Lectionary Calendar
Friday, November 22nd, 2024
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
advertisement
advertisement
advertisement
Attention!
For 10¢ a day you can enjoy StudyLight.org ads
free while helping to build churches and support pastors in Uganda.
Click here to learn more!
free while helping to build churches and support pastors in Uganda.
Click here to learn more!
Bible Commentaries
Bijbelverkaring van Matthew Henry Henry's compleet
Auteursrechtverklaring
Deze bestanden zijn publiek domein en zijn een afgeleide van een elektronische editie die beschikbaar is op de website Bible Support.
Deze bestanden zijn publiek domein en zijn een afgeleide van een elektronische editie die beschikbaar is op de website Bible Support.
Bibliografische Informatie
Henry, Matthew. "Commentaar op Genesis 36". "Bijbelverkaring van Matthew Henry". https://www.studylight.org/commentaries/dut/mhm/genesis-36.html. 1706.
Henry, Matthew. "Commentaar op Genesis 36". "Bijbelverkaring van Matthew Henry". https://www.studylight.org/
Whole Bible (3)
Inleiding
Bijbelverkaring van Matthew Henry, GENESIS 36In dit hoofdstuk hebben wij een bericht van Ezau's nakomelingen, die, naar hem, Edomieten genoemd werden van die Ezau, die zijn geboorterecht verkocht, zijn zegen verloor en niet, zoals Jakob, door God was bemind. Hier is een kort register, of naamlijst van zijn familie, omvattende enige geslachten.
1. Omdat hij de zoon was van Izaak, terwille van hem deze eer wordt aangedaan.
2. Omdat de Edomieten naburen waren van Israël, en hun geslachtslijst dienstig is om licht te verspreiden over de volgende geschiedenissen van hetgeen er tussen hen voorviel.
3. Ook om de vervulling te tonen van de belofte aan Abraham, dat hij de vader van vele volken zou worden, en van het antwoord, dat Rebekka ontving van de godsspraak: Twee volkeren zijn in uw buik, en van de zegen van Izaak: De vettigheden van de aarde zullen uw woningen zijn. Wij hebben hier:
I. Ezau's vrouwen, Genesis 36:1.
II. Zijn vertrek naar het gebergte Seïr, Genesis 36:6.
III. De namen van zijn zonen, Genesis 36:9.
IV. De vorsten, die van zijn zonen afstamden, Genesis 36:15.
V. De vorsten van de Horieten, Genesis 36:20.
VI. De koningen en vorsten van Edom, Genesis 36:31. Er wordt weinig meer vermeld dan hun namen, omdat de geschiedenis van hen, die buiten de kerk stonden, (ofschoon wellicht nuttig in de politiek van weinig nut zou zijn in de godgeleerdheid. Het is in de kerk, dat de gedenkwaardige voorbeelden gevonden worden van bijzondere genade en bijzondere leidingen van Gods voorzienigheid, want dat is het ingeslotene, het overige is algemeen. Dit hoofdstuk is verkort in 1 Chronicles 1:35 en verv.
Inleiding
Bijbelverkaring van Matthew Henry, GENESIS 36In dit hoofdstuk hebben wij een bericht van Ezau's nakomelingen, die, naar hem, Edomieten genoemd werden van die Ezau, die zijn geboorterecht verkocht, zijn zegen verloor en niet, zoals Jakob, door God was bemind. Hier is een kort register, of naamlijst van zijn familie, omvattende enige geslachten.
1. Omdat hij de zoon was van Izaak, terwille van hem deze eer wordt aangedaan.
2. Omdat de Edomieten naburen waren van Israël, en hun geslachtslijst dienstig is om licht te verspreiden over de volgende geschiedenissen van hetgeen er tussen hen voorviel.
3. Ook om de vervulling te tonen van de belofte aan Abraham, dat hij de vader van vele volken zou worden, en van het antwoord, dat Rebekka ontving van de godsspraak: Twee volkeren zijn in uw buik, en van de zegen van Izaak: De vettigheden van de aarde zullen uw woningen zijn. Wij hebben hier:
I. Ezau's vrouwen, Genesis 36:1.
II. Zijn vertrek naar het gebergte Seïr, Genesis 36:6.
III. De namen van zijn zonen, Genesis 36:9.
IV. De vorsten, die van zijn zonen afstamden, Genesis 36:15.
V. De vorsten van de Horieten, Genesis 36:20.
VI. De koningen en vorsten van Edom, Genesis 36:31. Er wordt weinig meer vermeld dan hun namen, omdat de geschiedenis van hen, die buiten de kerk stonden, (ofschoon wellicht nuttig in de politiek van weinig nut zou zijn in de godgeleerdheid. Het is in de kerk, dat de gedenkwaardige voorbeelden gevonden worden van bijzondere genade en bijzondere leidingen van Gods voorzienigheid, want dat is het ingeslotene, het overige is algemeen. Dit hoofdstuk is verkort in 1 Chronicles 1:35 en verv.
Verzen 1-8
Genesis 36:1-8Merk hier op:
1. Betreffende Ezau zelf, Genesis 36:1. Hij wordt Edom genoemd, (en opnieuw in Genesis 36:8,) de naam door welke de gedachtenis bestendigd werd aan de dwaze koop, die hij gesloten had, toen hij zijn geboorterecht voordat rode, dat rode kooksel verkocht. Het noemen van die naam volstaat reeds om de reden aan te duiden, waarom slechts zo kort een bericht van zijn geslacht wordt gegeven. Als mensen iets verkeerds doen, dan hebben zij aan zichzelf te wijten, als het nog lang daarna tot hun schande wordt herdacht.
2. Betreffende zijn vrouwen en de kinderen. die zij hem gebaard hebben in het land Kanan, Hij had drie vrouwen, en bij die allen slechts vijf zonen, menigeen heeft er meer bij slechts een vrouw. In Zijn voorzienigheid stelt God diegene teleur, die slinkse middelen gebruiken om een gezin op te bouwen, maar hier had de belofte de overhand, en Ezau's gezin werd opgebouwd.
3. Betreffende zijn vertrek naar het gebergte Seïr, het land, dat God hem tot een bezitting gegeven had, toen Hij Kanan aan het zaad van Jakob voorbehield. Lang daarna erkent God dit: "Ik heb Ezau het gebergte Seir als erfenis gegeven," Deuteronomy 2:5, Joshua 24:4, hetgeen de reden was waarom de Edomieten niet verontrust moesten worden in hun bezitting. Zij, die niet, zoals Jakob, door een belofte recht hebben op Kanan, kunnen toch door Gods voorzienigheid zeer goed recht hebben op hun bezittingen, zoals Ezau op het gebergte Seïr. Ezau was begonnen zich onder de bloedverwanten van zijn vrouwen te vestigen, eer Jakob van Paddan-Aram terugkwam, Genesis 32:3. Waarschijnlijk had Izaak hem daarheen gezonden (zoals Abraham bij zijn leven de zonen van de bijvrouwen had weggezonden van Izaak naar het land van het Oosten, Genesis 25:6) opdat Jakob's weg effen voor hem zijn zou in de bezitting van het land van de belofte. Waarschijnlijk had Ezau echter gedurende het leven van Izak nog enige goederen in Kanan, maar na diens dood trok hij zich geheel en al terug op het gebergte Seir, nam hij mee wat hem uit de persoonlijke bezitting van zijn vader toekwam, en liet Kanan over aan Jakob, niet slechts omdat het hem beloofd was, maar omdat hij zag dat indien de voorspoed, waarmee zij begonnen waren, aanhield, er voor beiden geen plaats genoeg zou zijn. Derhalve woonde Ezau op het gebergte Seir, Genesis 36:8. Welke tegenstand er ook gemaakt wordt, Gods woord zal vervuld worden en zij zelfs, die het tegengestaan hebben, zullen zich vroeg of laat genoodzaakt zien er in te berusten. Ezau had geworsteld om Kanan maar nu trekt hij zich gedwee terug naar Seïr want de raad van God zal bestaan betreffende de tijden tevoren verordend en de bepalingen van onze woning.
Verzen 1-8
Genesis 36:1-8Merk hier op:
1. Betreffende Ezau zelf, Genesis 36:1. Hij wordt Edom genoemd, (en opnieuw in Genesis 36:8,) de naam door welke de gedachtenis bestendigd werd aan de dwaze koop, die hij gesloten had, toen hij zijn geboorterecht voordat rode, dat rode kooksel verkocht. Het noemen van die naam volstaat reeds om de reden aan te duiden, waarom slechts zo kort een bericht van zijn geslacht wordt gegeven. Als mensen iets verkeerds doen, dan hebben zij aan zichzelf te wijten, als het nog lang daarna tot hun schande wordt herdacht.
2. Betreffende zijn vrouwen en de kinderen. die zij hem gebaard hebben in het land Kanan, Hij had drie vrouwen, en bij die allen slechts vijf zonen, menigeen heeft er meer bij slechts een vrouw. In Zijn voorzienigheid stelt God diegene teleur, die slinkse middelen gebruiken om een gezin op te bouwen, maar hier had de belofte de overhand, en Ezau's gezin werd opgebouwd.
3. Betreffende zijn vertrek naar het gebergte Seïr, het land, dat God hem tot een bezitting gegeven had, toen Hij Kanan aan het zaad van Jakob voorbehield. Lang daarna erkent God dit: "Ik heb Ezau het gebergte Seir als erfenis gegeven," Deuteronomy 2:5, Joshua 24:4, hetgeen de reden was waarom de Edomieten niet verontrust moesten worden in hun bezitting. Zij, die niet, zoals Jakob, door een belofte recht hebben op Kanan, kunnen toch door Gods voorzienigheid zeer goed recht hebben op hun bezittingen, zoals Ezau op het gebergte Seïr. Ezau was begonnen zich onder de bloedverwanten van zijn vrouwen te vestigen, eer Jakob van Paddan-Aram terugkwam, Genesis 32:3. Waarschijnlijk had Izaak hem daarheen gezonden (zoals Abraham bij zijn leven de zonen van de bijvrouwen had weggezonden van Izaak naar het land van het Oosten, Genesis 25:6) opdat Jakob's weg effen voor hem zijn zou in de bezitting van het land van de belofte. Waarschijnlijk had Ezau echter gedurende het leven van Izak nog enige goederen in Kanan, maar na diens dood trok hij zich geheel en al terug op het gebergte Seir, nam hij mee wat hem uit de persoonlijke bezitting van zijn vader toekwam, en liet Kanan over aan Jakob, niet slechts omdat het hem beloofd was, maar omdat hij zag dat indien de voorspoed, waarmee zij begonnen waren, aanhield, er voor beiden geen plaats genoeg zou zijn. Derhalve woonde Ezau op het gebergte Seir, Genesis 36:8. Welke tegenstand er ook gemaakt wordt, Gods woord zal vervuld worden en zij zelfs, die het tegengestaan hebben, zullen zich vroeg of laat genoodzaakt zien er in te berusten. Ezau had geworsteld om Kanan maar nu trekt hij zich gedwee terug naar Seïr want de raad van God zal bestaan betreffende de tijden tevoren verordend en de bepalingen van onze woning.
Verzen 9-19
Genesis 36:9-19Merk hier op:
1. Dat alleen de namen van Ezau's zonen en kleinzonen vermeld worden, alleen hun namen maar niet hun geschiedenis, want het is de kerk, waarvan Mozes de geschiedenis schrijft, niet de geschiedenis van hen, die buiten de kerk zijn. Alleen de ouden, die door het geloof leefden, hebben getuigenis gekregen. Het is Zion, dat mannen van naam voortbrengt, niet Seir, Psalms 87:5. Die geslachtslijst gaat ook niet verder dan tot het derde en vierde geslacht, zelfs de namen zijn in vergetelheid begraven. Het is alleen de stamboom van de Israëlieten, die de erfgenamen waren van Kanan, en uit wie het beloofde heilige Zaad moest voortkomen, die nauwkeurig en volledig wordt meegedeeld, voorzover dit nodig was, zelfs van al de stammen, totdat Kanan onder hen verdeeld was, en van de koninklijke linie, totdat Christus kwam.
2. Dat deze zonen en kleinzonen van Ezau vorsten, of-volgens de Engelse en Franse overzetting-hertogen genoemd werden, Genesis 36:15. Waarschijnlijk waren zij militaire bevelhebbers, hertogen of kapiteins, die soldaten onder zich hadden, want Ezau en zijn geslacht leefden op hun zwaard, Genesis 27:40. Eretitels zijn van hoger oudheid buiten de kerk dan in de kerk. Ezau's zonen waren hertogen toen de zonen van Jakob nog eenvoudige herders waren, Genesis 47:3. Dat is geen reden, waarom zulke titels niet onder christenen gebruikt moeten worden, maar wl is het een reden, waarom de mensen zichzelf of anderen er niet om moeten overschatten. Er is een eer, die van God komt, en een naam in Zijn huis, die van oneindig hoger waarde is. Edomieten kunnen hertogen zijn bij mensen, maar ware Israëlieten zijn Gode tot koningen en priesters gemaakt.
3. Wij kunnen onderstellen, dat deze hertogen een talrijk gezin hadden van kinderen en dienstboden, die hun hertogdommen uitmaakten. God beloofde Jakob te vermenigvuldigen en hem te verrijken, maar Ezau neemt toe en is het eerst verrijkt. Het is voor de lieden van deze wereld niets nieuws om vol van kinderen te wezen, en dat "hun buik vervuld is met verborgen schatten," Psalms 17:14. Gods belofte aan Jakob begon laat te werken, maar de uitwerking er van duurde langer, en had haar volkomen vervulling in het geestelijk Israël.
Verzen 9-19
Genesis 36:9-19Merk hier op:
1. Dat alleen de namen van Ezau's zonen en kleinzonen vermeld worden, alleen hun namen maar niet hun geschiedenis, want het is de kerk, waarvan Mozes de geschiedenis schrijft, niet de geschiedenis van hen, die buiten de kerk zijn. Alleen de ouden, die door het geloof leefden, hebben getuigenis gekregen. Het is Zion, dat mannen van naam voortbrengt, niet Seir, Psalms 87:5. Die geslachtslijst gaat ook niet verder dan tot het derde en vierde geslacht, zelfs de namen zijn in vergetelheid begraven. Het is alleen de stamboom van de Israëlieten, die de erfgenamen waren van Kanan, en uit wie het beloofde heilige Zaad moest voortkomen, die nauwkeurig en volledig wordt meegedeeld, voorzover dit nodig was, zelfs van al de stammen, totdat Kanan onder hen verdeeld was, en van de koninklijke linie, totdat Christus kwam.
2. Dat deze zonen en kleinzonen van Ezau vorsten, of-volgens de Engelse en Franse overzetting-hertogen genoemd werden, Genesis 36:15. Waarschijnlijk waren zij militaire bevelhebbers, hertogen of kapiteins, die soldaten onder zich hadden, want Ezau en zijn geslacht leefden op hun zwaard, Genesis 27:40. Eretitels zijn van hoger oudheid buiten de kerk dan in de kerk. Ezau's zonen waren hertogen toen de zonen van Jakob nog eenvoudige herders waren, Genesis 47:3. Dat is geen reden, waarom zulke titels niet onder christenen gebruikt moeten worden, maar wl is het een reden, waarom de mensen zichzelf of anderen er niet om moeten overschatten. Er is een eer, die van God komt, en een naam in Zijn huis, die van oneindig hoger waarde is. Edomieten kunnen hertogen zijn bij mensen, maar ware Israëlieten zijn Gode tot koningen en priesters gemaakt.
3. Wij kunnen onderstellen, dat deze hertogen een talrijk gezin hadden van kinderen en dienstboden, die hun hertogdommen uitmaakten. God beloofde Jakob te vermenigvuldigen en hem te verrijken, maar Ezau neemt toe en is het eerst verrijkt. Het is voor de lieden van deze wereld niets nieuws om vol van kinderen te wezen, en dat "hun buik vervuld is met verborgen schatten," Psalms 17:14. Gods belofte aan Jakob begon laat te werken, maar de uitwerking er van duurde langer, en had haar volkomen vervulling in het geestelijk Israël.
Verzen 20-30
Genesis 36:20-30Temidden van dit geslachtsregister van de Edomieten is hier de geslachtslijst van de Horieten ingelast, het zijn de Kanieten, of Hethieten (vergelijk Genesis 26:34) die de inboorlingen waren van het gebergte Seir. Er wordt melding gemaakt van hen, Genesis 14:6, en van hun bezitting van het gebergte Seir voordat de Edomieten er bezit van namen, Deuteronomy 2:12, Deuteronomy 2:22. Dit wordt hier vermeld, niet alleen ter toelichting van het verhaal, maar als een blijvende blaam op de Edomieten omdat zij zich door wederzijdse huwelijken met hen verbonden, waardoor zij waarschijnlijk hun wegen leerden en zich verdierven. Ezau had zijn geboorterecht verkocht en de zegen verbeurd en verloren, en daar hij zich nu met de Hethieten had verbonden, wordt zijn nageslacht met de zonen van Seir samen gerekend. Zij, die verraderlijk de kerk van God verlaten, worden terechtgesteld met hen, die er nooit in geweest zijn, de afvallige Edomieten staan op gelijke bodem met de gevloekte Horieten. Er wordt bijzonder nota genomen van een zekere Ana, die de ezels weidde van Zibeon, zijn vader, Genesis 36:24, en toch hertog Ana wordt genoemd, Genesis 36:29. Zij, die hoog willen opklimmen, moeten laag beginnen. Een voorname afkomst moet de mensen niet weerhouden van een eerlijk bedrijf uit te oefenen, en een gering bedrijf moet niemands bevordering in de weg staan. Deze Ana was niet slechts naarstig in zijn beroep, hij was ook vernuftig en voorspoedig, want hij vond muildieren, of, (naar sommiger lezing) water en hete baden, in de woestijn. Zij, die zich ijverig toeleggen op hun zaken, vinden soms meer voordelen dan zij verwachtten.
Verzen 20-30
Genesis 36:20-30Temidden van dit geslachtsregister van de Edomieten is hier de geslachtslijst van de Horieten ingelast, het zijn de Kanieten, of Hethieten (vergelijk Genesis 26:34) die de inboorlingen waren van het gebergte Seir. Er wordt melding gemaakt van hen, Genesis 14:6, en van hun bezitting van het gebergte Seir voordat de Edomieten er bezit van namen, Deuteronomy 2:12, Deuteronomy 2:22. Dit wordt hier vermeld, niet alleen ter toelichting van het verhaal, maar als een blijvende blaam op de Edomieten omdat zij zich door wederzijdse huwelijken met hen verbonden, waardoor zij waarschijnlijk hun wegen leerden en zich verdierven. Ezau had zijn geboorterecht verkocht en de zegen verbeurd en verloren, en daar hij zich nu met de Hethieten had verbonden, wordt zijn nageslacht met de zonen van Seir samen gerekend. Zij, die verraderlijk de kerk van God verlaten, worden terechtgesteld met hen, die er nooit in geweest zijn, de afvallige Edomieten staan op gelijke bodem met de gevloekte Horieten. Er wordt bijzonder nota genomen van een zekere Ana, die de ezels weidde van Zibeon, zijn vader, Genesis 36:24, en toch hertog Ana wordt genoemd, Genesis 36:29. Zij, die hoog willen opklimmen, moeten laag beginnen. Een voorname afkomst moet de mensen niet weerhouden van een eerlijk bedrijf uit te oefenen, en een gering bedrijf moet niemands bevordering in de weg staan. Deze Ana was niet slechts naarstig in zijn beroep, hij was ook vernuftig en voorspoedig, want hij vond muildieren, of, (naar sommiger lezing) water en hete baden, in de woestijn. Zij, die zich ijverig toeleggen op hun zaken, vinden soms meer voordelen dan zij verwachtten.
Verzen 31-43
Genesis 36:31-43Langzamerhand en trapsgewijze schijnen de Edomieten de Horieten ondermijnd en uitgestoten te hebben, totdat zij het land volkomen in bezit kregen en er een eigen regering vestigden.
1. Zij werden geregeerd door koningen, die het gehele land bestuurden, en door verkiezing op de troon schijnen gekomen te zijn, en niet door afstamming of erfrecht, zegt bisschop Patrick. Deze koningen regeerden in Edom, eer een koning regeerde over de kinderen van Israël dat is: voor de tijd van Mozes, want hij was koning in Jeshurun, Genesis 36:31. God had onlangs aan Abraham beloofd, dat koningen uit zijn lenden zouden voortkomen, Genesis 35:11, maar Ezau's bloed wordt koninklijk lang voor dat van Jakob. In uitwendige voorspoed en eer blijven de kinderen van het verbond dikwijls achter, terwijl zij, die buiten het verbond zijn, hun ver vooruitkomen. De zegepraal van de goddelozen kan snel komen, maar zij is kort van duur, vroeg rijp, vroeg rot, terwijl de uitkomst van de belofte wel langzaam, maar toch zeker is en van blijvende aard, op het eind zal Hij het voortbrengen en niet liegen. Wij kunnen ons voorstellen dat het een grote beproeving was voor het geloof van het Israël in God, om van de pracht en macht van de koningen van Edom te horen, terwijl zij slaven waren in Egypte, maar zij, die grote dingen van God verwachten, moeten tevreden zijn om er op te wachten, Gods tijd is de beste tijd.
2. Later werden zij weer door hertogen geregeerd, die hier genoemd worden, en die, naar ik veronderstel, op verscheidene plaatsen van het land tegelijk regeerden. Zij hebben of die regeringsvorm ingevoerd in overeenstemming met de Horieten, die hem hadden aangenomen, Genesis 36:29, of de voorzienigheid van God heeft hen aldus verkleind of verminderd, zoals sommigen gissen, om hen te straffen voor hun onvriendelijkheid tegenover Israël door hun de doortocht door hun land te weigeren, Numbers 20:18. Als macht misbruikt wordt, dan is het rechtvaardig in God om haar te verzwakken door haar in onderscheidene kanalen te leiden. Om de overtreding van het land zijn zijn vorsten velen. De zonde bracht Edom terug van koningen tot hertogen, van kronen tot kroontjes. Wij lezen van de hertogen van Edom Exodus 15:15, maar lang daarna weer van hun koningen.
Eindelijk. Merk op, dat het gebergte Seir het land hunner bezitting genoemd wordt, Genesis 36:43. Terwijl de Israëlieten in het diensthuis verbleven, en hun Kanan nog slechts het land der belofte voor hen was, woonden de Edomieten in hun eigen woonsteden, en was Seir in hun bezit. De kinderen dezer wereld hebben hun alles reeds in de hand, maar niets in het vooruitzicht, niets in hope, Luke 16:25, terwijl de kinderen Gods hun alles hebben in hope, maar zo goed als niets in de hand. Alles echter wl overwogen zijnde, is het beter Kanan te hebben in de belofte, dan Seir in bezit.
Verzen 31-43
Genesis 36:31-43Langzamerhand en trapsgewijze schijnen de Edomieten de Horieten ondermijnd en uitgestoten te hebben, totdat zij het land volkomen in bezit kregen en er een eigen regering vestigden.
1. Zij werden geregeerd door koningen, die het gehele land bestuurden, en door verkiezing op de troon schijnen gekomen te zijn, en niet door afstamming of erfrecht, zegt bisschop Patrick. Deze koningen regeerden in Edom, eer een koning regeerde over de kinderen van Israël dat is: voor de tijd van Mozes, want hij was koning in Jeshurun, Genesis 36:31. God had onlangs aan Abraham beloofd, dat koningen uit zijn lenden zouden voortkomen, Genesis 35:11, maar Ezau's bloed wordt koninklijk lang voor dat van Jakob. In uitwendige voorspoed en eer blijven de kinderen van het verbond dikwijls achter, terwijl zij, die buiten het verbond zijn, hun ver vooruitkomen. De zegepraal van de goddelozen kan snel komen, maar zij is kort van duur, vroeg rijp, vroeg rot, terwijl de uitkomst van de belofte wel langzaam, maar toch zeker is en van blijvende aard, op het eind zal Hij het voortbrengen en niet liegen. Wij kunnen ons voorstellen dat het een grote beproeving was voor het geloof van het Israël in God, om van de pracht en macht van de koningen van Edom te horen, terwijl zij slaven waren in Egypte, maar zij, die grote dingen van God verwachten, moeten tevreden zijn om er op te wachten, Gods tijd is de beste tijd.
2. Later werden zij weer door hertogen geregeerd, die hier genoemd worden, en die, naar ik veronderstel, op verscheidene plaatsen van het land tegelijk regeerden. Zij hebben of die regeringsvorm ingevoerd in overeenstemming met de Horieten, die hem hadden aangenomen, Genesis 36:29, of de voorzienigheid van God heeft hen aldus verkleind of verminderd, zoals sommigen gissen, om hen te straffen voor hun onvriendelijkheid tegenover Israël door hun de doortocht door hun land te weigeren, Numbers 20:18. Als macht misbruikt wordt, dan is het rechtvaardig in God om haar te verzwakken door haar in onderscheidene kanalen te leiden. Om de overtreding van het land zijn zijn vorsten velen. De zonde bracht Edom terug van koningen tot hertogen, van kronen tot kroontjes. Wij lezen van de hertogen van Edom Exodus 15:15, maar lang daarna weer van hun koningen.
Eindelijk. Merk op, dat het gebergte Seir het land hunner bezitting genoemd wordt, Genesis 36:43. Terwijl de Israëlieten in het diensthuis verbleven, en hun Kanan nog slechts het land der belofte voor hen was, woonden de Edomieten in hun eigen woonsteden, en was Seir in hun bezit. De kinderen dezer wereld hebben hun alles reeds in de hand, maar niets in het vooruitzicht, niets in hope, Luke 16:25, terwijl de kinderen Gods hun alles hebben in hope, maar zo goed als niets in de hand. Alles echter wl overwogen zijnde, is het beter Kanan te hebben in de belofte, dan Seir in bezit.