer, Delila.
Merk op:
1. Hoe hij door haar aan zijn gezworen vijanden werd verraden, namelijk aan de Filistijnen, die door middel van haar eindelijk uit hem kregen, waarin zijn grote kracht lag, Judges 16:5, en hem toen van zijn kracht beroofden, door hem de kroon van zijn afzondering van het hoofd te nemen, Judges 16:18, hem grepen, de ogen uitstaken en bespotten, en bij een openbare feestelijkheid een schouwspel van hem maakten Judges 16:21.
2. Hoe hij zich op hen gewroken heeft door de schouwburg boven hun hoofd te doen instorten, en aldus met hen te sterven, Judges 16:26.
Verzen 1-3
Richteren 16:1-31. Hier is: Simsons zonde, Judges 16:1. Dat hij in het begin van zijn tijd een Filistijnse vrouw gehuwd heeft, was enigermate te verontschuldigen, maar zich te voegen bij een hoer, die hij bij geval onder hen zag, was zo'n ontwijding van zijn eer als Israëliet en nazireër, dat wij wel moeten blozen als wij het lezen. Verkondigt het niet te Gath. Deze lage onreinheid maakt het bevallig gelaat van deze nazireër "zwarter dan kool," Lamentations 4:8. Wij bevinden niet dat Simson iets te doen had te Gaza, indien hij er heenging om een hoer te zoeken, dan zou dit ons bereid maken te hopen, dat, hoe slecht overigens de zaken ook waren in Israël, er toch onder de dochteren Israëls geen prostitues gevonden werden. Sommigen denken dat hij er heenging om de toestand en de houding van de Filistijnen op te nemen, ten einde enig voordeel op hen te verkrijgen. Indien dit zo is, dan vergat hij zijn zaken, veronachtzaamde ze, en viel aldus in deze strik. Zijn zonde begon in zijn oog, waarmee hij een verbond had moeten aangaan, hij zag daar een vrouw in hoerenversiersel, en de begeerlijkheid ontvangen hebbende, bracht zij de zonde voort, hij ging tot haar in.
2. Simsons gevaar. Er werd bericht gezonden aan de magistraten van Gaza-misschien wel door de verraderlijke hoer zelf-dat Simson in de stad was, Judges 16:2. Waarschijnlijk kwam hij er vermomd, of in het duister van de avond, en ging in een herberg, die door een hoer werd gehouden. Hierop werden de stadspoorten gesloten, wachten uitgezet, en alles werd stil en rustig gehouden, opdat Simson geen gevaar zou vermoeden. Nu dachten zij hem als in een gevangenis te hebben, en twijfelden er niet aan, of zij zouden hem de volgenden morgen ter dood brengen. Ach, mochten allen, die zich toegeven in hun zinnelijke lusten, in dronkenschap, onkuisheid of andere vleselijke lusten, zich dus omsingeld zien, zien hoe er door hun geestelijke vijanden lagen gelegd zijn tot hun verderf! Hoe vaster zij slapen en hoe veiliger zij zich wanen, hoe groter hun gevaar is.
3. Simsons ontkoming. Te middernacht stond hij op, misschien gewekt door een droom in de sluimering op het leger, Job 33:15, door zijn beschermengel, of liever door de bestraffing van zijn eigen geweten. Hij stond op met berouw en afschuw-naar wij hopen-van de zonde, die hij bedreef, en met een Godvruchtig besluit om er niet toe weer te keren, stond op onder een vermoeden van het gevaar, waarin hij verkeerde, en dat hij was als iemand, die sliep op de top van een mast, stond op met gedachten als deze: "Is dit een bed, geschikt voor een nazireër om in te slapen? Zal een tempel van de levenden God aldus verontreinigd worden?" Het was slecht dat hij zulke bestraffingen van zijn geweten niet had toen hij ging liggen, maar het zou nog erger geweest zijn, indien hij er stil onder was blijven liggen. Onmiddellijk begeeft hij zich naar de stadspoort, vindt waarschijnlijk de wachters in slaap, anders had hij hen hun laatsten slaap doen slapen, houdt zich niet op om de deuren open te breken, maar rukt de posten uit de grond, neemt deuren en grendelen en al, allen zeer groot en sterk, en zeer zwaar-op zijn schouder, en draagt ze verscheiden mijlen ver naar de hoogte van de berg, in minachting van hun poging om hem door deuren en grendels vast te houden, bedoelende zich aldus nog meer geducht te maken voor de Filistijnen, en meer aangenaam aan zijn volk, om aldus een bewijs te geven van de grote kracht, die God hem had geschonken, en een type te zijn van Christus' overwinning over dood en graf. Hij heeft niet slechts de steen afgewenteld van de deur van het graf en is aldus zelf uitgegaan, maar droeg de deuren weg van het graf met grendel en al, en heeft het aldus voor al de Zijnen een open gevangenis laten blijven, het zal, het kan hen niet voor altijd houden. Dood waar is uw prikkel? Waar zijn uw poorten? Dank zij Hem, die niet slechts voor zichzelf de overwinning behaald heeft, maar ook ons de overwinning geeft!
Verzen 1-3
Richteren 16:1-31. Hier is: Simsons zonde, Judges 16:1. Dat hij in het begin van zijn tijd een Filistijnse vrouw gehuwd heeft, was enigermate te verontschuldigen, maar zich te voegen bij een hoer, die hij bij geval onder hen zag, was zo'n ontwijding van zijn eer als Israëliet en nazireër, dat wij wel moeten blozen als wij het lezen. Verkondigt het niet te Gath. Deze lage onreinheid maakt het bevallig gelaat van deze nazireër "zwarter dan kool," Lamentations 4:8. Wij bevinden niet dat Simson iets te doen had te Gaza, indien hij er heenging om een hoer te zoeken, dan zou dit ons bereid maken te hopen, dat, hoe slecht overigens de zaken ook waren in Israël, er toch onder de dochteren Israëls geen prostitues gevonden werden. Sommigen denken dat hij er heenging om de toestand en de houding van de Filistijnen op te nemen, ten einde enig voordeel op hen te verkrijgen. Indien dit zo is, dan vergat hij zijn zaken, veronachtzaamde ze, en viel aldus in deze strik. Zijn zonde begon in zijn oog, waarmee hij een verbond had moeten aangaan, hij zag daar een vrouw in hoerenversiersel, en de begeerlijkheid ontvangen hebbende, bracht zij de zonde voort, hij ging tot haar in.
2. Simsons gevaar. Er werd bericht gezonden aan de magistraten van Gaza-misschien wel door de verraderlijke hoer zelf-dat Simson in de stad was, Judges 16:2. Waarschijnlijk kwam hij er vermomd, of in het duister van de avond, en ging in een herberg, die door een hoer werd gehouden. Hierop werden de stadspoorten gesloten, wachten uitgezet, en alles werd stil en rustig gehouden, opdat Simson geen gevaar zou vermoeden. Nu dachten zij hem als in een gevangenis te hebben, en twijfelden er niet aan, of zij zouden hem de volgenden morgen ter dood brengen. Ach, mochten allen, die zich toegeven in hun zinnelijke lusten, in dronkenschap, onkuisheid of andere vleselijke lusten, zich dus omsingeld zien, zien hoe er door hun geestelijke vijanden lagen gelegd zijn tot hun verderf! Hoe vaster zij slapen en hoe veiliger zij zich wanen, hoe groter hun gevaar is.
3. Simsons ontkoming. Te middernacht stond hij op, misschien gewekt door een droom in de sluimering op het leger, Job 33:15, door zijn beschermengel, of liever door de bestraffing van zijn eigen geweten. Hij stond op met berouw en afschuw-naar wij hopen-van de zonde, die hij bedreef, en met een Godvruchtig besluit om er niet toe weer te keren, stond op onder een vermoeden van het gevaar, waarin hij verkeerde, en dat hij was als iemand, die sliep op de top van een mast, stond op met gedachten als deze: "Is dit een bed, geschikt voor een nazireër om in te slapen? Zal een tempel van de levenden God aldus verontreinigd worden?" Het was slecht dat hij zulke bestraffingen van zijn geweten niet had toen hij ging liggen, maar het zou nog erger geweest zijn, indien hij er stil onder was blijven liggen. Onmiddellijk begeeft hij zich naar de stadspoort, vindt waarschijnlijk de wachters in slaap, anders had hij hen hun laatsten slaap doen slapen, houdt zich niet op om de deuren open te breken, maar rukt de posten uit de grond, neemt deuren en grendelen en al, allen zeer groot en sterk, en zeer zwaar-op zijn schouder, en draagt ze verscheiden mijlen ver naar de hoogte van de berg, in minachting van hun poging om hem door deuren en grendels vast te houden, bedoelende zich aldus nog meer geducht te maken voor de Filistijnen, en meer aangenaam aan zijn volk, om aldus een bewijs te geven van de grote kracht, die God hem had geschonken, en een type te zijn van Christus' overwinning over dood en graf. Hij heeft niet slechts de steen afgewenteld van de deur van het graf en is aldus zelf uitgegaan, maar droeg de deuren weg van het graf met grendel en al, en heeft het aldus voor al de Zijnen een open gevangenis laten blijven, het zal, het kan hen niet voor altijd houden. Dood waar is uw prikkel? Waar zijn uw poorten? Dank zij Hem, die niet slechts voor zichzelf de overwinning behaald heeft, maar ook ons de overwinning geeft!
Verzen 4-17
Richteren 16:4-17Een gebrand kind wacht zich voor het vuur, maar Simson, die meer dan de kracht heeft van een man, blijft hier ver in wijsheid achter bij een kind, want hoewel hij meer dan eens in de hoogste mate kwaad heeft ondervonden van, en in gevaar is gekomen door, zijn liefde voor vrouwen en door ze begeerd te hebben, wilde hij zich toch niet laten waarschuwen, maar wordt hier in dezelfde strik gevangen, en deze derde maal moet hij voor alles tegelijk boeten. Salomo schijnt inzonderheid naar deze geschiedenis van Simson te verwijzen, als hij in zijn waarschuwing tegen onkuisheid dit bericht geeft van een hoerachtige vrouw, Proverbs 7:26 :"Zij heeft veel gewonden nedergeveld, ja veel sterke mannen zijn door haar gedood," Proverbs 7:26. en Proverbs 6:20 :'De overspeelster jaagt de kostelijke ziel." Deze slechte vrouw, die Simson ten verderve bracht, wordt hier Delila genoemd, een schandnaam, zeer gepast gebruikt om de persoon of de zaak aan te duiden, die door vleierij of leugen kwaad en verderf brengt over hen, jegens wie vriendelijkheid wordt voorgewend. Zie hier:
I. De genegenheid van Simson voor Delila. Hij kreeg haar lief, Judges 16:4. Sommigen denken dat hij haar gehuwd had, maar dan zou hij haar in zijn eigen huis hebben doen komen, anderen dat hij naar haar hand dong en haar wilde huwen, maar er is maar al te veel reden om te denken, dat het een zondige liefde was en dat hij in onkuisheid met haar leefde. Of zij een Israëlietische of een Filistijnse vrouw was, is onzeker. Indien zij een Israëlietische was, dat nauwelijks waarschijnlijk is, dan had zij het hart van een Filistijnse.
II. De invloed, die de vorsten van de Filistijnen bij haar aanwendden, om haar te bewegen Simson te verraden Judges 16:5.
1. Hetgeen zij haar zeiden te bedoelen, was hem te vernederen of te plagen, zij wilden wel beloven hem geen kwaad te doen, zij wilden hem slechts onbekwaam maken om hun kwaad te doen. En zo nauwgezet schenen zij om hun belofte te houden, dat zelfs toen hij geheel in hun macht was, zij hem niet wilden doden, neen, ook niet toen het scheermes, dat zijn haar afsneed hem gemakkelijker en sneller de keel zou hebben kunnen afsnijden.
2. Wat zij begeerden om hun doel te bereiken, was: te weten waarin zijn grote kracht gelegen was, en waarmee hij gebonden zou kunnen worden. Misschien dachten zij dat hij de een of andere amulet bij zich droeg, die hem de kracht gaf om deze grote dingen te doen, zo zij die slechts van hem konden krijgen, dan twijfelden zij niet of zij zouden hem meester kunnen worden, en daarom, vroeger reeds reden genoeg gehad hebbende om te weten wat zijn zwakke zijde was, hoopten zij voor de tweede maal zijn raadsel te kunnen uitvinden door met zijn kalf te ploegen, haalden zij Delila over om het uit hem te krijgen, haar voorhoudende welk een dienst zij hun hiermede zou bewijzen, en haar misschien verzekerende, dat zij er geen kwaad gebruik van zouden maken, noch ten opzichte van hem noch ten opzichte van haar.
3. Zij deden haar een hoog bod hiervoor belovende dat ieder hunner haar elf honderd zilverlingen zou geven, met hun allen dus vijf duizend vijf honderd, een som gelijk staande aan meer dan twaalf duizend gulden. Daarmee werd zij gehuurd om een man te verraden, die zij voorgaf lief te hebben, zie van welk afschuwelijk kwaad de liefde tot het geld de wortel is. Onze gezegende Heiland werd aldus verraden door iemand, die Hij vriend noemde, en dat wel met een kus, voor vuil gewin. Geen wonder dat zij, die onkuis zijn, zoals Delila, ook onrechtvaardig zijn, zij die hun eerbaarheid verliezen in het ene, zullen haar ook verliezen in het andere.
III. De kunstgrepen, waarmee hij haar van tijd tot tijd nog kon afschepen, en nog lang zijn geheim kon bewaren. Zij vroeg hem waarin zijn grote kracht was, en of het mogelijk was, dat hij gebonden en geplaagd kon worden, Judges 16:6, voorgevende dat zij alleen begeerde, dat hij haar nieuwsgierigheid hierin zou bevredigen, en dat zij het onmogelijk achtte, dat hij gebonden kon worden, behalve door haar bekoorlijkheden. Toen zij zeer bij hem aandrong, zei hij haar:
1. Dat hij gebonden zou kunnen worden met zeven nieuwe touwen, Judges 16:7. De proef werd genomen, Judges 16:8, maar het ging niet. Hij verbrak de touwen gelijk als een snoertje van grof vlas verbroken wordt als het vuur ruikt, Judges 16:9.
2. Toen zij hem nog meer lastig bleef vallen Judges 16:10, zei hij haar, dat hij met twee nieuwe touwen z geboeid en gekneveld zou wezen dat men met hem even gemakkelijk zou kunnen handelen als met ieder ander man, Judges 16:11. Ook die proef werd genomen, maar met even weinig succes, de nieuwe touwen verbrak hij van zijn armen als een draad, Judges 16:12.
3. Toen zij hem nog meer perste om haar het geheim mee te delen, en het hem als een onvriendelijkheid verweet, dat hij haar zolang om de tuin geleid had, zei hij haar, dat het vlechten van de zeven haarlokken van zijn hoofd een grote verandering bij hem zou teweegbrengen, Judges 16:13. Dit kwam meer nabij de zaak dan iets dat hij haar nog gezegd had, maar toch het hielp niet, zijn kracht bleek grotelijks in zijn haar te liggen, bij de proefneming hiervan, heeft hij zuiver en alleen door de kracht van zijn haar de pin van de gevlochten haarlokken en de weversboom weggenomen.
a: Bij al deze proefnemingen nu is het moeilijk te zeggen of er meer Simsons zwakheid of Delila's boosheid in openbaar werd. Kon iets slechter zijn dan haar rusteloos, onredelijk aandringen bij hem, om een geheim te ontdekken, dat, naar zij wist, zijn leven in gevaar zou brengen, als het nog aan iemand anders dan aan hemzelf bekend werd? Wat kon meer laaghartig en onoprecht, meer vals en verraderlijk zijn, dan zijn hoofd op haar schoot te leggen, alsof zij hem liefhad, terzelfder tijd met het plan zwanger gaande om hem te verraden en over te leveren aan hen, die hem een dodelijken haat toedroegen?
b. Kan men zich grotere zwakheid denken, dan hij betoonde door zo'n gesprek of onderhandeling voort te zetten met iemand, die, naar hij duidelijk zag het op zijn verderf had gemunt, dat hij zolang het oor zou lenen aan zo onbeschaamd een verzoek, om haar te doen weten, hoe men hem zou kunnen plagen, dat is hoe men hem kwaad zou kunnen doen? dat hij, toen hij bemerkte, dat er een achterlage in de kamer was, gereed om hem gevangen te nemen, zo zij kon, niet onmiddellijk de kamer verliet met het vaste besluit om er nooit in terug te keren, ja, dat hij nogmaals zijn hoofd op haar schoot legde waaruit hij zo dikwijls gewekt was met de kreet: de Filistijnen over u, Simson? Men kan zich nauwelijks voorstellen, hoe een man zo volkomen verdwaasd kon wezen, zo volkomen gedachteloos als Simson nu was, maar hoererij is een van de dingen, die het hart wegnemen. Het is moeilijk te zeggen wat Simson bedoelde door haar toe te laten om zo dikwijls te beproeven of zij hem kon verzwakken en plagen. Sommigen denken dat hij niet met zekerheid wist waarin zijn kracht lag, maar het schijnt dat hij dit wl wist, want toen hij haar datgene zei wat hem werkelijk zwak en onmachtig zou maken, wordt gezegd, dat hij haar zijn gehele hart verklaarde. Hij schijnt zich met haar te hebben willen vermaken, om te zien of hij er zich met een grap kon afmaken, en hen, die in achterlage lagen, teleur te stellen en voor de gek te houden, maar het was zeer onverstandig van hem, dat hij het veld niet heeft geruimd, toen hij bemerkte dat hij geen stand kon houden.
IV. Hoe hij ten laatste zijn groot geheim heeft bekend gemaakt, en zo die bekendmaking hem noodlottig is, heeft hij het zichzelf te wijten, die de kracht niet had om het te verzwijgen voor iemand, die klaarblijkelijk zijn verderf zocht. Zeker, het net wordt tevergeefs gespreid voor de ogen van allerlei gevogelte, maar voor Simsons ogen wordt het net gespreid, en hij wordt er in gevangen. Indien hij niet reeds blind was geweest voordat de Filistijnen hem de ogen uitstaken, dan zou hij gezien hebben hoe hij verraden werd. Delila betekent iemand die verteert, en zij verteerde hem.
Merk op:
1. Hoe zij hem kwelde, hem zei niet te geloven dat hij haar liefhad, tenzij hij haar hierin ter wille was, Judges 16:15. Hoe zult gij zeggen: ik heb u lief, daar uw hart niet met mij is? Dat is: "als gij mij de raadslagen van uw hart niet kunt toevertrouwen?" Hartstochtelijke minnaars kunnen het niet dragen, dat er aan hun liefde getwijfeld wordt, zij zouden liever alles doen, dan dat hun oprechtheid verdacht wordt. Hier had Delila dus het overwicht op deze liefhebbende dwaas (vergeef mij, dat ik hem zo noem). Dit vertoog of beklag is wezenlijk op een grote waarheid gegrond, namelijk dat zij alleen onze liefde hebben, die-niet onze goede woorden of onze goede wensen hebben, maar ons hart hebben. Dat is liefde zonder geveinsdheid, maar het is in de hoogste mate leugen en vleierij, te zeggen: Wij hebben hen lief, met wie ons hart niet is. Hoe kunnen wij zeggen dat wij, hetzij onze broeder, die wij gezien hebben, of God, die wij niet gezien hebben, liefhebben, zo ons hart niet met hen is? Zij bleef hem vele dagen kwellen met haar persen en dringen, zodat hij ten laatste geen genot meer had in het leven met haar, zijn ziel verdrietig werd tot stervens toe, Judges 16:16. Waarom heeft hij haar toen dan niet verlaten? Het was omdat hij vastgehouden werd door de kracht van de liefde, valselijk aldus genoemd, maar die in waarheid zinnelijke lust moest heten. Dit betoverde en bedwelmde hem, en zie, hoe zij door de kracht er van:
2. Hem overwon, Judges 16:17. Hij verklaarde haar zijn gehele hart. God heeft hem aan zichzelf overgelaten, om deze dwaasheid te doen, om hem te straffen voor zijn toegeven aan de lusten van de onreinheid. De engel, die zijn geboorte voorzegd had zei niets van zijn grote kracht, zei alleen dat hij een nazireër moest wezen, en inzonderheid, dat geen scheermes op zijn hoofd zou komen, Judges 13:5. Zijn wijding aan God moest zijn kracht zijn, want hij moest "met alle kracht bekrachtigd worden naar de heerlijke kracht van de Geest, die in hem werkte met kracht, opdat zijn kracht door belofte, niet door de natuur, een type en afschaduwing zou wezen van de geestelijke kracht van de gelovigen", Colossians 1:11, Colossians 1:29. Daarom was het kenteken van zijn wijding het onderpand van zijn kracht-verliest hij het eerste, dan weet hij dat hij het laatste verbeurt. "Als ik geschoren word, ben ik geen nazireër meer en dan is mijn kracht weg." Dat zijn lichaamskracht zozeer afhankelijk was gemaakt van zijn haar, dat er toch generlei natuurlijke invloed op kon hebben, leert ons de Goddelijke inzettingen te verheerlijken, en Gods genade en de voortduring er van te verwachten in het gebruik van deze middelen van de genade, die Hij verordineerd heeft-het Woord, de sacramenten en het gebed. In die aarden vaten is deze schat.
Verzen 4-17
Richteren 16:4-17Een gebrand kind wacht zich voor het vuur, maar Simson, die meer dan de kracht heeft van een man, blijft hier ver in wijsheid achter bij een kind, want hoewel hij meer dan eens in de hoogste mate kwaad heeft ondervonden van, en in gevaar is gekomen door, zijn liefde voor vrouwen en door ze begeerd te hebben, wilde hij zich toch niet laten waarschuwen, maar wordt hier in dezelfde strik gevangen, en deze derde maal moet hij voor alles tegelijk boeten. Salomo schijnt inzonderheid naar deze geschiedenis van Simson te verwijzen, als hij in zijn waarschuwing tegen onkuisheid dit bericht geeft van een hoerachtige vrouw, Proverbs 7:26 :"Zij heeft veel gewonden nedergeveld, ja veel sterke mannen zijn door haar gedood," Proverbs 7:26. en Proverbs 6:20 :'De overspeelster jaagt de kostelijke ziel." Deze slechte vrouw, die Simson ten verderve bracht, wordt hier Delila genoemd, een schandnaam, zeer gepast gebruikt om de persoon of de zaak aan te duiden, die door vleierij of leugen kwaad en verderf brengt over hen, jegens wie vriendelijkheid wordt voorgewend. Zie hier:
I. De genegenheid van Simson voor Delila. Hij kreeg haar lief, Judges 16:4. Sommigen denken dat hij haar gehuwd had, maar dan zou hij haar in zijn eigen huis hebben doen komen, anderen dat hij naar haar hand dong en haar wilde huwen, maar er is maar al te veel reden om te denken, dat het een zondige liefde was en dat hij in onkuisheid met haar leefde. Of zij een Israëlietische of een Filistijnse vrouw was, is onzeker. Indien zij een Israëlietische was, dat nauwelijks waarschijnlijk is, dan had zij het hart van een Filistijnse.
II. De invloed, die de vorsten van de Filistijnen bij haar aanwendden, om haar te bewegen Simson te verraden Judges 16:5.
1. Hetgeen zij haar zeiden te bedoelen, was hem te vernederen of te plagen, zij wilden wel beloven hem geen kwaad te doen, zij wilden hem slechts onbekwaam maken om hun kwaad te doen. En zo nauwgezet schenen zij om hun belofte te houden, dat zelfs toen hij geheel in hun macht was, zij hem niet wilden doden, neen, ook niet toen het scheermes, dat zijn haar afsneed hem gemakkelijker en sneller de keel zou hebben kunnen afsnijden.
2. Wat zij begeerden om hun doel te bereiken, was: te weten waarin zijn grote kracht gelegen was, en waarmee hij gebonden zou kunnen worden. Misschien dachten zij dat hij de een of andere amulet bij zich droeg, die hem de kracht gaf om deze grote dingen te doen, zo zij die slechts van hem konden krijgen, dan twijfelden zij niet of zij zouden hem meester kunnen worden, en daarom, vroeger reeds reden genoeg gehad hebbende om te weten wat zijn zwakke zijde was, hoopten zij voor de tweede maal zijn raadsel te kunnen uitvinden door met zijn kalf te ploegen, haalden zij Delila over om het uit hem te krijgen, haar voorhoudende welk een dienst zij hun hiermede zou bewijzen, en haar misschien verzekerende, dat zij er geen kwaad gebruik van zouden maken, noch ten opzichte van hem noch ten opzichte van haar.
3. Zij deden haar een hoog bod hiervoor belovende dat ieder hunner haar elf honderd zilverlingen zou geven, met hun allen dus vijf duizend vijf honderd, een som gelijk staande aan meer dan twaalf duizend gulden. Daarmee werd zij gehuurd om een man te verraden, die zij voorgaf lief te hebben, zie van welk afschuwelijk kwaad de liefde tot het geld de wortel is. Onze gezegende Heiland werd aldus verraden door iemand, die Hij vriend noemde, en dat wel met een kus, voor vuil gewin. Geen wonder dat zij, die onkuis zijn, zoals Delila, ook onrechtvaardig zijn, zij die hun eerbaarheid verliezen in het ene, zullen haar ook verliezen in het andere.
III. De kunstgrepen, waarmee hij haar van tijd tot tijd nog kon afschepen, en nog lang zijn geheim kon bewaren. Zij vroeg hem waarin zijn grote kracht was, en of het mogelijk was, dat hij gebonden en geplaagd kon worden, Judges 16:6, voorgevende dat zij alleen begeerde, dat hij haar nieuwsgierigheid hierin zou bevredigen, en dat zij het onmogelijk achtte, dat hij gebonden kon worden, behalve door haar bekoorlijkheden. Toen zij zeer bij hem aandrong, zei hij haar:
1. Dat hij gebonden zou kunnen worden met zeven nieuwe touwen, Judges 16:7. De proef werd genomen, Judges 16:8, maar het ging niet. Hij verbrak de touwen gelijk als een snoertje van grof vlas verbroken wordt als het vuur ruikt, Judges 16:9.
2. Toen zij hem nog meer lastig bleef vallen Judges 16:10, zei hij haar, dat hij met twee nieuwe touwen z geboeid en gekneveld zou wezen dat men met hem even gemakkelijk zou kunnen handelen als met ieder ander man, Judges 16:11. Ook die proef werd genomen, maar met even weinig succes, de nieuwe touwen verbrak hij van zijn armen als een draad, Judges 16:12.
3. Toen zij hem nog meer perste om haar het geheim mee te delen, en het hem als een onvriendelijkheid verweet, dat hij haar zolang om de tuin geleid had, zei hij haar, dat het vlechten van de zeven haarlokken van zijn hoofd een grote verandering bij hem zou teweegbrengen, Judges 16:13. Dit kwam meer nabij de zaak dan iets dat hij haar nog gezegd had, maar toch het hielp niet, zijn kracht bleek grotelijks in zijn haar te liggen, bij de proefneming hiervan, heeft hij zuiver en alleen door de kracht van zijn haar de pin van de gevlochten haarlokken en de weversboom weggenomen.
a: Bij al deze proefnemingen nu is het moeilijk te zeggen of er meer Simsons zwakheid of Delila's boosheid in openbaar werd. Kon iets slechter zijn dan haar rusteloos, onredelijk aandringen bij hem, om een geheim te ontdekken, dat, naar zij wist, zijn leven in gevaar zou brengen, als het nog aan iemand anders dan aan hemzelf bekend werd? Wat kon meer laaghartig en onoprecht, meer vals en verraderlijk zijn, dan zijn hoofd op haar schoot te leggen, alsof zij hem liefhad, terzelfder tijd met het plan zwanger gaande om hem te verraden en over te leveren aan hen, die hem een dodelijken haat toedroegen?
b. Kan men zich grotere zwakheid denken, dan hij betoonde door zo'n gesprek of onderhandeling voort te zetten met iemand, die, naar hij duidelijk zag het op zijn verderf had gemunt, dat hij zolang het oor zou lenen aan zo onbeschaamd een verzoek, om haar te doen weten, hoe men hem zou kunnen plagen, dat is hoe men hem kwaad zou kunnen doen? dat hij, toen hij bemerkte, dat er een achterlage in de kamer was, gereed om hem gevangen te nemen, zo zij kon, niet onmiddellijk de kamer verliet met het vaste besluit om er nooit in terug te keren, ja, dat hij nogmaals zijn hoofd op haar schoot legde waaruit hij zo dikwijls gewekt was met de kreet: de Filistijnen over u, Simson? Men kan zich nauwelijks voorstellen, hoe een man zo volkomen verdwaasd kon wezen, zo volkomen gedachteloos als Simson nu was, maar hoererij is een van de dingen, die het hart wegnemen. Het is moeilijk te zeggen wat Simson bedoelde door haar toe te laten om zo dikwijls te beproeven of zij hem kon verzwakken en plagen. Sommigen denken dat hij niet met zekerheid wist waarin zijn kracht lag, maar het schijnt dat hij dit wl wist, want toen hij haar datgene zei wat hem werkelijk zwak en onmachtig zou maken, wordt gezegd, dat hij haar zijn gehele hart verklaarde. Hij schijnt zich met haar te hebben willen vermaken, om te zien of hij er zich met een grap kon afmaken, en hen, die in achterlage lagen, teleur te stellen en voor de gek te houden, maar het was zeer onverstandig van hem, dat hij het veld niet heeft geruimd, toen hij bemerkte dat hij geen stand kon houden.
IV. Hoe hij ten laatste zijn groot geheim heeft bekend gemaakt, en zo die bekendmaking hem noodlottig is, heeft hij het zichzelf te wijten, die de kracht niet had om het te verzwijgen voor iemand, die klaarblijkelijk zijn verderf zocht. Zeker, het net wordt tevergeefs gespreid voor de ogen van allerlei gevogelte, maar voor Simsons ogen wordt het net gespreid, en hij wordt er in gevangen. Indien hij niet reeds blind was geweest voordat de Filistijnen hem de ogen uitstaken, dan zou hij gezien hebben hoe hij verraden werd. Delila betekent iemand die verteert, en zij verteerde hem.
Merk op:
1. Hoe zij hem kwelde, hem zei niet te geloven dat hij haar liefhad, tenzij hij haar hierin ter wille was, Judges 16:15. Hoe zult gij zeggen: ik heb u lief, daar uw hart niet met mij is? Dat is: "als gij mij de raadslagen van uw hart niet kunt toevertrouwen?" Hartstochtelijke minnaars kunnen het niet dragen, dat er aan hun liefde getwijfeld wordt, zij zouden liever alles doen, dan dat hun oprechtheid verdacht wordt. Hier had Delila dus het overwicht op deze liefhebbende dwaas (vergeef mij, dat ik hem zo noem). Dit vertoog of beklag is wezenlijk op een grote waarheid gegrond, namelijk dat zij alleen onze liefde hebben, die-niet onze goede woorden of onze goede wensen hebben, maar ons hart hebben. Dat is liefde zonder geveinsdheid, maar het is in de hoogste mate leugen en vleierij, te zeggen: Wij hebben hen lief, met wie ons hart niet is. Hoe kunnen wij zeggen dat wij, hetzij onze broeder, die wij gezien hebben, of God, die wij niet gezien hebben, liefhebben, zo ons hart niet met hen is? Zij bleef hem vele dagen kwellen met haar persen en dringen, zodat hij ten laatste geen genot meer had in het leven met haar, zijn ziel verdrietig werd tot stervens toe, Judges 16:16. Waarom heeft hij haar toen dan niet verlaten? Het was omdat hij vastgehouden werd door de kracht van de liefde, valselijk aldus genoemd, maar die in waarheid zinnelijke lust moest heten. Dit betoverde en bedwelmde hem, en zie, hoe zij door de kracht er van:
2. Hem overwon, Judges 16:17. Hij verklaarde haar zijn gehele hart. God heeft hem aan zichzelf overgelaten, om deze dwaasheid te doen, om hem te straffen voor zijn toegeven aan de lusten van de onreinheid. De engel, die zijn geboorte voorzegd had zei niets van zijn grote kracht, zei alleen dat hij een nazireër moest wezen, en inzonderheid, dat geen scheermes op zijn hoofd zou komen, Judges 13:5. Zijn wijding aan God moest zijn kracht zijn, want hij moest "met alle kracht bekrachtigd worden naar de heerlijke kracht van de Geest, die in hem werkte met kracht, opdat zijn kracht door belofte, niet door de natuur, een type en afschaduwing zou wezen van de geestelijke kracht van de gelovigen", Colossians 1:11, Colossians 1:29. Daarom was het kenteken van zijn wijding het onderpand van zijn kracht-verliest hij het eerste, dan weet hij dat hij het laatste verbeurt. "Als ik geschoren word, ben ik geen nazireër meer en dan is mijn kracht weg." Dat zijn lichaamskracht zozeer afhankelijk was gemaakt van zijn haar, dat er toch generlei natuurlijke invloed op kon hebben, leert ons de Goddelijke inzettingen te verheerlijken, en Gods genade en de voortduring er van te verwachten in het gebruik van deze middelen van de genade, die Hij verordineerd heeft-het Woord, de sacramenten en het gebed. In die aarden vaten is deze schat.
Verzen 18-21
Richteren 16:18-21Wij hebben hier de noodlottige gevolgen van Simsons dwaasheid in zijn verraden van zijn eigen kracht. Daar heeft hij spoedig duur voor moeten betalen. Een hoer is een diepe gracht, hij op wie de Heere vergramd is, zal daarin vallen. In die put verzinkt Simson.
Merk op:
1. Welke zorg Delila droeg om zeker te zijn van haar geld. Door zijn wijze van spreken bemerkte zij, dat hij haar zijn gehele hart had verklaard, en zij zendt om de vorsten van de Filistijnen, die haar gehuurd hadden om deze daad te plegen, maar zij moeten het geld meebrengen, en dat deden zij, zij brachten het geld in hun hand, Judges 16:18. Zonder dat Simson het wist werd haar dus het loon van de ongerechtigheid gegeven. Het zou iemand smarten aan het hart, om aldus een van de kloekmoedigste mannen, die toen in de wereld leefden, verkocht en gekocht te zien als een schaap voor de slachtbank. Hoe wordt door deze gebeurtenis al de heerlijkheid van mensen bezoedeld, en wordt de sterke verboden om zich ooit te beroemen op zijn kracht!
2. Welke maatregel zij nam om hem volgens de overeenkomst over te leveren. Velen in de wereld zouden voor het honderdste deel dat hier aan Delila gegeven wordt, hen verkopen en verraden, voor wie zij de grootste achting voorwenden. Gelooft een vriend niet, vertrouwt niet op een voornaamste vriend of leidsman. Zie welk een verraderlijke methode zij volgde, Judges 16:19. Zij deed hem slapen op haar knieën. Josephus zegt, zij gaf hem de een of andere bedwelmende drank, die hem deed inslapen. Welk verdovend of slaapwekkend middel zij nu ook heimelijk in zijn beker liet vloeien weten wij niet, maar wij kunnen niet veronderstellen, dat hij met bewustheid wijn of sterken drank gedronken zal hebben, want daarmee zou hij zijn nazireërschap evenzeer verbeurd hebben, als door het afscheren van zijn haar. Zij wendde dus de grootste vriendelijkheid voor, toen zij het grootste kwaad met hem voorhad, dat zij echter niet tot uitvoering zou hebben kunnen doen komen, als zij hem niet had kunnen doen slapen. Zie de noodlottige gevolgen van gerustheid. Satan stort de mensen in het verderf door hen in slaap te sussen, hen vleiende, totdat zij een goede mening hebben van hun eigen veiligheid om hen er aldus toe te brengen, nergens om te geven, niets te vrezen, en dan berooft hij hen van hun kracht en hun eer, en leidt hen gevangen tot zijn wil. Als wij slapen, slapen onze geestelijke vijanden niet. Toen hij in slaap was, had zij een persoon bij de hand, om zijn haar af te scheren, dat hij zo stil deed en zo snel, dat Simson er niet van ontwaakte, maar dat hem blijkbaar kwelde, zelfs in zijn slaap werd zijn geest neergebogen. Ik denk dat wij mogen aannemen, dat hem deze kwade trek gespeeld was in zijn slaap, zonder dat hij er, zoals nu, zelf aan debet was, het die vreemde uitwerking niet op hem gehad zou hebben, maar het was zijn eigen slechtheid, die hem strafte. Het was zijn ongerechtigheid, anders zou het niet zo zijn ongeluk zijn geweest.
3. Hoe weinig hij zelf er in zorg of kommer om was, Judges 16:20. Het kon niet anders, of hij moest bij zijn ontwaken zijn haar missen, en toch zei hij: "Ik zal ditmaal uitgaan als op andere malen, na geslapen te hebben, en mij uitschudden, of, als op andere malen, wanneer de Filistijnen over mij waren, om mij tegen hen te verdedigen." Misschien dacht hij dat hij zich te gemakkelijker zou kunnen uitschudden, en dat zijn hoofd lichter zou voelen, omdat zijn haar gesneden was, en er weinig aan denkende, dat de last van de schuld veel zwaarder is dan de last van haar. Wij hebben reden te denken, dat hij spoedig een verandering in zich ontwaarde, en toch wist hij niet, dat de Heere van hem geweken was. Hij bedacht niet dat dit de oorzaak was van die verandering. Velen hebben de gunstrijke tegenwoordigheid Gods verloren, en zijn er zich niet van bewust, zij hebben God er toe gebracht, om zich van hen terug te trekken, maar zij gevoelen hun verlies niet, noch klagen er over. Hun ziel kwijnt en verzwakt, hun gaven nemen af, alles gaat verkeerd met hen, maar zij schrijven het niet aan de werkelijke oorzaak toe, zij bespeuren niet dat God van hen geweken is, en zij zijn ook niet verlangend om zich met Hem te verzoenen en Zijn gunst te herkrijgen. Als God van ons geweken is, dan kunnen wij niet doen zoals anders.
4. Welk gebruik de Filistijnen spoedig maakten van het voordeel, dat zij op hem verkregen, Judges 16:21. De Filistijnen namen hem, toen God van hem geweken was. Zij, die zich buiten Gods bescherming gesteld hebben, worden een gemakkelijke prooi voor hun vijanden. Indien wij slapen op de schoot van onze lusten, dan zullen wij zeker ontwaken in de handen van de Filistijnen. Waarschijnlijk hebben zij Delila beloofd hem niet te doden, maar zij namen afdoende maatregelen om hem het vermogen te ontnemen om hen te schaden. Het eerste wat zij deden, toen zij hem in handen hadden, en bevonden dat zij naar welgevallen met hem konden handelen, was hem de ogen uit te steken, door er vuur op te doen, zegt de Arabische overzetting. Zij overwogen dat hij het gezicht van zijn ogen nooit zou herkrijgen, zoals hij misschien zijn haar zou herkrijgen, en de sterkste armen zouden weinig kunnen uitrichten zonder ogen om ze te besturen, indien zij hem nu blind maken, zal hij voor altijd blind zijn. Zijn ogen hebben de zonde binnengelaten, hij zag de hoer te Gaza, en ging tot haar in, Judges 16:1, en nu is zijn straf daar begonnen. Nu de Filistijnen hem blind gemaakt hebben, heeft hij tijd om te bedenken, hoe zijn eigen lusten hem verblind hebben. Het beste middel om de ogen te bewaren is ze af te wenden van de ijdelheden te zien. Zij voerden hem af naar Gaza, opdat hij in zwakheid zou verschijnen daar, waar hij kort tevoren zulke proeven had gegeven van zijn kracht, Judges 16:3, en een spotrede zou zijn voor hen, voor wie hij zo'n verschrikking is geweest. Zij bonden hem met twee koperen ketenen, die te voren gehouden was in de banden van zijn eigen ongerechtigheid, en hij was malende in het gevangenhuis, werkte er, hetzij tot hun profijt of tot zijn straf, of wel voor beide. Zo doet de duivel ook met de zondaren, hij verblindt de zinnen van de ongelovigen, en maakt hen aldus dienstbaar aan zijn belangen. Arme Simson hoe zijt gij gevallen! Hoe is uw eer in het stof gelegd! Hoe is hij, die de roem en de beschermer van Israël was, de slaaf en de triomf geworden voor de Filistijnen! De kroon is van zijn hoofd gevallen, wee hem, dat hij zo gezondigd heeft! Laat allen gewaarschuwd worden door zijn val, om zorgvuldig hun reinheid te bewaren, en te waken tegen alle vleselijke lusten, want al onze eer is verloren, en onze schaduw van ons geweken, als het verbond van ons Gode afgezonderd zijn als geestelijke nazireërs, ontheiligd en verbroken wordt.
Verzen 18-21
Richteren 16:18-21Wij hebben hier de noodlottige gevolgen van Simsons dwaasheid in zijn verraden van zijn eigen kracht. Daar heeft hij spoedig duur voor moeten betalen. Een hoer is een diepe gracht, hij op wie de Heere vergramd is, zal daarin vallen. In die put verzinkt Simson.
Merk op:
1. Welke zorg Delila droeg om zeker te zijn van haar geld. Door zijn wijze van spreken bemerkte zij, dat hij haar zijn gehele hart had verklaard, en zij zendt om de vorsten van de Filistijnen, die haar gehuurd hadden om deze daad te plegen, maar zij moeten het geld meebrengen, en dat deden zij, zij brachten het geld in hun hand, Judges 16:18. Zonder dat Simson het wist werd haar dus het loon van de ongerechtigheid gegeven. Het zou iemand smarten aan het hart, om aldus een van de kloekmoedigste mannen, die toen in de wereld leefden, verkocht en gekocht te zien als een schaap voor de slachtbank. Hoe wordt door deze gebeurtenis al de heerlijkheid van mensen bezoedeld, en wordt de sterke verboden om zich ooit te beroemen op zijn kracht!
2. Welke maatregel zij nam om hem volgens de overeenkomst over te leveren. Velen in de wereld zouden voor het honderdste deel dat hier aan Delila gegeven wordt, hen verkopen en verraden, voor wie zij de grootste achting voorwenden. Gelooft een vriend niet, vertrouwt niet op een voornaamste vriend of leidsman. Zie welk een verraderlijke methode zij volgde, Judges 16:19. Zij deed hem slapen op haar knieën. Josephus zegt, zij gaf hem de een of andere bedwelmende drank, die hem deed inslapen. Welk verdovend of slaapwekkend middel zij nu ook heimelijk in zijn beker liet vloeien weten wij niet, maar wij kunnen niet veronderstellen, dat hij met bewustheid wijn of sterken drank gedronken zal hebben, want daarmee zou hij zijn nazireërschap evenzeer verbeurd hebben, als door het afscheren van zijn haar. Zij wendde dus de grootste vriendelijkheid voor, toen zij het grootste kwaad met hem voorhad, dat zij echter niet tot uitvoering zou hebben kunnen doen komen, als zij hem niet had kunnen doen slapen. Zie de noodlottige gevolgen van gerustheid. Satan stort de mensen in het verderf door hen in slaap te sussen, hen vleiende, totdat zij een goede mening hebben van hun eigen veiligheid om hen er aldus toe te brengen, nergens om te geven, niets te vrezen, en dan berooft hij hen van hun kracht en hun eer, en leidt hen gevangen tot zijn wil. Als wij slapen, slapen onze geestelijke vijanden niet. Toen hij in slaap was, had zij een persoon bij de hand, om zijn haar af te scheren, dat hij zo stil deed en zo snel, dat Simson er niet van ontwaakte, maar dat hem blijkbaar kwelde, zelfs in zijn slaap werd zijn geest neergebogen. Ik denk dat wij mogen aannemen, dat hem deze kwade trek gespeeld was in zijn slaap, zonder dat hij er, zoals nu, zelf aan debet was, het die vreemde uitwerking niet op hem gehad zou hebben, maar het was zijn eigen slechtheid, die hem strafte. Het was zijn ongerechtigheid, anders zou het niet zo zijn ongeluk zijn geweest.
3. Hoe weinig hij zelf er in zorg of kommer om was, Judges 16:20. Het kon niet anders, of hij moest bij zijn ontwaken zijn haar missen, en toch zei hij: "Ik zal ditmaal uitgaan als op andere malen, na geslapen te hebben, en mij uitschudden, of, als op andere malen, wanneer de Filistijnen over mij waren, om mij tegen hen te verdedigen." Misschien dacht hij dat hij zich te gemakkelijker zou kunnen uitschudden, en dat zijn hoofd lichter zou voelen, omdat zijn haar gesneden was, en er weinig aan denkende, dat de last van de schuld veel zwaarder is dan de last van haar. Wij hebben reden te denken, dat hij spoedig een verandering in zich ontwaarde, en toch wist hij niet, dat de Heere van hem geweken was. Hij bedacht niet dat dit de oorzaak was van die verandering. Velen hebben de gunstrijke tegenwoordigheid Gods verloren, en zijn er zich niet van bewust, zij hebben God er toe gebracht, om zich van hen terug te trekken, maar zij gevoelen hun verlies niet, noch klagen er over. Hun ziel kwijnt en verzwakt, hun gaven nemen af, alles gaat verkeerd met hen, maar zij schrijven het niet aan de werkelijke oorzaak toe, zij bespeuren niet dat God van hen geweken is, en zij zijn ook niet verlangend om zich met Hem te verzoenen en Zijn gunst te herkrijgen. Als God van ons geweken is, dan kunnen wij niet doen zoals anders.
4. Welk gebruik de Filistijnen spoedig maakten van het voordeel, dat zij op hem verkregen, Judges 16:21. De Filistijnen namen hem, toen God van hem geweken was. Zij, die zich buiten Gods bescherming gesteld hebben, worden een gemakkelijke prooi voor hun vijanden. Indien wij slapen op de schoot van onze lusten, dan zullen wij zeker ontwaken in de handen van de Filistijnen. Waarschijnlijk hebben zij Delila beloofd hem niet te doden, maar zij namen afdoende maatregelen om hem het vermogen te ontnemen om hen te schaden. Het eerste wat zij deden, toen zij hem in handen hadden, en bevonden dat zij naar welgevallen met hem konden handelen, was hem de ogen uit te steken, door er vuur op te doen, zegt de Arabische overzetting. Zij overwogen dat hij het gezicht van zijn ogen nooit zou herkrijgen, zoals hij misschien zijn haar zou herkrijgen, en de sterkste armen zouden weinig kunnen uitrichten zonder ogen om ze te besturen, indien zij hem nu blind maken, zal hij voor altijd blind zijn. Zijn ogen hebben de zonde binnengelaten, hij zag de hoer te Gaza, en ging tot haar in, Judges 16:1, en nu is zijn straf daar begonnen. Nu de Filistijnen hem blind gemaakt hebben, heeft hij tijd om te bedenken, hoe zijn eigen lusten hem verblind hebben. Het beste middel om de ogen te bewaren is ze af te wenden van de ijdelheden te zien. Zij voerden hem af naar Gaza, opdat hij in zwakheid zou verschijnen daar, waar hij kort tevoren zulke proeven had gegeven van zijn kracht, Judges 16:3, en een spotrede zou zijn voor hen, voor wie hij zo'n verschrikking is geweest. Zij bonden hem met twee koperen ketenen, die te voren gehouden was in de banden van zijn eigen ongerechtigheid, en hij was malende in het gevangenhuis, werkte er, hetzij tot hun profijt of tot zijn straf, of wel voor beide. Zo doet de duivel ook met de zondaren, hij verblindt de zinnen van de ongelovigen, en maakt hen aldus dienstbaar aan zijn belangen. Arme Simson hoe zijt gij gevallen! Hoe is uw eer in het stof gelegd! Hoe is hij, die de roem en de beschermer van Israël was, de slaaf en de triomf geworden voor de Filistijnen! De kroon is van zijn hoofd gevallen, wee hem, dat hij zo gezondigd heeft! Laat allen gewaarschuwd worden door zijn val, om zorgvuldig hun reinheid te bewaren, en te waken tegen alle vleselijke lusten, want al onze eer is verloren, en onze schaduw van ons geweken, als het verbond van ons Gode afgezonderd zijn als geestelijke nazireërs, ontheiligd en verbroken wordt.
Verzen 22-31
Richteren 16:22-31Hoewel het laatste tijdperk van Simsons leven niet alleen roemloos, maar schandelijk was, en men zou kunnen wensen dat er een sluier over geworpen was, kan toch het bericht, dat hier van zijn dood wordt gegeven, wel de smaad niet geheel uitwissen, maar toch wel enigszins verminderen want er was eer in zijn dood. Ongetwijfeld heeft hij diep berouw gehad van zijn zonde, van de oneer, die hij er God mee aangedaan heeft, en van zijn verbeuren van de eer, die God op hem gelegd had, want dat God met hem verzoend was, blijkt:
1. In het terugkomen van het teken van zijn nazireërschap, Judges 16:22, het haar op zijn hoofd begon weer te groeien, gelijk toen hij geschoren werd, dat is: het werd even dik en lang als toen het afgesneden werd. Het is waarschijnlijk dat hun algemene dankzegging aan Dagon niet lang uitgesteld was, eer Simsons haar weer gegroeid was, hieruit en vanwege de bijzondere nota, die er van genomen is, blijkt dat het iets buitengewoons was, en bedoeld als een bijzondere aanduiding van het wederkeren van Gods gunst over hem op zijn berouw. Want het groeien van zijn haar was noch de oorzaak, noch het teken van het weerkeren van zijn kracht, behalve in zoverre het het teken was van zijn wijding, en dat God hem, na deze onderbreking weer als nazireër heeft aangenomen, zonder de ceremoniën, die voor het herstel van een gevallen of verontreinigden nazireër voorgeschreven was, daar hij nu niet in de gelegenheid was om ze na te komen, Numbers 6:9. Het is vreemd dat de Filistijnen, in wier macht hij was, niet bevreesd waren voor het weer groeien van zijn haar en het niet hebben afgesneden, maar misschien wilden zij wel dat zijn kracht tot hem zou wederkeren, opdat zij zoveel te meer werk uit hem zouden krijgen, want nu hij blind was, vreesden zij geen kwaad van hem.
2. In het gebruik, dat God van hem maakte tot verderf van de vijanden van zijn volk, en dat wel op een tijd wanneer dit het meest tot eer van God zou zijn en ter handhaving er van, en niet onmiddellijk tot bescherming en verlossing van Israël.
Merk op:
I. Op hoe onbeschaamde wijze de Filistijnen de God Israëls beledigden.
1. Door de offeranden, die zij offerden aan Dagon. Dezen Dagon noemden zij hun god, een god van hun eigen maaksel, voorgesteld door een beeld, welks boveneinde de gedaante had van een man, het benedeneinde die van een vis, zuiver en alleen een schepsel van hun verbeelding, en toch richtten zij het op in tegenover de ware en levende God. Aan die voorgewende godheid schreven zij hun succes toe, Judges 16:23, Judges 16:24. Onze god heeft in onze handen gegeven onze vijand, en die ons land verwoestte. Dat verbeeldden zij zich, hoewel hij goed noch kwaad kon doen. Zij wisten dat Delila hem had verraden, en zij hadden haar er voor betaald, toch schrijven zij het toe aan hun god, en zijn er door bevestigd in hun geloof aan zijn macht om hen te beschermen. Zo zullen alle volken wandelen, elk in de naam van zijn god, zij zullen hun de lof geven van hun krijgsverrichtingen, en zullen wij dan deze hulde niet brengen aan onze God, wie koninkrijk over allen is? Maar in aanmerking genomen de goddeloze listen, die zij gebruikten om Simson in hun handen te krijgen, moet erkend worden, dat alleen zo'n drekgod als Dagon was, geschikt was om tot beschermer van hun schurkerij gemaakt te worden. Op die algemene dankdag werden offeranden geofferd en lofliederen gezongen voor de overwinning, die zij op een man verkregen hadden, er waren grote uitdrukkingen van vreugde, en alles ter ere van Dagon. Veel meer reden hebben wij om God de lof te geven van al onze voorspoed: Gode zij dank, die ons allen tijd doet triomferen in Christus!
2. Door het spel, dat zij maakten van Simson, Gods kampioen, hebben zij God zelf gesmaad. Toen zij vrolijk waren van de wijn, moest om hen nog vrolijker te maken, Simson gehaald worden om voor hen te spelen, Judges 16:25, dat is: om door hen bespot te worden. zij hadden aan hun god geofferd, hadden gegeten en gedronken, en nu stonden zij op om te spelen, zoals het het gebruik is bij afgodendienaars, 1 Corinthiers 10:7, en Simson moet de nar zijn van het spel. Zij maakten zichzelf en elkaar aan het lachen, als zij zagen hoe hij, blind zijnde, struikelde en in het blinde rondtastte. Waarschijnlijk hebben zij deze richter van Israël "met de roede op het kinnebakken geslagen," Micah 4:14, en gezegd: "Profeteer, wie is het, die u geslagen heeft?" Het was een voorbeeld van hun wreedheid om aldus een man in zijn ongeluk te vertreden, op wiens aanblik zij kort tevoren gebeefd zouden hebben. Het bracht Simson in de diepte van de ellende, en hun smaadredenen waren als een zwaard in zijn gebeente, als zij zeiden: Waar is nu uw God? Niets kon smartelijker zijn voor zo groot een man, maar een boeteling zijnde, maakt dit hem geduldig, en neemt hij het aan als een straf voor zijn ongerechtigheid. Hoe onrechtvaardig de Filistijnen ook waren, hij moest erkennen dat God rechtvaardig was. Hij had zich vermaakt met zijn misleidingen en met hen, die hem misleidden, en rechtvaardiglijk zijn nu de Filistijnen op hem losgelaten, om zich met hem te vermaken. Onreinheid is een zonde, die de mensen verlaagt en hen aan verachting blootstelt, plaag en schande zal hij vinden, wiens hart door een vrouw wordt bedrogen, en zijn smaad zal niet uitgewist worden. Eeuwige schande en verachting zal het deel wezen van hen, die door hun eigen lusten verblind en gebonden worden, de duivel, die hen bedrogen heeft, zal over hen juichen en triomferen.
II. Hoe rechtvaardig de God van Israël door de handen van Simson een plotselinge verwoesting over hen bracht. Duizenden van de Filistijnen waren samengekomen, om met hun vorsten deel te nemen aan de offeranden en de blijde feestviering van deze dag, en om de toeschouwers te zijn van deze comedie, die voor hen op een noodlottige tragedie uitliep, want allen werden zij gedood en onder de puinhopen begraven van het huis, of het een tempel of schouwburg, of misschien een licht gebouw was, dat voor dit doel was opgetrokken, is onzeker.
Merk op:
1. Wie daar verdelgd werden, alle vorsten van de Filistijnen, Judges 16:27, die door steekpenningen Delila hadden omgekocht, om Simson aan hen te verraden en over te leveren. Het kwaad vervolgde deze zondaars. Ook waren er velen van het volk, tot een getal van drie duizend, en onder hen veel vrouwen, waarvan n waarschijnlijk de hoer van Gaza geweest is, vermeld in Judges 16:1. Simson is door de Filistijnse vrouwen tot zonde verlokt, en nu wordt een grote slachting onder haar aangericht evenals op bevel van Mozes onder de Midianietische vrouwen, omdat zij het waren, "die de kinderen Israëls oorzaak tot overtreding tegen de Heere hadden gegeven in de zaak van Peor," Numbers 31:16.
2. Wanneer zij verdelgd werden,
a. Toen zij vrolijk waren, opgewekt en gerust, verre van te denken dat zij zich in enigerlei gevaar bevonden. Wij kunnen veronderstellen dat, toen zij Simson de pilaren zagen aangrijpen, ook dit hun tot vermaak diende: Wat doet deze amechtige Jood? Hoe worden de zondaren in een ogenblik ten verderve gebracht! Zij worden opgeheven in hoogmoed en vrolijkheid, opdat hun val zoveel dieper en verschrikkelijker zij. Laat ons nooit delen in de vrolijkheid van goddeloze mensen, maar uit dit voorbeeld zien dat hun triomferen van korte duur is, en hun blijdschap slechts een ogenblik is.
b. Het was, toen zij Dagon, hun god, loofden en hem de eer gaven, die alleen aan God toekomt, hetgeen niets minder is dan verraad jegens de Koning van de koningen, tegen Zijn kroon en Zijn waardigheid, terecht is dus het bloed van deze verraders met hun offeranden gemengd. Belsazar werd gedood toen hij de met mensenhanden gemaakte goden prees, Daniel 5:4.
c. Het was toen zij de spot dreven met een Israëliet, een nazireër, en over hem juichten, hem vervolgden, die God had geslagen. Er is niets dat de mate van de ongerechtigheid van een volk, of van een persoon, sneller vult dan het bespotten en mishandelen van de dienstknechten Gods, al is het ook dat deze door eigen schuld naar de diepte zijn gebracht. Zij weten niet wat zij doen, noch wie zij beledigen, die een Godvruchtig man bespotten.
3. Hoe zij verdelgd werden: Simson rukte het huis boven hun hoofden omver. Ongetwijfeld heeft God het hem, als publiek persoon, in het hart gegeven, om aldus Gods twist Israëls twist en zijn eigen twist aan hen te wreken.
A. De kracht er toe verkreeg hij op het gebed, Judges 16:28. Die kracht, welke hij verloren had door de zonde, herwint hij, als een waar boetvaardige, op het gebed, zoals David, die, toen hij de Geest van de genade er toe gebracht had, om zich van hem terug te trekken, gebeden heeft: "Geef mij weer de vreugde Uws heirs, en de vrijmoedige geest ondersteune mij,' Psalms 51:14. Wij kunnen veronderstellen dat hij slechts innerlijk heeft gebeden, en dat zijn stem niet werd gehoord (want het werd gedaan in het midden van een luidruchtige, tierende menigte van Filistijnen), maar hoewel zijn stem niet door mensen werd gehoord, werd zijn gebed toch door God gehoord en genadiglijk verhoord, en hoewel hij niet is blijven leven om zelf een bericht te geven van dit zijn gebed, zoals Nehemia van het zijne heeft God het niet slechts aangenomen in de hemel, maar, door het aan de door Gods Geest gedreven schrijver te openbaren, er in voorzien dat het geregistreerd werd in Zijn kerk. Hij bad God hem te gedenken, en hem nog ditmaal te versterken, hiermede erkennende dat hij zijn kracht voor hetgeen hij reeds gedaan had, van God had, en nu vraagt hij dat zij hem nog eenmaal verleend moge worden, ten einde hun bij het scheiden nog een slag toe te brengen. Dat het niet was uit hartstocht, of begeerte naar persoonlijke wraak, maar uit heilige ijver voor de eer en heerlijkheid van de God van Israël, dat hij dit verlangde te doen, blijkt hieruit, dat God zijn gebed aangenomen en verhoord heeft. Simson is biddende gestorven, ook onze gezegende Heiland is biddende gestorven, maar Simson bad om wraak, Christus om vergeving voor Zijn vijanden.
B. Hij kreeg gelegenheid om dit te doen door te leunen tegen de twee pilaren, die de voornaamste steun waren van het huis, en die zo dicht bij elkaar geplaatst schenen te zijn dat hij ze beide tegelijk kon aangrijpen, Judges 16:26, Judges 16:29. Ze gegrepen hebbende, wierp hij ze neer met kracht, luid roepende: Mijn ziel sterve met de Filistijnen, Judges 16:30. "Animamque in vulnere ponit-De wond toebrengende, sterft hij". De grote menigte van mensen, die op het dak waren, hebben, naar wij kunnen veronderstellen, bijgedragen tot de val er van. Een gewicht, groter dan het bestemd was te dragen, zou het vanzelf hebben kunnen doen instorten, het maakte tenminste de val noodlottiger voor hen, die binnen waren, en weinigen konden voorzeker er aan ontkomen om f verstikt, f verpletterd te worden. Dit werd gedaan, niet door de natuurlijke kracht van Simson, maar door de almachtige kracht van God, en is niet slechts verwonderlijk, maar wonderlijk in onze ogen.
a. De Filistijnen werd hierdoor een zware slag toegebracht. Al hun vorsten en grote mannen waren gedood, en ook zeer velen van het volk, en dat wel temidden van hun overwinningsfeest. De tempel van Dagon (velen zijn van mening, dat dit het huis was) was nedergeworpen, en Dagon er onder begraven. Dit was een grote beteugeling van de trotse onbeschaamdheid van de overlevenden, en, zo in Israël nog slechts zoveel verstand en moed was overgebleven om van het voordeel, dat deze gebeurtenis hun gaf, partij te trekken, dan zouden zij nu het juk van de Filistijnen hebben kunnen afschudden.
b. Simson kan zeer goed gerechtvaardigd worden in zijn daad en verklaard worden niet schuldig te zijn aan moord hetzij op hemzelf, of op de Filistijnen. Hij was een publiek persoon, een verklaard vijand van de Filistijnen, tegen wie hij dus van alle mogelijke voordelen gebruik mocht maken. Zij voerden nu een wrede, barbaarse oorlog tegen hem, allen, die daar tegenwoordig waren, deden hieraan mede, en rechtvaardiglijk stierven zij met hem. Ook heeft hij er geen zelfmoord mee gepleegd, want het was niet op zijn eigen leven, dat hij het toelegde, hoewel hij reden genoeg had om het moede te zijn, maar op het leven van Israëls vijanden, en om daartoe te komen, heeft hij het zijne kloekmoedig ten offer gebracht, het niet dierbaar houdende voor zichzelf, opdat hij zijn loop met ere zou volbrengen.
c. God werd grotelijks verheerlijkt door Simsons grote overtredingen te vergeven, waarvan dit het blijk en bewijs was. Men heeft gezegd dat de opdracht door een vorst gegeven aan een misdadiger gelijkstond aan diens begenadiging. Maar "hoewel Hij een vergevend God was, heeft Hij toch wraak gedaan over zijn daden," Psalms 99:8, en door Zijn kampioen in banden te laten sterven, heeft Hij allen gewaarschuwd om zich te hoeden voor die lusten en begeerlijkheden, die strijd voeren tegen de ziel. Wij hebben echter gegronde reden om te hopen dat Simson, hoewel hij stierf met de Filistijnen toch zijn eeuwig deel niet met hen gehad heeft. De Heere kent degenen, die de Zijnen zijn.
d. Christus was duidelijk afgeschaduwd. Hij heeft het rijk van Satan nedergeworpen, zoals Simson Dagons tempel nedergeworpen heeft, en toen Hij stierf, heeft Hij de heerlijkste overwinning behaald over de machten van de duisternis. Toen Zijn armen uitgestrekt waren aan het kruis, zoals Simsons armen uitgestrekt waren naar de twee pilaren, heeft Hij een noodlottigen ruk gegeven aan de poorten van de hel en "door de dood teniet gedaan degene, die het geweld des doods had, dat is de duivel," Hebrews 2:14, Hebrews 2:15, en hierin heeft Hij Simson overtroffen, dat Hij niet alleen stierf met de Filistijnen, maar wederopgestaan is om over hen te triomferen.
Eindelijk. De geschiedenis van Simson besluit:
1. Met een bericht van zijn begrafenis. Aangemoedigd door het roemrijke van zijn dood kwamen zijn bloedverwanten om zijn lijk te zoeken onder de gedoden, zij brachten het met eerbetoon naar zijn eigen land en begroeven het in het graf van zijn vader, terwijl de Filistijnen nog in zo grote ontsteltenis verkeerden, dat zij er zich niet tegen durfden verzetten.
2. Met de herhaling van het bericht van de duur van zijn regering, dat wij tevoren reeds gehad hebben: hij nu had Israël gericht twintig jaar, en indien zij niet even laag en laf waren als hij kloekmoedig en ondernemend is geweest dan zou hij hen vrij van het juk van de Filistijnen hebben gelaten. Zij zouden gerust, veilig en gelukkig hebben kunnen zijn, indien zij slechts God en hun richter toegelaten hadden om hen dit te maken.
Verzen 22-31
Richteren 16:22-31Hoewel het laatste tijdperk van Simsons leven niet alleen roemloos, maar schandelijk was, en men zou kunnen wensen dat er een sluier over geworpen was, kan toch het bericht, dat hier van zijn dood wordt gegeven, wel de smaad niet geheel uitwissen, maar toch wel enigszins verminderen want er was eer in zijn dood. Ongetwijfeld heeft hij diep berouw gehad van zijn zonde, van de oneer, die hij er God mee aangedaan heeft, en van zijn verbeuren van de eer, die God op hem gelegd had, want dat God met hem verzoend was, blijkt:
1. In het terugkomen van het teken van zijn nazireërschap, Judges 16:22, het haar op zijn hoofd begon weer te groeien, gelijk toen hij geschoren werd, dat is: het werd even dik en lang als toen het afgesneden werd. Het is waarschijnlijk dat hun algemene dankzegging aan Dagon niet lang uitgesteld was, eer Simsons haar weer gegroeid was, hieruit en vanwege de bijzondere nota, die er van genomen is, blijkt dat het iets buitengewoons was, en bedoeld als een bijzondere aanduiding van het wederkeren van Gods gunst over hem op zijn berouw. Want het groeien van zijn haar was noch de oorzaak, noch het teken van het weerkeren van zijn kracht, behalve in zoverre het het teken was van zijn wijding, en dat God hem, na deze onderbreking weer als nazireër heeft aangenomen, zonder de ceremoniën, die voor het herstel van een gevallen of verontreinigden nazireër voorgeschreven was, daar hij nu niet in de gelegenheid was om ze na te komen, Numbers 6:9. Het is vreemd dat de Filistijnen, in wier macht hij was, niet bevreesd waren voor het weer groeien van zijn haar en het niet hebben afgesneden, maar misschien wilden zij wel dat zijn kracht tot hem zou wederkeren, opdat zij zoveel te meer werk uit hem zouden krijgen, want nu hij blind was, vreesden zij geen kwaad van hem.
2. In het gebruik, dat God van hem maakte tot verderf van de vijanden van zijn volk, en dat wel op een tijd wanneer dit het meest tot eer van God zou zijn en ter handhaving er van, en niet onmiddellijk tot bescherming en verlossing van Israël.
Merk op:
I. Op hoe onbeschaamde wijze de Filistijnen de God Israëls beledigden.
1. Door de offeranden, die zij offerden aan Dagon. Dezen Dagon noemden zij hun god, een god van hun eigen maaksel, voorgesteld door een beeld, welks boveneinde de gedaante had van een man, het benedeneinde die van een vis, zuiver en alleen een schepsel van hun verbeelding, en toch richtten zij het op in tegenover de ware en levende God. Aan die voorgewende godheid schreven zij hun succes toe, Judges 16:23, Judges 16:24. Onze god heeft in onze handen gegeven onze vijand, en die ons land verwoestte. Dat verbeeldden zij zich, hoewel hij goed noch kwaad kon doen. Zij wisten dat Delila hem had verraden, en zij hadden haar er voor betaald, toch schrijven zij het toe aan hun god, en zijn er door bevestigd in hun geloof aan zijn macht om hen te beschermen. Zo zullen alle volken wandelen, elk in de naam van zijn god, zij zullen hun de lof geven van hun krijgsverrichtingen, en zullen wij dan deze hulde niet brengen aan onze God, wie koninkrijk over allen is? Maar in aanmerking genomen de goddeloze listen, die zij gebruikten om Simson in hun handen te krijgen, moet erkend worden, dat alleen zo'n drekgod als Dagon was, geschikt was om tot beschermer van hun schurkerij gemaakt te worden. Op die algemene dankdag werden offeranden geofferd en lofliederen gezongen voor de overwinning, die zij op een man verkregen hadden, er waren grote uitdrukkingen van vreugde, en alles ter ere van Dagon. Veel meer reden hebben wij om God de lof te geven van al onze voorspoed: Gode zij dank, die ons allen tijd doet triomferen in Christus!
2. Door het spel, dat zij maakten van Simson, Gods kampioen, hebben zij God zelf gesmaad. Toen zij vrolijk waren van de wijn, moest om hen nog vrolijker te maken, Simson gehaald worden om voor hen te spelen, Judges 16:25, dat is: om door hen bespot te worden. zij hadden aan hun god geofferd, hadden gegeten en gedronken, en nu stonden zij op om te spelen, zoals het het gebruik is bij afgodendienaars, 1 Corinthiers 10:7, en Simson moet de nar zijn van het spel. Zij maakten zichzelf en elkaar aan het lachen, als zij zagen hoe hij, blind zijnde, struikelde en in het blinde rondtastte. Waarschijnlijk hebben zij deze richter van Israël "met de roede op het kinnebakken geslagen," Micah 4:14, en gezegd: "Profeteer, wie is het, die u geslagen heeft?" Het was een voorbeeld van hun wreedheid om aldus een man in zijn ongeluk te vertreden, op wiens aanblik zij kort tevoren gebeefd zouden hebben. Het bracht Simson in de diepte van de ellende, en hun smaadredenen waren als een zwaard in zijn gebeente, als zij zeiden: Waar is nu uw God? Niets kon smartelijker zijn voor zo groot een man, maar een boeteling zijnde, maakt dit hem geduldig, en neemt hij het aan als een straf voor zijn ongerechtigheid. Hoe onrechtvaardig de Filistijnen ook waren, hij moest erkennen dat God rechtvaardig was. Hij had zich vermaakt met zijn misleidingen en met hen, die hem misleidden, en rechtvaardiglijk zijn nu de Filistijnen op hem losgelaten, om zich met hem te vermaken. Onreinheid is een zonde, die de mensen verlaagt en hen aan verachting blootstelt, plaag en schande zal hij vinden, wiens hart door een vrouw wordt bedrogen, en zijn smaad zal niet uitgewist worden. Eeuwige schande en verachting zal het deel wezen van hen, die door hun eigen lusten verblind en gebonden worden, de duivel, die hen bedrogen heeft, zal over hen juichen en triomferen.
II. Hoe rechtvaardig de God van Israël door de handen van Simson een plotselinge verwoesting over hen bracht. Duizenden van de Filistijnen waren samengekomen, om met hun vorsten deel te nemen aan de offeranden en de blijde feestviering van deze dag, en om de toeschouwers te zijn van deze comedie, die voor hen op een noodlottige tragedie uitliep, want allen werden zij gedood en onder de puinhopen begraven van het huis, of het een tempel of schouwburg, of misschien een licht gebouw was, dat voor dit doel was opgetrokken, is onzeker.
Merk op:
1. Wie daar verdelgd werden, alle vorsten van de Filistijnen, Judges 16:27, die door steekpenningen Delila hadden omgekocht, om Simson aan hen te verraden en over te leveren. Het kwaad vervolgde deze zondaars. Ook waren er velen van het volk, tot een getal van drie duizend, en onder hen veel vrouwen, waarvan n waarschijnlijk de hoer van Gaza geweest is, vermeld in Judges 16:1. Simson is door de Filistijnse vrouwen tot zonde verlokt, en nu wordt een grote slachting onder haar aangericht evenals op bevel van Mozes onder de Midianietische vrouwen, omdat zij het waren, "die de kinderen Israëls oorzaak tot overtreding tegen de Heere hadden gegeven in de zaak van Peor," Numbers 31:16.
2. Wanneer zij verdelgd werden,
a. Toen zij vrolijk waren, opgewekt en gerust, verre van te denken dat zij zich in enigerlei gevaar bevonden. Wij kunnen veronderstellen dat, toen zij Simson de pilaren zagen aangrijpen, ook dit hun tot vermaak diende: Wat doet deze amechtige Jood? Hoe worden de zondaren in een ogenblik ten verderve gebracht! Zij worden opgeheven in hoogmoed en vrolijkheid, opdat hun val zoveel dieper en verschrikkelijker zij. Laat ons nooit delen in de vrolijkheid van goddeloze mensen, maar uit dit voorbeeld zien dat hun triomferen van korte duur is, en hun blijdschap slechts een ogenblik is.
b. Het was, toen zij Dagon, hun god, loofden en hem de eer gaven, die alleen aan God toekomt, hetgeen niets minder is dan verraad jegens de Koning van de koningen, tegen Zijn kroon en Zijn waardigheid, terecht is dus het bloed van deze verraders met hun offeranden gemengd. Belsazar werd gedood toen hij de met mensenhanden gemaakte goden prees, Daniel 5:4.
c. Het was toen zij de spot dreven met een Israëliet, een nazireër, en over hem juichten, hem vervolgden, die God had geslagen. Er is niets dat de mate van de ongerechtigheid van een volk, of van een persoon, sneller vult dan het bespotten en mishandelen van de dienstknechten Gods, al is het ook dat deze door eigen schuld naar de diepte zijn gebracht. Zij weten niet wat zij doen, noch wie zij beledigen, die een Godvruchtig man bespotten.
3. Hoe zij verdelgd werden: Simson rukte het huis boven hun hoofden omver. Ongetwijfeld heeft God het hem, als publiek persoon, in het hart gegeven, om aldus Gods twist Israëls twist en zijn eigen twist aan hen te wreken.
A. De kracht er toe verkreeg hij op het gebed, Judges 16:28. Die kracht, welke hij verloren had door de zonde, herwint hij, als een waar boetvaardige, op het gebed, zoals David, die, toen hij de Geest van de genade er toe gebracht had, om zich van hem terug te trekken, gebeden heeft: "Geef mij weer de vreugde Uws heirs, en de vrijmoedige geest ondersteune mij,' Psalms 51:14. Wij kunnen veronderstellen dat hij slechts innerlijk heeft gebeden, en dat zijn stem niet werd gehoord (want het werd gedaan in het midden van een luidruchtige, tierende menigte van Filistijnen), maar hoewel zijn stem niet door mensen werd gehoord, werd zijn gebed toch door God gehoord en genadiglijk verhoord, en hoewel hij niet is blijven leven om zelf een bericht te geven van dit zijn gebed, zoals Nehemia van het zijne heeft God het niet slechts aangenomen in de hemel, maar, door het aan de door Gods Geest gedreven schrijver te openbaren, er in voorzien dat het geregistreerd werd in Zijn kerk. Hij bad God hem te gedenken, en hem nog ditmaal te versterken, hiermede erkennende dat hij zijn kracht voor hetgeen hij reeds gedaan had, van God had, en nu vraagt hij dat zij hem nog eenmaal verleend moge worden, ten einde hun bij het scheiden nog een slag toe te brengen. Dat het niet was uit hartstocht, of begeerte naar persoonlijke wraak, maar uit heilige ijver voor de eer en heerlijkheid van de God van Israël, dat hij dit verlangde te doen, blijkt hieruit, dat God zijn gebed aangenomen en verhoord heeft. Simson is biddende gestorven, ook onze gezegende Heiland is biddende gestorven, maar Simson bad om wraak, Christus om vergeving voor Zijn vijanden.
B. Hij kreeg gelegenheid om dit te doen door te leunen tegen de twee pilaren, die de voornaamste steun waren van het huis, en die zo dicht bij elkaar geplaatst schenen te zijn dat hij ze beide tegelijk kon aangrijpen, Judges 16:26, Judges 16:29. Ze gegrepen hebbende, wierp hij ze neer met kracht, luid roepende: Mijn ziel sterve met de Filistijnen, Judges 16:30. "Animamque in vulnere ponit-De wond toebrengende, sterft hij". De grote menigte van mensen, die op het dak waren, hebben, naar wij kunnen veronderstellen, bijgedragen tot de val er van. Een gewicht, groter dan het bestemd was te dragen, zou het vanzelf hebben kunnen doen instorten, het maakte tenminste de val noodlottiger voor hen, die binnen waren, en weinigen konden voorzeker er aan ontkomen om f verstikt, f verpletterd te worden. Dit werd gedaan, niet door de natuurlijke kracht van Simson, maar door de almachtige kracht van God, en is niet slechts verwonderlijk, maar wonderlijk in onze ogen.
a. De Filistijnen werd hierdoor een zware slag toegebracht. Al hun vorsten en grote mannen waren gedood, en ook zeer velen van het volk, en dat wel temidden van hun overwinningsfeest. De tempel van Dagon (velen zijn van mening, dat dit het huis was) was nedergeworpen, en Dagon er onder begraven. Dit was een grote beteugeling van de trotse onbeschaamdheid van de overlevenden, en, zo in Israël nog slechts zoveel verstand en moed was overgebleven om van het voordeel, dat deze gebeurtenis hun gaf, partij te trekken, dan zouden zij nu het juk van de Filistijnen hebben kunnen afschudden.
b. Simson kan zeer goed gerechtvaardigd worden in zijn daad en verklaard worden niet schuldig te zijn aan moord hetzij op hemzelf, of op de Filistijnen. Hij was een publiek persoon, een verklaard vijand van de Filistijnen, tegen wie hij dus van alle mogelijke voordelen gebruik mocht maken. Zij voerden nu een wrede, barbaarse oorlog tegen hem, allen, die daar tegenwoordig waren, deden hieraan mede, en rechtvaardiglijk stierven zij met hem. Ook heeft hij er geen zelfmoord mee gepleegd, want het was niet op zijn eigen leven, dat hij het toelegde, hoewel hij reden genoeg had om het moede te zijn, maar op het leven van Israëls vijanden, en om daartoe te komen, heeft hij het zijne kloekmoedig ten offer gebracht, het niet dierbaar houdende voor zichzelf, opdat hij zijn loop met ere zou volbrengen.
c. God werd grotelijks verheerlijkt door Simsons grote overtredingen te vergeven, waarvan dit het blijk en bewijs was. Men heeft gezegd dat de opdracht door een vorst gegeven aan een misdadiger gelijkstond aan diens begenadiging. Maar "hoewel Hij een vergevend God was, heeft Hij toch wraak gedaan over zijn daden," Psalms 99:8, en door Zijn kampioen in banden te laten sterven, heeft Hij allen gewaarschuwd om zich te hoeden voor die lusten en begeerlijkheden, die strijd voeren tegen de ziel. Wij hebben echter gegronde reden om te hopen dat Simson, hoewel hij stierf met de Filistijnen toch zijn eeuwig deel niet met hen gehad heeft. De Heere kent degenen, die de Zijnen zijn.
d. Christus was duidelijk afgeschaduwd. Hij heeft het rijk van Satan nedergeworpen, zoals Simson Dagons tempel nedergeworpen heeft, en toen Hij stierf, heeft Hij de heerlijkste overwinning behaald over de machten van de duisternis. Toen Zijn armen uitgestrekt waren aan het kruis, zoals Simsons armen uitgestrekt waren naar de twee pilaren, heeft Hij een noodlottigen ruk gegeven aan de poorten van de hel en "door de dood teniet gedaan degene, die het geweld des doods had, dat is de duivel," Hebrews 2:14, Hebrews 2:15, en hierin heeft Hij Simson overtroffen, dat Hij niet alleen stierf met de Filistijnen, maar wederopgestaan is om over hen te triomferen.
Eindelijk. De geschiedenis van Simson besluit:
1. Met een bericht van zijn begrafenis. Aangemoedigd door het roemrijke van zijn dood kwamen zijn bloedverwanten om zijn lijk te zoeken onder de gedoden, zij brachten het met eerbetoon naar zijn eigen land en begroeven het in het graf van zijn vader, terwijl de Filistijnen nog in zo grote ontsteltenis verkeerden, dat zij er zich niet tegen durfden verzetten.
2. Met de herhaling van het bericht van de duur van zijn regering, dat wij tevoren reeds gehad hebben: hij nu had Israël gericht twintig jaar, en indien zij niet even laag en laf waren als hij kloekmoedig en ondernemend is geweest dan zou hij hen vrij van het juk van de Filistijnen hebben gelaten. Zij zouden gerust, veilig en gelukkig hebben kunnen zijn, indien zij slechts God en hun richter toegelaten hadden om hen dit te maken.