Lectionary Calendar
Friday, November 22nd, 2024
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
advertisement
advertisement
advertisement
Attention!
For 10¢ a day you can enjoy StudyLight.org ads
free while helping to build churches and support pastors in Uganda.
Click here to learn more!
free while helping to build churches and support pastors in Uganda.
Click here to learn more!
Bible Commentaries
Bijbelverkaring van Matthew Henry Henry's compleet
Auteursrechtverklaring
Deze bestanden zijn publiek domein en zijn een afgeleide van een elektronische editie die beschikbaar is op de website Bible Support.
Deze bestanden zijn publiek domein en zijn een afgeleide van een elektronische editie die beschikbaar is op de website Bible Support.
Bibliografische Informatie
Henry, Matthew. "Commentaar op Exodus 26". "Bijbelverkaring van Matthew Henry". https://www.studylight.org/commentaries/dut/mhm/exodus-26.html. 1706.
Henry, Matthew. "Commentaar op Exodus 26". "Bijbelverkaring van Matthew Henry". https://www.studylight.org/
Whole Bible (3)
Inleiding
Bijbelverkaring van Matthew Henry, EXODUS 26Mozes ontvangt hier instructies:
1. Betreffende de binnengordijnen van de tabernakel en de samenvoeging van deze gordijnen, Exodus 26:1.
2. Betreffende de buitengordijnen, die van geitehaar moesten wezen ter versterking van de binnengordijnen, Exodus 26:7.
3. Betreffende het deksel om de tabernakel te beveiligen tegen het weer, Exodus 26:14.
4. Betreffende de berderen of stijlen, die opgericht moesten worden om de gordijnen te dragen, met hun voeten en richels, Exodus 26:14.
5. Betreffende de afscheiding tussen het "heilige" en het "heilige der heiligen", Exodus 26:31
6. Betreffende de "voorhang" voor de ingang, Exodus 26:36,Exodus 26:37.
Deze bijzonderheden, die zo uitvoerig vermeld zijn, schijnen thans van weinig nut voor ons te zijn, daar zij echter van zo groot nut waren voor Mozes en Israël, en God het passend heeft geacht om er de herinnering van te bewaren tot op onze tijd, behoren wij ze niet voorbij te zien. Zelfs de hoge oudheid van dit bericht maakt het eerwaardig.
Inleiding
Bijbelverkaring van Matthew Henry, EXODUS 26Mozes ontvangt hier instructies:
1. Betreffende de binnengordijnen van de tabernakel en de samenvoeging van deze gordijnen, Exodus 26:1.
2. Betreffende de buitengordijnen, die van geitehaar moesten wezen ter versterking van de binnengordijnen, Exodus 26:7.
3. Betreffende het deksel om de tabernakel te beveiligen tegen het weer, Exodus 26:14.
4. Betreffende de berderen of stijlen, die opgericht moesten worden om de gordijnen te dragen, met hun voeten en richels, Exodus 26:14.
5. Betreffende de afscheiding tussen het "heilige" en het "heilige der heiligen", Exodus 26:31
6. Betreffende de "voorhang" voor de ingang, Exodus 26:36,Exodus 26:37.
Deze bijzonderheden, die zo uitvoerig vermeld zijn, schijnen thans van weinig nut voor ons te zijn, daar zij echter van zo groot nut waren voor Mozes en Israël, en God het passend heeft geacht om er de herinnering van te bewaren tot op onze tijd, behoren wij ze niet voorbij te zien. Zelfs de hoge oudheid van dit bericht maakt het eerwaardig.
Verzen 1-6
Exodus 26:1-6Het huis moest een tabernakel of tent wezen zoals soldaten er thans gebruiken in het kamp, een eenvoudige, zowel als beweegbare woning, en toch had de ark Gods geen betere, totdat Salomo vier honderd tachtig jaren later de tempel bouwde, 1 Kings 6:1. God heeft aldus Zijn tegenwoordigheid onder hen geopenbaard in een tabernakel:
1. Om zich te voegen naar hun tegenwoordige toestand in de woestijn, opdat Hij overal waar zij heengingen bij hen zou zijn. God schikt de tekenen van Zijn gunst en genade naar de noden en behoeften van Zijn volk, al naar hun staat of toestand is van voorspoed of tegenspoed, van gevestigd of nog ongevestigd te zijn. "Wanneer gij zult gaan door het water, Ik zal bij u zijn", Isaiah 43:2.
2. Om de toestand voor te stellen van Gods kerk in deze wereld, het is een tabernakel- of tenttoestand, Psalms 15:1. Wij hebben hier geen blijvende stad, daar wij vreemdelingen zijn in deze wereld, en op reis zijn naar een betere, zullen wij niet gevestigd wezen voor wij in de hemel zijn. Kerkvoorrechten zijn roerende goederen, die van de ene plaats naar de andere gaan, het Evangelie is aan geen plaats gebonden, de kandelaar is in een tent en kan gemakkelijk weggenomen worden, Revelation 2:5. Als wij de tabernakel op prijs stellen en het voorrecht ervan goed gebruiken, dan zal hij ons vergezellen overal waar wij heen gaan, maar zo wij hem veronachtzamen en onteren, dan zal hij, waar wij ook zijn, ons verlaten. "Wat heeft Mijn beminde in Mijn huis te doen?" Jeremiah 11:15.
De gordijnen van de tabernakel moesten zeer kostbaar zijn, van het beste in zijn soort, fijn getweernd linnen, in zeer fraaie, lieflijke kleuren, hemelsblauw, en purper en scharlaken. Er moesten cherubim op geborduurd worden, Exodus 26:1, om aan te duiden dat de engelen Gods zich legeren rondom de kerk, Psalms 34:8. Zoals er cherubim waren op het verzoendeksel, zo waren zij ook rondom de tabernakel, want wij zien de engelen, niet slechts rondom de troon, maar ook rondom de ouderlingen Revelation 5:11. Er moesten twee gordijnen zijn, ieder van vijf banen, aan elkaar genaaid en de twee gordijnen moesten met gouden haakjes samengevoegd worden, zodat zij dan een tabernakel vormden, Exodus 26:6. Zo zijn ook de kerken van Christus, hoewel zij vele zijn, toch n, daar zij bekwaam samengevoegd Zijn in heilige liefde, en "bekwamelijk samengevoegd zijnde, opwast tot een heiligen tempel in den Heere:" Efeziërs 2:21, 22, 4:16. Deze tabernakel was erg klein, maar bij de prediking van het Evangelie wordt de kerk geboden de plaats van haar tent wijd te maken en de gordijnen van haar woning uit te breiden, Isaiah 54:2.
Verzen 1-6
Exodus 26:1-6Het huis moest een tabernakel of tent wezen zoals soldaten er thans gebruiken in het kamp, een eenvoudige, zowel als beweegbare woning, en toch had de ark Gods geen betere, totdat Salomo vier honderd tachtig jaren later de tempel bouwde, 1 Kings 6:1. God heeft aldus Zijn tegenwoordigheid onder hen geopenbaard in een tabernakel:
1. Om zich te voegen naar hun tegenwoordige toestand in de woestijn, opdat Hij overal waar zij heengingen bij hen zou zijn. God schikt de tekenen van Zijn gunst en genade naar de noden en behoeften van Zijn volk, al naar hun staat of toestand is van voorspoed of tegenspoed, van gevestigd of nog ongevestigd te zijn. "Wanneer gij zult gaan door het water, Ik zal bij u zijn", Isaiah 43:2.
2. Om de toestand voor te stellen van Gods kerk in deze wereld, het is een tabernakel- of tenttoestand, Psalms 15:1. Wij hebben hier geen blijvende stad, daar wij vreemdelingen zijn in deze wereld, en op reis zijn naar een betere, zullen wij niet gevestigd wezen voor wij in de hemel zijn. Kerkvoorrechten zijn roerende goederen, die van de ene plaats naar de andere gaan, het Evangelie is aan geen plaats gebonden, de kandelaar is in een tent en kan gemakkelijk weggenomen worden, Revelation 2:5. Als wij de tabernakel op prijs stellen en het voorrecht ervan goed gebruiken, dan zal hij ons vergezellen overal waar wij heen gaan, maar zo wij hem veronachtzamen en onteren, dan zal hij, waar wij ook zijn, ons verlaten. "Wat heeft Mijn beminde in Mijn huis te doen?" Jeremiah 11:15.
De gordijnen van de tabernakel moesten zeer kostbaar zijn, van het beste in zijn soort, fijn getweernd linnen, in zeer fraaie, lieflijke kleuren, hemelsblauw, en purper en scharlaken. Er moesten cherubim op geborduurd worden, Exodus 26:1, om aan te duiden dat de engelen Gods zich legeren rondom de kerk, Psalms 34:8. Zoals er cherubim waren op het verzoendeksel, zo waren zij ook rondom de tabernakel, want wij zien de engelen, niet slechts rondom de troon, maar ook rondom de ouderlingen Revelation 5:11. Er moesten twee gordijnen zijn, ieder van vijf banen, aan elkaar genaaid en de twee gordijnen moesten met gouden haakjes samengevoegd worden, zodat zij dan een tabernakel vormden, Exodus 26:6. Zo zijn ook de kerken van Christus, hoewel zij vele zijn, toch n, daar zij bekwaam samengevoegd Zijn in heilige liefde, en "bekwamelijk samengevoegd zijnde, opwast tot een heiligen tempel in den Heere:" Efeziërs 2:21, 22, 4:16. Deze tabernakel was erg klein, maar bij de prediking van het Evangelie wordt de kerk geboden de plaats van haar tent wijd te maken en de gordijnen van haar woning uit te breiden, Isaiah 54:2.
Verzen 7-14
Exodus 26:7-14Aan Mozes wordt hier bevel gegeven om een dubbele bedekking voor de tabernakel te maken, opdat het er niet zal inregenen, en de schoonheid van die fraaie gordijnen niet bedorven zouden worden.
1. Er moest een bedekking wezen van geitenharen gordijnen, die van alle zijden iets ruimer waren dan de binnengordijnen, omdat zij deze moesten insluiten, en waarschijnlijk op een kleine afstand ervan geplaatst waren Exodus 26:7 en verv. Die buitengordijnen moesten met koperen haakjes aan elkaar bevestigd worden. Daar de stof minder kostbaar was, waren de haakjes ook van geen kostbaar metaal en de koperen haakjes konden hier evengoed aan het doel beantwoorden als de gouden. De band van de eenheid kan even sterk wezen tussen gordijnen van geitehaar als tussen gordijnen van purper en scharlaken.
2. Daar moest nog een andere bedekking voor wezen, en wel een dubbele, Exodus 26:14, een van roodgeverfde ramsvellen, waarschijnlijk bereid met de wol er nog op, nog een van dassenvellen, zoals onze vertaling van het woord is, maar het schijnt eerder een soort van sterk leer geweest te zijn (zeer fijn echter) want wij lezen, dat daar de beste schoenen van gemaakt werden, Ezechiël 16:10. Merk hier nu op:
Dat het buitenste van de tabernakel ruw en grof was, de schoonheid ervan was in de binnengordijnen. Zij, in wie God woont, moeten er naar streven om beter te zijn dan zij schijnen te wezen. Geveinsden keren de beste zijde naar buiten, zoals witgepleisterde graven, maar "des Konings dochter is geheel verheerlijkt inwendig", Psalms 45:14, in het oog van de wereld is zij zwart, zoals de tenten van Kedar, maar in Gods oog is zij mooi, zoals de gordijnen Salomo's, Song of Solomon 1:5. "Laat ons versiersel zijn dat van de verborgen mens des harten", het onverderflijk versiersel, namelijk van een zachtmoedige en stille geest, die kostelijk is voor God, 1 Peter 3:4. Dat, waar God Zijn heerlijkheid plaatst, Hij er een beschutting voor maakt, op de woningen van de rechtvaardigen zal een beschutting wezen, Isaiah 4:5,Isaiah 4:6. De bescherming van Gods voorzienigheid zal altijd op de heerlijkheid van het Heiligdom wezen. Gods tent is ons een verberging ten dage van het kwaad. Psalms 27:5.
Verzen 7-14
Exodus 26:7-14Aan Mozes wordt hier bevel gegeven om een dubbele bedekking voor de tabernakel te maken, opdat het er niet zal inregenen, en de schoonheid van die fraaie gordijnen niet bedorven zouden worden.
1. Er moest een bedekking wezen van geitenharen gordijnen, die van alle zijden iets ruimer waren dan de binnengordijnen, omdat zij deze moesten insluiten, en waarschijnlijk op een kleine afstand ervan geplaatst waren Exodus 26:7 en verv. Die buitengordijnen moesten met koperen haakjes aan elkaar bevestigd worden. Daar de stof minder kostbaar was, waren de haakjes ook van geen kostbaar metaal en de koperen haakjes konden hier evengoed aan het doel beantwoorden als de gouden. De band van de eenheid kan even sterk wezen tussen gordijnen van geitehaar als tussen gordijnen van purper en scharlaken.
2. Daar moest nog een andere bedekking voor wezen, en wel een dubbele, Exodus 26:14, een van roodgeverfde ramsvellen, waarschijnlijk bereid met de wol er nog op, nog een van dassenvellen, zoals onze vertaling van het woord is, maar het schijnt eerder een soort van sterk leer geweest te zijn (zeer fijn echter) want wij lezen, dat daar de beste schoenen van gemaakt werden, Ezechiël 16:10. Merk hier nu op:
Dat het buitenste van de tabernakel ruw en grof was, de schoonheid ervan was in de binnengordijnen. Zij, in wie God woont, moeten er naar streven om beter te zijn dan zij schijnen te wezen. Geveinsden keren de beste zijde naar buiten, zoals witgepleisterde graven, maar "des Konings dochter is geheel verheerlijkt inwendig", Psalms 45:14, in het oog van de wereld is zij zwart, zoals de tenten van Kedar, maar in Gods oog is zij mooi, zoals de gordijnen Salomo's, Song of Solomon 1:5. "Laat ons versiersel zijn dat van de verborgen mens des harten", het onverderflijk versiersel, namelijk van een zachtmoedige en stille geest, die kostelijk is voor God, 1 Peter 3:4. Dat, waar God Zijn heerlijkheid plaatst, Hij er een beschutting voor maakt, op de woningen van de rechtvaardigen zal een beschutting wezen, Isaiah 4:5,Isaiah 4:6. De bescherming van Gods voorzienigheid zal altijd op de heerlijkheid van het Heiligdom wezen. Gods tent is ons een verberging ten dage van het kwaad. Psalms 27:5.
Verzen 15-30
Exodus 26:15-30.Zeer bijzondere aanwijzingen worden hier gegeven voor de berderen of stijlen van de tabernakel, die de gordijnen moesten dragen zoals de pinnen van een tent, die stevig en sterk moeten zijn, Isaiah 54:2. Deze stijlen hadden houvasten, die gestoken moesten worden in de openingen, welke er voor gemaakt waren in de zilveren voeten. God droeg er zorg voor om alles sterk te hebben, zowel als schoon, in Zijn tabernakel. Gordijnen zonder stijlen zouden met elke wind heen en weer zijn gegaan, maar het is goed om het hart bevestigd en versterkt te hebben door genade, die is als de stijlen om de gordijnen van onze belijdenis op te houden, welke anders niet lang stand zou kunnen houden. De stijlen werden van boven en beneden door gouden ringen samengevoegd, Exodus 26:24, en bevestigd met richelen, die door de gouden krammen of ringen aan iedere stijl heengestoken moesten worden, Exodus 26:26. De stijlen en richels moesten alle rijk verguld wezen, Exodus 26:29. Zo was alles in de tabernakel zeer prachtig, in overeenstemming met de staat van kindsheid van de kerk, daar zulke dingen zeer geschikt waren om kinderen te behagen, het hart van de aanbidders te vervullen van eerbied voor de Goddelijke heerlijkheid en hen onder de indruk te brengen van de grootheid van die Vorst, die zei: "Hier zal Ik wonen". In toespeling hierop wordt van het nieuwe Jeruzalem gezegd, dat het van zuiver goud is, Revelation 21:18. Maar de bouwers van de Evangeliekerk zeiden: "Zilver en goud hebben wij niet", en toch heeft de heerlijkheid van hun gebouw die van de tabernakel zeer verre overtroffen, 2 Corinthians 3:10,2 Corinthians 3:11. Hoeveel kostelijker is wijsheid dan goud! Er worden hier geen orders gegeven voor de vloer van de tabernakel, waarschijnlijk bestond hij uit planken, want wij kunnen niet denken, dat zij binnen al die fraaie gordijnen op de koude of natte grond traden. Indien dit echter wel zo was, dan kan het ons herinneren aan hoofdst. 20:24. "Maak Mij een altaar van aarde."
Verzen 15-30
Exodus 26:15-30.Zeer bijzondere aanwijzingen worden hier gegeven voor de berderen of stijlen van de tabernakel, die de gordijnen moesten dragen zoals de pinnen van een tent, die stevig en sterk moeten zijn, Isaiah 54:2. Deze stijlen hadden houvasten, die gestoken moesten worden in de openingen, welke er voor gemaakt waren in de zilveren voeten. God droeg er zorg voor om alles sterk te hebben, zowel als schoon, in Zijn tabernakel. Gordijnen zonder stijlen zouden met elke wind heen en weer zijn gegaan, maar het is goed om het hart bevestigd en versterkt te hebben door genade, die is als de stijlen om de gordijnen van onze belijdenis op te houden, welke anders niet lang stand zou kunnen houden. De stijlen werden van boven en beneden door gouden ringen samengevoegd, Exodus 26:24, en bevestigd met richelen, die door de gouden krammen of ringen aan iedere stijl heengestoken moesten worden, Exodus 26:26. De stijlen en richels moesten alle rijk verguld wezen, Exodus 26:29. Zo was alles in de tabernakel zeer prachtig, in overeenstemming met de staat van kindsheid van de kerk, daar zulke dingen zeer geschikt waren om kinderen te behagen, het hart van de aanbidders te vervullen van eerbied voor de Goddelijke heerlijkheid en hen onder de indruk te brengen van de grootheid van die Vorst, die zei: "Hier zal Ik wonen". In toespeling hierop wordt van het nieuwe Jeruzalem gezegd, dat het van zuiver goud is, Revelation 21:18. Maar de bouwers van de Evangeliekerk zeiden: "Zilver en goud hebben wij niet", en toch heeft de heerlijkheid van hun gebouw die van de tabernakel zeer verre overtroffen, 2 Corinthians 3:10,2 Corinthians 3:11. Hoeveel kostelijker is wijsheid dan goud! Er worden hier geen orders gegeven voor de vloer van de tabernakel, waarschijnlijk bestond hij uit planken, want wij kunnen niet denken, dat zij binnen al die fraaie gordijnen op de koude of natte grond traden. Indien dit echter wel zo was, dan kan het ons herinneren aan hoofdst. 20:24. "Maak Mij een altaar van aarde."
Verzen 31-37
Exodus 26:31-37Hier wordt bevel gegeven om twee voorhangen te maken.
1. De ene moet dienen tot afscheiding tussen het heilige en het heilige der heiligen, welke dus niet alleen belette, dat iemand daarbinnen zou gaan, maar zelfs om er in te zien Exodus 26:31,Exodus 26:33. Onder die regeling was de Goddelijke genade omsluierd, maar nu zien wij haar met ongedekten aangezichte, 2 Corinthians 3:18. De apostel zegt ons in Hebrews 9:8 wat de betekenis was van deze voorhang, er werd door te kennen gegeven, dat de ceremoniële wet "degenen, die daar toegaan, nimmermeer kan heiligen", Hebrews 10:1, en dat het zien ervan de mensen niet naar de hemel zou brengen. De weg van het heiligdom was nog niet openbaar gemaakt, zolang de eerste tabernakel nog stand had, leven en onsterflijkheid waren verborgen totdat zij door het Evangelie aan het licht werden gebracht, wat daarom aangeduid werd door het scheuren van die voorhang bij de dood van Christus, Matthew 27:51. Thans hebben wij vrijmoedigheid om in te gaan in het heiligdom. In alle daden van de Godsvrucht door het bloed van Jezus, maar die ons toch ook verplicht tot heilige eerbied en een nederig besef van onze afstand.
2. De tweede voorhang was bestemd voor buitendeur van de tabernakel, Exodus 26:36,Exodus 26:37. Door deze eerste voorhang gingen de priesters dagelijks om te offeren in het heilige, maar niet het volk, Hebrews 9:6. Deze voorhang was de enige beschutting van de tabernakel tegen dieven en rovers, die er gemakkelijk doorheen hadden kunnen gaan, want die deur was niet gesloten of gegrendeld, en de menigte van kostbare zaken in de tabernakel zou een verzoeking voor hen zijn, gelijk men allicht zou denken. Maar door hem aldus open te laten waren:
a. De priesters en Levieten zoveel te meer verplicht om er streng wacht over te houden, en
b. Zou God Zijn zorg tonen over Zijn kerk op aarde hoewel zij zwak en weerloos is, en voortdurend blootgesteld aan gevaar. Als het God behaagt, zal een gordijn een even sterke beschutting en bescherming zijn voor Zijn huis als koperen deuren en ijzeren grendelen.
Verzen 31-37
Exodus 26:31-37Hier wordt bevel gegeven om twee voorhangen te maken.
1. De ene moet dienen tot afscheiding tussen het heilige en het heilige der heiligen, welke dus niet alleen belette, dat iemand daarbinnen zou gaan, maar zelfs om er in te zien Exodus 26:31,Exodus 26:33. Onder die regeling was de Goddelijke genade omsluierd, maar nu zien wij haar met ongedekten aangezichte, 2 Corinthians 3:18. De apostel zegt ons in Hebrews 9:8 wat de betekenis was van deze voorhang, er werd door te kennen gegeven, dat de ceremoniële wet "degenen, die daar toegaan, nimmermeer kan heiligen", Hebrews 10:1, en dat het zien ervan de mensen niet naar de hemel zou brengen. De weg van het heiligdom was nog niet openbaar gemaakt, zolang de eerste tabernakel nog stand had, leven en onsterflijkheid waren verborgen totdat zij door het Evangelie aan het licht werden gebracht, wat daarom aangeduid werd door het scheuren van die voorhang bij de dood van Christus, Matthew 27:51. Thans hebben wij vrijmoedigheid om in te gaan in het heiligdom. In alle daden van de Godsvrucht door het bloed van Jezus, maar die ons toch ook verplicht tot heilige eerbied en een nederig besef van onze afstand.
2. De tweede voorhang was bestemd voor buitendeur van de tabernakel, Exodus 26:36,Exodus 26:37. Door deze eerste voorhang gingen de priesters dagelijks om te offeren in het heilige, maar niet het volk, Hebrews 9:6. Deze voorhang was de enige beschutting van de tabernakel tegen dieven en rovers, die er gemakkelijk doorheen hadden kunnen gaan, want die deur was niet gesloten of gegrendeld, en de menigte van kostbare zaken in de tabernakel zou een verzoeking voor hen zijn, gelijk men allicht zou denken. Maar door hem aldus open te laten waren:
a. De priesters en Levieten zoveel te meer verplicht om er streng wacht over te houden, en
b. Zou God Zijn zorg tonen over Zijn kerk op aarde hoewel zij zwak en weerloos is, en voortdurend blootgesteld aan gevaar. Als het God behaagt, zal een gordijn een even sterke beschutting en bescherming zijn voor Zijn huis als koperen deuren en ijzeren grendelen.