Lectionary Calendar
Wednesday, May 22nd, 2024
the Week of Proper 2 / Ordinary 7
Attention!
Tired of seeing ads while studying? Now you can enjoy an "Ads Free" version of the site for as little as 10¢ a day and support a great cause!
Click here to learn more!

Bible Commentaries
Jesaja 29

Bijbelverkaring van Matthew HenryHenry's compleet

Zoek naar…
Enter query below:

Inleiding

Bijbelverkaring van Matthew Henry, JESAJA 29

Dit wee over Ariël, hetwelk wij in dit hoofdstuk hebben, is hetzelfde met de last van HET DAL DES GEZICHTS, Isaiah 22:1, en waarschijnlijk wijst het op dezelfde gebeurtenis, namelijk de belegering van Jeruzalem door het Assyrische leger, dat aldaar door een engel werd verdelgd, maar het is van toepassing op de verwoesting van Jeruzalem door de Chaldeën en haar eindverwoesting door de Romeinen. Hier is

I. De gebeurtenis zelf voorzegd, dat Jeruzalem in grote benauwdheid zal zijn, Isaiah 29:1, Isaiah 29:6, maar dat de vijanden, die haar benauwen, teleurgesteld en verslagen zullen worden, Isaiah 29:5, Isaiah 29:7, Isaiah 29:8.

II. Een bestraffing van drie soorten van zondaren.

1. Zij, die stompzinnig waren en geen acht sloegen op de waarschuwingen van de profeet, Isaiah 29:9.

2. Zij, die vormelijk en geveinsd waren in hun Godsdienstige verrichtingen, Isaiah 29:13, Isaiah 29:14.

3. De staatslieden, die atheïstisch en goddeloos de leidingen minachten van Gods voorzienigheid, en hun eigen plannen stelden in mededinging ervan, Isaiah 29:15.

III. Dierbare beloften van genade en goedertierenheid jegens een onderscheiden overblijfsel, dat God zal heiligen, en in hetwelk Hij geheiligd zal worden, als hun vijanden en vervolgers uitgeroeid zullen worden, Isaiah 29:18.

Inleiding

Bijbelverkaring van Matthew Henry, JESAJA 29

Dit wee over Ariël, hetwelk wij in dit hoofdstuk hebben, is hetzelfde met de last van HET DAL DES GEZICHTS, Isaiah 22:1, en waarschijnlijk wijst het op dezelfde gebeurtenis, namelijk de belegering van Jeruzalem door het Assyrische leger, dat aldaar door een engel werd verdelgd, maar het is van toepassing op de verwoesting van Jeruzalem door de Chaldeën en haar eindverwoesting door de Romeinen. Hier is

I. De gebeurtenis zelf voorzegd, dat Jeruzalem in grote benauwdheid zal zijn, Isaiah 29:1, Isaiah 29:6, maar dat de vijanden, die haar benauwen, teleurgesteld en verslagen zullen worden, Isaiah 29:5, Isaiah 29:7, Isaiah 29:8.

II. Een bestraffing van drie soorten van zondaren.

1. Zij, die stompzinnig waren en geen acht sloegen op de waarschuwingen van de profeet, Isaiah 29:9.

2. Zij, die vormelijk en geveinsd waren in hun Godsdienstige verrichtingen, Isaiah 29:13, Isaiah 29:14.

3. De staatslieden, die atheïstisch en goddeloos de leidingen minachten van Gods voorzienigheid, en hun eigen plannen stelden in mededinging ervan, Isaiah 29:15.

III. Dierbare beloften van genade en goedertierenheid jegens een onderscheiden overblijfsel, dat God zal heiligen, en in hetwelk Hij geheiligd zal worden, als hun vijanden en vervolgers uitgeroeid zullen worden, Isaiah 29:18.

Verzen 1-8

Jesaja 29:1-8

Men is het er algemeen over eens, dat het Jeruzalem is, hetwelk hier Ariël genoemd wordt, want dat was de stad, waarin David gelegerd of gewoond heeft. Dat deel ervan, dat Zion genoemd werd, was in zeer bijzondere zin Davids stad, waarin beide de tempel en het paleis waren, maar waarom het aldus genoemd werd is zeer onzeker, waarschijnlijk waren de naam en de reden toen welbekend. Steden, zowel als personen krijgen bijnamen. Ariël betekent Gods leeuw, of de sterke leeuw, gelijk de leeuw koning is onder de dieren, zo was Jeruzalem onder de steden, aan allen om haar heen de wet voorschrijvende het was "de stad van de grote Koning," Psalms 48:2, Psalms 48:3, het was de hoofdstad van Juda, die "een leeuwenwelp" genoemd wordt, Genesis 49:9, en wiens veldteken een leeuw was, en Hij, die de leeuw is uit de stam van Juda, was er de heerlijkheid van. Jeruzalem is soms een verschrikking geweest voor de naburige volken, en zo lang zij een stad van de gerechtigheid was, was zij stoutmoedig als een leeuw. Sommigen denken dat Ariël het brandofferaltaar betekent, hetwelk de dieren verteerde, die er op geofferd werden, zoals de leeuw zich prooi verslindt. Wee het altaar in de stad waar David woonde, dat met de tempel verwoest werd door de Chaldeën. Ik houd het veeleer voor een wee over Jeruzalem, Jeruzalem, het wordt hier herhaald, zoals in Matthew 23:37, opdat het te meer tot opwaking zal zijn. Hier is:

I. De benauwdheid of beangstiging van Jeruzalem voorzegd. Jeruzalem is een sterke stad als een leeuw, een heilige stad, als een leeuw Gods, maar, zo ongerechtigheid in haar wordt gevonden, wee haar! Het was de stad waarin David gewoond heeft, hij was het, die er in gebracht heeft wat er de heerlijkheid van was, en haar tot een type maakte van de Evangeliekerk, en zijn wonen erin was een type van Christus wonen in Zijn kerk. Er wordt melding van gemaakt als een verzwaring van Jeruzalems zonde, dat er beide het getuigenis van Israël en de stoelen des gerichts van het huis Davids in gesteld waren.

1. Laat Jeruzalem weten dat haar uitwendige bevoorrechting met de Goddelijke eredienst haar niet tot vrijstelling kan dienen van de oordelen Gods, Isaiah 29:1. "Voegt jaar tot jaar" gaat voort in de weg van uw feesten, laat al uw mannen daar driemaal in het jaar verschijnen voor het aangezicht des Heeren, en geen hunner ledig komen, naar de wet en het gebruik, en laat hen nooit bij een van deze plechtigheden ontbreken-laat hen feestofferen slachten, zoals zij plachten te doen, maar laat hen, zolang hun levensgedrag niet verbeterd en hun hart niet verootmoedigd is, niet denken dat zij daarmee God, die zij beledigd hebben, kunnen verzoenen, en er Zijn toorn door kunnen afwenden." Geveinsden kunnen gevonden worden in gestadig volbrengen van Godsdienstige handelingen, en daarmee kunnen zij zichzelf misleiden, maar nooit kunnen zij er God mee behagen, of Hem er door verzoenen.

2. Laat haar weten dat God tegen haar komt in misnoegen, dat zij van de Heere van de heirscharen bezocht zal worden, Isaiah 29:6. Er zal een onderzoek plaats hebben naar haar zonden, en ze zullen gestraft worden, God zal er met verschrikkelijke oordelen voor afrekenen, met de ontzettende verschrikkingen en verwoestingen van de strijd, die als donder en aardbevingen, stormen en wervelwinden zullen zijn, en met verterend vuur, inzonderheid vanwege het ontzettend, schrikwekkend geluid. Als een buitenlands vijand, niet aan hun grenzen, maar in het binnenste van hun land was, brullende en alles verwoestende, inzonderheid zo'n leger als dat van de Assyriërs was, welks aanvoerders zo onbeschaamd en beledigend waren, zoals blijkt uit het gedrag en de houding van Rabsake, en de gewone soldaten waren ongetwijfeld nog veel ruwer en woester dan konden zij de Heere van de heirscharen zien, hen bezoekende met donder en storm. Daar hiervan echter gesproken wordt als van een groot geluid, kan er mee te kennen gegeven zijn dat zij meer verschrikt dan geschaad zullen worden. Inzonderheid

A. Zal Jeruzalem belegerd worden. Hij zegt niet: Ik zal Ariel verwoesten, of vernietigen, maar Ik zal Ariël beangstigen, en zij wordt daarom in benauwdheid gebracht, opdat zij er door opgewekt zijnde tot bekering en reformatie, niet ten verderve zou worden gebracht, Isaiah 29:3. Ik zal een leger in het rond om u slaan. Het was het leger van de vijand, dat er zich om heen kampeerde, maar God zegt dat Hij het zal doen, want zij zijn Zijn hand, Hij zal het doen door hen. God had zich dikwijls en gedurende lange tijd door een heir van engelen voor hen en rondom hen gelegerd tot hun bescherming en uitredding, maar nu was Hij hun in een vijand veranderd, en streed Hij tegen hen. Hij was het, die het beleg om hen sloeg en Hij was het, die de vestingen tegen hen had opgeworpen. Als de mensen tegen ons strijden, dan moeten wij daarin zien dat God met ons twist.

B. Zij zal in droefheid zijn omdat zij het land verwoest ziet, ziet dat al de vaste steden van Juda in de macht zijn van de vijand, daar zal treuring en droefheid wezen, Isaiah 29:2. Zij, die het vrolijkst en lustigst zijn, zullen gewoonlijk, als zij in benauwdheid komen, het meest terneergeslagen en overstelpt van droef held en kommer zijn, hun lachen wordt dan in rouwklage verkeerd. Geheel Jeruzalem zal mij dan als Ariël zijn, gelijk het altaar met vuur erop, en geslachte dieren er om heen, " zo was het toen Jeruzalem door de Chaldeën werd verwoest, en ongetwijfeld velen gedood waren, en toen zij belegerd was door de Assyriërs. De gehele stad zal een altaar wezen, waarin zondaren, vallende onder de oordelen, die zijn uitgegaan, als slachtoffers zullen wezen van de Goddelijke gerechtigheid. Of aldus: Daar zal treuring en droefheid wezen, zij zullen berouw hebben, zich verbeteren, zich tot God wenden, en dan zal zit mij wezen als Ariël. Jeruzalem zal zichzelf zijn zal mij weer een Jeruzalem wezen, een heilige stad, Isaiah 1:26.

C. Zij zal vernederd worden, onderworpen worden gemaakt, Isaiah 29:4. "Gij zult naar bereden worden gebracht van de hoogte uwer verwaandheid, waartoe gij zijt gekomen, de trotse blikken en de hoogmoedige taal zullen door de ne vernederende leiding van Gods voorzienigheid na de andere naar beneden worden gebracht." Zij, die Gods oordelen hebben geminacht, zullen er door vernederd worden, want de hoogmoedigste zondaren zullen of buigen voor Zijn aangezicht, of breken. Zij laadden hoogmoedige woorden gesproken, hadden "de hoorn verhoogd omhoog, hadden gesproken met stijve hals," Psalms 75:6, maar nu zullen zij uit de aarde spreken, zullen zij uit het stofpiepen. Dit geeft te kennen dat zij zwak en onmachtig zullen zijn, niet in staat om manmoedig te spreken of om alles te zeggen wat zij wilden zeggen, maar evenals van personen, die ziek zijn, of aan wie alle moed schijnt te begeven zal hun spraak zacht, fluisterend en afgebroken zijn, en dat zij angstig en in ontsteltenis zullen zijn en genoodzaakt om zachtjes te spreken bevreesd zijnde dat de vijanden hen zouden horen, en daardoor in het voordeel tegen hen zouden komen, en dat zij zich gedwee aan de overwinnaars zullen moeten onderwerpen. Toen Hizkia zich aan de koning van Assyrië onderwierp, zeggende: "Ik heb gezondigd, wat gij ma opleggen zalf, zal ik dragen," 2 Kings 18:14, was zijn spreken zacht, sprak hij op lage toon sprak hij uit het stof. God kan hen doen kruipen die het stoutmoedigst zijn geweest, kan hun alle moed benemen.

II. Het verderf van Jeruzalems vijanden wordt voorzegd tot vertroosting van al haar vrienden, en die in deze benauwdheid het goede voor haar wensten, Isaiah 29:5, Isaiah 29:7.gij zult vernederd worden, Isaiah 29:4, gij zult uit de aarde spreken, zo laag, zo naar de diepte zult gij gebracht zijn. Maar" (aldus kan het overgezet worden) de menigte uwer vreemde soldaten en van uw verschrikkelijken, -de talrijke legers van de vijand zullen zelf als dun stof zijn, in het geheel niet tot spreken in staat, zij zullen niet eens kunnen fluisteren, maar als het kaf zijn, dat wegstuift. Gij zult vernederd worden, maar zij zullen geheel en al ontmoedigd worden, alle moed en geestkracht zal uit hen geweken zijn, geslagen en gedood op een andere wijze, Isaiah 27:7, zij zullen voorbijgaan, ja het zal in een ogenblik zijn, plotseling, de vijand zal verrast, overvallen worden door het verderf, en gij zult verrast worden door de redding, de verlossing." Het leger van de Assyriërs werd door de engel plotseling, in een ogenblik dood op de plaats neergelegd. Zodanig zal ook het verderf wezen van de vijanden van het Evangelie- Jeruzalem "hun oordeel is in n uur gekomen," Revelation 18:10. En wederom, Isaiah 29:6. Gij zult bezocht worden, of zoals dit placht te worden overgezet, Zij zal bezocht worden met donder en een groot gedruis. Gij zult in schrik en angst worden gebracht, maar gij zult dit spoedig teboven komen. Maar, Isaiah 29:7, de veelheid aller heidenen, die tegen haar strijden, zal zijn als de droom van een nachtgezicht, zij en hun voorspoed zullen spoedig, onherroepelijk voorbijgaan. De veelheid van de heidenen, die strijden tegen Zion, zal wezen als een hongerige, die droomt dat hij eet, maar nog hongerig is, dat is:

1. Zij hoopten Jeruzalem tot hun prooi te maken en zich te verrijken met de buit van die rijke stad, maar hun hoop zal een ijdele droom blijken te zijn, waarmee zij zich voor eeuwige kunnen vermaken, maar die eindigen zal in teleurstelling voor hen. Zij verbeeldden zich reeds meesters te zijn van Jeruzalem, maar zij zullen het nimmer wezen.

2. Zijzelf met al hun pracht en macht en voorspoed zullen verdwijnen als een droombeeld, wanneer men ontwaakt, zij zullen van even weinig waarde en van even korte duur zijn Psalms 73:20. "Hij zal wegvliegen als een droom" Job 20:8. Het leger van Sanherib verdween en was spoedig weg, hoewel het het land vervuld had, zoals een droom iemands hoofd vervult, inzonderheid zoals een droom van spijs het hoofd vervult van hem, die hongerig naar bed ging.

Velen verstaan deze verzen als een deel uitmakende van de bedreiging van toorn, als God komt om Jeruzalem te beangstigen en haar te belegeren.

a. De veelheid van haar vrienden op wie zij steunt om haar te helpen, zal haar geen goed doen, want hoewel zij verschrikkelijken zijn, Isaiah 29:5 zullen zij toch wezen als dun stof of voorbijvliegend kaf.

b. De veelheid harer vijanden zal nooit denken haar kwaad genoeg te kunnen doen, maar als zij veel van haar verslonden hebben, dit is, haar zeer veel schade en nadeel hebben toegebracht, dan zullen zij nog wezen als een die droomt dat hij eet, en nog hongerig is. Zij zullen nog meer van haar willen verslinden.

Verzen 1-8

Jesaja 29:1-8

Men is het er algemeen over eens, dat het Jeruzalem is, hetwelk hier Ariël genoemd wordt, want dat was de stad, waarin David gelegerd of gewoond heeft. Dat deel ervan, dat Zion genoemd werd, was in zeer bijzondere zin Davids stad, waarin beide de tempel en het paleis waren, maar waarom het aldus genoemd werd is zeer onzeker, waarschijnlijk waren de naam en de reden toen welbekend. Steden, zowel als personen krijgen bijnamen. Ariël betekent Gods leeuw, of de sterke leeuw, gelijk de leeuw koning is onder de dieren, zo was Jeruzalem onder de steden, aan allen om haar heen de wet voorschrijvende het was "de stad van de grote Koning," Psalms 48:2, Psalms 48:3, het was de hoofdstad van Juda, die "een leeuwenwelp" genoemd wordt, Genesis 49:9, en wiens veldteken een leeuw was, en Hij, die de leeuw is uit de stam van Juda, was er de heerlijkheid van. Jeruzalem is soms een verschrikking geweest voor de naburige volken, en zo lang zij een stad van de gerechtigheid was, was zij stoutmoedig als een leeuw. Sommigen denken dat Ariël het brandofferaltaar betekent, hetwelk de dieren verteerde, die er op geofferd werden, zoals de leeuw zich prooi verslindt. Wee het altaar in de stad waar David woonde, dat met de tempel verwoest werd door de Chaldeën. Ik houd het veeleer voor een wee over Jeruzalem, Jeruzalem, het wordt hier herhaald, zoals in Matthew 23:37, opdat het te meer tot opwaking zal zijn. Hier is:

I. De benauwdheid of beangstiging van Jeruzalem voorzegd. Jeruzalem is een sterke stad als een leeuw, een heilige stad, als een leeuw Gods, maar, zo ongerechtigheid in haar wordt gevonden, wee haar! Het was de stad waarin David gewoond heeft, hij was het, die er in gebracht heeft wat er de heerlijkheid van was, en haar tot een type maakte van de Evangeliekerk, en zijn wonen erin was een type van Christus wonen in Zijn kerk. Er wordt melding van gemaakt als een verzwaring van Jeruzalems zonde, dat er beide het getuigenis van Israël en de stoelen des gerichts van het huis Davids in gesteld waren.

1. Laat Jeruzalem weten dat haar uitwendige bevoorrechting met de Goddelijke eredienst haar niet tot vrijstelling kan dienen van de oordelen Gods, Isaiah 29:1. "Voegt jaar tot jaar" gaat voort in de weg van uw feesten, laat al uw mannen daar driemaal in het jaar verschijnen voor het aangezicht des Heeren, en geen hunner ledig komen, naar de wet en het gebruik, en laat hen nooit bij een van deze plechtigheden ontbreken-laat hen feestofferen slachten, zoals zij plachten te doen, maar laat hen, zolang hun levensgedrag niet verbeterd en hun hart niet verootmoedigd is, niet denken dat zij daarmee God, die zij beledigd hebben, kunnen verzoenen, en er Zijn toorn door kunnen afwenden." Geveinsden kunnen gevonden worden in gestadig volbrengen van Godsdienstige handelingen, en daarmee kunnen zij zichzelf misleiden, maar nooit kunnen zij er God mee behagen, of Hem er door verzoenen.

2. Laat haar weten dat God tegen haar komt in misnoegen, dat zij van de Heere van de heirscharen bezocht zal worden, Isaiah 29:6. Er zal een onderzoek plaats hebben naar haar zonden, en ze zullen gestraft worden, God zal er met verschrikkelijke oordelen voor afrekenen, met de ontzettende verschrikkingen en verwoestingen van de strijd, die als donder en aardbevingen, stormen en wervelwinden zullen zijn, en met verterend vuur, inzonderheid vanwege het ontzettend, schrikwekkend geluid. Als een buitenlands vijand, niet aan hun grenzen, maar in het binnenste van hun land was, brullende en alles verwoestende, inzonderheid zo'n leger als dat van de Assyriërs was, welks aanvoerders zo onbeschaamd en beledigend waren, zoals blijkt uit het gedrag en de houding van Rabsake, en de gewone soldaten waren ongetwijfeld nog veel ruwer en woester dan konden zij de Heere van de heirscharen zien, hen bezoekende met donder en storm. Daar hiervan echter gesproken wordt als van een groot geluid, kan er mee te kennen gegeven zijn dat zij meer verschrikt dan geschaad zullen worden. Inzonderheid

A. Zal Jeruzalem belegerd worden. Hij zegt niet: Ik zal Ariel verwoesten, of vernietigen, maar Ik zal Ariël beangstigen, en zij wordt daarom in benauwdheid gebracht, opdat zij er door opgewekt zijnde tot bekering en reformatie, niet ten verderve zou worden gebracht, Isaiah 29:3. Ik zal een leger in het rond om u slaan. Het was het leger van de vijand, dat er zich om heen kampeerde, maar God zegt dat Hij het zal doen, want zij zijn Zijn hand, Hij zal het doen door hen. God had zich dikwijls en gedurende lange tijd door een heir van engelen voor hen en rondom hen gelegerd tot hun bescherming en uitredding, maar nu was Hij hun in een vijand veranderd, en streed Hij tegen hen. Hij was het, die het beleg om hen sloeg en Hij was het, die de vestingen tegen hen had opgeworpen. Als de mensen tegen ons strijden, dan moeten wij daarin zien dat God met ons twist.

B. Zij zal in droefheid zijn omdat zij het land verwoest ziet, ziet dat al de vaste steden van Juda in de macht zijn van de vijand, daar zal treuring en droefheid wezen, Isaiah 29:2. Zij, die het vrolijkst en lustigst zijn, zullen gewoonlijk, als zij in benauwdheid komen, het meest terneergeslagen en overstelpt van droef held en kommer zijn, hun lachen wordt dan in rouwklage verkeerd. Geheel Jeruzalem zal mij dan als Ariël zijn, gelijk het altaar met vuur erop, en geslachte dieren er om heen, " zo was het toen Jeruzalem door de Chaldeën werd verwoest, en ongetwijfeld velen gedood waren, en toen zij belegerd was door de Assyriërs. De gehele stad zal een altaar wezen, waarin zondaren, vallende onder de oordelen, die zijn uitgegaan, als slachtoffers zullen wezen van de Goddelijke gerechtigheid. Of aldus: Daar zal treuring en droefheid wezen, zij zullen berouw hebben, zich verbeteren, zich tot God wenden, en dan zal zit mij wezen als Ariël. Jeruzalem zal zichzelf zijn zal mij weer een Jeruzalem wezen, een heilige stad, Isaiah 1:26.

C. Zij zal vernederd worden, onderworpen worden gemaakt, Isaiah 29:4. "Gij zult naar bereden worden gebracht van de hoogte uwer verwaandheid, waartoe gij zijt gekomen, de trotse blikken en de hoogmoedige taal zullen door de ne vernederende leiding van Gods voorzienigheid na de andere naar beneden worden gebracht." Zij, die Gods oordelen hebben geminacht, zullen er door vernederd worden, want de hoogmoedigste zondaren zullen of buigen voor Zijn aangezicht, of breken. Zij laadden hoogmoedige woorden gesproken, hadden "de hoorn verhoogd omhoog, hadden gesproken met stijve hals," Psalms 75:6, maar nu zullen zij uit de aarde spreken, zullen zij uit het stofpiepen. Dit geeft te kennen dat zij zwak en onmachtig zullen zijn, niet in staat om manmoedig te spreken of om alles te zeggen wat zij wilden zeggen, maar evenals van personen, die ziek zijn, of aan wie alle moed schijnt te begeven zal hun spraak zacht, fluisterend en afgebroken zijn, en dat zij angstig en in ontsteltenis zullen zijn en genoodzaakt om zachtjes te spreken bevreesd zijnde dat de vijanden hen zouden horen, en daardoor in het voordeel tegen hen zouden komen, en dat zij zich gedwee aan de overwinnaars zullen moeten onderwerpen. Toen Hizkia zich aan de koning van Assyrië onderwierp, zeggende: "Ik heb gezondigd, wat gij ma opleggen zalf, zal ik dragen," 2 Kings 18:14, was zijn spreken zacht, sprak hij op lage toon sprak hij uit het stof. God kan hen doen kruipen die het stoutmoedigst zijn geweest, kan hun alle moed benemen.

II. Het verderf van Jeruzalems vijanden wordt voorzegd tot vertroosting van al haar vrienden, en die in deze benauwdheid het goede voor haar wensten, Isaiah 29:5, Isaiah 29:7.gij zult vernederd worden, Isaiah 29:4, gij zult uit de aarde spreken, zo laag, zo naar de diepte zult gij gebracht zijn. Maar" (aldus kan het overgezet worden) de menigte uwer vreemde soldaten en van uw verschrikkelijken, -de talrijke legers van de vijand zullen zelf als dun stof zijn, in het geheel niet tot spreken in staat, zij zullen niet eens kunnen fluisteren, maar als het kaf zijn, dat wegstuift. Gij zult vernederd worden, maar zij zullen geheel en al ontmoedigd worden, alle moed en geestkracht zal uit hen geweken zijn, geslagen en gedood op een andere wijze, Isaiah 27:7, zij zullen voorbijgaan, ja het zal in een ogenblik zijn, plotseling, de vijand zal verrast, overvallen worden door het verderf, en gij zult verrast worden door de redding, de verlossing." Het leger van de Assyriërs werd door de engel plotseling, in een ogenblik dood op de plaats neergelegd. Zodanig zal ook het verderf wezen van de vijanden van het Evangelie- Jeruzalem "hun oordeel is in n uur gekomen," Revelation 18:10. En wederom, Isaiah 29:6. Gij zult bezocht worden, of zoals dit placht te worden overgezet, Zij zal bezocht worden met donder en een groot gedruis. Gij zult in schrik en angst worden gebracht, maar gij zult dit spoedig teboven komen. Maar, Isaiah 29:7, de veelheid aller heidenen, die tegen haar strijden, zal zijn als de droom van een nachtgezicht, zij en hun voorspoed zullen spoedig, onherroepelijk voorbijgaan. De veelheid van de heidenen, die strijden tegen Zion, zal wezen als een hongerige, die droomt dat hij eet, maar nog hongerig is, dat is:

1. Zij hoopten Jeruzalem tot hun prooi te maken en zich te verrijken met de buit van die rijke stad, maar hun hoop zal een ijdele droom blijken te zijn, waarmee zij zich voor eeuwige kunnen vermaken, maar die eindigen zal in teleurstelling voor hen. Zij verbeeldden zich reeds meesters te zijn van Jeruzalem, maar zij zullen het nimmer wezen.

2. Zijzelf met al hun pracht en macht en voorspoed zullen verdwijnen als een droombeeld, wanneer men ontwaakt, zij zullen van even weinig waarde en van even korte duur zijn Psalms 73:20. "Hij zal wegvliegen als een droom" Job 20:8. Het leger van Sanherib verdween en was spoedig weg, hoewel het het land vervuld had, zoals een droom iemands hoofd vervult, inzonderheid zoals een droom van spijs het hoofd vervult van hem, die hongerig naar bed ging.

Velen verstaan deze verzen als een deel uitmakende van de bedreiging van toorn, als God komt om Jeruzalem te beangstigen en haar te belegeren.

a. De veelheid van haar vrienden op wie zij steunt om haar te helpen, zal haar geen goed doen, want hoewel zij verschrikkelijken zijn, Isaiah 29:5 zullen zij toch wezen als dun stof of voorbijvliegend kaf.

b. De veelheid harer vijanden zal nooit denken haar kwaad genoeg te kunnen doen, maar als zij veel van haar verslonden hebben, dit is, haar zeer veel schade en nadeel hebben toegebracht, dan zullen zij nog wezen als een die droomt dat hij eet, en nog hongerig is. Zij zullen nog meer van haar willen verslinden.

Verzen 9-16

Jesaja 29:9-16

I. Hier staat de profeet verbaasd over de domheid van het grootste deel van de Joodse natie. Zij hadden Levieten, die de goede kennis des Heeren onderwezen en hierin werden zij door Hizkia aangemoedigd, 2 Chronicles 30:22. Zij hadden profeten, die hun boodschappen brachten van God, en hun te kennen gaven wat de oorzaken waren van Gods misnoegen tegen hen en wat er de gevolgen van zouden zijn. Nu zou men denken: Voorzeker, dit grote volk dat al de voordelen heeft van de Goddelijke openbaring, is "een wijs en verstandig volk," Deuteronomy 4:6. Maar, helaas, het was geheel anders, Isaiah 29:9. De profeet richt zich tot het sober denkende deel van hen, hen oproepende om getroffen te zijn door de algemene achteloosheid en onverschilligheid van hun naasten. Het kan aldus gelezen worden: Zij stellen het uit om zich te bekeren, maar verwondert u er over dat zij zo dom zijn, zij spelen met hun misleiding van zichzelf, zij vermaken zich en zijn vrolijk maar gijlieden, roept uit: treurt over hun dwaasheid, roept tot God in het gebed voor hen. Hoe minder besef zij ervan hebben, dat de hand Gods tegen hen is uitgestrekt, hoe meer gijlieden deze dingen ter harte moet nemen." De gerustheid van de zondaren op hun zondigen weg is een rechtmatige oorzaak van droefheid en verbazing voor alle ernstige mensen, die zich gedrongen moeten gevoelen om te bidden voor hen, die niet bidden voor zichzelf. Maar wat is er? Waarover moeten wij ons verwonderen?

1. Wij kunnen er wel over verwonderd zijn dat de massa van het volk zo stompzinnig en verdwaald is, alsof zij dronken waren. Ze zijn dronken, maar niet van wijn-niet alleen van wijn, daarvan waren zij dikwijls dronken-en zij dwaalden van de wijn, Isaiah 28:7. Zij waren dronken van liefde voor zingenot, van vooroordelen tegen de Godsdienst en van verdorven beginselen, die zij in zich hadden opgenomen, evenals dronkaards weten zij niet wat zij zeggen of doen, noch waar zij heengaan. Zij hebben geen besef ervan, dat zij onder Gods bestraffing liggen. "Men heeft mij gebeukt, ik heb het niet gevoeld," zegt de dronkaard, Proverbs 23:35. God spreekt tot hen eenmaal, je twee maal, maar als mensen, die dronken zijn, bemerken zij het niet zij verstaan het niet, maar vergeten de inzetting. Zij waggelen in hun raadsbesluiten, zij zijn onvast en ongestadig, en struikelen over alles wat hun in de weg komt. Er is zo iets als geestelijke dronkenschap.

2. Nog vreemder is het, dat God zelf een geest van diepe slaap over hen heeft uitgegoten, en hun ogen heeft toegesloten, Isaiah 29:10, dat Hij, die hun gebiedt te ontwaken en hun ogen te openen, hen toch te slapen legt en hun ogen sluit, maar het is in de weg van een rechtvaardig oordeel, om hen er voor te straffen, dat zij de duisternis liever hebben dan het licht, en voor hun liefhebben van de slaap. Als God door zijn profeten hen riep, dan zeiden zij: nog een weinig slaap, nog een weinig sluimeren, en daarom zond God hun een kracht van de dwaling, en zei: Slaapt nu voort. Dit wordt toegepast op de ongelovige doden, die het Evangelie van Christus verwierpen en daarom rechtvaardiglijk verhard werden in hun ongeloof totdat de toorn over hen gekomen is, Romans 11:8. "God heeft hun gegeven een geest van diepe slaap," en wij hebben reden om te vrezen dat dit ook de rampzalige toestand is van velen, die leven in het volle licht van het Evangelie.

3. Het is zeer treurig dat dit ook de toestand was van hen, die hun profeten, hun oversten en hun zieners waren, dat zij, die hun leidslieden behoorden te wezen, zelf verblind waren, en het is gemakkelijk te zeggen wat de noodlottige gevolgen zullen zijn als de blinden de blinden leiden. Dit werd vervuld toen in de laatste dagen van de Joodse kerk de overpriesters en de schriftgeleerden en de ouderlingen van het volk de grote tegenstanders waren van Christus en Zijn Evangelie, en het oordeel van de verblinding over zich gebracht hebben.

4. De treurige uitwerking hiervan was, dat al de middelen tot overtuiging, kennis en genade, die zij bezaten, krachteloos waren en niet beantwoordden aan het doel, Isaiah 29:11,Isaiah 29:12 "Het gezicht van al de profeten, van de ware en de valse, is ulieden geworden als de woorden van een boek, of van een brief, die verzegeld is, gij kunt de waarheid van de ware gezichten en de leugen van de valse niet onderscheiden." Of ieder gezicht, inzonderheid dat, hetwelk deze profeet had gezien voor hen, en bekend had gemaakt aan hen, was onbegrijpelijk voor hen geworden, zij bezaten het, maar waren er niet meer door te weten gekomen, zij wisten er evenmin iets meer door dan iemand, die nog zo goed lezen kan, te weten krijgt door een boek, dat verzegeld is en waarvan hij de zegelen niet moet verbreken. Hij ziet dat het een boek is, en dat is alles, hij weet niets van hetgeen er in is. Zo wisten zij dat wat Jesaja zei een gezicht en profetie was, maar de betekenis ervan was voor hen verborgen, het was hun slechts een geklank van woorden, waardoor zij volstrekt niet verschrikt of getroffen werden, het beantwoordde niet aan het doel, want het maakte volstrekt geen indruk op hen. Noch zij die konden lezen, noch zij die het niet konden, waren er te beter om, dat God hun zovele boodschappen zond door Zijn dienstknechten, de profeten, en zij begeerden het ook niet te zijn. Zij, die tot het gewone volk behoorden verontschuldigden zich van acht te slaan op hetgeen de profeten zeiden door te zeggen dat zij niet geleerd waren, geen goede opleiding hadden genoten, alsof het hun niet aanging om de wil van God te kennen, en alsof zij niet verplicht waren om Gods wil te doen, omdat zij niet tot geleerden waren opgeleid: het gaat mij niet aan, ik ben niet geleerd, Isaiah 29:12. Die van betere rang of stand waren, gaven voor dat de profeet een eigenaardige wijze van spreken had, die voor hen duister was en waaraan zij, hoewel zij geletterd waren niet gewoon waren, en Si non vis intelligi, debes negligi, als gij niet begrepen wilt worden, dan verdient gij veronachtzaamd te worden. Beiden waren ongegronde voorwendsels, want Gods profeten waren noch voor de wijzen, noch voor de onwijze, ontrouwe schuldenaars, Romans 1:14. Of, wij kunnen het aldus verstaan: het boek van de profetie was hun verzegeld overgegeven, zodat zij het niet konden lezen, en dit was een rechtvaardig oordeel over hen, want het was hun dikwijls genoeg onverzegeld overgegeven, maar zij wilden zich de moeite niet geven om er de taal van te leren, en dan verontschuldigden zij hun niet lezen ervan met te zeggen dat zij niet geleerd waren. Doch merk op: "Het gezicht is ulieden aldus geworden, ulieden, wier geest door de god van deze wereld verblind is, maar in zichzelf is het zo niet, het is niet zo voor allen, hetzelfde gezicht, dat voor ulieden een reuk des doods is ten dode, is en zal wezen voor anderen een reuk des tevens ten leven." De kennis is gemakkelijk voor hem, die verslaat.

II. In de naam van God richt de profeet bedreigingen tot hen, die vormelijk en geveinsd zijn in hun godsdienstige verrichtingen, Isaiah 29:13, Isaiah 29:14.

Merk hier op:

1. De zonde, die hun hier ten laste wordt gelegd: geveinsdheid bij God in hun vrome verrichtingen, Isaiah 29:13. Hij, die het hart kent en niet misleid kan worden door uiterlijk vertoon van vroomheid, legt het hun ten laste, hetzij hun eigen hart er hen al of niet om veroordeelt. Hij, die groter is dan het hart en alle dingen weet, weet dat, hoewel zij tot Hem naderen met hun mond en Hem eren met hun lippen, zij er toch niet oprecht in zijn. God te aanbidden is tot Hem te naderen en Hem onze hulde te bieden. Het is tot Hem te komen als degenen, die zaken met Hem te doen hebben en Hem daarin te eren. Dit moeten wij doen met onze mond en onze lippen in het spreken van Hem, en in het spreken tot Hem moeten Wij Hem de offerstieren, de belijdenis van onze lippen betalen, Hosea 14:3. En als het hart vol is van Zijn liefde en vreze, dan zal uit de overvloed daarvan de mond spreken. Maar er zijn velen, wier Godsdienst slechts lippenwerk is. Zij zeggen hetgeen een uitdrukking is van naderen tot God en van aanbidding van Hem, maar het komt slechts van de tanden, het is slechts uitwendig, want:

a. Zij leggen zich niet met het hart toe op de dienst, als zij voorgeven tot God te spreken, denken zij aan duizend nietigheden, zij hebben hun hart verre van Mij gedaan, Isaiah 29:13, opdat zij niet tot Mij bidden en niet onder het gehoor des Woords zullen komen. Als er werk gedaan moet worden voor God waarvoor het hart vereist wordt, dan werd dit weggezonden met de ogen van de zotte in het einde van de aarde.

b. Zij stellen het woord Gods niet tot regel van hun aanbidding of hun eredienst, noch Zijn wil tot de reden van hun doen en laten, hun vreze, waarmee zij Mij vrezen, was een gebod van mensen. Zij aanbaden de God Israëls, niet naar Zijn verordening, maar naar hun eigen verzinsel, naar het voorschrift van hun valse profeten, of van hun afgodische koningen, of naar de gebruiken van de volken, die rondom hen woonden, de overlevering van de ouden gold bij hen meer dan de wetten, die God aan Mozes had geboden. Of, indien zij God aanbaden overeenkomstig Zijn inzetting in de dagen van Hizkia, een groot hervormer, dan hadden zij meer het oog op het voorschrift van de koning dan op het gebod van God. Onze Heiland past dit toe op de Joden van Zijn tijd, die vormelijk waren in hun Godsverering en vasthielden aan hun eigen bedenkselen, en van hen zegt Hij, dat zij God tevergeefs eren, Matthew 15:8, Matthew 15:9.

2. Het is een geestelijk oordeel, waarmee God dreigt hen te zullen straffen voor hun geestelijke boosheid, Isaiah 29:14. Ik zal voorts wonderlijk handelen met dit volk, of Ik zal een wonderlijk werk doen, zij deden een vreemd ding, zij deden alle oprechtheid weg uit hun hart, nu zal God een ander vreemd ding doen: Hij zal alle schranderheid, of wijsheid, weg doen uit hun hart, de wijsheid hunner wijzen zal vergaan. Zij veinsden en dachten God te bedriegen, en nu worden zij aan zichzelf overgelaten om dwazen te zijn, en niet alleen zichzelf te bedriegen, maar om gemakkelijk bedrogen te worden door allen die om hen heen zijn. Zij die van de Godsdienst slechts een voorwendsel maken om hun eigen doeleinden er mee te dienen, zijn aan het einde van al hun wijsheid, en het is rechtvaardig in God om diegenen van hun verstand te beroven, die hun oprechtheid van zich wegdoen. Dit werd vervuld in de noodlottige verblinding, die blijkbaar over het Joodse volk was gekomen, nadat zij het Evangelie van Christus hadden verworpen, hebben zij hun hart verre weggedaan van God, en daarom heeft God in gerechtigheid wijsheid verre weggedaan van hen en voor hun ogen verborgen zelfs hetgeen tot hun tijdelijke vrede diende. Dit is een wonderlijk werk, het is verrassend, het is verbazingwekkend, dat wijze mensen plotseling hun wijsheid verliezen en aan een kracht van de dwaling worden overgegeven. Oordelen over de geest zijn het meest verbazingwekkend, hoewel er het minst op gelet wordt.

III. Hij toont de dwaasheid aan van hen, die dachten dat zij hun handelingen voor God konden verbergen, hun plannen onafhankelijk van God konden volvoeren en ze voor Zijn alziend oog verborgen houden. Hier wordt:

1. Hun staatkunde beschreven, Isaiah 29:15. Zij willen zich diep verstoppen voor de Heere, opdat Hij niet zal weten wat zij doen of wat zij voornemens zijn te doen. Zij zeggen: "Wie ziet ons? Geen mens, en dus ook God zelf niet." Hun raadslagen voor hun veiligheid hielden zij voor zich, en nooit vroegen zij er God om raad voor, ja meer: zij wisten dat ze God mishaagden, maar dachten dat zij ze voor Hem verborgen konden houden, en als Hij ze niet wist, kon Hij ze ook niet verijdelen of tegenwerken. Zie wat dwaze, vruchteloze moeite zondaren doen op hun zondige wegen: zij zoeken diep, zij zinken diep, om hun raad voor de Heere te verbergen, die in de hemel zit en hen uit lacht. Ongeloof in Gods alwetendheid is op de bodem van de vleselijke aanbidding en van het vleselijk vertrouwen van de geveinsden, Psalms 94:7, Ezechiël 8:12, 9:9.

2. De ongerijmdheid van hun staatkunde wordt in het licht gesteld, Isaiah 29:16. Ulieder onderstboven keren van de dingen, uw verschillende plannen, uw heen en weer wenden van uw zaken, om er de vorm aan te geven, die u behaagt, of liever: Uw omkeren van de orde van zaken, denkende dat Gods voorzienigheid er zich naar schikken zal, rekening zal houden met uw plannen, en dat God er niet meer van moet weten dan gij goedvindt, (hetgeen een volkomen onderstboven keren is van de dingen en een beginnen van de verkeerden kant.) zal geacht worden als leem van de pottenbakker. God zal uw zaken, uw plannen en uw raadslagen wenden en besturen, met evenveel gemak en even volstrekte macht, als de pottenbakker vorm en gestalte geeft aan zijn leem." Zie hoe God de raadslagen en plannen van de mensen, die zonder God gevormd en tegen Hem gericht zijn, veracht, en hoe weinig reden wij dus hebben om ze te vrezen. Zij, die denken hun plannen voor God te verbergen:

a. Verloochenen Hem hiermede als hun Schepper. Het is alsof het werk zou zeggen van hem, die het gemaakt heeft: "hij heeft mij niet gemaakt, ik heb mijzelf gemaakt." Indien God ons gemaakt heeft, dan, gewis, kent Hij ons, zoals door de psalmist wordt aangetoond, Psalms 139:1, Psalms 139:13. Zodat zij, die zeggen dat Hij hen niet ziet, evengoed zouden kunnen zeggen dat Hij hen niet gemaakt heeft. Veel van de goddeloosheid van de goddelozen komt hieruit voort, dat zij vergeten dat God hen geformeerd heeft, Deuteronomy 32:18. Of,

b. Hetgeen op hetzelfde neerkomt: zij loochenen dat Hij een wijze Schepper is, het geformeerde vat zegt van zijn pottenbakker: hij verstaat het niet want indien Hij het verstond om ons zo kunstig te formeren, inzonderheid indien Hij ons tot verstandelijke wezens heeft gemaakt, "de wijsheid in ons binnenste heeft gezet," Job 38:36 dan heeft Hij ongetwijfeld ook verstand, om ons te kennen, ons en alles wat wij zeggen en doen. Gelijk zij, die met God twisten, zo leggen ook zij, die denken zich voor Hem te verbergen, Hem dwaasheid ten laste, maar zal Hij, die het oog formeert, niet zien? Psalms 94:9

Verzen 9-16

Jesaja 29:9-16

I. Hier staat de profeet verbaasd over de domheid van het grootste deel van de Joodse natie. Zij hadden Levieten, die de goede kennis des Heeren onderwezen en hierin werden zij door Hizkia aangemoedigd, 2 Chronicles 30:22. Zij hadden profeten, die hun boodschappen brachten van God, en hun te kennen gaven wat de oorzaken waren van Gods misnoegen tegen hen en wat er de gevolgen van zouden zijn. Nu zou men denken: Voorzeker, dit grote volk dat al de voordelen heeft van de Goddelijke openbaring, is "een wijs en verstandig volk," Deuteronomy 4:6. Maar, helaas, het was geheel anders, Isaiah 29:9. De profeet richt zich tot het sober denkende deel van hen, hen oproepende om getroffen te zijn door de algemene achteloosheid en onverschilligheid van hun naasten. Het kan aldus gelezen worden: Zij stellen het uit om zich te bekeren, maar verwondert u er over dat zij zo dom zijn, zij spelen met hun misleiding van zichzelf, zij vermaken zich en zijn vrolijk maar gijlieden, roept uit: treurt over hun dwaasheid, roept tot God in het gebed voor hen. Hoe minder besef zij ervan hebben, dat de hand Gods tegen hen is uitgestrekt, hoe meer gijlieden deze dingen ter harte moet nemen." De gerustheid van de zondaren op hun zondigen weg is een rechtmatige oorzaak van droefheid en verbazing voor alle ernstige mensen, die zich gedrongen moeten gevoelen om te bidden voor hen, die niet bidden voor zichzelf. Maar wat is er? Waarover moeten wij ons verwonderen?

1. Wij kunnen er wel over verwonderd zijn dat de massa van het volk zo stompzinnig en verdwaald is, alsof zij dronken waren. Ze zijn dronken, maar niet van wijn-niet alleen van wijn, daarvan waren zij dikwijls dronken-en zij dwaalden van de wijn, Isaiah 28:7. Zij waren dronken van liefde voor zingenot, van vooroordelen tegen de Godsdienst en van verdorven beginselen, die zij in zich hadden opgenomen, evenals dronkaards weten zij niet wat zij zeggen of doen, noch waar zij heengaan. Zij hebben geen besef ervan, dat zij onder Gods bestraffing liggen. "Men heeft mij gebeukt, ik heb het niet gevoeld," zegt de dronkaard, Proverbs 23:35. God spreekt tot hen eenmaal, je twee maal, maar als mensen, die dronken zijn, bemerken zij het niet zij verstaan het niet, maar vergeten de inzetting. Zij waggelen in hun raadsbesluiten, zij zijn onvast en ongestadig, en struikelen over alles wat hun in de weg komt. Er is zo iets als geestelijke dronkenschap.

2. Nog vreemder is het, dat God zelf een geest van diepe slaap over hen heeft uitgegoten, en hun ogen heeft toegesloten, Isaiah 29:10, dat Hij, die hun gebiedt te ontwaken en hun ogen te openen, hen toch te slapen legt en hun ogen sluit, maar het is in de weg van een rechtvaardig oordeel, om hen er voor te straffen, dat zij de duisternis liever hebben dan het licht, en voor hun liefhebben van de slaap. Als God door zijn profeten hen riep, dan zeiden zij: nog een weinig slaap, nog een weinig sluimeren, en daarom zond God hun een kracht van de dwaling, en zei: Slaapt nu voort. Dit wordt toegepast op de ongelovige doden, die het Evangelie van Christus verwierpen en daarom rechtvaardiglijk verhard werden in hun ongeloof totdat de toorn over hen gekomen is, Romans 11:8. "God heeft hun gegeven een geest van diepe slaap," en wij hebben reden om te vrezen dat dit ook de rampzalige toestand is van velen, die leven in het volle licht van het Evangelie.

3. Het is zeer treurig dat dit ook de toestand was van hen, die hun profeten, hun oversten en hun zieners waren, dat zij, die hun leidslieden behoorden te wezen, zelf verblind waren, en het is gemakkelijk te zeggen wat de noodlottige gevolgen zullen zijn als de blinden de blinden leiden. Dit werd vervuld toen in de laatste dagen van de Joodse kerk de overpriesters en de schriftgeleerden en de ouderlingen van het volk de grote tegenstanders waren van Christus en Zijn Evangelie, en het oordeel van de verblinding over zich gebracht hebben.

4. De treurige uitwerking hiervan was, dat al de middelen tot overtuiging, kennis en genade, die zij bezaten, krachteloos waren en niet beantwoordden aan het doel, Isaiah 29:11,Isaiah 29:12 "Het gezicht van al de profeten, van de ware en de valse, is ulieden geworden als de woorden van een boek, of van een brief, die verzegeld is, gij kunt de waarheid van de ware gezichten en de leugen van de valse niet onderscheiden." Of ieder gezicht, inzonderheid dat, hetwelk deze profeet had gezien voor hen, en bekend had gemaakt aan hen, was onbegrijpelijk voor hen geworden, zij bezaten het, maar waren er niet meer door te weten gekomen, zij wisten er evenmin iets meer door dan iemand, die nog zo goed lezen kan, te weten krijgt door een boek, dat verzegeld is en waarvan hij de zegelen niet moet verbreken. Hij ziet dat het een boek is, en dat is alles, hij weet niets van hetgeen er in is. Zo wisten zij dat wat Jesaja zei een gezicht en profetie was, maar de betekenis ervan was voor hen verborgen, het was hun slechts een geklank van woorden, waardoor zij volstrekt niet verschrikt of getroffen werden, het beantwoordde niet aan het doel, want het maakte volstrekt geen indruk op hen. Noch zij die konden lezen, noch zij die het niet konden, waren er te beter om, dat God hun zovele boodschappen zond door Zijn dienstknechten, de profeten, en zij begeerden het ook niet te zijn. Zij, die tot het gewone volk behoorden verontschuldigden zich van acht te slaan op hetgeen de profeten zeiden door te zeggen dat zij niet geleerd waren, geen goede opleiding hadden genoten, alsof het hun niet aanging om de wil van God te kennen, en alsof zij niet verplicht waren om Gods wil te doen, omdat zij niet tot geleerden waren opgeleid: het gaat mij niet aan, ik ben niet geleerd, Isaiah 29:12. Die van betere rang of stand waren, gaven voor dat de profeet een eigenaardige wijze van spreken had, die voor hen duister was en waaraan zij, hoewel zij geletterd waren niet gewoon waren, en Si non vis intelligi, debes negligi, als gij niet begrepen wilt worden, dan verdient gij veronachtzaamd te worden. Beiden waren ongegronde voorwendsels, want Gods profeten waren noch voor de wijzen, noch voor de onwijze, ontrouwe schuldenaars, Romans 1:14. Of, wij kunnen het aldus verstaan: het boek van de profetie was hun verzegeld overgegeven, zodat zij het niet konden lezen, en dit was een rechtvaardig oordeel over hen, want het was hun dikwijls genoeg onverzegeld overgegeven, maar zij wilden zich de moeite niet geven om er de taal van te leren, en dan verontschuldigden zij hun niet lezen ervan met te zeggen dat zij niet geleerd waren. Doch merk op: "Het gezicht is ulieden aldus geworden, ulieden, wier geest door de god van deze wereld verblind is, maar in zichzelf is het zo niet, het is niet zo voor allen, hetzelfde gezicht, dat voor ulieden een reuk des doods is ten dode, is en zal wezen voor anderen een reuk des tevens ten leven." De kennis is gemakkelijk voor hem, die verslaat.

II. In de naam van God richt de profeet bedreigingen tot hen, die vormelijk en geveinsd zijn in hun godsdienstige verrichtingen, Isaiah 29:13, Isaiah 29:14.

Merk hier op:

1. De zonde, die hun hier ten laste wordt gelegd: geveinsdheid bij God in hun vrome verrichtingen, Isaiah 29:13. Hij, die het hart kent en niet misleid kan worden door uiterlijk vertoon van vroomheid, legt het hun ten laste, hetzij hun eigen hart er hen al of niet om veroordeelt. Hij, die groter is dan het hart en alle dingen weet, weet dat, hoewel zij tot Hem naderen met hun mond en Hem eren met hun lippen, zij er toch niet oprecht in zijn. God te aanbidden is tot Hem te naderen en Hem onze hulde te bieden. Het is tot Hem te komen als degenen, die zaken met Hem te doen hebben en Hem daarin te eren. Dit moeten wij doen met onze mond en onze lippen in het spreken van Hem, en in het spreken tot Hem moeten Wij Hem de offerstieren, de belijdenis van onze lippen betalen, Hosea 14:3. En als het hart vol is van Zijn liefde en vreze, dan zal uit de overvloed daarvan de mond spreken. Maar er zijn velen, wier Godsdienst slechts lippenwerk is. Zij zeggen hetgeen een uitdrukking is van naderen tot God en van aanbidding van Hem, maar het komt slechts van de tanden, het is slechts uitwendig, want:

a. Zij leggen zich niet met het hart toe op de dienst, als zij voorgeven tot God te spreken, denken zij aan duizend nietigheden, zij hebben hun hart verre van Mij gedaan, Isaiah 29:13, opdat zij niet tot Mij bidden en niet onder het gehoor des Woords zullen komen. Als er werk gedaan moet worden voor God waarvoor het hart vereist wordt, dan werd dit weggezonden met de ogen van de zotte in het einde van de aarde.

b. Zij stellen het woord Gods niet tot regel van hun aanbidding of hun eredienst, noch Zijn wil tot de reden van hun doen en laten, hun vreze, waarmee zij Mij vrezen, was een gebod van mensen. Zij aanbaden de God Israëls, niet naar Zijn verordening, maar naar hun eigen verzinsel, naar het voorschrift van hun valse profeten, of van hun afgodische koningen, of naar de gebruiken van de volken, die rondom hen woonden, de overlevering van de ouden gold bij hen meer dan de wetten, die God aan Mozes had geboden. Of, indien zij God aanbaden overeenkomstig Zijn inzetting in de dagen van Hizkia, een groot hervormer, dan hadden zij meer het oog op het voorschrift van de koning dan op het gebod van God. Onze Heiland past dit toe op de Joden van Zijn tijd, die vormelijk waren in hun Godsverering en vasthielden aan hun eigen bedenkselen, en van hen zegt Hij, dat zij God tevergeefs eren, Matthew 15:8, Matthew 15:9.

2. Het is een geestelijk oordeel, waarmee God dreigt hen te zullen straffen voor hun geestelijke boosheid, Isaiah 29:14. Ik zal voorts wonderlijk handelen met dit volk, of Ik zal een wonderlijk werk doen, zij deden een vreemd ding, zij deden alle oprechtheid weg uit hun hart, nu zal God een ander vreemd ding doen: Hij zal alle schranderheid, of wijsheid, weg doen uit hun hart, de wijsheid hunner wijzen zal vergaan. Zij veinsden en dachten God te bedriegen, en nu worden zij aan zichzelf overgelaten om dwazen te zijn, en niet alleen zichzelf te bedriegen, maar om gemakkelijk bedrogen te worden door allen die om hen heen zijn. Zij die van de Godsdienst slechts een voorwendsel maken om hun eigen doeleinden er mee te dienen, zijn aan het einde van al hun wijsheid, en het is rechtvaardig in God om diegenen van hun verstand te beroven, die hun oprechtheid van zich wegdoen. Dit werd vervuld in de noodlottige verblinding, die blijkbaar over het Joodse volk was gekomen, nadat zij het Evangelie van Christus hadden verworpen, hebben zij hun hart verre weggedaan van God, en daarom heeft God in gerechtigheid wijsheid verre weggedaan van hen en voor hun ogen verborgen zelfs hetgeen tot hun tijdelijke vrede diende. Dit is een wonderlijk werk, het is verrassend, het is verbazingwekkend, dat wijze mensen plotseling hun wijsheid verliezen en aan een kracht van de dwaling worden overgegeven. Oordelen over de geest zijn het meest verbazingwekkend, hoewel er het minst op gelet wordt.

III. Hij toont de dwaasheid aan van hen, die dachten dat zij hun handelingen voor God konden verbergen, hun plannen onafhankelijk van God konden volvoeren en ze voor Zijn alziend oog verborgen houden. Hier wordt:

1. Hun staatkunde beschreven, Isaiah 29:15. Zij willen zich diep verstoppen voor de Heere, opdat Hij niet zal weten wat zij doen of wat zij voornemens zijn te doen. Zij zeggen: "Wie ziet ons? Geen mens, en dus ook God zelf niet." Hun raadslagen voor hun veiligheid hielden zij voor zich, en nooit vroegen zij er God om raad voor, ja meer: zij wisten dat ze God mishaagden, maar dachten dat zij ze voor Hem verborgen konden houden, en als Hij ze niet wist, kon Hij ze ook niet verijdelen of tegenwerken. Zie wat dwaze, vruchteloze moeite zondaren doen op hun zondige wegen: zij zoeken diep, zij zinken diep, om hun raad voor de Heere te verbergen, die in de hemel zit en hen uit lacht. Ongeloof in Gods alwetendheid is op de bodem van de vleselijke aanbidding en van het vleselijk vertrouwen van de geveinsden, Psalms 94:7, Ezechiël 8:12, 9:9.

2. De ongerijmdheid van hun staatkunde wordt in het licht gesteld, Isaiah 29:16. Ulieder onderstboven keren van de dingen, uw verschillende plannen, uw heen en weer wenden van uw zaken, om er de vorm aan te geven, die u behaagt, of liever: Uw omkeren van de orde van zaken, denkende dat Gods voorzienigheid er zich naar schikken zal, rekening zal houden met uw plannen, en dat God er niet meer van moet weten dan gij goedvindt, (hetgeen een volkomen onderstboven keren is van de dingen en een beginnen van de verkeerden kant.) zal geacht worden als leem van de pottenbakker. God zal uw zaken, uw plannen en uw raadslagen wenden en besturen, met evenveel gemak en even volstrekte macht, als de pottenbakker vorm en gestalte geeft aan zijn leem." Zie hoe God de raadslagen en plannen van de mensen, die zonder God gevormd en tegen Hem gericht zijn, veracht, en hoe weinig reden wij dus hebben om ze te vrezen. Zij, die denken hun plannen voor God te verbergen:

a. Verloochenen Hem hiermede als hun Schepper. Het is alsof het werk zou zeggen van hem, die het gemaakt heeft: "hij heeft mij niet gemaakt, ik heb mijzelf gemaakt." Indien God ons gemaakt heeft, dan, gewis, kent Hij ons, zoals door de psalmist wordt aangetoond, Psalms 139:1, Psalms 139:13. Zodat zij, die zeggen dat Hij hen niet ziet, evengoed zouden kunnen zeggen dat Hij hen niet gemaakt heeft. Veel van de goddeloosheid van de goddelozen komt hieruit voort, dat zij vergeten dat God hen geformeerd heeft, Deuteronomy 32:18. Of,

b. Hetgeen op hetzelfde neerkomt: zij loochenen dat Hij een wijze Schepper is, het geformeerde vat zegt van zijn pottenbakker: hij verstaat het niet want indien Hij het verstond om ons zo kunstig te formeren, inzonderheid indien Hij ons tot verstandelijke wezens heeft gemaakt, "de wijsheid in ons binnenste heeft gezet," Job 38:36 dan heeft Hij ongetwijfeld ook verstand, om ons te kennen, ons en alles wat wij zeggen en doen. Gelijk zij, die met God twisten, zo leggen ook zij, die denken zich voor Hem te verbergen, Hem dwaasheid ten laste, maar zal Hij, die het oog formeert, niet zien? Psalms 94:9

Verzen 17-24

Jesaja 29:17-24

Van hen, die hun raad voor de Heere dachten te verbergen, werd gezegd dat zij de dingen onderstboven keerden, Isaiah 29:16, en zij dachten het te doen zonder dat God het wist, maar God zegt hun hier dat Hij op Zijn wijze de dingen onderstboven zal keren, en laat ons nu zien wiens woord zal bestaan, het Zijne of het hunne. Zij geloven Gods voorzienigheid niet. "Wacht een wijle," zegt God, en gij zult door klaarblijkelijke bewijzen ervan overtuigd worden dat er een God is, die de wereld regeert, en dat Hij haar regeert en er alle dingen in regelt ten beste van Zijn kerk." De wonderbare omkeringen, die hier voorzegd zijn, kunnen in de eerste plaats betrekking hebben op de gelukkige vestiging en regeling van de zaken van Juda en Jeruzalem na de mislukking van Sanheribs aanval, en de rust, die de Godvruchtigen genoten toen zij verlost waren van de verschrikking van het zwaard beide van de strijd en van de vervolging. Maar het kan nog verder zien, namelijk op de verwerping van de Joden bij de eerste planting van het Evangelie (want hun ongeloof en hun geveinsdheid zijn hier voorzegd, Isaiah 29:13), en de toelating van de heidenen in de kerk.

In het algemeen: het is een grote en verbazingwekkende verandering, die hier voorzegd wordt, Isaiah 29:17. De Libanon, die een woud was, is in een vruchtbaar veld veranderd, en de Karmel, die een vruchtbaar veld was, zal een woud worden, het is een ruiling. Binnen zeer weinig tijds kunnen soms grote veranderingen ontstaan, veranderingen ten goede zowel als ten kwade. Het was een teken, dat hun gegeven werd van Sanheribs nederlaag, dat de grond buitengewoon vruchtbaar zal zijn, Isaiah 37:30. In dit jaar zal men eten wat vanzelf gegroeid is, het voedsel voor mensen zal, evenals het voedsel voor de dieren, het spontane voortbrengsel zijn van de grond, de Libanon zal dan een vruchtbaar veld worden, zo vruchtbaar, dat hetgeen een vruchtbaar veld geacht werd nu in vergelijking er mee slechts als een woud beschouwd zal worden. Toen een grote oogst van zielen van onder de heidenen ingezameld werd voor Christus, was de woestijn in een vruchtbaar veld verkeerd, en de Joodse kerk, die gedurende langen tijd een vruchtbaar veld was geweest, is een woest en eenzaam woud geworden, Isaiah 54:1.

In het bijzonder:

1. Zij, die onwetend waren, zullen verstandig worden, Isaiah 29:18. Zij, die deze profetie niet begrepen hebben-zij was hun als een gesloten en verzegeld boek, Isaiah 29:17- zullen, als zij vervuld is, haar verstaan, en zij zullen niet alleen de hand Gods erkennen in de gebeurtenis, maar ook de stem Gods in de voorzegging ervan. De doven zullen dan de woorden uit het boek horen, de vervulling van de profetie is de beste verklaring ervan. De Goddelijke openbaring zal dan tot de arme heidenen worden gebracht, en zij, die in duisternis waren gezeten, zullen het grote licht zien, zij, die blind waren, zullen uit de duisternis zien, want het Evangelie was hun gezonden om hun ogen te openen, Acts 26:18.

Merk op: het middel dat Gods genade gebruikt om de mensen vruchtbaar te maken in goede gezindheden en goede daden, is: hun verstand te openen en hen de woorden van Gods boek te doen hoven.

2. Zij, die dwaalbegrippen waren toegedaan, zullen rechtzinnig worden, Isaiah 29:24. Die dwalende van geest zijn, die verkeerde voorstellingen hadden van de woorden van het boek en van hun betekenis, zullen tot een recht verstand van de dingen komen. -De geest van de waarheid zal hun vergissingen rectificeren en hen in alle waarheid leiden. Het behoort ons aan te moedigen om te bidden voor hen, die gedwaald hebben en misleid waren, dat God dezulken tot een recht verstand kan brengen, en hen ook dikwijls er toe brengt. Dan zullen zij, die tegen Gods waarheden gemurmureerd hebben als harde woorden, en er zo gaarne mee getwist hebben, de ware betekenis dier leerstellingen leren verstaan, en er mee verzoend worden. Zij die in dwaling waren omtrent de voorzienigheid Gods met betrekking tot de openbare zaken en aangelegenheden, en tegen haar beschikkingen hebben gemurmureerd, zullen, als zij de uitkomst van de dingen zien, ze beter verstaan en bespeuren wat Gods bedoeling ermede was Hosea 14:10.

3. Zij, die neerslachtig waren, zullen opgewekt en blijmoedig worden, Isaiah 29:19. De zachtmoedigen zullen vreugde op vreugde hebben, of hun vreugde vermeerderen in de Heere. Zij, die arm zijn in de wereld en arm van geest die, onder beproeving zijnde, zich schikken naar hun beproeving, geheel lijdelijk en niet hartstochtelijk als zij God voor hen zien verschijnen, zullen vreugde op vreugde hebben in de Heere of hun vreugde vermeerderen. Dit duidt aan dat zij zelfs in hun benauwdheid hun blijdschap in de Heere hebben bewaard, want nu vermeerderen zij haar. Zij, die, als zij in benauwdheid zijn zich waarlijk kunnen verblijden in God, zullen spoedig reden hebben om zich grotelijks in Hem te verblijden. Als de blijdschap in de wereld afneemt en verwelkt, dan neemt de blijdschap in God toe en wint veld. Dit schijnende licht zal al meer en meer schijnen, want wat bedoeld wordt is, dat deze blijdschap volkomen zal worden. Zelfs de armen de behoeftigen onder de mensen, zullen zich verblijden in de Heilige Israëls en hun armoede behoeft hen niet te beroven van deze blijdschap, Habakkuk 3:17, Habakkuk 3:18. En de zachtmoedige, de nederige, de geduldige zullen toenemen in deze blijdschap. De genade van de zachtmoedigheid zal zeer veel bijdragen om onze heilige blijdschap te doen toenemen.

4. De vijanden, die geducht waren, zullen gering, verachtelijk worden. Sanherib, de tiran, de verschrikkelijke, en zijn groot leger, die het land in zo'n ontsteltenis brachten, zullen een einde nemen, Isaiah 29:30, hun zal de macht ontnomen worden om nog meer kwaad te doen. De macht van Satan, die ware tiran, zal verbroken worden door de overwegenden invloed van het Evangelie van Christus, en zij, die met vrees des doods van de dienstbaarheid onderworpen waren van hem, die het geweld des doods had zullen verlost worden, Hebrews 2:14, Hebrews 2:15.

5. Dat de woede van de vervolgers tot bedaren zal worden gebracht, zodat degenen, voor wie zij kwellend zijn geweest, verlost zullen zijn van de vrees voor hen. Om de rust van Gods volk volkomen te maken, zal niet alleen de buitenlandse tiran vernietigd worden maar zullen ook de spotters in het eigen land uitgeroeid worden door Hizkia's reformatie. Diegenen zijn een gelukkig volk, die, als God hun overwinningen voorspoed geeft tegen hun verschrikkelijke vijanden uit het buitensland, er zich ijverig op toeleggen om ondeugd, goddeloosheid en de geest van vervolging, deze gevaarlijke vijanden in het eigen land, tegen te gaan. Of, zij zullen verteerd en uitgeroeid worden door de oordelen Gods. Zij zullen uitgekozen worden om tot voorbeelden te worden gesteld. Of, zij zullen onmerkbaar wegteren, beschaamd gemaakt zijnde door de vervulling van de voorzeggingen, waarmee zij de spot gedreven hebben.

Let op hetgeen de goddeloosheid was van deze spotters, om welke zij uitgeroeid zullen worden: zij zijn vervolgers geweest van Gods volk en van Zijn profeten, waarschijnlijk in het bijzonder van de profeet Jesaja, en daarom klaagt hij zo aandoenlijk over hen en hun listige boosaardigheid. Sommigen als aanbrengers en vervolgers, anderen als rechters, deden alles wat zij konden, om hem het leven te benemen of ten minste hem van zijn vrijheid te beroven. En dit is zeer van toepassing op de overpriesters en de Farizeën, die Christus en Zijn apostelen hebben vervolgd, en om die zonde zijn zij en hun volk van spotter verteerd en uitgeroeid.

a. Zij bespotten de profeten en de ernstige belijders van de Godsdienst, zij minachtten hen en deden alles wat zij konden om verachting over hen te brengen, zij waren spotters en zaten in het gestoelte des spotters.

b. Zij zochten gelegenheid tegen hen, door hun spionnen zien zij uit naar ongerechtigheid, of zij de hand kunnen leggen op iets, dat gezegd of gedaan werd, dat een ongerechtigheid genoemd kon worden. Of, zij zelf zien uit naar een gelegenheid om kwaad te doen, zoals Judas gedaan heeft om de Heere Jezus te verraden.

c. Zij maakten gebruik tegen hen van iedere vergissing in hun spreken, van het minste of geringste, dat enigszins verkeerd was uitgedrukt, maakten zij een grond van beschuldiging. Zij maakten een mens, al was hij ook nog zo wijs en goed, ja al was hij een mens Gods, schuldig voor een woord, een verkeerd gekozen woord, of een misplaatst woord, al wisten zij ook heel goed dat het goed bedoeld was. Zij vitten op ieder woord, dat de profeten tot hen spraken bij wijze van vermaning, al was het ook nog zo onschuldig gesproken en zonder enige bedoeling om hen te beledigen. Aan hetgeen gezegd werd gaven zij de slechtste uitlegging en maakten er een misdaad van. Zij, die bedenken hoe licht wij allen er toe kunnen komen om onbedachtelijk te spreken en ons te vergissen in het horen, of wat wij horen verkeerd op te vatten, zullen het zeer onrechtvaardig, zeer onbillijk vinden, om een mens schuldig te maken om een woord.

d. Zij deden alles wat zij konden om hen, die getrouwelijk met hen handelden en hun hun fouten onder het oog brachten, in moeilijkheden te brengen. Hen, die hen bestraften in de poort, aan wie door hun ambt als profeten, rechters of magistraten de plicht was opgelegd, om bestraffers te zijn en de mensen hun overtredingen te tonen haatten zij, zij legden hun strikken, zoals de Farizeën hun handlangers uitzonden om onze Heiland in Zijn rede te verstrikken, Matthew 22:15, opdat zij iets zouden hebben om Hem ten laste te leggen, dat Hem gehaat kon maken bij het volk en onaangenaam aan de regering. Aldus hebben zij de profeten vervolgd, en het is ook voor de meest omzichtige schier onmogelijk om hun woorden met zoveel voorzichtigheid te kiezen en te plaatsen, dat zij aan deze strikken kunnen ontkomen. Zie hoe laag goddeloze mensen zijn, dat ze een wrok koesteren tegen hen, die uit welwillendheid voor hen hun ziel zoeken te redden van de dood, en zie hoe bestraffers beide moed nodig hebben om hun plicht te doen en voorzichtigheid om bij het doen van hun plicht de strik te vermijden.

e. Zij verkeren het recht en willen geen eerlijk man zijn eerlijke zaak laten winnen, zij verdreven de rechtvaardige om een nietig ding, zij veroordelen hem, of doen uitspraak in zijn proces tegen hem, zonder dat er een bewijs of ook maar een schijn van bewijs tegen hem is. Zij zullen door allerlei slinkse streken iemands goeden naam wegnemen, hem in een vals daglicht stellen, zoals zij ook met onze Heiland gedaan hebben. Wij moeten het niet vreemd vinden als wij de beste van de mensen aldus behandeld zien, de discipel is niet meer dan zijn Meester, maar wacht een weinig, en God zal niet slechts hun gerechtigheid voortbrengen, maar deze spotters verteren en uitroeien.

6. Jakob, die gebloosd heeft om de smaad, en gebeefd heeft voor de dreigementen van zijn vijanden, zal nu bevrijd worden van zijn schande en zijn vrees, daar de smaad van hem weggenomen en deze dreigementen verijdeld zullen worden, Isaiah 29:22. Daarom zegt de Heere, die Abraham verlost heeft, hem geroepen heeft uit Ur van de Chaldeën en hem aldus verlost heeft van de afgoderij van zijn vaderen, en hem als een vuurbrand uit het vuur heeft gerukt. Hij, die Abraham verlost heeft uit zijn strikken en benauwdheden zal allen, die door het geloof zijn echt zaad zijn uit de hunne verlossen. Hij, die in de verlossing van Abraham Zijn zorg begon voor Zijn kerk, toen zij en haar Verlosser nog in zijn lenden waren, zal nu de zorg er voor niet van zich werpen. Omdat de vijanden van Zijn volk zo ijverig zijn beide om hen zwart te maken en hen te verschrikken, zal Hij voor het huis van Jakob verschijnen, en ze zullen niet beschaamd zijn, zoals zij geweest zijn, maar hun versmaders iets te antwoorden hebben, en hun aangezicht zal nu niet meer bleek worden, zij zullen moed grijpen en hun vijanden in het aangezicht zien zonder van kleur te veranderen, waartoe zij ook alle reden hebben, die de God Abrahams aan hun zijde hebben.

7. Jakob, die dacht dat zijn geslacht zou uitsterven, dat het erfdeel van de Godsdienst ervan weggenomen zou worden, zal de voldoening hebben om in opvolgende geslachten een talrijk nakroost aan God te zien gewijd, Isaiah 29:23.

a. Hij zal zijn kinderen zien een talrijke menigte van gelovigen, een biddend volk, het geestelijk zaad van de gelovigen Abraham en de worstelenden Jakob, Zijn pijlkoker vol hebbende van deze pijlen, zal hij niet beschaamd worden, maar spreken met de vijanden in de poort, Psalms 127:5. Christus zal niet beschaamd worden, Isaiah 50:7, want Hij zal zaad zien, Isaiah 53:10, Hij ziet enig zaad, en voorziet nog meer in het midden van hem, toestromende tot de kerk, en daar wonende.

b. Zijn kinderen zijn het werk van Gods handen, geformeerd zijnde door Hem, zijn zij geformeerd voor Hem, Zijner handen werk, en geschapen tot goede werken. Het is troostrijk voor oudere om te denken dat hun kinderen Gods schepselen zijn het werk van de handen van Zijn voorzienigheid. Maar het zal hun tot nog veel meer troost zijn, om hen Zijn nieuwe schepselen te zien het werk van de handen van Zijn genade.

c. Hij en zijn kinderen zullen de naam van God heiligen als hun God, als de heilige Jakobs, en zij de God Israëls vrezen en aanbidden. Dit wordt gesteld tegenover zijn beschaamd zijn en zijn bleek worden, als hij verlost is van zijn versmaadheden en zijn gevaren, dan zal hij niet zichzelf groot maken, maar hij zal de heilige Jakobs heiligen. Als God onze toestand aangenaam en gemakkelijk maakt, dan moeten wij er naar streven om Hem heerlijk te maken. Ouders en kinderen zijn dan in waarheid sieraden en vertroostingen voor elkaar, als zij zich verenigen in het heiligen van Gods naam. Als ouders hun kinderen en kinderen zichzelf overgeven aan God, om Hem te zijn tot een naam en heen lof, dan zal het woud spoedig tot een vruchtbaar veld worden.

Verzen 17-24

Jesaja 29:17-24

Van hen, die hun raad voor de Heere dachten te verbergen, werd gezegd dat zij de dingen onderstboven keerden, Isaiah 29:16, en zij dachten het te doen zonder dat God het wist, maar God zegt hun hier dat Hij op Zijn wijze de dingen onderstboven zal keren, en laat ons nu zien wiens woord zal bestaan, het Zijne of het hunne. Zij geloven Gods voorzienigheid niet. "Wacht een wijle," zegt God, en gij zult door klaarblijkelijke bewijzen ervan overtuigd worden dat er een God is, die de wereld regeert, en dat Hij haar regeert en er alle dingen in regelt ten beste van Zijn kerk." De wonderbare omkeringen, die hier voorzegd zijn, kunnen in de eerste plaats betrekking hebben op de gelukkige vestiging en regeling van de zaken van Juda en Jeruzalem na de mislukking van Sanheribs aanval, en de rust, die de Godvruchtigen genoten toen zij verlost waren van de verschrikking van het zwaard beide van de strijd en van de vervolging. Maar het kan nog verder zien, namelijk op de verwerping van de Joden bij de eerste planting van het Evangelie (want hun ongeloof en hun geveinsdheid zijn hier voorzegd, Isaiah 29:13), en de toelating van de heidenen in de kerk.

In het algemeen: het is een grote en verbazingwekkende verandering, die hier voorzegd wordt, Isaiah 29:17. De Libanon, die een woud was, is in een vruchtbaar veld veranderd, en de Karmel, die een vruchtbaar veld was, zal een woud worden, het is een ruiling. Binnen zeer weinig tijds kunnen soms grote veranderingen ontstaan, veranderingen ten goede zowel als ten kwade. Het was een teken, dat hun gegeven werd van Sanheribs nederlaag, dat de grond buitengewoon vruchtbaar zal zijn, Isaiah 37:30. In dit jaar zal men eten wat vanzelf gegroeid is, het voedsel voor mensen zal, evenals het voedsel voor de dieren, het spontane voortbrengsel zijn van de grond, de Libanon zal dan een vruchtbaar veld worden, zo vruchtbaar, dat hetgeen een vruchtbaar veld geacht werd nu in vergelijking er mee slechts als een woud beschouwd zal worden. Toen een grote oogst van zielen van onder de heidenen ingezameld werd voor Christus, was de woestijn in een vruchtbaar veld verkeerd, en de Joodse kerk, die gedurende langen tijd een vruchtbaar veld was geweest, is een woest en eenzaam woud geworden, Isaiah 54:1.

In het bijzonder:

1. Zij, die onwetend waren, zullen verstandig worden, Isaiah 29:18. Zij, die deze profetie niet begrepen hebben-zij was hun als een gesloten en verzegeld boek, Isaiah 29:17- zullen, als zij vervuld is, haar verstaan, en zij zullen niet alleen de hand Gods erkennen in de gebeurtenis, maar ook de stem Gods in de voorzegging ervan. De doven zullen dan de woorden uit het boek horen, de vervulling van de profetie is de beste verklaring ervan. De Goddelijke openbaring zal dan tot de arme heidenen worden gebracht, en zij, die in duisternis waren gezeten, zullen het grote licht zien, zij, die blind waren, zullen uit de duisternis zien, want het Evangelie was hun gezonden om hun ogen te openen, Acts 26:18.

Merk op: het middel dat Gods genade gebruikt om de mensen vruchtbaar te maken in goede gezindheden en goede daden, is: hun verstand te openen en hen de woorden van Gods boek te doen hoven.

2. Zij, die dwaalbegrippen waren toegedaan, zullen rechtzinnig worden, Isaiah 29:24. Die dwalende van geest zijn, die verkeerde voorstellingen hadden van de woorden van het boek en van hun betekenis, zullen tot een recht verstand van de dingen komen. -De geest van de waarheid zal hun vergissingen rectificeren en hen in alle waarheid leiden. Het behoort ons aan te moedigen om te bidden voor hen, die gedwaald hebben en misleid waren, dat God dezulken tot een recht verstand kan brengen, en hen ook dikwijls er toe brengt. Dan zullen zij, die tegen Gods waarheden gemurmureerd hebben als harde woorden, en er zo gaarne mee getwist hebben, de ware betekenis dier leerstellingen leren verstaan, en er mee verzoend worden. Zij die in dwaling waren omtrent de voorzienigheid Gods met betrekking tot de openbare zaken en aangelegenheden, en tegen haar beschikkingen hebben gemurmureerd, zullen, als zij de uitkomst van de dingen zien, ze beter verstaan en bespeuren wat Gods bedoeling ermede was Hosea 14:10.

3. Zij, die neerslachtig waren, zullen opgewekt en blijmoedig worden, Isaiah 29:19. De zachtmoedigen zullen vreugde op vreugde hebben, of hun vreugde vermeerderen in de Heere. Zij, die arm zijn in de wereld en arm van geest die, onder beproeving zijnde, zich schikken naar hun beproeving, geheel lijdelijk en niet hartstochtelijk als zij God voor hen zien verschijnen, zullen vreugde op vreugde hebben in de Heere of hun vreugde vermeerderen. Dit duidt aan dat zij zelfs in hun benauwdheid hun blijdschap in de Heere hebben bewaard, want nu vermeerderen zij haar. Zij, die, als zij in benauwdheid zijn zich waarlijk kunnen verblijden in God, zullen spoedig reden hebben om zich grotelijks in Hem te verblijden. Als de blijdschap in de wereld afneemt en verwelkt, dan neemt de blijdschap in God toe en wint veld. Dit schijnende licht zal al meer en meer schijnen, want wat bedoeld wordt is, dat deze blijdschap volkomen zal worden. Zelfs de armen de behoeftigen onder de mensen, zullen zich verblijden in de Heilige Israëls en hun armoede behoeft hen niet te beroven van deze blijdschap, Habakkuk 3:17, Habakkuk 3:18. En de zachtmoedige, de nederige, de geduldige zullen toenemen in deze blijdschap. De genade van de zachtmoedigheid zal zeer veel bijdragen om onze heilige blijdschap te doen toenemen.

4. De vijanden, die geducht waren, zullen gering, verachtelijk worden. Sanherib, de tiran, de verschrikkelijke, en zijn groot leger, die het land in zo'n ontsteltenis brachten, zullen een einde nemen, Isaiah 29:30, hun zal de macht ontnomen worden om nog meer kwaad te doen. De macht van Satan, die ware tiran, zal verbroken worden door de overwegenden invloed van het Evangelie van Christus, en zij, die met vrees des doods van de dienstbaarheid onderworpen waren van hem, die het geweld des doods had zullen verlost worden, Hebrews 2:14, Hebrews 2:15.

5. Dat de woede van de vervolgers tot bedaren zal worden gebracht, zodat degenen, voor wie zij kwellend zijn geweest, verlost zullen zijn van de vrees voor hen. Om de rust van Gods volk volkomen te maken, zal niet alleen de buitenlandse tiran vernietigd worden maar zullen ook de spotters in het eigen land uitgeroeid worden door Hizkia's reformatie. Diegenen zijn een gelukkig volk, die, als God hun overwinningen voorspoed geeft tegen hun verschrikkelijke vijanden uit het buitensland, er zich ijverig op toeleggen om ondeugd, goddeloosheid en de geest van vervolging, deze gevaarlijke vijanden in het eigen land, tegen te gaan. Of, zij zullen verteerd en uitgeroeid worden door de oordelen Gods. Zij zullen uitgekozen worden om tot voorbeelden te worden gesteld. Of, zij zullen onmerkbaar wegteren, beschaamd gemaakt zijnde door de vervulling van de voorzeggingen, waarmee zij de spot gedreven hebben.

Let op hetgeen de goddeloosheid was van deze spotters, om welke zij uitgeroeid zullen worden: zij zijn vervolgers geweest van Gods volk en van Zijn profeten, waarschijnlijk in het bijzonder van de profeet Jesaja, en daarom klaagt hij zo aandoenlijk over hen en hun listige boosaardigheid. Sommigen als aanbrengers en vervolgers, anderen als rechters, deden alles wat zij konden, om hem het leven te benemen of ten minste hem van zijn vrijheid te beroven. En dit is zeer van toepassing op de overpriesters en de Farizeën, die Christus en Zijn apostelen hebben vervolgd, en om die zonde zijn zij en hun volk van spotter verteerd en uitgeroeid.

a. Zij bespotten de profeten en de ernstige belijders van de Godsdienst, zij minachtten hen en deden alles wat zij konden om verachting over hen te brengen, zij waren spotters en zaten in het gestoelte des spotters.

b. Zij zochten gelegenheid tegen hen, door hun spionnen zien zij uit naar ongerechtigheid, of zij de hand kunnen leggen op iets, dat gezegd of gedaan werd, dat een ongerechtigheid genoemd kon worden. Of, zij zelf zien uit naar een gelegenheid om kwaad te doen, zoals Judas gedaan heeft om de Heere Jezus te verraden.

c. Zij maakten gebruik tegen hen van iedere vergissing in hun spreken, van het minste of geringste, dat enigszins verkeerd was uitgedrukt, maakten zij een grond van beschuldiging. Zij maakten een mens, al was hij ook nog zo wijs en goed, ja al was hij een mens Gods, schuldig voor een woord, een verkeerd gekozen woord, of een misplaatst woord, al wisten zij ook heel goed dat het goed bedoeld was. Zij vitten op ieder woord, dat de profeten tot hen spraken bij wijze van vermaning, al was het ook nog zo onschuldig gesproken en zonder enige bedoeling om hen te beledigen. Aan hetgeen gezegd werd gaven zij de slechtste uitlegging en maakten er een misdaad van. Zij, die bedenken hoe licht wij allen er toe kunnen komen om onbedachtelijk te spreken en ons te vergissen in het horen, of wat wij horen verkeerd op te vatten, zullen het zeer onrechtvaardig, zeer onbillijk vinden, om een mens schuldig te maken om een woord.

d. Zij deden alles wat zij konden om hen, die getrouwelijk met hen handelden en hun hun fouten onder het oog brachten, in moeilijkheden te brengen. Hen, die hen bestraften in de poort, aan wie door hun ambt als profeten, rechters of magistraten de plicht was opgelegd, om bestraffers te zijn en de mensen hun overtredingen te tonen haatten zij, zij legden hun strikken, zoals de Farizeën hun handlangers uitzonden om onze Heiland in Zijn rede te verstrikken, Matthew 22:15, opdat zij iets zouden hebben om Hem ten laste te leggen, dat Hem gehaat kon maken bij het volk en onaangenaam aan de regering. Aldus hebben zij de profeten vervolgd, en het is ook voor de meest omzichtige schier onmogelijk om hun woorden met zoveel voorzichtigheid te kiezen en te plaatsen, dat zij aan deze strikken kunnen ontkomen. Zie hoe laag goddeloze mensen zijn, dat ze een wrok koesteren tegen hen, die uit welwillendheid voor hen hun ziel zoeken te redden van de dood, en zie hoe bestraffers beide moed nodig hebben om hun plicht te doen en voorzichtigheid om bij het doen van hun plicht de strik te vermijden.

e. Zij verkeren het recht en willen geen eerlijk man zijn eerlijke zaak laten winnen, zij verdreven de rechtvaardige om een nietig ding, zij veroordelen hem, of doen uitspraak in zijn proces tegen hem, zonder dat er een bewijs of ook maar een schijn van bewijs tegen hem is. Zij zullen door allerlei slinkse streken iemands goeden naam wegnemen, hem in een vals daglicht stellen, zoals zij ook met onze Heiland gedaan hebben. Wij moeten het niet vreemd vinden als wij de beste van de mensen aldus behandeld zien, de discipel is niet meer dan zijn Meester, maar wacht een weinig, en God zal niet slechts hun gerechtigheid voortbrengen, maar deze spotters verteren en uitroeien.

6. Jakob, die gebloosd heeft om de smaad, en gebeefd heeft voor de dreigementen van zijn vijanden, zal nu bevrijd worden van zijn schande en zijn vrees, daar de smaad van hem weggenomen en deze dreigementen verijdeld zullen worden, Isaiah 29:22. Daarom zegt de Heere, die Abraham verlost heeft, hem geroepen heeft uit Ur van de Chaldeën en hem aldus verlost heeft van de afgoderij van zijn vaderen, en hem als een vuurbrand uit het vuur heeft gerukt. Hij, die Abraham verlost heeft uit zijn strikken en benauwdheden zal allen, die door het geloof zijn echt zaad zijn uit de hunne verlossen. Hij, die in de verlossing van Abraham Zijn zorg begon voor Zijn kerk, toen zij en haar Verlosser nog in zijn lenden waren, zal nu de zorg er voor niet van zich werpen. Omdat de vijanden van Zijn volk zo ijverig zijn beide om hen zwart te maken en hen te verschrikken, zal Hij voor het huis van Jakob verschijnen, en ze zullen niet beschaamd zijn, zoals zij geweest zijn, maar hun versmaders iets te antwoorden hebben, en hun aangezicht zal nu niet meer bleek worden, zij zullen moed grijpen en hun vijanden in het aangezicht zien zonder van kleur te veranderen, waartoe zij ook alle reden hebben, die de God Abrahams aan hun zijde hebben.

7. Jakob, die dacht dat zijn geslacht zou uitsterven, dat het erfdeel van de Godsdienst ervan weggenomen zou worden, zal de voldoening hebben om in opvolgende geslachten een talrijk nakroost aan God te zien gewijd, Isaiah 29:23.

a. Hij zal zijn kinderen zien een talrijke menigte van gelovigen, een biddend volk, het geestelijk zaad van de gelovigen Abraham en de worstelenden Jakob, Zijn pijlkoker vol hebbende van deze pijlen, zal hij niet beschaamd worden, maar spreken met de vijanden in de poort, Psalms 127:5. Christus zal niet beschaamd worden, Isaiah 50:7, want Hij zal zaad zien, Isaiah 53:10, Hij ziet enig zaad, en voorziet nog meer in het midden van hem, toestromende tot de kerk, en daar wonende.

b. Zijn kinderen zijn het werk van Gods handen, geformeerd zijnde door Hem, zijn zij geformeerd voor Hem, Zijner handen werk, en geschapen tot goede werken. Het is troostrijk voor oudere om te denken dat hun kinderen Gods schepselen zijn het werk van de handen van Zijn voorzienigheid. Maar het zal hun tot nog veel meer troost zijn, om hen Zijn nieuwe schepselen te zien het werk van de handen van Zijn genade.

c. Hij en zijn kinderen zullen de naam van God heiligen als hun God, als de heilige Jakobs, en zij de God Israëls vrezen en aanbidden. Dit wordt gesteld tegenover zijn beschaamd zijn en zijn bleek worden, als hij verlost is van zijn versmaadheden en zijn gevaren, dan zal hij niet zichzelf groot maken, maar hij zal de heilige Jakobs heiligen. Als God onze toestand aangenaam en gemakkelijk maakt, dan moeten wij er naar streven om Hem heerlijk te maken. Ouders en kinderen zijn dan in waarheid sieraden en vertroostingen voor elkaar, als zij zich verenigen in het heiligen van Gods naam. Als ouders hun kinderen en kinderen zichzelf overgeven aan God, om Hem te zijn tot een naam en heen lof, dan zal het woud spoedig tot een vruchtbaar veld worden.

Bibliografische Informatie
Henry, Matthew. "Commentaar op Isaiah 29". "Bijbelverkaring van Matthew Henry". https://www.studylight.org/commentaries/dut/mhm/isaiah-29.html. 1706.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile