Lectionary Calendar
Friday, November 22nd, 2024
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
Attention!
Take your personal ministry to the Next Level by helping StudyLight build churches and supporting pastors in Uganda.
Click here to join the effort!

Bible Commentaries
Ezechiël 39

Bijbelverkaring van Matthew HenryHenry's compleet

Search for…
Enter query below:

Inleiding

Bijbelverkaring van Matthew Henry, EZECHIËL 39

Dit hoofdstuk vervolgt en besluit de profetie tegen Gog en Magog, in wier verderf God Zijn gunst jegens Zijn volk bekroont, hier schijnt een helder licht tegenover de duisternis van de donkere wolk aan het einde van het vorige hoofdstuk. Hier is,

I. Een duidelijke voorspelling van de eindelijke ondergang van Gog en Magog, overeenkomstig wat tevoren gezegd is Ezekiel 39:1. 11.

II. Een beeld van de uitgestrektheid van deze verwoesting, in drie gevolgen: de begrafenis hunner wapenen, Ezekiel 39:8 -Ezekiel 39:10, begrafenis van hunn verslagenen, Ezekiel 39:11, en het maal van de vogels des hemels over de dode lichamen van de onbegravenen, Ezekiel 39:17.

III. Een verklaring van Gods genadevolle bedoelingen aangaande Zijn volk Israël, in deze en andere beschikkingen aangaande hen, en een belofte van verdere genade, die Hij nog over hen beschikken zou.

Inleiding

Bijbelverkaring van Matthew Henry, EZECHIËL 39

Dit hoofdstuk vervolgt en besluit de profetie tegen Gog en Magog, in wier verderf God Zijn gunst jegens Zijn volk bekroont, hier schijnt een helder licht tegenover de duisternis van de donkere wolk aan het einde van het vorige hoofdstuk. Hier is,

I. Een duidelijke voorspelling van de eindelijke ondergang van Gog en Magog, overeenkomstig wat tevoren gezegd is Ezekiel 39:1. 11.

II. Een beeld van de uitgestrektheid van deze verwoesting, in drie gevolgen: de begrafenis hunner wapenen, Ezekiel 39:8 -Ezekiel 39:10, begrafenis van hunn verslagenen, Ezekiel 39:11, en het maal van de vogels des hemels over de dode lichamen van de onbegravenen, Ezekiel 39:17.

III. Een verklaring van Gods genadevolle bedoelingen aangaande Zijn volk Israël, in deze en andere beschikkingen aangaande hen, en een belofte van verdere genade, die Hij nog over hen beschikken zou.

Vers 1

Ezechiël 39:1-7

Deze profetie begint als tevoren, Ezekiel 38:3, 4:Ik wil aan u en Ik zal u omwenden, want er is behoefte aan regel op regel om Israëls vijanden te overtuigen en Israëls vrienden te vertroosten. Hier, gelijk daar, wordt voorzegd, dat God Zijn vijand uit de zijden van het noorden zal optrekken, gelijk vroeger de Chaldeën van het noorden had doen opkomen, Jeremiah 1:14. (Omne malum ab aquilone, alle kwaad komt uit het noorden) en lange tijd daarna het Romeinse rijk van uit het noorden werd overstelpt, door natiën, die Hij zal brengen op de bergen Israëls Ezekiel 39:2, eerst als een plaats van de verzoeking, waar de maat van zijn ongerechtigheid zal vervuld, en dan als de plaats des gerichts, waar de verwoesting zal voltrokken worden. Daarover wordt hier uitgeweid.

1. Zijn krijgslieden worden ontwapend en zo ongeschikt gemaakt om hun onderneming voort te zetten. Ofschoon de mannen van het geweld hun hand mogen vinden, toch dient dat nergens toe, wanneer zij bemerken, dat zij geen macht meer hebben om kwaad te doen, wanneer God de boog uit hun linkerhand zal slaan en hun pijlen uit hun rechterhand doen vallen, Ezekiel 39:3. Zie, de wapenen, tegen Zion gesmeed, zullen niet voorspoedig zijn.

2. Hij en het grootste gedeelte van zijn leger zal op het oorlogsveld sneuvelen: "Op de bergen Israëls zult gij vallen, daar hadden zij gezondigd, en daar zullen zij omkomen, zelfs op de heilige bergen Israëls, want aldaar heeft Hij verbroken de vurige pijlen van de boog," Psalms 76:4. De bergen Israëls zullen bevochtigd en vet en vruchtbaar gemaakt worden van het bloed van de vijanden. "Op het open veld zult gij vallen, en zelfs van daar zult gij niet vermogen te ontkomen". Zelfs op de hoge bergen zal hij geen plaats vinden om zich te handhaven, en op het open veld zal hij geen weg vinden om te ontsnappen. Hij en zijn benden, zijn geregelde troepen en het volk, dat met hen is, dat is zijn legermacht om in de roof te delen, allen zullen met hem vallen. "Zie, degenen, die hun lot onder goddelozen werpen, Spreuk. l: 14, die een buidel met hen hebben, moeten verwachten, hun lot te delen, te varen gelijk zij varen, alles met hen mee te maken". Er zal zo'n algemene slachting zijn, dat slechts een zesde deel zal ontkomen (Engelse vertaling, in de onze staat: Ik zal een zeshaak in u slaan) Ezekiel 39:2, de andere vijf zesden zullen afgesneden worden. Nooit werd een leger zo totaal op de vlucht gejaagd als dit. En, om de schande en schaamte nog groter te maken, zullen hun dode lichamen ter spijze blijven liggen voor het gevogelte van allen vleugel, en voor het gedierte des velde, Ezekiel 39:4, verg. Ezekiel 39:17. Gij zult vallen, want Ik heb het gesproken. Zie eer zullen de doorluchtigste vorsten (Antiochus werd Epifanes, de doorluchtige, genoemd) en de talrijkste legerscharen vallen, dan enig woord van onze God, want: "Hij heeft het gesproken en zal het doen."

3. Ook zijn land zal verwoest worden. Ik zal een vuur zenden in Magog, Ezekiel 39:6, en onder degenen, die in de eilanden zeker wonen, dat is vol gerustheid, te midden van de volken, van de heidenen. Hij meende, het land Israëls te verwoesten, maar niet alleen zal dat plan verijdeld, ook zijn eigen land zal door vuur verteerd worden, wat een of ander oordeel aanduidt. Zie, degenen, die in eens anders land vallen, verliezen rechtvaardiglijk hun eigen land.

4. God zal door dit alles de eer Zijns naams bevorderen.

a. Onder Zijn volk Israël: zij zullen hierdoor Zijn naam beter leren kennen, ook Zijn macht en goedheid, Zijn zorg voor en trouw jegens hen. Zijn voorzienigheid hen aangaande zal hen tot een betere kennis van Hem opleiden, iedere bemoeienis zowel als ieder gelood moest dat doen. "Ik zal Mijn heilige naam in het midden van Mijn volk Israël bekend maken". God is bekend in Juda, maar wie veel van Hem weten, moeten meer van Hem weten, wij moeten onze kennis van Zijn naam, vooral als een heilige naam, vermeerderen. Zij zullen Hem kennen als een God van volmaakte reinheid en rechtvaardigheid. die alle zonde haat, en dan volgt er: "Ik zal Mijn heilige naam niet meer laten ontheiligen." Zie, degenen, die Gods heilige naam wel kennen, zullen die niet durven ontheiligen, want het is door onbekendheid met die naam, dat men hem niet eert of zelfs minacht. En dit is Gods wijze met de mensen, dat Hij eerst hun verstand verlicht en daardoor op de gehele mens invloed uitoefent, Hij leert ons eerst Zijn heilige naam kennen en bewaart ons zo, die niet te ontheiligen, maar integendeel te eren. En dit is hier de gezegende uitwerking van Gods glorierijke verschijningen ten bate van Zijn volk. Zo volmaakt Hij Zijn gunsten, heiligt ze, zo maakt Hij ze inderdaad tot zegeningen, daardoor onderricht Hij Zijn volk en hervormt het. "Als de Almachtige de koningen daarin verwoestte, werd zij sneeuwwit als op de Salmon," Psalms 68:15.

b. Onder de heidenen, zij, die nooit van Hem hoorden, of niet wilden erkennen, zullen weten, dat "Ik de Here ben, de heilige Israëls." Ze zullen Mij leren kennen door duurgekochte ervaring, dat Hij een God van macht is en de God en Zaligmaker van Zijn volk, het is tevergeefs, zo de grote potentaten met Hem twisten, niemand heeft zijn hart tegen Hem verhard en vrede gehad.

Vers 1

Ezechiël 39:1-7

Deze profetie begint als tevoren, Ezekiel 38:3, 4:Ik wil aan u en Ik zal u omwenden, want er is behoefte aan regel op regel om Israëls vijanden te overtuigen en Israëls vrienden te vertroosten. Hier, gelijk daar, wordt voorzegd, dat God Zijn vijand uit de zijden van het noorden zal optrekken, gelijk vroeger de Chaldeën van het noorden had doen opkomen, Jeremiah 1:14. (Omne malum ab aquilone, alle kwaad komt uit het noorden) en lange tijd daarna het Romeinse rijk van uit het noorden werd overstelpt, door natiën, die Hij zal brengen op de bergen Israëls Ezekiel 39:2, eerst als een plaats van de verzoeking, waar de maat van zijn ongerechtigheid zal vervuld, en dan als de plaats des gerichts, waar de verwoesting zal voltrokken worden. Daarover wordt hier uitgeweid.

1. Zijn krijgslieden worden ontwapend en zo ongeschikt gemaakt om hun onderneming voort te zetten. Ofschoon de mannen van het geweld hun hand mogen vinden, toch dient dat nergens toe, wanneer zij bemerken, dat zij geen macht meer hebben om kwaad te doen, wanneer God de boog uit hun linkerhand zal slaan en hun pijlen uit hun rechterhand doen vallen, Ezekiel 39:3. Zie, de wapenen, tegen Zion gesmeed, zullen niet voorspoedig zijn.

2. Hij en het grootste gedeelte van zijn leger zal op het oorlogsveld sneuvelen: "Op de bergen Israëls zult gij vallen, daar hadden zij gezondigd, en daar zullen zij omkomen, zelfs op de heilige bergen Israëls, want aldaar heeft Hij verbroken de vurige pijlen van de boog," Psalms 76:4. De bergen Israëls zullen bevochtigd en vet en vruchtbaar gemaakt worden van het bloed van de vijanden. "Op het open veld zult gij vallen, en zelfs van daar zult gij niet vermogen te ontkomen". Zelfs op de hoge bergen zal hij geen plaats vinden om zich te handhaven, en op het open veld zal hij geen weg vinden om te ontsnappen. Hij en zijn benden, zijn geregelde troepen en het volk, dat met hen is, dat is zijn legermacht om in de roof te delen, allen zullen met hem vallen. "Zie, degenen, die hun lot onder goddelozen werpen, Spreuk. l: 14, die een buidel met hen hebben, moeten verwachten, hun lot te delen, te varen gelijk zij varen, alles met hen mee te maken". Er zal zo'n algemene slachting zijn, dat slechts een zesde deel zal ontkomen (Engelse vertaling, in de onze staat: Ik zal een zeshaak in u slaan) Ezekiel 39:2, de andere vijf zesden zullen afgesneden worden. Nooit werd een leger zo totaal op de vlucht gejaagd als dit. En, om de schande en schaamte nog groter te maken, zullen hun dode lichamen ter spijze blijven liggen voor het gevogelte van allen vleugel, en voor het gedierte des velde, Ezekiel 39:4, verg. Ezekiel 39:17. Gij zult vallen, want Ik heb het gesproken. Zie eer zullen de doorluchtigste vorsten (Antiochus werd Epifanes, de doorluchtige, genoemd) en de talrijkste legerscharen vallen, dan enig woord van onze God, want: "Hij heeft het gesproken en zal het doen."

3. Ook zijn land zal verwoest worden. Ik zal een vuur zenden in Magog, Ezekiel 39:6, en onder degenen, die in de eilanden zeker wonen, dat is vol gerustheid, te midden van de volken, van de heidenen. Hij meende, het land Israëls te verwoesten, maar niet alleen zal dat plan verijdeld, ook zijn eigen land zal door vuur verteerd worden, wat een of ander oordeel aanduidt. Zie, degenen, die in eens anders land vallen, verliezen rechtvaardiglijk hun eigen land.

4. God zal door dit alles de eer Zijns naams bevorderen.

a. Onder Zijn volk Israël: zij zullen hierdoor Zijn naam beter leren kennen, ook Zijn macht en goedheid, Zijn zorg voor en trouw jegens hen. Zijn voorzienigheid hen aangaande zal hen tot een betere kennis van Hem opleiden, iedere bemoeienis zowel als ieder gelood moest dat doen. "Ik zal Mijn heilige naam in het midden van Mijn volk Israël bekend maken". God is bekend in Juda, maar wie veel van Hem weten, moeten meer van Hem weten, wij moeten onze kennis van Zijn naam, vooral als een heilige naam, vermeerderen. Zij zullen Hem kennen als een God van volmaakte reinheid en rechtvaardigheid. die alle zonde haat, en dan volgt er: "Ik zal Mijn heilige naam niet meer laten ontheiligen." Zie, degenen, die Gods heilige naam wel kennen, zullen die niet durven ontheiligen, want het is door onbekendheid met die naam, dat men hem niet eert of zelfs minacht. En dit is Gods wijze met de mensen, dat Hij eerst hun verstand verlicht en daardoor op de gehele mens invloed uitoefent, Hij leert ons eerst Zijn heilige naam kennen en bewaart ons zo, die niet te ontheiligen, maar integendeel te eren. En dit is hier de gezegende uitwerking van Gods glorierijke verschijningen ten bate van Zijn volk. Zo volmaakt Hij Zijn gunsten, heiligt ze, zo maakt Hij ze inderdaad tot zegeningen, daardoor onderricht Hij Zijn volk en hervormt het. "Als de Almachtige de koningen daarin verwoestte, werd zij sneeuwwit als op de Salmon," Psalms 68:15.

b. Onder de heidenen, zij, die nooit van Hem hoorden, of niet wilden erkennen, zullen weten, dat "Ik de Here ben, de heilige Israëls." Ze zullen Mij leren kennen door duurgekochte ervaring, dat Hij een God van macht is en de God en Zaligmaker van Zijn volk, het is tevergeefs, zo de grote potentaten met Hem twisten, niemand heeft zijn hart tegen Hem verhard en vrede gehad.

Vers 8

Ezechiël 39:8-22

Hoezeer deze profetie haar vervulling eerst in de laatste dagen zal bereiken, wordt ze hier besproken als ware ze reeds vervuld, omdat ze zeker is, Ezekiel 39:8. Zie, het komt en zal geschieden, het zal zo zeker gedaan worden, als de tijd zal komen als ware het reeds gedaan, `dit is de dag, van welke Ik lang en dikwijls gesproken heb. Zo werd het Johannes meegedeeld, Revelation 21:6 :"Het is geschied. Om voor te stellen, hoe groot de vlucht van het leger van Gog zijn zal, worden hier drie dingen afzonderlijk als de gevolgen ervan genoemd. Het was God zelf, die de nederlaag bewerkte, wij vinden niet, dat het volk Israëls een zwaard trok of een slag sloeg, maar:

I. Zij zullen hun wapens verbranden, Ezekiel 39:9 hun schilden en rondassen, hun bogen en pijlen hun handstokken en spiesen, alles wat maar brandbaar is. Zij zullen ze niet samenbrengen in hun tuighuizen, noch voor eigen gebruik bewaren, opdat zij niet verzocht worden er op te gaan steunen, maar ze verbranden, niet alles ineens, als een vreugdevuurtje (waartoe zou dat verspillen dienen?) maar als er aanleiding toe is als brandstof in hun huizen, inplaats van ander brandhout, zodat zij niet naar het woud behoeven te gaan, geen hout uit het veld zullen dragen, noch uit de wouden hakken, en dat zeven jaar lang, Ezekiel 39:10. Zulke aanzienlijke hoeveelheden wapentuig zullen daar blijven liggen op de velden, waar de vijanden gevallen, en langs de wegen, waardoor zij gevlucht zijn. De wapenen waren droog en beter voor het vuur dan groen hout, en door het hout in hun wouden en kreupelbosjes te sparen, gaven zij het tijd, hoger op te schieten. Ofschoon de bergen Israëls overvloed van allerlei goede dingen voortbrengen, toch past het `t volk Israël, goede rentmeesters voor die overvloed te zijn en te sparen ten bate van die na hen komen zullen, naar de Voorzienigheid hun daartoe gelegenheid geeft. Wij kunnen veronderstellen, dat degenen, die in de steden van Israël woonden, te voorschijn kwamen om te beroven die hen beroofd hadden en verhaal op hen te halen. Zij vonden goud, zilver en ornamenten, toch wordt niets bijzonder vermeld, dat zij voor eigen gebruik namen, behalve het hout van de wapenen voor brandstof, wat bepaald noodzakelijk is voor `s mensen leven, om ons te leren, dat het genoeg is de benodigdheden des levens te hebben, al bezitten wij weinig van zijn genot en weelde, die wij ook missen kunnen. En telkens, als zij brandstof op het vuur wierpen en zich daarbij warmden, werd hun herinnerd, hoe talrijk en sterk hun vijanden waren en welk gevaar zij altijd liepen, in hun handen te vallen, opdat hun hart met dankbaarheid zou vervuld worden jegens God, die hen zo wonderlijk, zo ter rechter tijd had verlost. Wanneer zij om het vuur zaten met hun kinderen bij hen (hun hoekje van de haard), dan kon dit hun aanleiding geven, hun kinderen te vertellen, welke grote dingen God voor hen had gedaan.

II. Zij zullen hun doden begraven. Gewoon vraagt de vijand na de slag, wanneer velen gedood zijn, tijd om zijn eigen doden te begraven. Maar hier zal de slachting zo algemeen zijn, dat er niet genoeg vijanden overblijven om dat te doen. En bovendien, de lijken liggen zo verspreid op de bergen Israëls, dat het heel wat tijd zou vereisen, ze bijeen te zoeken. Daarom wordt het huis Israëls opgedragen, ze te begraven als een zekere triomf voor hun nederlaag.

1. Een plaats zal voor de begrafenis aangewezen worden, "het dal van de doorgangers naar het oosten van de zee," hetzij de Dode Zee, hetzij die van Tiberias, een dal, dat ruimte genoeg bood om reizigers van Egypte en Chaldea heen en weer door te laten. Er zal zo'n menigte dode lichamen zijn, boven de grond ontbindende, zo'n vreselijke stank, dat de reizigers, die die weg gaan, de neus zullen verstoppen Zie, waaraan ons lichaam eens blootstaat, wanneer de ziel het nog maar even verlaten heeft, wordt de reuk ondraaglijk, en geen reuk is hinderlijker of walgelijker. Derhalve daar, waar de meeste verslagenen liggen, zal de begraafplaats zijn. In de plaats, waar de boom valt, daar zal hij liggen. En het zal genoemd worden het dal van Gogs menigte, want dat vooral moest niet vergeten worden. Hoe talrijk is de vijandelijke macht, die God had verslagen en verdaan ter bescherming van Zijn volk Israël!

2. Een belangrijke tijd zal besteed worden aan die begrafenis, niet minder dan zeven maanden, Ezekiel 39:12, waarin een nieuwe aanwijzing ligt van het grote aantal van de verslagenen des Heren in deze strijd, en van de grote zorg van de zijde van het huis Israëls om niemand onbegraven te laten, opdat zo het land zou gereinigd worden van de ontwijding, veroorzaakt door zo'n grote menigte onbegraven lijken. Om dat te voorkomen, was bepaald, Deuteronomy 21:23, "dat het dode lichaam eens gehangen aan het hout niet zou overnachten, maar er op dezelfde dag afgenomen en begraven worden". Dat betekent, dat tijden van buitengewone verlossing ook tijden van reformatie zouden zijn. Hoe meer God heeft gedaan om een land van verwoesting te verlossen, des te meer behoren ook zijn bewoners te doen om het van alle zonde te reinigen.

3. In grote getale zal men aan dit werk deelnemen, al het volk des lands zal begraven, zal de behulpzame hand bieden, Ezekiel 39:13. Zie iedereen moet zoveel mogelijk bijdragen tot zuivering van het land van alles wat ergernis verwekt. De zonde is de algemene vijand, tegen wie iedereen de wapenen moet opnemen. (In publico discrimine unusquisque homo miles est, in tijden van algemeen gevaar is ieder man soldaat.) En wie ook in dit werk mededoet, het zal hun tot een naam wezen, al schijnt het ambacht van doodgraver of straatveger een min handwerk te zijn, het helpt mee om het land rein te houden en is hun een ere. Zie, daden van menselijkheid rekenen mee om Gods Israël een naam te maken, het verheft de godsdienst, wanneer zijn belijders tot ieder goed werk bereid zijn, en een goed werk is: de doden te begraven, ja al waren het vreemdelingen en vijanden van het rijk Israëls want zelfs zij zullen weer opstaan. "Het zal hun een naam zijn ten dage als Ik zal verheerlijkt zijn." Zie het verheerlijkt God, wanneer Zijn Israël doet wat zijn belijdenis versiert, "anderen zullen Zijn goede werken zien en Zijn Vader, die in de hemelen is, verheerlijken," Matthew 5:15. En wanneer God wordt verheerlijkt, straalt die heerlijkheid ook op Zijn volk af. Zijn heerlijkheid is hun een naam.

4. Sommige bijzondere personen maken er hun werk van, dode lichamen op te zoeken of ook iets anders, dat onbegraven blijft. Het volk des lands zal spoedig moe worden, de onreinigheid van de velden en bergen te begraven, en daarom zullen mannen aangesteld worden, wier doorgaande bezigheid dat zal zijn, die dus niets anders doen dan het land door en door reinigen, want anders, wat ieders werk is wordt licht niemands werk. Zie, degenen, die een openbaar werk hebben, vooral in de reinigingsdienst, moeten mannen zijn, die er hun hele tijd aan wijden, die zich er geheel aan geven en er zich op gaan verstaan, en degenen, die goed willen doen wanneer en waar zij maar gelegenheid vinden voortdurend bezig zijn.

5. Zelfs de doorgangers zullen gaarne informatie geven aan hen, die het land reinigen, aangaande de openbare onreinheden, die zij op hun weg ontmoeten, en hun bijstand inroepen. Zij, die het land doortrekken, hoewel zij zelf de doden niet begraven, om niet zichzelf te verontreinigen, zullen aanbrengen wat zij onbegraven hebben gevonden. Al bemerken zij maar een been, zo zullen zij een merkteken daarbij oprichten, totdat de doodgravers het zullen hebben begraven, opdat anderen zich in acht nemen totdat het is begraven, waarom de graven onder de Joden gepleisterd werden om de lieden op een afstand te houden. Zie, als iets goeds moet gedaan worden, behoort ieder daaraan mee te helpen, zelfs de doorgangers, die niet moeten denken, dat de algemene ellende of een algemene ongerechtigheid hen niet aangaat, en dat zij niet mogen helpen er een eind aan te maken. Zij, die het land hebben te reinigen moeten niets onreins laten liggen, al ware het geen geheel lichaam, maar slechts een mensenbeen dat onbegraven gevonden werd, dan moeten zij het wegnemen en opruimen. Ja, zelfs aan het einde van de zeven weken, die voor de arbeid bestemd waren, zullen zij nog onderzoek doen, na nauwkeurig hun werk gedaan te hebben, kan er wel nog iets onopgemerkt gebleven zijn of later voor de dag gekomen. Er mag volstrekt niets onreins overblijven, wat verborgen is moet aan het licht gebracht worden, zij moeten alle ongerechtigheid naspeuren, totdat zij niets meer kunnen vinden. Ter gedachtenis moeten zij hun stad een nieuwen naam geven, en wel "Hamma", (de menigte.) O welk een menigte dode lichamen hebben zij hier begraven! Alzo zullen zij het land reinigen, met alle mogelijke zorg en moeite, Ezekiel 39:16. Zie, na de overwinning moet de reiniging komen. Mozes beval die Israëlieten, die in de strijd tegen de Midianieten gediend hadden, zich te reinigen, Numbers 31:24. Bijzondere gunst van God ontvangen hebbende, laat ons onszelf reinigen van alle onreinheid.

III. Roofvogels en roofdieren zullen op de lijken van de verslagenen neerstrijken, terwijl zij nog niet begraven zijn, en het zal niet mogelijk zijn, ze te verjagen, Ezekiel 39:17 enz. Onder dit beeld vinden we een grote slachting voorgesteld, Revelation 19:17 enz., wellicht ontleend aan dit hoofdstuk.

1. Een algemene oproep wordt vernomen Ezekiel 39:17, gericht tot het gevogelte van allen vleugel en tot al het gedierte des velds, van de grootste tot de kleinste, van de arend tot de raaf, van de leeuw tot de hond, om van alle zijden neer te komen op dit overvloedige aas, er is genoeg voor een menigte, en alle zijn welkom. Laat ze komen tot Gods slachtoffer, tot Zijn feestmaal, gelijk de Engelse kanttekening zegt. Zie, de oordelen Gods, die over de zonde en de zondaars gebracht worden, zijn zowel een slachtoffer als een feest, een slachtoffer aan Gods gerechtigheid, en een feest van geloof en hoop voor Gods volk. "Toen God de koppen van de Leviathans had verpletterd, heeft Hij hem tot spijze gegeven aan het volk in dorre plaatsen, aan Zijn Israël", Psalms 74:14. "De rechtvaardige zal zich verheugen als op een feest, wanneer hij de wraak ziet en zal zijn voeten wassen in het bloed van de goddelozen." Dit slachtoffer wordt gebracht op de bergen Israëls, de hoge plaatsen, waar altaren waren gebouwd en het volk God onteerd had door zijn afgoderijen, waar Hij Zich nu zal verheerlijken door de verwoesting van Zijn vijanden.

2. Grote toebereidselen worden gemaakt. Zij zullen eten het vlees van de helden en drinken het bloed van de vorsten van de aarde, Ezekiel 39:18, Ezekiel 39:19.

a. Het is vlees en bloed van mensen, waarop zij onthaald zullen worden. Dit is soms een voorbeeld van opstand van de lagere schepselen tegen de mens, hun heer en meester, een gevolg van diens opstand tegen zijn God en Maker.

b. Het is het vlees en bloed van de groten der aarde, hier "rammen en lammeren en bokken en varren, allemaal gemesten van Basan genoemd". Op het bloed van de vorsten van de aarde" onthalen zij zich. Welk een diepe vernedering voor de prinsen van de bloede, gelijk zij zich heten, als God dat bloed dat vorstelijke bloed, dat door hun aderen vloeit, tot spijs van vogels en dieren des velds stelt!

c. Het is het vlees en bloed van goddelozen, vijanden van God en Zijn volk, waartoe dat gedierte wordt genodigd. Zij hadden Israël als slachtschapen geacht, en nu worden ze dat zelf, "zij hadden de dode lichamen van Gods knechten aan het gevogelte des hemels tot spijze gegeven, het vlees van Zijn gunstgenoten aan het gedierte des lands," Psalms 78:2, en nu treft hen gelijk lot.

3. Zij zullen allen gevoed en verzadigd worden, Ezekiel 39:19, Ezekiel 39:20:Gij zult het vette eten tot verzadiging toe, en bloed drinken tot dronkenschap toe. Het slachtoffer is groot en het offerfeest insgelijks: gij zult aan Mijn dis vervuld worden. Zie, God bereidt de tafel voor Zijn lagere schepselen, Hij verschaft voedsel voor alle vlees. Aller ogen wachten op Hem, en Hij vervult hun begeerten, Hij houdt een rijke tafel. En als de vogels en beesten aan Zijn tafel worden gevoed, aan de tafel, die Hij bereid heeft, hoeveel te meer worden Zijn kinderen overvloedig verzadigd van de goedheid Zijns huizes, van Zijn heiligen tempel. Zij worden verzadigd van rijpaarden en wagenpaarden, dat is: degenen, die op wagens reden, mannen van geweld, krijgslieden, die over andere volken getriomfeerd hebben, en over wie zich nu de raven van de beek en de jongen van de arend blij maken, Spreuk. 30:17. Zij meenden, in het Israël Gods een gemakkelijke prooi te vinden, en worden nu zelf een gemakkelijke prooi van vogelen en beesten. Zie, hoe het kwaad de zondaars vervolgt, zelfs na hun dood. Dat hun dode lichamen als een prooi blijven liggen, is een type en teken van die verschrikkingen, die na hun dood hun consciëntie zullen pijnigen (de poëzie vergelijkt het met een gier, die voortdurend aan het hert pikt), en deze schande is slechts een beeld van en waarschuwing voor de eeuwige schande, waartoe zij eenmaal zullen ontwaken, Daniel 12:2.

IV. Het zal strekken tot meerdere eer van God en tot troost en voldoening van Zijn volk.

1. Het zal Gods eer bevestigen, want de heidenen zullen hierdoor leren verstaan, dat Hij de Here is, Ezekiel 39:21 :Alle heidenen zullen Mijn oordeel zien, dat Ik gedaan heb en daardoor zal Mijn eer onder hen gesteld worden. Meer dan ooit zal onder hen erkend en bevestigd worden, dat de God Israëls een groot en heerlijk God is. Hij is als zodanig bekend onder de heidenen, die Zijn geschreven Woord niet hebben of niet lezen, door de oordelen, die Hij doet.

2. Het zal Zijn volk tot troost en voldoening strekken, want hierdoor zullen zij beter leren verstaan, dat Hij hun God is, Ezekiel 39:22. Die van het huis Israëls zullen weten en tot hun troost al helderder inzien, dat Ik de Here, hunlieder God ben, van die dag en voortaan.

a. Hij zal dat zijn van die dag en voortaan. Gods tegenwoordige barmhartigheden zijn waarborgen en verzekeringen van meerdere genade. Als God ons duidelijk laat zien, dat Hij onze God is, dan verzekert Hij ons, dat Hij ons nimmer verlaten zal. Deze God is onze God, eeuwiglijk en altoos.

b. Zij zullen het van die dag en voortaan met meer voldoening weten. Zij hebben wel eens de vraag op de lippen gehad, of de Here met hen was of niet, maar de gebeurtenissen van die dag zullen al die twijfel tot stilzwijgen brengen, de zaak wordt nu duidelijk en helder gemaakt, en er is voor het vervolg geen twijfel meer mogelijk. Alle eigen roem is voor immer buitengesloten, en de roem in God voor altijd verzekerd.

Vers 8

Ezechiël 39:8-22

Hoezeer deze profetie haar vervulling eerst in de laatste dagen zal bereiken, wordt ze hier besproken als ware ze reeds vervuld, omdat ze zeker is, Ezekiel 39:8. Zie, het komt en zal geschieden, het zal zo zeker gedaan worden, als de tijd zal komen als ware het reeds gedaan, `dit is de dag, van welke Ik lang en dikwijls gesproken heb. Zo werd het Johannes meegedeeld, Revelation 21:6 :"Het is geschied. Om voor te stellen, hoe groot de vlucht van het leger van Gog zijn zal, worden hier drie dingen afzonderlijk als de gevolgen ervan genoemd. Het was God zelf, die de nederlaag bewerkte, wij vinden niet, dat het volk Israëls een zwaard trok of een slag sloeg, maar:

I. Zij zullen hun wapens verbranden, Ezekiel 39:9 hun schilden en rondassen, hun bogen en pijlen hun handstokken en spiesen, alles wat maar brandbaar is. Zij zullen ze niet samenbrengen in hun tuighuizen, noch voor eigen gebruik bewaren, opdat zij niet verzocht worden er op te gaan steunen, maar ze verbranden, niet alles ineens, als een vreugdevuurtje (waartoe zou dat verspillen dienen?) maar als er aanleiding toe is als brandstof in hun huizen, inplaats van ander brandhout, zodat zij niet naar het woud behoeven te gaan, geen hout uit het veld zullen dragen, noch uit de wouden hakken, en dat zeven jaar lang, Ezekiel 39:10. Zulke aanzienlijke hoeveelheden wapentuig zullen daar blijven liggen op de velden, waar de vijanden gevallen, en langs de wegen, waardoor zij gevlucht zijn. De wapenen waren droog en beter voor het vuur dan groen hout, en door het hout in hun wouden en kreupelbosjes te sparen, gaven zij het tijd, hoger op te schieten. Ofschoon de bergen Israëls overvloed van allerlei goede dingen voortbrengen, toch past het `t volk Israël, goede rentmeesters voor die overvloed te zijn en te sparen ten bate van die na hen komen zullen, naar de Voorzienigheid hun daartoe gelegenheid geeft. Wij kunnen veronderstellen, dat degenen, die in de steden van Israël woonden, te voorschijn kwamen om te beroven die hen beroofd hadden en verhaal op hen te halen. Zij vonden goud, zilver en ornamenten, toch wordt niets bijzonder vermeld, dat zij voor eigen gebruik namen, behalve het hout van de wapenen voor brandstof, wat bepaald noodzakelijk is voor `s mensen leven, om ons te leren, dat het genoeg is de benodigdheden des levens te hebben, al bezitten wij weinig van zijn genot en weelde, die wij ook missen kunnen. En telkens, als zij brandstof op het vuur wierpen en zich daarbij warmden, werd hun herinnerd, hoe talrijk en sterk hun vijanden waren en welk gevaar zij altijd liepen, in hun handen te vallen, opdat hun hart met dankbaarheid zou vervuld worden jegens God, die hen zo wonderlijk, zo ter rechter tijd had verlost. Wanneer zij om het vuur zaten met hun kinderen bij hen (hun hoekje van de haard), dan kon dit hun aanleiding geven, hun kinderen te vertellen, welke grote dingen God voor hen had gedaan.

II. Zij zullen hun doden begraven. Gewoon vraagt de vijand na de slag, wanneer velen gedood zijn, tijd om zijn eigen doden te begraven. Maar hier zal de slachting zo algemeen zijn, dat er niet genoeg vijanden overblijven om dat te doen. En bovendien, de lijken liggen zo verspreid op de bergen Israëls, dat het heel wat tijd zou vereisen, ze bijeen te zoeken. Daarom wordt het huis Israëls opgedragen, ze te begraven als een zekere triomf voor hun nederlaag.

1. Een plaats zal voor de begrafenis aangewezen worden, "het dal van de doorgangers naar het oosten van de zee," hetzij de Dode Zee, hetzij die van Tiberias, een dal, dat ruimte genoeg bood om reizigers van Egypte en Chaldea heen en weer door te laten. Er zal zo'n menigte dode lichamen zijn, boven de grond ontbindende, zo'n vreselijke stank, dat de reizigers, die die weg gaan, de neus zullen verstoppen Zie, waaraan ons lichaam eens blootstaat, wanneer de ziel het nog maar even verlaten heeft, wordt de reuk ondraaglijk, en geen reuk is hinderlijker of walgelijker. Derhalve daar, waar de meeste verslagenen liggen, zal de begraafplaats zijn. In de plaats, waar de boom valt, daar zal hij liggen. En het zal genoemd worden het dal van Gogs menigte, want dat vooral moest niet vergeten worden. Hoe talrijk is de vijandelijke macht, die God had verslagen en verdaan ter bescherming van Zijn volk Israël!

2. Een belangrijke tijd zal besteed worden aan die begrafenis, niet minder dan zeven maanden, Ezekiel 39:12, waarin een nieuwe aanwijzing ligt van het grote aantal van de verslagenen des Heren in deze strijd, en van de grote zorg van de zijde van het huis Israëls om niemand onbegraven te laten, opdat zo het land zou gereinigd worden van de ontwijding, veroorzaakt door zo'n grote menigte onbegraven lijken. Om dat te voorkomen, was bepaald, Deuteronomy 21:23, "dat het dode lichaam eens gehangen aan het hout niet zou overnachten, maar er op dezelfde dag afgenomen en begraven worden". Dat betekent, dat tijden van buitengewone verlossing ook tijden van reformatie zouden zijn. Hoe meer God heeft gedaan om een land van verwoesting te verlossen, des te meer behoren ook zijn bewoners te doen om het van alle zonde te reinigen.

3. In grote getale zal men aan dit werk deelnemen, al het volk des lands zal begraven, zal de behulpzame hand bieden, Ezekiel 39:13. Zie iedereen moet zoveel mogelijk bijdragen tot zuivering van het land van alles wat ergernis verwekt. De zonde is de algemene vijand, tegen wie iedereen de wapenen moet opnemen. (In publico discrimine unusquisque homo miles est, in tijden van algemeen gevaar is ieder man soldaat.) En wie ook in dit werk mededoet, het zal hun tot een naam wezen, al schijnt het ambacht van doodgraver of straatveger een min handwerk te zijn, het helpt mee om het land rein te houden en is hun een ere. Zie, daden van menselijkheid rekenen mee om Gods Israël een naam te maken, het verheft de godsdienst, wanneer zijn belijders tot ieder goed werk bereid zijn, en een goed werk is: de doden te begraven, ja al waren het vreemdelingen en vijanden van het rijk Israëls want zelfs zij zullen weer opstaan. "Het zal hun een naam zijn ten dage als Ik zal verheerlijkt zijn." Zie het verheerlijkt God, wanneer Zijn Israël doet wat zijn belijdenis versiert, "anderen zullen Zijn goede werken zien en Zijn Vader, die in de hemelen is, verheerlijken," Matthew 5:15. En wanneer God wordt verheerlijkt, straalt die heerlijkheid ook op Zijn volk af. Zijn heerlijkheid is hun een naam.

4. Sommige bijzondere personen maken er hun werk van, dode lichamen op te zoeken of ook iets anders, dat onbegraven blijft. Het volk des lands zal spoedig moe worden, de onreinigheid van de velden en bergen te begraven, en daarom zullen mannen aangesteld worden, wier doorgaande bezigheid dat zal zijn, die dus niets anders doen dan het land door en door reinigen, want anders, wat ieders werk is wordt licht niemands werk. Zie, degenen, die een openbaar werk hebben, vooral in de reinigingsdienst, moeten mannen zijn, die er hun hele tijd aan wijden, die zich er geheel aan geven en er zich op gaan verstaan, en degenen, die goed willen doen wanneer en waar zij maar gelegenheid vinden voortdurend bezig zijn.

5. Zelfs de doorgangers zullen gaarne informatie geven aan hen, die het land reinigen, aangaande de openbare onreinheden, die zij op hun weg ontmoeten, en hun bijstand inroepen. Zij, die het land doortrekken, hoewel zij zelf de doden niet begraven, om niet zichzelf te verontreinigen, zullen aanbrengen wat zij onbegraven hebben gevonden. Al bemerken zij maar een been, zo zullen zij een merkteken daarbij oprichten, totdat de doodgravers het zullen hebben begraven, opdat anderen zich in acht nemen totdat het is begraven, waarom de graven onder de Joden gepleisterd werden om de lieden op een afstand te houden. Zie, als iets goeds moet gedaan worden, behoort ieder daaraan mee te helpen, zelfs de doorgangers, die niet moeten denken, dat de algemene ellende of een algemene ongerechtigheid hen niet aangaat, en dat zij niet mogen helpen er een eind aan te maken. Zij, die het land hebben te reinigen moeten niets onreins laten liggen, al ware het geen geheel lichaam, maar slechts een mensenbeen dat onbegraven gevonden werd, dan moeten zij het wegnemen en opruimen. Ja, zelfs aan het einde van de zeven weken, die voor de arbeid bestemd waren, zullen zij nog onderzoek doen, na nauwkeurig hun werk gedaan te hebben, kan er wel nog iets onopgemerkt gebleven zijn of later voor de dag gekomen. Er mag volstrekt niets onreins overblijven, wat verborgen is moet aan het licht gebracht worden, zij moeten alle ongerechtigheid naspeuren, totdat zij niets meer kunnen vinden. Ter gedachtenis moeten zij hun stad een nieuwen naam geven, en wel "Hamma", (de menigte.) O welk een menigte dode lichamen hebben zij hier begraven! Alzo zullen zij het land reinigen, met alle mogelijke zorg en moeite, Ezekiel 39:16. Zie, na de overwinning moet de reiniging komen. Mozes beval die Israëlieten, die in de strijd tegen de Midianieten gediend hadden, zich te reinigen, Numbers 31:24. Bijzondere gunst van God ontvangen hebbende, laat ons onszelf reinigen van alle onreinheid.

III. Roofvogels en roofdieren zullen op de lijken van de verslagenen neerstrijken, terwijl zij nog niet begraven zijn, en het zal niet mogelijk zijn, ze te verjagen, Ezekiel 39:17 enz. Onder dit beeld vinden we een grote slachting voorgesteld, Revelation 19:17 enz., wellicht ontleend aan dit hoofdstuk.

1. Een algemene oproep wordt vernomen Ezekiel 39:17, gericht tot het gevogelte van allen vleugel en tot al het gedierte des velds, van de grootste tot de kleinste, van de arend tot de raaf, van de leeuw tot de hond, om van alle zijden neer te komen op dit overvloedige aas, er is genoeg voor een menigte, en alle zijn welkom. Laat ze komen tot Gods slachtoffer, tot Zijn feestmaal, gelijk de Engelse kanttekening zegt. Zie, de oordelen Gods, die over de zonde en de zondaars gebracht worden, zijn zowel een slachtoffer als een feest, een slachtoffer aan Gods gerechtigheid, en een feest van geloof en hoop voor Gods volk. "Toen God de koppen van de Leviathans had verpletterd, heeft Hij hem tot spijze gegeven aan het volk in dorre plaatsen, aan Zijn Israël", Psalms 74:14. "De rechtvaardige zal zich verheugen als op een feest, wanneer hij de wraak ziet en zal zijn voeten wassen in het bloed van de goddelozen." Dit slachtoffer wordt gebracht op de bergen Israëls, de hoge plaatsen, waar altaren waren gebouwd en het volk God onteerd had door zijn afgoderijen, waar Hij Zich nu zal verheerlijken door de verwoesting van Zijn vijanden.

2. Grote toebereidselen worden gemaakt. Zij zullen eten het vlees van de helden en drinken het bloed van de vorsten van de aarde, Ezekiel 39:18, Ezekiel 39:19.

a. Het is vlees en bloed van mensen, waarop zij onthaald zullen worden. Dit is soms een voorbeeld van opstand van de lagere schepselen tegen de mens, hun heer en meester, een gevolg van diens opstand tegen zijn God en Maker.

b. Het is het vlees en bloed van de groten der aarde, hier "rammen en lammeren en bokken en varren, allemaal gemesten van Basan genoemd". Op het bloed van de vorsten van de aarde" onthalen zij zich. Welk een diepe vernedering voor de prinsen van de bloede, gelijk zij zich heten, als God dat bloed dat vorstelijke bloed, dat door hun aderen vloeit, tot spijs van vogels en dieren des velds stelt!

c. Het is het vlees en bloed van goddelozen, vijanden van God en Zijn volk, waartoe dat gedierte wordt genodigd. Zij hadden Israël als slachtschapen geacht, en nu worden ze dat zelf, "zij hadden de dode lichamen van Gods knechten aan het gevogelte des hemels tot spijze gegeven, het vlees van Zijn gunstgenoten aan het gedierte des lands," Psalms 78:2, en nu treft hen gelijk lot.

3. Zij zullen allen gevoed en verzadigd worden, Ezekiel 39:19, Ezekiel 39:20:Gij zult het vette eten tot verzadiging toe, en bloed drinken tot dronkenschap toe. Het slachtoffer is groot en het offerfeest insgelijks: gij zult aan Mijn dis vervuld worden. Zie, God bereidt de tafel voor Zijn lagere schepselen, Hij verschaft voedsel voor alle vlees. Aller ogen wachten op Hem, en Hij vervult hun begeerten, Hij houdt een rijke tafel. En als de vogels en beesten aan Zijn tafel worden gevoed, aan de tafel, die Hij bereid heeft, hoeveel te meer worden Zijn kinderen overvloedig verzadigd van de goedheid Zijns huizes, van Zijn heiligen tempel. Zij worden verzadigd van rijpaarden en wagenpaarden, dat is: degenen, die op wagens reden, mannen van geweld, krijgslieden, die over andere volken getriomfeerd hebben, en over wie zich nu de raven van de beek en de jongen van de arend blij maken, Spreuk. 30:17. Zij meenden, in het Israël Gods een gemakkelijke prooi te vinden, en worden nu zelf een gemakkelijke prooi van vogelen en beesten. Zie, hoe het kwaad de zondaars vervolgt, zelfs na hun dood. Dat hun dode lichamen als een prooi blijven liggen, is een type en teken van die verschrikkingen, die na hun dood hun consciëntie zullen pijnigen (de poëzie vergelijkt het met een gier, die voortdurend aan het hert pikt), en deze schande is slechts een beeld van en waarschuwing voor de eeuwige schande, waartoe zij eenmaal zullen ontwaken, Daniel 12:2.

IV. Het zal strekken tot meerdere eer van God en tot troost en voldoening van Zijn volk.

1. Het zal Gods eer bevestigen, want de heidenen zullen hierdoor leren verstaan, dat Hij de Here is, Ezekiel 39:21 :Alle heidenen zullen Mijn oordeel zien, dat Ik gedaan heb en daardoor zal Mijn eer onder hen gesteld worden. Meer dan ooit zal onder hen erkend en bevestigd worden, dat de God Israëls een groot en heerlijk God is. Hij is als zodanig bekend onder de heidenen, die Zijn geschreven Woord niet hebben of niet lezen, door de oordelen, die Hij doet.

2. Het zal Zijn volk tot troost en voldoening strekken, want hierdoor zullen zij beter leren verstaan, dat Hij hun God is, Ezekiel 39:22. Die van het huis Israëls zullen weten en tot hun troost al helderder inzien, dat Ik de Here, hunlieder God ben, van die dag en voortaan.

a. Hij zal dat zijn van die dag en voortaan. Gods tegenwoordige barmhartigheden zijn waarborgen en verzekeringen van meerdere genade. Als God ons duidelijk laat zien, dat Hij onze God is, dan verzekert Hij ons, dat Hij ons nimmer verlaten zal. Deze God is onze God, eeuwiglijk en altoos.

b. Zij zullen het van die dag en voortaan met meer voldoening weten. Zij hebben wel eens de vraag op de lippen gehad, of de Here met hen was of niet, maar de gebeurtenissen van die dag zullen al die twijfel tot stilzwijgen brengen, de zaak wordt nu duidelijk en helder gemaakt, en er is voor het vervolg geen twijfel meer mogelijk. Alle eigen roem is voor immer buitengesloten, en de roem in God voor altijd verzekerd.

Ezechiël 39:23-29

Dit is het besluit van al het voorgaande en heeft betrekking niet slechts op de voorspellingen aangaande Gog en Magog, maar op alle profetieën van dit boek betreffende de ballingschap van het huis Israëls en zijn herstel en terugkeer uit Babel.

I. God zal de heidenen doen weten wat de betekenis is van de rampspoed Zijns volks, en de dwaling herstellen dergenen, die uitdien rampspoed van Israël aanleiding namen om de God Israëls te verwijten, als ware Hij onmachtig hen te beschermen en ontrouw aan Zijn met hen gesloten verbond. Wanneer God, na hun boete en terugkeer tot Hem, hun gevangenis gewend en hen in hun eigen land teruggebracht had, en toen zij in die reformatie volhardden, zulke verlossing voor hen teweeggebracht als de zegepraal over de pogingen van Gog, dan zouden zelfs de heidenen gaan overdenken en verstaan, dat die dwaling geen grond had. Zij zouden begrijpen, dat Israël in ballingschap gezonden was. niet omdat God hen niet beschermen kon, maar omdat zij door hun zonde Zijn gunst hadden verbeurd en zichzelf van Zijn bescherming beroofd, Ezekiel 39:23, Ezekiel 39:24:De heidenen zullen weten, dat die van het huis Israëls gevankelijk zijn weggevoerd om hun ongerechtigheid, die zij van de heidenen, hun naburen, geleerd hadden, omdat zij tegen God overtreden hadden. Dat was de ware reden, waarom God zijn aangezicht voor hen verborgen en overgegeven had in de hand hunner wederpartijders. Het was naar hun onreinigheid en naar hun overtredingen. De duidelijke blijken van deze waarheid zouden niet alleen hun gedachten omtrent God tot zwijgen brengen, maar ook Zijn eer grotelijks bevorderen. Wanneer de ellende van Gods volk voorbij is en wij het einde ervan zien, zullen wij ze beter verstaan dan in het eerst. En het zal God zeer verheerlijken, als de wereld leert inzien,

1. Dat God, ook bij Zijn volk, de zonde straft, omdat Hij ze het meest haat in degenen, die Hem het naast en het dierbaarst zijn, Amos 3:2. Het is de ere van de gerechtigheid, onpartijdig te zijn.

2. Dat, wanneer God Zijn volk tot een prooi overgeeft, dat is om het te kastijden en te genezen, niet om de vijanden gunst te bewijzen, Isaiah 10:7, Isaiah 43:26. Laat deze zich dus niet verheffen.

3. Dat Gods volk zich niet zodra onder de roede vernedert, of Hij keert in barmhartigheid tot hen weer.

II. God zal Zijn eigen volk te verstaan geven welke grote gunsten Hij nog voor hen bewaart, ondanks de rampen, die Hij over hen heeft gebracht, Ezekiel 39:25, Ezekiel 39:26. Nu zal Ik Jakobs gevangenen weerbrengen.

1. Waarom nu? God zal Zich ontfermen over het gehele huis Israëls,

a. Omdat het tijd is, dat Hij zijn eigen eer handhaaft, die lijdt met hun lijden: Ik zal ijveren over Mijn heilige naam, dat die niet langer gesmaad wordt.

b. Omdat zij nu berouw hebben over hun zonden: Zij hebben hun schande gedragen en alle hun overtreding. Wanneer zondaars berouw hebben en zich schamen wordt God verzoend en eert hen weer. Het is Gods bijzonder welgevallig, wanneer deze boetvaardiger hun overtredingen zullen overdenken en beschaamd zijn over hun misdaden, waaraan zij zich schuldig gemaakt hebben, toen zij in hun land zeker woonden, en er niemand was, die hen verschrikte. De herdenking van de genade, die zij in hun eigen land genoten, en de goddelijke bescherming, waaronder wij verkeerd hadden, zal in te schriller licht de zonde plaatsen, die zij in dat land hadden begaan, zij woonden veilig en konden zo voortgeleefd hebben, en niemand zou hen verontrust of verstoord hebben, indien zij maar in de weg van gehoorzaamheid volhard hadden. Ja, daarom overtraden zij, omdat zij zeker woonden. Uitwendige veiligheid is vaak oorzaak voor inwendige zekerheid, en daaruit komt allerlei zonde voort, Psalms 73:1. Nu dragen zij gewillig de schande daarover, en erkennen, dat God hen terecht in dat land van de gevangenschap had gebracht, waar iedereen hun vrees aanjoeg, omdat zij hadden overtreden in het land des vredes, waar niemand hen verschrikte. En wanneer zij zich dus vernederen onder Gods vernederende hand, voert Hij ze uit hun ballingschap terug, en,

2. Wat dan? Wanneer God ze uit des vijands hand vergaderd en weer thuisgebracht heeft, dan

A. Wil God daarvoor geprezen worden: Ik zal aan hen geheiligd zijn voor de ogen van vele heidenen, Ezekiel 39:27. Gelijk God gesmaad werd in de smaadheid, die zij in hun ballingschap leden, zo wordt Hij verheerlijkt in hun herstel en hernieuwd geluk.

B. Dan zullen zij daarvan het voordeel hebben, Ezekiel 39:28 :Dan zullen zij weten, dat Ik, de Here, ulieder God ben. Zie, de leidingen Gods met Zijn volk, die hun heil bedoelen, gaan gepaard met de genade Gods, om hun te leren, God als de Here en hun God in alles te erkennen en dan door die leidingen hun goed. Zij zullen op Hem zien als de Here hun God.

a. In al hun rampspoed. Hij was het, die ze gevankelijk had doen wegvoeren onder de heidenen, en daarom moesten ze zich niet slechts aan Zijn wil onderwerpen, maar zich door de kastijding ook laten oefenen, Hebrews 12:11.

b. In hun troost, dat Hij het is, die ze weer in hun land verzameld en geen van hen onder de heidenen overgelaten had. Zie, als wij in alles op God zien, dan begrijpen we ook beter Gods verschillende bedoelingen in de verschillende gebeurtenissen, die ons wedervaren.

C. Dan zal God nimmer van ons scheiden Ezekiel 39:29..

a. God zal Zijn Geest over het huis Israëls uitgieten, om nieuwe afdwalingen en nieuwe terugkeer tot dwaasheid te voorkomen, om ze dicht bij hun plicht te houden. En dan

b. Zal Hij Zijn aangezicht niet meer voor hen verbergen, zal Zijn gunst nimmermeer afwenden zoals Hij gedaan had. Nooit zal Hij meer ophouden, hun goed te doen, en daartoe zal Hij voorziening treffen, dat zij van Zijn dienst niet verder afdwalen. Zie, de inwoning des Geestes is een onfeilbaar onderpand van de blijvende goddelijke gunst. Hij zal Zijn aangezicht niet meer verbergen van degenen, op wie Hij Zijn Geest heeft uitgegoten. Wanneer wij dus bidden en ernstig bidden, dat "Hij ons niet meer van Zijn aangezicht verwerpt, dan doen wij dat, opdat Hij Zijn Heiligen Geest nimmermeer van ons neme."

Ezechiël 39:23-29

Dit is het besluit van al het voorgaande en heeft betrekking niet slechts op de voorspellingen aangaande Gog en Magog, maar op alle profetieën van dit boek betreffende de ballingschap van het huis Israëls en zijn herstel en terugkeer uit Babel.

I. God zal de heidenen doen weten wat de betekenis is van de rampspoed Zijns volks, en de dwaling herstellen dergenen, die uitdien rampspoed van Israël aanleiding namen om de God Israëls te verwijten, als ware Hij onmachtig hen te beschermen en ontrouw aan Zijn met hen gesloten verbond. Wanneer God, na hun boete en terugkeer tot Hem, hun gevangenis gewend en hen in hun eigen land teruggebracht had, en toen zij in die reformatie volhardden, zulke verlossing voor hen teweeggebracht als de zegepraal over de pogingen van Gog, dan zouden zelfs de heidenen gaan overdenken en verstaan, dat die dwaling geen grond had. Zij zouden begrijpen, dat Israël in ballingschap gezonden was. niet omdat God hen niet beschermen kon, maar omdat zij door hun zonde Zijn gunst hadden verbeurd en zichzelf van Zijn bescherming beroofd, Ezekiel 39:23, Ezekiel 39:24:De heidenen zullen weten, dat die van het huis Israëls gevankelijk zijn weggevoerd om hun ongerechtigheid, die zij van de heidenen, hun naburen, geleerd hadden, omdat zij tegen God overtreden hadden. Dat was de ware reden, waarom God zijn aangezicht voor hen verborgen en overgegeven had in de hand hunner wederpartijders. Het was naar hun onreinigheid en naar hun overtredingen. De duidelijke blijken van deze waarheid zouden niet alleen hun gedachten omtrent God tot zwijgen brengen, maar ook Zijn eer grotelijks bevorderen. Wanneer de ellende van Gods volk voorbij is en wij het einde ervan zien, zullen wij ze beter verstaan dan in het eerst. En het zal God zeer verheerlijken, als de wereld leert inzien,

1. Dat God, ook bij Zijn volk, de zonde straft, omdat Hij ze het meest haat in degenen, die Hem het naast en het dierbaarst zijn, Amos 3:2. Het is de ere van de gerechtigheid, onpartijdig te zijn.

2. Dat, wanneer God Zijn volk tot een prooi overgeeft, dat is om het te kastijden en te genezen, niet om de vijanden gunst te bewijzen, Isaiah 10:7, Isaiah 43:26. Laat deze zich dus niet verheffen.

3. Dat Gods volk zich niet zodra onder de roede vernedert, of Hij keert in barmhartigheid tot hen weer.

II. God zal Zijn eigen volk te verstaan geven welke grote gunsten Hij nog voor hen bewaart, ondanks de rampen, die Hij over hen heeft gebracht, Ezekiel 39:25, Ezekiel 39:26. Nu zal Ik Jakobs gevangenen weerbrengen.

1. Waarom nu? God zal Zich ontfermen over het gehele huis Israëls,

a. Omdat het tijd is, dat Hij zijn eigen eer handhaaft, die lijdt met hun lijden: Ik zal ijveren over Mijn heilige naam, dat die niet langer gesmaad wordt.

b. Omdat zij nu berouw hebben over hun zonden: Zij hebben hun schande gedragen en alle hun overtreding. Wanneer zondaars berouw hebben en zich schamen wordt God verzoend en eert hen weer. Het is Gods bijzonder welgevallig, wanneer deze boetvaardiger hun overtredingen zullen overdenken en beschaamd zijn over hun misdaden, waaraan zij zich schuldig gemaakt hebben, toen zij in hun land zeker woonden, en er niemand was, die hen verschrikte. De herdenking van de genade, die zij in hun eigen land genoten, en de goddelijke bescherming, waaronder wij verkeerd hadden, zal in te schriller licht de zonde plaatsen, die zij in dat land hadden begaan, zij woonden veilig en konden zo voortgeleefd hebben, en niemand zou hen verontrust of verstoord hebben, indien zij maar in de weg van gehoorzaamheid volhard hadden. Ja, daarom overtraden zij, omdat zij zeker woonden. Uitwendige veiligheid is vaak oorzaak voor inwendige zekerheid, en daaruit komt allerlei zonde voort, Psalms 73:1. Nu dragen zij gewillig de schande daarover, en erkennen, dat God hen terecht in dat land van de gevangenschap had gebracht, waar iedereen hun vrees aanjoeg, omdat zij hadden overtreden in het land des vredes, waar niemand hen verschrikte. En wanneer zij zich dus vernederen onder Gods vernederende hand, voert Hij ze uit hun ballingschap terug, en,

2. Wat dan? Wanneer God ze uit des vijands hand vergaderd en weer thuisgebracht heeft, dan

A. Wil God daarvoor geprezen worden: Ik zal aan hen geheiligd zijn voor de ogen van vele heidenen, Ezekiel 39:27. Gelijk God gesmaad werd in de smaadheid, die zij in hun ballingschap leden, zo wordt Hij verheerlijkt in hun herstel en hernieuwd geluk.

B. Dan zullen zij daarvan het voordeel hebben, Ezekiel 39:28 :Dan zullen zij weten, dat Ik, de Here, ulieder God ben. Zie, de leidingen Gods met Zijn volk, die hun heil bedoelen, gaan gepaard met de genade Gods, om hun te leren, God als de Here en hun God in alles te erkennen en dan door die leidingen hun goed. Zij zullen op Hem zien als de Here hun God.

a. In al hun rampspoed. Hij was het, die ze gevankelijk had doen wegvoeren onder de heidenen, en daarom moesten ze zich niet slechts aan Zijn wil onderwerpen, maar zich door de kastijding ook laten oefenen, Hebrews 12:11.

b. In hun troost, dat Hij het is, die ze weer in hun land verzameld en geen van hen onder de heidenen overgelaten had. Zie, als wij in alles op God zien, dan begrijpen we ook beter Gods verschillende bedoelingen in de verschillende gebeurtenissen, die ons wedervaren.

C. Dan zal God nimmer van ons scheiden Ezekiel 39:29..

a. God zal Zijn Geest over het huis Israëls uitgieten, om nieuwe afdwalingen en nieuwe terugkeer tot dwaasheid te voorkomen, om ze dicht bij hun plicht te houden. En dan

b. Zal Hij Zijn aangezicht niet meer voor hen verbergen, zal Zijn gunst nimmermeer afwenden zoals Hij gedaan had. Nooit zal Hij meer ophouden, hun goed te doen, en daartoe zal Hij voorziening treffen, dat zij van Zijn dienst niet verder afdwalen. Zie, de inwoning des Geestes is een onfeilbaar onderpand van de blijvende goddelijke gunst. Hij zal Zijn aangezicht niet meer verbergen van degenen, op wie Hij Zijn Geest heeft uitgegoten. Wanneer wij dus bidden en ernstig bidden, dat "Hij ons niet meer van Zijn aangezicht verwerpt, dan doen wij dat, opdat Hij Zijn Heiligen Geest nimmermeer van ons neme."

Bibliografische Informatie
Henry, Matthew. "Commentaar op Ezekiel 39". "Bijbelverkaring van Matthew Henry". https://www.studylight.org/commentaries/dut/mhm/ezekiel-39.html. 1706.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile