Lectionary Calendar
Monday, December 23rd, 2024
the Fourth Week of Advent
the Fourth Week of Advent
advertisement
advertisement
advertisement
Attention!
StudyLight.org has pledged to help build churches in Uganda. Help us with that pledge and support pastors in the heart of Africa.
Click here to join the effort!
Click here to join the effort!
Bible Commentaries
Bijbelverkaring van Matthew Henry Henry's compleet
Auteursrechtverklaring
Deze bestanden zijn publiek domein en zijn een afgeleide van een elektronische editie die beschikbaar is op de website Bible Support.
Deze bestanden zijn publiek domein en zijn een afgeleide van een elektronische editie die beschikbaar is op de website Bible Support.
Bibliografische Informatie
Henry, Matthew. "Commentaar op Exodus 18". "Bijbelverkaring van Matthew Henry". https://www.studylight.org/commentaries/dut/mhm/exodus-18.html. 1706.
Henry, Matthew. "Commentaar op Exodus 18". "Bijbelverkaring van Matthew Henry". https://www.studylight.org/
Whole Bible (3)
Inleiding
Bijbelverkaring van Matthew Henry, EXODUS 18Dit hoofdstuk handelt over Mozes zelf en over zijn eigen familieaangelegenheden.
I. Jethro, zijn schoonvader, brengt zijn vrouw en kinderen tot hem, Exodus 18:1.
II. Mozes ontvangt zijn schoonvader met grote achting, Exodus 18:7, met goede gesprekken, Exodus 18:11, met een offer en een maaltijd, Exodus 18:12.
III. Jethro geeft hem raad voor het behandelen van de zaken, als een richter in Israël, namelijk om zich door richters van lagere rang te laten bijstaan, Exodus 18:13 Na enige tijd volgt Mozes zijn raad op, Exodus 18:24, en toen scheidden zij, Exodus 18:27.
Inleiding
Bijbelverkaring van Matthew Henry, EXODUS 18Dit hoofdstuk handelt over Mozes zelf en over zijn eigen familieaangelegenheden.
I. Jethro, zijn schoonvader, brengt zijn vrouw en kinderen tot hem, Exodus 18:1.
II. Mozes ontvangt zijn schoonvader met grote achting, Exodus 18:7, met goede gesprekken, Exodus 18:11, met een offer en een maaltijd, Exodus 18:12.
III. Jethro geeft hem raad voor het behandelen van de zaken, als een richter in Israël, namelijk om zich door richters van lagere rang te laten bijstaan, Exodus 18:13 Na enige tijd volgt Mozes zijn raad op, Exodus 18:24, en toen scheidden zij, Exodus 18:27.
Verzen 1-6
Exodus 18:1-6Wij kunnen wel aannemen dat dit voorval plaats heeft gehad, zoals het hier verhaald is v r de wetgeving, en niet, zoals sommigen denken, in verband met hetgeen verhaald is in Numbers 10:11, Numbers 10:29 enz. Tevoren zijn reeds offeranden geofferd, bij die, welke hier vermeld worden, is het opmerkelijk, dat Jethro gezegd wordt ze te hebben genomen, en niet Aron. En wat betreft Jethro's raad aan Mozes, om richters onder hem aan te stellen er wordt wel te kennen gegeven dat de aanleiding om hem die raad te geven des anderen daags was maar hieruit volgt toch niet, dat Mozes die zaak niet later, na de wetgeving, geregeld heeft zoals het in Deuteronomy 1:9 is meegedeeld. Het is duidelijk dat Jethro zelf niet wilde, dat hij deze verandering in het bestuur zou brengen, voordat hij er instructies van God voor had ontvangen Exodus 18:23, en die heeft hij niet dan enige tijd later ontvangen. Jethro komt:
I. Om Israël geluk te wensen met zijn bevrijding, en in het bijzonder om zijn schoonzoon Mozes zijn blijdschap te kennen te geven wegens de eer, die God hem heeft aangedaan, en nu acht Jethro zich wel beloond voor de vriendelijkheid, die hij aan Mozes had bewezen en dat zijn dochter beter gehuwd was dan hij had kunnen verwachten. Jethro heeft wel moeten vernemen, hetgeen waarvan het gehele land weerklonk, namelijk het heerlijk verschijnen van God voor Israël, Exodus 18:1, en hij komt om er naar te vragen ten einde er vollediger over ingelicht te worden, zie Psalms 111:2, en zich met hen te verblijden, als iemand, die oprechte hoogachting had voor hen en eerbied voor hun God. Hoewel hij, als Midianiet, niet met hen moest delen in het beloofde land, deelde hij toch in hun blijdschap over hun verlossing. Aldus kunnen wij andere vertroostingen en zegeningen tot de onze maken, door evenals God, lust te hebben in de vrede van Zijn knechten.
II. Om aan Mozes zijn vrouw en kinderen te brengen. Hij schijnt hen teruggezonden te hebben, waarschijnlijk wel van de herberg waar de afkeer van zijn vrouw van de besnijdenis, hem bijna het leven heeft gekost, Exodus 4:25. Hij zond hen naar huis bij zijn schoonvader, vrezende dat zij hem nog verder een belemmering zouden zijn, hij voorzag de ontmoedigingen, die hij aan het hof van Farao zou ondervinden, en daarom wilde hij niemand van zijn eigen gezin bij zich hebben. Hij behoorde tot de stam, die tot zijn vader zei: ik zie hem niet, als er werk voor God gedaan moest worden, Deuteronomy 33:9. Zo moesten ook Christus' discipelen, als zij moesten uitgaan op een onderneming, niet zeer ongelijk aan die van Mozes, vrouw en kinderen verlaten, Matthew 19:29. Maar hoewel er een reden kon zijn voor een tijdelijke scheiding tussen Mozes en zijn vrouw, moeten zij toch, zodra het kon, weer bij elkaar komen. Het is de wet voor die betrekking: "Gij mannen, woont bij uw vrouwen," 1 Peter 3:7.
Wij kunnen veronderstellen dat Jethro zijn dochter gaarne bij zich had en haar kinderen beminde, toch wil hij haar niet terughouden van haar man, noch de kinderen van hun vader, Exodus 18:5, Exodus 18:6. Mozes moest zijn gezin bij zich hebben, ten einde, als hij de kerk Gods regeerde, een goed voorbeeld te geven van een goed en verstandig regeren van zijn eigen huis, 1 Timothy 3:5. Aan Mozes was nu veel eer en veel zorg opgelegd, en het was passend dat zijn vrouw bij hem zou zijn, om in beide met hem te delen.
Er wordt hier nota genomen van de betekenisvolle namen van zijn twee zonen.
1. De naam van de oudste was Gersom Exodus 18:3 een vreemdeling. Mozes bedoelde hier niet alleen een herinnering aan zijn eigen toestand, maar ook een memorandum aan zijn zoon van zijn toestand, want wij zijn allen vreemdelingen op aarde, gelijk onze vaders het waren. Mozes had een oudoom, die bijna dezelfde naam droeg, "Gerson, een vreemdeling," want deze was wel in Kanan geboren, Genesis 46:11, maar zelfs daar hebben de patriarchen beleden vreemdelingen te zijn.
2. De anderen noemde hij Eliëzer, vers. 4. Mijn God is een hulp, zoals wij het vertalen. Dit ziet terug op zijn redding van Farao, toen hij vluchtte na de Egyptenaar verslagen te hebben. Maar indien dit de zoon was, (zoals sommigen denken) die in de herberg besneden werd, dan zou ik het veeleer vertalen in de zin van voorwaarts te zien, daar het oorspronkelijke die vertaling toelaat: De Heer is mijn hulp, en zal mij redden van het zwaard van Farao, want hij had reden om te vrezen dat dit tegen hem getrokken zou worden, toen hij Israël uit zijn dienstbaarheid ging verlossen. Als wij een moeilijke arbeid voor God op ons nemen dan is het goed om ons te bemoedigen in God als onze hulp, Hij, die verlost heeft, zal nog verder verlossen.
Verzen 1-6
Exodus 18:1-6Wij kunnen wel aannemen dat dit voorval plaats heeft gehad, zoals het hier verhaald is v r de wetgeving, en niet, zoals sommigen denken, in verband met hetgeen verhaald is in Numbers 10:11, Numbers 10:29 enz. Tevoren zijn reeds offeranden geofferd, bij die, welke hier vermeld worden, is het opmerkelijk, dat Jethro gezegd wordt ze te hebben genomen, en niet Aron. En wat betreft Jethro's raad aan Mozes, om richters onder hem aan te stellen er wordt wel te kennen gegeven dat de aanleiding om hem die raad te geven des anderen daags was maar hieruit volgt toch niet, dat Mozes die zaak niet later, na de wetgeving, geregeld heeft zoals het in Deuteronomy 1:9 is meegedeeld. Het is duidelijk dat Jethro zelf niet wilde, dat hij deze verandering in het bestuur zou brengen, voordat hij er instructies van God voor had ontvangen Exodus 18:23, en die heeft hij niet dan enige tijd later ontvangen. Jethro komt:
I. Om Israël geluk te wensen met zijn bevrijding, en in het bijzonder om zijn schoonzoon Mozes zijn blijdschap te kennen te geven wegens de eer, die God hem heeft aangedaan, en nu acht Jethro zich wel beloond voor de vriendelijkheid, die hij aan Mozes had bewezen en dat zijn dochter beter gehuwd was dan hij had kunnen verwachten. Jethro heeft wel moeten vernemen, hetgeen waarvan het gehele land weerklonk, namelijk het heerlijk verschijnen van God voor Israël, Exodus 18:1, en hij komt om er naar te vragen ten einde er vollediger over ingelicht te worden, zie Psalms 111:2, en zich met hen te verblijden, als iemand, die oprechte hoogachting had voor hen en eerbied voor hun God. Hoewel hij, als Midianiet, niet met hen moest delen in het beloofde land, deelde hij toch in hun blijdschap over hun verlossing. Aldus kunnen wij andere vertroostingen en zegeningen tot de onze maken, door evenals God, lust te hebben in de vrede van Zijn knechten.
II. Om aan Mozes zijn vrouw en kinderen te brengen. Hij schijnt hen teruggezonden te hebben, waarschijnlijk wel van de herberg waar de afkeer van zijn vrouw van de besnijdenis, hem bijna het leven heeft gekost, Exodus 4:25. Hij zond hen naar huis bij zijn schoonvader, vrezende dat zij hem nog verder een belemmering zouden zijn, hij voorzag de ontmoedigingen, die hij aan het hof van Farao zou ondervinden, en daarom wilde hij niemand van zijn eigen gezin bij zich hebben. Hij behoorde tot de stam, die tot zijn vader zei: ik zie hem niet, als er werk voor God gedaan moest worden, Deuteronomy 33:9. Zo moesten ook Christus' discipelen, als zij moesten uitgaan op een onderneming, niet zeer ongelijk aan die van Mozes, vrouw en kinderen verlaten, Matthew 19:29. Maar hoewel er een reden kon zijn voor een tijdelijke scheiding tussen Mozes en zijn vrouw, moeten zij toch, zodra het kon, weer bij elkaar komen. Het is de wet voor die betrekking: "Gij mannen, woont bij uw vrouwen," 1 Peter 3:7.
Wij kunnen veronderstellen dat Jethro zijn dochter gaarne bij zich had en haar kinderen beminde, toch wil hij haar niet terughouden van haar man, noch de kinderen van hun vader, Exodus 18:5, Exodus 18:6. Mozes moest zijn gezin bij zich hebben, ten einde, als hij de kerk Gods regeerde, een goed voorbeeld te geven van een goed en verstandig regeren van zijn eigen huis, 1 Timothy 3:5. Aan Mozes was nu veel eer en veel zorg opgelegd, en het was passend dat zijn vrouw bij hem zou zijn, om in beide met hem te delen.
Er wordt hier nota genomen van de betekenisvolle namen van zijn twee zonen.
1. De naam van de oudste was Gersom Exodus 18:3 een vreemdeling. Mozes bedoelde hier niet alleen een herinnering aan zijn eigen toestand, maar ook een memorandum aan zijn zoon van zijn toestand, want wij zijn allen vreemdelingen op aarde, gelijk onze vaders het waren. Mozes had een oudoom, die bijna dezelfde naam droeg, "Gerson, een vreemdeling," want deze was wel in Kanan geboren, Genesis 46:11, maar zelfs daar hebben de patriarchen beleden vreemdelingen te zijn.
2. De anderen noemde hij Eliëzer, vers. 4. Mijn God is een hulp, zoals wij het vertalen. Dit ziet terug op zijn redding van Farao, toen hij vluchtte na de Egyptenaar verslagen te hebben. Maar indien dit de zoon was, (zoals sommigen denken) die in de herberg besneden werd, dan zou ik het veeleer vertalen in de zin van voorwaarts te zien, daar het oorspronkelijke die vertaling toelaat: De Heer is mijn hulp, en zal mij redden van het zwaard van Farao, want hij had reden om te vrezen dat dit tegen hem getrokken zou worden, toen hij Israël uit zijn dienstbaarheid ging verlossen. Als wij een moeilijke arbeid voor God op ons nemen dan is het goed om ons te bemoedigen in God als onze hulp, Hij, die verlost heeft, zal nog verder verlossen.
Verzen 7-12
Exodus 18:7-12Let hier:
I. Op de vriendelijke begroeting tussen Mozes en zijn schoonvader, Exodus 18:7. Hoewel Mozes een profeet van de Heer was, een groot profeet en koning in Jeshurun, betoonde hij zijn schoonvader toch een zeer nederige eerbied. Hoe het God in Zijn voorzienigheid ook behaagd moge hebben ons te bevorderen en te verhogen, moeten wij toch altijd nauwgezet eer geven aan wie eer toekomt, en nooit met minachting neerzien op onze arme bloedverwanten. Zij, die hoog staan in de gunst van God, zijn hierdoor niet ontheven van de plicht, die zij tegenover de mensen hebben, noch zal dit een trotse, hooghartige houding in hen rechtvaardigen. Mozes ging Jethro tegemoet, boog zich voor hem en kuste hem. De godsdienst doet geen goede manieren teniet. Zij vroegen elkaar naar hun welstand. Zelfs van het vriendelijk: hoe gaat het u, dat tussen hen gewisseld werd, wordt nota genomen, als de uitdrukking van wederkerige liefde en vriendschap.
II. Mozes' verhaal aan zijn schoonvader van de grote dingen die God voor Israël gedaan heeft, Exodus 18:8. Dit was een zaak waarvoor Jethro gekomen was, namelijk om vollediger en meer in bijzonderheden te weten wat hij bij algemeen gerucht gehoord had. Gesprekken over de grote daden van God zijn nuttige gesprekken, zij zijn goed en "tot nuttige stichting", Psalms 105:2. Vergelijk Psalms 145:11, Psalms 145:12. Het vragen naar en het vertellen van hetgeen is voorgevallen, om er dan met elkaar over te spreken, is niet slechts een geoorloofde wijze van onderhoud, maar kan ook zeer nuttig en voordelig zijn, als er leidingen van de voorzienigheid van God in worden opgemerkt, en de werking en strekking er van in die verschillende voorvallen worden nagegaan.
III. De indrukken, door dit verhaal teweeggebracht op Jethro.
1. Hij wenste het Israël van God geluk, Exodus 18:9. Jethro nu verheugde zich. Hij verheugde zich niet slechts in de eer, die zijn schoonzoon was aangedaan, maar over al het goede, hetwelk de Heer Israël gedaan had, Exodus 18:9. Openbare zegeningen zijn de vreugde voor hen, aan wie het openbare welzijn ter harte gaat. Terwijl de Israëlieten zelf murmureerden in weerwil van al Gods goedertierenheid over hen was hier een Midianiet, die zich verheugde. Dit was niet de enige keer dat het geloof van de heidenen het ongeloof van de Israëlieten beschaamd maakte, zie Matthew 8:10. Toeschouwers waren meer getroffen door de gunsten, die God aan Israël heeft bewezen, dan zij, die deze gunsten ontvangen hebben.
2. Hij verheerlijkte de God Israëls, Exodus 18:10 "Gezegend zij Jehovah" (want bij die naam is Hij nu bekend) "die u, Mozes en Aron verlost heeft uit de hand van Farao, zodat hij wel tot uw dood besloten heeft, maar zijn besluit niet ten uitvoer heeft kunnen brengen, en door uw bediening het volk verlost heeft". Wat het ook zij, dat ons vreugde veroorzaakt, God moet er de eer voor ontvangen.
3. Hierdoor werd zijn geloof bevestigd, en hij nam deze gelegenheid waar om er plechtig belijdenis van te doen, Exodus 18:11. Nu weet ik dat de Heer groter is dan alle goden. Laat ons letten:
a. Op hetgeen hij geloofde: dat de God van Israël groter is dan alle voorgewende, alle valse goden, die zich goddelijke eer aanmatigen. Hij brengt hen tot zwijgen, onderwerpt hen, is hun te sterk, en daarom is Hij de enig levende en ware God. Hij is ook hoger dan alle vorsten en potentaten (die ook goden genoemd worden) en Hij heeft een onbetwistbaar gezag over hen en een onweerstaanbare macht om hen te besturen, over hen te heersen. Hij doet met hen wat Hem behaagt, en wordt aan hen verheerlijkt, hoe groot en machtig zij ook zijn.
b. De bevestiging en toeneming van zijn geloof. Nu weet ik, hij wist het tevoren, maar nu wist hij het beter, zijn geloof groeide op tot volle verzekerdheid, nu hij er zo'n nieuw bewijs van heeft gezien. Diegenen sluiten hun ogen voor het helderste licht, die niet weten dat de Heer groter is dan alle goden.
c. De grond, waarop hij het bouwde want in de zaak, waarin zij trots gehandeld hebben, de tovenaars en de afgoden, die de Egyptenaren aanbaden, of wel, Farao en zijn rijksgroten, (beiden hebben God tegengestaan, en zich als Zijn mededingers opgeworpen) was Hij boven hen. De tovenaars waren in het nauw gebracht, de afgoden geschud, Farao was vernederd, zijn macht verbroken, en in weerwil van al hun samenspanning is het Israël van God uit hun handen gered. Vroeg of laat zal God tonen dat Hij boven hen is, die door hun trotse handelen met Hem strijden. Die zich tegen God verhoogt, zal vernederd worden.
IV. De uitdrukkingen van hun vreugde en dankbaarheid, zij oefenden gemeenschap met elkaar in een feestmaal en in offerande, Exodus 18:12. Daar Jethro Israëls belangen van harte toegedaan was, werd hij, ofschoon hij een Midianiet was, graag toegelaten tot gemeenschap met Mozes en de oudsten van Israël, omdat ook deze een zoon van Abraham is, al is het dan ook uit een jonger huis.
1. Zij verenigden zich in het brengen van een dankoffer, Jethro bracht God brandoffers en slachtoffers, en waarschijnlijk heeft hij ze zelf geofferd, want hij was priester in Midian en een aanbidder van de ware God, en het priesterschap was in Israël nog niet vastgesteld. Wederzijdse vriendschap wordt geheiligd door gezamenlijke aanbidding. Het is voor bloedverwanten en vrienden zeer kostelijk om, als zij samenkomen, zich te verenigen in de geestelijke offerande van gebed en lofzegging, als elkaar ontmoetende in Christus, het middelpunt van hun eenheid.
2. Zij verenigden zich aan een maaltijd ter verheuging, een maaltijd na het offer. Mozes heeft bij deze gelegenheid zijn vrienden en bloedverwanten uitgenodigd tot een feestmaal in zijn eigen tent, een loffelijke gewoonte onder vrienden, die Christus zelf niet slechts goedgekeurd maar aangeprezen heeft, door Zijn aanneming van dergelijke uitnodigingen. Het was een matig feestmaal, zij aten brood, dit brood was, naar wij kunnen onderstellen, manna. Jethro moet dat brood van de hemel zien en proeven, en hoewel hij een heiden, iemand uit de volken, is, is hij er even welkom toe als iedere Israëliet, zo zijn ook nu nog de heidenen welkom aan Christus, het brood des levens. Die maaltijd werd op godvruchtige wijze gehouden. zij aten brood voor het aangezicht van God, in sobere dankbare gemoedsstemming, in de vrees voor God, en hun tafelgesprekken waren zoals zij betaamden aan heiligen. Aldus moeten wij eten en drinken ter eer van God en ons aan tafel gedragen als de zodanigen, die geloven dat Gods oog op ons is.
Verzen 7-12
Exodus 18:7-12Let hier:
I. Op de vriendelijke begroeting tussen Mozes en zijn schoonvader, Exodus 18:7. Hoewel Mozes een profeet van de Heer was, een groot profeet en koning in Jeshurun, betoonde hij zijn schoonvader toch een zeer nederige eerbied. Hoe het God in Zijn voorzienigheid ook behaagd moge hebben ons te bevorderen en te verhogen, moeten wij toch altijd nauwgezet eer geven aan wie eer toekomt, en nooit met minachting neerzien op onze arme bloedverwanten. Zij, die hoog staan in de gunst van God, zijn hierdoor niet ontheven van de plicht, die zij tegenover de mensen hebben, noch zal dit een trotse, hooghartige houding in hen rechtvaardigen. Mozes ging Jethro tegemoet, boog zich voor hem en kuste hem. De godsdienst doet geen goede manieren teniet. Zij vroegen elkaar naar hun welstand. Zelfs van het vriendelijk: hoe gaat het u, dat tussen hen gewisseld werd, wordt nota genomen, als de uitdrukking van wederkerige liefde en vriendschap.
II. Mozes' verhaal aan zijn schoonvader van de grote dingen die God voor Israël gedaan heeft, Exodus 18:8. Dit was een zaak waarvoor Jethro gekomen was, namelijk om vollediger en meer in bijzonderheden te weten wat hij bij algemeen gerucht gehoord had. Gesprekken over de grote daden van God zijn nuttige gesprekken, zij zijn goed en "tot nuttige stichting", Psalms 105:2. Vergelijk Psalms 145:11, Psalms 145:12. Het vragen naar en het vertellen van hetgeen is voorgevallen, om er dan met elkaar over te spreken, is niet slechts een geoorloofde wijze van onderhoud, maar kan ook zeer nuttig en voordelig zijn, als er leidingen van de voorzienigheid van God in worden opgemerkt, en de werking en strekking er van in die verschillende voorvallen worden nagegaan.
III. De indrukken, door dit verhaal teweeggebracht op Jethro.
1. Hij wenste het Israël van God geluk, Exodus 18:9. Jethro nu verheugde zich. Hij verheugde zich niet slechts in de eer, die zijn schoonzoon was aangedaan, maar over al het goede, hetwelk de Heer Israël gedaan had, Exodus 18:9. Openbare zegeningen zijn de vreugde voor hen, aan wie het openbare welzijn ter harte gaat. Terwijl de Israëlieten zelf murmureerden in weerwil van al Gods goedertierenheid over hen was hier een Midianiet, die zich verheugde. Dit was niet de enige keer dat het geloof van de heidenen het ongeloof van de Israëlieten beschaamd maakte, zie Matthew 8:10. Toeschouwers waren meer getroffen door de gunsten, die God aan Israël heeft bewezen, dan zij, die deze gunsten ontvangen hebben.
2. Hij verheerlijkte de God Israëls, Exodus 18:10 "Gezegend zij Jehovah" (want bij die naam is Hij nu bekend) "die u, Mozes en Aron verlost heeft uit de hand van Farao, zodat hij wel tot uw dood besloten heeft, maar zijn besluit niet ten uitvoer heeft kunnen brengen, en door uw bediening het volk verlost heeft". Wat het ook zij, dat ons vreugde veroorzaakt, God moet er de eer voor ontvangen.
3. Hierdoor werd zijn geloof bevestigd, en hij nam deze gelegenheid waar om er plechtig belijdenis van te doen, Exodus 18:11. Nu weet ik dat de Heer groter is dan alle goden. Laat ons letten:
a. Op hetgeen hij geloofde: dat de God van Israël groter is dan alle voorgewende, alle valse goden, die zich goddelijke eer aanmatigen. Hij brengt hen tot zwijgen, onderwerpt hen, is hun te sterk, en daarom is Hij de enig levende en ware God. Hij is ook hoger dan alle vorsten en potentaten (die ook goden genoemd worden) en Hij heeft een onbetwistbaar gezag over hen en een onweerstaanbare macht om hen te besturen, over hen te heersen. Hij doet met hen wat Hem behaagt, en wordt aan hen verheerlijkt, hoe groot en machtig zij ook zijn.
b. De bevestiging en toeneming van zijn geloof. Nu weet ik, hij wist het tevoren, maar nu wist hij het beter, zijn geloof groeide op tot volle verzekerdheid, nu hij er zo'n nieuw bewijs van heeft gezien. Diegenen sluiten hun ogen voor het helderste licht, die niet weten dat de Heer groter is dan alle goden.
c. De grond, waarop hij het bouwde want in de zaak, waarin zij trots gehandeld hebben, de tovenaars en de afgoden, die de Egyptenaren aanbaden, of wel, Farao en zijn rijksgroten, (beiden hebben God tegengestaan, en zich als Zijn mededingers opgeworpen) was Hij boven hen. De tovenaars waren in het nauw gebracht, de afgoden geschud, Farao was vernederd, zijn macht verbroken, en in weerwil van al hun samenspanning is het Israël van God uit hun handen gered. Vroeg of laat zal God tonen dat Hij boven hen is, die door hun trotse handelen met Hem strijden. Die zich tegen God verhoogt, zal vernederd worden.
IV. De uitdrukkingen van hun vreugde en dankbaarheid, zij oefenden gemeenschap met elkaar in een feestmaal en in offerande, Exodus 18:12. Daar Jethro Israëls belangen van harte toegedaan was, werd hij, ofschoon hij een Midianiet was, graag toegelaten tot gemeenschap met Mozes en de oudsten van Israël, omdat ook deze een zoon van Abraham is, al is het dan ook uit een jonger huis.
1. Zij verenigden zich in het brengen van een dankoffer, Jethro bracht God brandoffers en slachtoffers, en waarschijnlijk heeft hij ze zelf geofferd, want hij was priester in Midian en een aanbidder van de ware God, en het priesterschap was in Israël nog niet vastgesteld. Wederzijdse vriendschap wordt geheiligd door gezamenlijke aanbidding. Het is voor bloedverwanten en vrienden zeer kostelijk om, als zij samenkomen, zich te verenigen in de geestelijke offerande van gebed en lofzegging, als elkaar ontmoetende in Christus, het middelpunt van hun eenheid.
2. Zij verenigden zich aan een maaltijd ter verheuging, een maaltijd na het offer. Mozes heeft bij deze gelegenheid zijn vrienden en bloedverwanten uitgenodigd tot een feestmaal in zijn eigen tent, een loffelijke gewoonte onder vrienden, die Christus zelf niet slechts goedgekeurd maar aangeprezen heeft, door Zijn aanneming van dergelijke uitnodigingen. Het was een matig feestmaal, zij aten brood, dit brood was, naar wij kunnen onderstellen, manna. Jethro moet dat brood van de hemel zien en proeven, en hoewel hij een heiden, iemand uit de volken, is, is hij er even welkom toe als iedere Israëliet, zo zijn ook nu nog de heidenen welkom aan Christus, het brood des levens. Die maaltijd werd op godvruchtige wijze gehouden. zij aten brood voor het aangezicht van God, in sobere dankbare gemoedsstemming, in de vrees voor God, en hun tafelgesprekken waren zoals zij betaamden aan heiligen. Aldus moeten wij eten en drinken ter eer van God en ons aan tafel gedragen als de zodanigen, die geloven dat Gods oog op ons is.
Verzen 13-27
Exodus 18:13-27Hier zien wij:
I. Mozes' grote ijver en naarstigheid als magistraat. Gebruikt zijnde om Israël te verlossen uit het diensthuis, is hij ook nog verder een type van Christus door gebruikt te worden als wetgever en rechter onder hen.
1. Hij moest op hun vragen antwoorden, hun in twijfelachtige gevallen bekendmaken de wil van God, hun de wetten van God, die reeds gegeven waren, verklaren, wetten betreffende de sabbat, het manna, enz, behalve nog de natuurlijke wetten, betrekking hebbende op godsvrucht en billijkheid, Exodus 18:15. Zij kwamen om God raad te vragen, en zeer gelukkig was het voor hen om zo'n orakel te kunnen raadplegen, menigmaal zouden wij wensen, dat wij zo'n zeker, ontwijfelbaar middel hadden om Gods wil te kennen, als wij niet weten wat te doen. Mozes was getrouw beide aan Hem, die hem had aangesteld, als aan hen, die hem raadpleegden, en hij maakte hun Gods inzettingen en Zijn wetten bekend, Exodus 18:16. Zijn plicht was, niet wetten te maken, maar hun Gods wetten bekend te maken, zijn plaats was slechts die van een dienstknecht.
2. Hij had geschillen te vereffenen, recht te spreken tussen de man en zijn naaste, Exodus 18:16. En als het volk even twistziek was onder elkaar als met God, dan moeten zeker zeer veel gevallen voor hem gebracht zijn, te meer daar hun rechtsgedingen hen op geen kosten joegen. Toen een twist ontstond in Egypte, en Mozes gepoogd heeft de twistenden met elkaar te verzoenen, vroegen zij: Wie heeft u tot een overste en rechter over ons gezet? Maar nu was het ontwijfelbaar, dat God hem tot een overste en rechter had gezet, en nederig horen zij nu naar hem, die zij toen trots hebben verworpen.
Dit was het werk, waartoe Mozes geroepen was, en hij heeft het gedaan:
A. Met grote behoedzaamheid, hetgeen, naar sommigen denken, aangeduid wordt door zijn houding er bij: hij zat om het volk te richten, Exodus 18:13, kalm en bezadigd.
B. Met grote inschikkelijkheid voor het volk dat voor hem stond, Exodus 18:14. Hij was zeer genaakbaar, de geringste Israëliet werd graag toegelaten om zelf zijn zaak voor hem te brengen.
C. Met grote volharding en oplettendheid.
a. Hoewel Jethro, zijn schoonvader, bij hem was, dat hem een goed voorwendsel had kunnen zijn om vakantie te nemen, (hij had de rechtszitting voor die dag hebben kunnen verdagen of tenminste verkorten) houdt hij toch zelfs ook op de volgende dag zitting, en wel van de morgen tot de avond. Noodzakelijke arbeid moet altijd voorgaan, en mag dus niet voor het doen van plichtplegingen uitgesteld worden. Wij zouden onze vrienden te veel eer bewijzen als wij aan het genot van hun gezelschap de voorkeur gaven boven onze plicht jegens God.
b. Hoewel Mozes tot hoge eer was bevorderd heeft hij daarom zijn gemak niet genomen, de last van de zaken en zorgen niet op andere schouders geworpen, neen, hij dacht dat zijn bevordering, in plaats van hem te ontheffen van de dienst, de dienst nog meer verplichtend voor hem maakte. Diegenen denken van zichzelf boven hetgeen betaamt, die het beneden zich achten om goed te doen. Het is de eer zelfs van de engelen om dienstvaardig te zijn.
c. Hoewel het volk tergend voor hem geweest is, ja gereed was hem te stenigen, Exodus 17:4, heeft hij zich toch tot aller dienstknecht gemaakt. Als anderen tekortkomen in hun plicht jegens ons, moeten wij toch onze plicht aan hen niet nalaten.
d. Hoewel hij een oud man was, bleef hij toch van de morgen tot de avond aan het werk en maakte dit tot zijn spijs en drank. God had hem grote kracht gegeven naar lichaam en geest, hetgeen hem in staat stelde om zeer veel werk te kunnen doen, en het te doen met gemak en genot, en ter aanmoediging van anderen om in de dienst van God de kosten te doen en ten koste gegeven te worden, bleek het dat na al zijn arbeid en moeite zijn natuurlijke kracht niet verminderd was. Die de Heere verwachten en Hem dienen, zullen de kracht vernieuwen.
II. De grote wijsheid en bedachtzaamheid van Jethro als een vriend.
1. De methode, door Mozes gevolgd, mishaagde hem, en hij was zo vrijmoedig met hem, dat hij het hem zei, Exodus 18:14, Exodus 18:17, Exodus 18:18. Hij dacht dat die arbeid te groot en te zwaar was om door Mozes alleen verricht te worden, dat het nadelig zou zijn voor zijn gezondheid, een te grote vermoeienis voor hem zou wezen, en tevens, dat de bedeling van het recht er verdrietelijk om zou worden voor het volk. En daarom zegt hij hem klaar en duidelijk: Het is niet goed. Er kan zelfs in goed doen een te veel doen zijn, en daarom moet onze ijver geleid worden door voorzichtigheid, opdat van ons goed geen kwaad worde gezegd. Wijsheid is nuttig om ons gedrag te besturen, zodat wij ons niet tevreden houden met minder dan onze plicht, en evenmin op ons nemen wat onze krachten te boven gaat.
2. Hij raadde hem een wijze van bestuur aan, die beter aan het doel zou beantwoorden.
a. Zichzelf moest hij voorbehouden om voor het volk bij God te wezen, Exodus 18:19. "Wees gij voor het volk bij God, en breng gij de zaken voor God, dat was een eer, die het niet zou voegen om anderen met hem te laten delen, Numbers 12:6 Evenzo moet ook alles wat de gehele vergadering in het algemeen betreft, door zijn handen gaan, Exodus 18:20. Maar
b. Dat hij in de verschillende stammen en geslachten rechters moest aanstellen, die moeten rechtspreken tussen de man en zijn naaste, hetgeen met minder luidruchtigheid en meer spoed zou geschieden, dan in de algemene vergadering, die door Mozes zelf gepresideerd werd. Zo moeten zij, als een natie, geregeerd worden door een koning, als opperbestuurder, en door mindere magistraten die door hem aangesteld worden, 1 Peter 2:13, 1 Peter 2:14. Aldus zullen vele handen licht werk maken, de rechtszaken zullen spoediger behandeld worden en aan het volk wordt gemak en verlichting bezorgd door de rechtspraak om zo te zeggen, aan hun eigen deur te brengen. Maar toch,
c. Als er gegronde reden voor is, moet men zich van deze lagere rechtbanken op Mozes zelf kunnen beroepen, tenminste, als de rechters zelf met de zaak verlegen waren, Exodus 18:22, het geschiede dat zij alle grote zaken aan u brengen. Aldus zou die grote man des te meer nuttig zijn, door alleen in zaken van groot belang gebruikt te worden. De arbeid van personen van zeer grote gaven en hoog aanzien kan zeer bevorderd worden door de hulp van hen, die in alle opzichten hun minderen zijn, en die zij dus niet behoren gering te schatten. Het hoofd heeft de handen en voeten nodig, 1 Corinthe 12:21. Grote mannen moeten er naar streven niet alleen om zelf nuttig te zijn, maar ook anderen nuttig te doen zijn, naar hun gaven en vermogens zijn.
Dit is Jethro's raad, waaruit blijkt dat, hoewel Mozes hem overtrof in profetie, hij Mozes overtrof in staatkundig beleid. Maar aan zijn raad voegt hij twee voorwaarden toe.
A. Dat grote zorg in acht genomen moet worden bij de keuze van de personen, aan wie zo'n ambt opgedragen zou worden, Exodus 18:21. Het moeten kloeke mannen zijn. Het was nodig dat het mannen zijn van het beste karakter en van goede bekwaamheid.
Ten eerste. In oordeel en beradenheid, mannen van gezond verstand, die een goed begrip hadden van de zaken, kloeke mannen, die door geen dreigende blikken of geschreeuw verschrikt en van hun stuk worden gebracht. Een helder hoofd en een kloekmoedig hart maken een goeden rechter.
Ten tweede. In vroomheid en godsvrucht, godvrezende mannen, die geloven dat er een God boven hen is, wiens oog op hen is en aan wie zij verantwoordelijk zijn, voor wiens oordeel zij ontzag hebben, nauwgezette mannen, die geen laaghartigheid durven begaan al zouden zij het nog zo veilig en in het verborgen kunnen doen. De vrees van God is het beginsel, dat de mens het best zal versterken tegen. de verzoeking om onrechtvaardig te zijn, Nehemiah 5:15, Genesis 42:18.
Ten derde. In rechtschapenheid en eerlijkheid, waarachtige mannen, op wiens woord men aan kan, op wiens trouw men kan rekenen, die voor niets ter wereld een leugen zouden zeggen, of het vertrouwen in hen gesteld zouden verraden.
Ten vierde. In edele, grootmoedige minachting van wereldlijke rijkdom, de gierigheid hatende, niet slechts geen steekpenningen zoekende, of er naar strevende om zich te verrijken, maar zelfs het denkbeeld er van verafschuwende, deze, deze alleen, is geschikt om een rechter te zijn: "die het gewin van de onderdrukkingen verwerpt, die zijn handen uitschudt, dat zij geen geschenken behouden," Isaiah 33:15.
B. Dat hij op de leiding van God moet achtgeven voor deze zaak Exodus 18:23. Indien gij deze zaak doet, en God het u gebiedt. Jethro wist dat Mozes een betere raadsman had dan hij was en naar Zijn raad verwijst hij hem. Raad moet gegeven worden met een ootmoedige onderworpenheid aan het woord en de voorzienigheid van God, die steeds de overhand moeten hebben.
Nu heeft Mozes deze raad niet veracht, omdat hij kwam van iemand, die niet, zoals hij, bekend was met de woorden van God en de gezichten van de Almachtige, maar hij hoorde naar de stem van zijn schoonvader, Exodus 18:24. Toen hij over de zaak nadacht, zag hij het redelijke in van hetgeen zijn schoonvader gezegd had, en besloot hij het in praktijk te brengen, hetgeen hij spoedig daarna deed, toen hij leiding en onderricht van God in deze zaak had ontvangen. Diegenen zijn niet zo wijs als waarvoor zij gehouden willen worden, die zich te wijs achten om raad aan te nemen, want een wijs man, (een die waarlijk wijs is) zal horen en zal in leer toenemen, en geen goede raad versmaden, al wordt hij ook door een mindere gegeven. Mozes heeft de keuze van de richters niet aan het volk overgelaten, zij hadden reeds genoeg gedaan om te tonen, dat zij niet geschikt daartoe waren, maar hij verkoos en benoemde hen, sommigen voor grotere, anderen voor kleinere afdelingen, terwijl die over de kleinere waarschijnlijk ondergeschikt werden aan hen, die over de grotere aangesteld waren. Wij hebben reden om de regering als een grote weldaad te beschouwen, en God te danken voor wetten en rechters, zodat wij niet zijn als de vissen in de zee, van wie de grote de kleine verslinden.
III. Jethro's terugkeer naar zijn eigen land, Exodus 18:27. Ongetwijfeld heeft hij de verbetering meegenomen, die hij heeft opgedaan van de kennis van God, en haar aan zijn naburen voor hen ter lering meegedeeld. Men onderstelt dat de Kenieten, (vermeld in 1 Samuel 15:6) de nakomelingen waren van Jethro, (vergelijk Judges 1:16) en dat zij daar onder bijzondere bescherming genomen worden om de vriendelijkheid, die hun voorvader aan Israël had bewezen. De welwillendheid, aan Gods volk betoond, zelfs in de kleinste zaken, zal haar loon geenszins verliezen, maar, op zijn laatst, beloond worden in de opstanding.
Verzen 13-27
Exodus 18:13-27Hier zien wij:
I. Mozes' grote ijver en naarstigheid als magistraat. Gebruikt zijnde om Israël te verlossen uit het diensthuis, is hij ook nog verder een type van Christus door gebruikt te worden als wetgever en rechter onder hen.
1. Hij moest op hun vragen antwoorden, hun in twijfelachtige gevallen bekendmaken de wil van God, hun de wetten van God, die reeds gegeven waren, verklaren, wetten betreffende de sabbat, het manna, enz, behalve nog de natuurlijke wetten, betrekking hebbende op godsvrucht en billijkheid, Exodus 18:15. Zij kwamen om God raad te vragen, en zeer gelukkig was het voor hen om zo'n orakel te kunnen raadplegen, menigmaal zouden wij wensen, dat wij zo'n zeker, ontwijfelbaar middel hadden om Gods wil te kennen, als wij niet weten wat te doen. Mozes was getrouw beide aan Hem, die hem had aangesteld, als aan hen, die hem raadpleegden, en hij maakte hun Gods inzettingen en Zijn wetten bekend, Exodus 18:16. Zijn plicht was, niet wetten te maken, maar hun Gods wetten bekend te maken, zijn plaats was slechts die van een dienstknecht.
2. Hij had geschillen te vereffenen, recht te spreken tussen de man en zijn naaste, Exodus 18:16. En als het volk even twistziek was onder elkaar als met God, dan moeten zeker zeer veel gevallen voor hem gebracht zijn, te meer daar hun rechtsgedingen hen op geen kosten joegen. Toen een twist ontstond in Egypte, en Mozes gepoogd heeft de twistenden met elkaar te verzoenen, vroegen zij: Wie heeft u tot een overste en rechter over ons gezet? Maar nu was het ontwijfelbaar, dat God hem tot een overste en rechter had gezet, en nederig horen zij nu naar hem, die zij toen trots hebben verworpen.
Dit was het werk, waartoe Mozes geroepen was, en hij heeft het gedaan:
A. Met grote behoedzaamheid, hetgeen, naar sommigen denken, aangeduid wordt door zijn houding er bij: hij zat om het volk te richten, Exodus 18:13, kalm en bezadigd.
B. Met grote inschikkelijkheid voor het volk dat voor hem stond, Exodus 18:14. Hij was zeer genaakbaar, de geringste Israëliet werd graag toegelaten om zelf zijn zaak voor hem te brengen.
C. Met grote volharding en oplettendheid.
a. Hoewel Jethro, zijn schoonvader, bij hem was, dat hem een goed voorwendsel had kunnen zijn om vakantie te nemen, (hij had de rechtszitting voor die dag hebben kunnen verdagen of tenminste verkorten) houdt hij toch zelfs ook op de volgende dag zitting, en wel van de morgen tot de avond. Noodzakelijke arbeid moet altijd voorgaan, en mag dus niet voor het doen van plichtplegingen uitgesteld worden. Wij zouden onze vrienden te veel eer bewijzen als wij aan het genot van hun gezelschap de voorkeur gaven boven onze plicht jegens God.
b. Hoewel Mozes tot hoge eer was bevorderd heeft hij daarom zijn gemak niet genomen, de last van de zaken en zorgen niet op andere schouders geworpen, neen, hij dacht dat zijn bevordering, in plaats van hem te ontheffen van de dienst, de dienst nog meer verplichtend voor hem maakte. Diegenen denken van zichzelf boven hetgeen betaamt, die het beneden zich achten om goed te doen. Het is de eer zelfs van de engelen om dienstvaardig te zijn.
c. Hoewel het volk tergend voor hem geweest is, ja gereed was hem te stenigen, Exodus 17:4, heeft hij zich toch tot aller dienstknecht gemaakt. Als anderen tekortkomen in hun plicht jegens ons, moeten wij toch onze plicht aan hen niet nalaten.
d. Hoewel hij een oud man was, bleef hij toch van de morgen tot de avond aan het werk en maakte dit tot zijn spijs en drank. God had hem grote kracht gegeven naar lichaam en geest, hetgeen hem in staat stelde om zeer veel werk te kunnen doen, en het te doen met gemak en genot, en ter aanmoediging van anderen om in de dienst van God de kosten te doen en ten koste gegeven te worden, bleek het dat na al zijn arbeid en moeite zijn natuurlijke kracht niet verminderd was. Die de Heere verwachten en Hem dienen, zullen de kracht vernieuwen.
II. De grote wijsheid en bedachtzaamheid van Jethro als een vriend.
1. De methode, door Mozes gevolgd, mishaagde hem, en hij was zo vrijmoedig met hem, dat hij het hem zei, Exodus 18:14, Exodus 18:17, Exodus 18:18. Hij dacht dat die arbeid te groot en te zwaar was om door Mozes alleen verricht te worden, dat het nadelig zou zijn voor zijn gezondheid, een te grote vermoeienis voor hem zou wezen, en tevens, dat de bedeling van het recht er verdrietelijk om zou worden voor het volk. En daarom zegt hij hem klaar en duidelijk: Het is niet goed. Er kan zelfs in goed doen een te veel doen zijn, en daarom moet onze ijver geleid worden door voorzichtigheid, opdat van ons goed geen kwaad worde gezegd. Wijsheid is nuttig om ons gedrag te besturen, zodat wij ons niet tevreden houden met minder dan onze plicht, en evenmin op ons nemen wat onze krachten te boven gaat.
2. Hij raadde hem een wijze van bestuur aan, die beter aan het doel zou beantwoorden.
a. Zichzelf moest hij voorbehouden om voor het volk bij God te wezen, Exodus 18:19. "Wees gij voor het volk bij God, en breng gij de zaken voor God, dat was een eer, die het niet zou voegen om anderen met hem te laten delen, Numbers 12:6 Evenzo moet ook alles wat de gehele vergadering in het algemeen betreft, door zijn handen gaan, Exodus 18:20. Maar
b. Dat hij in de verschillende stammen en geslachten rechters moest aanstellen, die moeten rechtspreken tussen de man en zijn naaste, hetgeen met minder luidruchtigheid en meer spoed zou geschieden, dan in de algemene vergadering, die door Mozes zelf gepresideerd werd. Zo moeten zij, als een natie, geregeerd worden door een koning, als opperbestuurder, en door mindere magistraten die door hem aangesteld worden, 1 Peter 2:13, 1 Peter 2:14. Aldus zullen vele handen licht werk maken, de rechtszaken zullen spoediger behandeld worden en aan het volk wordt gemak en verlichting bezorgd door de rechtspraak om zo te zeggen, aan hun eigen deur te brengen. Maar toch,
c. Als er gegronde reden voor is, moet men zich van deze lagere rechtbanken op Mozes zelf kunnen beroepen, tenminste, als de rechters zelf met de zaak verlegen waren, Exodus 18:22, het geschiede dat zij alle grote zaken aan u brengen. Aldus zou die grote man des te meer nuttig zijn, door alleen in zaken van groot belang gebruikt te worden. De arbeid van personen van zeer grote gaven en hoog aanzien kan zeer bevorderd worden door de hulp van hen, die in alle opzichten hun minderen zijn, en die zij dus niet behoren gering te schatten. Het hoofd heeft de handen en voeten nodig, 1 Corinthe 12:21. Grote mannen moeten er naar streven niet alleen om zelf nuttig te zijn, maar ook anderen nuttig te doen zijn, naar hun gaven en vermogens zijn.
Dit is Jethro's raad, waaruit blijkt dat, hoewel Mozes hem overtrof in profetie, hij Mozes overtrof in staatkundig beleid. Maar aan zijn raad voegt hij twee voorwaarden toe.
A. Dat grote zorg in acht genomen moet worden bij de keuze van de personen, aan wie zo'n ambt opgedragen zou worden, Exodus 18:21. Het moeten kloeke mannen zijn. Het was nodig dat het mannen zijn van het beste karakter en van goede bekwaamheid.
Ten eerste. In oordeel en beradenheid, mannen van gezond verstand, die een goed begrip hadden van de zaken, kloeke mannen, die door geen dreigende blikken of geschreeuw verschrikt en van hun stuk worden gebracht. Een helder hoofd en een kloekmoedig hart maken een goeden rechter.
Ten tweede. In vroomheid en godsvrucht, godvrezende mannen, die geloven dat er een God boven hen is, wiens oog op hen is en aan wie zij verantwoordelijk zijn, voor wiens oordeel zij ontzag hebben, nauwgezette mannen, die geen laaghartigheid durven begaan al zouden zij het nog zo veilig en in het verborgen kunnen doen. De vrees van God is het beginsel, dat de mens het best zal versterken tegen. de verzoeking om onrechtvaardig te zijn, Nehemiah 5:15, Genesis 42:18.
Ten derde. In rechtschapenheid en eerlijkheid, waarachtige mannen, op wiens woord men aan kan, op wiens trouw men kan rekenen, die voor niets ter wereld een leugen zouden zeggen, of het vertrouwen in hen gesteld zouden verraden.
Ten vierde. In edele, grootmoedige minachting van wereldlijke rijkdom, de gierigheid hatende, niet slechts geen steekpenningen zoekende, of er naar strevende om zich te verrijken, maar zelfs het denkbeeld er van verafschuwende, deze, deze alleen, is geschikt om een rechter te zijn: "die het gewin van de onderdrukkingen verwerpt, die zijn handen uitschudt, dat zij geen geschenken behouden," Isaiah 33:15.
B. Dat hij op de leiding van God moet achtgeven voor deze zaak Exodus 18:23. Indien gij deze zaak doet, en God het u gebiedt. Jethro wist dat Mozes een betere raadsman had dan hij was en naar Zijn raad verwijst hij hem. Raad moet gegeven worden met een ootmoedige onderworpenheid aan het woord en de voorzienigheid van God, die steeds de overhand moeten hebben.
Nu heeft Mozes deze raad niet veracht, omdat hij kwam van iemand, die niet, zoals hij, bekend was met de woorden van God en de gezichten van de Almachtige, maar hij hoorde naar de stem van zijn schoonvader, Exodus 18:24. Toen hij over de zaak nadacht, zag hij het redelijke in van hetgeen zijn schoonvader gezegd had, en besloot hij het in praktijk te brengen, hetgeen hij spoedig daarna deed, toen hij leiding en onderricht van God in deze zaak had ontvangen. Diegenen zijn niet zo wijs als waarvoor zij gehouden willen worden, die zich te wijs achten om raad aan te nemen, want een wijs man, (een die waarlijk wijs is) zal horen en zal in leer toenemen, en geen goede raad versmaden, al wordt hij ook door een mindere gegeven. Mozes heeft de keuze van de richters niet aan het volk overgelaten, zij hadden reeds genoeg gedaan om te tonen, dat zij niet geschikt daartoe waren, maar hij verkoos en benoemde hen, sommigen voor grotere, anderen voor kleinere afdelingen, terwijl die over de kleinere waarschijnlijk ondergeschikt werden aan hen, die over de grotere aangesteld waren. Wij hebben reden om de regering als een grote weldaad te beschouwen, en God te danken voor wetten en rechters, zodat wij niet zijn als de vissen in de zee, van wie de grote de kleine verslinden.
III. Jethro's terugkeer naar zijn eigen land, Exodus 18:27. Ongetwijfeld heeft hij de verbetering meegenomen, die hij heeft opgedaan van de kennis van God, en haar aan zijn naburen voor hen ter lering meegedeeld. Men onderstelt dat de Kenieten, (vermeld in 1 Samuel 15:6) de nakomelingen waren van Jethro, (vergelijk Judges 1:16) en dat zij daar onder bijzondere bescherming genomen worden om de vriendelijkheid, die hun voorvader aan Israël had bewezen. De welwillendheid, aan Gods volk betoond, zelfs in de kleinste zaken, zal haar loon geenszins verliezen, maar, op zijn laatst, beloond worden in de opstanding.