Lectionary Calendar
Friday, November 22nd, 2024
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
advertisement
advertisement
advertisement
Attention!
Take your personal ministry to the Next Level by helping StudyLight build churches and supporting pastors in Uganda.
Click here to join the effort!
Click here to join the effort!
Bible Commentaries
Bijbelverkaring van Matthew Henry Henry's compleet
Auteursrechtverklaring
Deze bestanden zijn publiek domein en zijn een afgeleide van een elektronische editie die beschikbaar is op de website Bible Support.
Deze bestanden zijn publiek domein en zijn een afgeleide van een elektronische editie die beschikbaar is op de website Bible Support.
Bibliografische Informatie
Henry, Matthew. "Commentaar op Exodus 4". "Bijbelverkaring van Matthew Henry". https://www.studylight.org/commentaries/dut/mhm/exodus-4.html. 1706.
Henry, Matthew. "Commentaar op Exodus 4". "Bijbelverkaring van Matthew Henry". https://www.studylight.org/
Whole Bible (3)
Inleiding
Bijbelverkaring van Matthew Henry, EXODUS 4In dit hoofdstuk hebben wij:
I. De voortzetting van het gesprek tussen God en Mozes aan het braambos, betreffende de grote zaak van Israëls uitvoering uit Egypte.
1.Mozes komt met de tegenwerping van het ongeloof van het volk. Exodus 4:1, en God neemt dit bezwaar weg door hem macht te geven om wonderen te doen.
a. Hij zal zijn staf in een slang veranderen, en dan weer de slang in een staf, Exodus 4:2.
b. Hij zal zijn hand melaats maken, en dan weer gezond, Exodus 4:6
c. Hij zal water in bloed veranderen, Exodus 4:9.
2. Mozes maakt bezwaar omdat hij zwaar van mond en zwaar van tong is, Exodus 4:10 en vraagt om voor verontschuldigd gehouden te mogen worden van te gaan, Exodus 4:13, maar God neemt dit bezwaar weg:
a. Door te beloven met hem te zullen zijn, Exodus 4:11, Exodus 4:12.
b. Door hem voor die opdracht Aron toe te voegen, Exodus 4:14
c. Door zelfs op de staf in zijn hand eer te leggen, Exodus 4:17.
II. Het begin van Mozes tenuitvoerbrenging van zijn opdracht.
1. Hij ontvangt verlof van zijn schoonvader om terug te keren naar Egypte. Exodus 4:18.
2. Hij ontvangt nadere instructies en verdere aanmoediging van God, Exodus 4:19.
3. Hij verhaast zijn vertrek, en neemt zijn gezin mee, Exodus 4:20.
4.Hij ondervindt enige moeilijkheid op de weg vanwege de besnijdenis van zijn zoon, Exodus 4:24.
5. Hij heeft het genoegen van zijn broeder Aron te ontmoeten, Exodus 4:27.
6. Hij geeft, tot hun grote vreugde, zijn opdracht te kennen aan de oudsten van Israël, Exodus 4:29
En aldus werden voor deze grote verlossing de raderen In beweging gebracht.
Inleiding
Bijbelverkaring van Matthew Henry, EXODUS 4In dit hoofdstuk hebben wij:
I. De voortzetting van het gesprek tussen God en Mozes aan het braambos, betreffende de grote zaak van Israëls uitvoering uit Egypte.
1.Mozes komt met de tegenwerping van het ongeloof van het volk. Exodus 4:1, en God neemt dit bezwaar weg door hem macht te geven om wonderen te doen.
a. Hij zal zijn staf in een slang veranderen, en dan weer de slang in een staf, Exodus 4:2.
b. Hij zal zijn hand melaats maken, en dan weer gezond, Exodus 4:6
c. Hij zal water in bloed veranderen, Exodus 4:9.
2. Mozes maakt bezwaar omdat hij zwaar van mond en zwaar van tong is, Exodus 4:10 en vraagt om voor verontschuldigd gehouden te mogen worden van te gaan, Exodus 4:13, maar God neemt dit bezwaar weg:
a. Door te beloven met hem te zullen zijn, Exodus 4:11, Exodus 4:12.
b. Door hem voor die opdracht Aron toe te voegen, Exodus 4:14
c. Door zelfs op de staf in zijn hand eer te leggen, Exodus 4:17.
II. Het begin van Mozes tenuitvoerbrenging van zijn opdracht.
1. Hij ontvangt verlof van zijn schoonvader om terug te keren naar Egypte. Exodus 4:18.
2. Hij ontvangt nadere instructies en verdere aanmoediging van God, Exodus 4:19.
3. Hij verhaast zijn vertrek, en neemt zijn gezin mee, Exodus 4:20.
4.Hij ondervindt enige moeilijkheid op de weg vanwege de besnijdenis van zijn zoon, Exodus 4:24.
5. Hij heeft het genoegen van zijn broeder Aron te ontmoeten, Exodus 4:27.
6. Hij geeft, tot hun grote vreugde, zijn opdracht te kennen aan de oudsten van Israël, Exodus 4:29
En aldus werden voor deze grote verlossing de raderen In beweging gebracht.
Verzen 1-9
Exodus 4:1-9Het was een zeer grote eer, waartoe Mozes geroepen werd, toen God hem de opdracht gaf om Israël uit te voeren uit Egypte, maar toch kan hij er nauwelijks toe bewogen worden om die opdracht te aanvaarden, en als hij haar ten laatste aanneemt, is het nog met grote tegenzin, wat wij eerder aan een nederig wantrouwen van zichzelf moeten toeschrijven dan aan een ongelovig wantrouwen van God en van Zijn woord en macht. Zij, die door God bestemd zijn om verhoogd te worden, worden door Hem met ootmoed bekleed, die het bekwaamst zijn voor de dienst, zijn het minst verwaand.
I. Mozes voert als bezwaar aan, dat naar alle waarschijnlijkheid het volk zijn stem niet zal horen, Exodus 4:1. Dat is: dat zij hem niet op zijn woord zullen geloven, tenzij hij hun een teken toonde en hem was nog niet gezegd, dat hij dit doen moest. Deze tegenwerping kan niet worden gerechtvaardigd, omdat zij in tegenspraak is met wat God gezegd heeft, Exodus 3:18 :Zij zullen uw stem horen. Als God zegt: Zij zullen, dan hoort Mozes niet te zeggen: Zij zullen niet. Zeker bedoelt hij: "Misschien zullen zij in het eerst niet," of, "sommigen van hen zullen niet." Indien er tegensprekers onder hen zijn, die zijn opdracht in twijfel trekken, hoe moet hij dan met hen handelen? En wat moet hij doen om hen tot overtuiging te brengen? Hij dacht hoe zij hem eens verworpen hebben, en hij vreesde dat het nu weer zo gaan zou. Tegenwoordige mismoedigheid ontstaat dikwijls uit vroegere teleurstellingen. Wijze en Godvruchtige mensen koesteren soms een ongunstiger mening over de lieden, dan zij verdienen. Mozes zei: Exodus 4:1. Zij zullen mij niet geloven, en toch heeft hij zich hierin gelukkig vergist, want in Exodus 4:31 wordt gezegd: het volk geloofde, maar toen waren ook eerst de tekenen, door God aangewezen, voor hun ogen gedaan.
II. God machtigt hem om wonderen te werken, wijst hem speciaal drie aan, waarvan twee nu direct tot zijn eigen overtuiging gewerkt werden. Echte wonderen zijn de overtuigendste uitwendige bewijzen van een Goddelijke zending. Daarom heeft onze Heiland zich dikwijls beroepen op Zijn werken, zoals in John 5:36, en Nicodmus verklaart er zich door overtuigd, John 3:2. daar aan Mozes hier een bijzondere opdracht gegeven is om de rechter en wetgever van Israël te zijn, wordt aan zijn lastbrief dit zegel gehecht, en wordt hij bij zijn komst tot Israël door deze geloofsbrieven ondersteund.
1. De staf in zijn hand wordt tot onderwerp gemaakt van een wonder, een dubbel wonder. Zij wordt slechts uit zijn hand geworpen, en zij wordt een slang, hij neemt haar op, en zij wordt weer een staf, Exodus 4:2 Nu was hier:
a. een Goddelijke macht geopenbaard in die verandering zelf: dat een droge stok veranderd zou worden in een levende slang, die zo schrikwekkend is dat Mozes zelf tot wie zij zich dreigend gekeerd scheen te hebben, van haar wegkroop, hoewel, naar wij kunnen veronderstellen, in die woestijn slangen niet vreemd voor hem waren, maar wat door een wonder werd voortgebracht, was altijd het beste en krachtigste in zijn soort, zoals het water, dat in wijn werd veranderd, en dat toen die levende slang weer tot een droge stok werd, dat was het doen des HEEREN.
b. Hier was eer gelegd op Mozes: daar die verandering gemaakt werd op zijn eenvoudig neerwerpen en weeropnemen, zonder een toverformule of bezwering. Dat hij aldus gemachtigd werd om onder God buiten de gewone loop van de natuur en van de voorzienigheid te handelen, was een bewijs van zijn gezag en van zijn macht om, onder God, een nieuwe bedeling vast te stellen van het Koninkrijk van de genade. Wij kunnen ons ons niet voorstellen, dat de God van de waarheid een macht als deze aan een bedrieger zou verlenen.
c. In het wonder zelf lag een betekenis: Farao had de roede van Israël in een slang verkeerd, hen voorstellende als gevaarlijk voor zijn rijk, Exodus 1:10, hen in het stof doen kruipen en hun verderf en ondergang zoekende, maar nu zullen zij weer in een roede verkeerd worden. Of wel: Farao had de roede van de regering verkeerd in een slang van verdrukking, waarvoor Mozes zelf naar Midian gevlucht was maar door middel van Mozes was het toneel nu veranderd.
d. Er was een directe strekking in om de kinderen Israëls er van te overtuigen, dat Mozes in waarheid van God was gezonden, om te doen wat hij deed, Exodus 4:5. Wonderen zijn tot een teken voor de ongelovigen, 1 Corinthians 14:22.
2. Vervolgens werd zijn hand tot het onderwerp van een wonder gemaakt. Hij steekt haar in zijn boezem, en toen hij ze er uittrok was zij melaats, hij steekt haar weer in dezelfde plaats, en trekt ze er uit, gezond en wel, Exodus 4:6, Exodus 4:7. Dat betekende:
a. Dat Mozes door de kracht Gods zware ziekten over Egypte zou brengen, die, op zijn gebed, weggenomen, opgeheven zullen worden.
b. Dat, doordat de Israëlieten in Egypte melaats waren geworden, verontreinigd door zonde en bijna verteerd door verdrukking (een melaatse is als een dode), Numbers 12:1 zij, door in Mozes' boezem genomen te worden, gereinigd en geheeld zouden worden, en al hun grieven zouden worden hersteld.
c. Dat Mozes niet in zijn eigen kracht, noch tot zijn eigen lof wonderen zou werken, maar door de kracht van God en tot Zijn verheerlijking, die melaatse hand van Mozes maakt, dat voor altijd de roem is uitgesloten. Nu werd verondersteld dat, zo het eerste teken hen niet zou overtuigen, het tweede die overtuiging wl zou teweegbrengen. God is bereid om de waarheid van Zijn Woord meer overvloedig aan te tonen, en is niet zuinig met Zijn bewijzen, de menigte en de verscheidenheid van de wonderen bevestigen het getuigenis.
3. Hij ontvangt bevel om, als hij in Egypte zou gekomen zijn, water uit de rivier in bloed te verkeren, Exodus 4:9. Dit geschiedde in het eerst als een teken, maar toen Farao er geen geloof aan sloeg, werd daarna al het water van de rivier in bloed veranderd, en toen werd het een plaag. God beveelt hem dit wonder te doen ingeval dat de eerste twee wonderen hen nog niet tot overtuiging gebracht zouden hebben. Aan het ongeloof moet geen verontschuldiging worden gelaten, het moet schuldig worden bevonden aan moedwillige hardnekkigheid. Van het volk van Israël had God gezegd, Exodus 3:18 :Zij "zullen horen", toch verordineert Hij dat voor hun overtuiging deze wonderen gedaan zullen worden, want Hij die het doel heeft verordineerd, heeft ook de middelen verordineerd.
Verzen 1-9
Exodus 4:1-9Het was een zeer grote eer, waartoe Mozes geroepen werd, toen God hem de opdracht gaf om Israël uit te voeren uit Egypte, maar toch kan hij er nauwelijks toe bewogen worden om die opdracht te aanvaarden, en als hij haar ten laatste aanneemt, is het nog met grote tegenzin, wat wij eerder aan een nederig wantrouwen van zichzelf moeten toeschrijven dan aan een ongelovig wantrouwen van God en van Zijn woord en macht. Zij, die door God bestemd zijn om verhoogd te worden, worden door Hem met ootmoed bekleed, die het bekwaamst zijn voor de dienst, zijn het minst verwaand.
I. Mozes voert als bezwaar aan, dat naar alle waarschijnlijkheid het volk zijn stem niet zal horen, Exodus 4:1. Dat is: dat zij hem niet op zijn woord zullen geloven, tenzij hij hun een teken toonde en hem was nog niet gezegd, dat hij dit doen moest. Deze tegenwerping kan niet worden gerechtvaardigd, omdat zij in tegenspraak is met wat God gezegd heeft, Exodus 3:18 :Zij zullen uw stem horen. Als God zegt: Zij zullen, dan hoort Mozes niet te zeggen: Zij zullen niet. Zeker bedoelt hij: "Misschien zullen zij in het eerst niet," of, "sommigen van hen zullen niet." Indien er tegensprekers onder hen zijn, die zijn opdracht in twijfel trekken, hoe moet hij dan met hen handelen? En wat moet hij doen om hen tot overtuiging te brengen? Hij dacht hoe zij hem eens verworpen hebben, en hij vreesde dat het nu weer zo gaan zou. Tegenwoordige mismoedigheid ontstaat dikwijls uit vroegere teleurstellingen. Wijze en Godvruchtige mensen koesteren soms een ongunstiger mening over de lieden, dan zij verdienen. Mozes zei: Exodus 4:1. Zij zullen mij niet geloven, en toch heeft hij zich hierin gelukkig vergist, want in Exodus 4:31 wordt gezegd: het volk geloofde, maar toen waren ook eerst de tekenen, door God aangewezen, voor hun ogen gedaan.
II. God machtigt hem om wonderen te werken, wijst hem speciaal drie aan, waarvan twee nu direct tot zijn eigen overtuiging gewerkt werden. Echte wonderen zijn de overtuigendste uitwendige bewijzen van een Goddelijke zending. Daarom heeft onze Heiland zich dikwijls beroepen op Zijn werken, zoals in John 5:36, en Nicodmus verklaart er zich door overtuigd, John 3:2. daar aan Mozes hier een bijzondere opdracht gegeven is om de rechter en wetgever van Israël te zijn, wordt aan zijn lastbrief dit zegel gehecht, en wordt hij bij zijn komst tot Israël door deze geloofsbrieven ondersteund.
1. De staf in zijn hand wordt tot onderwerp gemaakt van een wonder, een dubbel wonder. Zij wordt slechts uit zijn hand geworpen, en zij wordt een slang, hij neemt haar op, en zij wordt weer een staf, Exodus 4:2 Nu was hier:
a. een Goddelijke macht geopenbaard in die verandering zelf: dat een droge stok veranderd zou worden in een levende slang, die zo schrikwekkend is dat Mozes zelf tot wie zij zich dreigend gekeerd scheen te hebben, van haar wegkroop, hoewel, naar wij kunnen veronderstellen, in die woestijn slangen niet vreemd voor hem waren, maar wat door een wonder werd voortgebracht, was altijd het beste en krachtigste in zijn soort, zoals het water, dat in wijn werd veranderd, en dat toen die levende slang weer tot een droge stok werd, dat was het doen des HEEREN.
b. Hier was eer gelegd op Mozes: daar die verandering gemaakt werd op zijn eenvoudig neerwerpen en weeropnemen, zonder een toverformule of bezwering. Dat hij aldus gemachtigd werd om onder God buiten de gewone loop van de natuur en van de voorzienigheid te handelen, was een bewijs van zijn gezag en van zijn macht om, onder God, een nieuwe bedeling vast te stellen van het Koninkrijk van de genade. Wij kunnen ons ons niet voorstellen, dat de God van de waarheid een macht als deze aan een bedrieger zou verlenen.
c. In het wonder zelf lag een betekenis: Farao had de roede van Israël in een slang verkeerd, hen voorstellende als gevaarlijk voor zijn rijk, Exodus 1:10, hen in het stof doen kruipen en hun verderf en ondergang zoekende, maar nu zullen zij weer in een roede verkeerd worden. Of wel: Farao had de roede van de regering verkeerd in een slang van verdrukking, waarvoor Mozes zelf naar Midian gevlucht was maar door middel van Mozes was het toneel nu veranderd.
d. Er was een directe strekking in om de kinderen Israëls er van te overtuigen, dat Mozes in waarheid van God was gezonden, om te doen wat hij deed, Exodus 4:5. Wonderen zijn tot een teken voor de ongelovigen, 1 Corinthians 14:22.
2. Vervolgens werd zijn hand tot het onderwerp van een wonder gemaakt. Hij steekt haar in zijn boezem, en toen hij ze er uittrok was zij melaats, hij steekt haar weer in dezelfde plaats, en trekt ze er uit, gezond en wel, Exodus 4:6, Exodus 4:7. Dat betekende:
a. Dat Mozes door de kracht Gods zware ziekten over Egypte zou brengen, die, op zijn gebed, weggenomen, opgeheven zullen worden.
b. Dat, doordat de Israëlieten in Egypte melaats waren geworden, verontreinigd door zonde en bijna verteerd door verdrukking (een melaatse is als een dode), Numbers 12:1 zij, door in Mozes' boezem genomen te worden, gereinigd en geheeld zouden worden, en al hun grieven zouden worden hersteld.
c. Dat Mozes niet in zijn eigen kracht, noch tot zijn eigen lof wonderen zou werken, maar door de kracht van God en tot Zijn verheerlijking, die melaatse hand van Mozes maakt, dat voor altijd de roem is uitgesloten. Nu werd verondersteld dat, zo het eerste teken hen niet zou overtuigen, het tweede die overtuiging wl zou teweegbrengen. God is bereid om de waarheid van Zijn Woord meer overvloedig aan te tonen, en is niet zuinig met Zijn bewijzen, de menigte en de verscheidenheid van de wonderen bevestigen het getuigenis.
3. Hij ontvangt bevel om, als hij in Egypte zou gekomen zijn, water uit de rivier in bloed te verkeren, Exodus 4:9. Dit geschiedde in het eerst als een teken, maar toen Farao er geen geloof aan sloeg, werd daarna al het water van de rivier in bloed veranderd, en toen werd het een plaag. God beveelt hem dit wonder te doen ingeval dat de eerste twee wonderen hen nog niet tot overtuiging gebracht zouden hebben. Aan het ongeloof moet geen verontschuldiging worden gelaten, het moet schuldig worden bevonden aan moedwillige hardnekkigheid. Van het volk van Israël had God gezegd, Exodus 3:18 :Zij "zullen horen", toch verordineert Hij dat voor hun overtuiging deze wonderen gedaan zullen worden, want Hij die het doel heeft verordineerd, heeft ook de middelen verordineerd.
Verzen 10-17
Exodus 4:10-17Mozes blijft nog onwillig voor het werk, dat God voor hem bestemd had, tot overtredens toe, want nu kunnen wij het niet meer toeschrijven aan zijn nederigheid of bescheidenheid, maar moeten erkennen dat er al te veel lafhartigheid, traagheid en ongeloof in was.
Merk op:
I. Hoe Mozes zich van dit werk zocht te verontschuldigen.
1. Hij voert aan dat hij geen goed spreker is, Exodus 4:10. "Och HEERE! ik ben geen man wel ter tale." Hij was een groot wijsgeer, staatsman en Godgeleerde, maar geen redenaar, een man met een helder hoofd, een groot en diep denker, en van een gezond oordeel, maar hij was niet welbespraakt, kon zich niet gemakkelijk uiten, en daarom achtte hij zich ongeschikt om tot voorname mannen over grote en belangrijke zaken te spreken, in gevaar om door de Egyptenaren tot zwijgen te worden gebracht. Laat ons hierbij opmerken, dat wij de mensen niet moeten beoordelen naar hun vaardigheid in het spreken, Mozes was machtig in woorden, Acts 7:22, en toch niet welbespraakt, wat hij zei was sterk en gespierd, en ter zake, en het vloeide als de dauw, Deuteronomy 32:2, hoewel hij in zijn voordracht die vaardigheid, en gemakkelijkheid, en sierlijkheid niet had van sommigen, die toch geen tiende deel hebben van zijn verstand. De rede-of spraak-van Paulus was verachtelijk, 2 Corinthians 10:10. Veel wijsheid en grote waarde kan verborgen liggen onder een langzame, aarzelende wijze van spreken.
b. Soms behaagt het God om diegenen als Zijn boodschappers te kiezen, die van nature het minst begaafd zijn, opdat Zijn genade zoveel helderder in hen zal uitblinken. Christus' discipelen waren geen redenaars, voordat de Geest hen tot redenaars had gemaakt.
2. Toen dit zijn bezwaar was teniet gedaan, en al zijn verontschuldigingen weerlegd waren, vroeg hij aan God om iemand anders te zenden om die boodschap te volbrengen en hem in Midian te laten om schapen te hoeden, Exodus 4:13. "Doch hij zeide: Och, HEERE! zend toch door de hand desgenen, dien Gij zoudt zenden." Gij kunt voorzeker iemand vinden, die er veel meer geschikt voor is dan ik. Een onwillig hart zal de armzaligste verschoning aangrijpen, en zal een werk, waarin moeilijkheid en gevaar gelegen is, graag op iemand anders schuiven.
II. Hoe God zich verwaardigt om op al zijn verontschuldigingen te antwoorden, hoewel de toorn des HEEREN over hem was ontstoken, Exodus 4:14, bleef Hij toch met hem redeneren, totdat Hij hem had overwonnen. Zelfs het wantrouwen van onszelf zal, als het te ver gaat en ons of afhoudt van onze plicht, of ons belemmert in het doen van onze plicht, of ons de moed beneemt om afhankelijk te zijn van God, Hem zeer mishagen. Gods toorn wordt terecht ontstoken door onze onwilligheid om Hem te dienen, en Hij heeft alle reden om dit erg verkeerd aan te merken, want Hij is zo'n weldoener, dat Hij ons vooruit is, en zo'n beloner dat Hij nooit achterstallig bij ons is. God is terecht boos op hen, die Hij toch niet verwerpt, Hij verwaardigt zich om zelfs met zijn ondeugende kinderen de zaak te beredeneren en overwint hen, zoals Hij hier Mozes overwonnen heeft, met genade en goedheid.
A. Tegenover de zwakheid van Mozes herinnert Hij hem hier aan Zijn eigen macht Exodus 4:11. a. Zijn macht in wat Mozes als bezwaar aanvoert: "En de HEERE zeide tot hem: Wie heeft de mens de mond gemaakt, of wie heeft de stomme, of dove, of ziende, of blinde gemaakt? Ben Ik het niet, de HEERE?" Mozes wist dat God de mens gemaakt heeft, maar nu moet hij er aan herinnerd worden dat God de mens de mond gemaakt heeft. Als wij het oog hebben op God als Schepper, zal ons dit helpen over zeer veel van de moeilijkheden, die zich voordoen op de weg van onze plicht, Psalms 124:8. Als Schepper van de natuur heeft God ons het vermogen gegeven van de spraak, en van Hem, de fontein van alle gaven en genade, komt de bekwaamheid om goed te spreken, de mond en wijsheid, Luke 21:15, de tong van de geleerden, Isaiah 50:4, Hij stort genade uit in de lippen, Psalms 45:3.
b. Zijn macht in het algemeen over de andere vermogens, wie anders dan God heeft de stomme of dove of ziende of blinde gemaakt?
Ten eerste. De volkomenheid van onze vermogens is Zijn werk, Hij maakt de ziende, Hij formeerde het oog, Psalms 94:9- "Toen opende Hij hun verstand, opdat zij de Schriften verstonden." Luke 24:1, 45.
Ten tweede. Ook de onvolkomenheid er van is van Hem, Hij maakt de stomme en dove en blinde. Is er enig kwaad van die aard en heeft de HEERE het niet gedaan? Ongetwijfeld heeft Hij het gedaan en steeds in wijsheid en rechtvaardigheid en tot Zijn verheerlijking John 9:3. Farao en de Egyptenaren werden geestelijk doof en blind gemaakt, zoals Isaiah 6:9, Isaiah 6:10. Maar God wist hoe met hen te handelen en eer door hen te verkrijgen.
B. Om hem te bemoedigen in zijn grote onderneming, herhaalt Hij de belofte van Zijn tegenwoordigheid, niet alleen in het algemeen: "Ik zal met u zijn", Exodus 3:12, maar in het bijzonder: "Ik zal met uw mond zijn, zodat de onvolkomenheid van uw spraak geen nadeel zal opleveren voor uw boodschap." Het blijkt niet dat God dit gebrek- waarin het ook moge bestaan hebben-onmiddellijk heeft weggenomen, maar Hij deed wat er mee gelijk stond: Hij leerde hem wat hij moest zeggen, en liet dan de zaak zichzelf aanbevelen, indien anderen met meer sierlijkheid hebben gesproken, heeft toch niemand met meer macht gesproken. Zij, die door God gebruikt worden om voor Hem te spreken, moeten tot Hem gaan om instructies, en het zal hun gegeven worden wat zij zullen spreken, Matthew 10:19.
C. Hij voegt hem Aron toe voor zijn opdracht. Hij belooft dat Aron hem te van zijn tijd zal ontmoeten, en dat deze blij zal zijn hem te zien, daar zij waarschijnlijk elkaar in vele jaren niet gezien hadden, Exodus 4:14. Hij beveelt hem Aron als zijn woordvoerder te gebruiken, Exodus 4:16. God zou Mozes wegens zijn onwilligheid om gebruikt te worden geheel opzij kunnen zetten, maar Hij heeft zijn zwakheid in aanmerking genomen, en geeft hem een helper.
Merk op:
a. Dat twee beter zijn dan n, Ecclesiastes 4:9. God zal Zijn twee getuigen hebben, Revelation 13:3, opdat uit hun mond ieder woord bestaan zal.
b. Aron was de broer van Mozes, de Goddelijke wijsheid beschikte het zo, dat hun natuurlijke genegenheid voor elkaar hun eenheid zou versterken bij de gezamenlijke uitvoering van hun opdracht. Christus heeft Zijn discipelen twee aan twee uitgezonden, en sommigen van die paren waren broeders. c. Aron was de oudste broer, en toch was hij bereid en gewillig om onder Mozes gebruikt te worden in deze zaak omdat God het zo wilde. d Aron kon goed spreken, en toch was hij de mindere van Mozes in wijsheid. God deelt Zijn gaven verschillend uit aan de kinderen van de mensen, opdat wij zien zullen hoe wij elkaar nodig hebben, en ieder iets zal kunnen bijdragen tot welzijn van het geheel, 1 Corinthians 12:21. De tong van Aron met het hoofd en het hart van Mozes zou iemand volkomen geschikt maken voor dit gezantschap. God belooft: "Ik zal met uw mond en zijn mond zijn." Zelfs Aron, die goed kon spreken, kon toch niet ter zake spreken, tenzij God met zijn mond was, zonder de voortdurende hulp van de Goddelijke genade zullen de beste gaven het doel nog missen.
D. Hij beveelt hem de staf in zijn hand mee te nemen, Exodus 4:17, om aan te duiden dat hij zijn onderneming eerder door doen dan door spreken ten uitvoer zal brengen. De tekenen, die hij met deze staf doen zal, zullen ruim opwegen tegen zijn gebrek aan welsprekendheid, een wonder zal hem meer dienst doen dan al de redekunde van de wereld. "Neem deze staf", de staf, die hij droeg als herder, opdat hij zich de geringe staat niet zou schamen, waaruit God hem riep. Deze herdersstaf moet zijn staf van gezag zijn, en moet hem beide tot zwaard en tot scepter dienen.
Verzen 10-17
Exodus 4:10-17Mozes blijft nog onwillig voor het werk, dat God voor hem bestemd had, tot overtredens toe, want nu kunnen wij het niet meer toeschrijven aan zijn nederigheid of bescheidenheid, maar moeten erkennen dat er al te veel lafhartigheid, traagheid en ongeloof in was.
Merk op:
I. Hoe Mozes zich van dit werk zocht te verontschuldigen.
1. Hij voert aan dat hij geen goed spreker is, Exodus 4:10. "Och HEERE! ik ben geen man wel ter tale." Hij was een groot wijsgeer, staatsman en Godgeleerde, maar geen redenaar, een man met een helder hoofd, een groot en diep denker, en van een gezond oordeel, maar hij was niet welbespraakt, kon zich niet gemakkelijk uiten, en daarom achtte hij zich ongeschikt om tot voorname mannen over grote en belangrijke zaken te spreken, in gevaar om door de Egyptenaren tot zwijgen te worden gebracht. Laat ons hierbij opmerken, dat wij de mensen niet moeten beoordelen naar hun vaardigheid in het spreken, Mozes was machtig in woorden, Acts 7:22, en toch niet welbespraakt, wat hij zei was sterk en gespierd, en ter zake, en het vloeide als de dauw, Deuteronomy 32:2, hoewel hij in zijn voordracht die vaardigheid, en gemakkelijkheid, en sierlijkheid niet had van sommigen, die toch geen tiende deel hebben van zijn verstand. De rede-of spraak-van Paulus was verachtelijk, 2 Corinthians 10:10. Veel wijsheid en grote waarde kan verborgen liggen onder een langzame, aarzelende wijze van spreken.
b. Soms behaagt het God om diegenen als Zijn boodschappers te kiezen, die van nature het minst begaafd zijn, opdat Zijn genade zoveel helderder in hen zal uitblinken. Christus' discipelen waren geen redenaars, voordat de Geest hen tot redenaars had gemaakt.
2. Toen dit zijn bezwaar was teniet gedaan, en al zijn verontschuldigingen weerlegd waren, vroeg hij aan God om iemand anders te zenden om die boodschap te volbrengen en hem in Midian te laten om schapen te hoeden, Exodus 4:13. "Doch hij zeide: Och, HEERE! zend toch door de hand desgenen, dien Gij zoudt zenden." Gij kunt voorzeker iemand vinden, die er veel meer geschikt voor is dan ik. Een onwillig hart zal de armzaligste verschoning aangrijpen, en zal een werk, waarin moeilijkheid en gevaar gelegen is, graag op iemand anders schuiven.
II. Hoe God zich verwaardigt om op al zijn verontschuldigingen te antwoorden, hoewel de toorn des HEEREN over hem was ontstoken, Exodus 4:14, bleef Hij toch met hem redeneren, totdat Hij hem had overwonnen. Zelfs het wantrouwen van onszelf zal, als het te ver gaat en ons of afhoudt van onze plicht, of ons belemmert in het doen van onze plicht, of ons de moed beneemt om afhankelijk te zijn van God, Hem zeer mishagen. Gods toorn wordt terecht ontstoken door onze onwilligheid om Hem te dienen, en Hij heeft alle reden om dit erg verkeerd aan te merken, want Hij is zo'n weldoener, dat Hij ons vooruit is, en zo'n beloner dat Hij nooit achterstallig bij ons is. God is terecht boos op hen, die Hij toch niet verwerpt, Hij verwaardigt zich om zelfs met zijn ondeugende kinderen de zaak te beredeneren en overwint hen, zoals Hij hier Mozes overwonnen heeft, met genade en goedheid.
A. Tegenover de zwakheid van Mozes herinnert Hij hem hier aan Zijn eigen macht Exodus 4:11. a. Zijn macht in wat Mozes als bezwaar aanvoert: "En de HEERE zeide tot hem: Wie heeft de mens de mond gemaakt, of wie heeft de stomme, of dove, of ziende, of blinde gemaakt? Ben Ik het niet, de HEERE?" Mozes wist dat God de mens gemaakt heeft, maar nu moet hij er aan herinnerd worden dat God de mens de mond gemaakt heeft. Als wij het oog hebben op God als Schepper, zal ons dit helpen over zeer veel van de moeilijkheden, die zich voordoen op de weg van onze plicht, Psalms 124:8. Als Schepper van de natuur heeft God ons het vermogen gegeven van de spraak, en van Hem, de fontein van alle gaven en genade, komt de bekwaamheid om goed te spreken, de mond en wijsheid, Luke 21:15, de tong van de geleerden, Isaiah 50:4, Hij stort genade uit in de lippen, Psalms 45:3.
b. Zijn macht in het algemeen over de andere vermogens, wie anders dan God heeft de stomme of dove of ziende of blinde gemaakt?
Ten eerste. De volkomenheid van onze vermogens is Zijn werk, Hij maakt de ziende, Hij formeerde het oog, Psalms 94:9- "Toen opende Hij hun verstand, opdat zij de Schriften verstonden." Luke 24:1, 45.
Ten tweede. Ook de onvolkomenheid er van is van Hem, Hij maakt de stomme en dove en blinde. Is er enig kwaad van die aard en heeft de HEERE het niet gedaan? Ongetwijfeld heeft Hij het gedaan en steeds in wijsheid en rechtvaardigheid en tot Zijn verheerlijking John 9:3. Farao en de Egyptenaren werden geestelijk doof en blind gemaakt, zoals Isaiah 6:9, Isaiah 6:10. Maar God wist hoe met hen te handelen en eer door hen te verkrijgen.
B. Om hem te bemoedigen in zijn grote onderneming, herhaalt Hij de belofte van Zijn tegenwoordigheid, niet alleen in het algemeen: "Ik zal met u zijn", Exodus 3:12, maar in het bijzonder: "Ik zal met uw mond zijn, zodat de onvolkomenheid van uw spraak geen nadeel zal opleveren voor uw boodschap." Het blijkt niet dat God dit gebrek- waarin het ook moge bestaan hebben-onmiddellijk heeft weggenomen, maar Hij deed wat er mee gelijk stond: Hij leerde hem wat hij moest zeggen, en liet dan de zaak zichzelf aanbevelen, indien anderen met meer sierlijkheid hebben gesproken, heeft toch niemand met meer macht gesproken. Zij, die door God gebruikt worden om voor Hem te spreken, moeten tot Hem gaan om instructies, en het zal hun gegeven worden wat zij zullen spreken, Matthew 10:19.
C. Hij voegt hem Aron toe voor zijn opdracht. Hij belooft dat Aron hem te van zijn tijd zal ontmoeten, en dat deze blij zal zijn hem te zien, daar zij waarschijnlijk elkaar in vele jaren niet gezien hadden, Exodus 4:14. Hij beveelt hem Aron als zijn woordvoerder te gebruiken, Exodus 4:16. God zou Mozes wegens zijn onwilligheid om gebruikt te worden geheel opzij kunnen zetten, maar Hij heeft zijn zwakheid in aanmerking genomen, en geeft hem een helper.
Merk op:
a. Dat twee beter zijn dan n, Ecclesiastes 4:9. God zal Zijn twee getuigen hebben, Revelation 13:3, opdat uit hun mond ieder woord bestaan zal.
b. Aron was de broer van Mozes, de Goddelijke wijsheid beschikte het zo, dat hun natuurlijke genegenheid voor elkaar hun eenheid zou versterken bij de gezamenlijke uitvoering van hun opdracht. Christus heeft Zijn discipelen twee aan twee uitgezonden, en sommigen van die paren waren broeders. c. Aron was de oudste broer, en toch was hij bereid en gewillig om onder Mozes gebruikt te worden in deze zaak omdat God het zo wilde. d Aron kon goed spreken, en toch was hij de mindere van Mozes in wijsheid. God deelt Zijn gaven verschillend uit aan de kinderen van de mensen, opdat wij zien zullen hoe wij elkaar nodig hebben, en ieder iets zal kunnen bijdragen tot welzijn van het geheel, 1 Corinthians 12:21. De tong van Aron met het hoofd en het hart van Mozes zou iemand volkomen geschikt maken voor dit gezantschap. God belooft: "Ik zal met uw mond en zijn mond zijn." Zelfs Aron, die goed kon spreken, kon toch niet ter zake spreken, tenzij God met zijn mond was, zonder de voortdurende hulp van de Goddelijke genade zullen de beste gaven het doel nog missen.
D. Hij beveelt hem de staf in zijn hand mee te nemen, Exodus 4:17, om aan te duiden dat hij zijn onderneming eerder door doen dan door spreken ten uitvoer zal brengen. De tekenen, die hij met deze staf doen zal, zullen ruim opwegen tegen zijn gebrek aan welsprekendheid, een wonder zal hem meer dienst doen dan al de redekunde van de wereld. "Neem deze staf", de staf, die hij droeg als herder, opdat hij zich de geringe staat niet zou schamen, waaruit God hem riep. Deze herdersstaf moet zijn staf van gezag zijn, en moet hem beide tot zwaard en tot scepter dienen.
Verzen 18-23
Exodus 4:18-23I. Mozes krijgt verlof van zijn schoonvader, om naar Egypte terug te keren, Exodus 4:18. Zijn schoonvader was vriendelijk voor hem geweest toen hij een vreemdeling was, en daarom wil hij nu niet zo onbeleefd zijn om zijn familie, noch zo onrechtvaardig om zijn dienst, te verlaten, zonder er hem kennis van te geven. De eer van toegelaten te zijn tot gemeenschap met God en van gebruikt te worden in Zijn dienst, ontheft ons niet van onze plicht ten opzichte van onze bloedverwanten en beroepsbetrekkingen in deze wereld. Voorzoveel blijkt, heeft Mozes aan zijn schoonvader niets gezegd van Gods heerlijke openbaring aan hem, voor zulke gunstbewijzen moeten wij God dankbaar zijn, maar er ons niet op beroemen voor de mensen.
II. Hij ontvangt nog verdere bemoediging en onderricht van God voor zijn werk. Nadat God hem aan het braambos was verschenen om gemeenschap met hem te openen, schijnt Hij meermalen tot hem gesproken te hebben, naar dit nodig was, maar met minder ontzagwekkende plechtigheid, en:
1. Hij verzekert Mozes dat het gevaar voor hem geweken is. Welke nieuwe vijanden hij zich ook mocht maken door zijn onderneming zijn oude vijanden, al "want al de mannen zijn dood, die uw ziel zochten", Exodus 4:19. Misschien was er wel enige verborgen vrees van in hun handen te zullen vallen, in de onwil van Mozes om naar Egypte te gaan, hoewel hij dit niet graag erkende, maar zich beriep op zijn onwaardigheid, onbekwaamheid, gebrek aan welsprekendheid, enz. God kent alle verzoekingen van Zijn volk, en Hij weet hoe hen te wapenen tegen hun verborgen vrees Psalms 142:3, Psalms 142:4.
2. Hij beveelt hem de wonderen te doen, niet alleen voor de oudsten van Israël, maar voor Farao, Exodus 4:21. Er waren aan het hof van Farao misschien nog sommigen in leven, die zich Mozes herinnerden, toen hij de zoon van Farao's dochter was, en hem menigmaal dwaas genoemd hadden vanwege zijn opgeven van de eer van die betrekking, maar nu wordt hij teruggezonden naar het hof, bekleed met een grotere en hogere macht, dan waartoe Farao's dochter hem kon bevorderen, zodat het bleek, dat hij niets verloren had bij zijn keus, die wonderdoende staf versierde Mozes' hand meer dan de scepter van Egypte haar had kunnen versieren. Zij, die met minachting neerzien op wereldse eer, zullen beloond worden met de eer, die van God komt en die de echte eer is.
3. Opdat Farao's hardnekkigheid hem geen verwondering of ontmoediging zou baren, zegt God hem van tevoren, dat Hij "zijn hart zal verstokken". Farao had zijn hart verhard tegen het zuchten en kermen van de verdrukte Israëlieten het innerlijke van zijn barmhartigheid voor hen toegesloten, en nu wordt zijn hart in de weg van een rechtvaardig oordeel door God verhard tegen de overtuiging van de wonderen en de verschrikking van de plagen. Leraren moeten het verwachten, dat zij aan velen tevergeefs arbeiden, wij moeten het niet vreemd achten, als wij mensen ontmoeten op wie de krachtigste argumenten geen invloed of uitwerking hebben, ons oordeel is bij de HEERE.
4. Er worden hem woorden in de mond gelegd, die hij tot Farao moet spreken, Exodus 4:22, Exodus 4:23. God heeft hem beloofd: "Ik zal u leren wat gij spreken zult", Exodus 4:12, en hier leert Hij het hem.
a. Hij moet zijn boodschap brengen in de Naam van de grote Jehovah. "Alzo zegt de HEERE!" Dit is de eerste maal, dat die inleiding door enig mens is gebruikt, welke later zo veelvuldig gebruikt is door al de profeten. Hetzij nu Farao zal horen hetzij hij het zal laten, Mozes moet hem zeggen: "Alzo zegt de HEERE!"
b. Hij moet Farao bekendmaken met Israëls betrekking tot God en met Gods zorg over Israël. "Is Israël een knecht of is hij een ingeborene des huizes?", Jeremia 2:l4. Neen, "Israël is Mijn zoon, Mijn eerstgeborene", (Hosea 11:1, 1), kostelijk in Mijn ogen, verheerlijkt, en Mij dierbaar, en moet niet aldus beledigd en mishandeld worden.
c. Hij moet vrijlating voor hen eisen. "Laat Mijn zoon trekken, niet slechts Mijn knecht, die gij het recht niet hebt terug te houden, maar Mijn zoon, wiens vrijheid en eer mij zeer ter harte gaan. Het is Mijn zoon, Mijn zoon, die Mij dient, en daarom moet hij verschoond, moet voor hem gepleit worden, Malachi 3:17.
d. Hij moet Farao dreigen met de dood van de eerstgeborenen van Egypte In geval van een weigering. "Ik zal uw zoon, uw eerstgeborene doden." Laat de mensen verwachten zelf behandeld te worden, zoals zij Gods volk behandelen, bij de verkeerde bewijst God zich een worstelaar.
III. Mozes heeft zich, toen God hem verzekerde, Exodus 4:19, dat de mannen, die zijn ziel zochten, dood waren, bereid voor die tocht, direct volgt in Exodus 4:20, Mozes dan nam zijn vrouw en zijn zonen, en keerde weer in Egypteland. Hoewel het bederf veel tegenwerpingen maakt tegen de dienst, waartoe God ons roept, zal de genade toch de bovenhand behouden om aan het hemels gezicht gehoorzaam te wezen. 09583-980511-1152-Ex4.24 Exodus 4:24
Mozes is hier op weg naar Egypte, en er wordt ons gezegd, dat:
1. God hem tegenkwam in toorn, Exodus 4:24 Dit is een zeer moeilijke plaats in de geschiedenis, er is veel voortreffelijks over geschreven om die zaak op te helderen, en wij zullen trachten er een nuttig gebruik van te maken. Hier is:
1. De zonde van Mozes, welke bestond in het nalaten van zijn zoon te besnijden, wat mogelijk een gevolg was van zijn ongelijk huwelijk met een Midianietische, die te toegeeflijk of al te teerhartig was voor haar kind, terwijl Mozes te toegeeflijk was voor haar. Het is ons nodig om zeer zorgvuldig te waken over ons eigen hart, opdat geen liefde voor iemand van onze bloedverwanten de overhand heeft over onze liefde tot God en ons afhoud van onze plicht jegens Hem. Aan Eli wordt ten laste gelegd dat hij zijn zonen meer eerde dan God, 1 Samuel 2:29. zie ook Matthew 10:37. Zelfs Godvruchtige mensen zijn er aan onderhevig om te verkoelen in hun ijver voor God en hun plicht, als zij lang van de omgang met gelovigen verstoken zijn geweest, eenzaamheid heeft haar nuttige zijde, die echter zelden opweegt tegen het verlies van Christelijke gemeenschapsoefening.
2. Gods misnoegen op hem. Hij kwam hem hier tegen, en zocht hem, waarschijnlijk door een zwaard in de hand van een engel, te doden. Een grote verandering voorwaar! Kort geleden had God met hem gesproken als met een vriend, en hem een grote zaak toevertrouwd, en nu gaat Hij tegen hem uit als tegen een vijand. Verzuim, of nalatigheid, is zonde, en moet in het gericht komen, speciaal de minachting, het veronachtzamen van de zegelen van het Verbond, want het is een teken, dat wij de beloften van het Verbond onderschatten, en dat de voorwaarden er van ons mishagen. Als iemand een koop gesloten heeft en die koop niet wil bezegelen en bevestigen, dan kan men met recht van hem denken, dat hij er niet mee ingenomen is, en ook geen plan heeft om er bij te blijven. God neemt kennis van, en met grote boosheid over de zonde van Zijn eigen volk. Als zij hun plicht veronachtzamen, dan kunnen zij verwachten daarvan te zullen horen door hun eigen geweten, en het misschien ook te voelen door tegenspoeden. Om die reden zijn er velen zwak en ziek, zoals naar sommigen denken, Mozes hier geweest is.
3. De snelle vervulling van de plicht, wegens het verzuim waarvan God thans een twist met hem had. Zijn zoon moet besneden worden, hijzelf is niet instaat om het te doen, daarom, in dit geval van noodzakelijkheid Zippora het doet, hetzij met hartstochtelijke woorden, waarin zij haar afkeer van deze ritus te kennen geeft, of tenminste van de toepassing ervan op zo'n jong kind, en dat wel terwijl zij op reis waren, (zoals het mij toeschijnt) of wel met gepaste woorden, waarmee zij plechtig uitspreekt het gehuwd zijn aan God van dit kind door het Verbond van de besnijdenis, zoals sommigen het opvatten, of haar dankbaarheid aan God, dat Hij haar man gespaard heeft, hem nieuw leven schenkende, en daarmee haar, als het ware, een nieuw huwelijk met hem gevende, nadat zij haar zoon besneden had, zoals weer anderen hier lezen. Ik kan hier geen bepaald oordeel over hebben, maar wij leren:
a. Dat als God ons ontdekt wat er verkeerds is in ons leven, dan moeten wij ons met alle ijver erop toeleggen om er spoedig verbetering in te brengen, en speciaal moeten wij terugkeren tot de plicht, die wij veronachtzaamd hebben.
b. Het wegdoen van onze zonden is volstrekt noodzakelijk voor het wegnemen van Gods oordelen, dit is de stem in iedere roede, zij roept ons om weer te keren tot Hem, die ons slaat.
4. Hoe Mozes hierop losgelaten werd: Hij "liet van hem af." (Exodus 4:26) De ziekte verdween, de verderfengel trok zich terug, en alles was wel. Alleen Zippora kan de angst niet vergeten, die zij had gehad, maar wil- zeer onredelijk-Mozes een bloedbruidegom noemen, omdat hij haar verplicht had het kind te besnijden, en-waarschijnlijk-heeft hij hen bij deze gelegenheid teruggezonden naar zijn schoonvader opdat zij hem niet nog verdere ellende zou veroorzaken. Als wij tot God weerkeren in de weg van de plicht, dan zal Hij tot ons weerkeren in de weg van genade en goedertierenheid, neem de oorzaak weg, en de uitwerking zal ophouden. Wij moeten ons vast voornemen om het geduldig te dragen, als onze ijver voor God en Zijn inzettingen verkeerd voorgesteld en tegengewerkt wordt door sommigen, die zichzelf en ons en hun plicht beter moesten kennen, zoals Davids ijver verkeerd uitgelegd werd door Michal maar zo dit gering of zo dit bloedig is, dan moeten het nog meer zijn. Als wij een bijzondere dienst voor God hebben te verrichten, dan moeten wij wat er ons waarschijnlijk in zou hinderen zo ver van ons wegdoen als wij kunnen. Volg Mij, laat de doden hun doden begraven.
II. Hoe Aron hem tegenkwam in liefde, Exodus 4:27, Exodus 4:28.
1. God zond Aron om hem tegemoet te gaan, en zei hem waar hij hem zou vinden, in de woestijn, die tegen Midian lag. Gods voorzienigheid moet erkend worden in de troostrijke ontmoetingen van bloedverwanten en vrienden.
2. Aron maakte zoveel haast in gehoorzaamheid aan zijn God en in liefde voor zijn broeder, dat hij hem ontmoette "aan de berg Gods" (Exodus 4:27), de plaats waar God hem had ontmoet. (Exodus 3:1) 3. Zij hebben elkaar teder omhelsd hoe meer zij Gods onmiddellijke leiding zagen in hun ontmoeting, hoe aangenamer hun het weerzien was. Zij kusten elkaar, niet alleen ten teken van broederlijke genegenheid en in herinnering aan oude bekendheid met elkaar, maar als een onderpand van hun hartelijke samenwerking in het werk, waartoe zij beide geroepen waren.
4. Mozes deelde aan zijn broeder de opdracht mede, die hij had ontvangen, met al de instructies en de geloofsbrieven, die er aan toegevoegd waren, Exodus 4:28. Wat wij van God weten moeten wij aan anderen tot hun voordeel meedelen en zij, die mededienstknechten zijn van God in hetzelfde werk, moeten vrij met elkaar omgaan, en trachten elkaar goed en ten volle te begrijpen.
III. Hoe de oudsten van Israël hem tegenkwamen in geloof en gehoorzaamheid. Toen Mozes en Aron in het eerst hun opdracht in Egypte bekendmaakten, zeiden wat hun geboden was te zeggen en, ter bevestiging hiervan, deden wat hun geboden was te doen, viel hun een betere ontvangst te beurt, dan zij zich hadden voorgesteld, Exodus 4:29 Exodus 4:31.
1. De Israëlieten schonken hun geloof, het volk geloofde, zoals God voorzegd had, Exodus 2:18, wetende dat niemand de werken kon doen, die zij deden, tenzij God met hem is. Zij gaven God de eer, zij bogen hun hoofden en aanbaden, waarin zij niet alleen hun eerbiedige dank uitdrukten aan God, die hun een verlosser verwekt en gezonden had, maar ook hun blijmoedige bereidvaardigheid om de orders op te volgen en zich naar de methode van hun bevrijding te schikken.
Verzen 18-23
Exodus 4:18-23I. Mozes krijgt verlof van zijn schoonvader, om naar Egypte terug te keren, Exodus 4:18. Zijn schoonvader was vriendelijk voor hem geweest toen hij een vreemdeling was, en daarom wil hij nu niet zo onbeleefd zijn om zijn familie, noch zo onrechtvaardig om zijn dienst, te verlaten, zonder er hem kennis van te geven. De eer van toegelaten te zijn tot gemeenschap met God en van gebruikt te worden in Zijn dienst, ontheft ons niet van onze plicht ten opzichte van onze bloedverwanten en beroepsbetrekkingen in deze wereld. Voorzoveel blijkt, heeft Mozes aan zijn schoonvader niets gezegd van Gods heerlijke openbaring aan hem, voor zulke gunstbewijzen moeten wij God dankbaar zijn, maar er ons niet op beroemen voor de mensen.
II. Hij ontvangt nog verdere bemoediging en onderricht van God voor zijn werk. Nadat God hem aan het braambos was verschenen om gemeenschap met hem te openen, schijnt Hij meermalen tot hem gesproken te hebben, naar dit nodig was, maar met minder ontzagwekkende plechtigheid, en:
1. Hij verzekert Mozes dat het gevaar voor hem geweken is. Welke nieuwe vijanden hij zich ook mocht maken door zijn onderneming zijn oude vijanden, al "want al de mannen zijn dood, die uw ziel zochten", Exodus 4:19. Misschien was er wel enige verborgen vrees van in hun handen te zullen vallen, in de onwil van Mozes om naar Egypte te gaan, hoewel hij dit niet graag erkende, maar zich beriep op zijn onwaardigheid, onbekwaamheid, gebrek aan welsprekendheid, enz. God kent alle verzoekingen van Zijn volk, en Hij weet hoe hen te wapenen tegen hun verborgen vrees Psalms 142:3, Psalms 142:4.
2. Hij beveelt hem de wonderen te doen, niet alleen voor de oudsten van Israël, maar voor Farao, Exodus 4:21. Er waren aan het hof van Farao misschien nog sommigen in leven, die zich Mozes herinnerden, toen hij de zoon van Farao's dochter was, en hem menigmaal dwaas genoemd hadden vanwege zijn opgeven van de eer van die betrekking, maar nu wordt hij teruggezonden naar het hof, bekleed met een grotere en hogere macht, dan waartoe Farao's dochter hem kon bevorderen, zodat het bleek, dat hij niets verloren had bij zijn keus, die wonderdoende staf versierde Mozes' hand meer dan de scepter van Egypte haar had kunnen versieren. Zij, die met minachting neerzien op wereldse eer, zullen beloond worden met de eer, die van God komt en die de echte eer is.
3. Opdat Farao's hardnekkigheid hem geen verwondering of ontmoediging zou baren, zegt God hem van tevoren, dat Hij "zijn hart zal verstokken". Farao had zijn hart verhard tegen het zuchten en kermen van de verdrukte Israëlieten het innerlijke van zijn barmhartigheid voor hen toegesloten, en nu wordt zijn hart in de weg van een rechtvaardig oordeel door God verhard tegen de overtuiging van de wonderen en de verschrikking van de plagen. Leraren moeten het verwachten, dat zij aan velen tevergeefs arbeiden, wij moeten het niet vreemd achten, als wij mensen ontmoeten op wie de krachtigste argumenten geen invloed of uitwerking hebben, ons oordeel is bij de HEERE.
4. Er worden hem woorden in de mond gelegd, die hij tot Farao moet spreken, Exodus 4:22, Exodus 4:23. God heeft hem beloofd: "Ik zal u leren wat gij spreken zult", Exodus 4:12, en hier leert Hij het hem.
a. Hij moet zijn boodschap brengen in de Naam van de grote Jehovah. "Alzo zegt de HEERE!" Dit is de eerste maal, dat die inleiding door enig mens is gebruikt, welke later zo veelvuldig gebruikt is door al de profeten. Hetzij nu Farao zal horen hetzij hij het zal laten, Mozes moet hem zeggen: "Alzo zegt de HEERE!"
b. Hij moet Farao bekendmaken met Israëls betrekking tot God en met Gods zorg over Israël. "Is Israël een knecht of is hij een ingeborene des huizes?", Jeremia 2:l4. Neen, "Israël is Mijn zoon, Mijn eerstgeborene", (Hosea 11:1, 1), kostelijk in Mijn ogen, verheerlijkt, en Mij dierbaar, en moet niet aldus beledigd en mishandeld worden.
c. Hij moet vrijlating voor hen eisen. "Laat Mijn zoon trekken, niet slechts Mijn knecht, die gij het recht niet hebt terug te houden, maar Mijn zoon, wiens vrijheid en eer mij zeer ter harte gaan. Het is Mijn zoon, Mijn zoon, die Mij dient, en daarom moet hij verschoond, moet voor hem gepleit worden, Malachi 3:17.
d. Hij moet Farao dreigen met de dood van de eerstgeborenen van Egypte In geval van een weigering. "Ik zal uw zoon, uw eerstgeborene doden." Laat de mensen verwachten zelf behandeld te worden, zoals zij Gods volk behandelen, bij de verkeerde bewijst God zich een worstelaar.
III. Mozes heeft zich, toen God hem verzekerde, Exodus 4:19, dat de mannen, die zijn ziel zochten, dood waren, bereid voor die tocht, direct volgt in Exodus 4:20, Mozes dan nam zijn vrouw en zijn zonen, en keerde weer in Egypteland. Hoewel het bederf veel tegenwerpingen maakt tegen de dienst, waartoe God ons roept, zal de genade toch de bovenhand behouden om aan het hemels gezicht gehoorzaam te wezen. 09583-980511-1152-Ex4.24 Exodus 4:24
Mozes is hier op weg naar Egypte, en er wordt ons gezegd, dat:
1. God hem tegenkwam in toorn, Exodus 4:24 Dit is een zeer moeilijke plaats in de geschiedenis, er is veel voortreffelijks over geschreven om die zaak op te helderen, en wij zullen trachten er een nuttig gebruik van te maken. Hier is:
1. De zonde van Mozes, welke bestond in het nalaten van zijn zoon te besnijden, wat mogelijk een gevolg was van zijn ongelijk huwelijk met een Midianietische, die te toegeeflijk of al te teerhartig was voor haar kind, terwijl Mozes te toegeeflijk was voor haar. Het is ons nodig om zeer zorgvuldig te waken over ons eigen hart, opdat geen liefde voor iemand van onze bloedverwanten de overhand heeft over onze liefde tot God en ons afhoud van onze plicht jegens Hem. Aan Eli wordt ten laste gelegd dat hij zijn zonen meer eerde dan God, 1 Samuel 2:29. zie ook Matthew 10:37. Zelfs Godvruchtige mensen zijn er aan onderhevig om te verkoelen in hun ijver voor God en hun plicht, als zij lang van de omgang met gelovigen verstoken zijn geweest, eenzaamheid heeft haar nuttige zijde, die echter zelden opweegt tegen het verlies van Christelijke gemeenschapsoefening.
2. Gods misnoegen op hem. Hij kwam hem hier tegen, en zocht hem, waarschijnlijk door een zwaard in de hand van een engel, te doden. Een grote verandering voorwaar! Kort geleden had God met hem gesproken als met een vriend, en hem een grote zaak toevertrouwd, en nu gaat Hij tegen hem uit als tegen een vijand. Verzuim, of nalatigheid, is zonde, en moet in het gericht komen, speciaal de minachting, het veronachtzamen van de zegelen van het Verbond, want het is een teken, dat wij de beloften van het Verbond onderschatten, en dat de voorwaarden er van ons mishagen. Als iemand een koop gesloten heeft en die koop niet wil bezegelen en bevestigen, dan kan men met recht van hem denken, dat hij er niet mee ingenomen is, en ook geen plan heeft om er bij te blijven. God neemt kennis van, en met grote boosheid over de zonde van Zijn eigen volk. Als zij hun plicht veronachtzamen, dan kunnen zij verwachten daarvan te zullen horen door hun eigen geweten, en het misschien ook te voelen door tegenspoeden. Om die reden zijn er velen zwak en ziek, zoals naar sommigen denken, Mozes hier geweest is.
3. De snelle vervulling van de plicht, wegens het verzuim waarvan God thans een twist met hem had. Zijn zoon moet besneden worden, hijzelf is niet instaat om het te doen, daarom, in dit geval van noodzakelijkheid Zippora het doet, hetzij met hartstochtelijke woorden, waarin zij haar afkeer van deze ritus te kennen geeft, of tenminste van de toepassing ervan op zo'n jong kind, en dat wel terwijl zij op reis waren, (zoals het mij toeschijnt) of wel met gepaste woorden, waarmee zij plechtig uitspreekt het gehuwd zijn aan God van dit kind door het Verbond van de besnijdenis, zoals sommigen het opvatten, of haar dankbaarheid aan God, dat Hij haar man gespaard heeft, hem nieuw leven schenkende, en daarmee haar, als het ware, een nieuw huwelijk met hem gevende, nadat zij haar zoon besneden had, zoals weer anderen hier lezen. Ik kan hier geen bepaald oordeel over hebben, maar wij leren:
a. Dat als God ons ontdekt wat er verkeerds is in ons leven, dan moeten wij ons met alle ijver erop toeleggen om er spoedig verbetering in te brengen, en speciaal moeten wij terugkeren tot de plicht, die wij veronachtzaamd hebben.
b. Het wegdoen van onze zonden is volstrekt noodzakelijk voor het wegnemen van Gods oordelen, dit is de stem in iedere roede, zij roept ons om weer te keren tot Hem, die ons slaat.
4. Hoe Mozes hierop losgelaten werd: Hij "liet van hem af." (Exodus 4:26) De ziekte verdween, de verderfengel trok zich terug, en alles was wel. Alleen Zippora kan de angst niet vergeten, die zij had gehad, maar wil- zeer onredelijk-Mozes een bloedbruidegom noemen, omdat hij haar verplicht had het kind te besnijden, en-waarschijnlijk-heeft hij hen bij deze gelegenheid teruggezonden naar zijn schoonvader opdat zij hem niet nog verdere ellende zou veroorzaken. Als wij tot God weerkeren in de weg van de plicht, dan zal Hij tot ons weerkeren in de weg van genade en goedertierenheid, neem de oorzaak weg, en de uitwerking zal ophouden. Wij moeten ons vast voornemen om het geduldig te dragen, als onze ijver voor God en Zijn inzettingen verkeerd voorgesteld en tegengewerkt wordt door sommigen, die zichzelf en ons en hun plicht beter moesten kennen, zoals Davids ijver verkeerd uitgelegd werd door Michal maar zo dit gering of zo dit bloedig is, dan moeten het nog meer zijn. Als wij een bijzondere dienst voor God hebben te verrichten, dan moeten wij wat er ons waarschijnlijk in zou hinderen zo ver van ons wegdoen als wij kunnen. Volg Mij, laat de doden hun doden begraven.
II. Hoe Aron hem tegenkwam in liefde, Exodus 4:27, Exodus 4:28.
1. God zond Aron om hem tegemoet te gaan, en zei hem waar hij hem zou vinden, in de woestijn, die tegen Midian lag. Gods voorzienigheid moet erkend worden in de troostrijke ontmoetingen van bloedverwanten en vrienden.
2. Aron maakte zoveel haast in gehoorzaamheid aan zijn God en in liefde voor zijn broeder, dat hij hem ontmoette "aan de berg Gods" (Exodus 4:27), de plaats waar God hem had ontmoet. (Exodus 3:1) 3. Zij hebben elkaar teder omhelsd hoe meer zij Gods onmiddellijke leiding zagen in hun ontmoeting, hoe aangenamer hun het weerzien was. Zij kusten elkaar, niet alleen ten teken van broederlijke genegenheid en in herinnering aan oude bekendheid met elkaar, maar als een onderpand van hun hartelijke samenwerking in het werk, waartoe zij beide geroepen waren.
4. Mozes deelde aan zijn broeder de opdracht mede, die hij had ontvangen, met al de instructies en de geloofsbrieven, die er aan toegevoegd waren, Exodus 4:28. Wat wij van God weten moeten wij aan anderen tot hun voordeel meedelen en zij, die mededienstknechten zijn van God in hetzelfde werk, moeten vrij met elkaar omgaan, en trachten elkaar goed en ten volle te begrijpen.
III. Hoe de oudsten van Israël hem tegenkwamen in geloof en gehoorzaamheid. Toen Mozes en Aron in het eerst hun opdracht in Egypte bekendmaakten, zeiden wat hun geboden was te zeggen en, ter bevestiging hiervan, deden wat hun geboden was te doen, viel hun een betere ontvangst te beurt, dan zij zich hadden voorgesteld, Exodus 4:29 Exodus 4:31.
1. De Israëlieten schonken hun geloof, het volk geloofde, zoals God voorzegd had, Exodus 2:18, wetende dat niemand de werken kon doen, die zij deden, tenzij God met hem is. Zij gaven God de eer, zij bogen hun hoofden en aanbaden, waarin zij niet alleen hun eerbiedige dank uitdrukten aan God, die hun een verlosser verwekt en gezonden had, maar ook hun blijmoedige bereidvaardigheid om de orders op te volgen en zich naar de methode van hun bevrijding te schikken.