Lectionary Calendar
Friday, November 22nd, 2024
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
Attention!
Tired of seeing ads while studying? Now you can enjoy an "Ads Free" version of the site for as little as 10¢ a day and support a great cause!
Click here to learn more!

Bible Commentaries
Exodus 18

Dächsel BijbelverklaringDächsel Bijbelverklaring

Zoek naar…
Enter query below:

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, EXODUS 18

Exodus 18:1.

JETHRO GEEFT AAN MOZES EEN GOEDE RAAD.

I. Exodus 18:1-Exodus 18:12. Bij het uitgaan van Rafidim, terwijl Mozes enige dagen tegenover de berg van God gelegerd is, komt zijn schoonvader Jethro tot hem, en brengt hem zijn vrouw Zippora en zijn beide zonen Gersom en Eliëzer. Hij belijdt de naam des Heeren, die zo grote dingen aan Zijn volk gedaan heeft, en brengt Hem brand- en slachtoffers. Mozes en Aron en alle oudsten van Israël nemen aan de offermaaltijd deel.

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, EXODUS 18

Exodus 18:1.

JETHRO GEEFT AAN MOZES EEN GOEDE RAAD.

I. Exodus 18:1-Exodus 18:12. Bij het uitgaan van Rafidim, terwijl Mozes enige dagen tegenover de berg van God gelegerd is, komt zijn schoonvader Jethro tot hem, en brengt hem zijn vrouw Zippora en zijn beide zonen Gersom en Eliëzer. Hij belijdt de naam des Heeren, die zo grote dingen aan Zijn volk gedaan heeft, en brengt Hem brand- en slachtoffers. Mozes en Aron en alle oudsten van Israël nemen aan de offermaaltijd deel.

Vers 1

1. Toen a) Jethro, priester van Midian, schoonvader van Mozes, hoorde al wat God aan Mozes en aan Israël, Zijn volk, gedaan had, want ook tot hem was dit doorgedrongen; dat de HEERE Israël uit Egypte uitgevoerd had, door eenuitgestrekte arm en door grote gerichten.

a) Exodus 2:16; Exodus 3:1

Vers 1

1. Toen a) Jethro, priester van Midian, schoonvader van Mozes, hoorde al wat God aan Mozes en aan Israël, Zijn volk, gedaan had, want ook tot hem was dit doorgedrongen; dat de HEERE Israël uit Egypte uitgevoerd had, door eenuitgestrekte arm en door grote gerichten.

a) Exodus 2:16; Exodus 3:1

Vers 2

2. Zo nam Jethro, Mozes' schoonvader, Zippora, Mozes' vrouw, (nadat hij, Mozes haar, na het voorval in de herberg (Exodus 4:24-Exodus 4:26) teruggezonden had, omdat zij niet geschikt was, om vol van geloofsmoed de in Egypte dreigende gevaren tegemoet te gaan, en waarschijnlijk zelf op terugkeren aangedrongen had).

Vers 2

2. Zo nam Jethro, Mozes' schoonvader, Zippora, Mozes' vrouw, (nadat hij, Mozes haar, na het voorval in de herberg (Exodus 4:24-Exodus 4:26) teruggezonden had, omdat zij niet geschikt was, om vol van geloofsmoed de in Egypte dreigende gevaren tegemoet te gaan, en waarschijnlijk zelf op terugkeren aangedrongen had).

Vers 3

3. Met haar twee zonen, van wie de ene Gersom heette: (want hij zei, hij had gezegd, toen het kind geboren was en had het daarom de naam gegeven: Ik ben een vreemdeling geweest in een vreemd land. (Exodus 2:22)

Vers 3

3. Met haar twee zonen, van wie de ene Gersom heette: (want hij zei, hij had gezegd, toen het kind geboren was en had het daarom de naam gegeven: Ik ben een vreemdeling geweest in een vreemd land. (Exodus 2:22)

Vers 4

4. En de naam van de andere was Eliëzer (hulp van God), want, zei hij, bij de geboorte van die tweede zoon: de God van mijn vader is mij tot hulp geweest, en heeft mijverlost van Farao's zwaard. 1)

1) De betekenis van de namen, die Mozes zijn zonen gegeven heeft, is nu voor het eerst echt openbaar geworden, daarom wordt niet alleen de naam van de tweede zoon, in wie het geloof aan de hulp van Jehova uitgesproken is, en dat thans volle bevestiging gevonden heeft, voor de eerste maal vermeld, maar ook de naam van de eersten zoo herhaald, met vermelding van de reden, waarom hij die naam gaf, in zo verre nu door het uitzicht op het erfdeel van de vaderen het smartelijk gevoel, dat Mozes in den vreemde had, eerst goed te begrijpen valt..

Vers 4

4. En de naam van de andere was Eliëzer (hulp van God), want, zei hij, bij de geboorte van die tweede zoon: de God van mijn vader is mij tot hulp geweest, en heeft mijverlost van Farao's zwaard. 1)

1) De betekenis van de namen, die Mozes zijn zonen gegeven heeft, is nu voor het eerst echt openbaar geworden, daarom wordt niet alleen de naam van de tweede zoon, in wie het geloof aan de hulp van Jehova uitgesproken is, en dat thans volle bevestiging gevonden heeft, voor de eerste maal vermeld, maar ook de naam van de eersten zoo herhaald, met vermelding van de reden, waarom hij die naam gaf, in zo verre nu door het uitzicht op het erfdeel van de vaderen het smartelijk gevoel, dat Mozes in den vreemde had, eerst goed te begrijpen valt..

Vers 5

5. Toen nu Jethro, 1) Mozes' schoonvader, met zijn zonen en zijn vrouw tot Mozes kwam, na 4 of 5 dagen geleden van huis opgetrokken, de woestijn doorgetrokken en het tussen de Dschebel ed Deir en de middelste bergketen gelegen dal Schoeib doorgegaan te zijn; en gekomen waren inde woestijn, de vlakte er-Rabah, aan de berg van God, de Horeb (Exodus 3:1) waar hij zich gelegerd had.

1) Niet zo zeer de liefde voor Mozes als wel het gerucht van de wonderen, had de grijsaard, hoewel door ouderdom verzwakt, gedwongen van huis te gaan en naar de woestijn te komen. Want dat hij niet door eerzucht werd gedreven, blijkt weldra uit het vervolg, daar hij, nadat hij God een offer had gebracht en door een plechtige daad van dankbaarheid had betuigd, dat hij de roem enkel en alleen aan God gaf, naar huis is teruggekeerd op dezelfde wijze, waarop hij gekomen was, met alle eenvoudigheid..

Vers 5

5. Toen nu Jethro, 1) Mozes' schoonvader, met zijn zonen en zijn vrouw tot Mozes kwam, na 4 of 5 dagen geleden van huis opgetrokken, de woestijn doorgetrokken en het tussen de Dschebel ed Deir en de middelste bergketen gelegen dal Schoeib doorgegaan te zijn; en gekomen waren inde woestijn, de vlakte er-Rabah, aan de berg van God, de Horeb (Exodus 3:1) waar hij zich gelegerd had.

1) Niet zo zeer de liefde voor Mozes als wel het gerucht van de wonderen, had de grijsaard, hoewel door ouderdom verzwakt, gedwongen van huis te gaan en naar de woestijn te komen. Want dat hij niet door eerzucht werd gedreven, blijkt weldra uit het vervolg, daar hij, nadat hij God een offer had gebracht en door een plechtige daad van dankbaarheid had betuigd, dat hij de roem enkel en alleen aan God gaf, naar huis is teruggekeerd op dezelfde wijze, waarop hij gekomen was, met alle eenvoudigheid..

Vers 6

6. Zo zond hij boden, waarschijnlijk van de plaats, waar Mozes het gezicht van de brandende braambos gehad had, en nu het Catharijnenklooster zich bevindt; toen zei1) hij tot Mozes: Ik, uw schoonvader Jethro, kom tot u, met uw vrouw en haar beide zonen met haar.

1) Jethro wil dat men op zijn komst voorbereid is; hij zelf houdt waarschijnlijk niet van die onverwachte bezoeken, die zogenaamde verrassingen, die menige huishouding in de war sturen, menige moeder uit de goede stemming brengen en wel van veel hartelijkheid, maar niet van veel bezonnenheid blijk geven. Mogelijk had hij zelf een groot huishouden en kende hij daardoor beter de behoeften en eisen bij de gewone gang van het dagelijks leven in een gezin. Hij wilde dat zijn ontmoeting een oorzaak van genoegen en niet van schrik voor Mozes en de zijnen zou zijn. Daartoe, ook voor de juiste voorbereiding van zijn ontvangst, om gelegen te kunnen komen, zond hij eerst een bericht..

De tijd wanneer, is zonder twijfel geweest v r de wetgeving..

Vers 6

6. Zo zond hij boden, waarschijnlijk van de plaats, waar Mozes het gezicht van de brandende braambos gehad had, en nu het Catharijnenklooster zich bevindt; toen zei1) hij tot Mozes: Ik, uw schoonvader Jethro, kom tot u, met uw vrouw en haar beide zonen met haar.

1) Jethro wil dat men op zijn komst voorbereid is; hij zelf houdt waarschijnlijk niet van die onverwachte bezoeken, die zogenaamde verrassingen, die menige huishouding in de war sturen, menige moeder uit de goede stemming brengen en wel van veel hartelijkheid, maar niet van veel bezonnenheid blijk geven. Mogelijk had hij zelf een groot huishouden en kende hij daardoor beter de behoeften en eisen bij de gewone gang van het dagelijks leven in een gezin. Hij wilde dat zijn ontmoeting een oorzaak van genoegen en niet van schrik voor Mozes en de zijnen zou zijn. Daartoe, ook voor de juiste voorbereiding van zijn ontvangst, om gelegen te kunnen komen, zond hij eerst een bericht..

De tijd wanneer, is zonder twijfel geweest v r de wetgeving..

Vers 7

7. Toen ging Mozes uit het leger, zijn schoonvader tegemoet, naar de plaats waar zij rust genomen hadden, en hij boog zich, ontving hem met de aan zijn stand toekomendeeerbewijzen, en kustte hem, volgens het recht van zijn verwantschap aan hem (Genesis 29:11) en zij vroegen de een de ander naar de welstand, en zij gingen, nadat ook Zippora haar echtgenoot en de beide zonen hun vader begroet hadden, tezamen naar de tent van Mozes.

Vers 7

7. Toen ging Mozes uit het leger, zijn schoonvader tegemoet, naar de plaats waar zij rust genomen hadden, en hij boog zich, ontving hem met de aan zijn stand toekomendeeerbewijzen, en kustte hem, volgens het recht van zijn verwantschap aan hem (Genesis 29:11) en zij vroegen de een de ander naar de welstand, en zij gingen, nadat ook Zippora haar echtgenoot en de beide zonen hun vader begroet hadden, tezamen naar de tent van Mozes.

Vers 8

8. En Mozes, nadat zij samen neergezeten waren, vertelde zijn schoonvader alles nauwkeurig en omstandig, wat de HEERE aan farao en aan de Egyptenaren gedaan had, omIsraëls wil; al de moeite, die hun op die weg uit Egypte tot hiertoe ontmoet was, en dat hen de HEERE op zo wonderbare wijze uit al deze moeite verlost had. 1)

1) Mozes wil van niets anders weten, dan van de daden en wonderen van de Allerhoogste. In alles, wat hij zijn schoonvader meedeelt, doet hij zo goed mogelijk uitkomen, dat het de Heere is, die hen verlost heeft..

Vers 8

8. En Mozes, nadat zij samen neergezeten waren, vertelde zijn schoonvader alles nauwkeurig en omstandig, wat de HEERE aan farao en aan de Egyptenaren gedaan had, omIsraëls wil; al de moeite, die hun op die weg uit Egypte tot hiertoe ontmoet was, en dat hen de HEERE op zo wonderbare wijze uit al deze moeite verlost had. 1)

1) Mozes wil van niets anders weten, dan van de daden en wonderen van de Allerhoogste. In alles, wat hij zijn schoonvader meedeelt, doet hij zo goed mogelijk uitkomen, dat het de Heere is, die hen verlost heeft..

Vers 9

9. Toen Jethro nu zoveel nauwkeuriger dan vroeger, uit de verspreide geruchten, alles vernam, verheugde hij zich over al het goede, dat de HEERE Israël gedaan had, en waarvan de hoofdzaak deze was, dat Hij het verlost had uit de hand vande Egyptenaren.

Vers 9

9. Toen Jethro nu zoveel nauwkeuriger dan vroeger, uit de verspreide geruchten, alles vernam, verheugde hij zich over al het goede, dat de HEERE Israël gedaan had, en waarvan de hoofdzaak deze was, dat Hij het verlost had uit de hand vande Egyptenaren.

Vers 10

10. En Jethro zei: Gezegend zij de HEERE, 1) die u verlost heeft uit de hand van de Egyptenaren, en uit farao's hand, uit de verdrukking van die tiran (Exodus 12:29); die dit volk van onder de hand van de Egyptenaren verlost heeft, en middelen en wegen gevondenheeft, om u voor de tweede keer uit hun hand te redden, toen zij u achtervolgden, en reeds meenden, u weer in hun macht te hebben. (Exodus 14:5). 1) Hieruit blijkt, dat Jethro, ofschoon de dienst van God toen bedorven was door vreemde inmengsels, niet zo aan bijgelovigheid was overgegeven, dat hij niet de vrees voor God kende en diende. Dat hij echter niet geheel en al van alle dwaling zuiver en vrij was, toonde de vergelijking, welke hij maakte, nl. dat Jehova groter was dan alle goden. Want ofschoon de profeten ook dikwijls zo spreken, is er toch verschil in hun uitdrukking. Wordt God soms boven de Engelen verheven, opdat Hij alleen uitblinke, terwijl voor ieder hemels wezen zijn voortreffelijkheid in rang wordt beperkt, soms wordt Hij oneigenlijk groot genoemd, niet omdat de schijngoden enige macht bekleedden, maar om hun hoge plaats, welke hun op valse en dwaze wijze in de wereld werd toebedeeld, te vernietigen. Doch hier stelt Jethro zich voor, volgens de algemene mening, dat de menigte van de mindere goden onderworpen zijn aan de hoogste God. Waar de zuivere waarheid van God niet aan het licht treedt, is de Godsverering nooit zuiver en zonder gebreken maar heeft iets troebels. Tegelijk echter schijnt Jethro iets vooruitgegaan te zijn, omdat hij nu verzekerde, dat hij de macht van God erkent, en daarmee toont dat hij juister de zaken inziet, dan tevoren..

Vers 10

10. En Jethro zei: Gezegend zij de HEERE, 1) die u verlost heeft uit de hand van de Egyptenaren, en uit farao's hand, uit de verdrukking van die tiran (Exodus 12:29); die dit volk van onder de hand van de Egyptenaren verlost heeft, en middelen en wegen gevondenheeft, om u voor de tweede keer uit hun hand te redden, toen zij u achtervolgden, en reeds meenden, u weer in hun macht te hebben. (Exodus 14:5). 1) Hieruit blijkt, dat Jethro, ofschoon de dienst van God toen bedorven was door vreemde inmengsels, niet zo aan bijgelovigheid was overgegeven, dat hij niet de vrees voor God kende en diende. Dat hij echter niet geheel en al van alle dwaling zuiver en vrij was, toonde de vergelijking, welke hij maakte, nl. dat Jehova groter was dan alle goden. Want ofschoon de profeten ook dikwijls zo spreken, is er toch verschil in hun uitdrukking. Wordt God soms boven de Engelen verheven, opdat Hij alleen uitblinke, terwijl voor ieder hemels wezen zijn voortreffelijkheid in rang wordt beperkt, soms wordt Hij oneigenlijk groot genoemd, niet omdat de schijngoden enige macht bekleedden, maar om hun hoge plaats, welke hun op valse en dwaze wijze in de wereld werd toebedeeld, te vernietigen. Doch hier stelt Jethro zich voor, volgens de algemene mening, dat de menigte van de mindere goden onderworpen zijn aan de hoogste God. Waar de zuivere waarheid van God niet aan het licht treedt, is de Godsverering nooit zuiver en zonder gebreken maar heeft iets troebels. Tegelijk echter schijnt Jethro iets vooruitgegaan te zijn, omdat hij nu verzekerde, dat hij de macht van God erkent, en daarmee toont dat hij juister de zaken inziet, dan tevoren..

Vers 11

11. Nu weet ik, nu zie ik uit zo vele bewijzen, wat ik wel vroeger geloofde, maar tot hiertoe nooit in zo duidelijk licht zag, dat de HEERE groter is dan alle goden van de heidenen (Exodus 15:11); a) want in de zaak, waarin zij (de Egyptenaren) trots gehandeld hebben tegen de kinderen van Israël, in al de tegenstand tegen zijn woord, in alle duivelskunsten, die zij verrichtten, was Hij boven hen; 1) in alles heeft de Heere Zich groot aan hen bewezen, als de Vergelder van het kwade, door Zijn wonderen tot hun smadelijke ondergang.

a)Exodus 1:10,Exodus 1:16,Exodus 1:22; Exodus 5:7; Exodus 14:18 James 2:8 Matthew 7:2

1)"Boven hen", d.i. niet boven de goden, maar boven de Egyptenaars. Het trotse handelen ziet op alles, wat zij tegen het volk van God hadden ondernomen..

Vers 11

11. Nu weet ik, nu zie ik uit zo vele bewijzen, wat ik wel vroeger geloofde, maar tot hiertoe nooit in zo duidelijk licht zag, dat de HEERE groter is dan alle goden van de heidenen (Exodus 15:11); a) want in de zaak, waarin zij (de Egyptenaren) trots gehandeld hebben tegen de kinderen van Israël, in al de tegenstand tegen zijn woord, in alle duivelskunsten, die zij verrichtten, was Hij boven hen; 1) in alles heeft de Heere Zich groot aan hen bewezen, als de Vergelder van het kwade, door Zijn wonderen tot hun smadelijke ondergang.

a)Exodus 1:10,Exodus 1:16,Exodus 1:22; Exodus 5:7; Exodus 14:18 James 2:8 Matthew 7:2

1)"Boven hen", d.i. niet boven de goden, maar boven de Egyptenaars. Het trotse handelen ziet op alles, wat zij tegen het volk van God hadden ondernomen..

Vers 12

12. Toen nam Jethro, de schoonvader van Mozes, (Genesis 14:18) God tot brandoffer en slachtoffers, 1) en hij offerde deze aan God op een op de berg van God opgericht altaar, om aan zijn belijdenis van God ook opplechtige wijze een bevestiging te geven; en Aron kwam, nadat het vet van de offeranden op het altaar verteerd was, en al de oversten van Israël kwamen naar de plaats van het offer, om brood te eten met de schoonvader van Mozes, voor het aangezicht van God. 2) Zo namen zij deel aan het offermaal, dat Jethro aanrichtte uit de overige stukkenvlees, en werden alzo tezamen verbonden tot de innigste gemeenschap van het geloof. (Genesis 31:54)

1) Wel was Jethro priester in Midian, maar geenszins daarom bracht hij nu ook onder Israël de brandoffers en slachtoffers. De wet was nog niet gegeven, dat alleen Aron en zijn geslacht de Heere de offeranden moesten brengen, daarom wordt dit nu aan Jethro toegestaan, omdat hij ook de schoonvader van Mozes was. Sommigen zijn van mening, dat Jethro zelf niet geofferd heeft, maar dit wellicht door Mozes heeft laten doen. Dat van Aron geen sprake is, dan alleen dat hij ook aanzat, is een bewijs, dat dit bezoek van Jethro v r de wetgeving heeft plaats gehad.. 2) Deze gebeurtenis staat niet slechts in uitwendig verband met de vorige (Exodus 17:8-Exodus 17:16), in zoverre zij zich aan die naar tijdsorde aansluit; maar er is ook tussen beide gebeurtenissen een inwendige verwantschap. In Amalek zagen wij de prototype van de wereld, die zich openlijk tegenover het rijk van God stelt en zijn voortgang bestrijdt; in Jethro daarentegen zien wij de eersteling van hen, die, hoewel buiten het burgerschap van Israël staande, toch de God van Israël als de ware, levende God erkennen en met Zijn uitverkoren volk in gemeenschap treden. Aan beiden wordt vervuld, wat de Heere eens tot Abraham gezegd heeft (Genesis 12:3): "Ik zal zegenen, die u zegenen, en vloeken, die u vloeken." Amalek toch wordt tot uitroeiing veroordeeld; aan deze stam van de Midianieten daarentegen wordt later de opname in Israëls gemeenschap aangeboden en werkelijk gegeven (Numeri. 10:29-32 Judges 1:16; Judges 4:11; 1 Samuel 15:6; 1 Samuel 30:29). Beiden hebben echter ook hun opvolgers in de latere geschiedenis van het Godsrijk: Amalek en al degenen, die zich ooit tot tegenstanders en onderdrukkers van de Gemeente van de Heere gesteld hebben, en ten laatste met verschrikking zijn ten ondergegaan: Jethro en alle zielen, die, als Rachab, Ruth enz. de zegen van Abraham zochten en die deelachtig werden..

2) Indien ons vermoeden juist is, geldt het hier een offermaaltijd, zoals bij Abraham (Genesis 21:27), Izak (Genesis 26:30) en Jakob (Genesis 31:54), ter inleiding of ter bezegeling van een nog te sluiten of reeds gesloten verbond van wederzijdse hulp en trouw. Het was een verbondsmaal, waarbij vooraf God als getuige was aangeroepen. Zo zaten tezamen aan Abraham en Abimlech, Jakob en Laban en, bij deze gelegenheid, Jethro, het stamhoofd van de Kenieten, van de ene zijde, en Mozes, Aron en al de oversten van Israël van de andere zijde, als de wederzijdse partijen, die een verbond van vriendschap met elkaar sloten in de tegenwoordigheid en onder aanroeping van God. Dit is de betekenis van de woorden: "En Aron kwam en al de oversten van Israël, om brood te eten met de schoonvader van Mozes, voor het aangezicht van God." Van een eigenlijk offer, gelijk de Mozaïsche wetging die voorschreef en verordende, is hier dus in geen enkel opzicht sprake; wel van de slachtinge van vee, gevolgd door het gezamenlijk breken en eten van brood, als teken van de verbondssluiting..

"Voor het aangezicht van God". Deze uitdrukking kan niet gebezigd worden, om daarmee te bewijzen dat de tabernakel toen reeds was ingesteld, omdat n voor het aangezicht van God n voor het aangezicht des Heeren ook vroeger zeer dikwijls voorkomt. "Voor het aangezicht van God" betekent hier, voor de wolkkolom. Van deze tijd af is de verhouding tussen Israël en de Kenieten, (waarvan Jethro het toenmalige stamhoofd was) zeer gunstig geweest. (Judges 1:16; Judges 4:11; Judges 5:24; 1 Samuel 15:6; 1 Samuel 30:29). Ook de Rechabieten behoorden tot deze stam..

II. Exodus 18:13-Exodus 18:27. Als Mozes de volgende dag zijn rechterlijk ambt uitoefent en het volk de hele dag van de morgen tot de avond rondom hem staat, neemt Jethro daaruit aanleiding, aan zijn schoonzoon goede raad te geven, hoe hij zijn al te zwaar ambt tot welzijn van het volk, kon verlichten. Mozes neemt dit voorstel aan en doet naar Jethro's raad; deze keert vervolgens weer naar zijn land terug. 13. Doch het geschiedde 1) de volgende dag, zo zat 2) Mozes gelijk hij dat gewoon was telkens te doen, als de kinderen van Israël langer dan n nacht ergens vertoefden, op een vrije plaats, om het volk te richten, om alle verschillen, die zij onder elkaar hadden, aan te horen, en naar goddelijk recht te beslissen, en het volk stond voor Mozes van de morgen tot de avond, daar de menigte, van hen, die zijn beslissing begeerden, te groot was, dan dat hij dit werk spoedig zou hebben kunnen verrichtten.

1) Hier wordt een vermeldingswaardige zaak, die tevens zeer nuttig was om bekend te worden, ertussen gevoegd, dat in dat gedeelte van zijn bestuur, waarin God hem had gesteld, en hetgeen hij met een zeldzame luister van zijn glorie deed schitteren, iets berispingswaardig is geweest, wat Jethro heeft verbeterd. Vervolgens, dat Mozes zelfs, de grootste profeet en die alleen met God als met een vriend omging, naar verdienste is, berispt, omdat hij zichzelf en het volk, zonder erbij na te denken, al te zeer met arbeid bezwaarde. Dit is wel een bewijs van zijn uitstekende kracht en van zijn heldere ziel geweest, dat hij zoveel last en zoveel verdriet kon verdragen, en niet door vermoeidheid te onderging, hoewel hij zich dagelijks met nieuwe arbeid bezwaarde. Het is ook een nooit genoeg geprezen grootheid van ziel geweest, dat hij zich aan het slechte en verkeerde volk voor niets gaf, en niet van zijn voornemen afging, ofschoon hij zag, dat hij voor zijn weldaden een onbillijk loon ontving. Want wij zien hem meermalen geschokt door smaadredenen en smaadvolle behandelingen, met twisten en bedreigingen aangevallen, zodat het meer dan verwonderlijk is, dat hij zijn zo dikwijls aangevallen geduld niet heeft laten varen. Hier worden nu vele deugden aangetroffen, de hoogste lofzang waardig. En toch, in die loffelijke daden neemt Jethro een gebrek waar. Waardoor wij herinnerd worden, dat ook in de meest uitstekende daden van de mensen altijd nog enig gebrek schuilt, en dat er nauwelijks n bestaat, in het geheel volmaakt, of hij is altijd nog met enig vlekje bezoedeld. Dat zij daarom, wie zij ook zijn die zijn aangesteld over de volken, om hen te regeren, hoe nauwkeurig zij ook hun ambt uitoefenen, weten, dat, indien zij van de beste zaak, die zij hebben, rekenschap moeten geven, er altijd iets aan ontbreekt. Evenzo, opdat zowel de koningen als de overheidspersonen en de herders zouden weten, waar zij alle krachten inspannen, om hun plicht te beoefenen, er echter altijd iets overblijft, wat voor verbetering vatbaar is. Hier is het ook de moeite waard te noteren, dat er niemand onder de stervelingen is, in hoeveel en in hoe verschillende gaven hij ook uitblinkt, dat hij bekwaam is, om alle rollen te vervullen..

2) Zitten komt in de Heilige Schrift dikwijls voor als teken van met bedaardheid en ernst een zaak afdoen. Hoogstwaarschijnlijk zat Mozes op een verhevenheid, terwijl het volk voor hem stond. Dan wordt ook het volgende beter verstaan..

Vers 12

12. Toen nam Jethro, de schoonvader van Mozes, (Genesis 14:18) God tot brandoffer en slachtoffers, 1) en hij offerde deze aan God op een op de berg van God opgericht altaar, om aan zijn belijdenis van God ook opplechtige wijze een bevestiging te geven; en Aron kwam, nadat het vet van de offeranden op het altaar verteerd was, en al de oversten van Israël kwamen naar de plaats van het offer, om brood te eten met de schoonvader van Mozes, voor het aangezicht van God. 2) Zo namen zij deel aan het offermaal, dat Jethro aanrichtte uit de overige stukkenvlees, en werden alzo tezamen verbonden tot de innigste gemeenschap van het geloof. (Genesis 31:54)

1) Wel was Jethro priester in Midian, maar geenszins daarom bracht hij nu ook onder Israël de brandoffers en slachtoffers. De wet was nog niet gegeven, dat alleen Aron en zijn geslacht de Heere de offeranden moesten brengen, daarom wordt dit nu aan Jethro toegestaan, omdat hij ook de schoonvader van Mozes was. Sommigen zijn van mening, dat Jethro zelf niet geofferd heeft, maar dit wellicht door Mozes heeft laten doen. Dat van Aron geen sprake is, dan alleen dat hij ook aanzat, is een bewijs, dat dit bezoek van Jethro v r de wetgeving heeft plaats gehad.. 2) Deze gebeurtenis staat niet slechts in uitwendig verband met de vorige (Exodus 17:8-Exodus 17:16), in zoverre zij zich aan die naar tijdsorde aansluit; maar er is ook tussen beide gebeurtenissen een inwendige verwantschap. In Amalek zagen wij de prototype van de wereld, die zich openlijk tegenover het rijk van God stelt en zijn voortgang bestrijdt; in Jethro daarentegen zien wij de eersteling van hen, die, hoewel buiten het burgerschap van Israël staande, toch de God van Israël als de ware, levende God erkennen en met Zijn uitverkoren volk in gemeenschap treden. Aan beiden wordt vervuld, wat de Heere eens tot Abraham gezegd heeft (Genesis 12:3): "Ik zal zegenen, die u zegenen, en vloeken, die u vloeken." Amalek toch wordt tot uitroeiing veroordeeld; aan deze stam van de Midianieten daarentegen wordt later de opname in Israëls gemeenschap aangeboden en werkelijk gegeven (Numeri. 10:29-32 Judges 1:16; Judges 4:11; 1 Samuel 15:6; 1 Samuel 30:29). Beiden hebben echter ook hun opvolgers in de latere geschiedenis van het Godsrijk: Amalek en al degenen, die zich ooit tot tegenstanders en onderdrukkers van de Gemeente van de Heere gesteld hebben, en ten laatste met verschrikking zijn ten ondergegaan: Jethro en alle zielen, die, als Rachab, Ruth enz. de zegen van Abraham zochten en die deelachtig werden..

2) Indien ons vermoeden juist is, geldt het hier een offermaaltijd, zoals bij Abraham (Genesis 21:27), Izak (Genesis 26:30) en Jakob (Genesis 31:54), ter inleiding of ter bezegeling van een nog te sluiten of reeds gesloten verbond van wederzijdse hulp en trouw. Het was een verbondsmaal, waarbij vooraf God als getuige was aangeroepen. Zo zaten tezamen aan Abraham en Abimlech, Jakob en Laban en, bij deze gelegenheid, Jethro, het stamhoofd van de Kenieten, van de ene zijde, en Mozes, Aron en al de oversten van Israël van de andere zijde, als de wederzijdse partijen, die een verbond van vriendschap met elkaar sloten in de tegenwoordigheid en onder aanroeping van God. Dit is de betekenis van de woorden: "En Aron kwam en al de oversten van Israël, om brood te eten met de schoonvader van Mozes, voor het aangezicht van God." Van een eigenlijk offer, gelijk de Mozaïsche wetging die voorschreef en verordende, is hier dus in geen enkel opzicht sprake; wel van de slachtinge van vee, gevolgd door het gezamenlijk breken en eten van brood, als teken van de verbondssluiting..

"Voor het aangezicht van God". Deze uitdrukking kan niet gebezigd worden, om daarmee te bewijzen dat de tabernakel toen reeds was ingesteld, omdat n voor het aangezicht van God n voor het aangezicht des Heeren ook vroeger zeer dikwijls voorkomt. "Voor het aangezicht van God" betekent hier, voor de wolkkolom. Van deze tijd af is de verhouding tussen Israël en de Kenieten, (waarvan Jethro het toenmalige stamhoofd was) zeer gunstig geweest. (Judges 1:16; Judges 4:11; Judges 5:24; 1 Samuel 15:6; 1 Samuel 30:29). Ook de Rechabieten behoorden tot deze stam..

II. Exodus 18:13-Exodus 18:27. Als Mozes de volgende dag zijn rechterlijk ambt uitoefent en het volk de hele dag van de morgen tot de avond rondom hem staat, neemt Jethro daaruit aanleiding, aan zijn schoonzoon goede raad te geven, hoe hij zijn al te zwaar ambt tot welzijn van het volk, kon verlichten. Mozes neemt dit voorstel aan en doet naar Jethro's raad; deze keert vervolgens weer naar zijn land terug. 13. Doch het geschiedde 1) de volgende dag, zo zat 2) Mozes gelijk hij dat gewoon was telkens te doen, als de kinderen van Israël langer dan n nacht ergens vertoefden, op een vrije plaats, om het volk te richten, om alle verschillen, die zij onder elkaar hadden, aan te horen, en naar goddelijk recht te beslissen, en het volk stond voor Mozes van de morgen tot de avond, daar de menigte, van hen, die zijn beslissing begeerden, te groot was, dan dat hij dit werk spoedig zou hebben kunnen verrichtten.

1) Hier wordt een vermeldingswaardige zaak, die tevens zeer nuttig was om bekend te worden, ertussen gevoegd, dat in dat gedeelte van zijn bestuur, waarin God hem had gesteld, en hetgeen hij met een zeldzame luister van zijn glorie deed schitteren, iets berispingswaardig is geweest, wat Jethro heeft verbeterd. Vervolgens, dat Mozes zelfs, de grootste profeet en die alleen met God als met een vriend omging, naar verdienste is, berispt, omdat hij zichzelf en het volk, zonder erbij na te denken, al te zeer met arbeid bezwaarde. Dit is wel een bewijs van zijn uitstekende kracht en van zijn heldere ziel geweest, dat hij zoveel last en zoveel verdriet kon verdragen, en niet door vermoeidheid te onderging, hoewel hij zich dagelijks met nieuwe arbeid bezwaarde. Het is ook een nooit genoeg geprezen grootheid van ziel geweest, dat hij zich aan het slechte en verkeerde volk voor niets gaf, en niet van zijn voornemen afging, ofschoon hij zag, dat hij voor zijn weldaden een onbillijk loon ontving. Want wij zien hem meermalen geschokt door smaadredenen en smaadvolle behandelingen, met twisten en bedreigingen aangevallen, zodat het meer dan verwonderlijk is, dat hij zijn zo dikwijls aangevallen geduld niet heeft laten varen. Hier worden nu vele deugden aangetroffen, de hoogste lofzang waardig. En toch, in die loffelijke daden neemt Jethro een gebrek waar. Waardoor wij herinnerd worden, dat ook in de meest uitstekende daden van de mensen altijd nog enig gebrek schuilt, en dat er nauwelijks n bestaat, in het geheel volmaakt, of hij is altijd nog met enig vlekje bezoedeld. Dat zij daarom, wie zij ook zijn die zijn aangesteld over de volken, om hen te regeren, hoe nauwkeurig zij ook hun ambt uitoefenen, weten, dat, indien zij van de beste zaak, die zij hebben, rekenschap moeten geven, er altijd iets aan ontbreekt. Evenzo, opdat zowel de koningen als de overheidspersonen en de herders zouden weten, waar zij alle krachten inspannen, om hun plicht te beoefenen, er echter altijd iets overblijft, wat voor verbetering vatbaar is. Hier is het ook de moeite waard te noteren, dat er niemand onder de stervelingen is, in hoeveel en in hoe verschillende gaven hij ook uitblinkt, dat hij bekwaam is, om alle rollen te vervullen..

2) Zitten komt in de Heilige Schrift dikwijls voor als teken van met bedaardheid en ernst een zaak afdoen. Hoogstwaarschijnlijk zat Mozes op een verhevenheid, terwijl het volk voor hem stond. Dan wordt ook het volgende beter verstaan..

Vers 14

14. Als de schoonvader van Mozes alles zag, wat hij het volk deed, hoe hij de ene zaak na de andere behandelde, en zichzelf zo weinig ontzag, dat zulk een arbeid te zwaar voor hem was, zo zei hij `s avonds tegen Mozes toen hij met hem alleen was: Wat is dit, dat gij het volk doet? 1) Volbrengt gij zo uw ambt als rechter? Waarom zit gij zelf alleen, zonder een helper, en al het volk staat daarom voor u, van de morgen tot de avond? 2)

1) Jethro treedt hier op in zijn vaderlijk gezag tegenover Mozes. De inkleding van de vraag geeft iets terechtwijzends, iets berispends aan.. 2) Ook hier komt het uit, dat niet het volk is om de Overheid, maar de Overheid om het volk, dat zowel de Overheid het volk heeft te ontzien, in de zin, dat zij de nodige zorg voor het welzijn van het gehele volk moet dragen, als dat het volk eerbied en ontzag voor de Overheid moet hebben en bewaren.

Vers 14

14. Als de schoonvader van Mozes alles zag, wat hij het volk deed, hoe hij de ene zaak na de andere behandelde, en zichzelf zo weinig ontzag, dat zulk een arbeid te zwaar voor hem was, zo zei hij `s avonds tegen Mozes toen hij met hem alleen was: Wat is dit, dat gij het volk doet? 1) Volbrengt gij zo uw ambt als rechter? Waarom zit gij zelf alleen, zonder een helper, en al het volk staat daarom voor u, van de morgen tot de avond? 2)

1) Jethro treedt hier op in zijn vaderlijk gezag tegenover Mozes. De inkleding van de vraag geeft iets terechtwijzends, iets berispends aan.. 2) Ook hier komt het uit, dat niet het volk is om de Overheid, maar de Overheid om het volk, dat zowel de Overheid het volk heeft te ontzien, in de zin, dat zij de nodige zorg voor het welzijn van het gehele volk moet dragen, als dat het volk eerbied en ontzag voor de Overheid moet hebben en bewaren.

Vers 15

15. Toen zei Mozes tot zijn schoonvader; Omdat dit volk tot mij komt, om God raad te vragen.1)

1) Oprecht antwoordt Mozes, als gold het een zaak, die ten hoogste was te prijzen, evenals iemand, die zich van geen enkele zonde bewust is. Hij bekent nu, dat hij dienaar van God is, en orgaan van de Geest. En zijn geloof en onbaatzuchtigheid kon niet in staat van beschuldiging komen. Maar hierin zondigde hij, dat hij zich overmatig met arbeid bezwaarde, noch voor zichzelf in het bijzonder, noch in het algemeen voor al de anderen zorg droeg. Overigens is uit deze woorden een nuttige kennis te verzamelen. Hij zegt, dat de twistenden kwamen, om God te vragen, dat hij dus de wetten en instellingen van God onderwees. Waaruit volgt, dat hij, zover hij op de politieke orde toezag, het deed alsof de vierschaar door God op de aarde was opgericht, waarop hij het ambt van rechter uitoefende, opdat de rechters en overheidspersonen zich geen macht zouden aanmatigen, die niet aan de wetten was ontleend; opdat niemand zich zou veroorloven, naar eigen willekeur en mening te rechten; opdat zij kortom niet tot zich zouden trekken, wat het eigendom van God was. Want dan eerst gedragen de overheidspersonen zich wel, indien zij zich herinneren, dat zij plaatsvervangers van God zijn..

In het Hebreeuws Lidrosch Elohiem, eigenlijk om God te zoeken. Mozes rechtte zo het volk, door hun de wetten en instellingen van God bekend te maken, door zo hun pleitzaken te beslechten, als overeenkomstig de wet van God was..

Vers 15

15. Toen zei Mozes tot zijn schoonvader; Omdat dit volk tot mij komt, om God raad te vragen.1)

1) Oprecht antwoordt Mozes, als gold het een zaak, die ten hoogste was te prijzen, evenals iemand, die zich van geen enkele zonde bewust is. Hij bekent nu, dat hij dienaar van God is, en orgaan van de Geest. En zijn geloof en onbaatzuchtigheid kon niet in staat van beschuldiging komen. Maar hierin zondigde hij, dat hij zich overmatig met arbeid bezwaarde, noch voor zichzelf in het bijzonder, noch in het algemeen voor al de anderen zorg droeg. Overigens is uit deze woorden een nuttige kennis te verzamelen. Hij zegt, dat de twistenden kwamen, om God te vragen, dat hij dus de wetten en instellingen van God onderwees. Waaruit volgt, dat hij, zover hij op de politieke orde toezag, het deed alsof de vierschaar door God op de aarde was opgericht, waarop hij het ambt van rechter uitoefende, opdat de rechters en overheidspersonen zich geen macht zouden aanmatigen, die niet aan de wetten was ontleend; opdat niemand zich zou veroorloven, naar eigen willekeur en mening te rechten; opdat zij kortom niet tot zich zouden trekken, wat het eigendom van God was. Want dan eerst gedragen de overheidspersonen zich wel, indien zij zich herinneren, dat zij plaatsvervangers van God zijn..

In het Hebreeuws Lidrosch Elohiem, eigenlijk om God te zoeken. Mozes rechtte zo het volk, door hun de wetten en instellingen van God bekend te maken, door zo hun pleitzaken te beslechten, als overeenkomstig de wet van God was..

Vers 16

16. Wanneer zij een zaak hebben, over iets onder elkaar in strijd gekomen zijn, zo komt het volk tot mij, dat ik richtte tussen de man en tussen zijn naaste, met wie hij de twist heeft, en dat ik hun Gods instellingen en Zijn wetten 1) bekend maak.

1) Omdat de wet nog niet gegeven was en het volk zichzelf niet mocht rechten, zo kwamen zij tot Mozes, als Gods mond, die hen dan richtte, naar Gods voorheen gegeven wetten of hun verschillen, als het de zaak vereiste, telkens voor God bracht en de Heere raad vroeg..

Mozes bedoelt hier niet mee, dat hij deze gelegenheid aangreep om het volk de rechte wetten en instellingen te geven, maar om hun naar Gods wet een daarop gegronde uitspraak te geven..

Vers 16

16. Wanneer zij een zaak hebben, over iets onder elkaar in strijd gekomen zijn, zo komt het volk tot mij, dat ik richtte tussen de man en tussen zijn naaste, met wie hij de twist heeft, en dat ik hun Gods instellingen en Zijn wetten 1) bekend maak.

1) Omdat de wet nog niet gegeven was en het volk zichzelf niet mocht rechten, zo kwamen zij tot Mozes, als Gods mond, die hen dan richtte, naar Gods voorheen gegeven wetten of hun verschillen, als het de zaak vereiste, telkens voor God bracht en de Heere raad vroeg..

Mozes bedoelt hier niet mee, dat hij deze gelegenheid aangreep om het volk de rechte wetten en instellingen te geven, maar om hun naar Gods wet een daarop gegronde uitspraak te geven..

Vers 17

17. Doch de schoonvader van Mozes zei tot hem: De zaak is niet goed, die gij doet; 1) hoewel ik ermee instem, dat gij naar goddelijk recht de rechtspleging volvoert, zo acht ik toch de wijze niet doelmatig. 1) Door deze handeling heeft God zijn knecht vernederd, evenals Paulus zegt dat hij door een engel van de satan met vuisten is geslagen, opdat de uitnemendheid van de openbaring hem niet al te zeer zou verheffen 2 Corinthiers 12:7)

Met ronde woorden en zonder omwegen keurt Jethro de burgerlijke rechtspleging af, gelijk die door Mozes werd behandeld; "de zaak is niet goed." Bovendien legt hij de gehele verantwoordelijkheid daarvan op Mozes en geenszins op het volk, dat Mozes zelf enigszins in de zaak had betrokken, alsof het volk Mozes juist daartoe had aangezocht. Geen overheid mag (ook wat het gezin betreft) in de aansporing of onredelijke drijving van het volk ooit enige verontschuldiging zoeken voor eigen daden en handelingen. Mozes is hier de man die het "doet"

Vers 17

17. Doch de schoonvader van Mozes zei tot hem: De zaak is niet goed, die gij doet; 1) hoewel ik ermee instem, dat gij naar goddelijk recht de rechtspleging volvoert, zo acht ik toch de wijze niet doelmatig. 1) Door deze handeling heeft God zijn knecht vernederd, evenals Paulus zegt dat hij door een engel van de satan met vuisten is geslagen, opdat de uitnemendheid van de openbaring hem niet al te zeer zou verheffen 2 Corinthiers 12:7)

Met ronde woorden en zonder omwegen keurt Jethro de burgerlijke rechtspleging af, gelijk die door Mozes werd behandeld; "de zaak is niet goed." Bovendien legt hij de gehele verantwoordelijkheid daarvan op Mozes en geenszins op het volk, dat Mozes zelf enigszins in de zaak had betrokken, alsof het volk Mozes juist daartoe had aangezocht. Geen overheid mag (ook wat het gezin betreft) in de aansporing of onredelijke drijving van het volk ooit enige verontschuldiging zoeken voor eigen daden en handelingen. Mozes is hier de man die het "doet"

Vers 18

18. Gij zult geheel vervallen, 1) zo gij, wanneer gij dit ambt alleen op u neemt en van de morgen tot de avond als rechter zit; als dit volk, dat bij u is en zijn rechtzaken voor u brengt, wanneer het de gehele dag om u staat, en wachten moet, totdat gij de zaak van de anderen beslist hebt. Het is in nadeel van beiden: want deze zaak is te zwaar voor u; gij alleen kunt het niet doen.

1) In het Hebreeuws Nabol thievol eigenlijk gij zult zeker verwelken. Het woord in de grondtekst wordt gebruikt van het blad, dat eerst verwelkt en dan afvalt. Daaronder moet verstaan worden van groen naar geel en tenslotte dat het blad afvalt. Zo, wil Jethro zeggen, zal het ook U gaan. Door de overmacht van arbeid zult gij langzaam, maar zeker te gronde gaan. En niet alleen Mozes, maar heel het volk..

Vers 18

18. Gij zult geheel vervallen, 1) zo gij, wanneer gij dit ambt alleen op u neemt en van de morgen tot de avond als rechter zit; als dit volk, dat bij u is en zijn rechtzaken voor u brengt, wanneer het de gehele dag om u staat, en wachten moet, totdat gij de zaak van de anderen beslist hebt. Het is in nadeel van beiden: want deze zaak is te zwaar voor u; gij alleen kunt het niet doen.

1) In het Hebreeuws Nabol thievol eigenlijk gij zult zeker verwelken. Het woord in de grondtekst wordt gebruikt van het blad, dat eerst verwelkt en dan afvalt. Daaronder moet verstaan worden van groen naar geel en tenslotte dat het blad afvalt. Zo, wil Jethro zeggen, zal het ook U gaan. Door de overmacht van arbeid zult gij langzaam, maar zeker te gronde gaan. En niet alleen Mozes, maar heel het volk..

Vers 19

19. Hoor nu mijn stem; ik zal u raden, hoe gij uw ambt lichter kunt maken, zonder dat er schade geleden wordt, en God zal met u zijn, 1) God zal u, zo gij naar mijn raad doet, hoewel die komt van een, die van uw volk niet is, ondersteunen, dat gij de zegen daarvan ondervindt; wees gij voor het volk bij God; blijft gij de middelaar tussen de Heere en Zijn volk, en breng gij de zaken, waar het menselijk oordeel niet toereikende, maar goddelijke beslissing nodig is (Numbers 15:32; Numbers 27:1-Numbers 27:11), voor God. 2)

1) Jethro durft wel een gelukkige uitkomst voorspellen, indien Mozes zijn raad opvolgt, maar pocht er niet trotselijk op, dat dit de vrucht zal zijn van zijn voorzichtigheid, maar schrijft het aan de zegen en de gunst van God toe, indien een gunstig verloop heeft, wat hij niet anders dan met de beste bedoelingen instelt. Want dit betekent de uitdrukking: Ik zal U raad geven, en God zal met U zijn (moge u zegenen)

2) Mozes moest blijven, de uitlegger. Hij moest de wetgevende arbeid op zich nemen, terwijl, zoals uit Exodus 18:20 blijkt, hij de rechtsprekende macht moest overlaten aan de oudsten. Jethro scheidt aldus de wetgevende en de rechtsprekende macht en wil niet, dat deze door n en dezelfde persoon zal worden uitgeoefend..

Vers 19

19. Hoor nu mijn stem; ik zal u raden, hoe gij uw ambt lichter kunt maken, zonder dat er schade geleden wordt, en God zal met u zijn, 1) God zal u, zo gij naar mijn raad doet, hoewel die komt van een, die van uw volk niet is, ondersteunen, dat gij de zegen daarvan ondervindt; wees gij voor het volk bij God; blijft gij de middelaar tussen de Heere en Zijn volk, en breng gij de zaken, waar het menselijk oordeel niet toereikende, maar goddelijke beslissing nodig is (Numbers 15:32; Numbers 27:1-Numbers 27:11), voor God. 2)

1) Jethro durft wel een gelukkige uitkomst voorspellen, indien Mozes zijn raad opvolgt, maar pocht er niet trotselijk op, dat dit de vrucht zal zijn van zijn voorzichtigheid, maar schrijft het aan de zegen en de gunst van God toe, indien een gunstig verloop heeft, wat hij niet anders dan met de beste bedoelingen instelt. Want dit betekent de uitdrukking: Ik zal U raad geven, en God zal met U zijn (moge u zegenen)

2) Mozes moest blijven, de uitlegger. Hij moest de wetgevende arbeid op zich nemen, terwijl, zoals uit Exodus 18:20 blijkt, hij de rechtsprekende macht moest overlaten aan de oudsten. Jethro scheidt aldus de wetgevende en de rechtsprekende macht en wil niet, dat deze door n en dezelfde persoon zal worden uitgeoefend..

Vers 20

20. En verklaar hun, volgens de u ten deel gevallen openbaringen, de instellingen en de wetten, en maak hun bekend de weg, waarin zij wandelen zullen, en het werk, dat zij doen zullen, 1) zodat gij altijd de profeet enopenbaarder van God voor Israël blijft. 1) De aan Jethro zowel als aan Mozes eigen hoofdovertuiging omtrent het wezen van het recht berust daarop, dat, waar de ziel van de mens in een moeilijke zaak is, en dat is in elke zaak, wanneer de ene mens tegenover de andere staat, het geval-niet eerder rust kan gevonden worden, dan God zelf daarin gesproken heeft. De moderne grondstellingen van de rechtspleging, die deze hoogst ernstige zaak zoeken te ontgaan, voldoen niet aan het menselijk bewustzijn, noch van de rechtvaardige, noch van de onrechtvaardige, en moeten eindelijk, in plaats van aan de stroom van de ongerechtigheid op aarde een onverwinnelijke tegenstand te stellen, zelf door de golven van de diepte weggerukt worden..

De gang van de wetgevende arbeid, die Jethro Mozes voorstelt, is naar zijn woorden deze: de enige bron van de zuivere rechtskennis en van het stellige recht moet bij God gezocht worden. Daar alleen, niet in de beschouwing van de natuur of in de gebruiken van het volk moest Mozes de nodig kennis vna het recht en van diens gronden zien te verwerven. De onderwerper zelf op dat gebied, waarop de verkregen waarheden van het recht dienden toegepast, moesten daarentegen bij het volk zelf gezocht worden. Mozes moest met het volk verkeren, hun zaken vernemen en die voor God brengen. Daarbij moest hij wel deugdelijk onderscheid maken tussen de leer van de beginselen en de gronden van het recht en tussen datgene, wat nodig was, om dit alles langs tweevoudige weg, door oefening en door uitoefening in het leven te doen treden. Zo hebben wij het verschil van de drie uitdrukkingen op te vatten, door Jethro gebezigd: instellingen en wetten te "verklaren", "de weg bekend maken, waarin zij hebben te wandelen", en dan daarbij "het werk dat zij hebben te doen.".

Vers 20

20. En verklaar hun, volgens de u ten deel gevallen openbaringen, de instellingen en de wetten, en maak hun bekend de weg, waarin zij wandelen zullen, en het werk, dat zij doen zullen, 1) zodat gij altijd de profeet enopenbaarder van God voor Israël blijft. 1) De aan Jethro zowel als aan Mozes eigen hoofdovertuiging omtrent het wezen van het recht berust daarop, dat, waar de ziel van de mens in een moeilijke zaak is, en dat is in elke zaak, wanneer de ene mens tegenover de andere staat, het geval-niet eerder rust kan gevonden worden, dan God zelf daarin gesproken heeft. De moderne grondstellingen van de rechtspleging, die deze hoogst ernstige zaak zoeken te ontgaan, voldoen niet aan het menselijk bewustzijn, noch van de rechtvaardige, noch van de onrechtvaardige, en moeten eindelijk, in plaats van aan de stroom van de ongerechtigheid op aarde een onverwinnelijke tegenstand te stellen, zelf door de golven van de diepte weggerukt worden..

De gang van de wetgevende arbeid, die Jethro Mozes voorstelt, is naar zijn woorden deze: de enige bron van de zuivere rechtskennis en van het stellige recht moet bij God gezocht worden. Daar alleen, niet in de beschouwing van de natuur of in de gebruiken van het volk moest Mozes de nodig kennis vna het recht en van diens gronden zien te verwerven. De onderwerper zelf op dat gebied, waarop de verkregen waarheden van het recht dienden toegepast, moesten daarentegen bij het volk zelf gezocht worden. Mozes moest met het volk verkeren, hun zaken vernemen en die voor God brengen. Daarbij moest hij wel deugdelijk onderscheid maken tussen de leer van de beginselen en de gronden van het recht en tussen datgene, wat nodig was, om dit alles langs tweevoudige weg, door oefening en door uitoefening in het leven te doen treden. Zo hebben wij het verschil van de drie uitdrukkingen op te vatten, door Jethro gebezigd: instellingen en wetten te "verklaren", "de weg bekend maken, waarin zij hebben te wandelen", en dan daarbij "het werk dat zij hebben te doen.".

Vers 21

21. a) Doch zie gij om, onder al het volk naar kloeke mannen, God vrezende, waarachtige, recht gezinde mannen, de gierigheid hatende, 1) zodat er geen vrees voor omkoperij behoeft te zijn; stel ze over hen, over deverschillende afdelingen van het volk (Exodus 6:14), als oversten van duizend, oversten van honderd, oversten van vijftig, oversten van tien. 2)

a) Deuteronomy 1:17

1) Dit is bij een vrij volk het meest te betrachten, dat de rechters niet gekozen worden om hun vermogen of rijkdom, maar zij, die in deugden uitblinken. Het is daarom evenwel recht, dat het eerst gezien wordt naar deugd, opdat, indien iemand onder het volk wordt gevonden, bovenmate geschikt, hij beter geacht worden dan een aanzienlijke of rijke; indien echter iemand dit als een eeuwige wet en als volstrekt noodzakelijk zou willen invoeren, zou hij, naar verdienste, voor strijdlustig gehouden worden..

Waarachtige, in de zin van, wakkere mannen, mannen van zedelijke kracht. Volgens de Rabbijnen moest een rechter zijn: wijs, nederig, Godvrezend, de rijkdom minachtende en een liefhebber van de waarheid, geacht bij zijn medemensen en een goede naam bezittende. Bovendien moest hij zijn, zonder enig letsel of gebreken van het lichaam, en ervaren in zeventig talen, opdat hij in het aanhoren van de rechtzaken geen tolk nodig zou hebben. Ook moest hij niet te oud zijn en vader van kinderen, opdat hij wist, wat barmhartigheid te oefenen was.. 2) Het volk was van oudsher in "stammen," "geslachten," "vaderhuizen" en "hoofden van gezinnen" ingedeeld. De hoofden van de stammen en geslachten waren "vorsten" (Numeri. 1:44; Joshua 22:14 ). De gezamenlijke vorsten "de oudsten." In Egypte waren uit deze oudsten de "ambtslieden" (Exodus 5:6) gekomen; thans worden uit hun getal "de oversten van duizend," "honderd," "vijftig" en "tien" (Deuteronomy 1:15) aangesteld.

Deze vormden nu samen de Raad, waarvan de leden later zeventig in getal waren. Bij de Zeventig werden later nog gevoegd, f de vorst van het volk en de vader van het rechthuis, f de twee schriftgeleerden, waarvan de een veroordeelde en de andere vrijsprak..

Vers 21

21. a) Doch zie gij om, onder al het volk naar kloeke mannen, God vrezende, waarachtige, recht gezinde mannen, de gierigheid hatende, 1) zodat er geen vrees voor omkoperij behoeft te zijn; stel ze over hen, over deverschillende afdelingen van het volk (Exodus 6:14), als oversten van duizend, oversten van honderd, oversten van vijftig, oversten van tien. 2)

a) Deuteronomy 1:17

1) Dit is bij een vrij volk het meest te betrachten, dat de rechters niet gekozen worden om hun vermogen of rijkdom, maar zij, die in deugden uitblinken. Het is daarom evenwel recht, dat het eerst gezien wordt naar deugd, opdat, indien iemand onder het volk wordt gevonden, bovenmate geschikt, hij beter geacht worden dan een aanzienlijke of rijke; indien echter iemand dit als een eeuwige wet en als volstrekt noodzakelijk zou willen invoeren, zou hij, naar verdienste, voor strijdlustig gehouden worden..

Waarachtige, in de zin van, wakkere mannen, mannen van zedelijke kracht. Volgens de Rabbijnen moest een rechter zijn: wijs, nederig, Godvrezend, de rijkdom minachtende en een liefhebber van de waarheid, geacht bij zijn medemensen en een goede naam bezittende. Bovendien moest hij zijn, zonder enig letsel of gebreken van het lichaam, en ervaren in zeventig talen, opdat hij in het aanhoren van de rechtzaken geen tolk nodig zou hebben. Ook moest hij niet te oud zijn en vader van kinderen, opdat hij wist, wat barmhartigheid te oefenen was.. 2) Het volk was van oudsher in "stammen," "geslachten," "vaderhuizen" en "hoofden van gezinnen" ingedeeld. De hoofden van de stammen en geslachten waren "vorsten" (Numeri. 1:44; Joshua 22:14 ). De gezamenlijke vorsten "de oudsten." In Egypte waren uit deze oudsten de "ambtslieden" (Exodus 5:6) gekomen; thans worden uit hun getal "de oversten van duizend," "honderd," "vijftig" en "tien" (Deuteronomy 1:15) aangesteld.

Deze vormden nu samen de Raad, waarvan de leden later zeventig in getal waren. Bij de Zeventig werden later nog gevoegd, f de vorst van het volk en de vader van het rechthuis, f de twee schriftgeleerden, waarvan de een veroordeelde en de andere vrijsprak..

Vers 22

22. Dat zij dit volk te allen tijde richten, 1) alle twistzaken onder het volk ter harte nemen, zodat voortaan geen meer onmiddellijk tot u gebracht wordt; doch het geschiede, dat zij alle grote zaken, alle die volgens de maat de reeds voorhanden wetten en rechten niet te beslissen zijn, aan u, de van God verkoren rechter, brengen, maar dat zij alle kleine zaken, voor welke het bestaande recht toereikend is, richten. Verlicht alzo uzelf 2) de regering van het volk, en laat hen met u die zware taak dragen.

1) Hiermee wordt bedoeld, dat zij alle voorkomende zaken zouden afdoen, zowel die tot de rechtsprekende macht behoorden, als die, welke meer op burgerlijk gebied gezocht moesten worden. De grote en gewichtige zaken, die meer met de wetgevende macht in verband stonden, moesten bij Mozes blijven..

2) Eigenlijk maak licht (makkelijk) van het op u liggende. Jethro noemt dus het ambt, of de ambten, die Mozes gekleedde, een last, die op hem lag..

Vers 22

22. Dat zij dit volk te allen tijde richten, 1) alle twistzaken onder het volk ter harte nemen, zodat voortaan geen meer onmiddellijk tot u gebracht wordt; doch het geschiede, dat zij alle grote zaken, alle die volgens de maat de reeds voorhanden wetten en rechten niet te beslissen zijn, aan u, de van God verkoren rechter, brengen, maar dat zij alle kleine zaken, voor welke het bestaande recht toereikend is, richten. Verlicht alzo uzelf 2) de regering van het volk, en laat hen met u die zware taak dragen.

1) Hiermee wordt bedoeld, dat zij alle voorkomende zaken zouden afdoen, zowel die tot de rechtsprekende macht behoorden, als die, welke meer op burgerlijk gebied gezocht moesten worden. De grote en gewichtige zaken, die meer met de wetgevende macht in verband stonden, moesten bij Mozes blijven..

2) Eigenlijk maak licht (makkelijk) van het op u liggende. Jethro noemt dus het ambt, of de ambten, die Mozes gekleedde, een last, die op hem lag..

Vers 23

23. Indien gij deze zaak doet, 1) zoals ik u aangeraden heb, en God het u gebiedt, 2) God het u toe zal staan om zo te handelen, zo zult gij kunnen bestaan, en niet aan het gevaar blootgesteld zijn, om door al te veel arbeid neergedrukt te worden; zo zal ook dit volk, dat gij tothiertoe zo schaars verzorgen kon, een voordeel daarvan hebben, en in vrede aan zijn plaats komen, het zal goed geordend en met een welingerichte rechtspleging Kanan binnengaan.

1) De oorspronkelijke inrichting onder Israël berustte op de indeling van het volk in stammen, geslachten en families (zie Exodus 6:16); de hoofden van deze, die wij meermalen onder de naam van oudsten aantroffen (Exodus 3:16,Exodus 3:18; Exodus 4:29; Exodus 12:21; Exodus 17:5), zoals zij de gemeente vertegenwoordigen, voor hun rechten optraden, en de tussenpersonen waren, door welke een werking op het gehele volk mogelijk was, waren ook de rechters en regeerders van de onder hen staande stammen, geslachten en familien. In Mozes, de door God onmiddellijk geroepen grondvester en middelaar van Zijn verbond met Israël, verkregen deze oversten van het volk een vaste standplaats over de anderen; op hen ging alle kracht van regeren en rechten op die wijze over, dat de Israëlitische gemeente reeds begon het karakter van een monarchie (heerschappij van een) aan te nemen, toen onder de Egyptische verdrukking het aanzien van de oudsten als overheden en rechters geheel in verval geraakt en tot veel wanorde gekomen was, gelijk dit voorval (Exodus 2:11) bewijst. De raad van Jethro loopt hierop uit, dat Mozes, hoewel hij het hoofd van regering en recht blijven moest, toch weer meer teruggaan moest tot patriarchale inrichting. Over deze wijze van verdeling en de wederkerige verhouding tussen de hoofden van duizend, honderd enz. ten opzichte van hun rechterlijke werkzaamheid, zie Deuteronomy 1:17

2) Jethro wil niet, dat Mozes zijn raad opvolgt, alvorens het aangezicht des Heeren gezocht te hebben, en van Hem verlof gekregen te hebben, dat hij zoiets mocht doen..

Vers 23

23. Indien gij deze zaak doet, 1) zoals ik u aangeraden heb, en God het u gebiedt, 2) God het u toe zal staan om zo te handelen, zo zult gij kunnen bestaan, en niet aan het gevaar blootgesteld zijn, om door al te veel arbeid neergedrukt te worden; zo zal ook dit volk, dat gij tothiertoe zo schaars verzorgen kon, een voordeel daarvan hebben, en in vrede aan zijn plaats komen, het zal goed geordend en met een welingerichte rechtspleging Kanan binnengaan.

1) De oorspronkelijke inrichting onder Israël berustte op de indeling van het volk in stammen, geslachten en families (zie Exodus 6:16); de hoofden van deze, die wij meermalen onder de naam van oudsten aantroffen (Exodus 3:16,Exodus 3:18; Exodus 4:29; Exodus 12:21; Exodus 17:5), zoals zij de gemeente vertegenwoordigen, voor hun rechten optraden, en de tussenpersonen waren, door welke een werking op het gehele volk mogelijk was, waren ook de rechters en regeerders van de onder hen staande stammen, geslachten en familien. In Mozes, de door God onmiddellijk geroepen grondvester en middelaar van Zijn verbond met Israël, verkregen deze oversten van het volk een vaste standplaats over de anderen; op hen ging alle kracht van regeren en rechten op die wijze over, dat de Israëlitische gemeente reeds begon het karakter van een monarchie (heerschappij van een) aan te nemen, toen onder de Egyptische verdrukking het aanzien van de oudsten als overheden en rechters geheel in verval geraakt en tot veel wanorde gekomen was, gelijk dit voorval (Exodus 2:11) bewijst. De raad van Jethro loopt hierop uit, dat Mozes, hoewel hij het hoofd van regering en recht blijven moest, toch weer meer teruggaan moest tot patriarchale inrichting. Over deze wijze van verdeling en de wederkerige verhouding tussen de hoofden van duizend, honderd enz. ten opzichte van hun rechterlijke werkzaamheid, zie Deuteronomy 1:17

2) Jethro wil niet, dat Mozes zijn raad opvolgt, alvorens het aangezicht des Heeren gezocht te hebben, en van Hem verlof gekregen te hebben, dat hij zoiets mocht doen..

Vers 24

24. Mozes nu hoorde naar de stem van zijn schoonvader, 1) nadat hij zich van de goedkeuring van de Heere verzekerd had (Proverbs 19:20), en hij deed later, toen hij met het volk in de woestijn Sinaï zich bevond, engeschied was, wat in de hoofdstukken 19-35 vermeld is, alles, wat hij gezegd had.

1) Een singelier bewijs van bescheidenheid, dat Mozes geen bezwaar maakt, de raad van zijn schoonvader op te volgen. Want ofschoon Jethro in leeftijd van bloedvriendschap hoger stond, stond hij toch in andere dingen veel lager. Dat Mozes dus wijkt voor zijn gezag, daarmee schrijft hij de grootste en voortreffelijkste doctoren de regel voor, om niet te weinig gehoor te geven aan de wenken van hen, welke zij erkennen, rechte dingen voor te schrijven, ofschoon zij niet met grote waardigheid zijn bekleed..

Vers 24

24. Mozes nu hoorde naar de stem van zijn schoonvader, 1) nadat hij zich van de goedkeuring van de Heere verzekerd had (Proverbs 19:20), en hij deed later, toen hij met het volk in de woestijn Sinaï zich bevond, engeschied was, wat in de hoofdstukken 19-35 vermeld is, alles, wat hij gezegd had.

1) Een singelier bewijs van bescheidenheid, dat Mozes geen bezwaar maakt, de raad van zijn schoonvader op te volgen. Want ofschoon Jethro in leeftijd van bloedvriendschap hoger stond, stond hij toch in andere dingen veel lager. Dat Mozes dus wijkt voor zijn gezag, daarmee schrijft hij de grootste en voortreffelijkste doctoren de regel voor, om niet te weinig gehoor te geven aan de wenken van hen, welke zij erkennen, rechte dingen voor te schrijven, ofschoon zij niet met grote waardigheid zijn bekleed..

Vers 25

25. En Mozes verkoos volgens de voordrachten, die hij zich door het volk liet doen (Deuteronomy 1:9), kloeke, oprechte mannen uit gehee; Israël, en maakte hen tot hoofden over het volk; sommigen tot oversten van duizend, anderen tot oversten van honderd, deze tot oversten van vijftig, en geen tot oversten van tien. 1)

1)Ongetwijfeld bewoog Mozes zich hier op de historische lijn. Uit hetgeen door Gods Voorzienigheid onder het volk geschiedkundig geworden was, dat regelde hij nu bij de wet. Deze verdeling sloot zich aan de natuurlijke indeling van het volk aan.

Vers 25

25. En Mozes verkoos volgens de voordrachten, die hij zich door het volk liet doen (Deuteronomy 1:9), kloeke, oprechte mannen uit gehee; Israël, en maakte hen tot hoofden over het volk; sommigen tot oversten van duizend, anderen tot oversten van honderd, deze tot oversten van vijftig, en geen tot oversten van tien. 1)

1)Ongetwijfeld bewoog Mozes zich hier op de historische lijn. Uit hetgeen door Gods Voorzienigheid onder het volk geschiedkundig geworden was, dat regelde hij nu bij de wet. Deze verdeling sloot zich aan de natuurlijke indeling van het volk aan.

Vers 26

26. Dat zij het volk te allen tijde richten, de harde zaak, tot Mozes brachten, maar zij al kleine zaken richten. 1)

1) Is er gevaar, zo laat mij niet vrezen; geef mij heldenmoed om mijn kruis te dragen. Geef, Heer! dat ik mijn vijand door zachtmoedigheid overwin, en wanneer ik raad behoef, ook goede raad vind!.

Onder harde zaken hebben wij te verstaan, die, waaromtrent geen duidelijke aanwijzing in de wetten was gegeven; onder kleine zaken, die, waaromtrent de wetten wel een duidelijke aanwijzing gaven, of die volgens de algemene begrippen van het recht gemakkelijk konden behandeld worden..

Vers 26

26. Dat zij het volk te allen tijde richten, de harde zaak, tot Mozes brachten, maar zij al kleine zaken richten. 1)

1) Is er gevaar, zo laat mij niet vrezen; geef mij heldenmoed om mijn kruis te dragen. Geef, Heer! dat ik mijn vijand door zachtmoedigheid overwin, en wanneer ik raad behoef, ook goede raad vind!.

Onder harde zaken hebben wij te verstaan, die, waaromtrent geen duidelijke aanwijzing in de wetten was gegeven; onder kleine zaken, die, waaromtrent de wetten wel een duidelijke aanwijzing gaven, of die volgens de algemene begrippen van het recht gemakkelijk konden behandeld worden..

Vers 27

27. Toen liet Mozes zijn schoonvader weer naar Midian vertrekken; en hij, Jethro, ging naar zijn land; 1) Zippora met haar zonen bleven voortaan bij Mozes.

1) De Chaldeeuwse uitbreiding zegt: "om zijn kinderen of het volk van het land Jodengenoten te maken. Het is ook waarschijnlijk, dat hij zich beijverd heeft, om de Midianieten de ware godsdienst te leren, en dat hij daarin geslaagd is, zodat de godsvrucht, onder verscheidene geslachten van dat land tot de volgende eeuwen voortgeplant werd. De Rechabieten toch, die Jeremia omtrent het einde van het rijk van Juda (Exodus 35:1) prijst, waren, volgens 1 Chronicles 2:55 uit dat land afkomstig..

Vers 27

27. Toen liet Mozes zijn schoonvader weer naar Midian vertrekken; en hij, Jethro, ging naar zijn land; 1) Zippora met haar zonen bleven voortaan bij Mozes.

1) De Chaldeeuwse uitbreiding zegt: "om zijn kinderen of het volk van het land Jodengenoten te maken. Het is ook waarschijnlijk, dat hij zich beijverd heeft, om de Midianieten de ware godsdienst te leren, en dat hij daarin geslaagd is, zodat de godsvrucht, onder verscheidene geslachten van dat land tot de volgende eeuwen voortgeplant werd. De Rechabieten toch, die Jeremia omtrent het einde van het rijk van Juda (Exodus 35:1) prijst, waren, volgens 1 Chronicles 2:55 uit dat land afkomstig..

Bibliografische Informatie
Dächsel, Karl August. "Commentaar op Exodus 18". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/commentaries/dut/dac/exodus-18.html. 1862-80.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile