Lectionary Calendar
Friday, November 22nd, 2024
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
advertisement
advertisement
advertisement
Attention!
Take your personal ministry to the Next Level by helping StudyLight build churches and supporting pastors in Uganda.
Click here to join the effort!
Click here to join the effort!
Bible Commentaries
Bijbelverkaring van Matthew Henry Henry's compleet
Auteursrechtverklaring
Deze bestanden zijn publiek domein en zijn een afgeleide van een elektronische editie die beschikbaar is op de website Bible Support.
Deze bestanden zijn publiek domein en zijn een afgeleide van een elektronische editie die beschikbaar is op de website Bible Support.
Bibliografische Informatie
Henry, Matthew. "Commentaar op Isaiah 45". "Bijbelverkaring van Matthew Henry". https://www.studylight.org/commentaries/dut/mhm/isaiah-45.html. 1706.
Henry, Matthew. "Commentaar op Isaiah 45". "Bijbelverkaring van Matthew Henry". https://www.studylight.org/
Whole Bible (3)
Inleiding
Bijbelverkaring van Matthew Henry, JESAJA 45In het vorige hoofdstuk was Cyrus aangewezen om Gods herder te zijn, in dit hoofdstuk wordt meer van hem gezegd en ook meer tot hem, niet alleen omdat hij bestemd was om het werktuig te zijn tot vrijmaking van de doden uit hun gevangenschap, maar omdat hij daarin een type zou zijn van de grote Verlosser, en deze vrijmaking type moest zijn van de grote verlossing uit zonde en dood, want dat was de eigenlijke verlossing waarvan al de profeten voorzegden. Wij hebben hier:
I. De grote dingen, welke God voor Cyrus zou doen, opdat hij in staat gesteld mocht worden om het volk Gods te bevrijden, Isaiah 45:1,
II. Het bewijs, dat God daardoor geven zou van Zijn eeuwige macht en godheid en Zijn volstrekte, onweerstaanbare soevereiniteit, Isaiah 45:5,
III. Een gebed om verhaasting van deze verlossing, Isaiah 45:8,
IV. Een verwijt aan de ongelovige Joden, die met God twistten over de lange duur van hun gevangenschap, Isaiah 45:9, Isaiah 45:10, .
V. Een aanmoediging voor de gelovige Joden, die op God vertrouwden en volhardden in het gebed, met de verzekering dat God op Zijn tijd Zijn werk zou verrichten door de hand van Cyrus, Isaiah 45:11,
Vl. Een bedreiging voor de aanbidders van de afgoden, met aanzegging van hun vonnis, en beloften voor de aanbidders van de waren God, wier vertroosting verzekerd wordt met het ook op de Middelaar die ons van God gemaakt is tot rechtvaardigheid en heiligmaking, Isaiah 45:16. En hier, zoals in vele delen van Jesaja's profetie, is veel van Christus en de genade des Evangelies.
Inleiding
Bijbelverkaring van Matthew Henry, JESAJA 45In het vorige hoofdstuk was Cyrus aangewezen om Gods herder te zijn, in dit hoofdstuk wordt meer van hem gezegd en ook meer tot hem, niet alleen omdat hij bestemd was om het werktuig te zijn tot vrijmaking van de doden uit hun gevangenschap, maar omdat hij daarin een type zou zijn van de grote Verlosser, en deze vrijmaking type moest zijn van de grote verlossing uit zonde en dood, want dat was de eigenlijke verlossing waarvan al de profeten voorzegden. Wij hebben hier:
I. De grote dingen, welke God voor Cyrus zou doen, opdat hij in staat gesteld mocht worden om het volk Gods te bevrijden, Isaiah 45:1,
II. Het bewijs, dat God daardoor geven zou van Zijn eeuwige macht en godheid en Zijn volstrekte, onweerstaanbare soevereiniteit, Isaiah 45:5,
III. Een gebed om verhaasting van deze verlossing, Isaiah 45:8,
IV. Een verwijt aan de ongelovige Joden, die met God twistten over de lange duur van hun gevangenschap, Isaiah 45:9, Isaiah 45:10, .
V. Een aanmoediging voor de gelovige Joden, die op God vertrouwden en volhardden in het gebed, met de verzekering dat God op Zijn tijd Zijn werk zou verrichten door de hand van Cyrus, Isaiah 45:11,
Vl. Een bedreiging voor de aanbidders van de afgoden, met aanzegging van hun vonnis, en beloften voor de aanbidders van de waren God, wier vertroosting verzekerd wordt met het ook op de Middelaar die ons van God gemaakt is tot rechtvaardigheid en heiligmaking, Isaiah 45:16. En hier, zoals in vele delen van Jesaja's profetie, is veel van Christus en de genade des Evangelies.
Verzen 1-4
Jesaja 45:1-4Cyrus was een Mediër, afstammeling, naar sommigen menen, van Astyages, de koning van Medië. De ongewijde schrijvers zijn niet eenstemmig omtrent zijn afkomst. Sommigen zeggen dat hij in zijn kindsheid een verworpeling was, ten vondeling gelegd en door de vrouw van een schaapherder gered. Maar allen stemmen toe dat hij een zeer werkzaam en geniaal man was, die zich spoedig zeer belangrijk maakte, voornamelijk toen Croesus de koning van Lydië, een aanval op zijn rijk deed. Dezen sloeg hij niet alleen af, maar wreekte hij door de voordelen die hij op Croesus behaald had, met zoveel kracht voort te zetten, dat hij binnen korte tijd Sardis innam en zich meester maakte van het gehele rijke koninkrijk Lydië en de vele provincies, die er bij behoorden. Dit maakte hem zeer aanzienlijk, want Croesus was spreekwoordelijk rijk, en stelde hem in staat verscheidene andere landen te overwinnen. Maar eerst ongeveer tien jaar later deed hij in vereniging met zijn oom Darius en de krachten van Perzië, de beroemde aanval op Babylon, welke hier wordt voorspeld en waarvan we de geschiedenis vinden in Deuteronomy 5:1, Babylon was toen buitengewoon rijk en sterk geworden, het had een omtrek van veertig mijlen, volgens sommigen nog meer, de wallen hadden een dikte van twee en dertig voet en waren honderd el hoog. Volgens sommigen waren zij zo breed dat zes wagens naast elkaar er op konden rijden, ja zelfs wordt door enkelen beweerd dat zij vijftig el dik en twee honderd el hoog waren. Naar het schijnt had Cyrus van jongs af sterke begeerte om zich van deze plaats meester te maken, en heeft hij het plan lang en zorgvuldig voorbereid eer hij tot de uitvoering overging.
Nu wordt ons hier, twee honderd en tien jaren voordat deze gebeurtenis plaatsvond, verhaald:
I. Welke grote dingen God voor hem doen zou, opdat het in zijn macht zou staan om het volk Gods te bevrijden. Daartoe zal hij zijn een machtig veroveraar, een rijk vorst, en zullen verscheidene volken van hem afhankelijk zijn en hem helpen met krijgslieden en geld. Hetgeen God hier belooft te zullen doen voor Cyrus, had Hij even gemakkelijk kunnen doen voor Zerubbabel, of een van de andere Joden, maar God acht het zelden goed om zijn eigen volk zoveel macht toe te vertrouwen, omdat dit zoveel verzoeking en valstrikken meebrengt. Doch wanneer er gelegenheid bestond om zulke macht dienstig te doen zijn voor het welzijn van zijn kerk, dan gebruikt God daarvoor gewoonlijk anderen, liever dan het in hun handen te stellen.
Cyrus wordt hier Gods gezalfde genoemd, zowel omdat hij verkoren en bekwaam gemaakt was voor deze grote dienst, door de raad Gods, als omdat hij hierin een type van de Messias was. God zal hem bij de rechterhand grijpen, niet alleen om hem te sterken en te ondersteunen, maar om zijn voornemens en bewegingen te leiden, gelijk Elisa zijn handen legde op die van de koning, toen deze zijn pijlen tegen Syrië moest afschieten, 2 Kings 13:16 Onder deze leiding
1. Zal hij zijn overwinningen zeer ver uitstrekken, en zal geen hinder hebben van enige tegenstand. Babylon is een te sterke plaats voor een jongen held om daarmee te beginnen, en daarom zal zijn kracht geoefend worden door verschillende andere overwinningen, alvorens hij in staat zal zijn om Babel te winnen.
a. Volkrijke koninkrijken zullen voor hem bukken, God zal de natiën voor hem neerwerpen, wanneer hij in de volle kracht van zijn loopbaan en van zijn welslagen is, zal het voor hem een spel zijn nieuwe volken uit zijn overwonnelingen te vormen, want hij heeft die volken niet overwonnen, maar God heeft ze aan hem onderworpen, de krijg is van God en dus de overwinning evenzeer.
b. Machtige volken zullen voor hem vallen. God zal de lenden van de koningen ontbinden, hetzij de gordel, die teken van hun macht en waardigheid is, hetzij die, welke hun kracht geeft. Dat is letterlijk vervuld in Belsazar toen hij door panische schrik bevangen werd bij het zien van het handschrift op de wand, "zijn heupgewrichten werden los en zijn knieën stieten tegen elkaar." Daniel 5:6.
c. Grote steden zullen zich aan hem onderwerpen zonder hem enige moeite te geven. God zal de bewoners er toe brengen om de koperen deuren voor hem te openen, niet verraderlijk, of door geweld, maar uit volle overtuiging dat er geen nut hoegenaamd in steekt om met hem te twisten en daarom zullen de poorten niet gesloten worden om hem als een vijand buiten te houden, maar geopend om hem als een vriend binnen te laten.
d. De langste en gevaarlijkste marsen zal God voor hem gemakkelijk en veilig maken. "Ik zal voor uw aangezicht gaan, om de weg te banen, om u te leiden, om de kromme wegen recht te maken, of, zoals sommigen lezen: de hoogten te verlagen en effen te maken. Zij, voor wier aangezicht God gaat, zullen de effen baan vinden.
e. Geen tegenstand kan tegen hem volgehouden worden, God, die hem zijn zending opdroeg, zal voor zich aangezicht de koperen deuren verbreken en de ijzeren grendelen in stukken slaan, waarmee die deuren gesloten waren. Dit werd letterlijk vervuld, naar Herodotus bericht dat Babylon honderd poorten had, alle van koper en met grendels van hetzelfde metaal.
2. Hij zal zijn schatkist vullen, Isaiah 45:3. Ik zal u geven de schatten, die in de duisternis zijn, schatten van goud en zilver, die lang achter slot en grendel verborgen zijn geweest, en sedert jaren het licht niet gezien hebben, of die door de inwoners in de grond begraven zijn, in hun angst toen de stad zou ingenomen worden. De schatten van vele volken waren naar Babylon gebracht, en Cyrus greep die alle tezamen, de verborgen rijkdommen, hetzij ze kroondomein waren of eigendom van bijzondere personen, werden alle een roof voor Cyrus. Dus wees God hem aan om enige diensten aan Zijn kerk te bewijzen, en betaalde hem reeds vooruit rijkelijk daarvoor. Cyrus heeft openlijk Gods goedheid jegens hem beleden, en in aanmerking daarvan de gevangenen vrijgelaten. "De Heere, de God des hemels, heeft mij alle koninkrijken van de aarde gegeven, en Hij heeft mij bevolen, of mij daardoor verplicht, hem een huis te bouwen te Jeruzalem, dat in Juda is," Ezra 1:2.
II. Hier wordt ons meegedeeld wat God bedoelde toen Hij dit alles voor Cyrus deed. Wij kunnen gemakkelijk gissen wat Cyrus met al zijn ondernemingen bedoelde, maar hier wordt ons gezegd wat God op het oog had toen Hij hem zo buitengewoon voorspoedig maakte in zijn oorlogen.
1. Het doel was dat de God van Israël zou verheerlijkt worden, opdat gij moogt weten dat Ik de Heere ben, de God Israëls, want Ik heb u bij uw naam geroepen lang voor uw geboorte. Wanneer Cyrus deze profetie van Jesaja getoond werd en hij daarin zijn eigen naam vond, en zijn eigen daden daarin zo nauwkeurig beschreven zag, moest hij daardoor gebracht worden tot de erkentenis dat de God Israëls Jahweh is, de enig levende en ware God, die Zijn Israël als Zijn eigendom blijft beschouwen, ofschoon het nu in gevangenschap is. Het is goed wanneer voorspoed en welbehagen de mensen brengt tot erkentenis van God, maar al te dikwijls is het gevolg ervan dat zij Hem vergeten.
2. Het was opdat het Israël van God zou verlost worden, Isaiah 45:4. Cyrus had God niet als de God van Israël gekend, want hij was opgevoed in de aanbidding van de afgoden, de ware God was voor hem een onbekende God, maar ofschoon hij God niet kende, had God hem niet slechts gekend toen hij begon te bestaan, maar Hij had hem voorgekend en hem bestemd om Zijn herder te zijn. Hij had hem bij zijn naam, Cyrus genoemd, ja hem veel groter eer bewezen: Hij had hem een andere naam gegeven die van Zijn gezalfde. En waarom deed God dit alles voor Cyrus? Niet om zijnentwil, dat moest hij goed weten. Het is nog zeer twijfelachtig of hij al dan niet een deugdzaam man was. Xenophon, toen hij de heldendaden van een uitnemenden vorst wilde beschrijven, neemt daarvoor Cyrus en vermeldt veel bijzonderheden van zijn geschiedenis, maar andere geschiedschrijvers stellen hem voor als een hooghartig, wreed en bloeddorstig man. Het was ter wille van Jakob, zijn knecht, dat God hem verkoren had.
a. In alle omwentelingen van staten en koninkrijken, in alle plotselinge val van groten en sterken en in alle verbazende verheffingen van kleinen en zwakken, bedoelt God het welzijn van Zijn kerk.
b. Het is daarom verstandig van hen, wie God rijkdom en macht gegeven heeft, om die tot eer van God te gebruiken door vriendelijk voor Zijn volk te zijn. Cyrus werd verkoren opdat Israël zou verlost worden, hij zou een koninkrijk hebben alleen om Gods volk de vrijheid te hergeven, want hun koninkrijk is niet van deze wereld, maar nog toekomstig. In dit alles was Cyrus een type van Christus, die tot overwinnaar van overheden en machten gemaakt en met onberekenbare schatten voorzien werd, tot nut en tot zegen van Gods dienstknechten, Zijn uitverkorenen. Toen Hij ten hemel opvoer, leidde Hij de gevangenis gevangen, ontrukte haar haar gevangenen, en opende de gevangenis voor hen, die daarin gebonden waren.
Verzen 1-4
Jesaja 45:1-4Cyrus was een Mediër, afstammeling, naar sommigen menen, van Astyages, de koning van Medië. De ongewijde schrijvers zijn niet eenstemmig omtrent zijn afkomst. Sommigen zeggen dat hij in zijn kindsheid een verworpeling was, ten vondeling gelegd en door de vrouw van een schaapherder gered. Maar allen stemmen toe dat hij een zeer werkzaam en geniaal man was, die zich spoedig zeer belangrijk maakte, voornamelijk toen Croesus de koning van Lydië, een aanval op zijn rijk deed. Dezen sloeg hij niet alleen af, maar wreekte hij door de voordelen die hij op Croesus behaald had, met zoveel kracht voort te zetten, dat hij binnen korte tijd Sardis innam en zich meester maakte van het gehele rijke koninkrijk Lydië en de vele provincies, die er bij behoorden. Dit maakte hem zeer aanzienlijk, want Croesus was spreekwoordelijk rijk, en stelde hem in staat verscheidene andere landen te overwinnen. Maar eerst ongeveer tien jaar later deed hij in vereniging met zijn oom Darius en de krachten van Perzië, de beroemde aanval op Babylon, welke hier wordt voorspeld en waarvan we de geschiedenis vinden in Deuteronomy 5:1, Babylon was toen buitengewoon rijk en sterk geworden, het had een omtrek van veertig mijlen, volgens sommigen nog meer, de wallen hadden een dikte van twee en dertig voet en waren honderd el hoog. Volgens sommigen waren zij zo breed dat zes wagens naast elkaar er op konden rijden, ja zelfs wordt door enkelen beweerd dat zij vijftig el dik en twee honderd el hoog waren. Naar het schijnt had Cyrus van jongs af sterke begeerte om zich van deze plaats meester te maken, en heeft hij het plan lang en zorgvuldig voorbereid eer hij tot de uitvoering overging.
Nu wordt ons hier, twee honderd en tien jaren voordat deze gebeurtenis plaatsvond, verhaald:
I. Welke grote dingen God voor hem doen zou, opdat het in zijn macht zou staan om het volk Gods te bevrijden. Daartoe zal hij zijn een machtig veroveraar, een rijk vorst, en zullen verscheidene volken van hem afhankelijk zijn en hem helpen met krijgslieden en geld. Hetgeen God hier belooft te zullen doen voor Cyrus, had Hij even gemakkelijk kunnen doen voor Zerubbabel, of een van de andere Joden, maar God acht het zelden goed om zijn eigen volk zoveel macht toe te vertrouwen, omdat dit zoveel verzoeking en valstrikken meebrengt. Doch wanneer er gelegenheid bestond om zulke macht dienstig te doen zijn voor het welzijn van zijn kerk, dan gebruikt God daarvoor gewoonlijk anderen, liever dan het in hun handen te stellen.
Cyrus wordt hier Gods gezalfde genoemd, zowel omdat hij verkoren en bekwaam gemaakt was voor deze grote dienst, door de raad Gods, als omdat hij hierin een type van de Messias was. God zal hem bij de rechterhand grijpen, niet alleen om hem te sterken en te ondersteunen, maar om zijn voornemens en bewegingen te leiden, gelijk Elisa zijn handen legde op die van de koning, toen deze zijn pijlen tegen Syrië moest afschieten, 2 Kings 13:16 Onder deze leiding
1. Zal hij zijn overwinningen zeer ver uitstrekken, en zal geen hinder hebben van enige tegenstand. Babylon is een te sterke plaats voor een jongen held om daarmee te beginnen, en daarom zal zijn kracht geoefend worden door verschillende andere overwinningen, alvorens hij in staat zal zijn om Babel te winnen.
a. Volkrijke koninkrijken zullen voor hem bukken, God zal de natiën voor hem neerwerpen, wanneer hij in de volle kracht van zijn loopbaan en van zijn welslagen is, zal het voor hem een spel zijn nieuwe volken uit zijn overwonnelingen te vormen, want hij heeft die volken niet overwonnen, maar God heeft ze aan hem onderworpen, de krijg is van God en dus de overwinning evenzeer.
b. Machtige volken zullen voor hem vallen. God zal de lenden van de koningen ontbinden, hetzij de gordel, die teken van hun macht en waardigheid is, hetzij die, welke hun kracht geeft. Dat is letterlijk vervuld in Belsazar toen hij door panische schrik bevangen werd bij het zien van het handschrift op de wand, "zijn heupgewrichten werden los en zijn knieën stieten tegen elkaar." Daniel 5:6.
c. Grote steden zullen zich aan hem onderwerpen zonder hem enige moeite te geven. God zal de bewoners er toe brengen om de koperen deuren voor hem te openen, niet verraderlijk, of door geweld, maar uit volle overtuiging dat er geen nut hoegenaamd in steekt om met hem te twisten en daarom zullen de poorten niet gesloten worden om hem als een vijand buiten te houden, maar geopend om hem als een vriend binnen te laten.
d. De langste en gevaarlijkste marsen zal God voor hem gemakkelijk en veilig maken. "Ik zal voor uw aangezicht gaan, om de weg te banen, om u te leiden, om de kromme wegen recht te maken, of, zoals sommigen lezen: de hoogten te verlagen en effen te maken. Zij, voor wier aangezicht God gaat, zullen de effen baan vinden.
e. Geen tegenstand kan tegen hem volgehouden worden, God, die hem zijn zending opdroeg, zal voor zich aangezicht de koperen deuren verbreken en de ijzeren grendelen in stukken slaan, waarmee die deuren gesloten waren. Dit werd letterlijk vervuld, naar Herodotus bericht dat Babylon honderd poorten had, alle van koper en met grendels van hetzelfde metaal.
2. Hij zal zijn schatkist vullen, Isaiah 45:3. Ik zal u geven de schatten, die in de duisternis zijn, schatten van goud en zilver, die lang achter slot en grendel verborgen zijn geweest, en sedert jaren het licht niet gezien hebben, of die door de inwoners in de grond begraven zijn, in hun angst toen de stad zou ingenomen worden. De schatten van vele volken waren naar Babylon gebracht, en Cyrus greep die alle tezamen, de verborgen rijkdommen, hetzij ze kroondomein waren of eigendom van bijzondere personen, werden alle een roof voor Cyrus. Dus wees God hem aan om enige diensten aan Zijn kerk te bewijzen, en betaalde hem reeds vooruit rijkelijk daarvoor. Cyrus heeft openlijk Gods goedheid jegens hem beleden, en in aanmerking daarvan de gevangenen vrijgelaten. "De Heere, de God des hemels, heeft mij alle koninkrijken van de aarde gegeven, en Hij heeft mij bevolen, of mij daardoor verplicht, hem een huis te bouwen te Jeruzalem, dat in Juda is," Ezra 1:2.
II. Hier wordt ons meegedeeld wat God bedoelde toen Hij dit alles voor Cyrus deed. Wij kunnen gemakkelijk gissen wat Cyrus met al zijn ondernemingen bedoelde, maar hier wordt ons gezegd wat God op het oog had toen Hij hem zo buitengewoon voorspoedig maakte in zijn oorlogen.
1. Het doel was dat de God van Israël zou verheerlijkt worden, opdat gij moogt weten dat Ik de Heere ben, de God Israëls, want Ik heb u bij uw naam geroepen lang voor uw geboorte. Wanneer Cyrus deze profetie van Jesaja getoond werd en hij daarin zijn eigen naam vond, en zijn eigen daden daarin zo nauwkeurig beschreven zag, moest hij daardoor gebracht worden tot de erkentenis dat de God Israëls Jahweh is, de enig levende en ware God, die Zijn Israël als Zijn eigendom blijft beschouwen, ofschoon het nu in gevangenschap is. Het is goed wanneer voorspoed en welbehagen de mensen brengt tot erkentenis van God, maar al te dikwijls is het gevolg ervan dat zij Hem vergeten.
2. Het was opdat het Israël van God zou verlost worden, Isaiah 45:4. Cyrus had God niet als de God van Israël gekend, want hij was opgevoed in de aanbidding van de afgoden, de ware God was voor hem een onbekende God, maar ofschoon hij God niet kende, had God hem niet slechts gekend toen hij begon te bestaan, maar Hij had hem voorgekend en hem bestemd om Zijn herder te zijn. Hij had hem bij zijn naam, Cyrus genoemd, ja hem veel groter eer bewezen: Hij had hem een andere naam gegeven die van Zijn gezalfde. En waarom deed God dit alles voor Cyrus? Niet om zijnentwil, dat moest hij goed weten. Het is nog zeer twijfelachtig of hij al dan niet een deugdzaam man was. Xenophon, toen hij de heldendaden van een uitnemenden vorst wilde beschrijven, neemt daarvoor Cyrus en vermeldt veel bijzonderheden van zijn geschiedenis, maar andere geschiedschrijvers stellen hem voor als een hooghartig, wreed en bloeddorstig man. Het was ter wille van Jakob, zijn knecht, dat God hem verkoren had.
a. In alle omwentelingen van staten en koninkrijken, in alle plotselinge val van groten en sterken en in alle verbazende verheffingen van kleinen en zwakken, bedoelt God het welzijn van Zijn kerk.
b. Het is daarom verstandig van hen, wie God rijkdom en macht gegeven heeft, om die tot eer van God te gebruiken door vriendelijk voor Zijn volk te zijn. Cyrus werd verkoren opdat Israël zou verlost worden, hij zou een koninkrijk hebben alleen om Gods volk de vrijheid te hergeven, want hun koninkrijk is niet van deze wereld, maar nog toekomstig. In dit alles was Cyrus een type van Christus, die tot overwinnaar van overheden en machten gemaakt en met onberekenbare schatten voorzien werd, tot nut en tot zegen van Gods dienstknechten, Zijn uitverkorenen. Toen Hij ten hemel opvoer, leidde Hij de gevangenis gevangen, ontrukte haar haar gevangenen, en opende de gevangenis voor hen, die daarin gebonden waren.
Verzen 5-10
Jesaja 45:5-10God betuigt hier Zijn enige en volstrekte heerschappij, als hetgeen Hij aan de wereld wil bekendmaken en bewijzen, in al de grote dingen. die Hij voor en door Cyrus deed.
Merk op:
I. Hoe deze waarheid hier blootgelegd wordt in twee dingen, die de soevereiniteit van de grote Jahweh betreffen.
1. Hij alleen is God en niemand meer dit wordt hier uitgesproken als een fundamentele waarheid, welke, indien zij waarlijk geloofd werd, alle afgoderij in de wereld zou vernietigen. Met welk een ontzagwekkend, bevelend voorkomen van majesteit en gezag, dat alle mededingers als het ware uitdaagt, verkondigt de grote God hier aan de wereld: Ik ben de Heere, Ik ben Jahweh, en niemand meer, buiten mij is er geen God, geen zelfbestaand, zelfgenoegzaam wezen, niemand is van eeuwigheid en oneindig behalve Ik. En opnieuw, Isaiah 45:6 :Er is buiten mij niets, allen die met mij in vergelijking gebracht worden, zijn enkel namaaksels, zij zijn allen ijdelheid en leugen, want Ik ben de Heere, en niemand meer. Dit wordt hier tot Cyrus gezegd, niet alleen om hem te genezen van de zonde van zijn voorvaderen, die de afgoden aangebeden hadden, maar ook om hem te bewaren voor het vallen in de zonde van sommigen van zijn voorgangers in overwinning en soevereiniteit, welke zichzelf tot goden opgeworpen hadden en verafgood werden, waaraan, volgens sommigen, de afgoderij voor een goed deel moet toegeschreven worden. Cyrus moest, wanneer hij tot rijkdom en grootheid gekomen was:, steeds in gedachten houden dat hij slechts een mens was, en dat er niet meer dan n God is.
2. Hij is de Heere van alles, en buiten Hem geschiedt er niets. Ik formeer het licht, dat aangenaam en weldadig is, en Ik schep de duisternis, die onaangenaam en hinderlijk is Isaiah 45:7. Ik maak de vrede, die hier alle goeds vertegenwoordigt, Ik schep het kwaad, niet het kwaad van de zonde, daarvan is God de bewerker niet, maar het kwaad van de straf Ik de Heere doe, dat is: regel en bestier, al deze dingen.
a. Zie hier de zeer verschillende gebeurtenissen, die de kinderen van de mensen overkomen, licht en duisternis, tegenover elkaar gesteld, en door de beschikking van de voorzienigheid toch meermalen met elkaar vermengd, gelijk de morgen- en de avondschemering, "geen dag en geen nacht," Zacheria 14:6, een mengsel van vreugde en droefheid in dezelfde beker, met elkaar verbonden, Soms wisselen ze elkaar zo geregeld af als het licht van de middag en de duisternis van de middernacht, die elk etmaal op tijd terugkomen, en soms is er slechts een zeer korte overgang van de een tot de ander gelijk in het geval van Job.
b. Dezelfde oorzaak van dit alles, en die is de eerste oorzaak van alles. Ik de Heere, de fontein van al wat bestaat en de fontein van alle macht. Hij die het licht van de natuur geschapen heeft, Genesis 1:3 schept nog het licht van de voorzienigheid, die Het eerst vrede bracht tussen de woelige en strijdige elementen van de natuur maakt ook vrede tussen de belangen van de mensen, Hij, die de natuurlijke duisternis toeliet, welke niets anders dan beroving van licht was, schept ook de duisternis van de voorzienigheid, want aan droefheid en smarten geeft Hij zijn bepaalde bevelen. De wijze God regelt al onze vertroostingen, maar ook al onze beproevingen in deze wereld. II. Hoe deze waarheid hier wordt bewezen en bekend gemaakt.
1. Zij wordt bewezen door hetgeen God deed voor Cyrus. Buiten mij is er geen God, Isaiah 45:5, want: Ik zal u gorden (of Ik heb u gegord) hoewel gij mij niet kent. Het was niet uw eigen afgod, die gij kent en aanbidt, die u voor deze onderneming gordde en u daarvoor gezag en bekwaamheid gaf. Neen, Ik was het die u gordde, ofschoon gij mij niet kent of zoekt. Hierdoor was het duidelijk dat de God van Israël de enige ware God is, Hij maakt en gebruikt hetgeen Hem behaagt, ook al zijn die mensen vreemd voor Hem en eren zij andere goden.
2. Het wordt aan de gehele wereld bekendgemaakt zowel door zijn woord als door zijn voorzienigheid en door de getuigenis van de lijdende Joden in Babylon, opdat allen mogen weten van de opgang tot de nedergang van de zon, van het oosten tot het westen, dat de Heere God is, en niemand meer. De wondervolle bevrijding van de Joden verkondigde aan de gehele wereld dat daar is geen God dan de God van Jeschurun, die door de hemelen rijdt tot hun hulp.
III. Hoe deze waarheid hier wordt ingeprent en toegepast.
1. Ter vertroosting van hen, die vurig verlangden naar en toch rustig wachtten op de verlossing van Israël, Isaiah 45:8. Drupt, gij hemelen van boven af. Sommigen beschouwen dit als een gebed van de heiligen om verlossing. Ik geloof veeleer dat het Gods gebod daartoe is, want Hij wordt gezegd "verlossing te bevelen" Psalms 44:4. Het bevel wordt gegeven aan hemel en aarde, en aan beider heirscharen zoals koninklijke bevelen gewoonlijk gegeven worden en alle ambtenaren bereiken. Alle schepselen worden op hun plaats aangesteld om bij te dragen tot de uitvoering Van dit grote werk als God wil dat het verricht zal worden. Indien de mensen niet willen meehelpen zal God het werk buiten hen tot stand brengen, geluk Hij doet met de dauw des hemels en het gras van de aarde, "dat naar geen man wacht, noch mensenkinderen verbeidt," Micah 5:6.
Merk op:
A. De wijze, waarop deze grote verlossing voor Israël bewerkt wordt. Eerst moet er rechtvaardigheid in hen gewrocht worden, dat is: zij moeten gebracht worden tot berouw over hun zonden, tot verzaking van hun afgoderijen, tot wederkering tot God en hervorming van hun leven. En dan, en niet vroeger, zal de verlossing voor hen bewerkt worden. Wij moeten geen verlossing zonder rechtvaardigmaking verwachten, deze zullen tegelijk ontspruiten, want de Heere heeft ze tegelijkertijd geschapen, en wat Hij samengevoegd heeft mogen wij niet scheiden. zie Psalms 85:9, Psalms 85:10, Psalms 85:11. Christus stierf om ons te verlossen van onze zonden, en niet in onze zonden, en Hij is verlossing voor ons gemaakt door voor ons rechtvaardigheid en heiligmaking te worden.
B. De middelen voor deze grote verlossing, eerdat zij zou mislukken wanneer de daartoe bestemde tijd gekomen is, zullen de hemelen van boven druppen, en de wolken vloeien van gerechtigheid en zal de aarde zich openen opdat allerlei heil uitwasse, en gerechtigheid tezamen uitspruite, en dat alles zal samenwerken tot de hervorming en zo tot de herstelling van het Israël van God. Het is uit de hemel, van boven de wolken, dat de gerechtigheid zal nederdruppelen, want alle goede gave en volmaakte gift komt van boven. En nu de meer overvloedige uitstorting van de Heilige Geest gekomen is, wordt zij milder gegeven, en indien onze harten geopend zijn om haar te ontvangen, zal de uitwerking zijn het voortbrengen van vruchten van de gerechtigheid en van eeuwige verlossing. 2. Ter bestraffing van de vijanden van de kerk, die deze verlossing tegenstaan, of van haar vrienden, die er aan wanhopen, Isaiah 45:9. Wee degene, die met zijn Formeerder twist. God is de formeerder van al deze dingen, en ook onze formeerder, en dat is de reden, waarom wij altijd ons aan Hem moeten onderwerpen en nooit met Hem twisten.
A. Laat de trotse onderdrukkers, in de verheffing van hun harten, niet tegen Gods voornemen ter verlossing van zijn volk in opstand komen, of denken dat zij die een ogenblik kunnen tegenhouden wanneer de tijd er voor gekomen is. Wee de beledigende Babyloniërs, die zich tegen God verzetten, gelijk Farao deed, en zijn volk niet willen gaan laten.
B. Laat de arme verdrukten, in de neerslachtigheid van hun harten, niet murmureren en tegen God twisten over de verlenging van hun gevangenschap, alsof Hij hen onrechtvaardig of onvriendelijk behandelde, of menen zichzelf te kunnen helpen alvorens Godstijd gekomen is. Zij, die met hun Maker twisten, brengen zichzelf in een toestand van wee, want niemand heeft zijn hart tegen God verhard en is voorspoedig geweest. De zondige mens is inderdaad een twistziek schepsel, maar de potscherf mag met aarden potscherven twisten, de mensen zijn slechts aarden potten, ja, zij zijn gebroken potscherven, en dat worden zij meestal door hun onderlinge twisten, daardoor worden zij tegen elkaar in stukken gestoten. Indien zij genegen zijn om te twisten, dan moeten zij het maar met elkaar doen, zij moeten met hun gelijke twisten, maar laat hen het niet wagen om te twisten met Hem, die oneindig boven hen verheven is.
C. Dat is even dwaas en ongerijmd als dat de klei aanmerkingen zou maken op de pottenbakker. Zal ook het leem tot zijn formeerder zeggen: Wat maakt gij? Waarom geeft gij mij deze vorm en niet een anderen? Ja, het is zo onzinnig alsof het leem in hitte van de toorn tegen de pottenbakker zou ontbranden en hem toevoegen, Hij heeft geen handen! Hij doet zijn werk zo slecht alsof hij geen handen had! Zal het leem zich verbeelden wijzer te zijn dan zijn maker, en hem daarom raad geven, of machtiger dan de pottenbakker, en hem daarom bestraffen? Hij die ons het aanzijn, en wel dit en geen ander aanzijn gaf, mag over ons beschikken en ons gebruiken zoals Hem behaagt, en het is onzinnige aanmatiging van ons als we Hem iets voorschrijven. Zullen wij Gods wijsheid bedillen of zijn macht betwijfelen, wij die zelf zo wonderbaarlijk gemaakt zijn? Of zullen wij zeggen: Hij heeft geen handen, van Hem, wiens handen ons gemaakt hebben en in wiens handen wij zijn? De waarheid van Gods soevereiniteit bevat genoeg om al onze ontevredenheid en al onze aanmerkingen op zijn voorzienigheid en genade het zwijgen op te leggen, Romans 9:20, Romans 9:21.
D. Het is even onnatuurlijk als dat een kind zijn ouders te berispen zou vinden, en tot zijn vader zou zeggen: Wat hebt gij gegenereerd? of tot zijn moeder: Wat hebt gij gebaard? Waarom ben ik niet gegenereerd en geboren als engel, en dus niet onderworpen aan de zwakheden van de menselijke natuur en de ongelukken van het menselijk leven? Moeten niet alle kinderen van de mensen verwachten te zullen delen in het gemeenschappelijk lot en te ondergaan wat anderen ondergaan? Is God onze Vader, waar is dan Zijn eer in onze onderworpenheid aan Zijn wil?
Verzen 5-10
Jesaja 45:5-10God betuigt hier Zijn enige en volstrekte heerschappij, als hetgeen Hij aan de wereld wil bekendmaken en bewijzen, in al de grote dingen. die Hij voor en door Cyrus deed.
Merk op:
I. Hoe deze waarheid hier blootgelegd wordt in twee dingen, die de soevereiniteit van de grote Jahweh betreffen.
1. Hij alleen is God en niemand meer dit wordt hier uitgesproken als een fundamentele waarheid, welke, indien zij waarlijk geloofd werd, alle afgoderij in de wereld zou vernietigen. Met welk een ontzagwekkend, bevelend voorkomen van majesteit en gezag, dat alle mededingers als het ware uitdaagt, verkondigt de grote God hier aan de wereld: Ik ben de Heere, Ik ben Jahweh, en niemand meer, buiten mij is er geen God, geen zelfbestaand, zelfgenoegzaam wezen, niemand is van eeuwigheid en oneindig behalve Ik. En opnieuw, Isaiah 45:6 :Er is buiten mij niets, allen die met mij in vergelijking gebracht worden, zijn enkel namaaksels, zij zijn allen ijdelheid en leugen, want Ik ben de Heere, en niemand meer. Dit wordt hier tot Cyrus gezegd, niet alleen om hem te genezen van de zonde van zijn voorvaderen, die de afgoden aangebeden hadden, maar ook om hem te bewaren voor het vallen in de zonde van sommigen van zijn voorgangers in overwinning en soevereiniteit, welke zichzelf tot goden opgeworpen hadden en verafgood werden, waaraan, volgens sommigen, de afgoderij voor een goed deel moet toegeschreven worden. Cyrus moest, wanneer hij tot rijkdom en grootheid gekomen was:, steeds in gedachten houden dat hij slechts een mens was, en dat er niet meer dan n God is.
2. Hij is de Heere van alles, en buiten Hem geschiedt er niets. Ik formeer het licht, dat aangenaam en weldadig is, en Ik schep de duisternis, die onaangenaam en hinderlijk is Isaiah 45:7. Ik maak de vrede, die hier alle goeds vertegenwoordigt, Ik schep het kwaad, niet het kwaad van de zonde, daarvan is God de bewerker niet, maar het kwaad van de straf Ik de Heere doe, dat is: regel en bestier, al deze dingen.
a. Zie hier de zeer verschillende gebeurtenissen, die de kinderen van de mensen overkomen, licht en duisternis, tegenover elkaar gesteld, en door de beschikking van de voorzienigheid toch meermalen met elkaar vermengd, gelijk de morgen- en de avondschemering, "geen dag en geen nacht," Zacheria 14:6, een mengsel van vreugde en droefheid in dezelfde beker, met elkaar verbonden, Soms wisselen ze elkaar zo geregeld af als het licht van de middag en de duisternis van de middernacht, die elk etmaal op tijd terugkomen, en soms is er slechts een zeer korte overgang van de een tot de ander gelijk in het geval van Job.
b. Dezelfde oorzaak van dit alles, en die is de eerste oorzaak van alles. Ik de Heere, de fontein van al wat bestaat en de fontein van alle macht. Hij die het licht van de natuur geschapen heeft, Genesis 1:3 schept nog het licht van de voorzienigheid, die Het eerst vrede bracht tussen de woelige en strijdige elementen van de natuur maakt ook vrede tussen de belangen van de mensen, Hij, die de natuurlijke duisternis toeliet, welke niets anders dan beroving van licht was, schept ook de duisternis van de voorzienigheid, want aan droefheid en smarten geeft Hij zijn bepaalde bevelen. De wijze God regelt al onze vertroostingen, maar ook al onze beproevingen in deze wereld. II. Hoe deze waarheid hier wordt bewezen en bekend gemaakt.
1. Zij wordt bewezen door hetgeen God deed voor Cyrus. Buiten mij is er geen God, Isaiah 45:5, want: Ik zal u gorden (of Ik heb u gegord) hoewel gij mij niet kent. Het was niet uw eigen afgod, die gij kent en aanbidt, die u voor deze onderneming gordde en u daarvoor gezag en bekwaamheid gaf. Neen, Ik was het die u gordde, ofschoon gij mij niet kent of zoekt. Hierdoor was het duidelijk dat de God van Israël de enige ware God is, Hij maakt en gebruikt hetgeen Hem behaagt, ook al zijn die mensen vreemd voor Hem en eren zij andere goden.
2. Het wordt aan de gehele wereld bekendgemaakt zowel door zijn woord als door zijn voorzienigheid en door de getuigenis van de lijdende Joden in Babylon, opdat allen mogen weten van de opgang tot de nedergang van de zon, van het oosten tot het westen, dat de Heere God is, en niemand meer. De wondervolle bevrijding van de Joden verkondigde aan de gehele wereld dat daar is geen God dan de God van Jeschurun, die door de hemelen rijdt tot hun hulp.
III. Hoe deze waarheid hier wordt ingeprent en toegepast.
1. Ter vertroosting van hen, die vurig verlangden naar en toch rustig wachtten op de verlossing van Israël, Isaiah 45:8. Drupt, gij hemelen van boven af. Sommigen beschouwen dit als een gebed van de heiligen om verlossing. Ik geloof veeleer dat het Gods gebod daartoe is, want Hij wordt gezegd "verlossing te bevelen" Psalms 44:4. Het bevel wordt gegeven aan hemel en aarde, en aan beider heirscharen zoals koninklijke bevelen gewoonlijk gegeven worden en alle ambtenaren bereiken. Alle schepselen worden op hun plaats aangesteld om bij te dragen tot de uitvoering Van dit grote werk als God wil dat het verricht zal worden. Indien de mensen niet willen meehelpen zal God het werk buiten hen tot stand brengen, geluk Hij doet met de dauw des hemels en het gras van de aarde, "dat naar geen man wacht, noch mensenkinderen verbeidt," Micah 5:6.
Merk op:
A. De wijze, waarop deze grote verlossing voor Israël bewerkt wordt. Eerst moet er rechtvaardigheid in hen gewrocht worden, dat is: zij moeten gebracht worden tot berouw over hun zonden, tot verzaking van hun afgoderijen, tot wederkering tot God en hervorming van hun leven. En dan, en niet vroeger, zal de verlossing voor hen bewerkt worden. Wij moeten geen verlossing zonder rechtvaardigmaking verwachten, deze zullen tegelijk ontspruiten, want de Heere heeft ze tegelijkertijd geschapen, en wat Hij samengevoegd heeft mogen wij niet scheiden. zie Psalms 85:9, Psalms 85:10, Psalms 85:11. Christus stierf om ons te verlossen van onze zonden, en niet in onze zonden, en Hij is verlossing voor ons gemaakt door voor ons rechtvaardigheid en heiligmaking te worden.
B. De middelen voor deze grote verlossing, eerdat zij zou mislukken wanneer de daartoe bestemde tijd gekomen is, zullen de hemelen van boven druppen, en de wolken vloeien van gerechtigheid en zal de aarde zich openen opdat allerlei heil uitwasse, en gerechtigheid tezamen uitspruite, en dat alles zal samenwerken tot de hervorming en zo tot de herstelling van het Israël van God. Het is uit de hemel, van boven de wolken, dat de gerechtigheid zal nederdruppelen, want alle goede gave en volmaakte gift komt van boven. En nu de meer overvloedige uitstorting van de Heilige Geest gekomen is, wordt zij milder gegeven, en indien onze harten geopend zijn om haar te ontvangen, zal de uitwerking zijn het voortbrengen van vruchten van de gerechtigheid en van eeuwige verlossing. 2. Ter bestraffing van de vijanden van de kerk, die deze verlossing tegenstaan, of van haar vrienden, die er aan wanhopen, Isaiah 45:9. Wee degene, die met zijn Formeerder twist. God is de formeerder van al deze dingen, en ook onze formeerder, en dat is de reden, waarom wij altijd ons aan Hem moeten onderwerpen en nooit met Hem twisten.
A. Laat de trotse onderdrukkers, in de verheffing van hun harten, niet tegen Gods voornemen ter verlossing van zijn volk in opstand komen, of denken dat zij die een ogenblik kunnen tegenhouden wanneer de tijd er voor gekomen is. Wee de beledigende Babyloniërs, die zich tegen God verzetten, gelijk Farao deed, en zijn volk niet willen gaan laten.
B. Laat de arme verdrukten, in de neerslachtigheid van hun harten, niet murmureren en tegen God twisten over de verlenging van hun gevangenschap, alsof Hij hen onrechtvaardig of onvriendelijk behandelde, of menen zichzelf te kunnen helpen alvorens Godstijd gekomen is. Zij, die met hun Maker twisten, brengen zichzelf in een toestand van wee, want niemand heeft zijn hart tegen God verhard en is voorspoedig geweest. De zondige mens is inderdaad een twistziek schepsel, maar de potscherf mag met aarden potscherven twisten, de mensen zijn slechts aarden potten, ja, zij zijn gebroken potscherven, en dat worden zij meestal door hun onderlinge twisten, daardoor worden zij tegen elkaar in stukken gestoten. Indien zij genegen zijn om te twisten, dan moeten zij het maar met elkaar doen, zij moeten met hun gelijke twisten, maar laat hen het niet wagen om te twisten met Hem, die oneindig boven hen verheven is.
C. Dat is even dwaas en ongerijmd als dat de klei aanmerkingen zou maken op de pottenbakker. Zal ook het leem tot zijn formeerder zeggen: Wat maakt gij? Waarom geeft gij mij deze vorm en niet een anderen? Ja, het is zo onzinnig alsof het leem in hitte van de toorn tegen de pottenbakker zou ontbranden en hem toevoegen, Hij heeft geen handen! Hij doet zijn werk zo slecht alsof hij geen handen had! Zal het leem zich verbeelden wijzer te zijn dan zijn maker, en hem daarom raad geven, of machtiger dan de pottenbakker, en hem daarom bestraffen? Hij die ons het aanzijn, en wel dit en geen ander aanzijn gaf, mag over ons beschikken en ons gebruiken zoals Hem behaagt, en het is onzinnige aanmatiging van ons als we Hem iets voorschrijven. Zullen wij Gods wijsheid bedillen of zijn macht betwijfelen, wij die zelf zo wonderbaarlijk gemaakt zijn? Of zullen wij zeggen: Hij heeft geen handen, van Hem, wiens handen ons gemaakt hebben en in wiens handen wij zijn? De waarheid van Gods soevereiniteit bevat genoeg om al onze ontevredenheid en al onze aanmerkingen op zijn voorzienigheid en genade het zwijgen op te leggen, Romans 9:20, Romans 9:21.
D. Het is even onnatuurlijk als dat een kind zijn ouders te berispen zou vinden, en tot zijn vader zou zeggen: Wat hebt gij gegenereerd? of tot zijn moeder: Wat hebt gij gebaard? Waarom ben ik niet gegenereerd en geboren als engel, en dus niet onderworpen aan de zwakheden van de menselijke natuur en de ongelukken van het menselijk leven? Moeten niet alle kinderen van de mensen verwachten te zullen delen in het gemeenschappelijk lot en te ondergaan wat anderen ondergaan? Is God onze Vader, waar is dan Zijn eer in onze onderworpenheid aan Zijn wil?
Verzen 11-19
Jesaja 45:11-19Het volk Gods in ballingschap, dat zich in zijn beproeving met Gods wil verzoende en tevreden de tijd van de verlossing afwachtte, ontvangt hier de verzekering dat het die niet tevergeefs verwachten zal.
I. Zij worden uitgenodigd onderzoek in te stellen naar het einde van hun moeiten, Isaiah 45:11. De Heilige Israëls en zijn formeerder duldt niet dat men Hem tegenspreekt, maar moedigt hen wel aan:
1. Om zijn woord te onderzoeken: Vraag mij aangaande toekomende dingen, gaat tot de profeten en ziet zij wat in hun profetieën aangaande deze dingen zeggen. Vraagt de wachters: Wat is er van de nacht? Vraagt hun: hoe lang? De toekomende dingen, voorzover zij geopenbaard zijn, behoren ons en onze kinderen en wij moeten niet als vreemdelingen er tegenover staan.
2. Om Hem in het gebed te zoeken, aangaande mijn zonen en het werk mijner handen, die zoals hun betaamt, zich onderwerpen aan de wil van hun vader, de wil van hun pottenbakker, vraagt mij niet op de toon van ongeduld, maar met smeking. Weest ernstig in uw vragen, en vertrouwend in uw verwachten, voor zover beide bestierd worden door en gegrond zijn op de belofte. Wij mogen nooit met onze Maker twisten in hartstochtelijke klachten, maar we mogen wel met Hem worstelen in gelovige en vurige gebeden. Mijn zonen, het werk van mijn handen, beveelt u bij mij aan. Sommigen lezen het: brengt hen tot mij en laat hen bij mij. Zie hier de macht van het gebed en zijn invloed bij God. Gij zult roepen, en Hij zal zeggen: Hier ben Ik, wat wilt gij dat Ik u doen zal? Sommigen lezen het vragenderwijze, als een verwijt: Vraagt gij mij over toekomende dingen? En zou Ik verplicht zijn te antwoorden? En wilt gij mij bevel geven aangaande mijn kinderen en aangaande het werk van mijn handen Durft gij mij voorschrijven wat Ik doen moet? Zal iemand God wijsheid leren, of Hem de wet stellen? Zij, die zich over God beklagen, matigen zich in de grond van de zaak enig gezag over Hem aan.
II. Zij worden aangemoedigd om op Gods macht te vertrouwen, nu zij zeer laag vernederd zijn en volkomen onbekwaam om zichzelf te helpen, Isaiah 45:12. Hun hulp is in de naam des Heeren, die de hemel en de aarde gemaakt heeft, hetgeen hij hier herinnert niet alleen tot Gods verheerlijking, maar ook tot hun vertroosting. Indien het Hem behaagt zullen hemel en aarde medewerken tot hun verlossing en die van de kerk, Isaiah 45:8, want Hij heeft beide geschapen en daarom staan beide onder zijn bevel.
a. Hij heeft de aarde gemaakt en de mens daarop geschapen, want ze was bestemd tot woonplaats voor de mens, Psalms 115:16. Hij had daarvoor niet alleen het vermogen, maar ook overvloedig wijsheid en gezag om de mens hier op aarde te regeren en te gebruiken, zoals het Hem behaagt.
b. Zijn handen hebben de hemelen uitgebreid en al hun heir heeft Hij bevel gegeven toen Hij ze schiep, en derhalve regeert Hij nog al hun bewegingen en invloeden. Het is goed nieuws voor het Israël Gods dat zijn God de Schepper en Regeerder van hemel en aarde is.
III. Hun wordt in het bijzonder meegedeeld wat God voor hen doen zal, opdat zij mogen weten wat zij kunnen verwachten, en dat zal er hen toe leiden om een heerlijke Verlosser en verlossing te kunnen verwachten, van wie en waarvan Cyrus en hun verlossing door hem typen en schaduwbeelden waren.
1. Vrijheid zal hun verkondigd worden, Isaiah 45:13. Cyrus is de man, die dat doen zal en daartoe zal God hem de macht in de handen geven. Ik heb hem verwekt in gerechtigheid, dat is, ter vervulling en naar aanleiding van mijn beloften en om de rechtvaardige maar onderdrukte zaak van mijn volk te bepleiten. God zal hem voorspoed geven in al zijn ondernemingen, voornamelijk die tegen Babel. Ik zal al zijn wegen recht maken, en daaruit volgt dat hij voorspoedig zal zijn, want zij, die onder Goddelijke leiding handelen, kunnen niet anders dan voorspoedig zijn, en wanneer God besluit in zijn dienst iemand te gebruiken, dan baant Hij hem de weg. Twee dingen moest Cyrus voor God doen.
a. Jeruzalem is Gods stad, maar die ligt nu in puin en moet herbouwd worden, dat is: Cyrus moet bevel geven om die te herbouwen en de middelen daarvoor verstrekken.
b. Israël is Gods volk, maar nu in gevangenis, en Cyrus moet hen edelmoedig zonder losprijs vrijlaten niet vragende naar enig rantsoen en niet met hen over voorwaarden onderhandelende. En Christus is gezalfd om hetzelfde te doen voor de arme gevangen zielen, wat Cyrus doen moest voor de gevangen Joden, "Hij zal uitroepen voor de gebondenen opening van de gevangenis," Isaiah 61:1. Vrijmaking uit een slavernij erger dan die in Babel.
2. Er zal voor hen gezorgd worden voor levensonderhoud. Zij gingen uit arm en niet in staat om de onkosten van hun terugkeer en nieuwe vestiging te dragen, en daarom wordt hun beloofd dat de arbeid van de Egyptenaren en van andere volken tot hen zal overkomen en de hun zal zijn, Isaiah 45:14. Toen Cyrus deze volken overwonnen had, heeft hij uit de op hen behaalde buit voorzien in de behoeften van de terugkerende Joden, en hij gaf aan zijn onderdanen bevel om hen van het nodige te voorzien, Ezra 1:4, zodat zij evenmin met ledige handen uit Babel gingen als vroeger uit Egypte. Zij, die door Christus verlost worden, zullen niet alleen van het nodige voorzien, maar verrijkt worden. Zij, wier geest door God opgewekt wordt om naar het hemelse Zion te gaan, mogen op Hem rekenen op voorziening in alle noden onderweg. De wereld is de hun zover het goed voor hen is.
3. Proselieten zullen tot hen overkomen. Mannen van grote lengte zullen in boeien tot u overkomen, Zij zullen zich voor u buigen en smeken, zeggende. Gewis, God is met u Dit werd gedeeltelijk vervuld toen velen van het volk uit het land Joden werden, Esther 8:17, en zeiden: "Wij zullen met u gaan, ootmoedig daarvoor verlof vragende, want wij hebben gehoord dat God met u is," Zacheria 8:23. De herstelling zou een middel zijn tot overtuiging van velen en tot bekering van sommigen. Wellicht kwamen velen van de Chaldeeën, die nu zelf overwonnen waren door Cyrus, toen zij zagen dat de Joden in zegepraal huiswaarts gingen, en vroegen hun vergeving voor de beledigingen en mishandelingen, die zij hun aangedaan hadden, erkennende dat God met hen was, en daarom begerig om zich bij hen te voegen Maar deze belofte zou haar volle vervulling krijgen in de kerk van het Evangelie, wanneer de heidenen door woord en daad gehoorzaam zouden worden aan het geloof in Christus, Romans 18:18, als gewillige gevangenen van de kerk, Psalms 110:3, verheugd om haar ketenen te dragen. Zij wordt vervuld wanneer een ongelovige, de openbare verering van Christus bijwonende, bekennen zal dat hij er van overtuigd is "dat God waarlijk in hun midden is," 1 Corinthiers 14:24, 25, en zich bij hen voegen zal, en wanneer "zij, die een synagoge des satans geweest zijn, komen en aanbidden voor de voeten van de gemeente," Revelation 3:9 en de koningen van de aarde en de volken hun heerlijkheid binnen het nieuwe Jeruzalem zullen brengen," Revelation 21:24. Het is goed met hen te zijn, die met God zijn, al zou het zijn in ketenen.
4. Hen wordt geleerd verder op God te vertrouwen dan zij Hem zien kunnen. De profeet legt hun de woorden in de mond en geeft hun het voorbeeld om die uit te spreken, Isaiah 45:15. Voorwaar, Gij zijt een God die u verborgen houdt.
a. God verborg zich toen Hij beproeving over hen bracht. "Ik verborg mij en was verbolgen," Isaiah 57:17.
b. Hij verborg zich toen Hij hen uit de druk redde. Wanneer God optreedt als Israëls God en Verlosser, "is gewoonlijk zijn weg in de zee," Psalm. 77:19. De redding van de kerk wordt op geheimzinnige wijze tot stand gebracht door de Geest van de Heere van de heirscharen, die de geesten van de mensen bewerkt, Zacheria 4:6, door zwakke en onaanzienlijke werktuigen, kleine en schijnbaar toevallige gebeurtenissen, en eerst gewrocht in het uiterste tijdperk. Maar dit is onze troost, of schoon God zich verborgen houdt zijn wij er zeker van dat Hij is de God van Israël, de Verlosser, Job 35:14.
5. Hen wordt geleerd te zegevieren over afgodendienaars en al de aanbidders van andere goden, Isaiah 45:16. Zij zijn de makers van afgoden, niet alleen dat zij die vervaardigen, maar zij maken hen tot afgoden door hen te aanbidden. Ze zullen beschaamd en tot schande worden wanneer zij overtuigd zullen worden van hun misslag en gedwongen om te erkennen dat de God van Israël de enige ware God is, en wanneer zij zullen teleurgesteld zijn in hun verwachting van de afgoden, onder wier bescherming zij zich gesteld hadden. zij zullen in verwarring geraken zodra zij ontdekken dat zij evenmin de zonde kunnen verontschuldigen als haar straf ontgaan, Psalm. 97:7. Het is niet hier en daar een die gevoeliger is dan de anderen, die er door getroffen wordt en de zaak opgeeft, maar zij allen: ja ofschoon zij in een geheel staan, hand aan hand verbonden, en al hun krachten inspannen om hun bedaardheid te behouden, zullen zij allen met schande heengaan, zij worden in bossen gebonden om verbrand te worden.
6. Hier wordt verzekerd dat zij, die op God vertrouwen, nooit in dat vertrouwen zullen beschaamd worden, Isaiah 45:17. Nu God zich opmaakte om hen uit Babel te verlossen, laat Hij hun door zijn profeet zeggen:
a. Op Hem te zien als op de bewerker van hun verlossing: Maar Israël wordt verlost door de Heere. Niet alleen wordt hun verlossing door zijn macht bewerkt, maar zij wordt voor hen als een schat bewaard in zijn genade en belofte, en daardoor voor hen gewaarborgd. Zij zullen in Hem verlost worden, want zijn naam zal hun sterke toren zijn, waarheen zij zullen lopen en waarin zij veilig zullen zijn.
b. Om verder te zien dan deze tijdelijke verlossing, naar die welke geestelijk is en betrekking heeft op een andere wereld, te denken aan de verlossing door de Messias, welke is een eeuwige verlossing, de verlossing van de ziel, een vrijmaking van altijddurende ellende en een herstelling tot onvergankelijke zegeningen. Hun wordt de verzekering gegeven dat deze verlossing vast staat, zo vast dat zij niet beschaamd of te schande gemaakt zullen worden tot in alle eeuwigheden. Gij zult niet alleen verlost worden van de altijddurende schaamte en verachting, die het deel van alle afgodendienaars zijn zal, Daniel 12:2, maar gij zult eeuwige eer en heerlijkheid hebben. Er is een wereld zonder einde, en het zal goed of slecht met ons zijn naarmate het met ons is in die wereld Zij, die verlost zijn met een eeuwige verlossing, zaken nooit beschaamd worden over hetgeen zij met het oog daarop deden en leden, want het zal onuitsprekelijk ver al hun verwachtingen overtreffen met een eindeloze vergoeding. De terugkerende gevangenen beleden dat "bij hen de beschaamdheid van de aangezichten was," Daniel 9:7, Daniel 9:8, maar God zegt hun dat zij niet te schande zullen worden maar eeuwige zekerheid genieten. Zij, die beschaamd zijn als boetelingen over hun eigen zonden, zullen niet beschaamd zijn als gelovigen in Gods belofte en macht.
7. Zij worden opgewekt om God aan te hangen, en Hem nooit te verlaten of te wantrouwen. Wat reeds meermalen gezegd is, wordt hier nog eens herhaald, tot aanmoediging van zijn volk om in hun vertrouwen te volharden en te hopen dat Hij voor hen zal blijven, Ik ben de Heere, en niemand meer. Dat de Heere, die wij dienen en vertrouwen, de enige God is, verschijnt in twee grote lichten: dat van de natuur en dat van de openbaring.
A. Het is duidelijk bij het licht van de natuur, want Hij heeft de wereld gemaakt en daarom mag Hij rechtvaardig haar eerbewijs eisen, Isaiah 45:18. Alzo zegt de Heere, die de hemelen geschapen heeft, die God die de aarde geformeerd en gemaakt heeft, Ik ben de Heere, de souvereine Heer van allen, en er is geen ander. De goden van de heidenen deden dit niet, en beweerden dat ook niet te zijn. Hij vermeldt hier de schepping van de hemelen, maar wijdt meer uit over de schepping van de aarde, omdat die het deel. van de schepping is, dat we het meest in het oog hebben en waarmee wij het meest in verband staan. Hier wordt opgemerkt:
a. Dat Hij haar formeerde, zij is geen ruwe, onbewerkte chaos, maar met oneindige wijsheid in de fijnste vormen gegoten.
b. Hij heeft haar bevestigd toen Hij haar geformeerd had, heeft Hij haar bevestigd, "haar gegrond in de zeeën," Psalms 24:2, "haar opgehangen aan het niet," Job 26:7, gelijk Hij haar eerst uit niet maakte, zo bevestigde Hij haar nu en hing haar vast op.
c. Dat Hij haar inrichtte voor het gebruik en ten dienste van de mens, aan wie Hij haar geven wilde. Hij schiep haar niet doelloos, alleen om een proef van zijn macht te geven, maar Hij formeerde haar om bewoond te worden door de kinderen van de mensen, en met dat doel vergaderde Hij de wateren, waarmee zij in de beginne overdekt was, en "deed het droge verschijnen," Psalms 104:6, Psalms 104:7. Tot eer van Gods wijsheid moet hier opgemerkt worden dat Hij niets tevergeefs maakt, maar alles naar eigen aanleg doet beantwoorden aan Zijn bedoeling. Indien iemand het bewijs geeft dat hij tevergeefs gemaakt schijnt te zijn, dan is dat zijn eigen schuld, maar tot eer van Gods goedheid en gunst voor de mensen is te zeggen dat Hij rekent dat niet vergeefs of doelloos gemaakt te hebben, hetgeen Hij bestemde om een woning en een onderhoud voor de mens te zijn.
B. Dat blijkt bij het licht van de openbaring. Gelijk de werken Gods overvloedig aantonen dat Hij de enige God is, zo doet zijn woord dat evenzeer, en de openbaring van zichzelf, en van zijn wil en geest die Hij daarin gegeven heeft. Zijn voorzeggingen overtreffen die van de heidense godheden even ver als zijn werken de hun, Isaiah 45:19. Deze voorrang wordt hier in drieerlei opzicht aangetoond.
a. In de wijze van openbaring, die duidelijk en open is. Ik heb niet in het verborgene gesproken, in een donkere plaats van de aarde. De heidense godheden gaven hun orakelen in holen en spelonken, met holle grafstem, in dubbelzinnige uitdrukkingen, zij die waarzeggende geesten hadden, fluisterden en piepten, Isaiah 8:19. Maar God gaf zijn wet van de top van Sinaï ten overstaan van al de duizenden van Israël, in duidelijke, verstaanbare, verstandige woorden. De wijsheid roept op de hoeken van de straten, Proverbs 1:20, Proverbs 1:2l, 8:1, 2,3. Het gezicht is duidelijk en helder geschreven, zodat alle voorbijgangers het lezen kunnen. Is het voor iemand onduidelijk, dan heeft hij dat aan zichzelf te wijten. Christus verdedigde zich met dezelfde woorden die God hier spreekt: "In het verborgene heb ik niets gesproken," John 18:20.
b. In het gebruik en de zegen ervan was het hoogst voldoende, Ik heb niet tot het zaad Jakobs gezegd, als zij mijn uitspraken zochten om daarnaar te leven: "Zoekt mij tevergeefs, zoals de valse goden tot hun aanbidders zeiden, die voor de levenden de doden vraagden," Isaiah 8:19. Dit omvat al de genadige antwoorden, welke God gegeven heeft beide aan hen die God om leiding vroegen, zijn woord is voor hen een betrouwbare gids, en voor hen die Hem aanriepen. Het zaad van Jakob is een biddend volk," het is het geslacht dergenen die naar Hem vragen," Psalms 24:6. En gelijk Hij in zijn woord ons heeft uitgenodigd om Hem te zoeken, zo heeft Hij zich nooit van hun gelovige gebeden afgewend, of hun gelovige verwachtingen teleurgesteld. Hij zei nooit tot hen, of tot een hunner: "Zoek mij tevergeefs," want indien Hij het niet raadzaam oordeelde hun te geven hetgeen zij van Hem vroegen, gaf Hij hun die voldoende genade en die vertroosting en verkwikking in de ziel, die er geheel tegen opwogen. God geeft niet alleen een genadig antwoord aan hen, die Hem vlijtig zoeken maar is ook hun overvloedige beloner.
C. De inhoud van Gods woorden is onberispelijk rechtvaardig en er is geen ongerechtigheid in Ik ben de Heere, die gerechtigheid spreek, die rechtvaardige dingen spreek, dingen die in overeenstemming zijn met de eeuwige beginselen van het recht. De heidense afgoden verkondigden hun aanbidders menigmaal dingen die een schande waren voor de menselijke natuur en tegen alle beginselen van de deugd ingingen, maar God spreekt gerechtigheid, schrijft voor hetgeen in zichzelf rechtvaardig is en de strekking heeft om de mensen rechtvaardig te maken, en daarom is Hij God en niemand meer.
Verzen 11-19
Jesaja 45:11-19Het volk Gods in ballingschap, dat zich in zijn beproeving met Gods wil verzoende en tevreden de tijd van de verlossing afwachtte, ontvangt hier de verzekering dat het die niet tevergeefs verwachten zal.
I. Zij worden uitgenodigd onderzoek in te stellen naar het einde van hun moeiten, Isaiah 45:11. De Heilige Israëls en zijn formeerder duldt niet dat men Hem tegenspreekt, maar moedigt hen wel aan:
1. Om zijn woord te onderzoeken: Vraag mij aangaande toekomende dingen, gaat tot de profeten en ziet zij wat in hun profetieën aangaande deze dingen zeggen. Vraagt de wachters: Wat is er van de nacht? Vraagt hun: hoe lang? De toekomende dingen, voorzover zij geopenbaard zijn, behoren ons en onze kinderen en wij moeten niet als vreemdelingen er tegenover staan.
2. Om Hem in het gebed te zoeken, aangaande mijn zonen en het werk mijner handen, die zoals hun betaamt, zich onderwerpen aan de wil van hun vader, de wil van hun pottenbakker, vraagt mij niet op de toon van ongeduld, maar met smeking. Weest ernstig in uw vragen, en vertrouwend in uw verwachten, voor zover beide bestierd worden door en gegrond zijn op de belofte. Wij mogen nooit met onze Maker twisten in hartstochtelijke klachten, maar we mogen wel met Hem worstelen in gelovige en vurige gebeden. Mijn zonen, het werk van mijn handen, beveelt u bij mij aan. Sommigen lezen het: brengt hen tot mij en laat hen bij mij. Zie hier de macht van het gebed en zijn invloed bij God. Gij zult roepen, en Hij zal zeggen: Hier ben Ik, wat wilt gij dat Ik u doen zal? Sommigen lezen het vragenderwijze, als een verwijt: Vraagt gij mij over toekomende dingen? En zou Ik verplicht zijn te antwoorden? En wilt gij mij bevel geven aangaande mijn kinderen en aangaande het werk van mijn handen Durft gij mij voorschrijven wat Ik doen moet? Zal iemand God wijsheid leren, of Hem de wet stellen? Zij, die zich over God beklagen, matigen zich in de grond van de zaak enig gezag over Hem aan.
II. Zij worden aangemoedigd om op Gods macht te vertrouwen, nu zij zeer laag vernederd zijn en volkomen onbekwaam om zichzelf te helpen, Isaiah 45:12. Hun hulp is in de naam des Heeren, die de hemel en de aarde gemaakt heeft, hetgeen hij hier herinnert niet alleen tot Gods verheerlijking, maar ook tot hun vertroosting. Indien het Hem behaagt zullen hemel en aarde medewerken tot hun verlossing en die van de kerk, Isaiah 45:8, want Hij heeft beide geschapen en daarom staan beide onder zijn bevel.
a. Hij heeft de aarde gemaakt en de mens daarop geschapen, want ze was bestemd tot woonplaats voor de mens, Psalms 115:16. Hij had daarvoor niet alleen het vermogen, maar ook overvloedig wijsheid en gezag om de mens hier op aarde te regeren en te gebruiken, zoals het Hem behaagt.
b. Zijn handen hebben de hemelen uitgebreid en al hun heir heeft Hij bevel gegeven toen Hij ze schiep, en derhalve regeert Hij nog al hun bewegingen en invloeden. Het is goed nieuws voor het Israël Gods dat zijn God de Schepper en Regeerder van hemel en aarde is.
III. Hun wordt in het bijzonder meegedeeld wat God voor hen doen zal, opdat zij mogen weten wat zij kunnen verwachten, en dat zal er hen toe leiden om een heerlijke Verlosser en verlossing te kunnen verwachten, van wie en waarvan Cyrus en hun verlossing door hem typen en schaduwbeelden waren.
1. Vrijheid zal hun verkondigd worden, Isaiah 45:13. Cyrus is de man, die dat doen zal en daartoe zal God hem de macht in de handen geven. Ik heb hem verwekt in gerechtigheid, dat is, ter vervulling en naar aanleiding van mijn beloften en om de rechtvaardige maar onderdrukte zaak van mijn volk te bepleiten. God zal hem voorspoed geven in al zijn ondernemingen, voornamelijk die tegen Babel. Ik zal al zijn wegen recht maken, en daaruit volgt dat hij voorspoedig zal zijn, want zij, die onder Goddelijke leiding handelen, kunnen niet anders dan voorspoedig zijn, en wanneer God besluit in zijn dienst iemand te gebruiken, dan baant Hij hem de weg. Twee dingen moest Cyrus voor God doen.
a. Jeruzalem is Gods stad, maar die ligt nu in puin en moet herbouwd worden, dat is: Cyrus moet bevel geven om die te herbouwen en de middelen daarvoor verstrekken.
b. Israël is Gods volk, maar nu in gevangenis, en Cyrus moet hen edelmoedig zonder losprijs vrijlaten niet vragende naar enig rantsoen en niet met hen over voorwaarden onderhandelende. En Christus is gezalfd om hetzelfde te doen voor de arme gevangen zielen, wat Cyrus doen moest voor de gevangen Joden, "Hij zal uitroepen voor de gebondenen opening van de gevangenis," Isaiah 61:1. Vrijmaking uit een slavernij erger dan die in Babel.
2. Er zal voor hen gezorgd worden voor levensonderhoud. Zij gingen uit arm en niet in staat om de onkosten van hun terugkeer en nieuwe vestiging te dragen, en daarom wordt hun beloofd dat de arbeid van de Egyptenaren en van andere volken tot hen zal overkomen en de hun zal zijn, Isaiah 45:14. Toen Cyrus deze volken overwonnen had, heeft hij uit de op hen behaalde buit voorzien in de behoeften van de terugkerende Joden, en hij gaf aan zijn onderdanen bevel om hen van het nodige te voorzien, Ezra 1:4, zodat zij evenmin met ledige handen uit Babel gingen als vroeger uit Egypte. Zij, die door Christus verlost worden, zullen niet alleen van het nodige voorzien, maar verrijkt worden. Zij, wier geest door God opgewekt wordt om naar het hemelse Zion te gaan, mogen op Hem rekenen op voorziening in alle noden onderweg. De wereld is de hun zover het goed voor hen is.
3. Proselieten zullen tot hen overkomen. Mannen van grote lengte zullen in boeien tot u overkomen, Zij zullen zich voor u buigen en smeken, zeggende. Gewis, God is met u Dit werd gedeeltelijk vervuld toen velen van het volk uit het land Joden werden, Esther 8:17, en zeiden: "Wij zullen met u gaan, ootmoedig daarvoor verlof vragende, want wij hebben gehoord dat God met u is," Zacheria 8:23. De herstelling zou een middel zijn tot overtuiging van velen en tot bekering van sommigen. Wellicht kwamen velen van de Chaldeeën, die nu zelf overwonnen waren door Cyrus, toen zij zagen dat de Joden in zegepraal huiswaarts gingen, en vroegen hun vergeving voor de beledigingen en mishandelingen, die zij hun aangedaan hadden, erkennende dat God met hen was, en daarom begerig om zich bij hen te voegen Maar deze belofte zou haar volle vervulling krijgen in de kerk van het Evangelie, wanneer de heidenen door woord en daad gehoorzaam zouden worden aan het geloof in Christus, Romans 18:18, als gewillige gevangenen van de kerk, Psalms 110:3, verheugd om haar ketenen te dragen. Zij wordt vervuld wanneer een ongelovige, de openbare verering van Christus bijwonende, bekennen zal dat hij er van overtuigd is "dat God waarlijk in hun midden is," 1 Corinthiers 14:24, 25, en zich bij hen voegen zal, en wanneer "zij, die een synagoge des satans geweest zijn, komen en aanbidden voor de voeten van de gemeente," Revelation 3:9 en de koningen van de aarde en de volken hun heerlijkheid binnen het nieuwe Jeruzalem zullen brengen," Revelation 21:24. Het is goed met hen te zijn, die met God zijn, al zou het zijn in ketenen.
4. Hen wordt geleerd verder op God te vertrouwen dan zij Hem zien kunnen. De profeet legt hun de woorden in de mond en geeft hun het voorbeeld om die uit te spreken, Isaiah 45:15. Voorwaar, Gij zijt een God die u verborgen houdt.
a. God verborg zich toen Hij beproeving over hen bracht. "Ik verborg mij en was verbolgen," Isaiah 57:17.
b. Hij verborg zich toen Hij hen uit de druk redde. Wanneer God optreedt als Israëls God en Verlosser, "is gewoonlijk zijn weg in de zee," Psalm. 77:19. De redding van de kerk wordt op geheimzinnige wijze tot stand gebracht door de Geest van de Heere van de heirscharen, die de geesten van de mensen bewerkt, Zacheria 4:6, door zwakke en onaanzienlijke werktuigen, kleine en schijnbaar toevallige gebeurtenissen, en eerst gewrocht in het uiterste tijdperk. Maar dit is onze troost, of schoon God zich verborgen houdt zijn wij er zeker van dat Hij is de God van Israël, de Verlosser, Job 35:14.
5. Hen wordt geleerd te zegevieren over afgodendienaars en al de aanbidders van andere goden, Isaiah 45:16. Zij zijn de makers van afgoden, niet alleen dat zij die vervaardigen, maar zij maken hen tot afgoden door hen te aanbidden. Ze zullen beschaamd en tot schande worden wanneer zij overtuigd zullen worden van hun misslag en gedwongen om te erkennen dat de God van Israël de enige ware God is, en wanneer zij zullen teleurgesteld zijn in hun verwachting van de afgoden, onder wier bescherming zij zich gesteld hadden. zij zullen in verwarring geraken zodra zij ontdekken dat zij evenmin de zonde kunnen verontschuldigen als haar straf ontgaan, Psalm. 97:7. Het is niet hier en daar een die gevoeliger is dan de anderen, die er door getroffen wordt en de zaak opgeeft, maar zij allen: ja ofschoon zij in een geheel staan, hand aan hand verbonden, en al hun krachten inspannen om hun bedaardheid te behouden, zullen zij allen met schande heengaan, zij worden in bossen gebonden om verbrand te worden.
6. Hier wordt verzekerd dat zij, die op God vertrouwen, nooit in dat vertrouwen zullen beschaamd worden, Isaiah 45:17. Nu God zich opmaakte om hen uit Babel te verlossen, laat Hij hun door zijn profeet zeggen:
a. Op Hem te zien als op de bewerker van hun verlossing: Maar Israël wordt verlost door de Heere. Niet alleen wordt hun verlossing door zijn macht bewerkt, maar zij wordt voor hen als een schat bewaard in zijn genade en belofte, en daardoor voor hen gewaarborgd. Zij zullen in Hem verlost worden, want zijn naam zal hun sterke toren zijn, waarheen zij zullen lopen en waarin zij veilig zullen zijn.
b. Om verder te zien dan deze tijdelijke verlossing, naar die welke geestelijk is en betrekking heeft op een andere wereld, te denken aan de verlossing door de Messias, welke is een eeuwige verlossing, de verlossing van de ziel, een vrijmaking van altijddurende ellende en een herstelling tot onvergankelijke zegeningen. Hun wordt de verzekering gegeven dat deze verlossing vast staat, zo vast dat zij niet beschaamd of te schande gemaakt zullen worden tot in alle eeuwigheden. Gij zult niet alleen verlost worden van de altijddurende schaamte en verachting, die het deel van alle afgodendienaars zijn zal, Daniel 12:2, maar gij zult eeuwige eer en heerlijkheid hebben. Er is een wereld zonder einde, en het zal goed of slecht met ons zijn naarmate het met ons is in die wereld Zij, die verlost zijn met een eeuwige verlossing, zaken nooit beschaamd worden over hetgeen zij met het oog daarop deden en leden, want het zal onuitsprekelijk ver al hun verwachtingen overtreffen met een eindeloze vergoeding. De terugkerende gevangenen beleden dat "bij hen de beschaamdheid van de aangezichten was," Daniel 9:7, Daniel 9:8, maar God zegt hun dat zij niet te schande zullen worden maar eeuwige zekerheid genieten. Zij, die beschaamd zijn als boetelingen over hun eigen zonden, zullen niet beschaamd zijn als gelovigen in Gods belofte en macht.
7. Zij worden opgewekt om God aan te hangen, en Hem nooit te verlaten of te wantrouwen. Wat reeds meermalen gezegd is, wordt hier nog eens herhaald, tot aanmoediging van zijn volk om in hun vertrouwen te volharden en te hopen dat Hij voor hen zal blijven, Ik ben de Heere, en niemand meer. Dat de Heere, die wij dienen en vertrouwen, de enige God is, verschijnt in twee grote lichten: dat van de natuur en dat van de openbaring.
A. Het is duidelijk bij het licht van de natuur, want Hij heeft de wereld gemaakt en daarom mag Hij rechtvaardig haar eerbewijs eisen, Isaiah 45:18. Alzo zegt de Heere, die de hemelen geschapen heeft, die God die de aarde geformeerd en gemaakt heeft, Ik ben de Heere, de souvereine Heer van allen, en er is geen ander. De goden van de heidenen deden dit niet, en beweerden dat ook niet te zijn. Hij vermeldt hier de schepping van de hemelen, maar wijdt meer uit over de schepping van de aarde, omdat die het deel. van de schepping is, dat we het meest in het oog hebben en waarmee wij het meest in verband staan. Hier wordt opgemerkt:
a. Dat Hij haar formeerde, zij is geen ruwe, onbewerkte chaos, maar met oneindige wijsheid in de fijnste vormen gegoten.
b. Hij heeft haar bevestigd toen Hij haar geformeerd had, heeft Hij haar bevestigd, "haar gegrond in de zeeën," Psalms 24:2, "haar opgehangen aan het niet," Job 26:7, gelijk Hij haar eerst uit niet maakte, zo bevestigde Hij haar nu en hing haar vast op.
c. Dat Hij haar inrichtte voor het gebruik en ten dienste van de mens, aan wie Hij haar geven wilde. Hij schiep haar niet doelloos, alleen om een proef van zijn macht te geven, maar Hij formeerde haar om bewoond te worden door de kinderen van de mensen, en met dat doel vergaderde Hij de wateren, waarmee zij in de beginne overdekt was, en "deed het droge verschijnen," Psalms 104:6, Psalms 104:7. Tot eer van Gods wijsheid moet hier opgemerkt worden dat Hij niets tevergeefs maakt, maar alles naar eigen aanleg doet beantwoorden aan Zijn bedoeling. Indien iemand het bewijs geeft dat hij tevergeefs gemaakt schijnt te zijn, dan is dat zijn eigen schuld, maar tot eer van Gods goedheid en gunst voor de mensen is te zeggen dat Hij rekent dat niet vergeefs of doelloos gemaakt te hebben, hetgeen Hij bestemde om een woning en een onderhoud voor de mens te zijn.
B. Dat blijkt bij het licht van de openbaring. Gelijk de werken Gods overvloedig aantonen dat Hij de enige God is, zo doet zijn woord dat evenzeer, en de openbaring van zichzelf, en van zijn wil en geest die Hij daarin gegeven heeft. Zijn voorzeggingen overtreffen die van de heidense godheden even ver als zijn werken de hun, Isaiah 45:19. Deze voorrang wordt hier in drieerlei opzicht aangetoond.
a. In de wijze van openbaring, die duidelijk en open is. Ik heb niet in het verborgene gesproken, in een donkere plaats van de aarde. De heidense godheden gaven hun orakelen in holen en spelonken, met holle grafstem, in dubbelzinnige uitdrukkingen, zij die waarzeggende geesten hadden, fluisterden en piepten, Isaiah 8:19. Maar God gaf zijn wet van de top van Sinaï ten overstaan van al de duizenden van Israël, in duidelijke, verstaanbare, verstandige woorden. De wijsheid roept op de hoeken van de straten, Proverbs 1:20, Proverbs 1:2l, 8:1, 2,3. Het gezicht is duidelijk en helder geschreven, zodat alle voorbijgangers het lezen kunnen. Is het voor iemand onduidelijk, dan heeft hij dat aan zichzelf te wijten. Christus verdedigde zich met dezelfde woorden die God hier spreekt: "In het verborgene heb ik niets gesproken," John 18:20.
b. In het gebruik en de zegen ervan was het hoogst voldoende, Ik heb niet tot het zaad Jakobs gezegd, als zij mijn uitspraken zochten om daarnaar te leven: "Zoekt mij tevergeefs, zoals de valse goden tot hun aanbidders zeiden, die voor de levenden de doden vraagden," Isaiah 8:19. Dit omvat al de genadige antwoorden, welke God gegeven heeft beide aan hen die God om leiding vroegen, zijn woord is voor hen een betrouwbare gids, en voor hen die Hem aanriepen. Het zaad van Jakob is een biddend volk," het is het geslacht dergenen die naar Hem vragen," Psalms 24:6. En gelijk Hij in zijn woord ons heeft uitgenodigd om Hem te zoeken, zo heeft Hij zich nooit van hun gelovige gebeden afgewend, of hun gelovige verwachtingen teleurgesteld. Hij zei nooit tot hen, of tot een hunner: "Zoek mij tevergeefs," want indien Hij het niet raadzaam oordeelde hun te geven hetgeen zij van Hem vroegen, gaf Hij hun die voldoende genade en die vertroosting en verkwikking in de ziel, die er geheel tegen opwogen. God geeft niet alleen een genadig antwoord aan hen, die Hem vlijtig zoeken maar is ook hun overvloedige beloner.
C. De inhoud van Gods woorden is onberispelijk rechtvaardig en er is geen ongerechtigheid in Ik ben de Heere, die gerechtigheid spreek, die rechtvaardige dingen spreek, dingen die in overeenstemming zijn met de eeuwige beginselen van het recht. De heidense afgoden verkondigden hun aanbidders menigmaal dingen die een schande waren voor de menselijke natuur en tegen alle beginselen van de deugd ingingen, maar God spreekt gerechtigheid, schrijft voor hetgeen in zichzelf rechtvaardig is en de strekking heeft om de mensen rechtvaardig te maken, en daarom is Hij God en niemand meer.
Verzen 20-25
Jesaja 45:20-25Hetgeen hier gezegd wordt heeft dezelfde strekking als het voorgaande.
I. Ter overtuiging van de afgodendienaars, om hun hun dwaasheid te tonen in het aanbidden van goden, die hen niet helpen kunnen en het verwaarlozen van de God, die dat wel kan. Laat allen, die van de heidenen ontkomen zijn, niet alleen de Joden, maar ook de andere volken, welke Cyrus uit de Babylonische gevangenschap ontslagen heeft, laat hen allen komen en horen wat er gezegd wordt tegen hun afgodendienst, opdat zij zowel als de doden daarvan genezen mogen worden, opdat Babel, dat vanouds de wieg van de afgoderij is, er nu het graf van moge worden. Laat de ontkomenen zich vergaderen en samenkomen, God heeft hun iets te zeggen tot hun eigen bestwil, en dat is: dat de afgoderij in tweeërlei opzicht dwaasheid is.
1. Ze maken voor zichzelf een toevlucht voor de leugen. Zij dragen hun houten gesneden beelden of richten die op, want hout zijn ze en meer niet, al zijn ze nog zo mooi met goud overtrokken en met sieraden overdekt, zij zijn en blijven hout. Zij roepen een God aan die niet verlossen kan, want hij kan niet horen en niet helpen, hij kan niets doen. Hoe vernederen zij zichzelf, die zo iets als een god vereren dat hun als een god niets doen kan? Hoe bedriegen zij zichzelf, die om redding aanroepen een ding, dat niet het minste vermogen heeft om te redden! Zeker, zij hebben geen kennis en zijn verdwaasd in hun verstand, die zoveel moeite doen om de gunst van een volstrekt-machtelozen god te verwerven.
2 Zij maken een mededinger voor God, de enig levende en waren God, Isaiah 45:21. Roept hen allen samen, verkondigt hun dat de grote zaak nog eens op de proef gesteld worden zal, ofschoon die reeds eens beslist is tussen God en Bal. Treedt hiertoe en beraadslaagt tezamen, wat er te zeggen is ter verdediging van uzelf en van uw afgoden. De proef op de som zal genomen worden: laat hen nu aantonen dat een van hun goden ooit met volkomen zekerheid toekomstige dingen verkondigd heeft, gelijk de God van Israël dat gedaan heeft, en dan zullen wij erkennen dat er enige grond is voor hun aanspraken. Maar dat heeft nooit een van hen gedaan, hun profeten waren leugenprofeten. Doch de Heere heeft het doen horen van oudsher, lang voor het kwam, daarom moet ge toestemmen dat er geen God is behalve Ik.
a. Hij is de enige God die regeren kan, en Hij is een rechtvaardig God, die oordeelt in gerechtigheid en recht doet aan de verdrukten.
b. Er is geen ander in staat om te helpen, en daar Hij de rechtvaardige God is, is Hij de redder, die voor zijn verlossingen geen hulp van anderen nodig heeft, maar buiten wie niemand redden kan. Zij, die iets anders buiten Hem als hun god oprichten, hebben dus geen gevoel voor waarheid en leugen, voor goed en kwaad, ook niet voor hun eigen belang.
II. Ter vertroosting en bemoediging van al Gods getrouwe aanbidders, wie zij ook zijn, Isaiah 45:22. Zij, die de afgoden vereren, aanbidden goden die niet redden kunnen, maar de God van Israël zegt: zegt het tot al de einden van de aarde, tot Zijn volk, hoewel het verstrooid is tot in de uiterste hoeken van de wereld, en in zijn verstrooiing verloren en vergeten schijnt te zijn, dat zij slechts door geloof en gebed zich tot Hem hebben te wenden, van alle werktuigen en tweede oorzaken moeten afzien, van alle voorgewende helpers moeten afzien, en op Hem zien moeten, dan zullen zij behouden worden. Dit schijnt in de tweede plaats te zien op de bekering van de heidenen, die aan de einden van de aarde leven, de verst-gelegen volken, onder welke de banier des Evangelies opgericht is, tot Hem zullen de heidenen komen. Toen Christus van de aarde verheven werd gelijk de koperen slang, trok Hij de ogen van allen tot zich, allen worden thans uitgenodigd om op Hem te zien, gelijk de Israëlieten op de koperen slang zien moesten. En zo sterk is het oog des geloofs, dat het door Gods genade de Zaligmaker bereiken zal en zelfs van de einden van de aarde Hem vasthouden, want Hij is God en niemand meer.
Twee dingen worden hier beloofd als overvloedige vergelding voor allen, die door het geloof op de Zaligmaker zien.
1. Dat de heerlijkheid van de God, die zij dienen, grotelijks zal vermeerderd worden, en dit is goed nieuws voor het gehele volk des Heeren, dat hoe meer en hoe lang het ook zelf moge verdrukt en belasterd worden, God zal verhoogd worden, Isaiah 45:23. Dit wordt bevestigd met een eed, opdat wij er sterke vertroosting van hebben zouden. "Ik heb gezworen bij mij zelf" (en God kan bij geen meerderen zweren, Hebrews 6:1 en het woord van de gerechtigheid is uit mijn mond gegaan, en het zal nimmer herroepen worden en nooit ledig weerkeren, want het is uitgegaan als een woord van de gerechtigheid omdat het de meest natuurlijke zaak ter wereld is: dat Hij die alles geschapen heeft de Heere van alles zijn zal, en dat, gelijk nu de meeste schepselen van Hem vervreemd zijn, zij eens allen zo aan Hem gewild zullen worden. Hij heeft het gezegd en Hij zal het vervullen: "Ik zal verhoogd worden," Psalms 46:10. Hij heeft ons verzekerd:
A. Dat eens het heelal aan Hem onderworpen zal zijn, dat de koninkrijken van de wereld zijn koninkrijk zullen worden, dat zij Hem hulde brengen zullen, voor mij zal alle knie zich buigen, en zij zullen zich met een eed van huldiging aan Hem verbinden, alle tong zal mij zweren. Dit wordt in Romans 14:10 toegepast op de heerschappij, van Christus: Wij zullen allen voor de rechterstoel van Christus geopenbaard worden en Hem rekenschap geven, want er is geschreven: Ik leef, zegt de Heere, voor mij zal alle knie zich buigen en alle fond zal God belijden, en het schijnt te verwijzen naar Psalm. 2:9, 10. Indien het hart gebracht is tot de gehoorzaamheid aan Christus en willig gemaakt op de dag van zijn heirkracht, zal de knie zich voor Hem buigen in de nederige aanbidding en smeking, in bereidwillige gehoorzaamheid aan zijn gebeden, onderwerping aan zijn beschikkingen en overeenstemming met zijn wil. En de tong zal Hem zweren, zal de ziel de verplichting opleggen om voor altijd in zijn dienst te blijven, want hij die een oprecht gemoed heeft zal noodt op zijn verbintenis afdingen.
B. Dat Hij algemeen zal gezocht worden, en in alle delen van de wereld aangeroepen. Uit de verst-gelegen landen zal men komen om zijn gunst te smeken en tot Hem zal alle vlees komen, Psalms 65:2. En wanneer Christus van de aarde zou verhoogd zijn, zou Hij hen allen tot zich trekken.
C. Het zal tevergeefs zijn zich tegen Hem te verzetten. Allen, die tegen Hem ontstoken zijn, die zich tegen zijn banden verzetten, zullen beschaamd worden. De volken, die toornig geworden zijn omdat Hij zijn grote macht aangenomen heeft en geregeerd heeft, die in woede ontbranden tegen de gestrengheid van zijn wetten en de voorspoed van zijn Evangelie en het geestelijk karakter van zijn koninkrijk, zullen beschaamd worden, sommigen met berouwhebbende schaamte, anderen zonder berouw tot hun eeuwigen ondergang. Op de een of andere wijze, vroeger of later, zullen allen die zich verzetten tegen de regering en de overwinningen van Christus, beschaamd worden over hun dwaasheid en verzet. 2. Dat het welzijn van de zielen zeker zal bevestigd worden. Men zal van mij zeggen, en de n zal door zijn voorbeeld de ander leren het ook te zeggen, zodat al het zaad Israëls door de Geest het zeggen en er bij blijven zal:
a. Dat God voor hen algenoegzaam is en dat er in Christus alles is om in hun noden te voorzien. In de Heere zijn gerechtigheden en sterkte. In de Heere is alle gerechtigheid en kracht, zo lezen sommigen. Hij zelf is gerechtig en sterk, Hij kan doen wat Hem behaagt, maar doet niets dat niet volkomen recht is, Hij heeft dus al wat nodig is om te voorziet in de noden van hen, die Hem zoeken en op Hem rekenen, op de volheid van Zijn voorzienigheid en van de schatten van Zijn genade. Ja, wij mogen zeggen, dat niet alleen Hij dat alles heeft, maar dat wij het in Hem hebben, want Hij heeft gezegd dat Hij onze God zal zijn. In de Heere hadden de gevangen Joden gerechtigheid, dat is genade, zowel om de beproevingen aan hun hart te heiligen als om hen voor de bevrijding voor te bereiden, en sterkte voor het dragen van hun lot en voor hun uittocht. In de Heere Jezus hebben wij gerechtigheid om ons aan te bevelen in Gods welwillendheid voor ons, en kracht om het goede werk in ons te beginnen en voort te zetten. Hij is de fontein van beide en wij moeten voor beide op Hem vertrouwen. "Wij moeten heengaan in de mogendheden des Heeren en Zijn gerechtigheden vermelden, de Zijne alleen," Psalms 71:16. b, Zij zullen daarin overvloedige zegening en voldoening genieten. Het volk van de Joden zal in de Heere gerechtvaardigd worden voor de mensen en openlijk zegevieren in zijn God. De verdrukkers deden hun verwijten, overlaadden hen met lasteringen en beroemden zich op hun goed recht om hen te overheersen omdat zij hun God verlaten bedden, maar wanneer God hun verlossing bewerken zal, dan zullen zij daardoor van al die harde beoordelingen gerechtvaardigd worden, en daardoor worden zij verheerlijkt. Alle oprechte Christenen, die voor gerechtigheid en sterkte zich aan Christus toevertrouwen zullen in Hem gerechtvaardigd en daardoor verheerlijkt worden.
Merk op: Alle gelovigen zijn het zaad van Israël, een oprecht biddend zaad. Het grote voorrecht, dat zij in Christus genieten, is dat zij in Hem en om Zijnentwil gerechtvaardigd zijn voor God, aangezien Christus hun geworden is rechtvaardigheid Gods. Allen die gerechtvaardigd worden, danken hun rechtvaardigmaking aan Christus, zij konden op geen andere wijze gerechtvaardigd worden, en daarom roemen zij, die gerechtvaardigd zijn zullen ook verheerlijkt worden. En daarom is de grote plicht van hen, die in Christus geloven, Hem te verheerlijken, in Hem zich te beroemen daarom is Hij ons alles in allen geworden, opdat wie zich beroemt, die beroeme zich in de Heere.
Verzen 20-25
Jesaja 45:20-25Hetgeen hier gezegd wordt heeft dezelfde strekking als het voorgaande.
I. Ter overtuiging van de afgodendienaars, om hun hun dwaasheid te tonen in het aanbidden van goden, die hen niet helpen kunnen en het verwaarlozen van de God, die dat wel kan. Laat allen, die van de heidenen ontkomen zijn, niet alleen de Joden, maar ook de andere volken, welke Cyrus uit de Babylonische gevangenschap ontslagen heeft, laat hen allen komen en horen wat er gezegd wordt tegen hun afgodendienst, opdat zij zowel als de doden daarvan genezen mogen worden, opdat Babel, dat vanouds de wieg van de afgoderij is, er nu het graf van moge worden. Laat de ontkomenen zich vergaderen en samenkomen, God heeft hun iets te zeggen tot hun eigen bestwil, en dat is: dat de afgoderij in tweeërlei opzicht dwaasheid is.
1. Ze maken voor zichzelf een toevlucht voor de leugen. Zij dragen hun houten gesneden beelden of richten die op, want hout zijn ze en meer niet, al zijn ze nog zo mooi met goud overtrokken en met sieraden overdekt, zij zijn en blijven hout. Zij roepen een God aan die niet verlossen kan, want hij kan niet horen en niet helpen, hij kan niets doen. Hoe vernederen zij zichzelf, die zo iets als een god vereren dat hun als een god niets doen kan? Hoe bedriegen zij zichzelf, die om redding aanroepen een ding, dat niet het minste vermogen heeft om te redden! Zeker, zij hebben geen kennis en zijn verdwaasd in hun verstand, die zoveel moeite doen om de gunst van een volstrekt-machtelozen god te verwerven.
2 Zij maken een mededinger voor God, de enig levende en waren God, Isaiah 45:21. Roept hen allen samen, verkondigt hun dat de grote zaak nog eens op de proef gesteld worden zal, ofschoon die reeds eens beslist is tussen God en Bal. Treedt hiertoe en beraadslaagt tezamen, wat er te zeggen is ter verdediging van uzelf en van uw afgoden. De proef op de som zal genomen worden: laat hen nu aantonen dat een van hun goden ooit met volkomen zekerheid toekomstige dingen verkondigd heeft, gelijk de God van Israël dat gedaan heeft, en dan zullen wij erkennen dat er enige grond is voor hun aanspraken. Maar dat heeft nooit een van hen gedaan, hun profeten waren leugenprofeten. Doch de Heere heeft het doen horen van oudsher, lang voor het kwam, daarom moet ge toestemmen dat er geen God is behalve Ik.
a. Hij is de enige God die regeren kan, en Hij is een rechtvaardig God, die oordeelt in gerechtigheid en recht doet aan de verdrukten.
b. Er is geen ander in staat om te helpen, en daar Hij de rechtvaardige God is, is Hij de redder, die voor zijn verlossingen geen hulp van anderen nodig heeft, maar buiten wie niemand redden kan. Zij, die iets anders buiten Hem als hun god oprichten, hebben dus geen gevoel voor waarheid en leugen, voor goed en kwaad, ook niet voor hun eigen belang.
II. Ter vertroosting en bemoediging van al Gods getrouwe aanbidders, wie zij ook zijn, Isaiah 45:22. Zij, die de afgoden vereren, aanbidden goden die niet redden kunnen, maar de God van Israël zegt: zegt het tot al de einden van de aarde, tot Zijn volk, hoewel het verstrooid is tot in de uiterste hoeken van de wereld, en in zijn verstrooiing verloren en vergeten schijnt te zijn, dat zij slechts door geloof en gebed zich tot Hem hebben te wenden, van alle werktuigen en tweede oorzaken moeten afzien, van alle voorgewende helpers moeten afzien, en op Hem zien moeten, dan zullen zij behouden worden. Dit schijnt in de tweede plaats te zien op de bekering van de heidenen, die aan de einden van de aarde leven, de verst-gelegen volken, onder welke de banier des Evangelies opgericht is, tot Hem zullen de heidenen komen. Toen Christus van de aarde verheven werd gelijk de koperen slang, trok Hij de ogen van allen tot zich, allen worden thans uitgenodigd om op Hem te zien, gelijk de Israëlieten op de koperen slang zien moesten. En zo sterk is het oog des geloofs, dat het door Gods genade de Zaligmaker bereiken zal en zelfs van de einden van de aarde Hem vasthouden, want Hij is God en niemand meer.
Twee dingen worden hier beloofd als overvloedige vergelding voor allen, die door het geloof op de Zaligmaker zien.
1. Dat de heerlijkheid van de God, die zij dienen, grotelijks zal vermeerderd worden, en dit is goed nieuws voor het gehele volk des Heeren, dat hoe meer en hoe lang het ook zelf moge verdrukt en belasterd worden, God zal verhoogd worden, Isaiah 45:23. Dit wordt bevestigd met een eed, opdat wij er sterke vertroosting van hebben zouden. "Ik heb gezworen bij mij zelf" (en God kan bij geen meerderen zweren, Hebrews 6:1 en het woord van de gerechtigheid is uit mijn mond gegaan, en het zal nimmer herroepen worden en nooit ledig weerkeren, want het is uitgegaan als een woord van de gerechtigheid omdat het de meest natuurlijke zaak ter wereld is: dat Hij die alles geschapen heeft de Heere van alles zijn zal, en dat, gelijk nu de meeste schepselen van Hem vervreemd zijn, zij eens allen zo aan Hem gewild zullen worden. Hij heeft het gezegd en Hij zal het vervullen: "Ik zal verhoogd worden," Psalms 46:10. Hij heeft ons verzekerd:
A. Dat eens het heelal aan Hem onderworpen zal zijn, dat de koninkrijken van de wereld zijn koninkrijk zullen worden, dat zij Hem hulde brengen zullen, voor mij zal alle knie zich buigen, en zij zullen zich met een eed van huldiging aan Hem verbinden, alle tong zal mij zweren. Dit wordt in Romans 14:10 toegepast op de heerschappij, van Christus: Wij zullen allen voor de rechterstoel van Christus geopenbaard worden en Hem rekenschap geven, want er is geschreven: Ik leef, zegt de Heere, voor mij zal alle knie zich buigen en alle fond zal God belijden, en het schijnt te verwijzen naar Psalm. 2:9, 10. Indien het hart gebracht is tot de gehoorzaamheid aan Christus en willig gemaakt op de dag van zijn heirkracht, zal de knie zich voor Hem buigen in de nederige aanbidding en smeking, in bereidwillige gehoorzaamheid aan zijn gebeden, onderwerping aan zijn beschikkingen en overeenstemming met zijn wil. En de tong zal Hem zweren, zal de ziel de verplichting opleggen om voor altijd in zijn dienst te blijven, want hij die een oprecht gemoed heeft zal noodt op zijn verbintenis afdingen.
B. Dat Hij algemeen zal gezocht worden, en in alle delen van de wereld aangeroepen. Uit de verst-gelegen landen zal men komen om zijn gunst te smeken en tot Hem zal alle vlees komen, Psalms 65:2. En wanneer Christus van de aarde zou verhoogd zijn, zou Hij hen allen tot zich trekken.
C. Het zal tevergeefs zijn zich tegen Hem te verzetten. Allen, die tegen Hem ontstoken zijn, die zich tegen zijn banden verzetten, zullen beschaamd worden. De volken, die toornig geworden zijn omdat Hij zijn grote macht aangenomen heeft en geregeerd heeft, die in woede ontbranden tegen de gestrengheid van zijn wetten en de voorspoed van zijn Evangelie en het geestelijk karakter van zijn koninkrijk, zullen beschaamd worden, sommigen met berouwhebbende schaamte, anderen zonder berouw tot hun eeuwigen ondergang. Op de een of andere wijze, vroeger of later, zullen allen die zich verzetten tegen de regering en de overwinningen van Christus, beschaamd worden over hun dwaasheid en verzet. 2. Dat het welzijn van de zielen zeker zal bevestigd worden. Men zal van mij zeggen, en de n zal door zijn voorbeeld de ander leren het ook te zeggen, zodat al het zaad Israëls door de Geest het zeggen en er bij blijven zal:
a. Dat God voor hen algenoegzaam is en dat er in Christus alles is om in hun noden te voorzien. In de Heere zijn gerechtigheden en sterkte. In de Heere is alle gerechtigheid en kracht, zo lezen sommigen. Hij zelf is gerechtig en sterk, Hij kan doen wat Hem behaagt, maar doet niets dat niet volkomen recht is, Hij heeft dus al wat nodig is om te voorziet in de noden van hen, die Hem zoeken en op Hem rekenen, op de volheid van Zijn voorzienigheid en van de schatten van Zijn genade. Ja, wij mogen zeggen, dat niet alleen Hij dat alles heeft, maar dat wij het in Hem hebben, want Hij heeft gezegd dat Hij onze God zal zijn. In de Heere hadden de gevangen Joden gerechtigheid, dat is genade, zowel om de beproevingen aan hun hart te heiligen als om hen voor de bevrijding voor te bereiden, en sterkte voor het dragen van hun lot en voor hun uittocht. In de Heere Jezus hebben wij gerechtigheid om ons aan te bevelen in Gods welwillendheid voor ons, en kracht om het goede werk in ons te beginnen en voort te zetten. Hij is de fontein van beide en wij moeten voor beide op Hem vertrouwen. "Wij moeten heengaan in de mogendheden des Heeren en Zijn gerechtigheden vermelden, de Zijne alleen," Psalms 71:16. b, Zij zullen daarin overvloedige zegening en voldoening genieten. Het volk van de Joden zal in de Heere gerechtvaardigd worden voor de mensen en openlijk zegevieren in zijn God. De verdrukkers deden hun verwijten, overlaadden hen met lasteringen en beroemden zich op hun goed recht om hen te overheersen omdat zij hun God verlaten bedden, maar wanneer God hun verlossing bewerken zal, dan zullen zij daardoor van al die harde beoordelingen gerechtvaardigd worden, en daardoor worden zij verheerlijkt. Alle oprechte Christenen, die voor gerechtigheid en sterkte zich aan Christus toevertrouwen zullen in Hem gerechtvaardigd en daardoor verheerlijkt worden.
Merk op: Alle gelovigen zijn het zaad van Israël, een oprecht biddend zaad. Het grote voorrecht, dat zij in Christus genieten, is dat zij in Hem en om Zijnentwil gerechtvaardigd zijn voor God, aangezien Christus hun geworden is rechtvaardigheid Gods. Allen die gerechtvaardigd worden, danken hun rechtvaardigmaking aan Christus, zij konden op geen andere wijze gerechtvaardigd worden, en daarom roemen zij, die gerechtvaardigd zijn zullen ook verheerlijkt worden. En daarom is de grote plicht van hen, die in Christus geloven, Hem te verheerlijken, in Hem zich te beroemen daarom is Hij ons alles in allen geworden, opdat wie zich beroemt, die beroeme zich in de Heere.