Lectionary Calendar
Monday, December 23rd, 2024
the Fourth Week of Advent
the Fourth Week of Advent
advertisement
advertisement
advertisement
Attention!
StudyLight.org has pledged to help build churches in Uganda. Help us with that pledge and support pastors in the heart of Africa.
Click here to join the effort!
Click here to join the effort!
Bible Commentaries
Bijbelverkaring van Matthew Henry Henry's compleet
Auteursrechtverklaring
Deze bestanden zijn publiek domein en zijn een afgeleide van een elektronische editie die beschikbaar is op de website Bible Support.
Deze bestanden zijn publiek domein en zijn een afgeleide van een elektronische editie die beschikbaar is op de website Bible Support.
Bibliografische Informatie
Henry, Matthew. "Commentaar op Ezekiel 40". "Bijbelverkaring van Matthew Henry". https://www.studylight.org/commentaries/dut/mhm/ezekiel-40.html. 1706.
Henry, Matthew. "Commentaar op Ezekiel 40". "Bijbelverkaring van Matthew Henry". https://www.studylight.org/
Whole Bible (3)
Inleiding
Bijbelverkaring van Matthew Henry, EZECHIËL 40De wateren des heiligdoms, die deze profeet in een visioen gezien heeft, Ezekiel 47:7, zijn een gepast beeld van deze profetie. "Tot hiertoe zijn de wateren soms slechts tot aan de enkels, op andere plaatsen tot aan de knieen, of tot de lendenen geweest, maar nu zijn zij gewassen tot een beek waar men niet kan doorgaan." Het visioen, dat bij dit hoofdstuk begint, loopt door tot aan, het eind van het boek, en wordt te recht beschouwd als een van de moeilijkste schriftgedeelten uit heel het Woord van God. De Joden willen niet hebben, dat iemand het leert voor zijn dertigste jaar en zeggen hun, die het lezen "dat al kunnen zij niet alles verstaan, Elias zal verklaren als Hij komt." Vele, beide oude en nieuwe uitleggers, hebben erkend, dat zij niet wisten, wat er van te maken en welk gebruik er van gemaakt kan worden. Maar omdat het moeilijk te verstaan is, moeten wij het nog n iet op zij leggen, meer nederig onderzoeken, er zo diep in doordringen als wij kunnen, en er zoveel uithalen als mogelijk is, en als wij wanhopen aan de oplossing van iedere moeilijkheid, die wij ontmoeten God danken, dat onze verlossing er niet van afhangt, maar dat de noodzakelijke dingen duidelijk genoeg zijn, en wachten, totdat God ook dit aan ons openbaren zal. Te meer aandacht moet aan deze hoofdstukken geschonken worden, omdat de twee laatste hoofdstukken der Openbaring er duidelijk op schijnen te zinspelen, zoals Revelation 20:1 op de vorige profetie over Gog en Magog. Hier is het visioen van een heerlijken tempel, in dit hoofdstuk en de twee volgende, van Gods inbezitneming daarvan, Ezekiel 43:1, bevelen aan de priesters, die in dezen tempel dienst zullen doen, Ezekiel 44:1, de verdeling van het land, met een deel voor het heiligdom, een deel voor de stad, een deel voor den vorst, beide in zijne regering over het volk en zijne verering van God, Ezekiel 45:1, en verdere bevelen voor hem en het volk, Ezekiel 46:1. Na het visioen van de heilige wateren hebben wij de grenzen van het heilige land, en de erven aan de stammen toegewezen en de afmetingen en de poorter van de heilige stad, Ezekiel 47:1, 48. Sommigen houden dit voor de voorstelling van hetgeen geweest was tijdens den bloeienden stoet van de Joodse kerk hoe heerlijk Salomo's tempel was in zijn besten tijd om de gevangenen te laten zien wet zij door de zonde verloren hadden en opdat zij zich mochten vernederen. Maar dat is toch niet waarschijnlijk. Ik geloof, dat de bedoeling in `t algemeen is, 1. De gevangenen te verzekeren, dat zij niet alleen naar hun eigen land terugkeren zullen en daar gevestigd worden, wat vele malen in de voorgaande hoofdstukken beloofd is, maar ook, dat zij weer een tempel zullen hebben, die God erkennen zal, en waar Hij met hen spreken en hen zegenen zal, waarom zij aangemoedigd moeten worden dien te bouwen, dat de voorschriften voor den eredienst zullen herleven, en de gewijde priesterschap dien dienst zal verrichten, en al zullen zij geen koning hebben, die in zo grote pracht leeft als vroeger toch zullen zij een vorst of heerser hebben (van wien dikwijls in dit visioen gesproken wordt), die den dienst van God onder hen zal instandhouden en zelf een voorbeeld zijn van de ijverige waarneming daarvan, en dat vorst, priesters en volk een zeer aangename woonplaats en ruim bestaan zullen hebben in hun eigen land. 2. Hun te bevelen verder te zien dan dit alles, en de komst van den Messias te verwachten, van Wien vroeger geprofeteerd was onder den naam van David, omdat hij de man was, die het plan opvatte den tempel te bouwen, Die een geestelijken tempel zou bouwen, namelijk de kerk van het Evangelie, werker heerlijkheid die van Salomo's tempel ver overtreffen zou, en die bestaan zal tot den jongsten dag. Dat de afmetingen van deze visionaire gebouwen zo groot zijn (de ruimte van den nieuwen tempel is groter dan heel het oude Jeruzalem en het nieuwe Jeruzalem is uitgestrekter dan het hele land Kanan) betekent klaarblijkelijk zoals Dr. Lightfoot opmerkt, dat deze dingen niet letterlijk moeten opgevat worden, maar geestelijk. En de tempel des Evangelies, opgericht door Christus en Zijne apostelen, was zo verbonden met den tweeden stoffelijken tempel, werd met zoveel zorgvuldigheid en nauwkeurigheid opgericht in den tijd, toen die verviel, om bereid te zijn, diens heerlijkheid te ontvangen, als die afstand deed van den boon, dat het zeer gepast was dat beide genoemd werden in een en hetzelfde visioen. Onder de gedaante en het voorbeeld van tempel en altaar, priesters en offeranden, wordt de geestelijke eredienst getoond, die in den tijd van het Evangelie waargenomen zou worden meer in overeenstemming met de natuur van beide God en den mens, tenslotte volmaakt in het koninkrijk der heerlijkheid waarin deze visioenen misschien vervuld zullen worden, terwijl sommigen menen, dat dat reeds het geval zal zijn in een gelukkigen en heerlijken staat der kerk van het Evangelie aan deze zijde van den hemel, in het laatste der dagen. In dit hoofdstuk hebben wij, 1. Een algemeen bericht van dit visioen van stad en tempel, Ezekiel 40:1. 11. Het begin van de bijzonderheden daarvan, en ene beschrijving, 1. Van den buitenmuur, Ezekiel 40:5. 2. Van de oostpoort, Ezekiel 40:6. 3. Van de noordpoort, Ezekiel 40:20. 4. Van de zuidpoort, Ezekiel 40:24, en van de kamers en vertrekken die bij deze poorten behoren. 5. Van het binnenste voorhof, beide naar het oosten en naar het zuiden, Ezekiel 40:32. 6. Van de tafelen, Ezekiel 40:39. 7. Van de woningen der zangers en der priesters, Ezekiel 40:44. 8. Van het voorhuis des huizes Ezekiel 40:48, Ezekiel 40:49.
Inleiding
Bijbelverkaring van Matthew Henry, EZECHIËL 40De wateren des heiligdoms, die deze profeet in een visioen gezien heeft, Ezekiel 47:7, zijn een gepast beeld van deze profetie. "Tot hiertoe zijn de wateren soms slechts tot aan de enkels, op andere plaatsen tot aan de knieen, of tot de lendenen geweest, maar nu zijn zij gewassen tot een beek waar men niet kan doorgaan." Het visioen, dat bij dit hoofdstuk begint, loopt door tot aan, het eind van het boek, en wordt te recht beschouwd als een van de moeilijkste schriftgedeelten uit heel het Woord van God. De Joden willen niet hebben, dat iemand het leert voor zijn dertigste jaar en zeggen hun, die het lezen "dat al kunnen zij niet alles verstaan, Elias zal verklaren als Hij komt." Vele, beide oude en nieuwe uitleggers, hebben erkend, dat zij niet wisten, wat er van te maken en welk gebruik er van gemaakt kan worden. Maar omdat het moeilijk te verstaan is, moeten wij het nog n iet op zij leggen, meer nederig onderzoeken, er zo diep in doordringen als wij kunnen, en er zoveel uithalen als mogelijk is, en als wij wanhopen aan de oplossing van iedere moeilijkheid, die wij ontmoeten God danken, dat onze verlossing er niet van afhangt, maar dat de noodzakelijke dingen duidelijk genoeg zijn, en wachten, totdat God ook dit aan ons openbaren zal. Te meer aandacht moet aan deze hoofdstukken geschonken worden, omdat de twee laatste hoofdstukken der Openbaring er duidelijk op schijnen te zinspelen, zoals Revelation 20:1 op de vorige profetie over Gog en Magog. Hier is het visioen van een heerlijken tempel, in dit hoofdstuk en de twee volgende, van Gods inbezitneming daarvan, Ezekiel 43:1, bevelen aan de priesters, die in dezen tempel dienst zullen doen, Ezekiel 44:1, de verdeling van het land, met een deel voor het heiligdom, een deel voor de stad, een deel voor den vorst, beide in zijne regering over het volk en zijne verering van God, Ezekiel 45:1, en verdere bevelen voor hem en het volk, Ezekiel 46:1. Na het visioen van de heilige wateren hebben wij de grenzen van het heilige land, en de erven aan de stammen toegewezen en de afmetingen en de poorter van de heilige stad, Ezekiel 47:1, 48. Sommigen houden dit voor de voorstelling van hetgeen geweest was tijdens den bloeienden stoet van de Joodse kerk hoe heerlijk Salomo's tempel was in zijn besten tijd om de gevangenen te laten zien wet zij door de zonde verloren hadden en opdat zij zich mochten vernederen. Maar dat is toch niet waarschijnlijk. Ik geloof, dat de bedoeling in `t algemeen is, 1. De gevangenen te verzekeren, dat zij niet alleen naar hun eigen land terugkeren zullen en daar gevestigd worden, wat vele malen in de voorgaande hoofdstukken beloofd is, maar ook, dat zij weer een tempel zullen hebben, die God erkennen zal, en waar Hij met hen spreken en hen zegenen zal, waarom zij aangemoedigd moeten worden dien te bouwen, dat de voorschriften voor den eredienst zullen herleven, en de gewijde priesterschap dien dienst zal verrichten, en al zullen zij geen koning hebben, die in zo grote pracht leeft als vroeger toch zullen zij een vorst of heerser hebben (van wien dikwijls in dit visioen gesproken wordt), die den dienst van God onder hen zal instandhouden en zelf een voorbeeld zijn van de ijverige waarneming daarvan, en dat vorst, priesters en volk een zeer aangename woonplaats en ruim bestaan zullen hebben in hun eigen land. 2. Hun te bevelen verder te zien dan dit alles, en de komst van den Messias te verwachten, van Wien vroeger geprofeteerd was onder den naam van David, omdat hij de man was, die het plan opvatte den tempel te bouwen, Die een geestelijken tempel zou bouwen, namelijk de kerk van het Evangelie, werker heerlijkheid die van Salomo's tempel ver overtreffen zou, en die bestaan zal tot den jongsten dag. Dat de afmetingen van deze visionaire gebouwen zo groot zijn (de ruimte van den nieuwen tempel is groter dan heel het oude Jeruzalem en het nieuwe Jeruzalem is uitgestrekter dan het hele land Kanan) betekent klaarblijkelijk zoals Dr. Lightfoot opmerkt, dat deze dingen niet letterlijk moeten opgevat worden, maar geestelijk. En de tempel des Evangelies, opgericht door Christus en Zijne apostelen, was zo verbonden met den tweeden stoffelijken tempel, werd met zoveel zorgvuldigheid en nauwkeurigheid opgericht in den tijd, toen die verviel, om bereid te zijn, diens heerlijkheid te ontvangen, als die afstand deed van den boon, dat het zeer gepast was dat beide genoemd werden in een en hetzelfde visioen. Onder de gedaante en het voorbeeld van tempel en altaar, priesters en offeranden, wordt de geestelijke eredienst getoond, die in den tijd van het Evangelie waargenomen zou worden meer in overeenstemming met de natuur van beide God en den mens, tenslotte volmaakt in het koninkrijk der heerlijkheid waarin deze visioenen misschien vervuld zullen worden, terwijl sommigen menen, dat dat reeds het geval zal zijn in een gelukkigen en heerlijken staat der kerk van het Evangelie aan deze zijde van den hemel, in het laatste der dagen. In dit hoofdstuk hebben wij, 1. Een algemeen bericht van dit visioen van stad en tempel, Ezekiel 40:1. 11. Het begin van de bijzonderheden daarvan, en ene beschrijving, 1. Van den buitenmuur, Ezekiel 40:5. 2. Van de oostpoort, Ezekiel 40:6. 3. Van de noordpoort, Ezekiel 40:20. 4. Van de zuidpoort, Ezekiel 40:24, en van de kamers en vertrekken die bij deze poorten behoren. 5. Van het binnenste voorhof, beide naar het oosten en naar het zuiden, Ezekiel 40:32. 6. Van de tafelen, Ezekiel 40:39. 7. Van de woningen der zangers en der priesters, Ezekiel 40:44. 8. Van het voorhuis des huizes Ezekiel 40:48, Ezekiel 40:49.
Vers 1
Ezechiël 40:1-41. De tijd van dit visioen. Het was het vijf en twintigste jaar van Ezechiëls gevangenschap, Ezekiel 40:1, dat sommigen houden voor het drie en dertigste jaar van de eerste gevangenschap, en wordt hier genoemd het veertiende jaar, nadat de stad geslagen was. Zie hoe juist van pas de klaarste en volledigste vooruitzichten van hare verlossing gegeven werden, toen zij in de diepte van hun ellende waren, en ene verzekering van den terugkeer van den morgen, toen zij in het middernachtelijk duister van hun gevangenschap waren: "Op dien dag was de hand des Heeren op mij en bracht mij derwaarts naar Jeruzalem, nu het in puinhopen lag, verwoest en eenzaam" -een jammerlijk gezicht voor den profeet.
2. De plaats van het visioen. De profeet werd, in de gezichten Gods, in het land Israëls gebracht, Ezekiel 40:2. En het was niet de eerste maal, dat hij in het gezicht daarheen gebracht werd. Wij zagen, dat hij naar Jeruzalem gevoerd werd om het te zien in zijne ongerechtigheid en schande, Ezekiel 8:3 hier wordt hij derwaarts gebracht om een lieflijk vooruitzicht te hebben van de stad in haar heerlijkheid hoewel het tegenwoordige gezicht op de stad nu die geheel ontvolkt was, somber was. Hij werd geplaatst op enen zeer hogen berg, zoals Mozes op den top van den Pisga, om dit land te zien, dat nu ten tweeden male het land der belofte was, zijnde niet in hun bezit. Van den top van dezen berg zag hij als een gebouw ener stad, het plan en den vorm er van, maar deze stad was een tempel even groot als de stad. Het Nieuwe Jeruzalem, Revelation 21:22, had genen tempel, wat wij hier hebben is geheel en al tempel, wat vrij wel op hetzelfde neerkomt. Het is ene stad om door mensen bewoond te worden, het is een tempel om door God bewoond te worden, want in de kerk op aarde woont God bij de mensen, en in den hemel wonen de mensen bij God. Deze beide zijn ontworpen in Gods raad, ontworpen door ene oneindige wijsheid, en in elk opzicht zeer goed.
3. De bijzonderheden van deze stad (waarvan hij eerst een algemeen overzicht had) werden hem getoond door een Man, Wiens gedaante was als de gedaante van koper, Ezekiel 40:3, geen geschapen engel, maar Jezus Christus, die de gedaante eens mensen zou aannemen om den tempel van het Evangelie beide te tonen en te bouwen. Hij bracht hem naar deze stad, want het is door Christus, dat wij beide de kennis en den toegang hebben tot de gunsten en voorrechten van Gods huis. Hij is het, die den Tempel des Heeren bouwen zal, Zacheria 6:13. Dat Zijn gedaante als van koper is, beduidt beide, Zijn glans en Zijne kracht: Johannes zag, in het visioen, dat Zijne voeten blinkend koper gelijk waren, Revelation 1:15.
4. De afmetingen van deze stad of tempel en de verschillende delen er van, werden genomen met een linnen snoer en een meetriet, Ezekiel 40:3, zoals timmerlieden beide een paskoord en een houten maat hebben. De tempel van God wordt gebouwd met paskoord en liniaal, en zij, die anderen in de kennis er van willen inleiden, moeten dat doen met dat paskoorden die liniaal. De kerk wordt gevormd naar de Schrift, naar de stad op den berg. Dat is het snoer en meetriet, dat in de hand van Christus is. Met die leer en wetten moet gemeten en onderzocht worden, want dan heeft het Israël Gods vrede, als zij naar dezen regel wandelen.
5. Den profeet worden hier bevelen gegeven om deze openbaring van den Heer te ontvangen en ze zuiver en volledig aan de kerk over te brengen, Ezekiel 40:4. a. Hij moet zorgvuldig alles waarnemen, wat in dit visioen gezegd en gedaan wordt. Zijn aandacht wordt opgewekt en bezig gehouden, Ezekiel 40:4 :n Zie met uwe ogen alles wat Ik u zal doen zien, zie het niet alleen, maar kijk er aandachtig naar, en hoor met uwe oren, al wat u gezegd wordt, luister er oplettend naar, en zet uw hart er op, neem het waar met gespannen opmerkzaamheid en innige belangstelling." Wat wij van de werken Gods zien, en wat wij van het Woord Gods horen, zal ons geen goed doen, tenzij wij er ons hart op zetten, als die weten dat wij er nauw in betrokken zijn, en er voordeel van verwachten voor onze ziel. b. Hij moet het getrouwelijk den huize Israëls verkondigen, opdat zij er den troost van mogen hebben. Daarom ontvangt hij, opdat hij geven kan. Aldus werd de Openbaring van Jezus Christus in handen van Johannes gegeven, om ze aan de kerken te betekenen, Revelation 1:1. En, omdat hij het moet verkondigen als ene boodschap van God, moet hij er zelf al de waarde van kennen, en er zeer door getroffen zijn. Die Gods Woord aan anderen zullen prediken, behoren het zelf wel te bestuderen en er hun hart op te zetter. En dit is de reden, waarom hij beide zelf waarnemen en het huis Israëls dat verkondigen moet, waartoe hij hierheen is gebracht, en hem alles getoond wordt. Als de dingen Gods ons getoond worden, past het ons te bedenken met welk doel zij ons getoond worden, en als wij onder het gehoor van het woord zitten, te bedenken waartoe wij daar gebracht zijn, opdat wij mogen beantwoorden aan het doel, waarmee wij daar komen, en de genade Gods, die ons die dingen toont, niet tevergeefs mogen ontvangen.
Vers 1
Ezechiël 40:1-41. De tijd van dit visioen. Het was het vijf en twintigste jaar van Ezechiëls gevangenschap, Ezekiel 40:1, dat sommigen houden voor het drie en dertigste jaar van de eerste gevangenschap, en wordt hier genoemd het veertiende jaar, nadat de stad geslagen was. Zie hoe juist van pas de klaarste en volledigste vooruitzichten van hare verlossing gegeven werden, toen zij in de diepte van hun ellende waren, en ene verzekering van den terugkeer van den morgen, toen zij in het middernachtelijk duister van hun gevangenschap waren: "Op dien dag was de hand des Heeren op mij en bracht mij derwaarts naar Jeruzalem, nu het in puinhopen lag, verwoest en eenzaam" -een jammerlijk gezicht voor den profeet.
2. De plaats van het visioen. De profeet werd, in de gezichten Gods, in het land Israëls gebracht, Ezekiel 40:2. En het was niet de eerste maal, dat hij in het gezicht daarheen gebracht werd. Wij zagen, dat hij naar Jeruzalem gevoerd werd om het te zien in zijne ongerechtigheid en schande, Ezekiel 8:3 hier wordt hij derwaarts gebracht om een lieflijk vooruitzicht te hebben van de stad in haar heerlijkheid hoewel het tegenwoordige gezicht op de stad nu die geheel ontvolkt was, somber was. Hij werd geplaatst op enen zeer hogen berg, zoals Mozes op den top van den Pisga, om dit land te zien, dat nu ten tweeden male het land der belofte was, zijnde niet in hun bezit. Van den top van dezen berg zag hij als een gebouw ener stad, het plan en den vorm er van, maar deze stad was een tempel even groot als de stad. Het Nieuwe Jeruzalem, Revelation 21:22, had genen tempel, wat wij hier hebben is geheel en al tempel, wat vrij wel op hetzelfde neerkomt. Het is ene stad om door mensen bewoond te worden, het is een tempel om door God bewoond te worden, want in de kerk op aarde woont God bij de mensen, en in den hemel wonen de mensen bij God. Deze beide zijn ontworpen in Gods raad, ontworpen door ene oneindige wijsheid, en in elk opzicht zeer goed.
3. De bijzonderheden van deze stad (waarvan hij eerst een algemeen overzicht had) werden hem getoond door een Man, Wiens gedaante was als de gedaante van koper, Ezekiel 40:3, geen geschapen engel, maar Jezus Christus, die de gedaante eens mensen zou aannemen om den tempel van het Evangelie beide te tonen en te bouwen. Hij bracht hem naar deze stad, want het is door Christus, dat wij beide de kennis en den toegang hebben tot de gunsten en voorrechten van Gods huis. Hij is het, die den Tempel des Heeren bouwen zal, Zacheria 6:13. Dat Zijn gedaante als van koper is, beduidt beide, Zijn glans en Zijne kracht: Johannes zag, in het visioen, dat Zijne voeten blinkend koper gelijk waren, Revelation 1:15.
4. De afmetingen van deze stad of tempel en de verschillende delen er van, werden genomen met een linnen snoer en een meetriet, Ezekiel 40:3, zoals timmerlieden beide een paskoord en een houten maat hebben. De tempel van God wordt gebouwd met paskoord en liniaal, en zij, die anderen in de kennis er van willen inleiden, moeten dat doen met dat paskoorden die liniaal. De kerk wordt gevormd naar de Schrift, naar de stad op den berg. Dat is het snoer en meetriet, dat in de hand van Christus is. Met die leer en wetten moet gemeten en onderzocht worden, want dan heeft het Israël Gods vrede, als zij naar dezen regel wandelen.
5. Den profeet worden hier bevelen gegeven om deze openbaring van den Heer te ontvangen en ze zuiver en volledig aan de kerk over te brengen, Ezekiel 40:4. a. Hij moet zorgvuldig alles waarnemen, wat in dit visioen gezegd en gedaan wordt. Zijn aandacht wordt opgewekt en bezig gehouden, Ezekiel 40:4 :n Zie met uwe ogen alles wat Ik u zal doen zien, zie het niet alleen, maar kijk er aandachtig naar, en hoor met uwe oren, al wat u gezegd wordt, luister er oplettend naar, en zet uw hart er op, neem het waar met gespannen opmerkzaamheid en innige belangstelling." Wat wij van de werken Gods zien, en wat wij van het Woord Gods horen, zal ons geen goed doen, tenzij wij er ons hart op zetten, als die weten dat wij er nauw in betrokken zijn, en er voordeel van verwachten voor onze ziel. b. Hij moet het getrouwelijk den huize Israëls verkondigen, opdat zij er den troost van mogen hebben. Daarom ontvangt hij, opdat hij geven kan. Aldus werd de Openbaring van Jezus Christus in handen van Johannes gegeven, om ze aan de kerken te betekenen, Revelation 1:1. En, omdat hij het moet verkondigen als ene boodschap van God, moet hij er zelf al de waarde van kennen, en er zeer door getroffen zijn. Die Gods Woord aan anderen zullen prediken, behoren het zelf wel te bestuderen en er hun hart op te zetter. En dit is de reden, waarom hij beide zelf waarnemen en het huis Israëls dat verkondigen moet, waartoe hij hierheen is gebracht, en hem alles getoond wordt. Als de dingen Gods ons getoond worden, past het ons te bedenken met welk doel zij ons getoond worden, en als wij onder het gehoor van het woord zitten, te bedenken waartoe wij daar gebracht zijn, opdat wij mogen beantwoorden aan het doel, waarmee wij daar komen, en de genade Gods, die ons die dingen toont, niet tevergeefs mogen ontvangen.
Verzen 5-26
Ezechiël 40:5-26Het meetriet, dat in de hand van den oppersten Bouwheer was, is hiervoor vermeld, Ezekiel 40:3. Hier wordt ons gezegd, Ezekiel 40:5, wat de nauwkeurige lengte daarvan was, wat van belang is, omdat het huis er mee gemeten werd. Het was van zes ellen, dat is: geen gewone ellen, maar de el des heiligdoms de gewijde el, wat de gepaste maat was voor dit heilige huis, en dat was ene handbreedte, dus vier duim, langer dan de gewone el: de gewone el was achttien duim, deze twee en twintig, zie Ezekiel 43:13. Toch beweren sommige critici, dat dit meetriet maar zes gewone ellen lang was en ene handbreedte daarbij. Het eerste schijnt meer waarschijnlijk. Hier is een bericht,
1. Van den buitenmuur van het huis, die het rondom insloot, die zes ellen dik en zes ellen hoog was, wat de afscheiding aan alle zijden betekent tussen de kerk en de wereld en de goddelijke bescherming, waaronder de kerk staat. Als een muur van deze dikte haar niet beschermt, dan zal God Zelf een vurige muur rondom zijn, wie dien aanvalt, zal dat doen met het gevaar voor zijn leven.
11. Van de verschillende poorten met de kamers, die er aan grenzen, Hier wordt in `t geheel geen melding gemaakt van het buitenste voorhof, het voorhof der heidenen, sommigen menen, dat er in den tijd van het Evangelie, zulk ene menigte in de kerk zou samenstromen, dat hun voorhof ongemeten moest blijven om te betekenen, dat de vereerders in dat voorhof ontelbaar zouden zijn, Revelation 7:9, Revelation 7:11, Revelation 7:12.
1. Hij begint met de oostpoort, omdat dat de gebruikelijke toegang was tot het lagere gedeelte van den tempel, terwijl het heilige der heiligen aan de westzijde was, in tegenstelling met de afgodische heidenen, die met het gezicht naar het oosten baden. Bij het bericht van deze poort valt op te merken, a. Dat hij er naar opklom langs trappen, Ezekiel 40:6, want de kerk van het Evangelie was verheven boven die van het Oude Testament, en als wij komen om God te aanbidden, moeten wij opklimmen, dat is het voorschrift, Revelation 4:1. Kom hier op. Sursam corda-Het hart naar boven. b. Dat de kamers, die bij de poorten lagen, slechts kleine kamers waren, ongeveer 10 voet in `t vierkant, Ezekiel 40:7. Deze dienden als woning voor degenen, die den dienst van het huis waarnamen. En het past dengenen, die tot geestelijk priester voor God zijn aangesteld, zich tevreden te stellen met kleine kamers, en geen grote dingen voor zichzelf te zoeken, als wij maar ene plaats hebben binnen den muur van Gods voorhof, den hebben wij reden om dankbaar te zijn, al is het maar in ene kleine kamer, een nederig verblijf, al zijn wij daar maar dorpelwachters. c. De kamers waren alle vierkant, wat hun hechtheid beduidt en juiste afmeting en hun nauwkeurige overeenstemming met de maat, want zij weren alle een riet de lengte en een riet de breedte, eveneens hadden zij alle dezelfde afmeting, om degelijkheid aan te duiden tussen degenen, die den dienst van het huis waarnamen. d. Er waren zeer veel kamers, want in het huis van onzen Vader zijn vele woningen, John 14:2, in Zijn huis boven, en in dat hier op aarde. In het binnenste Zijns tabernakels zal Hij verbergen, wier begeren het is in het Huis des Heeren te wonen alle de dagen huns levens, Psalms 27:4, Psalms 27:5. Sommigen houden het er voor, dat deze kamers de afzonderlijke gemeenten der gelovigen voorstellen, die onderdelen zijn van den groten tempel, de algemene kerk, die gebouwd worden, en gebouwd moeten worden naar het schriftuurlijk snoer en meetriet, en waarvan Jezus Christus de maat neemt, dat is, waarvan Hij kennis neemt, want Hij wandelt in het midden der zeven gouden kandelaren. e. Er wordt gezegd, Ezekiel 40:14 :Hij maakte ook posten. Hij, Die ze nu mat, is Dezelfde, die ze maakte, want Christus is de bouwheer van Zijne kerken is daarom het best in staat ons er van op de hoogte te stellen. En dat Hij ze met de standaardmaat in overeenstemming bracht, wordt hier maken genoemd, want er wordt anders niets van bericht, dan dat zij daarmee overeenstemmen. Tot de wet en het getuigenis. f. Hier zijn posten van zestig ellen, hetgeen, naar sommigen menen, letterlijk vervuld werd, toen Cyrus, in Zijn besluit tot herbouwing van den tempel te Jeruzalem, beval, dat de hoogte daarvan zestig ellen zou zijn, dat is iets minder dan dertig meter, Ezra 6:3. g. Hier waren vensters aan de kamertjes, en aan de posten en de voorhuizen, om het licht des hemels te betekenen, waardoor de kerk verlicht wordt, de goddelijke openbaring wordt er binnengelaten tot lering, tot leiding en tot troost voor degenen, die in Gods huis wonen, licht om bij te werken richt om bij te wandelen, licht om zichzelf en elkaar te zien. Er was licht in de kamertjes, ook de kleinste, ook de geringste delen en leden van de kerk zullen licht ontvangen. Alle uwe kinderen zullen van den Heere geleerd zijn. Maar het zijn nauwe vensters, zoals die in den tempel, I Koningen 6:4. De openbaringen, aan de kerk op aarde gedaan, zijn nauw en spaarzaam, vergeleken met die, welke in den staat der toekomst gedaan zullen worden, als wij niet langer door een spiegel in ene duistere rede zien zullen. h. Van verschillende hoven wordt hier gesproken, een buitenste voorhof, dan een binnenste voorhof, dan nog een daarbinnen, en een buiten het buitenste. In het allerbinnenste kwamen alleen de priesters, wat naar de mening van sommigen wijst "op de verscheidenheid der gaven, en genade en ambten, in de verschillende leden van het lichaam van Christus hier, en ook van de onderscheidene trappen van heerlijkheid in de voorhoven en de woningen van den hemel, zoals er sterren zijn in onderscheidene sferen en sterren van verschillende grootte aan het vaste uitspansel." Sommigen komen nader bij God dan anderen en hebben ene diepere kennis van goddelijke dingen, maar voor een kind van God is een dag in Zijne voorhoven beter dan duizend elders. Deze voorhoven hadden voorhuizen, of zullengangen in de rondte tot bescherming tegen weer en wind voor degenen, die dienst deden, want als wij op den weg van onzen plicht jegens God zijn, mogen wij geloven, dat wij onder Zijne bijzondere bescherming staan, dat Hij genadig voor ons zorgen zal, ja, dat Hij Zelf ons tot ene beschutting tegen den vloed en tegen den regen zal zijn, Isaiah 4:5, Isaiah 4:6. r. Op de posten waren palmbomen gegraveerd, Ezekiel 40:16, om te betekenen, dat de rechtvaardige groeien zal als een palmboom in de voorhoven van Gods huis, Psalms 92:13. Hoe meer zij nedergedrukt worden door den last der beproeving, des te sterker groeien zij, zoals men van de palmbomen zegt. Eveneens betekent het de overwinning en triomf over hun geestelijke vijanden, zij hebben palmtakken in hun handen, Revelation 7:9, maar opdat zij die niet laten vallen, of de vijanden hun die uit de hand rukken zijn zij hier op de posten van den tempel gegraveerd als altijddurende gedenktekenen van hun eer. Gode zij dank, die ons allen tijd doet triomferen. Ja, de gelovigen zullen zelf tot pilaren in den tempel van onzen God gemaakt worden, en er niet meer uitgaan, en Zijn naam zal hun ingedrukt worden, hetgeen hun schitterendst versiersel en eer zal zijn, Revelation 3:12. k. Hier wordt aandacht geschonken aan het plaveisel van het voorhof, Ezekiel 40:17, Ezekiel 40:18. Het woord betekent, dat het plaveisel van porfiersteen was, dat de kleur had van vurige kolen, want wij moeten de schoonste en schitterendste heerlijkheden dezer wereld onder onze voeten hebben en houden, als wij God naderen en in Zijn dienst zijn. De sterren zijn als het ware de vurige kolen, of stenen van vurige kleur, waarvan het plaveisel van Gods hemelsen tempel is, en als het plaveisel van het voorhof zo schoon en schitterend is, dan kunnen wij wel denken, hoe heerlijk de woningen van dat huis moeten zijn!
2. De poorten, die naar het noorden, Ezekiel 40:20, en die naar het zeiden zagen, Ezekiel 40:24, met hun vertrekken, zijn vrij wel gelijk aan die naar het oosten, naar de maat der eerste poort. Maar de beschrijving wordt in alle bijzonderheden herhaald. En even uitvoerig wordt de bouw van den tabernakel in Exodus verhaald, en van den tempel in het boek der koningen en dat der Kronieken, om de bijzondere aandacht te betekenen, die God wijdt, en die Zijne dienaren moeten wilden aan alles, wat tot de kerk behoort. Het is Zijn vermaak, Zijn oog is er op gevestigd. Hij kent allen, die de Zijnen zijn, al Zijne levende tempels, en al wat tot hen behoort. a. Deze tempel had niet alleen een poort naar het oosten, om de kinderen van het oosten binnen te laten, die beroemd waren om hun rijkdom en wijsheid, maar hij had ook ene poort naar het zuiden en een naar het noorden, om de armere en minder beschaafde vorken toe te laten. Het nieuwe Jeruzalem heeft twaalf poorten, drie in iedere richting, Revelation 21:1, 13, want velen zullen komen van alle kanten om daar neer te zitten, Matthew 8:11. b. Naar deze poorten ging men op met trappen, zeven trappen, Ezekiel 40:22, die, naar sommigen opmerken, ons herinneren moeten aan de noodzakelijkheid van voortgang in genade en heiligheid, gaande van de ene genade tot de andere, van stap tot stap, van kracht tot kracht, ons benaarstigende tot volmaaktheid-hoger, hoger naar den hemel, den tempel boven.
Verzen 5-26
Ezechiël 40:5-26Het meetriet, dat in de hand van den oppersten Bouwheer was, is hiervoor vermeld, Ezekiel 40:3. Hier wordt ons gezegd, Ezekiel 40:5, wat de nauwkeurige lengte daarvan was, wat van belang is, omdat het huis er mee gemeten werd. Het was van zes ellen, dat is: geen gewone ellen, maar de el des heiligdoms de gewijde el, wat de gepaste maat was voor dit heilige huis, en dat was ene handbreedte, dus vier duim, langer dan de gewone el: de gewone el was achttien duim, deze twee en twintig, zie Ezekiel 43:13. Toch beweren sommige critici, dat dit meetriet maar zes gewone ellen lang was en ene handbreedte daarbij. Het eerste schijnt meer waarschijnlijk. Hier is een bericht,
1. Van den buitenmuur van het huis, die het rondom insloot, die zes ellen dik en zes ellen hoog was, wat de afscheiding aan alle zijden betekent tussen de kerk en de wereld en de goddelijke bescherming, waaronder de kerk staat. Als een muur van deze dikte haar niet beschermt, dan zal God Zelf een vurige muur rondom zijn, wie dien aanvalt, zal dat doen met het gevaar voor zijn leven.
11. Van de verschillende poorten met de kamers, die er aan grenzen, Hier wordt in `t geheel geen melding gemaakt van het buitenste voorhof, het voorhof der heidenen, sommigen menen, dat er in den tijd van het Evangelie, zulk ene menigte in de kerk zou samenstromen, dat hun voorhof ongemeten moest blijven om te betekenen, dat de vereerders in dat voorhof ontelbaar zouden zijn, Revelation 7:9, Revelation 7:11, Revelation 7:12.
1. Hij begint met de oostpoort, omdat dat de gebruikelijke toegang was tot het lagere gedeelte van den tempel, terwijl het heilige der heiligen aan de westzijde was, in tegenstelling met de afgodische heidenen, die met het gezicht naar het oosten baden. Bij het bericht van deze poort valt op te merken, a. Dat hij er naar opklom langs trappen, Ezekiel 40:6, want de kerk van het Evangelie was verheven boven die van het Oude Testament, en als wij komen om God te aanbidden, moeten wij opklimmen, dat is het voorschrift, Revelation 4:1. Kom hier op. Sursam corda-Het hart naar boven. b. Dat de kamers, die bij de poorten lagen, slechts kleine kamers waren, ongeveer 10 voet in `t vierkant, Ezekiel 40:7. Deze dienden als woning voor degenen, die den dienst van het huis waarnamen. En het past dengenen, die tot geestelijk priester voor God zijn aangesteld, zich tevreden te stellen met kleine kamers, en geen grote dingen voor zichzelf te zoeken, als wij maar ene plaats hebben binnen den muur van Gods voorhof, den hebben wij reden om dankbaar te zijn, al is het maar in ene kleine kamer, een nederig verblijf, al zijn wij daar maar dorpelwachters. c. De kamers waren alle vierkant, wat hun hechtheid beduidt en juiste afmeting en hun nauwkeurige overeenstemming met de maat, want zij weren alle een riet de lengte en een riet de breedte, eveneens hadden zij alle dezelfde afmeting, om degelijkheid aan te duiden tussen degenen, die den dienst van het huis waarnamen. d. Er waren zeer veel kamers, want in het huis van onzen Vader zijn vele woningen, John 14:2, in Zijn huis boven, en in dat hier op aarde. In het binnenste Zijns tabernakels zal Hij verbergen, wier begeren het is in het Huis des Heeren te wonen alle de dagen huns levens, Psalms 27:4, Psalms 27:5. Sommigen houden het er voor, dat deze kamers de afzonderlijke gemeenten der gelovigen voorstellen, die onderdelen zijn van den groten tempel, de algemene kerk, die gebouwd worden, en gebouwd moeten worden naar het schriftuurlijk snoer en meetriet, en waarvan Jezus Christus de maat neemt, dat is, waarvan Hij kennis neemt, want Hij wandelt in het midden der zeven gouden kandelaren. e. Er wordt gezegd, Ezekiel 40:14 :Hij maakte ook posten. Hij, Die ze nu mat, is Dezelfde, die ze maakte, want Christus is de bouwheer van Zijne kerken is daarom het best in staat ons er van op de hoogte te stellen. En dat Hij ze met de standaardmaat in overeenstemming bracht, wordt hier maken genoemd, want er wordt anders niets van bericht, dan dat zij daarmee overeenstemmen. Tot de wet en het getuigenis. f. Hier zijn posten van zestig ellen, hetgeen, naar sommigen menen, letterlijk vervuld werd, toen Cyrus, in Zijn besluit tot herbouwing van den tempel te Jeruzalem, beval, dat de hoogte daarvan zestig ellen zou zijn, dat is iets minder dan dertig meter, Ezra 6:3. g. Hier waren vensters aan de kamertjes, en aan de posten en de voorhuizen, om het licht des hemels te betekenen, waardoor de kerk verlicht wordt, de goddelijke openbaring wordt er binnengelaten tot lering, tot leiding en tot troost voor degenen, die in Gods huis wonen, licht om bij te werken richt om bij te wandelen, licht om zichzelf en elkaar te zien. Er was licht in de kamertjes, ook de kleinste, ook de geringste delen en leden van de kerk zullen licht ontvangen. Alle uwe kinderen zullen van den Heere geleerd zijn. Maar het zijn nauwe vensters, zoals die in den tempel, I Koningen 6:4. De openbaringen, aan de kerk op aarde gedaan, zijn nauw en spaarzaam, vergeleken met die, welke in den staat der toekomst gedaan zullen worden, als wij niet langer door een spiegel in ene duistere rede zien zullen. h. Van verschillende hoven wordt hier gesproken, een buitenste voorhof, dan een binnenste voorhof, dan nog een daarbinnen, en een buiten het buitenste. In het allerbinnenste kwamen alleen de priesters, wat naar de mening van sommigen wijst "op de verscheidenheid der gaven, en genade en ambten, in de verschillende leden van het lichaam van Christus hier, en ook van de onderscheidene trappen van heerlijkheid in de voorhoven en de woningen van den hemel, zoals er sterren zijn in onderscheidene sferen en sterren van verschillende grootte aan het vaste uitspansel." Sommigen komen nader bij God dan anderen en hebben ene diepere kennis van goddelijke dingen, maar voor een kind van God is een dag in Zijne voorhoven beter dan duizend elders. Deze voorhoven hadden voorhuizen, of zullengangen in de rondte tot bescherming tegen weer en wind voor degenen, die dienst deden, want als wij op den weg van onzen plicht jegens God zijn, mogen wij geloven, dat wij onder Zijne bijzondere bescherming staan, dat Hij genadig voor ons zorgen zal, ja, dat Hij Zelf ons tot ene beschutting tegen den vloed en tegen den regen zal zijn, Isaiah 4:5, Isaiah 4:6. r. Op de posten waren palmbomen gegraveerd, Ezekiel 40:16, om te betekenen, dat de rechtvaardige groeien zal als een palmboom in de voorhoven van Gods huis, Psalms 92:13. Hoe meer zij nedergedrukt worden door den last der beproeving, des te sterker groeien zij, zoals men van de palmbomen zegt. Eveneens betekent het de overwinning en triomf over hun geestelijke vijanden, zij hebben palmtakken in hun handen, Revelation 7:9, maar opdat zij die niet laten vallen, of de vijanden hun die uit de hand rukken zijn zij hier op de posten van den tempel gegraveerd als altijddurende gedenktekenen van hun eer. Gode zij dank, die ons allen tijd doet triomferen. Ja, de gelovigen zullen zelf tot pilaren in den tempel van onzen God gemaakt worden, en er niet meer uitgaan, en Zijn naam zal hun ingedrukt worden, hetgeen hun schitterendst versiersel en eer zal zijn, Revelation 3:12. k. Hier wordt aandacht geschonken aan het plaveisel van het voorhof, Ezekiel 40:17, Ezekiel 40:18. Het woord betekent, dat het plaveisel van porfiersteen was, dat de kleur had van vurige kolen, want wij moeten de schoonste en schitterendste heerlijkheden dezer wereld onder onze voeten hebben en houden, als wij God naderen en in Zijn dienst zijn. De sterren zijn als het ware de vurige kolen, of stenen van vurige kleur, waarvan het plaveisel van Gods hemelsen tempel is, en als het plaveisel van het voorhof zo schoon en schitterend is, dan kunnen wij wel denken, hoe heerlijk de woningen van dat huis moeten zijn!
2. De poorten, die naar het noorden, Ezekiel 40:20, en die naar het zeiden zagen, Ezekiel 40:24, met hun vertrekken, zijn vrij wel gelijk aan die naar het oosten, naar de maat der eerste poort. Maar de beschrijving wordt in alle bijzonderheden herhaald. En even uitvoerig wordt de bouw van den tabernakel in Exodus verhaald, en van den tempel in het boek der koningen en dat der Kronieken, om de bijzondere aandacht te betekenen, die God wijdt, en die Zijne dienaren moeten wilden aan alles, wat tot de kerk behoort. Het is Zijn vermaak, Zijn oog is er op gevestigd. Hij kent allen, die de Zijnen zijn, al Zijne levende tempels, en al wat tot hen behoort. a. Deze tempel had niet alleen een poort naar het oosten, om de kinderen van het oosten binnen te laten, die beroemd waren om hun rijkdom en wijsheid, maar hij had ook ene poort naar het zuiden en een naar het noorden, om de armere en minder beschaafde vorken toe te laten. Het nieuwe Jeruzalem heeft twaalf poorten, drie in iedere richting, Revelation 21:1, 13, want velen zullen komen van alle kanten om daar neer te zitten, Matthew 8:11. b. Naar deze poorten ging men op met trappen, zeven trappen, Ezekiel 40:22, die, naar sommigen opmerken, ons herinneren moeten aan de noodzakelijkheid van voortgang in genade en heiligheid, gaande van de ene genade tot de andere, van stap tot stap, van kracht tot kracht, ons benaarstigende tot volmaaktheid-hoger, hoger naar den hemel, den tempel boven.
Vers 27
Ezechiël 40:27-38In deze verzen hebben wij ene beschrijving van het binnenste voorhof.
1. Het overzicht van het buitenste voorhof eindigde met de zuidzijde er van. Dat van het binnenste voorhof begint met de zuidzijde, Ezekiel 40:27, gaat dan naar het oosten, Ezekiel 40:32, en zo naar het noorden, Ezekiel 40:55, want hier is geen poort naar het westen noch in het buitenste noch in het binnenste voorhof. Het schijnt, dat er in Salomo's tempel poorten naar het westen waren, want wij vinden portiers tegen het westen, 1 Chronicles 9:24, 1 Chronicles 26:8. Maar Josefus zegt, dat in den tweeden tempel geen poort naar het westen was. De poorten, die toegang gaven tot het binnenste voorhof, waren precies gelijk aan die van het buitenste voorhof, de afmetingen insgelijks, de aanliggende kamers insgelijks, de galerijen rondom het voorhof insgelijks, en zelfs de graveringen in de posten insgelijks. Het werk der genade en de werking er van zijn in hoofdzaak dezelfde bij gerijpte christenen als bij pasbekeerde, alleen zijn de eerste zoveel dichter bij de volmaaktheid. Het geloof van alle heiligen is even kostbaar, al is het niet even sterk. Er is grote overeenkomst tussen het ene kind van God en het andere, want zij zijn allen broeders en dragers van hetzelfde beeld.
2. De opgang naar het buitenste voorhof was aan elke poort van zeven trappen, maar de opgang naar het binnenste voorhof was aan elke poort van acht trappen.' Hierop wordt uitdrukkelijk gewezen, Ezekiel 40:31, Ezekiel 40:34, Ezekiel 40:37, om te betekenen, dat, hoe dichter wij God naderen, wij des te hoger boven deze wereld en de dingen daarvan verheven moeten zijn. Degenen, die in het buitenste voorhof aanbaden, moesten zeven trappen hoger staan dan de anderen, maar de priesters, die den dienst verrichten in het binnenste voorhof, meesten weer acht trappen hoger staan dan de eersten, moesten ten minste een trap hoger boven hen staan dan zij boven de anderen.
Vers 27
Ezechiël 40:27-38In deze verzen hebben wij ene beschrijving van het binnenste voorhof.
1. Het overzicht van het buitenste voorhof eindigde met de zuidzijde er van. Dat van het binnenste voorhof begint met de zuidzijde, Ezekiel 40:27, gaat dan naar het oosten, Ezekiel 40:32, en zo naar het noorden, Ezekiel 40:55, want hier is geen poort naar het westen noch in het buitenste noch in het binnenste voorhof. Het schijnt, dat er in Salomo's tempel poorten naar het westen waren, want wij vinden portiers tegen het westen, 1 Chronicles 9:24, 1 Chronicles 26:8. Maar Josefus zegt, dat in den tweeden tempel geen poort naar het westen was. De poorten, die toegang gaven tot het binnenste voorhof, waren precies gelijk aan die van het buitenste voorhof, de afmetingen insgelijks, de aanliggende kamers insgelijks, de galerijen rondom het voorhof insgelijks, en zelfs de graveringen in de posten insgelijks. Het werk der genade en de werking er van zijn in hoofdzaak dezelfde bij gerijpte christenen als bij pasbekeerde, alleen zijn de eerste zoveel dichter bij de volmaaktheid. Het geloof van alle heiligen is even kostbaar, al is het niet even sterk. Er is grote overeenkomst tussen het ene kind van God en het andere, want zij zijn allen broeders en dragers van hetzelfde beeld.
2. De opgang naar het buitenste voorhof was aan elke poort van zeven trappen, maar de opgang naar het binnenste voorhof was aan elke poort van acht trappen.' Hierop wordt uitdrukkelijk gewezen, Ezekiel 40:31, Ezekiel 40:34, Ezekiel 40:37, om te betekenen, dat, hoe dichter wij God naderen, wij des te hoger boven deze wereld en de dingen daarvan verheven moeten zijn. Degenen, die in het buitenste voorhof aanbaden, moesten zeven trappen hoger staan dan de anderen, maar de priesters, die den dienst verrichten in het binnenste voorhof, meesten weer acht trappen hoger staan dan de eersten, moesten ten minste een trap hoger boven hen staan dan zij boven de anderen.
In deze verzen hebben wij een bericht,
1. Van de tafelen, die in het voorhuis van iedere poort van het binnenste voorhof waren. Wij vinden geen beschrijving van de altaren voor de brandoffers v r Ezekiel 43:13. Maar, omdat het ene altaar onder de wet vervangen zou worden door ene menigte tafelen onder het Evangelie, wordt hier bijtijds onze aandacht gevestigd op de tafelen, zodra wij het binnenste voorhof binnengaan want voordat wij gaan aanzitten aan de tafel des Heeren, zijn wij slechts belijders zonder meer, als wij daaraan toegelaten worden, gaan wij het binnenste voorhof binnen. Maar in dezen tijd van het Evangelie vinden wij geen altaar, voordat de heerlijkheid des Heeren er bezit van genomen heeft, want Christus is ons altaar, dat iedere gave heiligt. Hier waren acht tafelen geplaatst, waarop men slachtte, Ezekiel 40:41. Wij lezen niet van tafelen voor dit doel in den tabernakel of in Salomo's tempel. Maar hier waren zij geplaatst, om de menigte van geestelijke offeranden aan te duiden, die in de dagen van het Evangelie naar Gods huis gebracht zouden worden, en de menigte handen, die dienst zouden doen bij het offeren van die offers. Hier waren de vleesbanken voor het altaar, hier waren de aanrechttafels, waarop zij het vlees van het offer legden, de messen, waarmee zij het opensneden, en de haken, waar zij het aan ophingen, opdat het gereed zou zijn, om op het altaar geofferd te worden, Ezekiel 40:43, en daar wiesen zij ook de brandoffers, Ezekiel 40:38, om aan te duiden, dat, voordat wij tot Gods altaar naderen, wij alles in gereedheid moeten hebben, onze handen onze harten, die geestelijke offeranden moeten wassen, en zo rondom Gods altaar gaan.
11. Van het gebruik waarvoor sommige der kamers, die tevoren vermeld zijn, bestemd waren.
1. Sommige waren voor de zangers, Ezekiel 40:44 Het schijnt, dat van al degenen, die dezen tempeldienst verrichtten, voor hen het eerst gezorgd werd, om aan te duiden, niet alleen dat het zingen van psalmen ook onder het Evangelie van kracht zou blijven, maar, dat het Evangelie allen, die het omhelzen, overvloedig reden zou geven tot lof en blijdschap, en om uit te breken in zangen, wat vaak genoeg betreffende den tijd van het Evangelie voorspeld is, Psalms 96:1, Psalms 98:1. Christenen behoren zangers te zijn Welgelukzalig zijn zij, die in Gods huis wonen zij prijzen Hem gestadiglijk.
2. Andere waren voor de priesters, beide die de wacht des huizes waarnamen, om het te reinigen, en toe te zien, dat niemand er binnenkwam om het te verontreinigen, en om de herstellingen te verrichten, Ezekiel 40:45, en die de wacht des altaars waarnamen, Ezekiel 40:46, die tot den Heere naderden om Hem te dienen. God zal voor woningen zorgen voor al Zijne knechten. Die het werk des huizes doen, zullen er ook van leven.
III. Van het voorhof der priesters, dat honderd ellen in het vierkant was, Ezekiel 40:47. Het altaar, dat vooraan het Huis was, was geplaatst in het midden van dit voorhof tegenover de drie poorten en in ene lijn met de drie poorten van het buitenste voorhof, zodat, als alle poorten geopend werden, het volk in het buitenste voorhof daardoor toeschouwers konden zijn van den dienst bij het altaar. Christus is beide, ons altaar en ons offer, op Wien wij steeds het oog des geloofs gericht moeten houden, als wij tot God naderen, en Hij is de Verlosser in het midden der aarde, Psalms 74:12, zodat Hij van alle kanten gezien kan worden.
IV. Van het voorhuis des Huizes. De tempel wordt het Huis genoemd, met een nadruk alsof geen enkel ander huis waard is zo genoemd te worden. Voor dit Huis was een voorhuis, om ons te leren niet haastig en gedachteloos in Gods tegenwoordigheid te naderen, maar trapsgewijze, dat is: ernstig en plechtig eerst door het buitenste voorhof, dan door het binnenste, daarna door het voorhuis, voordat zij het Huis binnengaan. Tussen dit voorhuis en het altaar was ene plaats, waar de priesters plachten te bidden, Joel 2:17. In het voorhuis, naast de posten, waaraan de deuren hingen, waren pilaren, waarschijnlijk als ene indrukwekkende versiering, evenals Jachin en Booz-Ik zal bevestigen, in Hem is kracht Ezekiel 40:49. In de kerk van het Evangelie is alles sterk en vast, en alles moet op zijne plaats, eerlijk en met orde geschieden.
In deze verzen hebben wij een bericht,
1. Van de tafelen, die in het voorhuis van iedere poort van het binnenste voorhof waren. Wij vinden geen beschrijving van de altaren voor de brandoffers v r Ezekiel 43:13. Maar, omdat het ene altaar onder de wet vervangen zou worden door ene menigte tafelen onder het Evangelie, wordt hier bijtijds onze aandacht gevestigd op de tafelen, zodra wij het binnenste voorhof binnengaan want voordat wij gaan aanzitten aan de tafel des Heeren, zijn wij slechts belijders zonder meer, als wij daaraan toegelaten worden, gaan wij het binnenste voorhof binnen. Maar in dezen tijd van het Evangelie vinden wij geen altaar, voordat de heerlijkheid des Heeren er bezit van genomen heeft, want Christus is ons altaar, dat iedere gave heiligt. Hier waren acht tafelen geplaatst, waarop men slachtte, Ezekiel 40:41. Wij lezen niet van tafelen voor dit doel in den tabernakel of in Salomo's tempel. Maar hier waren zij geplaatst, om de menigte van geestelijke offeranden aan te duiden, die in de dagen van het Evangelie naar Gods huis gebracht zouden worden, en de menigte handen, die dienst zouden doen bij het offeren van die offers. Hier waren de vleesbanken voor het altaar, hier waren de aanrechttafels, waarop zij het vlees van het offer legden, de messen, waarmee zij het opensneden, en de haken, waar zij het aan ophingen, opdat het gereed zou zijn, om op het altaar geofferd te worden, Ezekiel 40:43, en daar wiesen zij ook de brandoffers, Ezekiel 40:38, om aan te duiden, dat, voordat wij tot Gods altaar naderen, wij alles in gereedheid moeten hebben, onze handen onze harten, die geestelijke offeranden moeten wassen, en zo rondom Gods altaar gaan.
11. Van het gebruik waarvoor sommige der kamers, die tevoren vermeld zijn, bestemd waren.
1. Sommige waren voor de zangers, Ezekiel 40:44 Het schijnt, dat van al degenen, die dezen tempeldienst verrichtten, voor hen het eerst gezorgd werd, om aan te duiden, niet alleen dat het zingen van psalmen ook onder het Evangelie van kracht zou blijven, maar, dat het Evangelie allen, die het omhelzen, overvloedig reden zou geven tot lof en blijdschap, en om uit te breken in zangen, wat vaak genoeg betreffende den tijd van het Evangelie voorspeld is, Psalms 96:1, Psalms 98:1. Christenen behoren zangers te zijn Welgelukzalig zijn zij, die in Gods huis wonen zij prijzen Hem gestadiglijk.
2. Andere waren voor de priesters, beide die de wacht des huizes waarnamen, om het te reinigen, en toe te zien, dat niemand er binnenkwam om het te verontreinigen, en om de herstellingen te verrichten, Ezekiel 40:45, en die de wacht des altaars waarnamen, Ezekiel 40:46, die tot den Heere naderden om Hem te dienen. God zal voor woningen zorgen voor al Zijne knechten. Die het werk des huizes doen, zullen er ook van leven.
III. Van het voorhof der priesters, dat honderd ellen in het vierkant was, Ezekiel 40:47. Het altaar, dat vooraan het Huis was, was geplaatst in het midden van dit voorhof tegenover de drie poorten en in ene lijn met de drie poorten van het buitenste voorhof, zodat, als alle poorten geopend werden, het volk in het buitenste voorhof daardoor toeschouwers konden zijn van den dienst bij het altaar. Christus is beide, ons altaar en ons offer, op Wien wij steeds het oog des geloofs gericht moeten houden, als wij tot God naderen, en Hij is de Verlosser in het midden der aarde, Psalms 74:12, zodat Hij van alle kanten gezien kan worden.
IV. Van het voorhuis des Huizes. De tempel wordt het Huis genoemd, met een nadruk alsof geen enkel ander huis waard is zo genoemd te worden. Voor dit Huis was een voorhuis, om ons te leren niet haastig en gedachteloos in Gods tegenwoordigheid te naderen, maar trapsgewijze, dat is: ernstig en plechtig eerst door het buitenste voorhof, dan door het binnenste, daarna door het voorhuis, voordat zij het Huis binnengaan. Tussen dit voorhuis en het altaar was ene plaats, waar de priesters plachten te bidden, Joel 2:17. In het voorhuis, naast de posten, waaraan de deuren hingen, waren pilaren, waarschijnlijk als ene indrukwekkende versiering, evenals Jachin en Booz-Ik zal bevestigen, in Hem is kracht Ezekiel 40:49. In de kerk van het Evangelie is alles sterk en vast, en alles moet op zijne plaats, eerlijk en met orde geschieden.