Lectionary Calendar
Monday, December 23rd, 2024
the Fourth Week of Advent
the Fourth Week of Advent
advertisement
advertisement
advertisement
Attention!
For 10¢ a day you can enjoy StudyLight.org ads
free while helping to build churches and support pastors in Uganda.
Click here to learn more!
free while helping to build churches and support pastors in Uganda.
Click here to learn more!
Bible Commentaries
Bijbelverkaring van Matthew Henry Henry's compleet
Auteursrechtverklaring
Deze bestanden zijn publiek domein en zijn een afgeleide van een elektronische editie die beschikbaar is op de website Bible Support.
Deze bestanden zijn publiek domein en zijn een afgeleide van een elektronische editie die beschikbaar is op de website Bible Support.
Bibliografische Informatie
Henry, Matthew. "Commentaar op Isaiah 52". "Bijbelverkaring van Matthew Henry". https://www.studylight.org/commentaries/dut/mhm/isaiah-52.html. 1706.
Henry, Matthew. "Commentaar op Isaiah 52". "Bijbelverkaring van Matthew Henry". https://www.studylight.org/
Whole Bible (3)
Inleiding
Bijbelverkaring van Matthew Henry, JESAJA 52Het grootste gedeelte van dit hoofdstuk behandelt hetzelfde onderwerp als het vorige, en bespreekt de verlossing van de Joden uit Babel, welke toepasselijk is op de grote verlossing, die Christus voor ons bewerkt heeft. Maar de laatste drie verzen zijn van dezelfde inhoud als het volgende hoofdstuk, en betreffen de persoon van de Verlosser, Zijn vernedering en verhoging.
Merk op:
1. De aanmoediging, die aan de Joden in de gevangenschap gegeven wordt, om te hopen dat God hun op zijn tijd en wijze bevrijden zou, Isaiah 52:10, .
2. De grote vreugde en blijdschap. die dat bij die gelegenheid voor voorgangers en volk bewerken zou, Isaiah 52:7, .
3. De oproeping, gericht aan hen die in de ballingschap bleven, om hun nalatigheid te laten varen nu de vrijheid afgekondigd werd, Isaiah 52:11, Isaiah 52:12,
4. Een korte schets van de Messias gegeven, die in het volgende hoofdstuk uitgewerkt wordt, Isaiah 52:13.
Inleiding
Bijbelverkaring van Matthew Henry, JESAJA 52Het grootste gedeelte van dit hoofdstuk behandelt hetzelfde onderwerp als het vorige, en bespreekt de verlossing van de Joden uit Babel, welke toepasselijk is op de grote verlossing, die Christus voor ons bewerkt heeft. Maar de laatste drie verzen zijn van dezelfde inhoud als het volgende hoofdstuk, en betreffen de persoon van de Verlosser, Zijn vernedering en verhoging.
Merk op:
1. De aanmoediging, die aan de Joden in de gevangenschap gegeven wordt, om te hopen dat God hun op zijn tijd en wijze bevrijden zou, Isaiah 52:10, .
2. De grote vreugde en blijdschap. die dat bij die gelegenheid voor voorgangers en volk bewerken zou, Isaiah 52:7, .
3. De oproeping, gericht aan hen die in de ballingschap bleven, om hun nalatigheid te laten varen nu de vrijheid afgekondigd werd, Isaiah 52:11, Isaiah 52:12,
4. Een korte schets van de Messias gegeven, die in het volgende hoofdstuk uitgewerkt wordt, Isaiah 52:13.
Verzen 1-6
Jesaja 52:1-6I. Hier wordt Gods volk opgewekt om krachtig en begerig zich te tonen voor zijn eigen verlossing Isaiah 52:1 en 2. Zij hadden begeerd dat God zou opwaken en zijn sterkte aandoen, Isaiah 51:9. Hier roept Hij hen op om te ontwaken en hun sterkte aan te doen, zich krachtig te maken, op te staan uit hun ingezonkenheid, hun geest op te wekken, zichzelf en anderen te bemoedigen met de hoop dat voortaan alles wel zal zijn en niet langer neer te liggen en te verzinken onder hun last. Zij moeten opwaken uit hun wantrouwen, naar boven zien, om zich heen zien, op de beloften zien, op de voorzienigheid Gods zien, die nu voor hen werkt en zich dan opwekken om grote dingen van God te verwachten. Zij moeten opwaken uit hun dofheid, en luiheid, en onaantrekkelijkheid zij moeten hun vermogens opscherpen, niet om enige onwettige maatregelen tot hun bevrijding te nemen, die strijden tegen de regelen voor gevangen volken, maar om alle behoorlijke middelen in `t werk te stellen om de gunst van hun overwinnaars te verkrijgen en hun belangstelling op te wekken.
Dan verzekert God hun:
1. Dat zij zullen bekeerd worden door hun gevangenschap. In u zal voortaan geen onbesnedene of onreine meer komen, hun afgodische gewoonten zullen niet meer toegelaten, in elk geval niet meer aangekweekt worden, want toen ten tijde van Ezra en Nehemia door het huwelijk met vreemde vrouwen de onreinheid weer binnensloop, werd deze spoedig door de waakzaamheid en de ijver van de overheid uitgeworpen, en werden er maatregelen genomen om te zorgen dat Jeruzalem een heilige stad bleef. Zo is het Jeruzalem des Evangelies door het bloed van Christus en de genade van God gereinigd en inderdaad tot een heilige stad gemaakt.
2. Zij zullen opgeheven en uit hun gevangenschap bevrijd worden. de banden zullen van hun halzen losgemaakt worden, zij zullen niet langer verdrukt worden, ja, zij zullen geen invallen meer te vrezen hebben, want (zo kan men het ook lezen) geen onbesnedene of onreine zal meer tegen u opkomen. De heidenen zullen niet weer Gods heiligdom binnentreden en de tempel verontreinigen, Psalms 79:1 Dit moet natuurlijk voorwaardelijk opgevat worden', indien zij zich dicht bij God houden en met Hem verenigd blijven, zal God de vijand buiten houden. Maar indien zij zichzelf bederven, zal Antiochus hun tempel ontheiligen en zullen de Romeinen die verwoesten. Evenwel zullen zij gedurende enige tijd vrede hebben. En thans worden zij opgeroepen om zich voor deze gelukkige verandering voor te bereiden.
a. Zij moeten zich voor de vreugde gereedmaken. Trek uw sierlijke kleren aan Isaiah 52:1, verschijn niet langer in rouwgewaad en weduwenkleed. Toon een vrolijk gelaat, een glimlach op het aangezicht, want een nieuwe en aangename toestand begint te komen. Toen de harpen aan de wilgen gehangen werden, werden de sierlijke klederen opgeborgen, maar nu is daar geen reden meer voor, nu moesten beide weer te voorschijn gebracht worden. Trek uw sterkte aan, en dus ook uw sierlijke klederen, ten teken van zegepraal en verheuging. "De blijdschap des Heeren zal uw sterkte zijn" Nehemiah 8:10, en onze sierlijke klederen zijn een proefhoudende wapening tegen de pijlen van verzoeking en leed. En merk op: Jeruzalem moet dan haar sierlijke kleding aantrekken als zij een heilige stad geworden is, want de schoonheid van de heiligheid is de beminnelijkste schoonheid, hoe heiliger wij zijn, des te meer reden hebben wij om ons te verblijden.
b. Zij moeten zich voorbereiden voor hun vrijheid. Schud u uit het stof, waarin gij neerligt en waarin uw trotse onderdrukkers u vertreden hebben, Isaiah 51:23, of waarin gij in uw diepste droefheid uzelf geworpen hebt. Maak u op en zit neer, o Jeruzalem, maak alle toebereidselen om u te reinigen van de tekenen van de dienstbaarheid die gij gedegen hebt. Maak u los van de banden van uw hals, word bezield door edele beginselen en besluiten om uw vrijheid te herkrijgen. Het Evangelie verkondigt vrijheid aan allen die met vrees gebonden waren, en maakt het hun plicht om hun vrijheid te aanvaarden. Zij die neergeslagen en zwaar beladen waren met de last hunner zonden, en redding in Christus vinden, moeten het stof van hun zonden en vrezen van zich schudden, de banden daarvan losmaken, want indien de Zoon hen vrij gemaakt heeft, zullen zij waarlijk vrij zijn.
II. God wekt zichzelf op om ijverig te verschijnen ter verlossing van Zijn volk. Hij bepleit hier hun zaak voor zichzelf en wekt zich op om te komen en hen te redden, want de redenen voor Zijn barmhartigheid gaan van Hemzelf uit. Verscheidene dingen beschouwt Hij hier:
1. Dat de Chaldeën, die hen verdrukten God moet erkend hebben in de macht, die Hij hun over zijn volk gegeven heeft, niet meer dan Sanherib deed, die het zo niet bedoelde, toen God hem gebruikte als een werktuig voor de kastijding en hervorming van zijn volk, Isaiah 10:6, Isaiah 52:3. Gijlieden zijt om niet verkocht, gij hebt er niets bij gewonnen, en Ik evenmin God aanmerkt hier dat, toen zij zich door hun zonden verkochten. Hij zelf die het voornaamsten ia, het enige recht op hen had, "hun prijs niet verhoogd had," Psalms 44:13. Zij betaalden daardoor niet hun schuld aan Hem, de Babyloniërs dankten er Hem niet voor, maar lasterden veel eer zijn naam door deze gebeurtenis. En daarom, aangezien zij u zolang bezeten hebben om niet, zal Ik u nu ook om niet verlossen. Gij zult ook zonder prijs gelost worden, gelijk beloofd was, Isaiah 45:13. Zij, die niets geven, moeten niet verwachten iets te ontvangen. God is niemands schuldenaar.
2. Dat zij vroeger dikwijls in dergelijke ellende geweest zijn en meermalen gedurende enige tijd onder de tirannie van hun meesters gezucht hadden, en daarom zou het jammer zijn indien zij nu voor altijd in handen van deze onderdrukkers gelaten werden, Isaiah 52:4. Mijn volk trok af in Egypte, om daar op vriendelijke wijze zich te vestigen, doch zij werden daar tot slaven gemaakt en met hardheid overheerst. En daaruit werden zij verlost niettegenstaande de hoogmoed, de macht, en de maatregelen van Farao. En waarom zou men menen dat God Zijn volk nu niet verlossen zou? In latere tijd onderdrukten de Assyriërs hen zonder reden, eerst toen de tien stammen gevankelijk weggevoerd werden door een koning van Assyrië, en spoedig daarna toen Sanherib een latere koning van Assyrië, hen met een vernielend leger verdrukte en zich meester maakte van alle versterkte steden in Juda. De Babyloniërs konden in zekere zin Assyriërs genoemd worden, daar hun monarchie een tak van de Assyrische was, en zij Israël nu zonder oorzaak verdrukten. Ofschoon God rechtvaardig was toen Hij Israël in hun handen overleverde, waren zij onrechtvaardig toen zij die macht gebruikten zoals zij deden. Zij konden niet beweren dat zij over de Israëlieten als hun onderdanen recht van regering hadden, evenmin als Farao toen Israël in Gosen, een deel van zijn koninkrijk gevestigd was. Indien wij lijden onder de handen van goddeloze en onredelijke mensen, is er enige vertroosting in te kunnen zeggen, dat dit hunnerzijds zonder reden is en dat wij daartoe geen aanleiding gegeven hebben, Psalms 7:4, Psalms 7:5 enz.
3. Dat Gods heerlijkheid geleden had onder de onrechtvaardigheden, zijn volk aangedaan, Isaiah 52:5. Wat heb Ik hier te doen? spreekt de Heere, dewijl Mijn volk om niet weggenomen is. God werd er niet aangebeden gelijk men in Jeruzalem gewoon was, Zijn altaar was vernietigd, Zijn tempel verwoest. Indien Hij echter in plaats daarvan weer en beter vereerd was in Babel, hetzij door de gevangenen, hetzij door de inboorlingen, zou de zaak anders gestaan hebben, en zou Gods eer in zeker opzicht er bij gewonnen hebben, maar zo was het, helaas, niet.
a. De gevangenen waren zo ontzenuwd dat zij Hem niet konden prijzen, inplaats daarvan waren zij gestadig wenende, hetgeen hem hindert en zijn medelijden ontvonkt. "Diegenen, die over hen heersen, doen hen jammeren," gelijk de Egyptenaren vroeger hen deden zuchten, Exodus 2:23. Zo behandelden nu de Babyloniërs hen zoveel harder, getergd door hun luide klachten, en deden hen jammeren. Dit geeft ons geen aangenaam denkbeeld van de stemming, waarin de gevangenen verkeerden, hun klachten waren niet zo redelijk en vroom als zij behoorden geweest te zijn meer veeleer oproerig, zij jammerden, Hosea 7:14. Maar God hoorde het en kwam om hen te verlossen evenals Hij in Egypte gedane had, Exodus 3:7.
b. De inboorlingen waren zo onbetamelijk dat zij hen niet wilden prijzen, maar in plaats daarvan hen voortdurend lasterden, hetgeen God beledigt en Zijn toorn opwekt. Zij pochten dat zij God te sterk waren, omdat Zij Zijn volk te sterk waren, en daagden Hem uit als onmachtig om hen te verlossen, en daardoor werd Zijn naam de gehele dag onder hen gelasterd. Wanneer zij hun eigen afgoden prezen, verhieven zij zich tegen de Heere des hemels, Daniel 5:23 Welnu, zegt God, dat kan niet geduld worden, Ik ga heen om hen te bevrijden, want welke eer, welke schatting, welke lof heb Ik van de wereld, wanneer Mijn volk, dat Mij tot een prijs en een lof moet zijn, Mij ten verwijt strekt, want hun onderdrukkers willen zelf God niet verheerlijken, en niet toelaten dat zij het doen. De apostel haalt deze tekst aan met toepassing op het goddeloze leven van de Joden, door wie Gods naam onder de heidenen onteerd werd, evenzeer als hij dat nu door hun lijden gedaan werd, Romans 2:23, Romans 2:24.
4. Dat Zijn heerlijkheid grotelijks geopenbaard zou worden door hun verlossing, Isaiah 52:6. Daarom omdat Mijn naam zo gelasterd is, daarom zal Ik opstaan en Mijn volk zal te die dage Mijn naam kennen, Mijn naam, Jahweh, waaronder Ik Mij geopenbaard heb toen Ik hen uit Egypte verloste, Exodus 6:3. God zal iets doen om Zijn eer te wreken, iets voor Zijn grote naam doen, en de Zijnen, die de kennis van die naam bijna verloren hebben, zullen Hem kennen tot hun vertroosting en bevinden dat Hij een sterke toren is. Zij zullen weten dat Gods voorzienigheid de wereld regeert en al haar zaken, dat Hij het is die door Zijn machtwoord verlossing spreekt voor hen dat Hij alleen het is, die spreekt en het is er. Zij zullen weten dat het woord Gods waarmee Israël gezegend was boven alle andere volken zonder enig gebrek op zijn tijd zal vervuld worden, dat Hij het is die door Zijn profeten spreekt, en dat deze alleen door Hem en niet uit zichzelf spreken, want geen tittel of jota van hetgeen ze zeggen, zal ter aarde vallen.
Verzen 1-6
Jesaja 52:1-6I. Hier wordt Gods volk opgewekt om krachtig en begerig zich te tonen voor zijn eigen verlossing Isaiah 52:1 en 2. Zij hadden begeerd dat God zou opwaken en zijn sterkte aandoen, Isaiah 51:9. Hier roept Hij hen op om te ontwaken en hun sterkte aan te doen, zich krachtig te maken, op te staan uit hun ingezonkenheid, hun geest op te wekken, zichzelf en anderen te bemoedigen met de hoop dat voortaan alles wel zal zijn en niet langer neer te liggen en te verzinken onder hun last. Zij moeten opwaken uit hun wantrouwen, naar boven zien, om zich heen zien, op de beloften zien, op de voorzienigheid Gods zien, die nu voor hen werkt en zich dan opwekken om grote dingen van God te verwachten. Zij moeten opwaken uit hun dofheid, en luiheid, en onaantrekkelijkheid zij moeten hun vermogens opscherpen, niet om enige onwettige maatregelen tot hun bevrijding te nemen, die strijden tegen de regelen voor gevangen volken, maar om alle behoorlijke middelen in `t werk te stellen om de gunst van hun overwinnaars te verkrijgen en hun belangstelling op te wekken.
Dan verzekert God hun:
1. Dat zij zullen bekeerd worden door hun gevangenschap. In u zal voortaan geen onbesnedene of onreine meer komen, hun afgodische gewoonten zullen niet meer toegelaten, in elk geval niet meer aangekweekt worden, want toen ten tijde van Ezra en Nehemia door het huwelijk met vreemde vrouwen de onreinheid weer binnensloop, werd deze spoedig door de waakzaamheid en de ijver van de overheid uitgeworpen, en werden er maatregelen genomen om te zorgen dat Jeruzalem een heilige stad bleef. Zo is het Jeruzalem des Evangelies door het bloed van Christus en de genade van God gereinigd en inderdaad tot een heilige stad gemaakt.
2. Zij zullen opgeheven en uit hun gevangenschap bevrijd worden. de banden zullen van hun halzen losgemaakt worden, zij zullen niet langer verdrukt worden, ja, zij zullen geen invallen meer te vrezen hebben, want (zo kan men het ook lezen) geen onbesnedene of onreine zal meer tegen u opkomen. De heidenen zullen niet weer Gods heiligdom binnentreden en de tempel verontreinigen, Psalms 79:1 Dit moet natuurlijk voorwaardelijk opgevat worden', indien zij zich dicht bij God houden en met Hem verenigd blijven, zal God de vijand buiten houden. Maar indien zij zichzelf bederven, zal Antiochus hun tempel ontheiligen en zullen de Romeinen die verwoesten. Evenwel zullen zij gedurende enige tijd vrede hebben. En thans worden zij opgeroepen om zich voor deze gelukkige verandering voor te bereiden.
a. Zij moeten zich voor de vreugde gereedmaken. Trek uw sierlijke kleren aan Isaiah 52:1, verschijn niet langer in rouwgewaad en weduwenkleed. Toon een vrolijk gelaat, een glimlach op het aangezicht, want een nieuwe en aangename toestand begint te komen. Toen de harpen aan de wilgen gehangen werden, werden de sierlijke klederen opgeborgen, maar nu is daar geen reden meer voor, nu moesten beide weer te voorschijn gebracht worden. Trek uw sterkte aan, en dus ook uw sierlijke klederen, ten teken van zegepraal en verheuging. "De blijdschap des Heeren zal uw sterkte zijn" Nehemiah 8:10, en onze sierlijke klederen zijn een proefhoudende wapening tegen de pijlen van verzoeking en leed. En merk op: Jeruzalem moet dan haar sierlijke kleding aantrekken als zij een heilige stad geworden is, want de schoonheid van de heiligheid is de beminnelijkste schoonheid, hoe heiliger wij zijn, des te meer reden hebben wij om ons te verblijden.
b. Zij moeten zich voorbereiden voor hun vrijheid. Schud u uit het stof, waarin gij neerligt en waarin uw trotse onderdrukkers u vertreden hebben, Isaiah 51:23, of waarin gij in uw diepste droefheid uzelf geworpen hebt. Maak u op en zit neer, o Jeruzalem, maak alle toebereidselen om u te reinigen van de tekenen van de dienstbaarheid die gij gedegen hebt. Maak u los van de banden van uw hals, word bezield door edele beginselen en besluiten om uw vrijheid te herkrijgen. Het Evangelie verkondigt vrijheid aan allen die met vrees gebonden waren, en maakt het hun plicht om hun vrijheid te aanvaarden. Zij die neergeslagen en zwaar beladen waren met de last hunner zonden, en redding in Christus vinden, moeten het stof van hun zonden en vrezen van zich schudden, de banden daarvan losmaken, want indien de Zoon hen vrij gemaakt heeft, zullen zij waarlijk vrij zijn.
II. God wekt zichzelf op om ijverig te verschijnen ter verlossing van Zijn volk. Hij bepleit hier hun zaak voor zichzelf en wekt zich op om te komen en hen te redden, want de redenen voor Zijn barmhartigheid gaan van Hemzelf uit. Verscheidene dingen beschouwt Hij hier:
1. Dat de Chaldeën, die hen verdrukten God moet erkend hebben in de macht, die Hij hun over zijn volk gegeven heeft, niet meer dan Sanherib deed, die het zo niet bedoelde, toen God hem gebruikte als een werktuig voor de kastijding en hervorming van zijn volk, Isaiah 10:6, Isaiah 52:3. Gijlieden zijt om niet verkocht, gij hebt er niets bij gewonnen, en Ik evenmin God aanmerkt hier dat, toen zij zich door hun zonden verkochten. Hij zelf die het voornaamsten ia, het enige recht op hen had, "hun prijs niet verhoogd had," Psalms 44:13. Zij betaalden daardoor niet hun schuld aan Hem, de Babyloniërs dankten er Hem niet voor, maar lasterden veel eer zijn naam door deze gebeurtenis. En daarom, aangezien zij u zolang bezeten hebben om niet, zal Ik u nu ook om niet verlossen. Gij zult ook zonder prijs gelost worden, gelijk beloofd was, Isaiah 45:13. Zij, die niets geven, moeten niet verwachten iets te ontvangen. God is niemands schuldenaar.
2. Dat zij vroeger dikwijls in dergelijke ellende geweest zijn en meermalen gedurende enige tijd onder de tirannie van hun meesters gezucht hadden, en daarom zou het jammer zijn indien zij nu voor altijd in handen van deze onderdrukkers gelaten werden, Isaiah 52:4. Mijn volk trok af in Egypte, om daar op vriendelijke wijze zich te vestigen, doch zij werden daar tot slaven gemaakt en met hardheid overheerst. En daaruit werden zij verlost niettegenstaande de hoogmoed, de macht, en de maatregelen van Farao. En waarom zou men menen dat God Zijn volk nu niet verlossen zou? In latere tijd onderdrukten de Assyriërs hen zonder reden, eerst toen de tien stammen gevankelijk weggevoerd werden door een koning van Assyrië, en spoedig daarna toen Sanherib een latere koning van Assyrië, hen met een vernielend leger verdrukte en zich meester maakte van alle versterkte steden in Juda. De Babyloniërs konden in zekere zin Assyriërs genoemd worden, daar hun monarchie een tak van de Assyrische was, en zij Israël nu zonder oorzaak verdrukten. Ofschoon God rechtvaardig was toen Hij Israël in hun handen overleverde, waren zij onrechtvaardig toen zij die macht gebruikten zoals zij deden. Zij konden niet beweren dat zij over de Israëlieten als hun onderdanen recht van regering hadden, evenmin als Farao toen Israël in Gosen, een deel van zijn koninkrijk gevestigd was. Indien wij lijden onder de handen van goddeloze en onredelijke mensen, is er enige vertroosting in te kunnen zeggen, dat dit hunnerzijds zonder reden is en dat wij daartoe geen aanleiding gegeven hebben, Psalms 7:4, Psalms 7:5 enz.
3. Dat Gods heerlijkheid geleden had onder de onrechtvaardigheden, zijn volk aangedaan, Isaiah 52:5. Wat heb Ik hier te doen? spreekt de Heere, dewijl Mijn volk om niet weggenomen is. God werd er niet aangebeden gelijk men in Jeruzalem gewoon was, Zijn altaar was vernietigd, Zijn tempel verwoest. Indien Hij echter in plaats daarvan weer en beter vereerd was in Babel, hetzij door de gevangenen, hetzij door de inboorlingen, zou de zaak anders gestaan hebben, en zou Gods eer in zeker opzicht er bij gewonnen hebben, maar zo was het, helaas, niet.
a. De gevangenen waren zo ontzenuwd dat zij Hem niet konden prijzen, inplaats daarvan waren zij gestadig wenende, hetgeen hem hindert en zijn medelijden ontvonkt. "Diegenen, die over hen heersen, doen hen jammeren," gelijk de Egyptenaren vroeger hen deden zuchten, Exodus 2:23. Zo behandelden nu de Babyloniërs hen zoveel harder, getergd door hun luide klachten, en deden hen jammeren. Dit geeft ons geen aangenaam denkbeeld van de stemming, waarin de gevangenen verkeerden, hun klachten waren niet zo redelijk en vroom als zij behoorden geweest te zijn meer veeleer oproerig, zij jammerden, Hosea 7:14. Maar God hoorde het en kwam om hen te verlossen evenals Hij in Egypte gedane had, Exodus 3:7.
b. De inboorlingen waren zo onbetamelijk dat zij hen niet wilden prijzen, maar in plaats daarvan hen voortdurend lasterden, hetgeen God beledigt en Zijn toorn opwekt. Zij pochten dat zij God te sterk waren, omdat Zij Zijn volk te sterk waren, en daagden Hem uit als onmachtig om hen te verlossen, en daardoor werd Zijn naam de gehele dag onder hen gelasterd. Wanneer zij hun eigen afgoden prezen, verhieven zij zich tegen de Heere des hemels, Daniel 5:23 Welnu, zegt God, dat kan niet geduld worden, Ik ga heen om hen te bevrijden, want welke eer, welke schatting, welke lof heb Ik van de wereld, wanneer Mijn volk, dat Mij tot een prijs en een lof moet zijn, Mij ten verwijt strekt, want hun onderdrukkers willen zelf God niet verheerlijken, en niet toelaten dat zij het doen. De apostel haalt deze tekst aan met toepassing op het goddeloze leven van de Joden, door wie Gods naam onder de heidenen onteerd werd, evenzeer als hij dat nu door hun lijden gedaan werd, Romans 2:23, Romans 2:24.
4. Dat Zijn heerlijkheid grotelijks geopenbaard zou worden door hun verlossing, Isaiah 52:6. Daarom omdat Mijn naam zo gelasterd is, daarom zal Ik opstaan en Mijn volk zal te die dage Mijn naam kennen, Mijn naam, Jahweh, waaronder Ik Mij geopenbaard heb toen Ik hen uit Egypte verloste, Exodus 6:3. God zal iets doen om Zijn eer te wreken, iets voor Zijn grote naam doen, en de Zijnen, die de kennis van die naam bijna verloren hebben, zullen Hem kennen tot hun vertroosting en bevinden dat Hij een sterke toren is. Zij zullen weten dat Gods voorzienigheid de wereld regeert en al haar zaken, dat Hij het is die door Zijn machtwoord verlossing spreekt voor hen dat Hij alleen het is, die spreekt en het is er. Zij zullen weten dat het woord Gods waarmee Israël gezegend was boven alle andere volken zonder enig gebrek op zijn tijd zal vervuld worden, dat Hij het is die door Zijn profeten spreekt, en dat deze alleen door Hem en niet uit zichzelf spreken, want geen tittel of jota van hetgeen ze zeggen, zal ter aarde vallen.
Verzen 7-12
Jesaja 52:7-12Van het terugkeren van de Joden uit Babel naar hun eigen land, wordt hier gesproken zowel als van een genade als van een plicht, en de toepassing van deze woorden, Isaiah 52:7, door de apostel op de prediking van het Evangelie, Romans 10:15, doet duidelijk zien dat deze terugkeer een type en afschaduwing was van de verlossing van de mensheid door Jezus Christus, op wie hetgeen hier gezegd wordt van hun verlossing uit Babel, behoort toegepast te worden.
I. Hier wordt er over gesproken als over een grote zegen, die met overvloed van blijdschap en dankbaarheid behoort ontvangen te worden.
1. Zij, die de tijding van hun loslating brengen, zullen zeer aangenaam zijn, Isaiah 52:7. Hoe lieflijk zijn op de bergen, de bergen die rondom Jeruzalem liggen, over welke men de boodschappers reeds op grote afstand kan zien naderen, de voeten desgenen die het goede boodschapt, zodra bekend wordt welk nieuws zij brengen. Hiermede worden niet gewone boodschappers bedoeld, en ook niet de boden, door de regering uitgezonden om het bevel te verspreiden, maar veel meer sommige van de Joden zelf, die dicht bij de bron van het goede nieuws woonden, er spoedig kennis van kregen en zich nu zelf haasten, of naar alle zijden hun boden uitzonden om het nieuws te verspreiden, tot zelfs naar Jeruzalem, om het mee te delen aan de weinigen, die daar achterbleven, dat hun broeders hen binnenkort ontmoeten zouden. Het wordt niet alleen meegedeeld als een nieuwstijding maar als een bewijs dat de God van Zion regeert, want het is in deze woorden vervat, die zij zeggen zullen: Uw God is koning. Zij, die de goede tijding van vrede en redding brengen, dat Cyrus bevel gegeven heeft voor de vrijlating van de Joden, de tijding waarnaar reeds zolang uitgezien werd door hen, die de vertroosting Israëls verwachtten die goede boodschap van het goede, vatten dat samen in de woorden: O Zion, Uw God is Koning! Wanneer er slecht nieuws te verkondigen valt, is dit goed nieuws, en wanneer er goed nieuws kan meegedeeld worden, is dit het beste nieuws, dat Zions God koning is, dat Hij regeert, dat God Zions God is, haar Verbondsgod en dat Hij regeert, Psalms 146:11, Zacheria 9:9. De Heere heeft Zion gegrondvest, Isaiah 14:32. Alle gebeurtenissen hebben haar oorsprong in de beschikkingen van het koninkrijk van Zijn voorzienigheid, en haar doel is de bevordering van het Koninkrijk van Zijn genade. Dit moet toegepast worden op de verkondiging van het Evangelie hetwelk is een boodschap van vrede en verlossing, inderdaad een Evangelie, goed nieuws, blijde tijding, tijding van overwinning over onze geestelijke vijanden, en loslating uit onze geestelijke slavernij. Het goede nieuws is dat de Heere Jezus regeert en Hem alle macht in hemel en op aarde gegeven is. Christus zelf heeft deze tijding het eerst gebracht Luke 4:18. Hebrews 2:3. En van Hem zegt onze tekst: "Hoe lieflijk zijn Zijn voeten." Zijn aan het kruis genagelde voeten hoe lieflijk waren zij op de berg Calvarië. Hij kwam "huppelende op de bergen," Song of Solomon 2:8, Hoe lieflijk waren zij voor degenen, die Zijn stem kennen, en wisten dat dit de stem van hun geliefde was! Zijn boden verkondigen deze goede tijding, zij behoren hun voeten rein te houden van de bezoedelingen van deze wereld en te zorgen dat zij lieflijk zijn in de ogen van hen die aan hun voeten zitten-of liever-aan Christus' voeten -om Zijn woord te horen. Zij moeten "in liefde geacht worden om huns werks wil," 1 Thessalonians 5:12. De boodschap die zij brengen, is aller aanneming waardig.
2. Zij, aan wie die goede boodschap gebracht wordt zullen daardoor grote blijdschap verkrijgen. A. De wachters op Zions muren zullen zich verheugen, omdat zij zo blijde verrast worden, Isaiah 52:8. De wachters op Zions muren geven de toon aan in de lofliederen, wie zij zijn wordt ons gezegd in Isaiah 62:6. Zij waren degenen, die God op de muren van Jeruzalem gezet had om Zijn naam te vermelden, en geduriglijk tot Hem te bidden, opdat Hij Jeruzalem opnieuw zou maken tot een lof van de aarde. Deze wachters stonden op hun wachttorens het antwoord op deze gebeden verbeidende, Hebrews 2:1. Wanneer dus de goede tijding komt zijn zij de eersten die haar vernemen, en hoe langer zij gewacht hebben en hoe meer zij in hewt gebed aangedrongen hebben, des te meer worden zij verblijd wanneer ze komt. Zij verheffen de stem en juichen tezamen, daardoor de anderen uitnodigende om in hun lied samen te stemmen. En hetgeen hen boven al het andere met blijdschap vervult is dat ze oog aan oog zullen zien, dat is, van aangezicht tot aangezicht. God was hun geweest een God die zich verborgen hield, en zij konden nauwelijks iets van Zijn gunst onderscheiden door de zware wolk van hun droefenissen, maar nu is de wolk vaneen gescheurd en kunnen zij duidelijk zien. Zij zullen oog aan oog de koning van Zion zien, dat werd vervuld toen het Woord vlees geworden is en onder ons gewoond heeft, en zij "Zijn heerlijkheid zagen?" John 1:14 en 1 John 1:1. Zij zullen nauwkeurige overeenstemming tussen de profetie en haar vervulling zien, zij zullen aanschouwen hoe die beide elkaar aangezicht tot aangezicht zien en daaruit de zekerheid krijgen dat dezelfde God het gesproken en vervuld heeft. Wanneer de Heere Zion weer uit haar gevangenis brengen zal, zullen de dan levende profeten voller ontdekkingen ontvangen en geven van Gods welwillendheid jegens Zijn volk dan ooit tevoren. En wanneer wij dit evenals de inhoud van de vorige verzen toepassen op de tijden des Evangelies, dan is het een belofte van de uitstorting des Geestes over de dienaren des Evangelies, als een Geest van wijsheid en openbaring, om hen in alle waarheid te leiden zodat ze oog tot oog zullen zien de genade Gods duidelijker zullen zien dan de heiligen van het oude verbond haar zagen. En hierin zullen zij eenparig zijn, in deze grote dingen betreffende de zaligheid zullen zij zowel in hun gevoelens als in hun zangen overeenstemmen. Ja, Paulus schijnt hierop te zinspelen, wanneer hij het een voorrecht van de toekomstige toestand noemt, dat wij zullen zien aangezicht tot aangezicht.
B. Zions verwoeste plaatsen zullen dan tezamen juichen, omdat zij zo verrassend vertroost geworden zijn, Isaiah 52:9. Maakt een geschal, juicht tezamen, gij woeste plaatsen van Jeruzalem, dat is, alle delen van Jeruzalem, want alles lag in puin en zelfs de delen die het meest verwoest schenen te liggen zullen delen in de algemene blijdschap, en zij die dat het minst verwacht hadden, zullen losbarsten in vreugdegezang, als mensen die dromen, Psalms 126:1, Psalms 126:2. Zij moeten allen tezamen zingen. Zij die in de barmhartigheid delen, moeten zich verenigen in dankzegging. Hier is stof voor lof en prijs.
a. Gods volk zal de troost van deze redding hebben, en hetgeen de oorzaak van onze blijdschap is, moet de oorzaak van onze dankzegging zijn. Hij heeft Jeruzalem verlost, dat is de inwoners van Jeruzalem, die in handen van hun vijanden verkocht waren, en daardoor heeft Hij Zijn volk vertroost, dat in droefheid was. De verlossing van Jeruzalem is de blijdschap van Gods volk, waarvan de eigenschap is dat zij uitzien naar die verlossing, Luke 2:38.
b. God zal er de heerlijkheid van hebben, Isaiah 52:10. Hij heeft Zijn heiligen arm ontbloot, dat is, Zijn macht geopenbaard, voor de ogen van alle heidenen. Gods arm is een heilige arm uitgestrekt in reinheid en rechtvaardigheid, ter verdediging van Zijn heiligheid en ter vervulling van Zijn belofte.
c. De gehele wereld zal daarvan de zegen genieten. In de grote verlossing, tot stand gebracht door onze Heere Jezus, werd de arm des Heeren geopenbaard en al de einden van de aarde hebben gezien het heil van onze God, dat wil zeggen, niet enkel als toeschouwers, zoals zij de verlossing van de Joden uit Babel zagen, maar als deelgenoten ervan-sommigen uit alle volken, ook uit de verst verwijderde, zullen deel hebben aan de zegeningen van deze verlossing. Dit is toegepast in onze redding door Christus, in Luke 3:6. "Alle vlees zal de zaligheid Gods zien," deze grote zaligheid.
II. Hier wordt gesproken van een groot werk, hetwelk behoort verricht te worden met overvloed van zorgvuldigheid en omzichtigheid. Wanneer de vrijheid zal afgekondigd worden.
1. Dan moet Gods volk zich uit Babel weghaasten met allen betamelijke spoed, of schoon zij er nooit zo aangenaam gevestigd waren, mogen zij er toch niet aan denken om in Babel wortel te schieten. Vertrekt, vertrekt, gaat uit vandaar, gaat uit het midden van haar, Isaiah 52:11. Niet alleen zij die op de grenzen wonen, maar ook zij die zich in het hart des lands bevinden, allen moeten uitgaan. Babel is geen plaats voor Israëlieten. Zodra zij verlof hebben om te vertrekken, mogen zij geen tijd verliezen, met dit woord vuurt God hen aan die bewogen werden om heen te gaan Ezra 1:5. En dezelfde roeping komt tot alten die nog in de slavernij van zonde en Satan verkeren, om gebruik te maken van de vrijheid, welke Christus uitgeroepen heeft. En indien de Zoon hen vrijgemaakt heeft zullen zij waarlijk vrij zijn.
2. Zij moeten op hun hoede zijn dat zij geen van de onreinheden van Babel medenemen. Raakt het onreine niet aan. Nu God Zijn heilige arm voor u ontbloot, weest na heilig, want Hij is heilig, en houdt u terug van alle kwaad. Toen zij uit Egypte kwamen, brachten zij vandaar allerlei afgodische gewoonten mede, Ezechiël 23:3. Dat was hun ondergang, daarom moeten zij er nu tegen zorgen, dat ze niet hetzelfde doen nu zij Babel verlaten. Wanneer wij enige bijzondere barmhartigheid van God ontvangen, moeten wij ons zo zorgvuldig mogelijk in acht nemen tegen alle onreinheid. Maar bovenal moeten zij zich reinigen die de vaten des Heeren dragen, dat is, de priesters die de zorg hadden voor de gereedschappen des heiligdoms, toen hun door bijzondere welwillendheid vergund werd die naar Jeruzalem te brengen, Ezra 1:7, Ezra 8:24. Zij vooral moeten niet alleen zorgdragen dat zij niets onreine aanraken, maar zij moeten zeer nauwgezet zijn om zich te reinigen naar de reinheid van het heiligdom. Christenen zijn onze God gemaakt tot geestelijke priesters, Revelation 1:5. Zij moeten de vaten des Heeren dragen, hun is toevertrouwd de ordinanties Gods zuiver en volledig te bewaren. Een belangrijke taak is hun opgedragen en zij moeten zichzelf rein bewaren, hun handen in onschuld wassen, en zo tot Gods altaren naderen en de vaten dragen zichzelf rein houdende.
3. Zij mogen rekenen op Gods tegenwoordigheid en bescherming gedurende hun terugkeer, Isaiah 52:12. Gijlieden zult niet met haast uitgaan. Zij moeten vertrekken met behoorlijke spoed, geen tijd verliezen, niet aarzelen gelijk Lot in Sodom, maar zij waren niet genoodzaakt met verbijsterende haast te vertrekken, alsof zij bevreesd moesten zijn van vervolgd te zullen worden, zoals toen zij uit Egypte gingen, of dat het bevel voor hun vrijlating zou herroepen of verhinderd worden. Neen, zij zullen ondervinden dat al Gods werk volkomen is, en daarom behoeven zij niet meer te haasten dan met behoorlijke spoed overeenkomt. Cyrus zal hun een eervol ontslag geven, en zij zullen met eer vertrekken en niet zich wegstelen, want de Heere zal voor hun aangezicht heentrekken, als hun aanvoerder, en de God Israëls zal hun achterdocht wezen, of Hij zal hen vergaderen die achtergebleven zijn. God zal hun voorhoede geleiden en hun achterhoede beschermen. Hij zal hen verdedigen tegen vijanden, die hun tegemoet trekken mochten of van achteren aanvallen wilden, met Zijn gunst zal Hij hen begeleiden. Toen zij uit Egypte kwamen ging de wolk- en vuurkolom nu eens voorop en dan eens achteraan om hun aftocht te dekken. Exodus 14:19. En Gods tegenwoordigheid zal dan voor hen zijn wat toen die kolom was. Zij die in de weg van hun plicht zijn, bevinden zich onder Gods gestadige bescherming, en hij die gelooft zal niet haasten.
Verzen 7-12
Jesaja 52:7-12Van het terugkeren van de Joden uit Babel naar hun eigen land, wordt hier gesproken zowel als van een genade als van een plicht, en de toepassing van deze woorden, Isaiah 52:7, door de apostel op de prediking van het Evangelie, Romans 10:15, doet duidelijk zien dat deze terugkeer een type en afschaduwing was van de verlossing van de mensheid door Jezus Christus, op wie hetgeen hier gezegd wordt van hun verlossing uit Babel, behoort toegepast te worden.
I. Hier wordt er over gesproken als over een grote zegen, die met overvloed van blijdschap en dankbaarheid behoort ontvangen te worden.
1. Zij, die de tijding van hun loslating brengen, zullen zeer aangenaam zijn, Isaiah 52:7. Hoe lieflijk zijn op de bergen, de bergen die rondom Jeruzalem liggen, over welke men de boodschappers reeds op grote afstand kan zien naderen, de voeten desgenen die het goede boodschapt, zodra bekend wordt welk nieuws zij brengen. Hiermede worden niet gewone boodschappers bedoeld, en ook niet de boden, door de regering uitgezonden om het bevel te verspreiden, maar veel meer sommige van de Joden zelf, die dicht bij de bron van het goede nieuws woonden, er spoedig kennis van kregen en zich nu zelf haasten, of naar alle zijden hun boden uitzonden om het nieuws te verspreiden, tot zelfs naar Jeruzalem, om het mee te delen aan de weinigen, die daar achterbleven, dat hun broeders hen binnenkort ontmoeten zouden. Het wordt niet alleen meegedeeld als een nieuwstijding maar als een bewijs dat de God van Zion regeert, want het is in deze woorden vervat, die zij zeggen zullen: Uw God is koning. Zij, die de goede tijding van vrede en redding brengen, dat Cyrus bevel gegeven heeft voor de vrijlating van de Joden, de tijding waarnaar reeds zolang uitgezien werd door hen, die de vertroosting Israëls verwachtten die goede boodschap van het goede, vatten dat samen in de woorden: O Zion, Uw God is Koning! Wanneer er slecht nieuws te verkondigen valt, is dit goed nieuws, en wanneer er goed nieuws kan meegedeeld worden, is dit het beste nieuws, dat Zions God koning is, dat Hij regeert, dat God Zions God is, haar Verbondsgod en dat Hij regeert, Psalms 146:11, Zacheria 9:9. De Heere heeft Zion gegrondvest, Isaiah 14:32. Alle gebeurtenissen hebben haar oorsprong in de beschikkingen van het koninkrijk van Zijn voorzienigheid, en haar doel is de bevordering van het Koninkrijk van Zijn genade. Dit moet toegepast worden op de verkondiging van het Evangelie hetwelk is een boodschap van vrede en verlossing, inderdaad een Evangelie, goed nieuws, blijde tijding, tijding van overwinning over onze geestelijke vijanden, en loslating uit onze geestelijke slavernij. Het goede nieuws is dat de Heere Jezus regeert en Hem alle macht in hemel en op aarde gegeven is. Christus zelf heeft deze tijding het eerst gebracht Luke 4:18. Hebrews 2:3. En van Hem zegt onze tekst: "Hoe lieflijk zijn Zijn voeten." Zijn aan het kruis genagelde voeten hoe lieflijk waren zij op de berg Calvarië. Hij kwam "huppelende op de bergen," Song of Solomon 2:8, Hoe lieflijk waren zij voor degenen, die Zijn stem kennen, en wisten dat dit de stem van hun geliefde was! Zijn boden verkondigen deze goede tijding, zij behoren hun voeten rein te houden van de bezoedelingen van deze wereld en te zorgen dat zij lieflijk zijn in de ogen van hen die aan hun voeten zitten-of liever-aan Christus' voeten -om Zijn woord te horen. Zij moeten "in liefde geacht worden om huns werks wil," 1 Thessalonians 5:12. De boodschap die zij brengen, is aller aanneming waardig.
2. Zij, aan wie die goede boodschap gebracht wordt zullen daardoor grote blijdschap verkrijgen. A. De wachters op Zions muren zullen zich verheugen, omdat zij zo blijde verrast worden, Isaiah 52:8. De wachters op Zions muren geven de toon aan in de lofliederen, wie zij zijn wordt ons gezegd in Isaiah 62:6. Zij waren degenen, die God op de muren van Jeruzalem gezet had om Zijn naam te vermelden, en geduriglijk tot Hem te bidden, opdat Hij Jeruzalem opnieuw zou maken tot een lof van de aarde. Deze wachters stonden op hun wachttorens het antwoord op deze gebeden verbeidende, Hebrews 2:1. Wanneer dus de goede tijding komt zijn zij de eersten die haar vernemen, en hoe langer zij gewacht hebben en hoe meer zij in hewt gebed aangedrongen hebben, des te meer worden zij verblijd wanneer ze komt. Zij verheffen de stem en juichen tezamen, daardoor de anderen uitnodigende om in hun lied samen te stemmen. En hetgeen hen boven al het andere met blijdschap vervult is dat ze oog aan oog zullen zien, dat is, van aangezicht tot aangezicht. God was hun geweest een God die zich verborgen hield, en zij konden nauwelijks iets van Zijn gunst onderscheiden door de zware wolk van hun droefenissen, maar nu is de wolk vaneen gescheurd en kunnen zij duidelijk zien. Zij zullen oog aan oog de koning van Zion zien, dat werd vervuld toen het Woord vlees geworden is en onder ons gewoond heeft, en zij "Zijn heerlijkheid zagen?" John 1:14 en 1 John 1:1. Zij zullen nauwkeurige overeenstemming tussen de profetie en haar vervulling zien, zij zullen aanschouwen hoe die beide elkaar aangezicht tot aangezicht zien en daaruit de zekerheid krijgen dat dezelfde God het gesproken en vervuld heeft. Wanneer de Heere Zion weer uit haar gevangenis brengen zal, zullen de dan levende profeten voller ontdekkingen ontvangen en geven van Gods welwillendheid jegens Zijn volk dan ooit tevoren. En wanneer wij dit evenals de inhoud van de vorige verzen toepassen op de tijden des Evangelies, dan is het een belofte van de uitstorting des Geestes over de dienaren des Evangelies, als een Geest van wijsheid en openbaring, om hen in alle waarheid te leiden zodat ze oog tot oog zullen zien de genade Gods duidelijker zullen zien dan de heiligen van het oude verbond haar zagen. En hierin zullen zij eenparig zijn, in deze grote dingen betreffende de zaligheid zullen zij zowel in hun gevoelens als in hun zangen overeenstemmen. Ja, Paulus schijnt hierop te zinspelen, wanneer hij het een voorrecht van de toekomstige toestand noemt, dat wij zullen zien aangezicht tot aangezicht.
B. Zions verwoeste plaatsen zullen dan tezamen juichen, omdat zij zo verrassend vertroost geworden zijn, Isaiah 52:9. Maakt een geschal, juicht tezamen, gij woeste plaatsen van Jeruzalem, dat is, alle delen van Jeruzalem, want alles lag in puin en zelfs de delen die het meest verwoest schenen te liggen zullen delen in de algemene blijdschap, en zij die dat het minst verwacht hadden, zullen losbarsten in vreugdegezang, als mensen die dromen, Psalms 126:1, Psalms 126:2. Zij moeten allen tezamen zingen. Zij die in de barmhartigheid delen, moeten zich verenigen in dankzegging. Hier is stof voor lof en prijs.
a. Gods volk zal de troost van deze redding hebben, en hetgeen de oorzaak van onze blijdschap is, moet de oorzaak van onze dankzegging zijn. Hij heeft Jeruzalem verlost, dat is de inwoners van Jeruzalem, die in handen van hun vijanden verkocht waren, en daardoor heeft Hij Zijn volk vertroost, dat in droefheid was. De verlossing van Jeruzalem is de blijdschap van Gods volk, waarvan de eigenschap is dat zij uitzien naar die verlossing, Luke 2:38.
b. God zal er de heerlijkheid van hebben, Isaiah 52:10. Hij heeft Zijn heiligen arm ontbloot, dat is, Zijn macht geopenbaard, voor de ogen van alle heidenen. Gods arm is een heilige arm uitgestrekt in reinheid en rechtvaardigheid, ter verdediging van Zijn heiligheid en ter vervulling van Zijn belofte.
c. De gehele wereld zal daarvan de zegen genieten. In de grote verlossing, tot stand gebracht door onze Heere Jezus, werd de arm des Heeren geopenbaard en al de einden van de aarde hebben gezien het heil van onze God, dat wil zeggen, niet enkel als toeschouwers, zoals zij de verlossing van de Joden uit Babel zagen, maar als deelgenoten ervan-sommigen uit alle volken, ook uit de verst verwijderde, zullen deel hebben aan de zegeningen van deze verlossing. Dit is toegepast in onze redding door Christus, in Luke 3:6. "Alle vlees zal de zaligheid Gods zien," deze grote zaligheid.
II. Hier wordt gesproken van een groot werk, hetwelk behoort verricht te worden met overvloed van zorgvuldigheid en omzichtigheid. Wanneer de vrijheid zal afgekondigd worden.
1. Dan moet Gods volk zich uit Babel weghaasten met allen betamelijke spoed, of schoon zij er nooit zo aangenaam gevestigd waren, mogen zij er toch niet aan denken om in Babel wortel te schieten. Vertrekt, vertrekt, gaat uit vandaar, gaat uit het midden van haar, Isaiah 52:11. Niet alleen zij die op de grenzen wonen, maar ook zij die zich in het hart des lands bevinden, allen moeten uitgaan. Babel is geen plaats voor Israëlieten. Zodra zij verlof hebben om te vertrekken, mogen zij geen tijd verliezen, met dit woord vuurt God hen aan die bewogen werden om heen te gaan Ezra 1:5. En dezelfde roeping komt tot alten die nog in de slavernij van zonde en Satan verkeren, om gebruik te maken van de vrijheid, welke Christus uitgeroepen heeft. En indien de Zoon hen vrijgemaakt heeft zullen zij waarlijk vrij zijn.
2. Zij moeten op hun hoede zijn dat zij geen van de onreinheden van Babel medenemen. Raakt het onreine niet aan. Nu God Zijn heilige arm voor u ontbloot, weest na heilig, want Hij is heilig, en houdt u terug van alle kwaad. Toen zij uit Egypte kwamen, brachten zij vandaar allerlei afgodische gewoonten mede, Ezechiël 23:3. Dat was hun ondergang, daarom moeten zij er nu tegen zorgen, dat ze niet hetzelfde doen nu zij Babel verlaten. Wanneer wij enige bijzondere barmhartigheid van God ontvangen, moeten wij ons zo zorgvuldig mogelijk in acht nemen tegen alle onreinheid. Maar bovenal moeten zij zich reinigen die de vaten des Heeren dragen, dat is, de priesters die de zorg hadden voor de gereedschappen des heiligdoms, toen hun door bijzondere welwillendheid vergund werd die naar Jeruzalem te brengen, Ezra 1:7, Ezra 8:24. Zij vooral moeten niet alleen zorgdragen dat zij niets onreine aanraken, maar zij moeten zeer nauwgezet zijn om zich te reinigen naar de reinheid van het heiligdom. Christenen zijn onze God gemaakt tot geestelijke priesters, Revelation 1:5. Zij moeten de vaten des Heeren dragen, hun is toevertrouwd de ordinanties Gods zuiver en volledig te bewaren. Een belangrijke taak is hun opgedragen en zij moeten zichzelf rein bewaren, hun handen in onschuld wassen, en zo tot Gods altaren naderen en de vaten dragen zichzelf rein houdende.
3. Zij mogen rekenen op Gods tegenwoordigheid en bescherming gedurende hun terugkeer, Isaiah 52:12. Gijlieden zult niet met haast uitgaan. Zij moeten vertrekken met behoorlijke spoed, geen tijd verliezen, niet aarzelen gelijk Lot in Sodom, maar zij waren niet genoodzaakt met verbijsterende haast te vertrekken, alsof zij bevreesd moesten zijn van vervolgd te zullen worden, zoals toen zij uit Egypte gingen, of dat het bevel voor hun vrijlating zou herroepen of verhinderd worden. Neen, zij zullen ondervinden dat al Gods werk volkomen is, en daarom behoeven zij niet meer te haasten dan met behoorlijke spoed overeenkomt. Cyrus zal hun een eervol ontslag geven, en zij zullen met eer vertrekken en niet zich wegstelen, want de Heere zal voor hun aangezicht heentrekken, als hun aanvoerder, en de God Israëls zal hun achterdocht wezen, of Hij zal hen vergaderen die achtergebleven zijn. God zal hun voorhoede geleiden en hun achterhoede beschermen. Hij zal hen verdedigen tegen vijanden, die hun tegemoet trekken mochten of van achteren aanvallen wilden, met Zijn gunst zal Hij hen begeleiden. Toen zij uit Egypte kwamen ging de wolk- en vuurkolom nu eens voorop en dan eens achteraan om hun aftocht te dekken. Exodus 14:19. En Gods tegenwoordigheid zal dan voor hen zijn wat toen die kolom was. Zij die in de weg van hun plicht zijn, bevinden zich onder Gods gestadige bescherming, en hij die gelooft zal niet haasten.
Verzen 13-15
Jesaja 52:13-15Hier gaat de profeet evenals in andere plaatsen, er toe over om de grote verlossing te bespreken, die in de volheid des tijds gewrocht zal worden door de Messias, en dat ter bevestiging van het geloof van Gods volk en ter aanmoediging van hun hoop op de tijdelijke verlossing. Gelijk de belofte van de vleeswording van Christus strekte ten doel had de verzekering van de belofte van hun bevrijding van het Assyrische leger, zo is deze profetie van de dood en de opstanding van Christus de bevestiging van de belofte van hun terugkeer uit Babel. Want beide deze verlossingen waren typen van de grote verlossing en alle profetieën stonden daarmee in verband. Deze profetie begint hier en loopt door tot het einde van het volgende hoofdstuk, en ziet zo duidelijk mogelijk op Jezus Christus. De oude Joden verstonden haar van de Messias, maar de latere Joden doen veel moeite om haar te verbergen, en sommigen uit onze tijd (geen vrienden van de Christelijken godsdienst) passen haar toe op Jeremia. Maar Filippus die naar aanleiding van deze tekst de kamerling het Evangelie predikte, heeft het boven bedenking gesteld, dat "de profeet dit van Christus" sprak en van niemand anders," Acts 8:34, Acts 8:35.
Hier:
1. Zegt God dat Hij Christus heeft gezonden en gemachtigd tot zijn werk.
a. Hij is er toe gezonden. Hij is mijn kracht, die Ik in mijn dienst gebruik en derhalve ondersteun, hij doet in zijn werk de wil van Zijn Vader zoekt de eer van Zijn Vader, en dient de belangen van het koninkrijk van Zijn Vader.
b. Hij is er toe gemachtigd en bekwaamd, hij zal voorzichtig handelen, want de Geest van de wijsheid en des verstands zal op hem rusten, Isaiah 11:2. Hetzelfde woord wordt gebruikt waar van David gezegd wordt dat hij. voorzichtig handelde 1 Samuel 18:14. Christus is de wijsheid zelf en in de uitvoering van het werk van onze verlossing, openbaart zich veel van de wijsheid Gods in een verborgenheid, 1 Corinthiers 2:7. Toen Christus op aarde was, handelde hij zeer voorzichtig tot verwondering van allen.
2. Hij geeft een beknopt overzicht beide van Zijn vernedering en van Zijn verhoging.
A. Hoe Hij zichzelf vernederd heeft. "Velen hebben zich over hem ontzet, " gelijk over David toen die door zijn smarten en droefenissen voor velen een wonder geworden was, Psalms 71:8. Velen stonden ontzet toen zij zagen hoe laaghartig hij behandeld werd, hoe het gemeenste volk tegen hem was, welke onmenselijke en onwaardige dingen hem aangedaan werden. Zijn gelaat was verdorven meer dan van iemand, hij werd geslagen, op Zijn kin geslagen, bespuwd, met doornen gekroond, maar hij verborg zijn aangezicht niet voor smaad en bespuwing. Zijn gelaat was misvormd door het wenen, want hij was een man van smarten. Hij, die schoner was dan de mensenkinderen had een gelaat, dat geheel misvormd was door de mishandelingen van de mensen. Nooit werd iemand zo barbaars behandeld, Zijn gedaante toen Hij in de gestalte van een dienstknecht verscheen, was meer bedorven dan die van andere mensenkinderen. Zij, die Hem zagen, meenden dat nooit enig mens er zo ellendig uitzag, zij noemden Hem een worm, en geen man, Psalms 22:6. Het volk had een gruwel aan Hem, Isaiah 49:7, en behandelde Hem als het uitschot. Nooit was een smart gelijk aan Zijn smart. B. Hoe hoog God Hem verhoogd en verheven heeft, en dat omdat Hij zichzelf vernederd heeft. Die uitdrukkingen worden daarvoor gebruikt. Hij zal verhoogd en verheven, ja zeer hoog worden, Isaiah 52:13. God zal Hem verhogen, de mensen zullen Hem verheffen, en daardoor zal Hij zeer hoog worden-hoger dan de hoogsten, hoger dan de engelen. Hij zal voorspoedig zijn in zijn werk en er in slagen en dat zal Hem zeer hoog doen stijgen.
a. Vele volken, vele heidenen, zullen door Hem beter worden. hij zal hen besprengen, en niet alleen de Joden, het bloed van de besprenging zal op hun gewetens gesprengd worden om die te reinigen. Hij leed en stierf en besprengde daardoor vele heidenen, want door Zijn dood werd een fontein geopend, Zacheria 13:1. Hij zal vele heidenen besprengen door Zijn goddelijke leer, die druppen zal als de regen en bevochtigen als de dauw. Mozes besprengde slechts een volk, Deuteronomy 32:2, maar Christus vele volken. Hij zal zo doen door Zijn doop, welke is de wassing met rein water, Hebrews 10:22. Deze belofte kreeg dus haar vervulling toen de apostelen door Christus over de gehele wereld gezonden werden, om allen met Zijn doop te besprengen.
b. De aanzienlijkheid van de volken zullen Hem eerbied bewijzen. Koningen zullen hun mond over Hem toehouden, dat is, zij zullen hun mond niet openen tegen Hem gelijk zij gedaan hebben om Zijn heilige Gode spraken tegen te spreken en te lasteren. Neen zij zullen er in berusten en behagen vinden in de wijze, waarop Hij zijn koninkrijk op deze aarde sticht. Zij zullen met grote nederigheid en eerbied zijn godsspraken en wetten ontvangen gelijk zij die Job hoorden en allen zwegen als Job gesproken had, Job 29:9, Job 29:22. Koningen zullen het zien en opstaan, Isaiah 49:7.
c. De verborgenheid die verborgen was gehouden van het begin van de wereld, zal door "Hem geopenbaard worden onder alle heidenen tot gehoorzaamheid des geloofs," zoals de apostel zegt in Romans 16:25, Romans 16:26. "Die het niet verkondigd was, die zullen het zien." Het Evangelie brengt nieuwe, ongedachte dingen aan het licht, die de aandacht zullen trekken en de deelneming verkrijgen van koningen en koninkrijken. Dit heeft de apostel in Romans 15:21 toegepast op de verkondiging van het Evangelie in de heidenwereld. Daar worden deze woorden, volgens de vertaling van de Septuagint aldus aangehaald: Denwelken van hem niet was geboodschapt, die zullen het zien en dewelken het niet gehoord hebben, die zullen het verstaan. Gelijk deze toen geopenbaarde dingen lang verborgen gehouden waren, zo waren de personen, aan wie zij geopenbaard werden, lang in het duister gelaten, maar nu zullen zij de heerlijkheid Gods in het aangezicht van Jezus Christus zien en bewonderen, waarvan zij vroeger nooit gehoord hadden. Die zal hun ontdekt worden door het Evangelie van Christus, hetwelk hun nooit had kunnen meegedeeld worden door hun wijsgeren, hun waarzeggers of enig van hun orakelen. Veel omtrent de Messias is in het Oude Testament gezegd, veel daarvan was hun verkondigd en zij hadden het gehoord. Maar het zou hun gaan als de koningin van Scheba ten opzichte van Salomo: wanneer zij Hem zullen zien als Hij gekomen is, zal dat al het door hen gehoorde ver overtreffen. Christus stelde de verwachtingen teleur van hen, die uitzagen naar een Messias van hun eigen verbeelding, gelijk de vleselijk gezinde Joden, maar Hij overtrof verre de verwachting van hen die verlangden naar de beloofde Messias. Hun geschiedde niet naar, maar boven hun geloof.
Verzen 13-15
Jesaja 52:13-15Hier gaat de profeet evenals in andere plaatsen, er toe over om de grote verlossing te bespreken, die in de volheid des tijds gewrocht zal worden door de Messias, en dat ter bevestiging van het geloof van Gods volk en ter aanmoediging van hun hoop op de tijdelijke verlossing. Gelijk de belofte van de vleeswording van Christus strekte ten doel had de verzekering van de belofte van hun bevrijding van het Assyrische leger, zo is deze profetie van de dood en de opstanding van Christus de bevestiging van de belofte van hun terugkeer uit Babel. Want beide deze verlossingen waren typen van de grote verlossing en alle profetieën stonden daarmee in verband. Deze profetie begint hier en loopt door tot het einde van het volgende hoofdstuk, en ziet zo duidelijk mogelijk op Jezus Christus. De oude Joden verstonden haar van de Messias, maar de latere Joden doen veel moeite om haar te verbergen, en sommigen uit onze tijd (geen vrienden van de Christelijken godsdienst) passen haar toe op Jeremia. Maar Filippus die naar aanleiding van deze tekst de kamerling het Evangelie predikte, heeft het boven bedenking gesteld, dat "de profeet dit van Christus" sprak en van niemand anders," Acts 8:34, Acts 8:35.
Hier:
1. Zegt God dat Hij Christus heeft gezonden en gemachtigd tot zijn werk.
a. Hij is er toe gezonden. Hij is mijn kracht, die Ik in mijn dienst gebruik en derhalve ondersteun, hij doet in zijn werk de wil van Zijn Vader zoekt de eer van Zijn Vader, en dient de belangen van het koninkrijk van Zijn Vader.
b. Hij is er toe gemachtigd en bekwaamd, hij zal voorzichtig handelen, want de Geest van de wijsheid en des verstands zal op hem rusten, Isaiah 11:2. Hetzelfde woord wordt gebruikt waar van David gezegd wordt dat hij. voorzichtig handelde 1 Samuel 18:14. Christus is de wijsheid zelf en in de uitvoering van het werk van onze verlossing, openbaart zich veel van de wijsheid Gods in een verborgenheid, 1 Corinthiers 2:7. Toen Christus op aarde was, handelde hij zeer voorzichtig tot verwondering van allen.
2. Hij geeft een beknopt overzicht beide van Zijn vernedering en van Zijn verhoging.
A. Hoe Hij zichzelf vernederd heeft. "Velen hebben zich over hem ontzet, " gelijk over David toen die door zijn smarten en droefenissen voor velen een wonder geworden was, Psalms 71:8. Velen stonden ontzet toen zij zagen hoe laaghartig hij behandeld werd, hoe het gemeenste volk tegen hem was, welke onmenselijke en onwaardige dingen hem aangedaan werden. Zijn gelaat was verdorven meer dan van iemand, hij werd geslagen, op Zijn kin geslagen, bespuwd, met doornen gekroond, maar hij verborg zijn aangezicht niet voor smaad en bespuwing. Zijn gelaat was misvormd door het wenen, want hij was een man van smarten. Hij, die schoner was dan de mensenkinderen had een gelaat, dat geheel misvormd was door de mishandelingen van de mensen. Nooit werd iemand zo barbaars behandeld, Zijn gedaante toen Hij in de gestalte van een dienstknecht verscheen, was meer bedorven dan die van andere mensenkinderen. Zij, die Hem zagen, meenden dat nooit enig mens er zo ellendig uitzag, zij noemden Hem een worm, en geen man, Psalms 22:6. Het volk had een gruwel aan Hem, Isaiah 49:7, en behandelde Hem als het uitschot. Nooit was een smart gelijk aan Zijn smart. B. Hoe hoog God Hem verhoogd en verheven heeft, en dat omdat Hij zichzelf vernederd heeft. Die uitdrukkingen worden daarvoor gebruikt. Hij zal verhoogd en verheven, ja zeer hoog worden, Isaiah 52:13. God zal Hem verhogen, de mensen zullen Hem verheffen, en daardoor zal Hij zeer hoog worden-hoger dan de hoogsten, hoger dan de engelen. Hij zal voorspoedig zijn in zijn werk en er in slagen en dat zal Hem zeer hoog doen stijgen.
a. Vele volken, vele heidenen, zullen door Hem beter worden. hij zal hen besprengen, en niet alleen de Joden, het bloed van de besprenging zal op hun gewetens gesprengd worden om die te reinigen. Hij leed en stierf en besprengde daardoor vele heidenen, want door Zijn dood werd een fontein geopend, Zacheria 13:1. Hij zal vele heidenen besprengen door Zijn goddelijke leer, die druppen zal als de regen en bevochtigen als de dauw. Mozes besprengde slechts een volk, Deuteronomy 32:2, maar Christus vele volken. Hij zal zo doen door Zijn doop, welke is de wassing met rein water, Hebrews 10:22. Deze belofte kreeg dus haar vervulling toen de apostelen door Christus over de gehele wereld gezonden werden, om allen met Zijn doop te besprengen.
b. De aanzienlijkheid van de volken zullen Hem eerbied bewijzen. Koningen zullen hun mond over Hem toehouden, dat is, zij zullen hun mond niet openen tegen Hem gelijk zij gedaan hebben om Zijn heilige Gode spraken tegen te spreken en te lasteren. Neen zij zullen er in berusten en behagen vinden in de wijze, waarop Hij zijn koninkrijk op deze aarde sticht. Zij zullen met grote nederigheid en eerbied zijn godsspraken en wetten ontvangen gelijk zij die Job hoorden en allen zwegen als Job gesproken had, Job 29:9, Job 29:22. Koningen zullen het zien en opstaan, Isaiah 49:7.
c. De verborgenheid die verborgen was gehouden van het begin van de wereld, zal door "Hem geopenbaard worden onder alle heidenen tot gehoorzaamheid des geloofs," zoals de apostel zegt in Romans 16:25, Romans 16:26. "Die het niet verkondigd was, die zullen het zien." Het Evangelie brengt nieuwe, ongedachte dingen aan het licht, die de aandacht zullen trekken en de deelneming verkrijgen van koningen en koninkrijken. Dit heeft de apostel in Romans 15:21 toegepast op de verkondiging van het Evangelie in de heidenwereld. Daar worden deze woorden, volgens de vertaling van de Septuagint aldus aangehaald: Denwelken van hem niet was geboodschapt, die zullen het zien en dewelken het niet gehoord hebben, die zullen het verstaan. Gelijk deze toen geopenbaarde dingen lang verborgen gehouden waren, zo waren de personen, aan wie zij geopenbaard werden, lang in het duister gelaten, maar nu zullen zij de heerlijkheid Gods in het aangezicht van Jezus Christus zien en bewonderen, waarvan zij vroeger nooit gehoord hadden. Die zal hun ontdekt worden door het Evangelie van Christus, hetwelk hun nooit had kunnen meegedeeld worden door hun wijsgeren, hun waarzeggers of enig van hun orakelen. Veel omtrent de Messias is in het Oude Testament gezegd, veel daarvan was hun verkondigd en zij hadden het gehoord. Maar het zou hun gaan als de koningin van Scheba ten opzichte van Salomo: wanneer zij Hem zullen zien als Hij gekomen is, zal dat al het door hen gehoorde ver overtreffen. Christus stelde de verwachtingen teleur van hen, die uitzagen naar een Messias van hun eigen verbeelding, gelijk de vleselijk gezinde Joden, maar Hij overtrof verre de verwachting van hen die verlangden naar de beloofde Messias. Hun geschiedde niet naar, maar boven hun geloof.