Lectionary Calendar
Monday, December 23rd, 2024
the Fourth Week of Advent
Attention!
For 10¢ a day you can enjoy StudyLight.org ads
free while helping to build churches and support pastors in Uganda.
Click here to learn more!

Bible Commentaries
Richteren 13

Bijbelverkaring van Matthew HenryHenry's compleet

Buscar…
Enter query below:

Inleiding

Bijbelverkaring van Matthew Henry, RICHTEREN 13

In dit hoofdstuk begint de geschiedenis van Simson de laatste van Israëls richters, wiens geschiedenis in dit hoofdstuk staat opgetekend, voorafgaande aan die van Eli. Wat van hem verhaald wordt is van het begin tot het einde zeer verrassend en buitengewoon. Hij heeft in deze geschiedenis een wezenlijk grote figuur, maar zeer verschillend van die van zijn voorgangers. Wij vinden hem nooit aan het hoofd van een hof of van een leger, nooit op de rechterstoel of op het slagveld, toch is hij een groot patriot en alleen in zijn persoon een geduchte gesel voor de verdrukkers en vijanden zijns lands, hij was ook een groot gelovige, Hebrews 11:32 en een heerlijk type van Hem, die door Zijn arm verlossing heeft gewerkt. De geschiedenis van de andere richters begint met hun verheffing tot dit ambt, maar die van Simson begint met zijn geboorte, ja reeds met zijn ontvangenis, en niemand minder dan een engel van de hemel leidt hem in in deze wereld, als een voorbeeld van hetgeen later met Johannes de Doper en Christus geschieden zal. Dit wordt in dit hoofdstuk verhaald.

I. De aanleiding om een verlosser te verwekken, was de verdrukking van Israël door de Filistijnen, Judges 13:1.

II. Zijn geboorte wordt aan zijn moeder voorzegd door een engel, Judges 13:2.

III. Zij deelt die voorzegging mee aan zijn vader, Judges 13:6, Judges 13:7.

IV. Aan beide wordt de voorzegging herhaald door een engel, Judges 13:14, die zij met eerbied onthalen, Judges 13:15, en die tot hun grote verbazing hun bij zijn heengaan ontdekte wat hij was, Judges 13:19.

V Simson wordt geboren, Judges 13:24, Judges 13:25.

Inleiding

Bijbelverkaring van Matthew Henry, RICHTEREN 13

In dit hoofdstuk begint de geschiedenis van Simson de laatste van Israëls richters, wiens geschiedenis in dit hoofdstuk staat opgetekend, voorafgaande aan die van Eli. Wat van hem verhaald wordt is van het begin tot het einde zeer verrassend en buitengewoon. Hij heeft in deze geschiedenis een wezenlijk grote figuur, maar zeer verschillend van die van zijn voorgangers. Wij vinden hem nooit aan het hoofd van een hof of van een leger, nooit op de rechterstoel of op het slagveld, toch is hij een groot patriot en alleen in zijn persoon een geduchte gesel voor de verdrukkers en vijanden zijns lands, hij was ook een groot gelovige, Hebrews 11:32 en een heerlijk type van Hem, die door Zijn arm verlossing heeft gewerkt. De geschiedenis van de andere richters begint met hun verheffing tot dit ambt, maar die van Simson begint met zijn geboorte, ja reeds met zijn ontvangenis, en niemand minder dan een engel van de hemel leidt hem in in deze wereld, als een voorbeeld van hetgeen later met Johannes de Doper en Christus geschieden zal. Dit wordt in dit hoofdstuk verhaald.

I. De aanleiding om een verlosser te verwekken, was de verdrukking van Israël door de Filistijnen, Judges 13:1.

II. Zijn geboorte wordt aan zijn moeder voorzegd door een engel, Judges 13:2.

III. Zij deelt die voorzegging mee aan zijn vader, Judges 13:6, Judges 13:7.

IV. Aan beide wordt de voorzegging herhaald door een engel, Judges 13:14, die zij met eerbied onthalen, Judges 13:15, en die tot hun grote verbazing hun bij zijn heengaan ontdekte wat hij was, Judges 13:19.

V Simson wordt geboren, Judges 13:24, Judges 13:25.

Verzen 1-7

Richteren 13:1-7

Het eerste vers geeft een kort bericht, dat wij maar al te dikwijls reeds ontmoet hebben: de grote benauwdheid, waarin Israël verkeerde en de aanleiding daarvan om een verlosser te verwekken. Evenals vroeger, deden zij wat kwaad was in de ogen des Heeren, en toen heeft God hen, evenals vroeger, verlost uit de handen van hun vijanden. Ware er geen zonde geweest, er zou geen verlosser nodig geweest zijn, maar de zonde meerder geworden zijnde, is de genade veel meer overvloedig geweest. De vijanden, aan wie God hen nu had verkocht waren de Filistijnen, hun naaste naburen, die binnen hun land waren, het eerste en voornaamste van de volken, die aan het verderf gewijd waren, maar die de Heere liet blijven om door hen Israël te beproeven, Judges 3:1, de vijf vorsten van de Filistijnen, in vergelijking met Israël een onbeduidend volk, (zij bezaten slechts vijf steden van enige betekenis) en toch waren zij, toen God gebruik van hen maakte als de roede in Zijn hand, zeer verdrukkend en zeer kwellend. En deze onderdrukking duurde langer dan een van de vorige, veertig jaren lang hield zij aan, hoewel waarschijnlijk niet altijd even sterk.

Toen Israël in die benauwdheid verkeerde, werd Simson geboren, en hier hebben wij de voorzegging van zijn geboorte door een engel. Wij hebben te letten op:

I. Zijn afkomst. Hij was uit de stam van Dan, Judges 13:2. Dan betekent een richter, of gericht, Genesis 30:6. En waarschijnlijk was het met het oog op Simson, dat de stervende Jakob voorzegd heeft: "Dan zal zijn volk richten," dat is: "Hij zal een richter voortbrengen voor zijn volk, ofschoon hij een zoon is van een van de dienstmaagden, even goed als een van de andere stammen van Israël, Genesis 49:16. Het erfdeel van de stam van Dan grensde aan het land van de Filistijnen, en daarom was iemand uit die stam het meest geschikt om hen te beteugelen. Zijn ouders zijn lang kinderloos gebleven. Veel uitnemende personen zijn geboren uit moeders, aan wie gedurende lange tijd de zegen van kinderen voort te brengen was onthouden, zoals Izak, Jozef, Samuël en Johannes de Doper, opdat de zegen zoveel lieflijker voor haar zijn zou, als zij hem eindelijk deelachtig werden. "Zing vrolijk, gij onvruchtbare, die niet gebaard hebt' Isaiah 54:1. Zegeningen, die lang verbeid werden, blijken dikwijls grote, bijzondere zegeningen te zijn, wl waardig om er op gewacht te hebben, en anderen kunnen erdoor aangemoedigd worden om op Gods genade te blijven hopen.

II. De blijde tijding, gebracht aan zijn moeder, dat zij een zoon zal hebben. De bode was een engel des Heeren, Judges 13:3, maar in de gedaante van een man, met het voorkomen en het gewaad van een profeet of man van God. En deze engel was, zoals de geleerde bisschop Patrick onderstelt bij Judges 13:18 de Heere zelf dat is: Het Woord des Heeren die de Messias zijn zal, want Zijn naam wordt genoemd Wonderlijk, Judges 13:18, en JAHWEH, Judges 13:19. De grote Verlosser stelde zeer bijzonder belang in deze typische verlosser. Het was niet zozeer om de wille van Manoach en zijn vrouw, onbekende Danieten, dat deze buitengewone boodschap gezonden werd, maar om Israëls wil, wier verlosser hij zijn zou, en dat niet alleen, maar daar zijn diensten aan Israël niet geheel schijnen beantwoord te hebben aan het grootse van zijn komst, ter wille van de Messias, wiens type hij zijn zal, en wiens geboorte, evenals de zijne, door een engel aangekondigd moet worden.

In de boodschap, die de engel overbrengt:

1. Neemt hij nota van haar beproeving: Zie nu, gij zijt onvruchtbaar en hebt niet gebaard. Hieruit kon zij afleiden, dat hij een profeet was, omdat hij, een vreemdeling, die zij nooit tevoren gezien had, toch wist dat dit haar verdriet was. Hij spreekt er van, niet om het haar te verwijten, maar omdat zij misschien juist op dat ogenblik dacht aan deze beproeving en haar lot beklaagde als van een, die kinderloos was aangeschreven. God zendt dikwijls zeer ter rechter tijd vertroosting aan Zijn volk, juist als zij hun leed het diepst gevoelen. "Zie, nu zijt gij onvruchtbaar, maar gij zult het niet altoos wezen", zoals zij vreesde, of "het nog lang zijn".

2. Hij verzekert haar, dat zij zwanger zat worden en een zoon baren, Judges 13:3, en herhaalt dit, Judges 13:5. Om de kracht te tonen van een Goddelijk woord is de sterkste man, die ooit geleefd heeft, een kind van de belofte geweest, zoals Izak geboren was krachtens een belofte en door geloof in die belofte, Hebrews 11:11, Galatians 4:23. Aan menige vrouw is door Gods voorzienigheid, nadat zij lang onvruchtbaar is geweest, een zoon geboren, maar Simson door de belofte, omdat hij een afschaduwing was van het Beloofde Zaad, dat zolang door de heiligen van het Oude Testament verwacht werd.

3. Hij beveelt dat het kind een nazireër zijn zal van zijn geboorte af, en dat de moeder daarom onderworpen moest zijn aan de wet van de nazireërs, (hoewel niet onder de gelofte er van) geen wijn noch sterken drank moest drinken, zolang dit kind aan haar zijn voedsel ontleende, hetzij in de moederschoot of aan de borst, Judges 13:4, Judges 13:5.

Merk op: Deze verlosser van Israël moet op de striktste wijze aan God gewijd zijn en een voorbeeld zijn van heiligheid. Er wordt van gesproken als van een vriendelijkheid jegens het volk, dat God sommigen uit hun jongelingen tot nazireërs heeft verwekt, Amos 2:11. Andere richters hadden, als het volk afvallig was geworden van God, een hervorming onder hen teweeggebracht, maar Simson moest optreden als meer dan iemand aan hun God gewijd, en niettegenstaande hetgeen wij lezen van zijn gebreken, hebben wij reden te denken dat hij, door God tot nazireër gemaakt zijnde, toch in zijn levenswandel niet slechts de ceremonie, maar de zaak, het wezen, getoond heeft van dat "de Heere afgezonderd te zijn" waarin het nazireërschap bestond, Numbers 6:2. Zij, die anderen willen behouden, moeten zich door bijzondere Godsvrucht onderscheiden. Samuël, die Israëls verlossing van de Filistijnen voortzette, was een nazireër door de gelofte van zijn moeder, 1 Samuel 1:11, zoals Simson het was door het bevel van God. De moeder van deze verlosser moet dus zichzelf verloochenen en niets onreine eten, wat op een andere tijd geoorloofd was daar moest zij zich nu van onthouden. Gelijk de belofte haar geloof beproefde, zo werd door dit gebod haar gehoorzaamheid op de proef gesteld, want die beide worden door God geëist van hen, aan wie Hij Zijn gunst wil schenken. Zwangere vrouwen moeten zich zorgvuldig onthouden van alles, wat op enigerlei wijze schadelijk kan wezen voor de gezondheid van de vrucht in haar buik. En misschien moest Simsons moeder zich onthouden van wijn en sterke drank niet alleen omdat hij bestemd was een nazireër te zijn, maar ook omdat hij bestemd was een man van grote lichaamskracht te wezen, waartoe de soberheid en matigheid van zijn moeder veel zou bijdragen.

4. Hij voorzegt de dienst, die dit kind zal bewijzen aan zijn land: hij zal beginnen Israël te verlossen. Het is zeer begerenswaardig, dat onze kinderen niet slechts zelf geheel en al aan God zijn toegewijd, maar ook het middel zullen wezen om het welzijn van anderen te bevorderen, en hun geslacht zullen dienen niet als kluizenaars een eenzaam, afgezonderd leven leiden, hun kaars niet onder een korenmaat maar op een kandelaar zullen zetten. Merk op Hij zal beginnen Israël te verlossen. Dit gaf te kennen dat de verdrukking door de Filistijnen van lange duur zal zijn, want Israëls verlossing er van zal niet beginnen, geen enkele stap er voor zal gedaan worden, voordat dit kind, dat nu nog niet geboren is, opgegroeid zal zijn en instaat geworden om haar te beginnen. En toch moet hij de verlossing ook niet voltooien, hij zal slechts beginnen Israël te verlossen, hetgeen aanduidt dat de benauwdheid nog zal voortduren, God verkiest Zijn werk trapsgewijze voort te zetten en door verschillende handen. De een legt het fundement voor een goed werk, een ander bouwt er op voort, en een derde zal er misschien de uiterste hoeksteen van leggen.

Hierin nu is Simson een type geweest van Christus.

a. Als een nazireër van God, een nazireër van moeders lijf af. Want hoewel onze Heere Jezus zelf geen nazireër is geweest, is Hij toch door de nazireërs afgeschaduwd, door hen voorgesteld, als zijnde volkomen rein van alle zonde, zelfs niet in zonde ontvangen, en volkomen toegewijd aan de eer van Zijn Vader. Voor zover het vlees aangaat is Christus uit de Joodse kerk, omdat voor hun de beloften zijn, Romans 9:4, Romans 9:5. Krachtens die belofte lag Hij, als het ware, gedurende lange tijd in de moederschoot van de kerk, die gedurende vele eeuwen zwanger van Hem was, en daarom, evenals Simsons moeder, gedurende deze zwangerschap, tot een heilig volk, een bijzonder volk was gemaakt, en het haar streng verboden was het onreine aan te raken, om de wille van Hem, die in de volheid van de tijd uit haar voort zou komen.

b. Als een verlosser Israëls, want Hij is Jezus, een Zaligmaker, of Verlosser, die Zijn volk zaligmaakt, verlost, van hun zonden. Echter met dit verschil: Simson is slechts begonnen Israël te verlossen, later werd David verwekt om de verdelging van de Filistijnen te voltooien, maar onze Heere Jezus is beide Simson en David, beide de oorzaak en de voleinder van ons geloof.

III. In een vervoering van vreugde brengt Manoachs huisvrouw in allerijl het bericht van deze verrassende boodschap aan haar man Judges 13:6, Judges 13:7. De blijde tijding werd haar gebracht toen zij alleen was, misschien wel in overpeinzing en gebed tot God, maar zij kon noch wilde haar verbergen voor haar man, maar geeft hem een bericht

1. Van de bode. Het was een man van God, Judges 13:6. Zijn gelaat kon zij niet beschrijven, het was ontzagwekkend, er was zo'n majesteit in zijn voorkomen, hij had zo'n schitterend oog, zo'n stralend aangezicht, dat zo krachtig eerbied en ontzag afdwong, dat hij naar het denkbeeld dat zij had van een engel, er het gelaat en voorkomen van had. Maar zijn naam kan zij hem niet mededelen, noch tot welke stam of stad van Israël hij behoorde, want hij heeft niet goedgevonden haar dit te zeggen, en, wat haar betreft, door hem aan te zien kwam er zo'n ontzag over haar, dat zij het hem niet durfde vragen. Zij was er volkomen van overtuigd, dat hij een dienstknecht van God was, zijn persoon en zijn boodschap droegen het getuigenis daarvan in zich, dacht zij, en daarom heeft zij er ook maar niet naar gevraagd.

2. Van de boodschap. Zij geeft hem een nauwkeurig bericht, beide van de belofte en van het gebod, Judges 13:7, opdat ook hij de belofte zou geloven, en bij alle gelegenheden haar zou terechtwijzen omtrent haar nakomen van het gebod. Aldus behoren zij, die elkaars levensgezellen zijn, elkaar hun ervaringen van gemeenschap met God mee te delen, opdat zij elkaar helpen om te wandelen op de weg, die ten hemel voert.

Verzen 1-7

Richteren 13:1-7

Het eerste vers geeft een kort bericht, dat wij maar al te dikwijls reeds ontmoet hebben: de grote benauwdheid, waarin Israël verkeerde en de aanleiding daarvan om een verlosser te verwekken. Evenals vroeger, deden zij wat kwaad was in de ogen des Heeren, en toen heeft God hen, evenals vroeger, verlost uit de handen van hun vijanden. Ware er geen zonde geweest, er zou geen verlosser nodig geweest zijn, maar de zonde meerder geworden zijnde, is de genade veel meer overvloedig geweest. De vijanden, aan wie God hen nu had verkocht waren de Filistijnen, hun naaste naburen, die binnen hun land waren, het eerste en voornaamste van de volken, die aan het verderf gewijd waren, maar die de Heere liet blijven om door hen Israël te beproeven, Judges 3:1, de vijf vorsten van de Filistijnen, in vergelijking met Israël een onbeduidend volk, (zij bezaten slechts vijf steden van enige betekenis) en toch waren zij, toen God gebruik van hen maakte als de roede in Zijn hand, zeer verdrukkend en zeer kwellend. En deze onderdrukking duurde langer dan een van de vorige, veertig jaren lang hield zij aan, hoewel waarschijnlijk niet altijd even sterk.

Toen Israël in die benauwdheid verkeerde, werd Simson geboren, en hier hebben wij de voorzegging van zijn geboorte door een engel. Wij hebben te letten op:

I. Zijn afkomst. Hij was uit de stam van Dan, Judges 13:2. Dan betekent een richter, of gericht, Genesis 30:6. En waarschijnlijk was het met het oog op Simson, dat de stervende Jakob voorzegd heeft: "Dan zal zijn volk richten," dat is: "Hij zal een richter voortbrengen voor zijn volk, ofschoon hij een zoon is van een van de dienstmaagden, even goed als een van de andere stammen van Israël, Genesis 49:16. Het erfdeel van de stam van Dan grensde aan het land van de Filistijnen, en daarom was iemand uit die stam het meest geschikt om hen te beteugelen. Zijn ouders zijn lang kinderloos gebleven. Veel uitnemende personen zijn geboren uit moeders, aan wie gedurende lange tijd de zegen van kinderen voort te brengen was onthouden, zoals Izak, Jozef, Samuël en Johannes de Doper, opdat de zegen zoveel lieflijker voor haar zijn zou, als zij hem eindelijk deelachtig werden. "Zing vrolijk, gij onvruchtbare, die niet gebaard hebt' Isaiah 54:1. Zegeningen, die lang verbeid werden, blijken dikwijls grote, bijzondere zegeningen te zijn, wl waardig om er op gewacht te hebben, en anderen kunnen erdoor aangemoedigd worden om op Gods genade te blijven hopen.

II. De blijde tijding, gebracht aan zijn moeder, dat zij een zoon zal hebben. De bode was een engel des Heeren, Judges 13:3, maar in de gedaante van een man, met het voorkomen en het gewaad van een profeet of man van God. En deze engel was, zoals de geleerde bisschop Patrick onderstelt bij Judges 13:18 de Heere zelf dat is: Het Woord des Heeren die de Messias zijn zal, want Zijn naam wordt genoemd Wonderlijk, Judges 13:18, en JAHWEH, Judges 13:19. De grote Verlosser stelde zeer bijzonder belang in deze typische verlosser. Het was niet zozeer om de wille van Manoach en zijn vrouw, onbekende Danieten, dat deze buitengewone boodschap gezonden werd, maar om Israëls wil, wier verlosser hij zijn zou, en dat niet alleen, maar daar zijn diensten aan Israël niet geheel schijnen beantwoord te hebben aan het grootse van zijn komst, ter wille van de Messias, wiens type hij zijn zal, en wiens geboorte, evenals de zijne, door een engel aangekondigd moet worden.

In de boodschap, die de engel overbrengt:

1. Neemt hij nota van haar beproeving: Zie nu, gij zijt onvruchtbaar en hebt niet gebaard. Hieruit kon zij afleiden, dat hij een profeet was, omdat hij, een vreemdeling, die zij nooit tevoren gezien had, toch wist dat dit haar verdriet was. Hij spreekt er van, niet om het haar te verwijten, maar omdat zij misschien juist op dat ogenblik dacht aan deze beproeving en haar lot beklaagde als van een, die kinderloos was aangeschreven. God zendt dikwijls zeer ter rechter tijd vertroosting aan Zijn volk, juist als zij hun leed het diepst gevoelen. "Zie, nu zijt gij onvruchtbaar, maar gij zult het niet altoos wezen", zoals zij vreesde, of "het nog lang zijn".

2. Hij verzekert haar, dat zij zwanger zat worden en een zoon baren, Judges 13:3, en herhaalt dit, Judges 13:5. Om de kracht te tonen van een Goddelijk woord is de sterkste man, die ooit geleefd heeft, een kind van de belofte geweest, zoals Izak geboren was krachtens een belofte en door geloof in die belofte, Hebrews 11:11, Galatians 4:23. Aan menige vrouw is door Gods voorzienigheid, nadat zij lang onvruchtbaar is geweest, een zoon geboren, maar Simson door de belofte, omdat hij een afschaduwing was van het Beloofde Zaad, dat zolang door de heiligen van het Oude Testament verwacht werd.

3. Hij beveelt dat het kind een nazireër zijn zal van zijn geboorte af, en dat de moeder daarom onderworpen moest zijn aan de wet van de nazireërs, (hoewel niet onder de gelofte er van) geen wijn noch sterken drank moest drinken, zolang dit kind aan haar zijn voedsel ontleende, hetzij in de moederschoot of aan de borst, Judges 13:4, Judges 13:5.

Merk op: Deze verlosser van Israël moet op de striktste wijze aan God gewijd zijn en een voorbeeld zijn van heiligheid. Er wordt van gesproken als van een vriendelijkheid jegens het volk, dat God sommigen uit hun jongelingen tot nazireërs heeft verwekt, Amos 2:11. Andere richters hadden, als het volk afvallig was geworden van God, een hervorming onder hen teweeggebracht, maar Simson moest optreden als meer dan iemand aan hun God gewijd, en niettegenstaande hetgeen wij lezen van zijn gebreken, hebben wij reden te denken dat hij, door God tot nazireër gemaakt zijnde, toch in zijn levenswandel niet slechts de ceremonie, maar de zaak, het wezen, getoond heeft van dat "de Heere afgezonderd te zijn" waarin het nazireërschap bestond, Numbers 6:2. Zij, die anderen willen behouden, moeten zich door bijzondere Godsvrucht onderscheiden. Samuël, die Israëls verlossing van de Filistijnen voortzette, was een nazireër door de gelofte van zijn moeder, 1 Samuel 1:11, zoals Simson het was door het bevel van God. De moeder van deze verlosser moet dus zichzelf verloochenen en niets onreine eten, wat op een andere tijd geoorloofd was daar moest zij zich nu van onthouden. Gelijk de belofte haar geloof beproefde, zo werd door dit gebod haar gehoorzaamheid op de proef gesteld, want die beide worden door God geëist van hen, aan wie Hij Zijn gunst wil schenken. Zwangere vrouwen moeten zich zorgvuldig onthouden van alles, wat op enigerlei wijze schadelijk kan wezen voor de gezondheid van de vrucht in haar buik. En misschien moest Simsons moeder zich onthouden van wijn en sterke drank niet alleen omdat hij bestemd was een nazireër te zijn, maar ook omdat hij bestemd was een man van grote lichaamskracht te wezen, waartoe de soberheid en matigheid van zijn moeder veel zou bijdragen.

4. Hij voorzegt de dienst, die dit kind zal bewijzen aan zijn land: hij zal beginnen Israël te verlossen. Het is zeer begerenswaardig, dat onze kinderen niet slechts zelf geheel en al aan God zijn toegewijd, maar ook het middel zullen wezen om het welzijn van anderen te bevorderen, en hun geslacht zullen dienen niet als kluizenaars een eenzaam, afgezonderd leven leiden, hun kaars niet onder een korenmaat maar op een kandelaar zullen zetten. Merk op Hij zal beginnen Israël te verlossen. Dit gaf te kennen dat de verdrukking door de Filistijnen van lange duur zal zijn, want Israëls verlossing er van zal niet beginnen, geen enkele stap er voor zal gedaan worden, voordat dit kind, dat nu nog niet geboren is, opgegroeid zal zijn en instaat geworden om haar te beginnen. En toch moet hij de verlossing ook niet voltooien, hij zal slechts beginnen Israël te verlossen, hetgeen aanduidt dat de benauwdheid nog zal voortduren, God verkiest Zijn werk trapsgewijze voort te zetten en door verschillende handen. De een legt het fundement voor een goed werk, een ander bouwt er op voort, en een derde zal er misschien de uiterste hoeksteen van leggen.

Hierin nu is Simson een type geweest van Christus.

a. Als een nazireër van God, een nazireër van moeders lijf af. Want hoewel onze Heere Jezus zelf geen nazireër is geweest, is Hij toch door de nazireërs afgeschaduwd, door hen voorgesteld, als zijnde volkomen rein van alle zonde, zelfs niet in zonde ontvangen, en volkomen toegewijd aan de eer van Zijn Vader. Voor zover het vlees aangaat is Christus uit de Joodse kerk, omdat voor hun de beloften zijn, Romans 9:4, Romans 9:5. Krachtens die belofte lag Hij, als het ware, gedurende lange tijd in de moederschoot van de kerk, die gedurende vele eeuwen zwanger van Hem was, en daarom, evenals Simsons moeder, gedurende deze zwangerschap, tot een heilig volk, een bijzonder volk was gemaakt, en het haar streng verboden was het onreine aan te raken, om de wille van Hem, die in de volheid van de tijd uit haar voort zou komen.

b. Als een verlosser Israëls, want Hij is Jezus, een Zaligmaker, of Verlosser, die Zijn volk zaligmaakt, verlost, van hun zonden. Echter met dit verschil: Simson is slechts begonnen Israël te verlossen, later werd David verwekt om de verdelging van de Filistijnen te voltooien, maar onze Heere Jezus is beide Simson en David, beide de oorzaak en de voleinder van ons geloof.

III. In een vervoering van vreugde brengt Manoachs huisvrouw in allerijl het bericht van deze verrassende boodschap aan haar man Judges 13:6, Judges 13:7. De blijde tijding werd haar gebracht toen zij alleen was, misschien wel in overpeinzing en gebed tot God, maar zij kon noch wilde haar verbergen voor haar man, maar geeft hem een bericht

1. Van de bode. Het was een man van God, Judges 13:6. Zijn gelaat kon zij niet beschrijven, het was ontzagwekkend, er was zo'n majesteit in zijn voorkomen, hij had zo'n schitterend oog, zo'n stralend aangezicht, dat zo krachtig eerbied en ontzag afdwong, dat hij naar het denkbeeld dat zij had van een engel, er het gelaat en voorkomen van had. Maar zijn naam kan zij hem niet mededelen, noch tot welke stam of stad van Israël hij behoorde, want hij heeft niet goedgevonden haar dit te zeggen, en, wat haar betreft, door hem aan te zien kwam er zo'n ontzag over haar, dat zij het hem niet durfde vragen. Zij was er volkomen van overtuigd, dat hij een dienstknecht van God was, zijn persoon en zijn boodschap droegen het getuigenis daarvan in zich, dacht zij, en daarom heeft zij er ook maar niet naar gevraagd.

2. Van de boodschap. Zij geeft hem een nauwkeurig bericht, beide van de belofte en van het gebod, Judges 13:7, opdat ook hij de belofte zou geloven, en bij alle gelegenheden haar zou terechtwijzen omtrent haar nakomen van het gebod. Aldus behoren zij, die elkaars levensgezellen zijn, elkaar hun ervaringen van gemeenschap met God mee te delen, opdat zij elkaar helpen om te wandelen op de weg, die ten hemel voert.

Verzen 8-14

Richteren 13:8-14

Wij hebben hier een bericht van een tweede bezoek van de engel aan Manoach en zijn huisvrouw.

I. Manoach heeft er vurig om gebeden, Judges 13:8. Het was niet dat hij geen geloof sloeg aan het verhaal, dat zijn vrouw hem had gedaan, hij wist dat zij een deugdzame vrouw was, en daarom vertrouwt het hart van haar man op haar. Hij wist dat zij hem niet zou willen bedriegen, en nog veel minder was hij, zoals Josephus hem onwaardig voorstelt, jaloers op zijn vrouw wegens haar gesprek met deze vreemdeling, maar

1. Hij houdt het voor waar, dat dit kind van de belofte hun ter bestemder tijd gegeven zal worden, en spreekt zonder aarzeling van het jongsken, dat geboren zal worden. Zo'n groot geloof werd niet gevonden, zelfs niet in Zacharias, een priester, die het priesterambt aan het altaar des Heeren bediende toen de engel hemzelf verscheen, als er in deze Daniet gevonden werd. Wat verborgen is voor de wijzen en verstandigen, die zich laten voorstaan op het nauwkeurige van hun onderzoek, wordt dikwijls geopenbaard aan kinderen, die Gods gaven weten te waarderen, en God op Zijn woord geloven. Zalig zijn zij die niet zullen gezien hebben, en nochtans, zoals Manoach hier zullen geloofd hebben.

2. Al zijn zorg gaat hierover: hoe te doen met het kind, dat geboren zal worden. Godvruchtige mensen zijn meer bezorgd omtrent hun plicht, meer begerig die te kennen, dan de gebeurtenissen te kennen, die hen betreffen, want het is onze plicht, aan God zijn de gebeurtenissen. Salomo speurde na, dat is, deed onderzoek naar het goed, dat de mensen zullen doen, niet naar het goed dat zij zullen hebben. Ecclesiastes 2:3.

3. Daarom bidt hij God om dezelfde gezegende bode nogmaals te zenden ten einde hem nadere instructies te geven betreffende hun leiding van deze nazireër, vrezende dat zijn vrouw, in haar blijdschap over deze belofte, misschien iets betreffende het gebod vergeten kon hebben, ten opzichte waarvan hij volkomen ingelicht wenste te worden, om in geen dwaling daarover te wezen. "Heere, dat toch de man Gods weer tot ons kome, want wij verlangen beter bekend met hem te worden." Zij, die van de hemel gehoord hebben, kunnen niets anders dan verlangen er meer van te horen, telkens en nogmaals de naam Gods te ontmoeten. Merk nu op: Hij gaat niet uit, noch zendt hij zijn dienaren uit, om naar deze man Gods te zoeken, neen, hoe zoekt hem op zijn knieën, bidt God hem te zenden, en, aldus zoekende, vindt hij hem. Wensen wij Gods boodschappers te hebben, de bedienaren van Zijn Evangelie, om ons een woord te brengen dat voor ons geschikt is, en tot onze onderwijzing? Bidt de Heere hen tot ons te zenden en ons te onderwijzen, Romans 15:30, Romans 15:32.

II. God heeft zijn gebed genadig verhoord, Judges 13:9. God verhoorde de stem van Manoach. God zal niet in gebreke blijven om, op de een of andere wijze, diegenen te leiden door Zijn raad, die oprecht verlangen hun plicht te kennen, en zich tot Hem wenden om onderwezen te worden, Psalms 25:8, Psalms 25:9.

1. Ook de tweede maal verschijnt de engel aan de vrouw als zij alleen is, waarschijnlijk bezig met de kudde te verzorgen of op een andere wijze bezig zijnde in het veld, waar zij zich teruggetrokken had. Eenzaamheid is dikwijls een goede gelegenheid om gemeenschap te oefenen met God, vrome mensen hebben zich nooit minder eenzaam gevoeld dan wanneer zij alleen waren, zo God dan met hen was.

2. In allerijl gaat zij haar man roepen, nadat zij ongetwijfeld deze gezegenden bode nederig gebeden heeft om te blijven, totdat zij met haar man terugkwam, Judges 13:10, Judges 13:11. Zij verlangde niet van hem om met haar naar haar echtgenoot te gaan, maar wil haar echtgenoot halen om tot hem te komen. Zij, die God willen ontmoeten, moeten heengaan naar de plaats waar het Hem behaagt zich te openbaren. "0", zegt zij, in verrukking van blijdschap, "o mijn geliefde, uw gebed is verhoord, ginds is de man Gods, hij is gekomen om ons nog een bezoek te brengen, dewelke op die dag tot mij kwam, of, zoals sommigen de tekst lezen die op deze dag tot mij kwam, want het is waarschijnlijk, dat beide bezoeken op dezelfde dag plaatshadden, en ook op dezelfde plaats, en dat zij hem verwachtte, toen hij voor de tweede maal kwam. De man Gods wil zeer gaarne, dat zij haar echtgenoot zal roepen, John 16:1. Zij, die zelf bekend zijn geworden met de dingen Gods, moeten anderen uitnodigen om er ook kennis mee te maken, John 1:45, John 1:46. Manoach is er niet misnoegd om dat de engel nu niet bij dit tweede bezoek aan hemzelf verschenen is, maar gaat bereidwillig zijn vrouw na tot de man Gods. Om vergoeding te doen, als het ware, voor de eerste noodlottigen misstap, toen Eva er bij Adam op aandrong om te doen wat kwaad was, en hij haar maar al te gemakkelijk toegaf, moeten echtgenoten elkaar opwekken het goede lief te hebben en te volgen, en zo de vrouw hierin wil voorgaan, moet de man dat niet minder voor zich achten, om haar te volgen in hetgeen deugdzaam en prijzenswaardig is.

3. Manoach, tot de engel gekomen zijnde, en door hem overtuigd geworden zijnde dat hij dezelfde was, die aan zijn vrouw was verschenen:

A. Heet in alle ootmoed de belofte welkom, Judges 13:12. Nu, dat uw woorden komen. Dit was de taal, niet slechts van zijn begeerte, maar van zijn geloof, evenals van de gezegende moedermaagd, Luke 1:38, "Mij geschiede naar uw woord. Heere, ik houd mij aan hetgeen Gij mij gezegd hebt, en reken er op, dat Uwe woorden komen."

B. Verzoekt dat de gegeven voorschriften herhaald mogen worden: Wat zullen wij dat jongsken doen? De bevelen, de voorschriften, waren aan zijn vrouw gegeven, maar hij acht het zijn plicht haar bij te staan in de zorgvuldige besturing en behandeling van dit beloofde zaad, want de uiterste zorg van beide ouders en hun verenigde pogingen zijn nog weinig genoeg, om aangewend te worden ter leiding en besturing van kinderen, die aan God gewijd zijn en voor Hem opgevoed moeten worden. Laat niet de een het op de ander schuiven, maar laat beiden hun best doen. In de vraag van Manoach valt op te merken:

a. In het algemeen dat, wanneer het God behaagt ons een zegen te schenken, het onze grote zorg moet wezen, om hem wl te besteden, hem goed en naar behoren te gebruiken, omdat hij dan alleen een wezenlijke zegen is, als hij goed wordt aangewend. God heeft ons een lichaam, een ziel, bezittingen gegeven, wat zullen wij er mee doen, teneinde te beantwoorden aan de bedoeling van de Gever, en er goede rekenschap van te kunnen geven?

b. In het bijzonder. Zij, aan wie God kinderen heeft gegeven, hebben zeer zorgzaam te zijn in hun behandeling van hen, in hetgeen zij met hen doen, opdat zij de dwaasheid uitdrijven, die in hun hart gebonden is, en hun gemoed en hun manieren vormen en hen de eerste beginselen leren naar de eis van hun weg. Godvrezende ouders zullen hiervoor om de hulp Gods bidden. Heere, leer ons hoe met onze kinderen te handelen, opdat zij nazireërs mogen zijn en levende offeranden aan U."

4. De engel herhaalt de bevelen, die hij tevoren gegeven had, Judges 13:13, Judges 13:14. Van alles, dat ik verboden heb, zal zij zich wachten, en al wat ik haar geboden heb, zal zij onderhouden. Er is voor een goede leiding, zowel van onszelf als van onze kinderen, zeer veel omzichtigheid nodig, en zeer veel nauwkeurig opmerken. Hoed u, en neem waar, wacht u niet alleen van wijn en sterke drank te drinken, maar ook van iets onreins te eten, of iets dat van de wijnstok komt. Zij, die wensen zich rein te bewaren, moeten zich verre houden van alles, dat naar zonde zweemt of er toe leiden kan. Toen zij zwanger was van een nazireër, moest zij niets onreins eten, zo moeten zij, in wie Christus een gestalte heeft verkregen, zich zorgvuldig reinigen van alle besmettingen des vleses en des geestes en niets doen, dat voor de nieuwe mens schadelijk kan wezen.

Verzen 8-14

Richteren 13:8-14

Wij hebben hier een bericht van een tweede bezoek van de engel aan Manoach en zijn huisvrouw.

I. Manoach heeft er vurig om gebeden, Judges 13:8. Het was niet dat hij geen geloof sloeg aan het verhaal, dat zijn vrouw hem had gedaan, hij wist dat zij een deugdzame vrouw was, en daarom vertrouwt het hart van haar man op haar. Hij wist dat zij hem niet zou willen bedriegen, en nog veel minder was hij, zoals Josephus hem onwaardig voorstelt, jaloers op zijn vrouw wegens haar gesprek met deze vreemdeling, maar

1. Hij houdt het voor waar, dat dit kind van de belofte hun ter bestemder tijd gegeven zal worden, en spreekt zonder aarzeling van het jongsken, dat geboren zal worden. Zo'n groot geloof werd niet gevonden, zelfs niet in Zacharias, een priester, die het priesterambt aan het altaar des Heeren bediende toen de engel hemzelf verscheen, als er in deze Daniet gevonden werd. Wat verborgen is voor de wijzen en verstandigen, die zich laten voorstaan op het nauwkeurige van hun onderzoek, wordt dikwijls geopenbaard aan kinderen, die Gods gaven weten te waarderen, en God op Zijn woord geloven. Zalig zijn zij die niet zullen gezien hebben, en nochtans, zoals Manoach hier zullen geloofd hebben.

2. Al zijn zorg gaat hierover: hoe te doen met het kind, dat geboren zal worden. Godvruchtige mensen zijn meer bezorgd omtrent hun plicht, meer begerig die te kennen, dan de gebeurtenissen te kennen, die hen betreffen, want het is onze plicht, aan God zijn de gebeurtenissen. Salomo speurde na, dat is, deed onderzoek naar het goed, dat de mensen zullen doen, niet naar het goed dat zij zullen hebben. Ecclesiastes 2:3.

3. Daarom bidt hij God om dezelfde gezegende bode nogmaals te zenden ten einde hem nadere instructies te geven betreffende hun leiding van deze nazireër, vrezende dat zijn vrouw, in haar blijdschap over deze belofte, misschien iets betreffende het gebod vergeten kon hebben, ten opzichte waarvan hij volkomen ingelicht wenste te worden, om in geen dwaling daarover te wezen. "Heere, dat toch de man Gods weer tot ons kome, want wij verlangen beter bekend met hem te worden." Zij, die van de hemel gehoord hebben, kunnen niets anders dan verlangen er meer van te horen, telkens en nogmaals de naam Gods te ontmoeten. Merk nu op: Hij gaat niet uit, noch zendt hij zijn dienaren uit, om naar deze man Gods te zoeken, neen, hoe zoekt hem op zijn knieën, bidt God hem te zenden, en, aldus zoekende, vindt hij hem. Wensen wij Gods boodschappers te hebben, de bedienaren van Zijn Evangelie, om ons een woord te brengen dat voor ons geschikt is, en tot onze onderwijzing? Bidt de Heere hen tot ons te zenden en ons te onderwijzen, Romans 15:30, Romans 15:32.

II. God heeft zijn gebed genadig verhoord, Judges 13:9. God verhoorde de stem van Manoach. God zal niet in gebreke blijven om, op de een of andere wijze, diegenen te leiden door Zijn raad, die oprecht verlangen hun plicht te kennen, en zich tot Hem wenden om onderwezen te worden, Psalms 25:8, Psalms 25:9.

1. Ook de tweede maal verschijnt de engel aan de vrouw als zij alleen is, waarschijnlijk bezig met de kudde te verzorgen of op een andere wijze bezig zijnde in het veld, waar zij zich teruggetrokken had. Eenzaamheid is dikwijls een goede gelegenheid om gemeenschap te oefenen met God, vrome mensen hebben zich nooit minder eenzaam gevoeld dan wanneer zij alleen waren, zo God dan met hen was.

2. In allerijl gaat zij haar man roepen, nadat zij ongetwijfeld deze gezegenden bode nederig gebeden heeft om te blijven, totdat zij met haar man terugkwam, Judges 13:10, Judges 13:11. Zij verlangde niet van hem om met haar naar haar echtgenoot te gaan, maar wil haar echtgenoot halen om tot hem te komen. Zij, die God willen ontmoeten, moeten heengaan naar de plaats waar het Hem behaagt zich te openbaren. "0", zegt zij, in verrukking van blijdschap, "o mijn geliefde, uw gebed is verhoord, ginds is de man Gods, hij is gekomen om ons nog een bezoek te brengen, dewelke op die dag tot mij kwam, of, zoals sommigen de tekst lezen die op deze dag tot mij kwam, want het is waarschijnlijk, dat beide bezoeken op dezelfde dag plaatshadden, en ook op dezelfde plaats, en dat zij hem verwachtte, toen hij voor de tweede maal kwam. De man Gods wil zeer gaarne, dat zij haar echtgenoot zal roepen, John 16:1. Zij, die zelf bekend zijn geworden met de dingen Gods, moeten anderen uitnodigen om er ook kennis mee te maken, John 1:45, John 1:46. Manoach is er niet misnoegd om dat de engel nu niet bij dit tweede bezoek aan hemzelf verschenen is, maar gaat bereidwillig zijn vrouw na tot de man Gods. Om vergoeding te doen, als het ware, voor de eerste noodlottigen misstap, toen Eva er bij Adam op aandrong om te doen wat kwaad was, en hij haar maar al te gemakkelijk toegaf, moeten echtgenoten elkaar opwekken het goede lief te hebben en te volgen, en zo de vrouw hierin wil voorgaan, moet de man dat niet minder voor zich achten, om haar te volgen in hetgeen deugdzaam en prijzenswaardig is.

3. Manoach, tot de engel gekomen zijnde, en door hem overtuigd geworden zijnde dat hij dezelfde was, die aan zijn vrouw was verschenen:

A. Heet in alle ootmoed de belofte welkom, Judges 13:12. Nu, dat uw woorden komen. Dit was de taal, niet slechts van zijn begeerte, maar van zijn geloof, evenals van de gezegende moedermaagd, Luke 1:38, "Mij geschiede naar uw woord. Heere, ik houd mij aan hetgeen Gij mij gezegd hebt, en reken er op, dat Uwe woorden komen."

B. Verzoekt dat de gegeven voorschriften herhaald mogen worden: Wat zullen wij dat jongsken doen? De bevelen, de voorschriften, waren aan zijn vrouw gegeven, maar hij acht het zijn plicht haar bij te staan in de zorgvuldige besturing en behandeling van dit beloofde zaad, want de uiterste zorg van beide ouders en hun verenigde pogingen zijn nog weinig genoeg, om aangewend te worden ter leiding en besturing van kinderen, die aan God gewijd zijn en voor Hem opgevoed moeten worden. Laat niet de een het op de ander schuiven, maar laat beiden hun best doen. In de vraag van Manoach valt op te merken:

a. In het algemeen dat, wanneer het God behaagt ons een zegen te schenken, het onze grote zorg moet wezen, om hem wl te besteden, hem goed en naar behoren te gebruiken, omdat hij dan alleen een wezenlijke zegen is, als hij goed wordt aangewend. God heeft ons een lichaam, een ziel, bezittingen gegeven, wat zullen wij er mee doen, teneinde te beantwoorden aan de bedoeling van de Gever, en er goede rekenschap van te kunnen geven?

b. In het bijzonder. Zij, aan wie God kinderen heeft gegeven, hebben zeer zorgzaam te zijn in hun behandeling van hen, in hetgeen zij met hen doen, opdat zij de dwaasheid uitdrijven, die in hun hart gebonden is, en hun gemoed en hun manieren vormen en hen de eerste beginselen leren naar de eis van hun weg. Godvrezende ouders zullen hiervoor om de hulp Gods bidden. Heere, leer ons hoe met onze kinderen te handelen, opdat zij nazireërs mogen zijn en levende offeranden aan U."

4. De engel herhaalt de bevelen, die hij tevoren gegeven had, Judges 13:13, Judges 13:14. Van alles, dat ik verboden heb, zal zij zich wachten, en al wat ik haar geboden heb, zal zij onderhouden. Er is voor een goede leiding, zowel van onszelf als van onze kinderen, zeer veel omzichtigheid nodig, en zeer veel nauwkeurig opmerken. Hoed u, en neem waar, wacht u niet alleen van wijn en sterke drank te drinken, maar ook van iets onreins te eten, of iets dat van de wijnstok komt. Zij, die wensen zich rein te bewaren, moeten zich verre houden van alles, dat naar zonde zweemt of er toe leiden kan. Toen zij zwanger was van een nazireër, moest zij niets onreins eten, zo moeten zij, in wie Christus een gestalte heeft verkregen, zich zorgvuldig reinigen van alle besmettingen des vleses en des geestes en niets doen, dat voor de nieuwe mens schadelijk kan wezen.

Verzen 15-23

Richteren 13:15-23

Wij hebben hier een bericht:

I. Van hetgeen er bij dit onderhoud tussen de engel des Heeren en Manoach nog verder voorviel. Het was in vriendelijkheid voor hem dat het, zolang de engel bij hem was, verborgen voor hem bleef, dat het een engel was, want indien hij het had geweten, dan zou hem dit zo verschrikt hebben, dat hij niet zo vrij met hem had durven spreken als hij gedaan heeft, Judges 13:16. Manoach wist niet dat het een engel des Heeren was. Zo was Christus in de wereld, en de wereld heeft Hem niet gekend Voorwaar, Gij zijt een God, die U verborgen houdt. Wij zouden het gezicht op de onomsluierde heerlijkheid Gods niet kunnen dragen. God besloten hebbende om tot ons te spreken door mensen gelijk wij zelf zijn, door profeten en leraren, zo was het, dat zelfs als Hij sprak door Zijn engelen of door Zijn Zoon, deze verschenen zijn in de gedaante van mensen, en dat zij slechts voor mannen Gods werden gehouden.

1. Deze engel nu weigerde het onthaal aan te nemen, en beval hem het in een offer te veranderen. Verlangend enig teken van eerbied en dankbaarheid te bewijzen aan deze eerbiedwaardige vreemdeling, die hem zo'n blijde tijding had gebracht, verzoekt Manoach hem enige verversingen met hem te willen gebruiken, Judges 13:15. "Wij zullen spoedig een geitebokje voor uw aangezicht bereiden." Zij, die de boodschap welkom heten, zullen vriendelijk wezen voor de boodschappers, om diens wille, die hen gezonden heeft, 1 Thessalonians 5:13 h. Maar de engel zei hem, Judges 13:16, dat hij van zijn brood niet zou eten, evenmin als hij Gideons brood heeft willen eten, maar evenals toen aan Gideon, gebood hij hem het aan God te offeren, Judges 6:20, Judges 6:21. Engelen hebben geen behoefte aan spijs of drank, hun spijs en drank is God te verheerlijken, zoals dit ook Christus' spijs en drank geweest is John 4:34. h En enigermate doen wij de wil van God, zoals zij hem doen, indien wij, hoewel wij niet zonder spijs en drank kunnen leven, eten en drinken ter ere Gods, en aldus zelfs onze gewone maaltijden in offeranden aan God verkeren.

2. De engel weigerde hem zijn naam te zeggen, en wilde dus zijn nieuwsgierigheid in zover niet bevredigen. Manoach wenste zijn naam te kennen, Judges 13:17, en te weten van welke stam hij was, niet alsof hij aan de waarheid van zijn boodschap twijfelde, maar opdat zij hem een tegenbezoek konden brengen, en beter bekend met hem konden worden. Het is goed om onze bekendheid met Godvruchtige mensen en goede leraren te onderhouden, ten einde er geestelijk nut en voordeel van te hebben. En hij heeft nog een ander doel, "opdat wij u vereren, wanneer uw woord zal komen, u zullen vereren als een waar profeet, en anderen zullen aanraden om zich tot u te wenden voor Goddelijk onderricht, het kind, dat geboren zal worden naar uw naam zullen noemen, om u aldus eer aan te doen, of opdat wij u een geschenk kunnen zenden, en aldus hem eren, die God geëerd heeft." Maar de engel wijst zijn verzoek af, met ietwat van een bestraffing wegens zijn nieuwsgierigheid, Judges 13:18, Waarom vraagt gij dus naar mijn naam? Jakob zelf heeft deze gunst niet kunnen verkrijgen, Genesis 32:29. Wij ontvangen niet wat wij vragen, als wij niet weten wat wij vragen. Manoachs verzoek was eerlijk bedoeld, maar toch werd het afgewezen. God heeft aan Mozes Zijn naam gezegd, Exodus 3:13, Exodus 3:14, omdat er een bijzondere reden was, waarom hij hem moest kennen, maar hier bestond die reden niet. Het onderricht, waarom Manoach verzocht, voor het vervullen van zijn plicht, werd hem geredelijk gegeven, Judges 13:12, Judges 13:13, maar wat hij vroeg ter bevrediging van zijn nieuwsgierigheid, werd hem geweigerd. God heeft ons in Zijn woord volledige instructies gegeven ten opzichte van onze plicht, maar Hij heeft nooit bedoeld om op alle vragen van hen, die zich graag aan bespiegelingen overgeven, te antwoorden. Hij geeft hem een reden voor zijn weigering: "hij is verborgen", Judges 13:18. De namen van de engelen waren toen nog niet geopenbaard, ten einde hun vergoding te voorkomen. Na de ballingschap, toen de kerk genezen was van afgoderij, hebben engelen zich bij hun naam bekend gemaakt aan Daniël: Michaël en Gabriël, en aan Zacharias heeft de engel, zonder er naar gevraagd te zijn, zijn naam genoemd, Luke 1:19, "ik ben Gabriël." Maar hier is hij verborgen, of wonderlijk, te wonderlijk voor ons. En van Christus' namen is "Wonderlijk," Isaiah 9:5. Zijn naam was lang verborgen, maar door het Evangelie is hij bekend gemaakt: Jezus, een Zaligmaker. Manoach moest niet vragen, omdat hij niet meest weten. Er zijn verborgen dingen, die niet van onze zijn, ons niet toekomen te weten, en waaromtrent wij dus tevreden moeten zijn in het duister te blijven, zolang wij nog in deze wereld zijn. Daarom moeten wij ons nooit toegeven in een ijdele nieuwsgierigheid betreffende deze dingen Colossians 2:18. "Nescire veile quae Magister maximus docere non vult, eredita inscitia est-Gewillig onwetend te blijven omtrent die dingen, welke onze grote Meester weigert ons te leren, is tegelijk onwetend en wijs te zijn."

3. De engel was tegenwoordig bij hun offerande en nam haar aan, en bij het scheiden gaf hij hun te verstaan wie hij was. Hij had hun bevolen hun brandoffer de Heere te offeren, Judges 13:16. Lof, aan God geofferd, is het kostelijkst onthaal voor engelen, zie Revelation 22:9. Aanbid God. En daar Manoach zo goed en wettig een machtiging had, heeft hij, hoewel hij geen priester was en geen altaar had, zijn spijs in een spijsoffer veranderd, en offerde het op de rotssteen de Heere, Judges 13:19, dat is: hij bracht het en legde het neer om geofferd te worden, "Heere, hier is het, doe er mee wat U behaagt." Zo moeten wij Gode ons hart brengen als levende offeranden, en ze aan de werking des Geestes onderwerpen. Alle dingen nu gereed zijnde:

a. Heeft de engel wonderlijk gehandeld, want Zijn naam was Wonderlijk. Waarschijnlijk was het wonder, dat hij deed, hetzelfde wat hij voor Gideon gedaan heeft, hij heeft vuur doen komen hetzij van boven uit de hemel, of van beneden uit de rotssteen, om het offer te verteren.

b. Hij voer op naar de hemel in de vlam van het altaar Judges 13:20. Hieruit bleek dat hij niet, zoals zij dachten een gewoon mens was, maar een bode, die onmiddellijk van de hemel kwam, vandaar is hij gewis neergekomen, want daarheen is hij opgevaren, John 3:13, John 6:62. h Dit betekende Gods aanneming van het offer, en duidt aan wat het is, waaraan wij de aanneming van al onze offeranden verschuldigd zijn, namelijk aan het middelaarschap van de Engel van het verbond, die andere Engel, die veel reukwerk legt bij de gebeden van de heiligen en ze offert voor de troon, Revelation 8:3. Het gebed is een opvaren van de ziel tot God. Maar het is Christus in het hart door het geloof, waardoor het een offer wordt ten lieflijke reuk, zonder Hem zijn onze diensten een walgelijke rook, maar in Hem zijn zij een welbehaaglijke vlam. Wij kunnen dit toepassen op Christus' offeren van zichzelf voor ons, Hij is opgevaren in de vlam van Zijn eigen offerande, want door Zijn eigen bloed is Hij eenmaal ingegaan in het heiligdom, Hebrews 9:12. Tweemaal wordt gezegd, Judges 13:19, Judges 13:20, dat Manoach en zijn huisvrouw toezagen terwijl de engel dit deed. Dit is een bewijs van het wonder, het feit, de zaak, was waar, want uit de mond van deze twee ooggetuigen is het bericht er van bevestigd. Al wat er gedaan werd in dit offeren, werd door de engel gedaan, zij hebben slechts toegezien, maar toen de engel opvoer ten hemel is ongetwijfeld hun hart met hem opgevaren in dankzegging voor de belofte, die vandaar gekomen is, en in de verwachting van de vervulling er van, die ook vandaar komen zal. Maar toen de engel opgevaren is, durfden zij niet, evenals zij, die getuigen waren van Christus' opvaren naar de hemel, staan blijven om op te zien naar de hemel, maar in heilige vrees en eerbied vielen zij met hun aangezicht ter aarde. En nu wisten zij dat het een engel was, Judges 13:21. Het was duidelijk dat het geen menselijk lichaam was dat zij daar zagen, daar het niet aan de aarde was gekluisterd, noch geschaad werd door vuur, maar opvoer, opvoer in een vlam, en daarom kwamen zij terecht tot de gevolgtrekking dat het een engel was, want Hij maakt Zijn engelen geesten en Zijn dienaren een vlam des vuurs. Maar hij is hun niet weer verschenen, het was voor een bijzondere gelegenheid, die nu voorbij was, dat hij was gezonden, niet om een voortdurende gemeenschap te vestigen zoals de profeten dit gedaan hebben. Zij moeten zich herinneren wat de engel hun gezegd heeft, het getrouw nakomen, maar niet verwachten meer te horen.

II. Wij hebben een bericht van de indruk die door dit visioen op Manoach en zijn huisvrouw was teweeggebracht. Terwijl de engel wonderlijk handelde, zagen zij toe en zeiden niets, (zo betaamt het ons, opmerkzaam Gods wonderwerken na te gaan, en te zwijgen voor Zijn aangezicht) maar toen hij was weggegaan, zijn werk volbracht hebbende, toen hadden zij tijd om hun opmerkingen te maken.

1. In Manoachs opmerkingen is grote vrees, Judges 13:22. Hij had met grote verzekerdheid gesproken van de zoon, waarvan zij weldra de blijde ouders zullen zijn, Judges 13:8, Judges 13:12, en toch is hij nu in zo'n verwarring gebracht door de eigen zaak, die zijn geloof had moeten versterken en aanmoedigen, dat hij niets anders verwacht, dan dat zij beide terstond gedood zullen worden. Wij zullen zeker sterven. Het was de algemene volksmening onder de oude Joden, dat God, of ook wel een engel, te zien ogenblikkelijk sterven ten gevolge had, en dit denkbeeld kreeg voor het ogenblik geheel en al de overhand over zijn geloof, zoals dit ook met Gideon het geval was, Judges 6:22.

2. In de opmerking van zijn vrouw is groot geloof, Judges 13:23. Hier was het zwakkere vat de krachtiger gelovige, hetgeen wellicht de reden was, waarom de engel beide malen verkozen heeft aan de vrouw te verschijnen. Manoachs moed begon hem te ontzinken, maar zijn vrouw heeft, als zijn hulpe tegenover hem, hem bemoedigd. Twee zijn beter dan een, want indien de een zich aan mismoedigheid overgeeft, zal de ander hem opwekken. Echtgenoten moeten elkanders geloof en blijdschap steunen en aanmoedigen, zo dikwijls er zich de gelegenheid toe aanbiedt. Niemand zou beter kunnen redeneren dan Manoachs huisvrouw hier redeneert. Wij zullen zeker sterven, zei haar echtgenoot. "Neen," zegt zij, "dat behoeven wij niet te vrezen, laat ons toch niet datgene als tegen ons beschouwen, wat in werkelijkheid voor ons is. Wij zullen niet sterven, tenzij het God behaagt ons te doden, onze dood moet van Zijn hand komen en van Zijn welbehagen. Nu verbieden ons de tekenen van zijn welgevallen, die wij hebben ontvangen, te denken dat Hij ons verderf bedoelt. Had Hij goedgevonden ons te doden, Hij zou:

a. Ons offer niet hebben aangenomen, en ons Zijn welgevallen er in niet te kennen hebben gegeven, door het tot as te maken, Psalms 20:4. Het brandoffer was het rantsoen van ons leven, en het vuur, dat het heeft aangestoken, was een duidelijke aanwijzing, een duidelijk blijk, dat Zijn toorn van ons was afgewend. Het offer van de goddelozen is een gruwel, maar gij ziet dat het onze dit niet is.

b. Hij zou ons al deze dingen niet getoond hebben, deze vreemde, buitengewone gezichten, in deze tijd nu er geen of weinig openbare visioenen zijn, 1 Samuel 3:1, noch zou Hij ons deze grote en dierbare beloften gegeven hebben van een zoon, die een nazireër zijn zal, en een verlosser van Israël. Hij zou ons zulke dingen niet gezegd hebben, indien Hij ons had willen doden. Wij behoeven het verdorren niet te vrezen van die wortelen, uit welke zo'n spruit nog moet voortkomen. Hieruit blijkt dat God de dood van de zondaren niet bedoelt, dat Hij het grote offer heeft aangenomen, dat Christus voor hun verlossing geofferd heeft, en hen op de weg gesteld heeft om Zijn gunst te verkrijgen, en hun op hun berouw en bekering daarvan verzekerd heeft. Indien Hij hen had willen doden, Hij zou dit niet gedaan hebben. En laat de goede Christenen, die in het woord en het gebed gemeenschap hebben gehad met God, aan wie Hij zich genadiglijk heeft geopenbaard, en die reden hebben te denken dat Hij hun werken heeft aangenomen, hieraan moed ontlenen ten dage van de wolk en van de donkerheid: "God zou voor mijn ziel niet gedaan hebben wat Hij gedaan heeft, indien Hij bedoeld had mij te verlaten en mij ten slotte te laten omkomen, want Zijn werk is volkomen, en Hij zal Zijn volk door geen schijn-gunstbewijzen misleiden." Leer te redeneren zoals Manoachs huisvrouw geredeneerd heeft: "Indien God bedoeld had mij te laten omkomen onder Zijn toorn, Hij zou mij zulke bijzondere tekenen van Zijn gunst niet getoond hebben." O, vrouw, groot is uw geloof.

Verzen 15-23

Richteren 13:15-23

Wij hebben hier een bericht:

I. Van hetgeen er bij dit onderhoud tussen de engel des Heeren en Manoach nog verder voorviel. Het was in vriendelijkheid voor hem dat het, zolang de engel bij hem was, verborgen voor hem bleef, dat het een engel was, want indien hij het had geweten, dan zou hem dit zo verschrikt hebben, dat hij niet zo vrij met hem had durven spreken als hij gedaan heeft, Judges 13:16. Manoach wist niet dat het een engel des Heeren was. Zo was Christus in de wereld, en de wereld heeft Hem niet gekend Voorwaar, Gij zijt een God, die U verborgen houdt. Wij zouden het gezicht op de onomsluierde heerlijkheid Gods niet kunnen dragen. God besloten hebbende om tot ons te spreken door mensen gelijk wij zelf zijn, door profeten en leraren, zo was het, dat zelfs als Hij sprak door Zijn engelen of door Zijn Zoon, deze verschenen zijn in de gedaante van mensen, en dat zij slechts voor mannen Gods werden gehouden.

1. Deze engel nu weigerde het onthaal aan te nemen, en beval hem het in een offer te veranderen. Verlangend enig teken van eerbied en dankbaarheid te bewijzen aan deze eerbiedwaardige vreemdeling, die hem zo'n blijde tijding had gebracht, verzoekt Manoach hem enige verversingen met hem te willen gebruiken, Judges 13:15. "Wij zullen spoedig een geitebokje voor uw aangezicht bereiden." Zij, die de boodschap welkom heten, zullen vriendelijk wezen voor de boodschappers, om diens wille, die hen gezonden heeft, 1 Thessalonians 5:13 h. Maar de engel zei hem, Judges 13:16, dat hij van zijn brood niet zou eten, evenmin als hij Gideons brood heeft willen eten, maar evenals toen aan Gideon, gebood hij hem het aan God te offeren, Judges 6:20, Judges 6:21. Engelen hebben geen behoefte aan spijs of drank, hun spijs en drank is God te verheerlijken, zoals dit ook Christus' spijs en drank geweest is John 4:34. h En enigermate doen wij de wil van God, zoals zij hem doen, indien wij, hoewel wij niet zonder spijs en drank kunnen leven, eten en drinken ter ere Gods, en aldus zelfs onze gewone maaltijden in offeranden aan God verkeren.

2. De engel weigerde hem zijn naam te zeggen, en wilde dus zijn nieuwsgierigheid in zover niet bevredigen. Manoach wenste zijn naam te kennen, Judges 13:17, en te weten van welke stam hij was, niet alsof hij aan de waarheid van zijn boodschap twijfelde, maar opdat zij hem een tegenbezoek konden brengen, en beter bekend met hem konden worden. Het is goed om onze bekendheid met Godvruchtige mensen en goede leraren te onderhouden, ten einde er geestelijk nut en voordeel van te hebben. En hij heeft nog een ander doel, "opdat wij u vereren, wanneer uw woord zal komen, u zullen vereren als een waar profeet, en anderen zullen aanraden om zich tot u te wenden voor Goddelijk onderricht, het kind, dat geboren zal worden naar uw naam zullen noemen, om u aldus eer aan te doen, of opdat wij u een geschenk kunnen zenden, en aldus hem eren, die God geëerd heeft." Maar de engel wijst zijn verzoek af, met ietwat van een bestraffing wegens zijn nieuwsgierigheid, Judges 13:18, Waarom vraagt gij dus naar mijn naam? Jakob zelf heeft deze gunst niet kunnen verkrijgen, Genesis 32:29. Wij ontvangen niet wat wij vragen, als wij niet weten wat wij vragen. Manoachs verzoek was eerlijk bedoeld, maar toch werd het afgewezen. God heeft aan Mozes Zijn naam gezegd, Exodus 3:13, Exodus 3:14, omdat er een bijzondere reden was, waarom hij hem moest kennen, maar hier bestond die reden niet. Het onderricht, waarom Manoach verzocht, voor het vervullen van zijn plicht, werd hem geredelijk gegeven, Judges 13:12, Judges 13:13, maar wat hij vroeg ter bevrediging van zijn nieuwsgierigheid, werd hem geweigerd. God heeft ons in Zijn woord volledige instructies gegeven ten opzichte van onze plicht, maar Hij heeft nooit bedoeld om op alle vragen van hen, die zich graag aan bespiegelingen overgeven, te antwoorden. Hij geeft hem een reden voor zijn weigering: "hij is verborgen", Judges 13:18. De namen van de engelen waren toen nog niet geopenbaard, ten einde hun vergoding te voorkomen. Na de ballingschap, toen de kerk genezen was van afgoderij, hebben engelen zich bij hun naam bekend gemaakt aan Daniël: Michaël en Gabriël, en aan Zacharias heeft de engel, zonder er naar gevraagd te zijn, zijn naam genoemd, Luke 1:19, "ik ben Gabriël." Maar hier is hij verborgen, of wonderlijk, te wonderlijk voor ons. En van Christus' namen is "Wonderlijk," Isaiah 9:5. Zijn naam was lang verborgen, maar door het Evangelie is hij bekend gemaakt: Jezus, een Zaligmaker. Manoach moest niet vragen, omdat hij niet meest weten. Er zijn verborgen dingen, die niet van onze zijn, ons niet toekomen te weten, en waaromtrent wij dus tevreden moeten zijn in het duister te blijven, zolang wij nog in deze wereld zijn. Daarom moeten wij ons nooit toegeven in een ijdele nieuwsgierigheid betreffende deze dingen Colossians 2:18. "Nescire veile quae Magister maximus docere non vult, eredita inscitia est-Gewillig onwetend te blijven omtrent die dingen, welke onze grote Meester weigert ons te leren, is tegelijk onwetend en wijs te zijn."

3. De engel was tegenwoordig bij hun offerande en nam haar aan, en bij het scheiden gaf hij hun te verstaan wie hij was. Hij had hun bevolen hun brandoffer de Heere te offeren, Judges 13:16. Lof, aan God geofferd, is het kostelijkst onthaal voor engelen, zie Revelation 22:9. Aanbid God. En daar Manoach zo goed en wettig een machtiging had, heeft hij, hoewel hij geen priester was en geen altaar had, zijn spijs in een spijsoffer veranderd, en offerde het op de rotssteen de Heere, Judges 13:19, dat is: hij bracht het en legde het neer om geofferd te worden, "Heere, hier is het, doe er mee wat U behaagt." Zo moeten wij Gode ons hart brengen als levende offeranden, en ze aan de werking des Geestes onderwerpen. Alle dingen nu gereed zijnde:

a. Heeft de engel wonderlijk gehandeld, want Zijn naam was Wonderlijk. Waarschijnlijk was het wonder, dat hij deed, hetzelfde wat hij voor Gideon gedaan heeft, hij heeft vuur doen komen hetzij van boven uit de hemel, of van beneden uit de rotssteen, om het offer te verteren.

b. Hij voer op naar de hemel in de vlam van het altaar Judges 13:20. Hieruit bleek dat hij niet, zoals zij dachten een gewoon mens was, maar een bode, die onmiddellijk van de hemel kwam, vandaar is hij gewis neergekomen, want daarheen is hij opgevaren, John 3:13, John 6:62. h Dit betekende Gods aanneming van het offer, en duidt aan wat het is, waaraan wij de aanneming van al onze offeranden verschuldigd zijn, namelijk aan het middelaarschap van de Engel van het verbond, die andere Engel, die veel reukwerk legt bij de gebeden van de heiligen en ze offert voor de troon, Revelation 8:3. Het gebed is een opvaren van de ziel tot God. Maar het is Christus in het hart door het geloof, waardoor het een offer wordt ten lieflijke reuk, zonder Hem zijn onze diensten een walgelijke rook, maar in Hem zijn zij een welbehaaglijke vlam. Wij kunnen dit toepassen op Christus' offeren van zichzelf voor ons, Hij is opgevaren in de vlam van Zijn eigen offerande, want door Zijn eigen bloed is Hij eenmaal ingegaan in het heiligdom, Hebrews 9:12. Tweemaal wordt gezegd, Judges 13:19, Judges 13:20, dat Manoach en zijn huisvrouw toezagen terwijl de engel dit deed. Dit is een bewijs van het wonder, het feit, de zaak, was waar, want uit de mond van deze twee ooggetuigen is het bericht er van bevestigd. Al wat er gedaan werd in dit offeren, werd door de engel gedaan, zij hebben slechts toegezien, maar toen de engel opvoer ten hemel is ongetwijfeld hun hart met hem opgevaren in dankzegging voor de belofte, die vandaar gekomen is, en in de verwachting van de vervulling er van, die ook vandaar komen zal. Maar toen de engel opgevaren is, durfden zij niet, evenals zij, die getuigen waren van Christus' opvaren naar de hemel, staan blijven om op te zien naar de hemel, maar in heilige vrees en eerbied vielen zij met hun aangezicht ter aarde. En nu wisten zij dat het een engel was, Judges 13:21. Het was duidelijk dat het geen menselijk lichaam was dat zij daar zagen, daar het niet aan de aarde was gekluisterd, noch geschaad werd door vuur, maar opvoer, opvoer in een vlam, en daarom kwamen zij terecht tot de gevolgtrekking dat het een engel was, want Hij maakt Zijn engelen geesten en Zijn dienaren een vlam des vuurs. Maar hij is hun niet weer verschenen, het was voor een bijzondere gelegenheid, die nu voorbij was, dat hij was gezonden, niet om een voortdurende gemeenschap te vestigen zoals de profeten dit gedaan hebben. Zij moeten zich herinneren wat de engel hun gezegd heeft, het getrouw nakomen, maar niet verwachten meer te horen.

II. Wij hebben een bericht van de indruk die door dit visioen op Manoach en zijn huisvrouw was teweeggebracht. Terwijl de engel wonderlijk handelde, zagen zij toe en zeiden niets, (zo betaamt het ons, opmerkzaam Gods wonderwerken na te gaan, en te zwijgen voor Zijn aangezicht) maar toen hij was weggegaan, zijn werk volbracht hebbende, toen hadden zij tijd om hun opmerkingen te maken.

1. In Manoachs opmerkingen is grote vrees, Judges 13:22. Hij had met grote verzekerdheid gesproken van de zoon, waarvan zij weldra de blijde ouders zullen zijn, Judges 13:8, Judges 13:12, en toch is hij nu in zo'n verwarring gebracht door de eigen zaak, die zijn geloof had moeten versterken en aanmoedigen, dat hij niets anders verwacht, dan dat zij beide terstond gedood zullen worden. Wij zullen zeker sterven. Het was de algemene volksmening onder de oude Joden, dat God, of ook wel een engel, te zien ogenblikkelijk sterven ten gevolge had, en dit denkbeeld kreeg voor het ogenblik geheel en al de overhand over zijn geloof, zoals dit ook met Gideon het geval was, Judges 6:22.

2. In de opmerking van zijn vrouw is groot geloof, Judges 13:23. Hier was het zwakkere vat de krachtiger gelovige, hetgeen wellicht de reden was, waarom de engel beide malen verkozen heeft aan de vrouw te verschijnen. Manoachs moed begon hem te ontzinken, maar zijn vrouw heeft, als zijn hulpe tegenover hem, hem bemoedigd. Twee zijn beter dan een, want indien de een zich aan mismoedigheid overgeeft, zal de ander hem opwekken. Echtgenoten moeten elkanders geloof en blijdschap steunen en aanmoedigen, zo dikwijls er zich de gelegenheid toe aanbiedt. Niemand zou beter kunnen redeneren dan Manoachs huisvrouw hier redeneert. Wij zullen zeker sterven, zei haar echtgenoot. "Neen," zegt zij, "dat behoeven wij niet te vrezen, laat ons toch niet datgene als tegen ons beschouwen, wat in werkelijkheid voor ons is. Wij zullen niet sterven, tenzij het God behaagt ons te doden, onze dood moet van Zijn hand komen en van Zijn welbehagen. Nu verbieden ons de tekenen van zijn welgevallen, die wij hebben ontvangen, te denken dat Hij ons verderf bedoelt. Had Hij goedgevonden ons te doden, Hij zou:

a. Ons offer niet hebben aangenomen, en ons Zijn welgevallen er in niet te kennen hebben gegeven, door het tot as te maken, Psalms 20:4. Het brandoffer was het rantsoen van ons leven, en het vuur, dat het heeft aangestoken, was een duidelijke aanwijzing, een duidelijk blijk, dat Zijn toorn van ons was afgewend. Het offer van de goddelozen is een gruwel, maar gij ziet dat het onze dit niet is.

b. Hij zou ons al deze dingen niet getoond hebben, deze vreemde, buitengewone gezichten, in deze tijd nu er geen of weinig openbare visioenen zijn, 1 Samuel 3:1, noch zou Hij ons deze grote en dierbare beloften gegeven hebben van een zoon, die een nazireër zijn zal, en een verlosser van Israël. Hij zou ons zulke dingen niet gezegd hebben, indien Hij ons had willen doden. Wij behoeven het verdorren niet te vrezen van die wortelen, uit welke zo'n spruit nog moet voortkomen. Hieruit blijkt dat God de dood van de zondaren niet bedoelt, dat Hij het grote offer heeft aangenomen, dat Christus voor hun verlossing geofferd heeft, en hen op de weg gesteld heeft om Zijn gunst te verkrijgen, en hun op hun berouw en bekering daarvan verzekerd heeft. Indien Hij hen had willen doden, Hij zou dit niet gedaan hebben. En laat de goede Christenen, die in het woord en het gebed gemeenschap hebben gehad met God, aan wie Hij zich genadiglijk heeft geopenbaard, en die reden hebben te denken dat Hij hun werken heeft aangenomen, hieraan moed ontlenen ten dage van de wolk en van de donkerheid: "God zou voor mijn ziel niet gedaan hebben wat Hij gedaan heeft, indien Hij bedoeld had mij te verlaten en mij ten slotte te laten omkomen, want Zijn werk is volkomen, en Hij zal Zijn volk door geen schijn-gunstbewijzen misleiden." Leer te redeneren zoals Manoachs huisvrouw geredeneerd heeft: "Indien God bedoeld had mij te laten omkomen onder Zijn toorn, Hij zou mij zulke bijzondere tekenen van Zijn gunst niet getoond hebben." O, vrouw, groot is uw geloof.

Verzen 24-25

Richteren 13:24-25

Hier is:

1. Simsons geboorte. De vrouw, die lang onvruchtbaar is geweest, baarde een zoon, overeenkomstig de belofte, want geen woord van God zal ter aarde vallen. Zou Hij het zeggen en niet doen? Zijn naam Simson is door sommigen afgeleid van shemesh, de zon, tot een verkleinwoord gemaakt, sol exiguus-de zon in miniatuur, misschien omdat hij evenals Mozes, geboren is om een verlosser te zijn, evenals deze was hij uitnemend schoon, zijn aangezicht schitterde als een kleine zon. Of wel, ter gedachtenis aan het blinkend gelaat van die man Gods, die hun de geboorte van die zoon had aangekondigd. Ofschoon zij zijn naam niet kenden, hebben zij hem toch aldus, nu hetgeen hij voorzegd had geschied was, eer aangedaan. Een kleine zon, omdat hij een geboren nazireër was, want de nazireërs waren "als robijnen en saffieren," Lamentations 4:7. En vanwege zijn grote kracht, de zon wordt vergeleken bij een sterke man. Psalms 19:5, waarom zou dan een sterk man niet vergeleken worden bij de zon, als zij uitgaat in haar kracht? Een kleine zon, omdat hij de heerlijkheid van en een licht voor zijn volk Israël is. Een type van Christus, de Zon van de gerechtigheid.

2. Zijn kindsheid. Hij nam meer dan gewoon toe in kracht en statuur, overtrof zeer ver in groei andere kinderen van zijn leeftijd, en hierin niet alleen, maar ook in andere opzichten, bleek het dat de Heere hem zegende, hem naar ziel en lichaam bekwaam maakte voor iets groots en buitengewoons. Kinderen van de belofte zullen de zegen verkrijgen.

3. Zijn jeugd. Toen hij een weinig opgegroeid was, begon de Geest des Heeren hem te drijven, Judges 13:25. Dit was een bewijs dat de Heere hem zegende. Waar God Zijn zegen geeft, daar geeft Hij Zijn Geest, om voor de zegen bekwaam te maken. Diegenen zijn in waarheid gezegend, in wie de Geest van de genade tijdig begint te werken, reeds in de dagen van hun kindsheid. Als de Geest wordt uitgestort over ons zaad, dan zullen zij uitspruiten "als de wilgen aan de waterbeken," Isaiah 44:3, Isaiah 44:4. De Geest Gods dreef Simson in het leger van Dan, dat is: in de algemene verzameling van de weerbare mannen van die stam, die waarschijnlijk een kamp gevormd hadden tussen Zora en Esthaol nabij de plaats waar hij woonde om de invallen van de Filistijnen te keer te gaan. Daar is Simson toen hij nog een kind was, onder hen verschenen, en heeft hij zich door zeer dappere daden onderscheiden, hen alle overtreffende in mannelijke lichaamsoefeningen en proeven van lichaamskracht, en waarschijnlijk heeft hij buitengewone ijver betoond tegen de vijanden van zijn land en meer liefde voor het algemene welzijn dan in een kind verwacht kon worden. De Geest des Heeren dreef hem bij tijd en wijlen, niet altijd, maar gelijk de wind blaast waarheen hij wil en wanneer hij wil, om te tonen dat hetgeen hij deed niet uit hemzelf was, want dan zou hij het op iederen tijd hebben kunnen doen. Sterke mensen achten dat zij door wijn zeer opgewekt worden, Psalms 78:65, maar Simson dronk geen wijn, en toch muntte hij uit in kracht en kloekmoedigheid, en in alles wat stoutmoedig en dapper was, want de Geest Gods dreef hem, en daarom: wordt niet dronken in wijn, maar wordt vervuld met de Geest, die komen zal tot hen, die matig en sober zijn.

Verzen 24-25

Richteren 13:24-25

Hier is:

1. Simsons geboorte. De vrouw, die lang onvruchtbaar is geweest, baarde een zoon, overeenkomstig de belofte, want geen woord van God zal ter aarde vallen. Zou Hij het zeggen en niet doen? Zijn naam Simson is door sommigen afgeleid van shemesh, de zon, tot een verkleinwoord gemaakt, sol exiguus-de zon in miniatuur, misschien omdat hij evenals Mozes, geboren is om een verlosser te zijn, evenals deze was hij uitnemend schoon, zijn aangezicht schitterde als een kleine zon. Of wel, ter gedachtenis aan het blinkend gelaat van die man Gods, die hun de geboorte van die zoon had aangekondigd. Ofschoon zij zijn naam niet kenden, hebben zij hem toch aldus, nu hetgeen hij voorzegd had geschied was, eer aangedaan. Een kleine zon, omdat hij een geboren nazireër was, want de nazireërs waren "als robijnen en saffieren," Lamentations 4:7. En vanwege zijn grote kracht, de zon wordt vergeleken bij een sterke man. Psalms 19:5, waarom zou dan een sterk man niet vergeleken worden bij de zon, als zij uitgaat in haar kracht? Een kleine zon, omdat hij de heerlijkheid van en een licht voor zijn volk Israël is. Een type van Christus, de Zon van de gerechtigheid.

2. Zijn kindsheid. Hij nam meer dan gewoon toe in kracht en statuur, overtrof zeer ver in groei andere kinderen van zijn leeftijd, en hierin niet alleen, maar ook in andere opzichten, bleek het dat de Heere hem zegende, hem naar ziel en lichaam bekwaam maakte voor iets groots en buitengewoons. Kinderen van de belofte zullen de zegen verkrijgen.

3. Zijn jeugd. Toen hij een weinig opgegroeid was, begon de Geest des Heeren hem te drijven, Judges 13:25. Dit was een bewijs dat de Heere hem zegende. Waar God Zijn zegen geeft, daar geeft Hij Zijn Geest, om voor de zegen bekwaam te maken. Diegenen zijn in waarheid gezegend, in wie de Geest van de genade tijdig begint te werken, reeds in de dagen van hun kindsheid. Als de Geest wordt uitgestort over ons zaad, dan zullen zij uitspruiten "als de wilgen aan de waterbeken," Isaiah 44:3, Isaiah 44:4. De Geest Gods dreef Simson in het leger van Dan, dat is: in de algemene verzameling van de weerbare mannen van die stam, die waarschijnlijk een kamp gevormd hadden tussen Zora en Esthaol nabij de plaats waar hij woonde om de invallen van de Filistijnen te keer te gaan. Daar is Simson toen hij nog een kind was, onder hen verschenen, en heeft hij zich door zeer dappere daden onderscheiden, hen alle overtreffende in mannelijke lichaamsoefeningen en proeven van lichaamskracht, en waarschijnlijk heeft hij buitengewone ijver betoond tegen de vijanden van zijn land en meer liefde voor het algemene welzijn dan in een kind verwacht kon worden. De Geest des Heeren dreef hem bij tijd en wijlen, niet altijd, maar gelijk de wind blaast waarheen hij wil en wanneer hij wil, om te tonen dat hetgeen hij deed niet uit hemzelf was, want dan zou hij het op iederen tijd hebben kunnen doen. Sterke mensen achten dat zij door wijn zeer opgewekt worden, Psalms 78:65, maar Simson dronk geen wijn, en toch muntte hij uit in kracht en kloekmoedigheid, en in alles wat stoutmoedig en dapper was, want de Geest Gods dreef hem, en daarom: wordt niet dronken in wijn, maar wordt vervuld met de Geest, die komen zal tot hen, die matig en sober zijn.

Bibliografische Informatie
Henry, Matthew. "Commentaar op Judges 13". "Bijbelverkaring van Matthew Henry". https://www.studylight.org/commentaries/dut/mhm/judges-13.html. 1706.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile