Lectionary Calendar
Wednesday, May 15th, 2024
the Seventh Week after Easter
Attention!
Tired of seeing ads while studying? Now you can enjoy an "Ads Free" version of the site for as little as 10¢ a day and support a great cause!
Click here to learn more!

Bible Commentaries
Jesaja 32

Bijbelverkaring van Matthew HenryHenry's compleet

Search for…
Enter query below:

Inleiding

Bijbelverkaring van Matthew Henry, JESAJA 32

Dit hoofdstuk schijnt zo'n profetie te zijn van de regering van Hizkia, dat zij gelijk staat met een kort begrip van de geschiedenis ervan, en dat wel met het oog op het koninkrijk van de Messias, wiens regering afgeschaduwd werd door de troon van het huis van David, waarom Hij zo dikwijls de Zoon van David genoemd wordt. Hier is:

I. Een profetie van het goede werk van reformatie, waarmee hij zijn regering zal aanvangen, en de gelukkige invloed die het zal hebben op het volk, dat ellendig verdorven is geworden onder de regering van zijn voorganger, Isaiah 32:1.

II. Een profetie van de grote beroering die in het midden van zijn regering aan het koninkrijk veroorzaakt zal worden door de inval van de Assyriërs Isaiah 32:9.

III. Een belofte van betere tijden daarna tegen het laatste tijdperk van zijn regering, beide ten opzichte van Godsvrucht en van vrede Isaiah 32:15, en wij kunnen veronderstellen dat deze belofte ook nog verder heenziet naar de dagen van de Messias.

Inleiding

Bijbelverkaring van Matthew Henry, JESAJA 32

Dit hoofdstuk schijnt zo'n profetie te zijn van de regering van Hizkia, dat zij gelijk staat met een kort begrip van de geschiedenis ervan, en dat wel met het oog op het koninkrijk van de Messias, wiens regering afgeschaduwd werd door de troon van het huis van David, waarom Hij zo dikwijls de Zoon van David genoemd wordt. Hier is:

I. Een profetie van het goede werk van reformatie, waarmee hij zijn regering zal aanvangen, en de gelukkige invloed die het zal hebben op het volk, dat ellendig verdorven is geworden onder de regering van zijn voorganger, Isaiah 32:1.

II. Een profetie van de grote beroering die in het midden van zijn regering aan het koninkrijk veroorzaakt zal worden door de inval van de Assyriërs Isaiah 32:9.

III. Een belofte van betere tijden daarna tegen het laatste tijdperk van zijn regering, beide ten opzichte van Godsvrucht en van vrede Isaiah 32:15, en wij kunnen veronderstellen dat deze belofte ook nog verder heenziet naar de dagen van de Messias.

Verzen 1-8

Jesaja 32:1-8

Wij hebben hier de beschrijving van een bloeiend koninkrijk. "Welgelukzalig zijt gij, O land, wanneer het aldus met u is, wanneer koningen, vorsten en volk, ieder op zijn plaats, zijn zoals zij behoren te wezen." Het kan beschouwd worden als een voorschrift, of regel beide voor magistraten en onderdanen, wat beide behoren te doen, of als een lofrede op Hizkia, die goed regeerde, en iets gezien heeft van de gelukkige uitwerking van zijn goede regering, en het was bestemd om het volk te doen beseffen hoe gelukkig zij waren onder zijn bestuur, en hoe zorgzaam zij behoorden te wezen om een goed gebruik te maken van hun voordelen en voorrechten, en daarbij hen er toe te brengen om uit te zien naar het koninkrijk Christus en de tijd van hervorming, die door dat koninkrijk ingeleid zal worden.

Hier is ter vertroosting van de kerk beloofd en voorgeschreven:

I. Dat magistraten in hun ambt hun plicht zullen doen, en dat de machten beantwoorden zullen aan het grote doel, waartoe zij door God zijn verordineerd, Isaiah 32:1, Isaiah 32:2.

1. Er zal een koning zijn, en er zullen vorsten wezen, die regeren en heersen zullen, want het kan niet goed gaan als er geen koning is in Israël. De vorsten moeten een koning, een monarch, als opperste boven zich hebben, in wie zij zich kunnen verenigen, en de koning moet vorsten onder zich hebben als beambten, door wie hij kan handelen, 1 Peter 2:13, 1 Peter 2:14. Beiden zullen zij hun plaats kennen en vervullen, de koning zal regeren, en toch zullen de vorsten, zonder enigerlei verkorting van zijn rechtmatig kroonrecht, heersen in een lagere sfeer, en allen tot bevordering van het openbare welzijn.

2. Zij zullen hun macht uitoefenen volgens de wet, en niet tegen de wet. Zij zullen heersen in gerechtigheid en naar recht, met wijsheid en billijkheid, de goeden beschermend en de bozen bestraffend. En deze koningen en vorsten erkent Christus als te regeren door Hem, die gerechtigheid stellen, Proverbs 8:15. Zulk een Koning zo'n Vorst is Christus zelf, Isaiah 9:8, Isaiah 11:4.

3. Aldus zullen zij tot groten zijn voor het volk. Een man, die man, die koning, die heerst in gerechtigheid, zal wezen als een verberging. Als vorsten zijn zoals zij behoren te zijn, dan is het volk zoals het wenst te zijn.

A. Zij zijn beschut en beschermd tegen velerlei kwaad. Deze goede magistraat is als een schuilplaats voor de onderdanen tegen de vloed, de storm van schade en geweld, hij beschermt de armen en de wezen, zodat zij de machtigen niet ten prooi worden. Waarheen zal de verdrukte onschuld vlieden, als zij bezwalkt wordt door smaad of terneder wordt geworpen door geweld, waarheen anders dan tot de magistraat, als tot haar verberging? Op hem beroept zij zich, en door hem wordt haar recht gedaan.

B. Zij worden verkwikt en vertroost door velerlei zegeningen. Deze goede magistraat verleent zo'n steun aan hen, die arm en in nood zijn, en zo'n aanmoediging aan alles wat prijzenswaardig is, dat hij als waterbeken is in een dorre plaats, de aarde verkoelende en verfrissende, en haar vruchtbaar makende, en als de schaduw van een zware rotssteen, onder welke een arme reiziger zich kan beschutten tegen de verschroeiende hitte van de zon in een dorstig land. Het is voor een Godvruchtige, die nauwgezet zijn plicht zoekt te betrachten temidden van smaad en tegenspraak, een grote verkwikking, als hij ten slottte ondersteuning, gunst en goedkeuring vindt bij de magistraat. Dit alles en nog veel meer is de mens Christus Jezus voor de gehoorzame en getrouwe onderdanen van Zijn koninkrijk. Als wij door de grootste rampen worden getroffen, niet alleen de wind, maar de vloed ons overvalt, als stormen van schuld en toorn ons benauwen en tegen ons aandruisen, dan drijven zij ons heen naar Christus, en in Hem zijn wij niet slechts veilig, maar wij weten het, wij hebben er de overtuiging van, in Hem vinden wij waterbeken voor hen, die hongeren en dorsten naar gerechtigheid, al de verkwikking en vertroosting, die een nooddruftige ziel kan begeren, en de schaduw, niet van een boom, door welke zon en regen heendringen, maar van een rots, een grote rotssteen, die een grote, ruime beschutting biedt aan de reiziger. Sommigen merken hier op dat, gelijk de verberging, de schuilplaats en de rotssteen zelf het beuken en rammeien van de wind en de storm ontvangen, om hen te beschutten, die een schuilplaats onder hen gezocht hebben, zo heeft Christus zelf de storm verdragen, om hem van ons af te weren.

II. Dat onderdanen hun plicht zullen doen in hun plaats.

1. Zij zullen gewillig zijn om onderwezen te worden en om dingen recht te verstaan, zij zullen hun vooroordelen afleggen tegen hun bestuurders en leraars en zich aan het licht en de kracht van de waarheid onderwerpen, Isaiah 32:3. Als dit gezegende werk van de reformatie ter hand wordt genomen, en de mensen het hunne er voor doen, dan zal God niet in gebreke blijven om het Zijne te doen. Dan zullen de ogen van hen, die zien, van de profeten, de zieners, niet duister zijn, Isaiah 32:3, maar God zal hen zegenen met visioenen, die zij moeten mededelen aan het volk, en zij, die het geschreven woord lezen, zullen niet langer een deksel op hun hart hebben, maar de dingen klaar en duidelijk zien, dan zullen de oren van hen, die het woord horen prediken, naarstiglijk luisteren en wat zij horen geredelijk aannemen, en niet zo zwaar van gehoor zijn als zij plachten te wezen. Dit zal geschieden door de genade van God, inzonderheid door de Evangeliegenade, want het horende oor en het ziende oog, de Heere heeft ze gemaakt, ze opnieuw gemaakt, ja die beide.

2. Er zal door hetgeen hen geleerd wordt een wondervolle verandering in hen gewerkt worden, Isaiah 32:4. a. Zij zullen een helder hoofd hebben, en in staat zijnhet verschil te zien tussen de dingen en er over te oordelen. Het hart van hen, die roekeloos en onbedachtzaam waren, en de tijd niet namen om over de dingen na te denken, zal nu genezen worden van die overijling, en de wetenschap verstaan, want de Geest van God zal hun verstand openen dat gezegende werk, hetwelk Christus in Zijndiscipelen heeft gewrocht na Zijn opstanding, Luke 24:45, als een voorbeeld van hetgeen Hij doen zal voor al de Zijnen door hun verstand te geven, 1 John 5:20. De Godvruchtige plannen van goede vorsten zullen dan waarschijnlijk doeltreffen, als hun onderdanen zich de vrijheid gunnen om na te denken, zodat zij de dingen in het rechte licht beschouwen.

b. Zij zullen een onbelemmerde spraak hebben. De tong van de stotteraar, die zo gebrekkig sprak van de dingen Gods, zal nu duidelijk uitdrukking kunnen geven aan hun gedachten, zoals degenen, die de dingen verstaan, waarvan zij spreken, die spreken omdat zij geloven. Er zal zo'n toeneming zijn van heldere, duidelijke, methodische kennis van de dingen Gods, dat zij, van wie men dit niet verwacht zou hebben, op verstandige wijze zullen spreken van die dingen, zeer tot eer van God en tot stichting van anderen. Hun hart vol zijnde van deze goede rede, is hun tong een pen van een vaardige schrijver, Psalms 45:2. 3. Het onderscheid tussen goed en kwaad, deugd en ondeugd, zal goed in acht worden genomen, en niet meer met elkaar verward worden door hen, die duisternis voor licht en licht voor duisternis houden, Isaiah 32:5. De verachte zal niet meer genoemd worden milddadig.

a. Slechte mensen zullen niet meer door vorsten bevorderd worden. Als een koning regeert in gerechtigheid, dan zal hij geen personen op plaatsen van eer en macht stellen, die slechte manieren hebben en van een lage, gierige aard zijn, en zich niet bekommeren om het kwaad dat zij doen, of wat nadeel zij aan anderen toebrengen, zo zij slechts hun eigen doel bereiken. Dezulken zijn "verachte" personen, zoals Antiochus genoemd wordt Daniel 11:21. Als zij tot aanzien komen, dan worden zij "milddadig en weldadig" genoemd, zij worden "weldadige heren genaamd," Luke 22:25, maar het zal niet altijd zo wezen, als de wereld wijzer wordt, dan zullen de mensen bevorderd worden naar hun verdienste, en eer (die nooit gedacht werd passend te zijn voor de zot, Proverbs 26:1,) zal niet langer aan de zodanigen verspild worden.

b. Slechte mensen zullen niet langer in eer zijn onder het volk, en ondeugd niet langer vermomd zijn in het gewaad van de deugd. Er zal niet meer tot Nabal gezegd worden: Gij zijt Nadib (zo zijn de woorden) zo'n schraapzuchtige mestworm als Nabal was, een dwaas, behalve voor zijn geld, zal niet geëerd worden met de titel van heer of vorst. Ook zal een vrek, die zich om niemand bekommert dan om zichzelf geen goed doet met hetgeen hij heeft, maar een onnutte last is voor de aarde, niet Mijnheer genoemd worden, of liever, zij zullen van hem niet zeggen: hij is rijk, want dat is de betekenis van het woord. alleen diegenen moeten geacht worden rijk te zijn, die rijk zijn in goede werken, niet zij, die overvloed hebben, maar zij, die er een goed gebruik van maken. Kortom: het staat goed met een volk als de mensen in het algemeen geacht worden naar hun deugd, naar het goed dat zij doen aan het mensdom, en niet naar hun rijkdom of naar hun eretitels. Of dit vervuld was in de regering van Hizkia, en in hoeverre het verwijst naar het koninkrijk van Christus (waarin-dies zijn wij zeker-de mensen beoordeeld worden naar wat zij zijn, niet naar wat zij hebben, en niemands karakter verkeerd beoordeeld wordt) zullen wij niet zeggen, maar het schrijft beide aan vorst en volk een voortreffelijke regel voor, namelijk om de mensen te eren naar hun persoonlijke verdienste.

Om aan deze regel kracht bij te zetten is hier een beschrijving beide van de verachte persoon en van de milddadige, en daardoor zullen wij zo'n groot verschil tussen hen zien, dat wij geheel en al onszelf moeten vergeten, als wij aan de verachte persoon of de vrek de achting betonen, die alleen de milddadige toekomt.

A. Een veracht persoon en een vrek zullen kwaad doen, en dat wel te meer, als hij bevorderd wordt, en de macht in zijn handen heeft, de eer, die hem te beurt is gevallen zal hem slechter, niet beter maken Isaiah 32:6, Isaiah 32:7. Zie de aard, het karakter van deze laaghartige mensen.

Ten eerste. Zij bedenken altijd om de een of andere onrechtvaardige daad te doen, kwaad beramende, hetzij tegen een particulier persoon of tegen het publiek, op middelen zinnende om het ten uitvoer te brengen, en zij hebben zich voldoening te verschaffen voor zo velerlei dwaze grieven, dat er geen het minste vonkje van edelmoedigheid in hen schijnt te zijn, hun hart zal nog de ene of andere ongerechtigheid werken.

Merk op: Er is werk van het hart zowel als van de handen, gelijk voor God gedachten woorden zijn, zo zijn in Zijn schatting plannen werken. Zie welk een moeite zondaren doen om te zondigen, zij werken er voor, hun hart is er op gezet, met grote kunst en naarstigheid werken zij ongerechtigheid. Zij beraadslagen schandelijke verdichtselen met al de listigheid van de oude slang en met grote vastberadenheid, hetgeen de zonde uiterst zondig maakt, want hoe meer list en overleg in een zonde is, hoe meer er van Satan in is.

Ten tweede. Bij deze plannen gaan zij met list en veinzerij te werk, als zij ongerechtigheid bedenken, dan plegen zij huichelarij, zij veinzen zich rechtvaardig te zijn Luke 20:20. Het afschuwelijkste kwaad zal gehuld worden in het schoonschijnendste kleed van de Godsvrucht, achting en liefde voor mensen, en zorg voor het algemene welzijn. Diegenen zijn de verachtelijksten van de mensen die het ergste kwaad bedoelen als ze het schoonst en vriendelijkst spreken.

Ten derde. Zij spreken laagheid. Als zij in drift zijn, dan zult gij bespeuren wat zij zijn aan hun lage, gemene taal, die zij spreken tot hen, die hen omringen, en die aan geen mannen van rang en eer betaamt, of, uitspraak doende in het gericht stellen zij schurkachtig de dingen voor in een vals licht, ten einde het recht te verkeren.

Ten vierde. Zij beledigen God, die een rechtvaardig God is en gerechtigheid liefheeft, zij spreken dwaling tegen de Heere, en daarmee bedrijven zij goddeloosheid, want dat is de betekenis van het woord, hetwelk wij vertalen door huichelarij. Zij spreken een onrechtvaardig oordeel uit, en zij maken goddelooslijk gebruik van de naam van God om het te bekrachtigen alsof, omdat het gericht Godes is," Deuter. 1:17 daarom hun vals en onrechtvaardig oordeel ook Zijns is, dit is dwaling spreken tegen de Heere, onder voorgeven van waarheid en gerechtigheid voor Hem te spreken, en niets kan met meer onbeschaamdheid tegen God gedaan worden, dan om goddeloosheid te beschermen met Zijn naam.

Ten vijfde. Zij bedriegen het mensdom inzonderheid hen, die zij verplicht zijn te beschermen en te helpen.

1. In plaats van in de nood van de armen te voorzien, verarmen zij hen, zij maken de ziel van de hongeriger ledig, hetzij hun de spijze ontnemende, die zij hebben, hetgeen bijna gelijk staat met hun te weigeren wat zij nodig hebben, en dat zij hun kunnen geven. En zij doen de dorstige drank ontbreken. Zij onthielden hun de hulp, die zij plachten te hebben, hoewel zij haar even nodig hadden als ooit tevoren. Diegenen zijn inderdaad verachtelijke personen, die het armhuis of het hospitaal beroven.

2. In plaats van de armen recht te doen, als zij zich op hun rechtspraak beriepen, beraadslagen zij om de armen te verderven, door in hun gerechtshoven met liegende woorden tot hun nadele te spreken, en uitspraak te doen ten gunste van de rijken, waarbij zij dan bepaald en onmiskenbaar partijdig zijn, ja, hoewel de nooddruftigen rechtspreken, hoewel de bewijzen duidelijk het recht hunner zaak aantonen, verliezen zij toch hun proces, want de rechters laten zich door steekpenningen, niet door het recht regeren. Eindelijk: deze gierigaards, deze verachtelijke personen hebben altijd slechte werktuigen om zich heen, die bereid zijn hun schurkachtige oogmerken te dienen, al hun dienstknechten zijn goddeloos, geen plan zo zichtbaar en tastbaar onrechtvaardig, of er kunnen van de zodanigen gevonden worden, die zich als werktuigen willen laten gebruiken om het ten uitvoer te brengen. Eens gierigaards gehele gereedschap is kwaad, en men kan niets anders van hem verwachten, maar dit is onze troost: zij kunnen niet meer kwaad doen, dan God hun toelaat te doen.

B. Iemand, die in waarheid milddadig is, en de eer verdient van aldus genoemd te worden, legt er zich op toe om aan iedereen goed te doen, naar de kring, waarin hij zich beweegt, Isaiah 32:8. Merk op:

Ten eerste. Zijn zorg en zijn bedenken om goed te doen. Hij beraadslaagd milddadigheden, met evenveel zorg en ijver als waarmee de gierigaard bedenkt om te sparen en wat hij heeft alleen voor zichzelf op te leggen, bedenkt en overlegt de goede en barmhartige mens om hetgeen hij heeft op de beste wijze aan te wenden tot nut en welzijn van anderen. Liefdadigheid moet bestuurd worden door wijsheid, en milddadigheden moeten met voorzichtigheid en overleg beoefend worden, opdat zij aan het doel ervan beantwoorden, en de barmhartigheid niet misplaatst zal zijn. Als de milddadige al de milddadigheden beraadslaagd heeft, die in zijn macht zijn, dan beraadslaagt hij nog milddadigheden, die in de macht van anderen zijn, en spoort hen aan om ze te beoefenen.

Ten tweede. De vertroosting, die hij smaakt, en het voordeel, dat hij geniet in goed doen. Door milddadigheden staat hij, of hij wordt er door bevestigd. Gods voorzienigheid zal hem voor zijn milddadigheid belonen met gestadige voorspoed en een bevestigde goede naam. De genade Gods zal hem overvloedige voldoening en een bevestigde vrede schenken in zijn eigen gemoed, wat anderen ontrust, zal hem niet beroeren, want zijn hart is vast. Dit is het loon van de barmhartigheid Psalms 112:1-5, 6.

Sommigen lezen dit: de vorst of de edele, aanzienlijke man, zal eervolle maatregelen nemen, en door zulke eervolle of vernuftige maatregelen zal hij staan, of bevestigd worden. Het staat goed met een land als de edele en geëerde mannen ervan inderdaad mannen van eer zijn, die het versmaden om iets laags te doen, en als zijn koning aldus een zoon van de edelen is.

Verzen 1-8

Jesaja 32:1-8

Wij hebben hier de beschrijving van een bloeiend koninkrijk. "Welgelukzalig zijt gij, O land, wanneer het aldus met u is, wanneer koningen, vorsten en volk, ieder op zijn plaats, zijn zoals zij behoren te wezen." Het kan beschouwd worden als een voorschrift, of regel beide voor magistraten en onderdanen, wat beide behoren te doen, of als een lofrede op Hizkia, die goed regeerde, en iets gezien heeft van de gelukkige uitwerking van zijn goede regering, en het was bestemd om het volk te doen beseffen hoe gelukkig zij waren onder zijn bestuur, en hoe zorgzaam zij behoorden te wezen om een goed gebruik te maken van hun voordelen en voorrechten, en daarbij hen er toe te brengen om uit te zien naar het koninkrijk Christus en de tijd van hervorming, die door dat koninkrijk ingeleid zal worden.

Hier is ter vertroosting van de kerk beloofd en voorgeschreven:

I. Dat magistraten in hun ambt hun plicht zullen doen, en dat de machten beantwoorden zullen aan het grote doel, waartoe zij door God zijn verordineerd, Isaiah 32:1, Isaiah 32:2.

1. Er zal een koning zijn, en er zullen vorsten wezen, die regeren en heersen zullen, want het kan niet goed gaan als er geen koning is in Israël. De vorsten moeten een koning, een monarch, als opperste boven zich hebben, in wie zij zich kunnen verenigen, en de koning moet vorsten onder zich hebben als beambten, door wie hij kan handelen, 1 Peter 2:13, 1 Peter 2:14. Beiden zullen zij hun plaats kennen en vervullen, de koning zal regeren, en toch zullen de vorsten, zonder enigerlei verkorting van zijn rechtmatig kroonrecht, heersen in een lagere sfeer, en allen tot bevordering van het openbare welzijn.

2. Zij zullen hun macht uitoefenen volgens de wet, en niet tegen de wet. Zij zullen heersen in gerechtigheid en naar recht, met wijsheid en billijkheid, de goeden beschermend en de bozen bestraffend. En deze koningen en vorsten erkent Christus als te regeren door Hem, die gerechtigheid stellen, Proverbs 8:15. Zulk een Koning zo'n Vorst is Christus zelf, Isaiah 9:8, Isaiah 11:4.

3. Aldus zullen zij tot groten zijn voor het volk. Een man, die man, die koning, die heerst in gerechtigheid, zal wezen als een verberging. Als vorsten zijn zoals zij behoren te zijn, dan is het volk zoals het wenst te zijn.

A. Zij zijn beschut en beschermd tegen velerlei kwaad. Deze goede magistraat is als een schuilplaats voor de onderdanen tegen de vloed, de storm van schade en geweld, hij beschermt de armen en de wezen, zodat zij de machtigen niet ten prooi worden. Waarheen zal de verdrukte onschuld vlieden, als zij bezwalkt wordt door smaad of terneder wordt geworpen door geweld, waarheen anders dan tot de magistraat, als tot haar verberging? Op hem beroept zij zich, en door hem wordt haar recht gedaan.

B. Zij worden verkwikt en vertroost door velerlei zegeningen. Deze goede magistraat verleent zo'n steun aan hen, die arm en in nood zijn, en zo'n aanmoediging aan alles wat prijzenswaardig is, dat hij als waterbeken is in een dorre plaats, de aarde verkoelende en verfrissende, en haar vruchtbaar makende, en als de schaduw van een zware rotssteen, onder welke een arme reiziger zich kan beschutten tegen de verschroeiende hitte van de zon in een dorstig land. Het is voor een Godvruchtige, die nauwgezet zijn plicht zoekt te betrachten temidden van smaad en tegenspraak, een grote verkwikking, als hij ten slottte ondersteuning, gunst en goedkeuring vindt bij de magistraat. Dit alles en nog veel meer is de mens Christus Jezus voor de gehoorzame en getrouwe onderdanen van Zijn koninkrijk. Als wij door de grootste rampen worden getroffen, niet alleen de wind, maar de vloed ons overvalt, als stormen van schuld en toorn ons benauwen en tegen ons aandruisen, dan drijven zij ons heen naar Christus, en in Hem zijn wij niet slechts veilig, maar wij weten het, wij hebben er de overtuiging van, in Hem vinden wij waterbeken voor hen, die hongeren en dorsten naar gerechtigheid, al de verkwikking en vertroosting, die een nooddruftige ziel kan begeren, en de schaduw, niet van een boom, door welke zon en regen heendringen, maar van een rots, een grote rotssteen, die een grote, ruime beschutting biedt aan de reiziger. Sommigen merken hier op dat, gelijk de verberging, de schuilplaats en de rotssteen zelf het beuken en rammeien van de wind en de storm ontvangen, om hen te beschutten, die een schuilplaats onder hen gezocht hebben, zo heeft Christus zelf de storm verdragen, om hem van ons af te weren.

II. Dat onderdanen hun plicht zullen doen in hun plaats.

1. Zij zullen gewillig zijn om onderwezen te worden en om dingen recht te verstaan, zij zullen hun vooroordelen afleggen tegen hun bestuurders en leraars en zich aan het licht en de kracht van de waarheid onderwerpen, Isaiah 32:3. Als dit gezegende werk van de reformatie ter hand wordt genomen, en de mensen het hunne er voor doen, dan zal God niet in gebreke blijven om het Zijne te doen. Dan zullen de ogen van hen, die zien, van de profeten, de zieners, niet duister zijn, Isaiah 32:3, maar God zal hen zegenen met visioenen, die zij moeten mededelen aan het volk, en zij, die het geschreven woord lezen, zullen niet langer een deksel op hun hart hebben, maar de dingen klaar en duidelijk zien, dan zullen de oren van hen, die het woord horen prediken, naarstiglijk luisteren en wat zij horen geredelijk aannemen, en niet zo zwaar van gehoor zijn als zij plachten te wezen. Dit zal geschieden door de genade van God, inzonderheid door de Evangeliegenade, want het horende oor en het ziende oog, de Heere heeft ze gemaakt, ze opnieuw gemaakt, ja die beide.

2. Er zal door hetgeen hen geleerd wordt een wondervolle verandering in hen gewerkt worden, Isaiah 32:4. a. Zij zullen een helder hoofd hebben, en in staat zijnhet verschil te zien tussen de dingen en er over te oordelen. Het hart van hen, die roekeloos en onbedachtzaam waren, en de tijd niet namen om over de dingen na te denken, zal nu genezen worden van die overijling, en de wetenschap verstaan, want de Geest van God zal hun verstand openen dat gezegende werk, hetwelk Christus in Zijndiscipelen heeft gewrocht na Zijn opstanding, Luke 24:45, als een voorbeeld van hetgeen Hij doen zal voor al de Zijnen door hun verstand te geven, 1 John 5:20. De Godvruchtige plannen van goede vorsten zullen dan waarschijnlijk doeltreffen, als hun onderdanen zich de vrijheid gunnen om na te denken, zodat zij de dingen in het rechte licht beschouwen.

b. Zij zullen een onbelemmerde spraak hebben. De tong van de stotteraar, die zo gebrekkig sprak van de dingen Gods, zal nu duidelijk uitdrukking kunnen geven aan hun gedachten, zoals degenen, die de dingen verstaan, waarvan zij spreken, die spreken omdat zij geloven. Er zal zo'n toeneming zijn van heldere, duidelijke, methodische kennis van de dingen Gods, dat zij, van wie men dit niet verwacht zou hebben, op verstandige wijze zullen spreken van die dingen, zeer tot eer van God en tot stichting van anderen. Hun hart vol zijnde van deze goede rede, is hun tong een pen van een vaardige schrijver, Psalms 45:2. 3. Het onderscheid tussen goed en kwaad, deugd en ondeugd, zal goed in acht worden genomen, en niet meer met elkaar verward worden door hen, die duisternis voor licht en licht voor duisternis houden, Isaiah 32:5. De verachte zal niet meer genoemd worden milddadig.

a. Slechte mensen zullen niet meer door vorsten bevorderd worden. Als een koning regeert in gerechtigheid, dan zal hij geen personen op plaatsen van eer en macht stellen, die slechte manieren hebben en van een lage, gierige aard zijn, en zich niet bekommeren om het kwaad dat zij doen, of wat nadeel zij aan anderen toebrengen, zo zij slechts hun eigen doel bereiken. Dezulken zijn "verachte" personen, zoals Antiochus genoemd wordt Daniel 11:21. Als zij tot aanzien komen, dan worden zij "milddadig en weldadig" genoemd, zij worden "weldadige heren genaamd," Luke 22:25, maar het zal niet altijd zo wezen, als de wereld wijzer wordt, dan zullen de mensen bevorderd worden naar hun verdienste, en eer (die nooit gedacht werd passend te zijn voor de zot, Proverbs 26:1,) zal niet langer aan de zodanigen verspild worden.

b. Slechte mensen zullen niet langer in eer zijn onder het volk, en ondeugd niet langer vermomd zijn in het gewaad van de deugd. Er zal niet meer tot Nabal gezegd worden: Gij zijt Nadib (zo zijn de woorden) zo'n schraapzuchtige mestworm als Nabal was, een dwaas, behalve voor zijn geld, zal niet geëerd worden met de titel van heer of vorst. Ook zal een vrek, die zich om niemand bekommert dan om zichzelf geen goed doet met hetgeen hij heeft, maar een onnutte last is voor de aarde, niet Mijnheer genoemd worden, of liever, zij zullen van hem niet zeggen: hij is rijk, want dat is de betekenis van het woord. alleen diegenen moeten geacht worden rijk te zijn, die rijk zijn in goede werken, niet zij, die overvloed hebben, maar zij, die er een goed gebruik van maken. Kortom: het staat goed met een volk als de mensen in het algemeen geacht worden naar hun deugd, naar het goed dat zij doen aan het mensdom, en niet naar hun rijkdom of naar hun eretitels. Of dit vervuld was in de regering van Hizkia, en in hoeverre het verwijst naar het koninkrijk van Christus (waarin-dies zijn wij zeker-de mensen beoordeeld worden naar wat zij zijn, niet naar wat zij hebben, en niemands karakter verkeerd beoordeeld wordt) zullen wij niet zeggen, maar het schrijft beide aan vorst en volk een voortreffelijke regel voor, namelijk om de mensen te eren naar hun persoonlijke verdienste.

Om aan deze regel kracht bij te zetten is hier een beschrijving beide van de verachte persoon en van de milddadige, en daardoor zullen wij zo'n groot verschil tussen hen zien, dat wij geheel en al onszelf moeten vergeten, als wij aan de verachte persoon of de vrek de achting betonen, die alleen de milddadige toekomt.

A. Een veracht persoon en een vrek zullen kwaad doen, en dat wel te meer, als hij bevorderd wordt, en de macht in zijn handen heeft, de eer, die hem te beurt is gevallen zal hem slechter, niet beter maken Isaiah 32:6, Isaiah 32:7. Zie de aard, het karakter van deze laaghartige mensen.

Ten eerste. Zij bedenken altijd om de een of andere onrechtvaardige daad te doen, kwaad beramende, hetzij tegen een particulier persoon of tegen het publiek, op middelen zinnende om het ten uitvoer te brengen, en zij hebben zich voldoening te verschaffen voor zo velerlei dwaze grieven, dat er geen het minste vonkje van edelmoedigheid in hen schijnt te zijn, hun hart zal nog de ene of andere ongerechtigheid werken.

Merk op: Er is werk van het hart zowel als van de handen, gelijk voor God gedachten woorden zijn, zo zijn in Zijn schatting plannen werken. Zie welk een moeite zondaren doen om te zondigen, zij werken er voor, hun hart is er op gezet, met grote kunst en naarstigheid werken zij ongerechtigheid. Zij beraadslagen schandelijke verdichtselen met al de listigheid van de oude slang en met grote vastberadenheid, hetgeen de zonde uiterst zondig maakt, want hoe meer list en overleg in een zonde is, hoe meer er van Satan in is.

Ten tweede. Bij deze plannen gaan zij met list en veinzerij te werk, als zij ongerechtigheid bedenken, dan plegen zij huichelarij, zij veinzen zich rechtvaardig te zijn Luke 20:20. Het afschuwelijkste kwaad zal gehuld worden in het schoonschijnendste kleed van de Godsvrucht, achting en liefde voor mensen, en zorg voor het algemene welzijn. Diegenen zijn de verachtelijksten van de mensen die het ergste kwaad bedoelen als ze het schoonst en vriendelijkst spreken.

Ten derde. Zij spreken laagheid. Als zij in drift zijn, dan zult gij bespeuren wat zij zijn aan hun lage, gemene taal, die zij spreken tot hen, die hen omringen, en die aan geen mannen van rang en eer betaamt, of, uitspraak doende in het gericht stellen zij schurkachtig de dingen voor in een vals licht, ten einde het recht te verkeren.

Ten vierde. Zij beledigen God, die een rechtvaardig God is en gerechtigheid liefheeft, zij spreken dwaling tegen de Heere, en daarmee bedrijven zij goddeloosheid, want dat is de betekenis van het woord, hetwelk wij vertalen door huichelarij. Zij spreken een onrechtvaardig oordeel uit, en zij maken goddelooslijk gebruik van de naam van God om het te bekrachtigen alsof, omdat het gericht Godes is," Deuter. 1:17 daarom hun vals en onrechtvaardig oordeel ook Zijns is, dit is dwaling spreken tegen de Heere, onder voorgeven van waarheid en gerechtigheid voor Hem te spreken, en niets kan met meer onbeschaamdheid tegen God gedaan worden, dan om goddeloosheid te beschermen met Zijn naam.

Ten vijfde. Zij bedriegen het mensdom inzonderheid hen, die zij verplicht zijn te beschermen en te helpen.

1. In plaats van in de nood van de armen te voorzien, verarmen zij hen, zij maken de ziel van de hongeriger ledig, hetzij hun de spijze ontnemende, die zij hebben, hetgeen bijna gelijk staat met hun te weigeren wat zij nodig hebben, en dat zij hun kunnen geven. En zij doen de dorstige drank ontbreken. Zij onthielden hun de hulp, die zij plachten te hebben, hoewel zij haar even nodig hadden als ooit tevoren. Diegenen zijn inderdaad verachtelijke personen, die het armhuis of het hospitaal beroven.

2. In plaats van de armen recht te doen, als zij zich op hun rechtspraak beriepen, beraadslagen zij om de armen te verderven, door in hun gerechtshoven met liegende woorden tot hun nadele te spreken, en uitspraak te doen ten gunste van de rijken, waarbij zij dan bepaald en onmiskenbaar partijdig zijn, ja, hoewel de nooddruftigen rechtspreken, hoewel de bewijzen duidelijk het recht hunner zaak aantonen, verliezen zij toch hun proces, want de rechters laten zich door steekpenningen, niet door het recht regeren. Eindelijk: deze gierigaards, deze verachtelijke personen hebben altijd slechte werktuigen om zich heen, die bereid zijn hun schurkachtige oogmerken te dienen, al hun dienstknechten zijn goddeloos, geen plan zo zichtbaar en tastbaar onrechtvaardig, of er kunnen van de zodanigen gevonden worden, die zich als werktuigen willen laten gebruiken om het ten uitvoer te brengen. Eens gierigaards gehele gereedschap is kwaad, en men kan niets anders van hem verwachten, maar dit is onze troost: zij kunnen niet meer kwaad doen, dan God hun toelaat te doen.

B. Iemand, die in waarheid milddadig is, en de eer verdient van aldus genoemd te worden, legt er zich op toe om aan iedereen goed te doen, naar de kring, waarin hij zich beweegt, Isaiah 32:8. Merk op:

Ten eerste. Zijn zorg en zijn bedenken om goed te doen. Hij beraadslaagd milddadigheden, met evenveel zorg en ijver als waarmee de gierigaard bedenkt om te sparen en wat hij heeft alleen voor zichzelf op te leggen, bedenkt en overlegt de goede en barmhartige mens om hetgeen hij heeft op de beste wijze aan te wenden tot nut en welzijn van anderen. Liefdadigheid moet bestuurd worden door wijsheid, en milddadigheden moeten met voorzichtigheid en overleg beoefend worden, opdat zij aan het doel ervan beantwoorden, en de barmhartigheid niet misplaatst zal zijn. Als de milddadige al de milddadigheden beraadslaagd heeft, die in zijn macht zijn, dan beraadslaagt hij nog milddadigheden, die in de macht van anderen zijn, en spoort hen aan om ze te beoefenen.

Ten tweede. De vertroosting, die hij smaakt, en het voordeel, dat hij geniet in goed doen. Door milddadigheden staat hij, of hij wordt er door bevestigd. Gods voorzienigheid zal hem voor zijn milddadigheid belonen met gestadige voorspoed en een bevestigde goede naam. De genade Gods zal hem overvloedige voldoening en een bevestigde vrede schenken in zijn eigen gemoed, wat anderen ontrust, zal hem niet beroeren, want zijn hart is vast. Dit is het loon van de barmhartigheid Psalms 112:1-5, 6.

Sommigen lezen dit: de vorst of de edele, aanzienlijke man, zal eervolle maatregelen nemen, en door zulke eervolle of vernuftige maatregelen zal hij staan, of bevestigd worden. Het staat goed met een land als de edele en geëerde mannen ervan inderdaad mannen van eer zijn, die het versmaden om iets laags te doen, en als zijn koning aldus een zoon van de edelen is.

Verzen 9-20

Jesaja 32:9-20

In deze verzen zien wij God, opstaande in het gericht tegen de verachte personen, om hen te straffen voor hun slechtheid, maar eindelijk terugkerende in genade tot de milddadigen, om hen te belonen voor hun milddadigheid.

I. Toen er zo'n groot zedenbederf was, en de heilige God zo getergd was, kon men slechte tijden verwachten, en hier wordt aangekondigd dat zulke tijden komen zullen. De alarmklok wordt geluid voor de geruste vrouwen Isaiah 32:9, en de dochters, die zo zeker zijn, zo zorgeloos zijn, om wier hoogmoed, ijdelheid en zucht naar weelde te bevredigen, haar echtgenoten en vaders in verzoeking waren de armen te laten verhongeren. Laat hen horen wat de profeet in de naam van God haar te zeggen heeft. "Staat op, luistert met eerbied en aandacht."

1. Laat hen weten dat God op het punt staat van verwoestende oordelen te brengen over het land, waarin zij in weelde en brooddronkenheid leefden. Dit schijnt in de eerste plaats te zien op de verwoestingen, die door Sanheribs leger werden aangericht, toen hij al de vaste steden van Juda innam. Maar dan moeten deze woorden vele dagen en jaren, overgezet worden zoals in de kanttekening) door vele dagen over het jaar, gedurende iets meer dan een jaar zal deze verwoesting gaande zijn, zolang duurde het van het eerste binnenkomen van dat leger in het land van Juda tot aan de verdelging ervan. Maar het is van toepassing op de ellendige teleurstelling, welke diegenen vroeg of laat zullen ondervinden, die hun hart stellen op de wereld en er hun geluk in denken te vinden. Gij zult beroerd zijn, gij dochters, die zo zeker zijt. Het zal ons niet beveiligen tegen beroering om de zorg van ons te werpen als wij rust hebben, ja voor hen, die zo gaarne leven zonder zorg, zal een weinigje beroering een grote kwelling wezen en hun zeer zwaar en hard vallen. Zij waren zorgeloos en gerust omdat zij geld genoeg hadden en vrolijkheid genoeg. Maar de profeet zegt haar hier:

A. Dat het land, waar zij haar pracht van ontvingen en haar lekkernijen van hadden weldra verwoest zal zijn, de wijnoogst zal uit zijn, zal mislukken, en wat zult gij dan doen, hoe zult gij aan wijn komen om er u vrolijk mee te maken? Daar zal geen inzameling komen, geen inzameling van vruchten, want er zullen geen zijn om ingezameld te worden, en gij zult er het gebrek aan vinden, Isaiah 32:10, gij zult gebrek hebben aan de uiers, de goede melk van de koeien, de aangename velden en hun voortbrengselen, de nuttige velden, die dienstig zijn aan het menselijk leven, zijn de aangename, gij zult gebrek hebben aan de vruchtbare wijnstok, en de druiven, die hij u placht af te leveren." Het misbruik van overvloed wordt terecht gestraft met de schaarsheid, en diegenen verdienen beroofd te worden van hetgeen tot onderhoud des levens dient, die het tot voedsel en brandstof hebben gemaakt van hun lusten, en het voor Bal hebben bereid.

B. Dat ook de steden, de steden van Juda, in welke zij gerust woonden, haar renten verteerden, en zich vrolijk maakten met haar lekkernijen, verwoest zullen worden, Isaiah 32:13, Isaiah 32:14. Doornen en distelen, de vruchten van de zonde en van de vloek, zullen opkomen, niet alleen op het land van Mijn volk, dat onbebouwd zal zijn maar op alle vreugdehuizen, de schouwburgen, de speelhuizen, de herbergen in de vrolijk huppelende stad. Toen een buitenlands leger land was binnengevallen, zijn de vreugdehuizen ongetwijfeld in huizen van rouw verkeerd, toen zijn de paleizen of huizen van de edelen verlaten geworden door de eigenaars ervan, die misschien naar Egypte zijn gevlucht om hulp, de menigte van de stad waren door hun leidslieden verlaten, om zo goed zij konden voor zichzelf te zorgen. Dan zullen de statige huizen tot spelonken zijn tot in eeuwigheid, die haar forten en torens zijn geweest voor sterkte en pracht, zij zullen verlaten zijn, de eigenaars zullen er nooit in terugkeren, iedereen zal er op zien zoals op Jericho, als op een anathema (uitgebannenne, vervloekte) zodat zij, zelfs als het weer vrede zal zijn, niet weer herbouwd zullen worden, maar in puin worden geworpen, een vreugde van de woudezelen en een weide van de kudden. Zo is menig huis in puin gestort door de zonde. Jam seges est ubi Trojo fuit. Koren groeit op de plaats waar Troje gestaan heeft.

2. Laat hen in het vooruitzicht hiervan beven en beroerd zijn, zich uittrekken en ontblootten, en zakken om haar lenden gorden, Isaiah 32:11. Dit geeft te kennen dat zij aldus zullen beven wanneer de ramp gekomen zal zijn, genoodzaakt zullen zijn om zich te ontbloten, dat Gods oordeel haar dan zal ontbloten, maar:

A. Dat het beste middel om de ramp te voorkomen zou zijn berouw te hebben en zich te bekeren, zich te verootmoedigen om haar zonde, in het stof neer te liggen voor God, in waar berouw en droefheid naar God, waardoor dan haar rust en gerustheid nog zouden voortduren. Dit is God te ontmoeten op de weg van Zijn oordelen, en een bestraffing te voorkomen, door zelf onze fouten te verbeteren, alleen diegenen zullen breken, die niet willen buigen.

B. Dat de beste voorbereiding op de ramp of benauwdheid zou zijn zichzelf te verloochenen en een leven te leiden van ootmoed en doding van het vlees, los te zijn van alle genietingen van de zinnen. Zij, die door een heilige minachting van de wereld zichzelf reeds ontbloot hebben, kunnen het gemakkelijk dragen om ontbloot te worden, als benauwdheid en dood komen.

II. Terwijl er nog een overblijfsel onder hen was van mensen, die aan hun oprechtheid vasthouden, hadden zij reden om te hopen dat ten laatste goede tijden zullen komen, en op zulke tijden geeft de profeet hun hier een aangenaam vooruitzicht. Zulke tijden zagen ze in het laatste gedeelte van Hizkia's regering, maar de profetie kan wel verondersteld worden verder te zien, namelijk naar de dagen van de Messias, die Koning van de gerechtigheid is, en Koning van de vrede, en van wie al de profeten getuigd hebben. Merk nu op:

1. Hoe deze gezegende tijden ingeleid zullen worden: door de uitgieting van de Geest uit de hoogte, vers, 15, hetgeen niet alleen Gods welwillendheid jegens ons te kennen geeft, meer ook het goede werk Gods in ons, want dan, en niet eerder, zullen er goede tijden zijn, als God door Zijn genade aan de mensen goede harten geeft, en daarom is als God Zijn Heiligen Geest geeft aan allen, die er Hem om vragen, dit in werkelijkheid Zijn geven aan hen van alle goede dingen, zoals blijft uit de vergelijking van Luke 11:13, met Matthew 7:11 Dit is de grote zaak met de hoop, waarop Gods volk zich vertroost, namelijk dat de Geest over hen zal uitgestort worden, dat er een overvloediger uitstorting zal zijn van de Geest van de genade dan vroeger, naardat behoefte van de kerk in haar treurige toestand het nodig maakt. komt uit de hoogte, en daarom zien zij er voor op tot hun Vader in de hemel. Als God gunst wil betonen aan Zijn kerk, dan stort Hij Zijn Geest uit beide om Zijn volk te bereiden om Zijn gunst te ontvangen, en om hen, die Hij als werktuigen wil gebruiken van zijn gunst, er voor bekwaam te maken, en hun voorspoed te geven, want hun pogingen, om het verval van de kerk te herstellen, zijn geheel vruchteloos, totdat de Geest over hen is uitgestort, en dan wordt het werk plotseling gedaan. Het koninkrijk van de Messias werd ingeleid en opgericht door de uitstorting van de Heiligen Geest, Acts 2:1, en daardoor wordt het nog in wezen gehouden, en zal het ten einde toe in wezen blijven.

2. Welk een verwonderlijke, gelukkige verandering er dan plaats zal hebben. Hetgeen een dorre, onvruchtbare woestijn was, zal een vruchtbaar veld worden, en wat nu een vruchtbaar veld geacht werd, zal in vergelijking met wat het dan zal wezen, voor een woud worden gehouden. "Dan zal de aarde haar gewas geven." Er is beloofd, dat in de dagen van de Messias "de vrucht van de aarde zal ruisen als de Libanon," Psalms 72:16. Sommigen passen dit toe op de toelating van de heidenen in de Evangeliekerk die de woestijn tot een vruchtbaar veld maakte en de verwerping en buitensluiting van de Joden waardoor datgene tot een woud werd, hetwelk een vruchtbaar veld geweest is. Op de heidenen was de Geest des levens uitgestort, maar op de Joden een geest van een diepe slaap. Zie wat het bewijs is en wat de uitwerking is van de uitstorting des Geestes over een ziel-zij wordt er vruchtbaar door gemaakt en heeft haar vrucht tot heiligheid. Er zijn drie dingen, die deze tijden tot gelukkige tijden maken.

A. Recht en gerechtigheid, Isaiah 32:16. Als de Geest uitgestort wordt op een land, dan zal het recht in de woestijn wonen, en haar in een vruchtbaar veld veranderen, en de gerechtigheid zal op het vruchtbare veld verbleven, en het nog vruchtbaarder maken. De leraren zullen de wet verklaren, en de magistraten zullen haar ten uitvoer leggen en beide zullen het zo oordeelkundig en met zoveel getrouwheid doen, dat door beide de slechten goed en de goeden beter gemaakt zullen worden. Onder alle soorten van mensen, onder de armen, de geringer en ongeleerden, die evenals de woed fijn veronachtzaamd worden, en de rijken, de aanzienlijken en geleerden, die gewaardeerd worden als het vruchtbare veld, zullen rechte denkbeelden zijn omtrent de dingen, goede beginselen heersen, en zal nauwgezet te werk worden gegaan ten opzichte van goed en kwaad, zonde en plicht. Of, in alle delen des lands, in landelijke dorpen en in de steden, onder het ruwe volk, en onder de meer beschaafden en verfijnden, zal een behoorlijke rechtsbedeling zijn. De wet van Christus voert een recht of regeling in, waarnaar wij geregeerd moeten worden en het Evangelie van Christus een gerechtigheid, door welke wij behouden moeten worden, en overal waar de Geest wordt uitgestort, wonen en blijven deze beide als een eeuwige gerechtigheid.

B. Vrede en rust, Isaiah 32:17, Isaiah 32:18. Dit is van tweeërlei aard.

a. Innerlijke vrede, Isaiah 32:17. Dit volgt op de inwoning van de gerechtigheid, Isaiah 32:16. Zij, in wie dit werk gewrocht is, zullen de gezegende uitwerking ervan ervaren. Het is zelf vrede, en de uitwerking ervan is gerustheid en zekerheid tot in eeuwigheid, een heilige kalmte en gerustheid van het hart, waardoor de ziel zichzelve bezit, en God bezit, en het is niet in de macht van de wereld om haar te verstoren. Vrede en gerustheid en eeuwige zekerheid kunnen verwacht en zullen gevonden worden in de weg en het werk van de gerechtigheid. Alleen in de ware Godsdienst kan ware voldoening worden gevonden, daarin is zij te vinden zonder falen. Het is een stil en gerust leven, dat geleid wordt in alle Godzaligheid en eerbaarheid, 1 Timothy 2:2.

Ten eerste. Zelfs het werk van de gerechtigheid zal vrede zijn, in het volbrengen van onze plicht zullen wij overvloedig genot smaken, een tegenwoordig groot loon van gehoorzaamheid in gehoorzaamheid. Hoewel het werk van de gerechtigheid zwaar en kostbaar kan zijn, ons blootstellen kan aan minachting, is het toch vrede, zo'n vrede, dat hij volstaat om onze kosten te dragen.

Ten tweede. De werking van de gerechtigheid zal zijn gerustheid en zekerheid, niet alleen tot aan het einde van de tijd, van onze tijd, en in het einde, maar tot in de eindeloze eeuwen van de eeuwigheid. Wezenlijke heiligheid is wezenlijk geluk, thans, en zal volmaakte gelukzaligheid, dat is: volmaakte heiligheid zijn in eeuwigheid. b. Uitwendige vrede, Isaiah 32:18. Het is een grote zegen als zij, die door de genade Gods een rustig en vreedzaam gemoed hebben, door de voorzienigheid Gods in woonplaatsen van de vrede wonen, niet verontrust in hun huizen, of gestoord in hun vergaderingen. Toen de verschrikking van Sanheribs inval voorbij was, was het volk zich ongetwijfeld meer dan ooit bewust van de zegen van een rustige woning, zonder verontrust te worden door de verschrikkingen van de oorlog. Laat ieder gezin ernaar streven, om zich vrij te houden van twist en geharrewar van binnen, geen twee tegen drie, en geen drie tegen twee in het huis, en dan van de vrees des kwaads van buiten. Jeruzalem zal een vreedzame woonstede zijn, vergelijk Isaiah 33:20. En als het zal hagelen en er een geweldige storm over het woud zal losbarsten, dat blootligt voor de gure winden, dan zal Jeruzalem een stille rustplaats zijn want de stad zal laag worden in de laagte, onder de wind zijn, niet zijn zoals de sleden, die hoog gelegen zijn en dus blootgesteld aan al de woede van de storm, maar beschut door "de bergen, die rondom Jeruzalem zijn," Psalms 125:2, de forten en de hoge torens zullen naar beneden gebracht worden, Isaiah 32:14, maar de stad die laag ligt zal een rustige verblijfplaats zijn. Diegenen zijn het veiligst en kunnen gerust wonen, die nederig zijn en in de laagte willen wonen, Isaiah 32:19. Zij, die in een vreedzame woonplaats willen wonen, moeten bereid zijn om laag te wonen en in een lage plaats. Sommigen denken dat hier een toespeling is op de bewaring van het land Gosen voor pest en hagel, die in het land van Egypte een grote verwoesting hebben aangericht.

C. Overvloed. Er zal overal zo'n goede oogst ingezameld worden, en in elk jaar dat de landbouwers gelukkig geprezen worden, die aan alle wateren zaaien, Isaiah 32:20, die al de grond bezaaien, die voor het zaad geschikt is, die hun "brood- of hun broodkoren uitwerpen op het water," Ecclesiastes 11:1. God zal de wasdom geven, maar dan moet de landman vlijtig wezen en op zijn werk acht geven, en aan alle wateren zaaien, en als hij dat doet, dan zal het koren zo dicht en hoog opkomen, dat hij er zijn vee, de os en de ezel henenzendt om er het bovenste van te eten, en het aldus laag te houden, daar het anders al te welig op zou schieten. Dit is van toepassing:

a. Op de prediking des Woords. Sommigen denken dat het wijst op het dienstwerk van de apostelen, die als landlieden uitgingen om hun zaad te zaaien, Matthew 13:3, en zij zaaiden aan alle wateren- overal waar zij kwamen, predikten zij het Evangelie. Wateren betekenen mensen, en zij predikten voor grote scharen van mensen. Overal waar zij het hart van de mensen verzacht vonden en bevochtigd, en geneigd om het Woord te ontvangen, wierpen zij er het goede zaad in. En terwijl het door de wet van Mozes aan de Joden verboden was om "tegelijk met een os en een ezel te ploegen," Deuter. 22:10, hetgeen te kennen gaf, dat Joden en heidenen niet onder elkaar vermengd moesten, zal nu het onderscheid weggenomen worden, en beide de os en de ezel beide Jood en heiden, zullen gebruikt worden in de Evangeliedienst en er het voordeel van genieten.

b. Op werken van liefdadigheid, als God deze gelukkige tijden zendt, zalig zijn dan degenen, die er gebruik van maken door goed te doen met hetgeen zij hebben, die alle gelegenheden waarnemen om de armen te helpen, want te bestemder tijd zullen zij maaien.

Verzen 9-20

Jesaja 32:9-20

In deze verzen zien wij God, opstaande in het gericht tegen de verachte personen, om hen te straffen voor hun slechtheid, maar eindelijk terugkerende in genade tot de milddadigen, om hen te belonen voor hun milddadigheid.

I. Toen er zo'n groot zedenbederf was, en de heilige God zo getergd was, kon men slechte tijden verwachten, en hier wordt aangekondigd dat zulke tijden komen zullen. De alarmklok wordt geluid voor de geruste vrouwen Isaiah 32:9, en de dochters, die zo zeker zijn, zo zorgeloos zijn, om wier hoogmoed, ijdelheid en zucht naar weelde te bevredigen, haar echtgenoten en vaders in verzoeking waren de armen te laten verhongeren. Laat hen horen wat de profeet in de naam van God haar te zeggen heeft. "Staat op, luistert met eerbied en aandacht."

1. Laat hen weten dat God op het punt staat van verwoestende oordelen te brengen over het land, waarin zij in weelde en brooddronkenheid leefden. Dit schijnt in de eerste plaats te zien op de verwoestingen, die door Sanheribs leger werden aangericht, toen hij al de vaste steden van Juda innam. Maar dan moeten deze woorden vele dagen en jaren, overgezet worden zoals in de kanttekening) door vele dagen over het jaar, gedurende iets meer dan een jaar zal deze verwoesting gaande zijn, zolang duurde het van het eerste binnenkomen van dat leger in het land van Juda tot aan de verdelging ervan. Maar het is van toepassing op de ellendige teleurstelling, welke diegenen vroeg of laat zullen ondervinden, die hun hart stellen op de wereld en er hun geluk in denken te vinden. Gij zult beroerd zijn, gij dochters, die zo zeker zijt. Het zal ons niet beveiligen tegen beroering om de zorg van ons te werpen als wij rust hebben, ja voor hen, die zo gaarne leven zonder zorg, zal een weinigje beroering een grote kwelling wezen en hun zeer zwaar en hard vallen. Zij waren zorgeloos en gerust omdat zij geld genoeg hadden en vrolijkheid genoeg. Maar de profeet zegt haar hier:

A. Dat het land, waar zij haar pracht van ontvingen en haar lekkernijen van hadden weldra verwoest zal zijn, de wijnoogst zal uit zijn, zal mislukken, en wat zult gij dan doen, hoe zult gij aan wijn komen om er u vrolijk mee te maken? Daar zal geen inzameling komen, geen inzameling van vruchten, want er zullen geen zijn om ingezameld te worden, en gij zult er het gebrek aan vinden, Isaiah 32:10, gij zult gebrek hebben aan de uiers, de goede melk van de koeien, de aangename velden en hun voortbrengselen, de nuttige velden, die dienstig zijn aan het menselijk leven, zijn de aangename, gij zult gebrek hebben aan de vruchtbare wijnstok, en de druiven, die hij u placht af te leveren." Het misbruik van overvloed wordt terecht gestraft met de schaarsheid, en diegenen verdienen beroofd te worden van hetgeen tot onderhoud des levens dient, die het tot voedsel en brandstof hebben gemaakt van hun lusten, en het voor Bal hebben bereid.

B. Dat ook de steden, de steden van Juda, in welke zij gerust woonden, haar renten verteerden, en zich vrolijk maakten met haar lekkernijen, verwoest zullen worden, Isaiah 32:13, Isaiah 32:14. Doornen en distelen, de vruchten van de zonde en van de vloek, zullen opkomen, niet alleen op het land van Mijn volk, dat onbebouwd zal zijn maar op alle vreugdehuizen, de schouwburgen, de speelhuizen, de herbergen in de vrolijk huppelende stad. Toen een buitenlands leger land was binnengevallen, zijn de vreugdehuizen ongetwijfeld in huizen van rouw verkeerd, toen zijn de paleizen of huizen van de edelen verlaten geworden door de eigenaars ervan, die misschien naar Egypte zijn gevlucht om hulp, de menigte van de stad waren door hun leidslieden verlaten, om zo goed zij konden voor zichzelf te zorgen. Dan zullen de statige huizen tot spelonken zijn tot in eeuwigheid, die haar forten en torens zijn geweest voor sterkte en pracht, zij zullen verlaten zijn, de eigenaars zullen er nooit in terugkeren, iedereen zal er op zien zoals op Jericho, als op een anathema (uitgebannenne, vervloekte) zodat zij, zelfs als het weer vrede zal zijn, niet weer herbouwd zullen worden, maar in puin worden geworpen, een vreugde van de woudezelen en een weide van de kudden. Zo is menig huis in puin gestort door de zonde. Jam seges est ubi Trojo fuit. Koren groeit op de plaats waar Troje gestaan heeft.

2. Laat hen in het vooruitzicht hiervan beven en beroerd zijn, zich uittrekken en ontblootten, en zakken om haar lenden gorden, Isaiah 32:11. Dit geeft te kennen dat zij aldus zullen beven wanneer de ramp gekomen zal zijn, genoodzaakt zullen zijn om zich te ontbloten, dat Gods oordeel haar dan zal ontbloten, maar:

A. Dat het beste middel om de ramp te voorkomen zou zijn berouw te hebben en zich te bekeren, zich te verootmoedigen om haar zonde, in het stof neer te liggen voor God, in waar berouw en droefheid naar God, waardoor dan haar rust en gerustheid nog zouden voortduren. Dit is God te ontmoeten op de weg van Zijn oordelen, en een bestraffing te voorkomen, door zelf onze fouten te verbeteren, alleen diegenen zullen breken, die niet willen buigen.

B. Dat de beste voorbereiding op de ramp of benauwdheid zou zijn zichzelf te verloochenen en een leven te leiden van ootmoed en doding van het vlees, los te zijn van alle genietingen van de zinnen. Zij, die door een heilige minachting van de wereld zichzelf reeds ontbloot hebben, kunnen het gemakkelijk dragen om ontbloot te worden, als benauwdheid en dood komen.

II. Terwijl er nog een overblijfsel onder hen was van mensen, die aan hun oprechtheid vasthouden, hadden zij reden om te hopen dat ten laatste goede tijden zullen komen, en op zulke tijden geeft de profeet hun hier een aangenaam vooruitzicht. Zulke tijden zagen ze in het laatste gedeelte van Hizkia's regering, maar de profetie kan wel verondersteld worden verder te zien, namelijk naar de dagen van de Messias, die Koning van de gerechtigheid is, en Koning van de vrede, en van wie al de profeten getuigd hebben. Merk nu op:

1. Hoe deze gezegende tijden ingeleid zullen worden: door de uitgieting van de Geest uit de hoogte, vers, 15, hetgeen niet alleen Gods welwillendheid jegens ons te kennen geeft, meer ook het goede werk Gods in ons, want dan, en niet eerder, zullen er goede tijden zijn, als God door Zijn genade aan de mensen goede harten geeft, en daarom is als God Zijn Heiligen Geest geeft aan allen, die er Hem om vragen, dit in werkelijkheid Zijn geven aan hen van alle goede dingen, zoals blijft uit de vergelijking van Luke 11:13, met Matthew 7:11 Dit is de grote zaak met de hoop, waarop Gods volk zich vertroost, namelijk dat de Geest over hen zal uitgestort worden, dat er een overvloediger uitstorting zal zijn van de Geest van de genade dan vroeger, naardat behoefte van de kerk in haar treurige toestand het nodig maakt. komt uit de hoogte, en daarom zien zij er voor op tot hun Vader in de hemel. Als God gunst wil betonen aan Zijn kerk, dan stort Hij Zijn Geest uit beide om Zijn volk te bereiden om Zijn gunst te ontvangen, en om hen, die Hij als werktuigen wil gebruiken van zijn gunst, er voor bekwaam te maken, en hun voorspoed te geven, want hun pogingen, om het verval van de kerk te herstellen, zijn geheel vruchteloos, totdat de Geest over hen is uitgestort, en dan wordt het werk plotseling gedaan. Het koninkrijk van de Messias werd ingeleid en opgericht door de uitstorting van de Heiligen Geest, Acts 2:1, en daardoor wordt het nog in wezen gehouden, en zal het ten einde toe in wezen blijven.

2. Welk een verwonderlijke, gelukkige verandering er dan plaats zal hebben. Hetgeen een dorre, onvruchtbare woestijn was, zal een vruchtbaar veld worden, en wat nu een vruchtbaar veld geacht werd, zal in vergelijking met wat het dan zal wezen, voor een woud worden gehouden. "Dan zal de aarde haar gewas geven." Er is beloofd, dat in de dagen van de Messias "de vrucht van de aarde zal ruisen als de Libanon," Psalms 72:16. Sommigen passen dit toe op de toelating van de heidenen in de Evangeliekerk die de woestijn tot een vruchtbaar veld maakte en de verwerping en buitensluiting van de Joden waardoor datgene tot een woud werd, hetwelk een vruchtbaar veld geweest is. Op de heidenen was de Geest des levens uitgestort, maar op de Joden een geest van een diepe slaap. Zie wat het bewijs is en wat de uitwerking is van de uitstorting des Geestes over een ziel-zij wordt er vruchtbaar door gemaakt en heeft haar vrucht tot heiligheid. Er zijn drie dingen, die deze tijden tot gelukkige tijden maken.

A. Recht en gerechtigheid, Isaiah 32:16. Als de Geest uitgestort wordt op een land, dan zal het recht in de woestijn wonen, en haar in een vruchtbaar veld veranderen, en de gerechtigheid zal op het vruchtbare veld verbleven, en het nog vruchtbaarder maken. De leraren zullen de wet verklaren, en de magistraten zullen haar ten uitvoer leggen en beide zullen het zo oordeelkundig en met zoveel getrouwheid doen, dat door beide de slechten goed en de goeden beter gemaakt zullen worden. Onder alle soorten van mensen, onder de armen, de geringer en ongeleerden, die evenals de woed fijn veronachtzaamd worden, en de rijken, de aanzienlijken en geleerden, die gewaardeerd worden als het vruchtbare veld, zullen rechte denkbeelden zijn omtrent de dingen, goede beginselen heersen, en zal nauwgezet te werk worden gegaan ten opzichte van goed en kwaad, zonde en plicht. Of, in alle delen des lands, in landelijke dorpen en in de steden, onder het ruwe volk, en onder de meer beschaafden en verfijnden, zal een behoorlijke rechtsbedeling zijn. De wet van Christus voert een recht of regeling in, waarnaar wij geregeerd moeten worden en het Evangelie van Christus een gerechtigheid, door welke wij behouden moeten worden, en overal waar de Geest wordt uitgestort, wonen en blijven deze beide als een eeuwige gerechtigheid.

B. Vrede en rust, Isaiah 32:17, Isaiah 32:18. Dit is van tweeërlei aard.

a. Innerlijke vrede, Isaiah 32:17. Dit volgt op de inwoning van de gerechtigheid, Isaiah 32:16. Zij, in wie dit werk gewrocht is, zullen de gezegende uitwerking ervan ervaren. Het is zelf vrede, en de uitwerking ervan is gerustheid en zekerheid tot in eeuwigheid, een heilige kalmte en gerustheid van het hart, waardoor de ziel zichzelve bezit, en God bezit, en het is niet in de macht van de wereld om haar te verstoren. Vrede en gerustheid en eeuwige zekerheid kunnen verwacht en zullen gevonden worden in de weg en het werk van de gerechtigheid. Alleen in de ware Godsdienst kan ware voldoening worden gevonden, daarin is zij te vinden zonder falen. Het is een stil en gerust leven, dat geleid wordt in alle Godzaligheid en eerbaarheid, 1 Timothy 2:2.

Ten eerste. Zelfs het werk van de gerechtigheid zal vrede zijn, in het volbrengen van onze plicht zullen wij overvloedig genot smaken, een tegenwoordig groot loon van gehoorzaamheid in gehoorzaamheid. Hoewel het werk van de gerechtigheid zwaar en kostbaar kan zijn, ons blootstellen kan aan minachting, is het toch vrede, zo'n vrede, dat hij volstaat om onze kosten te dragen.

Ten tweede. De werking van de gerechtigheid zal zijn gerustheid en zekerheid, niet alleen tot aan het einde van de tijd, van onze tijd, en in het einde, maar tot in de eindeloze eeuwen van de eeuwigheid. Wezenlijke heiligheid is wezenlijk geluk, thans, en zal volmaakte gelukzaligheid, dat is: volmaakte heiligheid zijn in eeuwigheid. b. Uitwendige vrede, Isaiah 32:18. Het is een grote zegen als zij, die door de genade Gods een rustig en vreedzaam gemoed hebben, door de voorzienigheid Gods in woonplaatsen van de vrede wonen, niet verontrust in hun huizen, of gestoord in hun vergaderingen. Toen de verschrikking van Sanheribs inval voorbij was, was het volk zich ongetwijfeld meer dan ooit bewust van de zegen van een rustige woning, zonder verontrust te worden door de verschrikkingen van de oorlog. Laat ieder gezin ernaar streven, om zich vrij te houden van twist en geharrewar van binnen, geen twee tegen drie, en geen drie tegen twee in het huis, en dan van de vrees des kwaads van buiten. Jeruzalem zal een vreedzame woonstede zijn, vergelijk Isaiah 33:20. En als het zal hagelen en er een geweldige storm over het woud zal losbarsten, dat blootligt voor de gure winden, dan zal Jeruzalem een stille rustplaats zijn want de stad zal laag worden in de laagte, onder de wind zijn, niet zijn zoals de sleden, die hoog gelegen zijn en dus blootgesteld aan al de woede van de storm, maar beschut door "de bergen, die rondom Jeruzalem zijn," Psalms 125:2, de forten en de hoge torens zullen naar beneden gebracht worden, Isaiah 32:14, maar de stad die laag ligt zal een rustige verblijfplaats zijn. Diegenen zijn het veiligst en kunnen gerust wonen, die nederig zijn en in de laagte willen wonen, Isaiah 32:19. Zij, die in een vreedzame woonplaats willen wonen, moeten bereid zijn om laag te wonen en in een lage plaats. Sommigen denken dat hier een toespeling is op de bewaring van het land Gosen voor pest en hagel, die in het land van Egypte een grote verwoesting hebben aangericht.

C. Overvloed. Er zal overal zo'n goede oogst ingezameld worden, en in elk jaar dat de landbouwers gelukkig geprezen worden, die aan alle wateren zaaien, Isaiah 32:20, die al de grond bezaaien, die voor het zaad geschikt is, die hun "brood- of hun broodkoren uitwerpen op het water," Ecclesiastes 11:1. God zal de wasdom geven, maar dan moet de landman vlijtig wezen en op zijn werk acht geven, en aan alle wateren zaaien, en als hij dat doet, dan zal het koren zo dicht en hoog opkomen, dat hij er zijn vee, de os en de ezel henenzendt om er het bovenste van te eten, en het aldus laag te houden, daar het anders al te welig op zou schieten. Dit is van toepassing:

a. Op de prediking des Woords. Sommigen denken dat het wijst op het dienstwerk van de apostelen, die als landlieden uitgingen om hun zaad te zaaien, Matthew 13:3, en zij zaaiden aan alle wateren- overal waar zij kwamen, predikten zij het Evangelie. Wateren betekenen mensen, en zij predikten voor grote scharen van mensen. Overal waar zij het hart van de mensen verzacht vonden en bevochtigd, en geneigd om het Woord te ontvangen, wierpen zij er het goede zaad in. En terwijl het door de wet van Mozes aan de Joden verboden was om "tegelijk met een os en een ezel te ploegen," Deuter. 22:10, hetgeen te kennen gaf, dat Joden en heidenen niet onder elkaar vermengd moesten, zal nu het onderscheid weggenomen worden, en beide de os en de ezel beide Jood en heiden, zullen gebruikt worden in de Evangeliedienst en er het voordeel van genieten.

b. Op werken van liefdadigheid, als God deze gelukkige tijden zendt, zalig zijn dan degenen, die er gebruik van maken door goed te doen met hetgeen zij hebben, die alle gelegenheden waarnemen om de armen te helpen, want te bestemder tijd zullen zij maaien.

Bibliografische Informatie
Henry, Matthew. "Commentaar op Isaiah 32". "Bijbelverkaring van Matthew Henry". https://www.studylight.org/commentaries/dut/mhm/isaiah-32.html. 1706.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile