Lectionary Calendar
Friday, May 3rd, 2024
the Fifth Week after Easter
Attention!
For 10¢ a day you can enjoy StudyLight.org ads
free while helping to build churches and support pastors in Uganda.
Click here to learn more!

Bible Commentaries
Ezechiël 26

Bijbelverkaring van Matthew HenryHenry's compleet

Search for…
Enter query below:

Inleiding

Bijbelverkaring van Matthew Henry, EZECHIËL 26

De profeet had spoedig afgedaan met de vier volken tegen wie hij zijn aangezicht gezet had in het voorgaande hoofdstuk, want zij waren omstreeks die tijd niet zeer groot in de wereld, en hun val zou geen grote opschudding onder de volken teweegbrengen noch sporen in de. geschiedenis achterlaten. Maar nu komt de stad Tyrus voor de balie, deze was over de gehele wereld bekend, daar het een plaats van uitgebreide handel was, en daarom worden hier drie hele hoofdstukken, dit en de volgende twee, besteed aan de voorspelling van de verwoesting van Tyrus. Wij hebben "de last van Tyrus", Isaiah 23:1. In Jeremia wordt alleen vermeld, dat zij met de andere volken zou delen in het algemene onheil, Ezekiel 15:22, Ezekiel 27:3, Ezekiel 47:4. Maar aan Ezechiël wordt bevolen uitvoerig te zijn op dat punt. In dit hoofdstuk hebben wij,

I. De zonde, die Tyrus ten laste wordt gelegd namelijk het juichen over de verwoesting van Jeruzalem, Ezekiel 26:2.

II. De voorspelling van de verwoesting van Tyrus zelf.

I. De volledigheid van deze verwoesting: het zal volkomen verwoest worden, Ezekiel 26:4, Ezekiel 26:12, Ezekiel 26:2. De werktuigen van deze verwoesting, vele volken, Ezekiel 26:3, en met name de koning van Babel met zijn groot, overwinnend leger, Ezekiel 26:7. De grote verrassing, die dit zou geven aan de naburige volken, die zich alleen zouden verbazen over de val van zo'n grote stad en er ontsteld door worden, Ezekiel 26:15.

Inleiding

Bijbelverkaring van Matthew Henry, EZECHIËL 26

De profeet had spoedig afgedaan met de vier volken tegen wie hij zijn aangezicht gezet had in het voorgaande hoofdstuk, want zij waren omstreeks die tijd niet zeer groot in de wereld, en hun val zou geen grote opschudding onder de volken teweegbrengen noch sporen in de. geschiedenis achterlaten. Maar nu komt de stad Tyrus voor de balie, deze was over de gehele wereld bekend, daar het een plaats van uitgebreide handel was, en daarom worden hier drie hele hoofdstukken, dit en de volgende twee, besteed aan de voorspelling van de verwoesting van Tyrus. Wij hebben "de last van Tyrus", Isaiah 23:1. In Jeremia wordt alleen vermeld, dat zij met de andere volken zou delen in het algemene onheil, Ezekiel 15:22, Ezekiel 27:3, Ezekiel 47:4. Maar aan Ezechiël wordt bevolen uitvoerig te zijn op dat punt. In dit hoofdstuk hebben wij,

I. De zonde, die Tyrus ten laste wordt gelegd namelijk het juichen over de verwoesting van Jeruzalem, Ezekiel 26:2.

II. De voorspelling van de verwoesting van Tyrus zelf.

I. De volledigheid van deze verwoesting: het zal volkomen verwoest worden, Ezekiel 26:4, Ezekiel 26:12, Ezekiel 26:2. De werktuigen van deze verwoesting, vele volken, Ezekiel 26:3, en met name de koning van Babel met zijn groot, overwinnend leger, Ezekiel 26:7. De grote verrassing, die dit zou geven aan de naburige volken, die zich alleen zouden verbazen over de val van zo'n grote stad en er ontsteld door worden, Ezekiel 26:15.

Vers 1

Ezechiël 26:1-14

Deze profetie dateert van het elfde jaar, het jaar, waarin Jeruzalem ingenomen werd, de eerste van de maand, maar van welke maand wordt niet gezegd, sommigen menen van de maand, waarin Jeruzalem ingenomen werd, dus de vierde, anderen menen van de daaropvolgende maand, of misschien was het de eerste maand, en dan was het de eerste maand van het jaar. Hier valt op te merken,

I. Het genoegen, waarmee de Tyriërs zagen dat Jeruzalem in puin lag. Ezechiël was ver weg, te Babel, maar God zei hem, wat men te Tyrus tegen Jeruzalem zei, Ezekiel 26:2 :"Heah! zij is verbroken, die de poort van de volkeren was, waar alles heenstroomde, en waar alle volken gewoon waren elkaar te ontmoeten, de n om deze reden, en de ander om een andere reden, en ik zal er winst mee doen, al de rijkdom, macht en invloed, die Jeruzalem bezat, zal nu op Tyrus overgaan, dat is ten minste te hopen, en nu zij verwoest is, zal ik vervuld worden". Wij vinden nergens, dat de haat en de vijandschap van de Tyriërs tegen Jeruzalem en het heiligdom zo groot was als die van de Ammonieten en Edomieten, of dat zij even wrevelig en boosaardig waren tegenover de Joden. Het waren handelaars, met uitgebreide betrekkingen en vrij in de omgang, en daarom waren zij niet zo dweepziek en tot vervolging geneigd als bekrompen zielen, die in afzondering leven en de wereld niet kennen. Hun enige zorg was, zich een vermogen te verwerven, en de handel uit te breiden, en zij beschouwden Jeruzalem niet als een vijand, maar als een mededingster. Hiram, de koning van Tyrus, was een goed vriend van David en Salomo, en wij lezen nergens van twisten tussen de Joden en de Tyriërs, maar Tyrus vleide zich met de hoop dat de val van Jeruzalem een voordeel voor haar zou zijn ten opzichte van handel en nering dat zij nu de klanten van Jeruzalem trekken zou, en dat de aanzienlijken uit alle delen, die gewoon waren naar Jeruzalem te komen om hun opvoeding te voltooien, en hun inkomen daar te verteren, nu naar Tyrus zullen komen, om het daar te verteren, en, terwijl velen naar Jeruzalem gevlucht waren, sinds het Chaldeeuwse leger die delen bezette, en hun vermogen daar in veiligheid brachten, zoals de Rechabieten deden, zullen zij nu naar Tyrus komen, dat als `t ware door de zee omringd is, en daarom voor een sterkere plaats gehouden zal worden dan Jeruzalem, en zo zal uit de puinhopen van Jeruzalem de voorspoed van Tyrus rijzen. Een geheim welgevallen te hebben aan de dood of het verval van anderen, wanneer het waarschijnlijk is, dat wij er bij winnen zullen, en aan hun val, wanneer wij er van groeien, is een zonde, waar wij allen voor bloot liggen, maar men denkt gewoonlijk niet, dat het zo slecht is en zo godtergend, als werkelijk het geval is. Als zij, die ons licht betimmerden, en ons in de weg stonden, weggenomen worden, als zij achteruit gaan of in ongenade vallen, zijn wij geneigd te zeggen: "Nu zij verwoest zijn, zullen wij vervuld worden." Maar dit ontspruit uit een zelfzuchtig hebzuchtig beginsel en een verlangen om alleen inwoners te worden in het midden des lands, alsof wij niemand het leven gunden. Dat ontspruit uit een gebrek aan die liefde voor onze naaste als voor ons zelf, die de wet van God zo uitdrukkelijk eist, en uit die onmatige liefde tot de wereld als ons geluk, die de liefde van God zo uitdrukkelijk verbiedt. En het is rechtvaardig van God te blazen in de plannen en bedoelingen van hen, die zich groot willen maken op de puinhopen van anderen, en wij zien, dat zij dikwijls teleurgesteld worden.

II. Het ongenoegen van God daarover tegen hen. Gods leiding had Tyrus welgedaan. Tyrus was een vrolijke en rijke stad, en had dat kunnen blijven, als het medelijden had gehad met Jeruzalem in haar rampen en haar een adres van condoleantie had gezonden, zoals het had behoren te doen, maar nu het, in plaats daarvan, een welgevallen toonde aan de val van zijn nabuur, en misschien wel een adres van felicitatie zond aan de overwinnaars, nu zegt God: Zie, Ik wil aan u, o Tyrus! Ezekiel 26:3. En als God tegen haar is, verwachtte zij niet langer voorspoedig te zijn.

1. God zal geduchte vijanden over haar brengen: "Ik zal vele heidenen tegen u doen opkomen, een leger samengesteld uit vele volken, of een volk, dat zo sterk is als vele volken". Die God tegen zich hebben, kunnen verwachten, dat alle schepselen tegen hen zullen zijn, want welke vrede kunnen zij hebben, die geen vrede met God hebben? Zij zullen binnen komen stromen als de zee met haar golven, de ene golf na de andere, met onweerstaanbare kracht. De man, die dat leger over hen brengen zal, wordt genoemd-"Nebukadnezar, de koning van Babel, de koning van de koningen", aan wie vele koningen schatting betaalden, en van wie velen afhankelijk waren, behalve die zijn gevangenen waren, Daniel 2:37, Daniel 2:38, Hij is dat gouden hoofd Hij zal komen met een groot leger, paarden en wagens, enz, alle strijdkrachten te land. Wij vinden niet, dat hij een vloot had, of iets dergelijks om haar ter zee aan te vallen, wat de aanval zoveel moeilijker maakte, zoals wij vinden in Ezekiel 29:18, waar het een groter dienst genoemd wordt, die hij zijn leger heeft doen dienen tegen Tyrus. Hij zal het formeel belegeren, Ezekiel 26:8, hij zal sterkten maken en een wal opwerpen, en, Ezekiel 26:9, muurbrekers tegen haar muren stellen. Zijn troepen zullen zo talrijk zijn, dat de stofwolk, die zij veroorzaken, de stad bedekken zal, Ezekiel 26:10. De muren zullen beven van het gedruis dat zij maken zullen, en bij iedere aanval zullen zij juichen, als soldaten, die een doorgebroken stad intrekken, de paarden zullen rennen met zoveel vuur en onstuimigheid, dat zij de straten vertreden zullen, hoe degelijk zij ook geplaveid zijn.

2. Zij zullen een schrikkelijk strafgericht houden.

a. De vijanden zullen zich meester maken van al haar versterkingen, zij zullen de torens en de muren af breken, Ezekiel 26:4. Want welke muur is zo sterk gebouwd, dat zij tegen de oordelen Gods beschermen kan? De kolommen harer sterkte zullen ter aarde nederstorten, Ezekiel 26:11. De stad heeft het beleg lang uitgehouden, maar is tenslotte genomen.

b. Veel bloed zal vergoten worden: Haar dochters op het veld, de steden in het binnenland, die aan Tyrus als de moederstad onderworpen waren, zullen met het zwaard gedood worden, Ezekiel 26:6. De invallers beginnen met hen, die hun het eerst in de weg komen. En Ezekiel 26:11, hij zal uw volk met het zwaard doden, niet alleen de soldaten, die onder de wapens gevonden worden, maar ook de burgers zullen over de kling gejaagd worden, daar de koning van Babel uiterst verbolgen was over de langdurigen tegenstand.

c. Al de rijkdom van de stad zal de buit worden van de overwinnaar, Ezekiel 26:12 :Zij zullen uw koopmanswaren plunderen. Het was het vooruitzicht op de plundering, dat de stad met zoveel kracht deed aanvallen. Zie de ijdelheid des rijkdoms, dat hij van zijn bezitters bewaard wordt tot hun eigen kwaad, hij lokt de dieven aan en beloont hun moeite, niet alleen houdt hij op te bevoordelen, die er moeite voor gedaan hebben, en die er alle recht op hadden, maar hij stelt zich in dienst van hun vijanden, die daardoor in staat gesteld worden, hun zoveel te meer kwaad te doen.

d. De stad zelf zal in de as gelegd worden. Al de kostelijke huizen zullen omgeworpen worden, Ezekiel 26:12, die schoon gelegen, rijk versierd en gemeubeld waren, zullen tot puinhopen worden. Laat men het zich niet al te aangenaam maken in die aangename huizen, want men weet niet, hoe spoedig men die verwoest zal zien. Tyrus zal volkomen verwoest worden, de vijand zal niet alleen de huizen neerhalen, hij zal ook het hout en de stenen wegslepen, opdat zij er de stad niet meer mee kunnen opbouwen, en zullen die in het midden van de wateren werpen, zodat zij niet meer verzameld kunnen worden en men er geen gebruik meer van maken kan. Ja, Ezekiel 26:4, Ik zal haar stof van haar wegvagen, niet alleen zal het losse stof weggeblazen worden, maar de grond waarop zij gebouwd is, zal door de verbitterde vijand omgewoeld en uitgegraven en in het midden van de wateren geworpen worden Ezekiel 26:12. De fundamenten staan in het stof, dat stof zal geheel weggenomen worden, en dan moet de stad natuurlijk vallen. "Toen Jeruzalem verwoest werd, werd Zion als een akker geploegd," Micah 3:12. Maar de verwoesting van Tyrus zal nog verder gaan, de grond zelf zal weggemaakt worden, en de gladde steenrots zal bloot liggen, Ezekiel 26:4, Ezekiel 26:14, rots, zonder de aarde, die ze bedekt heeft, er zal alleen gelegenheid zijn om netten uit te spreiden, Ezekiel 26:5, Ezekiel 26:14, zij zal de vissers dienen, om hun netten op te drogen en te boeten.

e. Er zal een eind gemaakt worden aan haar vreugde en blijdschap, Ezekiel 26:13 :Ik zal het gedeun uwer liederen doen ophouden. Tyrus was een vrolijke stad geweest, Isaiah 23:7, met haar liederen had zij haar klanten verlokt om handel met haar te drijven. Maar nu is het uit met haar voordelige handel en aangename vriendschap, Tyrus is geen plaats meer voor handel noch voor vermaak. Tenslotte, zij zal niet meer gebouwd worden, Ezekiel 26:14, niet meer, zoals zij geweest is, met zoveel pracht en praal, niet meer op dezelfde plaats, als `t ware in de zee, een lange tijd zelfs in het geheel niet, de tegenwoordige inwoners zullen verstrooid of verspreid worden, zodat dit Tyrus niet meer zijn zal. Want God heeft het gesproken, ver 5, 14, en als het vervuld is, wat Hij gesproken heeft, dan zullen zij daaraan weten dat Hij de Here is en geen mens, dat Hij liegen zou, en geen mensenkind, dat Hem iets berouwen zou.

Vers 1

Ezechiël 26:1-14

Deze profetie dateert van het elfde jaar, het jaar, waarin Jeruzalem ingenomen werd, de eerste van de maand, maar van welke maand wordt niet gezegd, sommigen menen van de maand, waarin Jeruzalem ingenomen werd, dus de vierde, anderen menen van de daaropvolgende maand, of misschien was het de eerste maand, en dan was het de eerste maand van het jaar. Hier valt op te merken,

I. Het genoegen, waarmee de Tyriërs zagen dat Jeruzalem in puin lag. Ezechiël was ver weg, te Babel, maar God zei hem, wat men te Tyrus tegen Jeruzalem zei, Ezekiel 26:2 :"Heah! zij is verbroken, die de poort van de volkeren was, waar alles heenstroomde, en waar alle volken gewoon waren elkaar te ontmoeten, de n om deze reden, en de ander om een andere reden, en ik zal er winst mee doen, al de rijkdom, macht en invloed, die Jeruzalem bezat, zal nu op Tyrus overgaan, dat is ten minste te hopen, en nu zij verwoest is, zal ik vervuld worden". Wij vinden nergens, dat de haat en de vijandschap van de Tyriërs tegen Jeruzalem en het heiligdom zo groot was als die van de Ammonieten en Edomieten, of dat zij even wrevelig en boosaardig waren tegenover de Joden. Het waren handelaars, met uitgebreide betrekkingen en vrij in de omgang, en daarom waren zij niet zo dweepziek en tot vervolging geneigd als bekrompen zielen, die in afzondering leven en de wereld niet kennen. Hun enige zorg was, zich een vermogen te verwerven, en de handel uit te breiden, en zij beschouwden Jeruzalem niet als een vijand, maar als een mededingster. Hiram, de koning van Tyrus, was een goed vriend van David en Salomo, en wij lezen nergens van twisten tussen de Joden en de Tyriërs, maar Tyrus vleide zich met de hoop dat de val van Jeruzalem een voordeel voor haar zou zijn ten opzichte van handel en nering dat zij nu de klanten van Jeruzalem trekken zou, en dat de aanzienlijken uit alle delen, die gewoon waren naar Jeruzalem te komen om hun opvoeding te voltooien, en hun inkomen daar te verteren, nu naar Tyrus zullen komen, om het daar te verteren, en, terwijl velen naar Jeruzalem gevlucht waren, sinds het Chaldeeuwse leger die delen bezette, en hun vermogen daar in veiligheid brachten, zoals de Rechabieten deden, zullen zij nu naar Tyrus komen, dat als `t ware door de zee omringd is, en daarom voor een sterkere plaats gehouden zal worden dan Jeruzalem, en zo zal uit de puinhopen van Jeruzalem de voorspoed van Tyrus rijzen. Een geheim welgevallen te hebben aan de dood of het verval van anderen, wanneer het waarschijnlijk is, dat wij er bij winnen zullen, en aan hun val, wanneer wij er van groeien, is een zonde, waar wij allen voor bloot liggen, maar men denkt gewoonlijk niet, dat het zo slecht is en zo godtergend, als werkelijk het geval is. Als zij, die ons licht betimmerden, en ons in de weg stonden, weggenomen worden, als zij achteruit gaan of in ongenade vallen, zijn wij geneigd te zeggen: "Nu zij verwoest zijn, zullen wij vervuld worden." Maar dit ontspruit uit een zelfzuchtig hebzuchtig beginsel en een verlangen om alleen inwoners te worden in het midden des lands, alsof wij niemand het leven gunden. Dat ontspruit uit een gebrek aan die liefde voor onze naaste als voor ons zelf, die de wet van God zo uitdrukkelijk eist, en uit die onmatige liefde tot de wereld als ons geluk, die de liefde van God zo uitdrukkelijk verbiedt. En het is rechtvaardig van God te blazen in de plannen en bedoelingen van hen, die zich groot willen maken op de puinhopen van anderen, en wij zien, dat zij dikwijls teleurgesteld worden.

II. Het ongenoegen van God daarover tegen hen. Gods leiding had Tyrus welgedaan. Tyrus was een vrolijke en rijke stad, en had dat kunnen blijven, als het medelijden had gehad met Jeruzalem in haar rampen en haar een adres van condoleantie had gezonden, zoals het had behoren te doen, maar nu het, in plaats daarvan, een welgevallen toonde aan de val van zijn nabuur, en misschien wel een adres van felicitatie zond aan de overwinnaars, nu zegt God: Zie, Ik wil aan u, o Tyrus! Ezekiel 26:3. En als God tegen haar is, verwachtte zij niet langer voorspoedig te zijn.

1. God zal geduchte vijanden over haar brengen: "Ik zal vele heidenen tegen u doen opkomen, een leger samengesteld uit vele volken, of een volk, dat zo sterk is als vele volken". Die God tegen zich hebben, kunnen verwachten, dat alle schepselen tegen hen zullen zijn, want welke vrede kunnen zij hebben, die geen vrede met God hebben? Zij zullen binnen komen stromen als de zee met haar golven, de ene golf na de andere, met onweerstaanbare kracht. De man, die dat leger over hen brengen zal, wordt genoemd-"Nebukadnezar, de koning van Babel, de koning van de koningen", aan wie vele koningen schatting betaalden, en van wie velen afhankelijk waren, behalve die zijn gevangenen waren, Daniel 2:37, Daniel 2:38, Hij is dat gouden hoofd Hij zal komen met een groot leger, paarden en wagens, enz, alle strijdkrachten te land. Wij vinden niet, dat hij een vloot had, of iets dergelijks om haar ter zee aan te vallen, wat de aanval zoveel moeilijker maakte, zoals wij vinden in Ezekiel 29:18, waar het een groter dienst genoemd wordt, die hij zijn leger heeft doen dienen tegen Tyrus. Hij zal het formeel belegeren, Ezekiel 26:8, hij zal sterkten maken en een wal opwerpen, en, Ezekiel 26:9, muurbrekers tegen haar muren stellen. Zijn troepen zullen zo talrijk zijn, dat de stofwolk, die zij veroorzaken, de stad bedekken zal, Ezekiel 26:10. De muren zullen beven van het gedruis dat zij maken zullen, en bij iedere aanval zullen zij juichen, als soldaten, die een doorgebroken stad intrekken, de paarden zullen rennen met zoveel vuur en onstuimigheid, dat zij de straten vertreden zullen, hoe degelijk zij ook geplaveid zijn.

2. Zij zullen een schrikkelijk strafgericht houden.

a. De vijanden zullen zich meester maken van al haar versterkingen, zij zullen de torens en de muren af breken, Ezekiel 26:4. Want welke muur is zo sterk gebouwd, dat zij tegen de oordelen Gods beschermen kan? De kolommen harer sterkte zullen ter aarde nederstorten, Ezekiel 26:11. De stad heeft het beleg lang uitgehouden, maar is tenslotte genomen.

b. Veel bloed zal vergoten worden: Haar dochters op het veld, de steden in het binnenland, die aan Tyrus als de moederstad onderworpen waren, zullen met het zwaard gedood worden, Ezekiel 26:6. De invallers beginnen met hen, die hun het eerst in de weg komen. En Ezekiel 26:11, hij zal uw volk met het zwaard doden, niet alleen de soldaten, die onder de wapens gevonden worden, maar ook de burgers zullen over de kling gejaagd worden, daar de koning van Babel uiterst verbolgen was over de langdurigen tegenstand.

c. Al de rijkdom van de stad zal de buit worden van de overwinnaar, Ezekiel 26:12 :Zij zullen uw koopmanswaren plunderen. Het was het vooruitzicht op de plundering, dat de stad met zoveel kracht deed aanvallen. Zie de ijdelheid des rijkdoms, dat hij van zijn bezitters bewaard wordt tot hun eigen kwaad, hij lokt de dieven aan en beloont hun moeite, niet alleen houdt hij op te bevoordelen, die er moeite voor gedaan hebben, en die er alle recht op hadden, maar hij stelt zich in dienst van hun vijanden, die daardoor in staat gesteld worden, hun zoveel te meer kwaad te doen.

d. De stad zelf zal in de as gelegd worden. Al de kostelijke huizen zullen omgeworpen worden, Ezekiel 26:12, die schoon gelegen, rijk versierd en gemeubeld waren, zullen tot puinhopen worden. Laat men het zich niet al te aangenaam maken in die aangename huizen, want men weet niet, hoe spoedig men die verwoest zal zien. Tyrus zal volkomen verwoest worden, de vijand zal niet alleen de huizen neerhalen, hij zal ook het hout en de stenen wegslepen, opdat zij er de stad niet meer mee kunnen opbouwen, en zullen die in het midden van de wateren werpen, zodat zij niet meer verzameld kunnen worden en men er geen gebruik meer van maken kan. Ja, Ezekiel 26:4, Ik zal haar stof van haar wegvagen, niet alleen zal het losse stof weggeblazen worden, maar de grond waarop zij gebouwd is, zal door de verbitterde vijand omgewoeld en uitgegraven en in het midden van de wateren geworpen worden Ezekiel 26:12. De fundamenten staan in het stof, dat stof zal geheel weggenomen worden, en dan moet de stad natuurlijk vallen. "Toen Jeruzalem verwoest werd, werd Zion als een akker geploegd," Micah 3:12. Maar de verwoesting van Tyrus zal nog verder gaan, de grond zelf zal weggemaakt worden, en de gladde steenrots zal bloot liggen, Ezekiel 26:4, Ezekiel 26:14, rots, zonder de aarde, die ze bedekt heeft, er zal alleen gelegenheid zijn om netten uit te spreiden, Ezekiel 26:5, Ezekiel 26:14, zij zal de vissers dienen, om hun netten op te drogen en te boeten.

e. Er zal een eind gemaakt worden aan haar vreugde en blijdschap, Ezekiel 26:13 :Ik zal het gedeun uwer liederen doen ophouden. Tyrus was een vrolijke stad geweest, Isaiah 23:7, met haar liederen had zij haar klanten verlokt om handel met haar te drijven. Maar nu is het uit met haar voordelige handel en aangename vriendschap, Tyrus is geen plaats meer voor handel noch voor vermaak. Tenslotte, zij zal niet meer gebouwd worden, Ezekiel 26:14, niet meer, zoals zij geweest is, met zoveel pracht en praal, niet meer op dezelfde plaats, als `t ware in de zee, een lange tijd zelfs in het geheel niet, de tegenwoordige inwoners zullen verstrooid of verspreid worden, zodat dit Tyrus niet meer zijn zal. Want God heeft het gesproken, ver 5, 14, en als het vervuld is, wat Hij gesproken heeft, dan zullen zij daaraan weten dat Hij de Here is en geen mens, dat Hij liegen zou, en geen mensenkind, dat Hem iets berouwen zou.

Verzen 15-25

Ezechiël 26:15-21

De volkomen verwoesting van Tyrus wordt hier voorgesteld in krachtige en levendige beeldspraak, die uitermate treffend is.

1. Zie hoe hoog verheven, hoe groot Tyrus geweest was, en hoe onwaarschijnlijk het was, dat het ooit hiertoe komen zou. De herinnering aan zijn vroegere grootheid en overvloed is een aanmerkelijke verzwaring van iemands tegenwoordige schande en armoede. Tyrus was een beroemde stad, Ezekiel 26:17, heinde en ver bekend bij de volken, de kronende stad (zo wordt zij genoemd in Isaiah 23:8), een stad, die kronen weggeven kon, die eerde, wie zij toelachte, die zich zelf kroonde en de kroon was van die haar omringden. Zij werd bezocht door allen, die de zee bevaren, die van alle delen daarheen kwamen en met zich brachten de overvloed van de zeeën en de bedekte verborgene dingen des zands. Zij is sterk geweest ter zee, gemakkelijk toegankelijk voor haar vrienden, maar ontoegankelijk voor haar vijanden, verdedigd door een muur van water, die haar onneembaar maakte. Zodat zij met haar praal, en haar inwoners met hun trots hunlieder schrik gaven aan allen, die haar bezochten en met haar handelden. Zij was wel versterkt en geducht in de ogen van allen, die haar kenden. Iedereen had ontzag voor de Tyriërs en was bevreesd hun te mishagen. Die. hun eigen kracht kennen, zijn maar al te geneigd schrik te veroorzaken, en er trots op te zijn, dat zij de zwakkeren schrik kunnen aanjagen.

2. Zie hoe Tyrus wordt vernederd en hoe klein het wordt gemaakt, Ezekiel 26:19, Ezekiel 26:20. Deze beroemde stad wordt gesteld tot een verwoeste stad, zij wordt niet meer bezocht als voorheen, er stromen geen kooplieden meer samen, zij is gelijk de steden, die niet bewoond worden, die geen steden zijn, en, daar niemand ze onderhoudt, van zelf instorten. Tyrus zal zijn als een stad, door een overstroming verzwolgen, die het overdekt, en als een afgrond is over haar opgekomen. Zoals de golven vroeger haar verdediging waren, zo zullen zij nu haar verwoesting zijn. Zij zal neerdalen met degenen, die in de kuil neerdalen, met de steden van de oude wereld, die onder water gezonken waren, en met Sodom en Gomorra, die op de bodem van de Dode Zee liggen. Of, zij zal zijn, als degenen die sinds lang begraven zijn, als het oude volk, die oud geworden zijn als bewoners van het stille graf, die geheel vergaan zijn onder de grond, en geheel vergeten boven de grond, zo zal Tyrus nederliggen in de onderste plaatsen van de aarde, vernederd, geplaagd, ten onder gebracht. Zij zal zijn als de woeste plaatsen, die van ouds geweest zijn, en als de mensen, die als van ouds gestorven zijn, zij zal gelijk zijn aan andere steden, die vroeger op gelijke wijze verlaten en verwoest zijn. Zij zal niet weer bewoond worden, niemand zal de moed hebben een poging te doen om haar op dezelfde plaats te herbouwen, zodat zij niet meer zijn zal, de Tyriërs zullen verloren gaan onder de volken, zodat men naar Tyrus zoeken zal op de plaats waar het geweest is, maar vergeefs: "Als gij gezocht wordt, zo zult gij niet meer gevonden worden." Andere mensen zullen een nieuwe stad bouwen op een andere plaats, dicht bij de oude, die zij Tyrus zullen noemen, meer Tyrus het Tyrus van vroeger en van nu, zal niet meer zijn. De sterkste steden ter wereld, die het best verdedigd en het best voorzien zijn, zijn onderhevig aan verval, en kunnen in korte tijd teniet gedaan worden. In de geschiedenis van ons eigen eiland (Engeland en Schotland) wordt van vele steden gesproken, die bestonden, toen de Romeinen hier waren, maar nu weten oudheidkundigen nauwelijks waar zij die zoeken moeten, en is er van hun bestaan geen ander bewijs meer over dan de Romeinse kruiken en munten, die soms toevallig worden opgegraven. Maar in de andere wereld verwachten wij een stad, die altijd zal blijven bestaan, en in volmaaktheid bloeien door alle tijden van de eeuwigheid. 3. Zie, in welk een ellende de bewoners van Tyrus zijn, Ezekiel 26:15 :In het midden van u zal men schrikkelijk moorden, velen en aanzienlijken zal men doden. Het is waarschijnlijk, dat, toen de stad genomen werd, het gros van de inwoners over de kling gejaagd werd. Toen kermde de dodelijk verwonde, en tevergeefs, tot de onbarmhartige overwinnaars, zij riepen om genade, maar zij werd hun niet gegeven, de gewonden zijn gedood zonder genade, of liever, de enige genade, die hun betoond wordt, is, dat de tweede slag hen uit hun lijden verlossen zal.

4. Zie in welk een ontsteltenis alle naburen van Tyrus zijn, als zij horen, dat zij gevallen is. Dat wordt hier sierlijk uitgedrukt, om te tonen, hoe verbazend die val zou zijn.

a. De eilanden zullen van het geluid uws vals beven, Ezekiel 26:15, evenals, wanneer een groot koopman failleert, allen, die zaken met hem doen, de schok gevoelen, en onrustig beginnen te worden, misschien hadden zij wissels op hen, die zij nu vrezen, dat alle waarde verloren hebben. Of, wanneer zij iemand plotseling bankroet zien gaan, met veel meer schuld dan bezit, maakt hen dat bevreesd, dat het hun ook zo zal gaan. Zo zullen ook de eilanden, die veilig dachten te zijn in de omarming van de zee als zij Tyrus zien vallen, beven en sidderen zeggende: "Wat zal er van ons worden?" En het is wel, als zij er een goed gebruik van maken, om zich er door te laten waarschuwen niet zeker te zijn, maar God en Zijn oordelen te vrezen. De plotselinge val van een grote toren doet de grond in de rondte beven, zo zullen al de eilanden in de Middellandse Zee gevoelig getroffen worden door de verwoesting van Tyrus, daar zij de plaats zo goed kennen, er zulke grote belangen hadden, en er zo voortdurend mee in gemeenschap stonden.

b. De vorsten van de zee, die op deze eilanden heersten, zullen er door getroffen worden. Of de rijke kooplieden, die als vorsten leven, Isaiah 23:8 en de eigenaars van de schepen, die heersen als vorsten, deze zullen de val van Tyrus op hartstochtelijke en aandoenlijke wijze betreuren Ezekiel 26:16 :Zij zullen afdalen van hun tronen, daar zij de werkzaamheden er van veronachtzamen en de praal er van verachten zullen. Zij zullen hun mantels van zich doen en hun gestikte klederen uittrekken, en zullen zich kleden met sidderingen, met zakken, die hen zullen doen huiveren, in schaamte en smart zullen zij op de aarde nederzitten, zij zullen elk ogenblik sidderen bij de gedachte aan wat Tyrus overkomen is, en uit vrees voor wat hun zelf overkomen kan, want welk eiland is veilig als Tyrus het niet is? Zij zullen een klaaglied over u opheffen, er zullen treurzangen en klaagliederen geschreven worden op de val van Tyrus, Ezekiel 26:17. Hoe zijt gij vergaan!

c. Het zal een grote verrassing voor hen zijn, en zij zullen versteld staan, dat een plaats, door natuur en kunst zo wel bevestigd, zo beroemd om macht en rijkdom, die de zenuw van de oorlog is, die het zo lang en met zoveel dapperheid uithield, tenslotte toch genomen is, Ezekiel 26:21 :Ik zal u tot een schrik stellen. Het is rechtvaardig van God tot een schrik hunner naburen te stellen door een plotselinge en vreemde straf, die zichzelf een schrik hunner naburen maken door misbruik van macht. Tyrus had hun haar schrik gegeven, Ezekiel 26:17, en wordt nu tot een schrikkelijk voorbeeld gesteld.

d. Het zal een grote beproeving voor hen zijn, en zij zullen smartelijk getroffen worden, Ezekiel 26:17, zij zullen een klaaglied over Tyrus opheffen, daar zij het duizendmaal jammer vinden, dat zulk een rijke en schitterende stad aldus verwoest is. Toen Jeruzalem, de heilige stad, verwoest werd, waren er zulke klaagliederen niet, "allen, die over de weg gingen, ging het niet aan," Lamentations 1:12, maar, toen Tyrus, de handelsstad viel, werd zij algemeen betreurd. Die de wereld in het hart hebben, betreuren het verlies van de aanzienlijke mensen meer dan dat van de goede mensen.

e. Het zal een alarmkreet voor hen zijn: "Zij zullen sidderen ten dage van uw val, omdat zij reden hebben te denken, dat het nu hun beurt is. Als Tyrus valt, wie kan dan staan blijven? Huilt gij dennen, dewijl de anderen gevallen zijn. De val van anderen behoort ons uit onze zekerheid op te wekken. De dood of het verval van anderen in de wereld is een domper op onze overmoed, als wij dromen, dat onze berg vast staat en niet zal wankelen in eeuwigheid.

5. Zie hoe de onherstelbare verwoesting van Tyrus verergerd wordt door het vooruitzicht op het herstel van Israël. Aldus zal Tyrus zinken, als Ik het sieraad herstellen zal in het land van de levenden, Ezekiel 26:20.

a. Het heilige land is het land van de levenden, want andere dan heilige zielen zijn geen levende zielen, in eigenlijken zin. Waar levende offeranden aan de levenden God geofferd worden en waar de levende orakels zijn, daar is "het lam van de levenden, daar hoopte David het goede des Heren te zien," Psalms 27:13. Dat was een type van de hemel, die in volstrekte zin, het land van de levenden is.

b. Al ligt dit land van de levenden een tijd lang onder Gods toorn, toch zal God daarin het sieraad herstellen, het sieraad, dat verdwenen was, zal terugkeren, en het herstel van datgene, waarvan zij beroofd waren, zal zoveel te groter sieraad voor hen zijn. God zelf zal het sieraad zijn van de landen, die de landen van de levenden zijn.

c. Het zal de ellende verzwaren van hen, wier deel in het land van de stervenden is, van hen, die eeuwig sterven, het geluk te zien dergenen wier eeuwig deel in het land van de levenden is Toen de rijke man zelf in de pijn was, zag hij Lazarus in de schoot van Abraham, het sieraad hem gegeven, in het land van de levenden.

Verzen 15-25

Ezechiël 26:15-21

De volkomen verwoesting van Tyrus wordt hier voorgesteld in krachtige en levendige beeldspraak, die uitermate treffend is.

1. Zie hoe hoog verheven, hoe groot Tyrus geweest was, en hoe onwaarschijnlijk het was, dat het ooit hiertoe komen zou. De herinnering aan zijn vroegere grootheid en overvloed is een aanmerkelijke verzwaring van iemands tegenwoordige schande en armoede. Tyrus was een beroemde stad, Ezekiel 26:17, heinde en ver bekend bij de volken, de kronende stad (zo wordt zij genoemd in Isaiah 23:8), een stad, die kronen weggeven kon, die eerde, wie zij toelachte, die zich zelf kroonde en de kroon was van die haar omringden. Zij werd bezocht door allen, die de zee bevaren, die van alle delen daarheen kwamen en met zich brachten de overvloed van de zeeën en de bedekte verborgene dingen des zands. Zij is sterk geweest ter zee, gemakkelijk toegankelijk voor haar vrienden, maar ontoegankelijk voor haar vijanden, verdedigd door een muur van water, die haar onneembaar maakte. Zodat zij met haar praal, en haar inwoners met hun trots hunlieder schrik gaven aan allen, die haar bezochten en met haar handelden. Zij was wel versterkt en geducht in de ogen van allen, die haar kenden. Iedereen had ontzag voor de Tyriërs en was bevreesd hun te mishagen. Die. hun eigen kracht kennen, zijn maar al te geneigd schrik te veroorzaken, en er trots op te zijn, dat zij de zwakkeren schrik kunnen aanjagen.

2. Zie hoe Tyrus wordt vernederd en hoe klein het wordt gemaakt, Ezekiel 26:19, Ezekiel 26:20. Deze beroemde stad wordt gesteld tot een verwoeste stad, zij wordt niet meer bezocht als voorheen, er stromen geen kooplieden meer samen, zij is gelijk de steden, die niet bewoond worden, die geen steden zijn, en, daar niemand ze onderhoudt, van zelf instorten. Tyrus zal zijn als een stad, door een overstroming verzwolgen, die het overdekt, en als een afgrond is over haar opgekomen. Zoals de golven vroeger haar verdediging waren, zo zullen zij nu haar verwoesting zijn. Zij zal neerdalen met degenen, die in de kuil neerdalen, met de steden van de oude wereld, die onder water gezonken waren, en met Sodom en Gomorra, die op de bodem van de Dode Zee liggen. Of, zij zal zijn, als degenen die sinds lang begraven zijn, als het oude volk, die oud geworden zijn als bewoners van het stille graf, die geheel vergaan zijn onder de grond, en geheel vergeten boven de grond, zo zal Tyrus nederliggen in de onderste plaatsen van de aarde, vernederd, geplaagd, ten onder gebracht. Zij zal zijn als de woeste plaatsen, die van ouds geweest zijn, en als de mensen, die als van ouds gestorven zijn, zij zal gelijk zijn aan andere steden, die vroeger op gelijke wijze verlaten en verwoest zijn. Zij zal niet weer bewoond worden, niemand zal de moed hebben een poging te doen om haar op dezelfde plaats te herbouwen, zodat zij niet meer zijn zal, de Tyriërs zullen verloren gaan onder de volken, zodat men naar Tyrus zoeken zal op de plaats waar het geweest is, maar vergeefs: "Als gij gezocht wordt, zo zult gij niet meer gevonden worden." Andere mensen zullen een nieuwe stad bouwen op een andere plaats, dicht bij de oude, die zij Tyrus zullen noemen, meer Tyrus het Tyrus van vroeger en van nu, zal niet meer zijn. De sterkste steden ter wereld, die het best verdedigd en het best voorzien zijn, zijn onderhevig aan verval, en kunnen in korte tijd teniet gedaan worden. In de geschiedenis van ons eigen eiland (Engeland en Schotland) wordt van vele steden gesproken, die bestonden, toen de Romeinen hier waren, maar nu weten oudheidkundigen nauwelijks waar zij die zoeken moeten, en is er van hun bestaan geen ander bewijs meer over dan de Romeinse kruiken en munten, die soms toevallig worden opgegraven. Maar in de andere wereld verwachten wij een stad, die altijd zal blijven bestaan, en in volmaaktheid bloeien door alle tijden van de eeuwigheid. 3. Zie, in welk een ellende de bewoners van Tyrus zijn, Ezekiel 26:15 :In het midden van u zal men schrikkelijk moorden, velen en aanzienlijken zal men doden. Het is waarschijnlijk, dat, toen de stad genomen werd, het gros van de inwoners over de kling gejaagd werd. Toen kermde de dodelijk verwonde, en tevergeefs, tot de onbarmhartige overwinnaars, zij riepen om genade, maar zij werd hun niet gegeven, de gewonden zijn gedood zonder genade, of liever, de enige genade, die hun betoond wordt, is, dat de tweede slag hen uit hun lijden verlossen zal.

4. Zie in welk een ontsteltenis alle naburen van Tyrus zijn, als zij horen, dat zij gevallen is. Dat wordt hier sierlijk uitgedrukt, om te tonen, hoe verbazend die val zou zijn.

a. De eilanden zullen van het geluid uws vals beven, Ezekiel 26:15, evenals, wanneer een groot koopman failleert, allen, die zaken met hem doen, de schok gevoelen, en onrustig beginnen te worden, misschien hadden zij wissels op hen, die zij nu vrezen, dat alle waarde verloren hebben. Of, wanneer zij iemand plotseling bankroet zien gaan, met veel meer schuld dan bezit, maakt hen dat bevreesd, dat het hun ook zo zal gaan. Zo zullen ook de eilanden, die veilig dachten te zijn in de omarming van de zee als zij Tyrus zien vallen, beven en sidderen zeggende: "Wat zal er van ons worden?" En het is wel, als zij er een goed gebruik van maken, om zich er door te laten waarschuwen niet zeker te zijn, maar God en Zijn oordelen te vrezen. De plotselinge val van een grote toren doet de grond in de rondte beven, zo zullen al de eilanden in de Middellandse Zee gevoelig getroffen worden door de verwoesting van Tyrus, daar zij de plaats zo goed kennen, er zulke grote belangen hadden, en er zo voortdurend mee in gemeenschap stonden.

b. De vorsten van de zee, die op deze eilanden heersten, zullen er door getroffen worden. Of de rijke kooplieden, die als vorsten leven, Isaiah 23:8 en de eigenaars van de schepen, die heersen als vorsten, deze zullen de val van Tyrus op hartstochtelijke en aandoenlijke wijze betreuren Ezekiel 26:16 :Zij zullen afdalen van hun tronen, daar zij de werkzaamheden er van veronachtzamen en de praal er van verachten zullen. Zij zullen hun mantels van zich doen en hun gestikte klederen uittrekken, en zullen zich kleden met sidderingen, met zakken, die hen zullen doen huiveren, in schaamte en smart zullen zij op de aarde nederzitten, zij zullen elk ogenblik sidderen bij de gedachte aan wat Tyrus overkomen is, en uit vrees voor wat hun zelf overkomen kan, want welk eiland is veilig als Tyrus het niet is? Zij zullen een klaaglied over u opheffen, er zullen treurzangen en klaagliederen geschreven worden op de val van Tyrus, Ezekiel 26:17. Hoe zijt gij vergaan!

c. Het zal een grote verrassing voor hen zijn, en zij zullen versteld staan, dat een plaats, door natuur en kunst zo wel bevestigd, zo beroemd om macht en rijkdom, die de zenuw van de oorlog is, die het zo lang en met zoveel dapperheid uithield, tenslotte toch genomen is, Ezekiel 26:21 :Ik zal u tot een schrik stellen. Het is rechtvaardig van God tot een schrik hunner naburen te stellen door een plotselinge en vreemde straf, die zichzelf een schrik hunner naburen maken door misbruik van macht. Tyrus had hun haar schrik gegeven, Ezekiel 26:17, en wordt nu tot een schrikkelijk voorbeeld gesteld.

d. Het zal een grote beproeving voor hen zijn, en zij zullen smartelijk getroffen worden, Ezekiel 26:17, zij zullen een klaaglied over Tyrus opheffen, daar zij het duizendmaal jammer vinden, dat zulk een rijke en schitterende stad aldus verwoest is. Toen Jeruzalem, de heilige stad, verwoest werd, waren er zulke klaagliederen niet, "allen, die over de weg gingen, ging het niet aan," Lamentations 1:12, maar, toen Tyrus, de handelsstad viel, werd zij algemeen betreurd. Die de wereld in het hart hebben, betreuren het verlies van de aanzienlijke mensen meer dan dat van de goede mensen.

e. Het zal een alarmkreet voor hen zijn: "Zij zullen sidderen ten dage van uw val, omdat zij reden hebben te denken, dat het nu hun beurt is. Als Tyrus valt, wie kan dan staan blijven? Huilt gij dennen, dewijl de anderen gevallen zijn. De val van anderen behoort ons uit onze zekerheid op te wekken. De dood of het verval van anderen in de wereld is een domper op onze overmoed, als wij dromen, dat onze berg vast staat en niet zal wankelen in eeuwigheid.

5. Zie hoe de onherstelbare verwoesting van Tyrus verergerd wordt door het vooruitzicht op het herstel van Israël. Aldus zal Tyrus zinken, als Ik het sieraad herstellen zal in het land van de levenden, Ezekiel 26:20.

a. Het heilige land is het land van de levenden, want andere dan heilige zielen zijn geen levende zielen, in eigenlijken zin. Waar levende offeranden aan de levenden God geofferd worden en waar de levende orakels zijn, daar is "het lam van de levenden, daar hoopte David het goede des Heren te zien," Psalms 27:13. Dat was een type van de hemel, die in volstrekte zin, het land van de levenden is.

b. Al ligt dit land van de levenden een tijd lang onder Gods toorn, toch zal God daarin het sieraad herstellen, het sieraad, dat verdwenen was, zal terugkeren, en het herstel van datgene, waarvan zij beroofd waren, zal zoveel te groter sieraad voor hen zijn. God zelf zal het sieraad zijn van de landen, die de landen van de levenden zijn.

c. Het zal de ellende verzwaren van hen, wier deel in het land van de stervenden is, van hen, die eeuwig sterven, het geluk te zien dergenen wier eeuwig deel in het land van de levenden is Toen de rijke man zelf in de pijn was, zag hij Lazarus in de schoot van Abraham, het sieraad hem gegeven, in het land van de levenden.

Bibliografische Informatie
Henry, Matthew. "Commentaar op Ezekiel 26". "Bijbelverkaring van Matthew Henry". https://studylight.org/commentaries/dut/mhm/ezekiel-26.html. 1706.
adsFree icon
Ads FreeProfile