Lectionary Calendar
Friday, November 22nd, 2024
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
Attention!
Take your personal ministry to the Next Level by helping StudyLight build churches and supporting pastors in Uganda.
Click here to join the effort!

Bible Commentaries
Ezra 10

Bijbelverkaring van Matthew HenryHenry's compleet

Search for…
Enter query below:

Inleiding

Bijbelverkaring van Matthew Henry, EZRA 10

In dit hoofdstuk zien wij de grief hersteld, waarover in het vorige hoofdstuk geklaagd en getreurd werd.

Merk op:

I. Hoe het hart van het volk er voor bereid werd door diepe verootmoediging om de zonde, Ezra 10:1.

II. Hoe het aan Ezra werd voorgesteld door Sechanja, Ezra 10:2.

III. Hoe het voorstel ten uitvoer werd gebracht.

1. De oversten en andere groten van het volk moesten zweren er zich aan te houden Ezra 10:5..

2. Ezra doet dit het eerst, Ezra 10:6..

3. Er werd een algemene vergadering bijeengeroepen, Ezra 10:7.

4. In onderworpenheid aan Ezra's vermaning, stemmen zij de hervorming toe Ezra 10:10..

5. Er worden commissarissen benoemd om dag aan dag, zitting te houden, om een onderzoek in te stellen naar hen, die vreemde vrouwen gehuwd hadden, en hen te verplichten die weg te zenden, hetgeen dienovereenkomstig gedaan wordt, Ezra 10:14, en een lijst overgelegd van de namen dergenen, die er schuldig aan werden bevonden, Ezra 10:18.

Inleiding

Bijbelverkaring van Matthew Henry, EZRA 10

In dit hoofdstuk zien wij de grief hersteld, waarover in het vorige hoofdstuk geklaagd en getreurd werd.

Merk op:

I. Hoe het hart van het volk er voor bereid werd door diepe verootmoediging om de zonde, Ezra 10:1.

II. Hoe het aan Ezra werd voorgesteld door Sechanja, Ezra 10:2.

III. Hoe het voorstel ten uitvoer werd gebracht.

1. De oversten en andere groten van het volk moesten zweren er zich aan te houden Ezra 10:5..

2. Ezra doet dit het eerst, Ezra 10:6..

3. Er werd een algemene vergadering bijeengeroepen, Ezra 10:7.

4. In onderworpenheid aan Ezra's vermaning, stemmen zij de hervorming toe Ezra 10:10..

5. Er worden commissarissen benoemd om dag aan dag, zitting te houden, om een onderzoek in te stellen naar hen, die vreemde vrouwen gehuwd hadden, en hen te verplichten die weg te zenden, hetgeen dienovereenkomstig gedaan wordt, Ezra 10:14, en een lijst overgelegd van de namen dergenen, die er schuldig aan werden bevonden, Ezra 10:18.

Verzen 1-5

Ezra 10:1-5

Hier wordt ons gezegd:

I. Welke goede indruk door Ezra's verootmoediging en belijdenis van zonde op het volk teweeg was gebracht. Niet zodra liep het gerucht in de stad dat hun nieuwe landvoogd, in wie zij zich verheugden, zelf in droefheid was en wel in zo hoge mate, om hen en hun zonde, of terstond verzamelde zich tot hem een zeer grote gemeente, om te zien wat er van de zaak was en hun tranen met de zijne te vermengen, Ezra 10:1. Ons wenen over de zonden van anderen kan misschien diegenen zelf aan het wenen er over brengen, die anders ongevoelig en zonder berouw zouden gebleven zijn. Zie welk een gelukkige invloed het goede voorbeeld van de aanzienlijken op de minderen kan hebben. Toen Ezra, een schriftgeleerde, een man van grote kennis, een man, die onder de koning met het hoogste gezag bekleed was, het openbare bederf zo diep betreurde, kwamen zij tot de gevolgtrekking dat het dan ook heel erg moest wezen, want anders zou hij er niet zo om geweend hebben, en dit ontlokte tranen aan ieder oog, mannen, vrouwen en kinderen weenden met groot geween toen hij aldus weende.

II. Welk een goed voorstel door Sechanja gedaan werd bij deze gelegenheid. De plaats was Bochim, een plaats van wenenden, maar, voorzover blijkt, heerste een diep stilzwijgen onder hen, zoals onder de vrienden van Job, die geen woord tot hem spraken, want zij zagen dat de smart zeer groot was, totdat Sechanja, ( n van Ezra's metgezellen op zijn reis naar Babel, Hoofdst. 8, 3, 5) opstond en tot Ezra een rede hield, waarin hij:

1. De nationale zonde erkent, geheel Ezra's belijdenis samenvat in n woord en er zijn zegel op zet, dat het waar was: "Wij hebben overtreden tegen onze God, en wij hebben vreemde vrouwen genomen, Ezra 10:2, de zaak is te duidelijk om ontkend te worden en te slecht om te worden verontschuldigd." Het blijkt niet dat Sechanja zelf schuldig was in deze zaak-indien hij de balk in zijn eigen oog had, hij kon niet zo helder gezien hebben om hem uit het oog van zijn broeder te rukken- maar zijn vader was er schuldig aan, en ook verscheidenen van het huis van zijn vader, zoals blijkt in Ezra 10:26, en daarom rekent hij zichzelf onder de overtreders, ook verontschuldigt of bemantelt hij de zonde niet, hoewel sommigen van zijn eigen bloedverwanten eraan schuldig waren, maar in de zaak Gods, "zegt hij" evenals Levi, ik "zie hem niet," Deuteronomy 33:9. Misschien is de vreemde vrouw, die zijn vader gehuwd had, een onrechtvaardige, onvriendelijke stiefmoeder voor hem geweest, had zij kwaad gesticht in het gezin, en veronderstelde hij dat anderen evenzo gedaan hadden, hetgeen hem zoveel ijveriger maakte om tegen dit bederf op te treden. Indien dit zo was, dan was het niet de enige maal, dat door de voorzienigheid Gods persoonlijke grieven dienstbaar gemaakt werden aan het algemene welzijn.

2. Hij moedigt zichzelf en anderen aan te hopen dat, hoewel de zaak slecht was, er verbetering in gebracht kon worden: "Maar nu, daar is" "hoop voor Israël," (voor wie zou er hoop zijn, zo niet voor Israël? Zij, die vervreemd zijn van dat burgerschap, worden gezegd geen hoop te hebben, Efeziers 2:1 "deze aangaande." De zaak is treurig, maar zij is niet wanhopig, de ziekte is gevaarlijk, maar niet ongeneeslijk. Er is hoop, dat het volk hervormd zal worden de schuldigen teruggebracht zullen worden van hun boze weg, de besmetting tot staan zal worden gebracht, aldus kunnen de oordelen, die de zonde verdient, afgewend worden, en dan zal alles wel wezen. Nu is er hoop, nu de ziekte ontdekt is, is zij half genezen. Nu de alarmklok gehoord is, begint het volk besef te krijgen van het kwaad en het te betreuren, een geest van berouw schijnt over hen uitgestort te zijn, en nu zij er zich allen om verootmoedigen voor God, is er hoop, dat God zal vergeven, en genadig zal zijn. Het dal Achor, dat is: het dal van de droefenis, is de "deur van de hope," Hosea 2:14, want de zonde, waarover wij in waarheid bedroefd zijn, zal ons niet ten verderve brengen. Er is hoop nu Israël zo'n wijs, vroom en ijverig landvoogd heeft als Ezra is, om deze zaak in orde te brengen. In treurige tijden moeten wij zien en letten op hetgeen voor ons is, zowel als op hetgeen tegen ons is. Er kan goede hoop zijn door genade, zelfs waar men zich van grote schuld voor God bewust is. Waar zonde gezien en betreurd wordt, en goede maatregelen worden genomen tot hervorming, moeten zelfs zondaren worden bemoedigd. Zelfs grote heiligen moeten dankbaar goede, gepaste raad en vertroosting aannemen van hen, die in vele opzichten hun minderen zijn, zoals Ezra van Secharja.

3. Hij raadt aan dat snelle en krachtige maatregelen genomen zullen worden voor het wegzenden van de vreemde vrouwen. De zaak is duidelijk, wat verkeerd gedaan is, moet ongedaan worden gemaakt, zover als dit mogelijk is, niets minder dan dat is waar berouw. Laat ons al die vrouwen en wat van haar geboren is doen uitgaan, Ezra 10:3. Ezra wist dat dit het enige middel was om dit kwaad weg te nemen, maar heeft misschien gedacht dat het niet uitvoerbaar was, en wanhoopte er aan om het volk daar toe te brengen, hetgeen hem in die verbazing bracht, waarin wij hem gezien hebben in het vorige hoofdstuk. Maar Secharja, die meer omgang had met het volk dan hij, verzekerde hem dat de zaak gedaan kon worden, zo zij met wijsheid te werk gingen. Wat ons thans betreft, het is zeker dat de zonde weggedaan moet worden, er moet een scheidbrief aan worden gegeven, met het vaste besluit om er nooit meer iets mee te doen te hebben, al is zij ook zo dierbaar als de huisvrouw van uw schoot, ja als een rechteroog of een rechterhand, want anders is er geen vergeving, geen vrede. Wat onrechtmatig verkregen werd, kan niet rechtmatig worden gehouden, maar moet teruggegeven worden, maar voor het geval waar een ander juk is aangetrokken met de ongelovigen, dat is: waar een huwelijk werd aangegaan met ongelovigen, mag Sechanja's raad, die hem toen zo duidelijk recht was, thans niet worden gevolgd, het is zeker dat zulke huwelijken zondig zijn, en niet gesloten hadden moesten zijn, maar zij zijn niet ongeldig. Onze regel onder het Evangelie is: Quod fieri non debuit, factum valet-Hetgeen niet had behoren gedaan te worden, moet, als het gedaan is blijven. Indien "enige broeder een ongelovige vrouw heeft, en die tevreden is bij hem te" "wonen, dat hij ze niet verlate," 1 Corinthiers 7:12.

4. Hij geeft hun een goede methode aan, om deze reformatie tot stand te brengen, en toont hun niet slechts dat het gedaan moet worden, maar hoe het gedaan moet worden.

a. Laat Ezra en allen, die tegenwoordig waren in deze vergadering, overeenkomen in een besluit, dat dit gedaan moet worden, laat er over gestemd worden en het zal nemine contradicente- eenstemmig aangenomen worden, opdat gezegd kan worden dat het gedaan werd naar de raad mijns heren, Ezra 10:3, de president van de vergadering, met de algemene instemming van hen, die beven voor het gebod van onze God, waardoor zij werden aangeduid, die tot hem vergaderd waren, Ezra 10:9. Verklaar het als het gevoelen van alle sobere, ernstige lieden onder ons, het kan niet anders of dit moet groten invloed uitoefenen op Israëlieten.

b. Laat het gebod Gods, dat Ezra in zijn gebed herhaald heeft, het volk voorgelegd worden, en laat hen zien dat het gedaan wordt naar de wet, die geeft ons er volmacht toe, ja meer, zij gebiedt het ons, het is geen toevoegsel van ons aan de wet Gods maar de noodzakelijke uitvoering er van. c. Laat ons, terwijl wij in een goede gezindheid zijn, ons verbinden door een plechtige gelofte en verbond, dat wij het doen zullen, als wij de tegenwoordige indruk laten verflauwen dan blijft de zaak ongedaan. Laat ons ons verbinden om, niet alleen als wijzelf vreemde vrouwen hebben ze weg te doen, maar om, zo wijzelf ze niet hebben, anderen te verplichten om de hun weg te doen.

d. Laat Ezra zelf de leiding van deze zaak in handen nemen, hij is door de lastbrief van de koning gemachtigd om te onderzoeken of de wet Gods in Juda en Jeruzalem behoorlijk wordt nagekomen, Hoofdst. 7:14, en laat ons allen besluiten er hem in bij te staan, Ezra 10:4. Sta op, wees sterk en doe het. Wenen om deze zaak is goed, maar hervormen is beter. Zie wat God in een soortgelijk geval tot Jozua gezegd heeft, Joshua 7:10, Joshua 7:11.

III. Tot welk een goed besluit zij op dit goede voorstel gekomen zijn, Ezra 10:5. Zij stemden er niet alleen in toe dat het gedaan zou worden, maar verbonden zich met een eed dat het gedaan zou worden naar dit woord. Wie zich in goeddoen vast verbinden, zullen er zich wl bij bevinden.

Verzen 1-5

Ezra 10:1-5

Hier wordt ons gezegd:

I. Welke goede indruk door Ezra's verootmoediging en belijdenis van zonde op het volk teweeg was gebracht. Niet zodra liep het gerucht in de stad dat hun nieuwe landvoogd, in wie zij zich verheugden, zelf in droefheid was en wel in zo hoge mate, om hen en hun zonde, of terstond verzamelde zich tot hem een zeer grote gemeente, om te zien wat er van de zaak was en hun tranen met de zijne te vermengen, Ezra 10:1. Ons wenen over de zonden van anderen kan misschien diegenen zelf aan het wenen er over brengen, die anders ongevoelig en zonder berouw zouden gebleven zijn. Zie welk een gelukkige invloed het goede voorbeeld van de aanzienlijken op de minderen kan hebben. Toen Ezra, een schriftgeleerde, een man van grote kennis, een man, die onder de koning met het hoogste gezag bekleed was, het openbare bederf zo diep betreurde, kwamen zij tot de gevolgtrekking dat het dan ook heel erg moest wezen, want anders zou hij er niet zo om geweend hebben, en dit ontlokte tranen aan ieder oog, mannen, vrouwen en kinderen weenden met groot geween toen hij aldus weende.

II. Welk een goed voorstel door Sechanja gedaan werd bij deze gelegenheid. De plaats was Bochim, een plaats van wenenden, maar, voorzover blijkt, heerste een diep stilzwijgen onder hen, zoals onder de vrienden van Job, die geen woord tot hem spraken, want zij zagen dat de smart zeer groot was, totdat Sechanja, ( n van Ezra's metgezellen op zijn reis naar Babel, Hoofdst. 8, 3, 5) opstond en tot Ezra een rede hield, waarin hij:

1. De nationale zonde erkent, geheel Ezra's belijdenis samenvat in n woord en er zijn zegel op zet, dat het waar was: "Wij hebben overtreden tegen onze God, en wij hebben vreemde vrouwen genomen, Ezra 10:2, de zaak is te duidelijk om ontkend te worden en te slecht om te worden verontschuldigd." Het blijkt niet dat Sechanja zelf schuldig was in deze zaak-indien hij de balk in zijn eigen oog had, hij kon niet zo helder gezien hebben om hem uit het oog van zijn broeder te rukken- maar zijn vader was er schuldig aan, en ook verscheidenen van het huis van zijn vader, zoals blijkt in Ezra 10:26, en daarom rekent hij zichzelf onder de overtreders, ook verontschuldigt of bemantelt hij de zonde niet, hoewel sommigen van zijn eigen bloedverwanten eraan schuldig waren, maar in de zaak Gods, "zegt hij" evenals Levi, ik "zie hem niet," Deuteronomy 33:9. Misschien is de vreemde vrouw, die zijn vader gehuwd had, een onrechtvaardige, onvriendelijke stiefmoeder voor hem geweest, had zij kwaad gesticht in het gezin, en veronderstelde hij dat anderen evenzo gedaan hadden, hetgeen hem zoveel ijveriger maakte om tegen dit bederf op te treden. Indien dit zo was, dan was het niet de enige maal, dat door de voorzienigheid Gods persoonlijke grieven dienstbaar gemaakt werden aan het algemene welzijn.

2. Hij moedigt zichzelf en anderen aan te hopen dat, hoewel de zaak slecht was, er verbetering in gebracht kon worden: "Maar nu, daar is" "hoop voor Israël," (voor wie zou er hoop zijn, zo niet voor Israël? Zij, die vervreemd zijn van dat burgerschap, worden gezegd geen hoop te hebben, Efeziers 2:1 "deze aangaande." De zaak is treurig, maar zij is niet wanhopig, de ziekte is gevaarlijk, maar niet ongeneeslijk. Er is hoop, dat het volk hervormd zal worden de schuldigen teruggebracht zullen worden van hun boze weg, de besmetting tot staan zal worden gebracht, aldus kunnen de oordelen, die de zonde verdient, afgewend worden, en dan zal alles wel wezen. Nu is er hoop, nu de ziekte ontdekt is, is zij half genezen. Nu de alarmklok gehoord is, begint het volk besef te krijgen van het kwaad en het te betreuren, een geest van berouw schijnt over hen uitgestort te zijn, en nu zij er zich allen om verootmoedigen voor God, is er hoop, dat God zal vergeven, en genadig zal zijn. Het dal Achor, dat is: het dal van de droefenis, is de "deur van de hope," Hosea 2:14, want de zonde, waarover wij in waarheid bedroefd zijn, zal ons niet ten verderve brengen. Er is hoop nu Israël zo'n wijs, vroom en ijverig landvoogd heeft als Ezra is, om deze zaak in orde te brengen. In treurige tijden moeten wij zien en letten op hetgeen voor ons is, zowel als op hetgeen tegen ons is. Er kan goede hoop zijn door genade, zelfs waar men zich van grote schuld voor God bewust is. Waar zonde gezien en betreurd wordt, en goede maatregelen worden genomen tot hervorming, moeten zelfs zondaren worden bemoedigd. Zelfs grote heiligen moeten dankbaar goede, gepaste raad en vertroosting aannemen van hen, die in vele opzichten hun minderen zijn, zoals Ezra van Secharja.

3. Hij raadt aan dat snelle en krachtige maatregelen genomen zullen worden voor het wegzenden van de vreemde vrouwen. De zaak is duidelijk, wat verkeerd gedaan is, moet ongedaan worden gemaakt, zover als dit mogelijk is, niets minder dan dat is waar berouw. Laat ons al die vrouwen en wat van haar geboren is doen uitgaan, Ezra 10:3. Ezra wist dat dit het enige middel was om dit kwaad weg te nemen, maar heeft misschien gedacht dat het niet uitvoerbaar was, en wanhoopte er aan om het volk daar toe te brengen, hetgeen hem in die verbazing bracht, waarin wij hem gezien hebben in het vorige hoofdstuk. Maar Secharja, die meer omgang had met het volk dan hij, verzekerde hem dat de zaak gedaan kon worden, zo zij met wijsheid te werk gingen. Wat ons thans betreft, het is zeker dat de zonde weggedaan moet worden, er moet een scheidbrief aan worden gegeven, met het vaste besluit om er nooit meer iets mee te doen te hebben, al is zij ook zo dierbaar als de huisvrouw van uw schoot, ja als een rechteroog of een rechterhand, want anders is er geen vergeving, geen vrede. Wat onrechtmatig verkregen werd, kan niet rechtmatig worden gehouden, maar moet teruggegeven worden, maar voor het geval waar een ander juk is aangetrokken met de ongelovigen, dat is: waar een huwelijk werd aangegaan met ongelovigen, mag Sechanja's raad, die hem toen zo duidelijk recht was, thans niet worden gevolgd, het is zeker dat zulke huwelijken zondig zijn, en niet gesloten hadden moesten zijn, maar zij zijn niet ongeldig. Onze regel onder het Evangelie is: Quod fieri non debuit, factum valet-Hetgeen niet had behoren gedaan te worden, moet, als het gedaan is blijven. Indien "enige broeder een ongelovige vrouw heeft, en die tevreden is bij hem te" "wonen, dat hij ze niet verlate," 1 Corinthiers 7:12.

4. Hij geeft hun een goede methode aan, om deze reformatie tot stand te brengen, en toont hun niet slechts dat het gedaan moet worden, maar hoe het gedaan moet worden.

a. Laat Ezra en allen, die tegenwoordig waren in deze vergadering, overeenkomen in een besluit, dat dit gedaan moet worden, laat er over gestemd worden en het zal nemine contradicente- eenstemmig aangenomen worden, opdat gezegd kan worden dat het gedaan werd naar de raad mijns heren, Ezra 10:3, de president van de vergadering, met de algemene instemming van hen, die beven voor het gebod van onze God, waardoor zij werden aangeduid, die tot hem vergaderd waren, Ezra 10:9. Verklaar het als het gevoelen van alle sobere, ernstige lieden onder ons, het kan niet anders of dit moet groten invloed uitoefenen op Israëlieten.

b. Laat het gebod Gods, dat Ezra in zijn gebed herhaald heeft, het volk voorgelegd worden, en laat hen zien dat het gedaan wordt naar de wet, die geeft ons er volmacht toe, ja meer, zij gebiedt het ons, het is geen toevoegsel van ons aan de wet Gods maar de noodzakelijke uitvoering er van. c. Laat ons, terwijl wij in een goede gezindheid zijn, ons verbinden door een plechtige gelofte en verbond, dat wij het doen zullen, als wij de tegenwoordige indruk laten verflauwen dan blijft de zaak ongedaan. Laat ons ons verbinden om, niet alleen als wijzelf vreemde vrouwen hebben ze weg te doen, maar om, zo wijzelf ze niet hebben, anderen te verplichten om de hun weg te doen.

d. Laat Ezra zelf de leiding van deze zaak in handen nemen, hij is door de lastbrief van de koning gemachtigd om te onderzoeken of de wet Gods in Juda en Jeruzalem behoorlijk wordt nagekomen, Hoofdst. 7:14, en laat ons allen besluiten er hem in bij te staan, Ezra 10:4. Sta op, wees sterk en doe het. Wenen om deze zaak is goed, maar hervormen is beter. Zie wat God in een soortgelijk geval tot Jozua gezegd heeft, Joshua 7:10, Joshua 7:11.

III. Tot welk een goed besluit zij op dit goede voorstel gekomen zijn, Ezra 10:5. Zij stemden er niet alleen in toe dat het gedaan zou worden, maar verbonden zich met een eed dat het gedaan zou worden naar dit woord. Wie zich in goeddoen vast verbinden, zullen er zich wl bij bevinden.

Verzen 6-14

Ezra 10:6-14

Wij hebben hier een bericht van hetgeen gedaan werd na de besluiten, die genomen waren omtrent de vreemde vrouwen. Zij lieten geen tijd verloren gaan, smeedden het ijzer terwijl het heet was, en zo werden de raderen van de hervorming spoedig in beweging gebracht.

I. Ezra begaf zich naar de raadkamer, waar de priesters waarschijnlijk vergaderden om publieke zaken te behandelen. En voordat hij daar kwam, ( zoals bisschop Patrick denkt dat dit gelezen moet worden) voordat hij zag dat er iets gedaan werd en waarschijnlijk nog gedaan zou worden voor het herstel van deze grieven heeft hij noch gegeten noch gedronken, maar bleef treuren en rouw bedrijven. Smart over de zonde moet een blijvende smart zijn, laat haar voortduren totdat de zonde weggedaan is.

II. Hij zond orders aan al de kinderen van de gevangenschap, om binnen drie dagen voor hem te Jeruzalem te verschijnen, Ezra 10:7, Ezra 10:8, en door de koning gemachtigd zijnde om aan zijn orders kracht bij te zetten door er aan toegevoegde strafbepalingen, Hoofdst. 7:26, dreigde hij dat van allen, die zouden weigeren om de oproep te gehoorzamen, de bezittingen verbeurd verklaard, en zij zelf buiten de gemeenschap gesteld zouden worden. Het vonnis van hem die bij deze Godsdienstige handeling niet zou verschijnen, zou wezen dat zijn bezitting voor altijd daarna in plaats van hemzelf, ten dienste van de Godsdienst aangewend zou worden, en hij zelf tot straf van zijn minachting voor altijd buitengesloten zou zijn van de eer en de voorrechten van de Godsdienst, hij zou in de ban gedaan worden.

III. Binnen de bepaalde tijd kwam het volk te Jeruzalem en vergaderde zich in de straat van Gods huis, Ezra 10:9. Zij, die geen ijver hadden voor het werk, waartoe zij geroepen waren, ja er misschien tegen waren, daar zij zelf schuldig waren aan de overtreding, betoonden toch zoveel eerbied voor Ezra's gezag, en waren zo bevreesd voor de bedreigde straf dat zij niet durfden wegblijven.

IV. God gaf hun een teken van Zijn misnoegen in de plasregen, die er toen viel, Ezra 10:9, Ezra 10:13, waardoor sommigen misschien weggebleven waren, maar het was hard voor hen, die daar in de open straat neerzaten, doch de omstandigheid, dat de hemel weende toen zij weenden kon betekenen dat God, hoewel Hij vertoornd was om hun zonde, toch een welgevallen had aan hun berouw, en (zoals gezegd is in Judges 10:16) "Zijn ziel werd verdrietig over de" "arbeid van Israël." Het was ook een aanduiding van de goede vruchten van hun bekering, want de regen maakt de aarde vruchtbaar.

V. Ezra deed de toespraak tot deze grote vergadering, hij zei dat hij hen saamgeroepen had, omdat hij bevond dat zij sedert hun terugkeer uit de gevangenschap Israëls schuld vermeerderd hadden door vreemde vrouwen bij zich te doen wonen, dat zij aan hun vorige zonden deze nieuwe overtreding hadden toegevoegd, hetgeen gewis een middel zou wezen om wederom afgoderij bij hen in te voeren, dezelfde zonde, waarvoor zij zo zwaar getuchtigd waren en waarvan hij gehoopt had, dat zij in hun gevangenschap genezen waren. Hij zei hun ook dat hij hen had samengeroepen, opdat zij Gode hun zonde zouden belijden, en dit gedaan hebbende, zich bereid zouden verklaren om Zijn welgevallen te doen, naar het hun bekend gemaakt zou zijn (hetgeen allen zullen doen, die waarlijk berouw hebben van hetgeen zij gedaan hebben, om Zijn misnoegen op te wekken), en inzonderheid dat zij zich zullen afscheiden van alle afgodendienaars, en in het bijzonder van afgodische vrouwen, Ezra 10:10,Ezra 10:11. Waarschijnlijk heeft hij over deze punten breedvoerig tot hen gesproken, en nu wederom dezelfde belijdenis van zonde gedaan als in Hoofdst. 9, en waarop hij hen Amen wilde doen zeggen.

Vl. Het volk onderwierp zich, niet slechts aan Ezra's rechtsmacht in het algemeen, maar aan zijn onderzoek en beslissing in deze zaak: Naar uw woorden, alzo betaamt het ons te doen, Ezra 10:12. Wij hebben gezondigd door ons te vermengen met de heidenen, en zijn er door in gevaar geweest, niet alleen van door hen verdorven te worden, want wij zijn zwak, maar van onder hen op te gaan, ons onder hen te verliezen, want wij zijn weinigen, daarom zijn wij overtuigd dat het volstrekt noodzakelijk is ons weer van hen te scheiden. Er is hoop voor een volk, als zij overtuigd zijn, niet alleen dat het goed is om af te laten van hun zonden, maar dat het volstrekt noodzakelijk is: wij moeten het doen, of wij zijn verloren.

VII. Er werd overeengekomen dat deze zaak geschieden zou niet in een vergadering van het volk, noch plotseling en als op eenmaal, maar dat een hof van afgevaardigden benoemd zou worden, waarbij klachten ingebracht moesten worden, en dat dan beslissende uitspraak zou doen. Het kon toch niet geschieden, want het was nog niet geregeld, het volk kon ook, vanwege de plasregen, niet buiten blijven staan. De schuldigen waren talrijk, en het vereiste tijd om hen te ontdekken en te ondervragen. Er zouden moeilijke, ingewikkelde gevallen kunnen ontstaan, die niet zonder wikken en wegen beslist konden worden, Ezra 10:13. "Laat dus de menigte naar huis gezonden worden en de oversten blijven om inlichtingen te ontvangen, en van stad tot stad gaan, en laat de overtreders in de tegenwoordigheid van de rechters en de oudsten van hun eigen stad schuldig verklaard worden, en laat dan deze afgevaardigden met de uitvoering van deze orders worden belast. Neem aldus tijd, en wij zullen zoveel eerder met de zaak gereed zijn, maar als het inderhaast geschiedt dan zal het slechts ten halve gedaan worden, Ezra 10:14. Indien door deze methode een grondige reformatie tot stand komt, dan zal de hittigheid van de toorn van onze God van ons afgewend worden, die, naar wij wel beseffen, op het punt is om over ons los te barsten vanwege deze overtreding."

Ezra was bereid om zich in zijn ijver door de wijsheid van het volk te laten leiden, en de zaak naar deze methode te laten geschieden. Hij schaamt zich niet te erkennen, dat die raad van hen kwam, evenmin als hij zich schaamde om hem op te volgen.

Verzen 6-14

Ezra 10:6-14

Wij hebben hier een bericht van hetgeen gedaan werd na de besluiten, die genomen waren omtrent de vreemde vrouwen. Zij lieten geen tijd verloren gaan, smeedden het ijzer terwijl het heet was, en zo werden de raderen van de hervorming spoedig in beweging gebracht.

I. Ezra begaf zich naar de raadkamer, waar de priesters waarschijnlijk vergaderden om publieke zaken te behandelen. En voordat hij daar kwam, ( zoals bisschop Patrick denkt dat dit gelezen moet worden) voordat hij zag dat er iets gedaan werd en waarschijnlijk nog gedaan zou worden voor het herstel van deze grieven heeft hij noch gegeten noch gedronken, maar bleef treuren en rouw bedrijven. Smart over de zonde moet een blijvende smart zijn, laat haar voortduren totdat de zonde weggedaan is.

II. Hij zond orders aan al de kinderen van de gevangenschap, om binnen drie dagen voor hem te Jeruzalem te verschijnen, Ezra 10:7, Ezra 10:8, en door de koning gemachtigd zijnde om aan zijn orders kracht bij te zetten door er aan toegevoegde strafbepalingen, Hoofdst. 7:26, dreigde hij dat van allen, die zouden weigeren om de oproep te gehoorzamen, de bezittingen verbeurd verklaard, en zij zelf buiten de gemeenschap gesteld zouden worden. Het vonnis van hem die bij deze Godsdienstige handeling niet zou verschijnen, zou wezen dat zijn bezitting voor altijd daarna in plaats van hemzelf, ten dienste van de Godsdienst aangewend zou worden, en hij zelf tot straf van zijn minachting voor altijd buitengesloten zou zijn van de eer en de voorrechten van de Godsdienst, hij zou in de ban gedaan worden.

III. Binnen de bepaalde tijd kwam het volk te Jeruzalem en vergaderde zich in de straat van Gods huis, Ezra 10:9. Zij, die geen ijver hadden voor het werk, waartoe zij geroepen waren, ja er misschien tegen waren, daar zij zelf schuldig waren aan de overtreding, betoonden toch zoveel eerbied voor Ezra's gezag, en waren zo bevreesd voor de bedreigde straf dat zij niet durfden wegblijven.

IV. God gaf hun een teken van Zijn misnoegen in de plasregen, die er toen viel, Ezra 10:9, Ezra 10:13, waardoor sommigen misschien weggebleven waren, maar het was hard voor hen, die daar in de open straat neerzaten, doch de omstandigheid, dat de hemel weende toen zij weenden kon betekenen dat God, hoewel Hij vertoornd was om hun zonde, toch een welgevallen had aan hun berouw, en (zoals gezegd is in Judges 10:16) "Zijn ziel werd verdrietig over de" "arbeid van Israël." Het was ook een aanduiding van de goede vruchten van hun bekering, want de regen maakt de aarde vruchtbaar.

V. Ezra deed de toespraak tot deze grote vergadering, hij zei dat hij hen saamgeroepen had, omdat hij bevond dat zij sedert hun terugkeer uit de gevangenschap Israëls schuld vermeerderd hadden door vreemde vrouwen bij zich te doen wonen, dat zij aan hun vorige zonden deze nieuwe overtreding hadden toegevoegd, hetgeen gewis een middel zou wezen om wederom afgoderij bij hen in te voeren, dezelfde zonde, waarvoor zij zo zwaar getuchtigd waren en waarvan hij gehoopt had, dat zij in hun gevangenschap genezen waren. Hij zei hun ook dat hij hen had samengeroepen, opdat zij Gode hun zonde zouden belijden, en dit gedaan hebbende, zich bereid zouden verklaren om Zijn welgevallen te doen, naar het hun bekend gemaakt zou zijn (hetgeen allen zullen doen, die waarlijk berouw hebben van hetgeen zij gedaan hebben, om Zijn misnoegen op te wekken), en inzonderheid dat zij zich zullen afscheiden van alle afgodendienaars, en in het bijzonder van afgodische vrouwen, Ezra 10:10,Ezra 10:11. Waarschijnlijk heeft hij over deze punten breedvoerig tot hen gesproken, en nu wederom dezelfde belijdenis van zonde gedaan als in Hoofdst. 9, en waarop hij hen Amen wilde doen zeggen.

Vl. Het volk onderwierp zich, niet slechts aan Ezra's rechtsmacht in het algemeen, maar aan zijn onderzoek en beslissing in deze zaak: Naar uw woorden, alzo betaamt het ons te doen, Ezra 10:12. Wij hebben gezondigd door ons te vermengen met de heidenen, en zijn er door in gevaar geweest, niet alleen van door hen verdorven te worden, want wij zijn zwak, maar van onder hen op te gaan, ons onder hen te verliezen, want wij zijn weinigen, daarom zijn wij overtuigd dat het volstrekt noodzakelijk is ons weer van hen te scheiden. Er is hoop voor een volk, als zij overtuigd zijn, niet alleen dat het goed is om af te laten van hun zonden, maar dat het volstrekt noodzakelijk is: wij moeten het doen, of wij zijn verloren.

VII. Er werd overeengekomen dat deze zaak geschieden zou niet in een vergadering van het volk, noch plotseling en als op eenmaal, maar dat een hof van afgevaardigden benoemd zou worden, waarbij klachten ingebracht moesten worden, en dat dan beslissende uitspraak zou doen. Het kon toch niet geschieden, want het was nog niet geregeld, het volk kon ook, vanwege de plasregen, niet buiten blijven staan. De schuldigen waren talrijk, en het vereiste tijd om hen te ontdekken en te ondervragen. Er zouden moeilijke, ingewikkelde gevallen kunnen ontstaan, die niet zonder wikken en wegen beslist konden worden, Ezra 10:13. "Laat dus de menigte naar huis gezonden worden en de oversten blijven om inlichtingen te ontvangen, en van stad tot stad gaan, en laat de overtreders in de tegenwoordigheid van de rechters en de oudsten van hun eigen stad schuldig verklaard worden, en laat dan deze afgevaardigden met de uitvoering van deze orders worden belast. Neem aldus tijd, en wij zullen zoveel eerder met de zaak gereed zijn, maar als het inderhaast geschiedt dan zal het slechts ten halve gedaan worden, Ezra 10:14. Indien door deze methode een grondige reformatie tot stand komt, dan zal de hittigheid van de toorn van onze God van ons afgewend worden, die, naar wij wel beseffen, op het punt is om over ons los te barsten vanwege deze overtreding."

Ezra was bereid om zich in zijn ijver door de wijsheid van het volk te laten leiden, en de zaak naar deze methode te laten geschieden. Hij schaamt zich niet te erkennen, dat die raad van hen kwam, evenmin als hij zich schaamde om hem op te volgen.

Verzen 15-44

Ezra 10:15-44

De methode van handelen in deze zaak was aangenomen, de vergadering heengezonden, opdat allen in hun onderscheiden plaatsen bericht zouden inwinnen en mededelen, teneinde de zaak te vergemakkelijken, en nu wordt ons hier gezegd:

I. Wie de personen waren, die de zaak op zich namen, om de gevallen ordelijk voor de gemachtigden te brengen, Jonathan en Jehazia, twee ijverige mannen. Of zij tot de priesters of tot het volk behoorden blijkt niet, waarschijnlijk waren zij de mannen, die het voorstel deden, vermeld in Ezra 10:13, Ezra 10:14, en daarom de geschiktsten om het uit te voeren, twee eerlijke Levieten werden hun toegevoegd, die hen hielpen, Ezra 10:15. Dr. Lightfoot geeft hier een anderen zin aan, Alleen, of evenwel, Jonathan en Jehazia stonden tegen deze zaak (welke lezing het oorspronkelijke zeer goed toelaat) en deze twee Levieten hielpen hen om haar tegen te staan, hetzij de zaak zelf, of deze methode om haar ten uitvoer te brengen. Het was vreemd dat een werk van die aard niet gedaan kon worden, zonder tegenstand te ontmoeten.

II. Wie de commissarissen waren, die voor deze zaak zitting hielden. Ezra was president, en met hem waren sommige hoofden van de vaderen, die door wijsheid en ijver boven anderen bevoegd waren tot deze dienst, Ezra 10:16. Het was gelukkig dat zij een man als Ezra hadden om hen te leiden, zij zouden het zonder zijn leiding niet goed hebben kunnen doen, en hij wilde het niet doen zonder hun instemming en medewerking.

III. Hoelang zij er mee bezig waren, zij begonnen op de eerste dag van de tiende maand de zaak te onderzoeken, Ezra 10:16, dus nog slechts tien dagen nadat deze methode was voorgesteld, Ezra 10:9, en zij voleindigden haar in drie maanden, Ezra 10:17. Zij hielden hun zittingen voortdurend en waren ijverig in hun werk, anders zouden zij in zo weinig tijds niet zoveel gevallen onderzocht en afgehandeld kunnen hebben, want wij kunnen veronderstellen dat aan alle beschuldigden behoorlijk gevraagd werd, welke reden zij konden opgeven waarom zij zich niet van hun vrouwen zouden scheiden. Als wij naar andere gevallen kunnen oordelen dan moest de vrouw, als zij tot de Joodse Godsdienst bekeerd was, niet weggezonden worden, en het onderzoek daarnaar vereiste grote zorg.

IV. Wie de personen waren die schuldig werden bevonden aan deze misdaad. Hun namen zijn hier geregistreerd tot hun eeuwige schande, velen van de priesters, ja, van het geslacht van Jesua, de hogepriester, werden schuldig bevonden, Ezra 10:18, hoewel de wet zeer bijzonder er in voorzien had om hun eer te bewaren in hun huwelijken, dat zij, zelf heilig zijnde, geen onheiligen zouden huwen, Leviticus 21:7. Zij, die anderen de wet hadden moeten leren, hebben haar zelf overtreden, en door hun voorbeeld anderen aangemoedigd om het ook te doen. Maar hun onschuld verloren hebbende in deze zaak, deden zij wl om er het verkeerde van in te zien en aan anderen het voorbeeld te geven van hun berouw en hun bekering, want:

1. Zij gaven hun hand, dat zij hun vrouwen zouden doen uitgaan, sommigen denken dat zij het met opgeheven handen zwoeren.

2. Zij volgden de voorgeschreven weg om vergeving te verkrijgen, de ram offerende, die door de wet als schuldoffer was voorgeschreven, Leviticus 6:6, aldus hun schuld erkennende en wat zij er door verdiend hadden, en ootmoedig smekende om vergeving. In het geheel worden hier honderd en dertien personen genoemd, die vreemde vrouwen gehuwd hadden, en van sommige van hen wordt gezegd, Ezra 10:44, dat zij kinderen bij haar hadden gekregen, hetgeen te kennen geeft dat niet velen kinderen hadden, daar God deze huwelijken niet met de zegen van de vermenigvuldiging had gekroond. Of die kinderen met de moeders weggezonden werden, zoals Sechanja had voorgesteld, blijkt niet, het schijnt van niet, maar waarschijnlijk werd voor de vrouwen die weggezonden werden, overeenkomstig haar rang goed gezorgd. Nu zou men denken dat dit kwaad volkomen uitgeroeid was, maar toch vinden wij het weer in Nehemiah 13:23, en Malachi 2:11, want zulk bederf komt gemakkelijk en onmerkbaar binnen, maar wordt niet zonder grote moeite weer uitgezuiverd. De beste hervormers kunnen slechts hun plicht betrachten, maar als de Verlosser zelf uit Zion komt, dan zal Hij krachtig en afdoend de goddeloosheden afwenden van Jakob.

Verzen 15-44

Ezra 10:15-44

De methode van handelen in deze zaak was aangenomen, de vergadering heengezonden, opdat allen in hun onderscheiden plaatsen bericht zouden inwinnen en mededelen, teneinde de zaak te vergemakkelijken, en nu wordt ons hier gezegd:

I. Wie de personen waren, die de zaak op zich namen, om de gevallen ordelijk voor de gemachtigden te brengen, Jonathan en Jehazia, twee ijverige mannen. Of zij tot de priesters of tot het volk behoorden blijkt niet, waarschijnlijk waren zij de mannen, die het voorstel deden, vermeld in Ezra 10:13, Ezra 10:14, en daarom de geschiktsten om het uit te voeren, twee eerlijke Levieten werden hun toegevoegd, die hen hielpen, Ezra 10:15. Dr. Lightfoot geeft hier een anderen zin aan, Alleen, of evenwel, Jonathan en Jehazia stonden tegen deze zaak (welke lezing het oorspronkelijke zeer goed toelaat) en deze twee Levieten hielpen hen om haar tegen te staan, hetzij de zaak zelf, of deze methode om haar ten uitvoer te brengen. Het was vreemd dat een werk van die aard niet gedaan kon worden, zonder tegenstand te ontmoeten.

II. Wie de commissarissen waren, die voor deze zaak zitting hielden. Ezra was president, en met hem waren sommige hoofden van de vaderen, die door wijsheid en ijver boven anderen bevoegd waren tot deze dienst, Ezra 10:16. Het was gelukkig dat zij een man als Ezra hadden om hen te leiden, zij zouden het zonder zijn leiding niet goed hebben kunnen doen, en hij wilde het niet doen zonder hun instemming en medewerking.

III. Hoelang zij er mee bezig waren, zij begonnen op de eerste dag van de tiende maand de zaak te onderzoeken, Ezra 10:16, dus nog slechts tien dagen nadat deze methode was voorgesteld, Ezra 10:9, en zij voleindigden haar in drie maanden, Ezra 10:17. Zij hielden hun zittingen voortdurend en waren ijverig in hun werk, anders zouden zij in zo weinig tijds niet zoveel gevallen onderzocht en afgehandeld kunnen hebben, want wij kunnen veronderstellen dat aan alle beschuldigden behoorlijk gevraagd werd, welke reden zij konden opgeven waarom zij zich niet van hun vrouwen zouden scheiden. Als wij naar andere gevallen kunnen oordelen dan moest de vrouw, als zij tot de Joodse Godsdienst bekeerd was, niet weggezonden worden, en het onderzoek daarnaar vereiste grote zorg.

IV. Wie de personen waren die schuldig werden bevonden aan deze misdaad. Hun namen zijn hier geregistreerd tot hun eeuwige schande, velen van de priesters, ja, van het geslacht van Jesua, de hogepriester, werden schuldig bevonden, Ezra 10:18, hoewel de wet zeer bijzonder er in voorzien had om hun eer te bewaren in hun huwelijken, dat zij, zelf heilig zijnde, geen onheiligen zouden huwen, Leviticus 21:7. Zij, die anderen de wet hadden moeten leren, hebben haar zelf overtreden, en door hun voorbeeld anderen aangemoedigd om het ook te doen. Maar hun onschuld verloren hebbende in deze zaak, deden zij wl om er het verkeerde van in te zien en aan anderen het voorbeeld te geven van hun berouw en hun bekering, want:

1. Zij gaven hun hand, dat zij hun vrouwen zouden doen uitgaan, sommigen denken dat zij het met opgeheven handen zwoeren.

2. Zij volgden de voorgeschreven weg om vergeving te verkrijgen, de ram offerende, die door de wet als schuldoffer was voorgeschreven, Leviticus 6:6, aldus hun schuld erkennende en wat zij er door verdiend hadden, en ootmoedig smekende om vergeving. In het geheel worden hier honderd en dertien personen genoemd, die vreemde vrouwen gehuwd hadden, en van sommige van hen wordt gezegd, Ezra 10:44, dat zij kinderen bij haar hadden gekregen, hetgeen te kennen geeft dat niet velen kinderen hadden, daar God deze huwelijken niet met de zegen van de vermenigvuldiging had gekroond. Of die kinderen met de moeders weggezonden werden, zoals Sechanja had voorgesteld, blijkt niet, het schijnt van niet, maar waarschijnlijk werd voor de vrouwen die weggezonden werden, overeenkomstig haar rang goed gezorgd. Nu zou men denken dat dit kwaad volkomen uitgeroeid was, maar toch vinden wij het weer in Nehemiah 13:23, en Malachi 2:11, want zulk bederf komt gemakkelijk en onmerkbaar binnen, maar wordt niet zonder grote moeite weer uitgezuiverd. De beste hervormers kunnen slechts hun plicht betrachten, maar als de Verlosser zelf uit Zion komt, dan zal Hij krachtig en afdoend de goddeloosheden afwenden van Jakob.

Bibliografische Informatie
Henry, Matthew. "Commentaar op Ezra 10". "Bijbelverkaring van Matthew Henry". https://www.studylight.org/commentaries/dut/mhm/ezra-10.html. 1706.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile