Lectionary Calendar
Friday, November 22nd, 2024
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
Attention!
Tired of seeing ads while studying? Now you can enjoy an "Ads Free" version of the site for as little as 10¢ a day and support a great cause!
Click here to learn more!

Bible Commentaries
Prediker 3

Bijbelverkaring van Matthew HenryHenry's compleet

Zoek naar…
Enter query below:

Inleiding

Bijbelverkaring van Matthew Henry, PREDIKER 3

Salomo had de ijdelheid aangetoond van studie, van genot en van werk, en heeft bewezen dat het geluk niet is te vinden in de scholen van de geleerden, in de lusthoven van de epicuristen, noch op de markt, nu begeeft hij er zich in dit hoofdstuk toe om zijn leer, en de gevolgtrekking, die hij er uit heeft afgeleid, te bewijzen, namelijk dat wij daarom goedsmoeds en tevreden moeten zijn met en gebruik moeten maken van hetgeen God ons begeven heeft, door aan te tonen:

I. De veranderlijkheid van alle menselijke zaken, Ecclesiastes 3:1.11. De onveranderlijkheid van de Goddelijke raadsbesluiten hen betreffende, en het ondoorgrondelijke dier raadsbesluiten, Ecclesiastes 3:11. 111 De ijdelheid van werkelijke eer en macht, die misbruikt worden tot ondersteuning van verdrukking en vervolging, als de mensen niet geregeerd worden door de vreze Gods bij het gebruik ervan, Ecclesiastes 3:16. Als een bestraffing van trotse verdrukkers, en om hun hun ijdelheid aan te tonen, herinnert hij hen er aan:

A. Dat er rekenschap van hen geëist zal worden In de andere wereld, Ecclesiastes 3:17. 2. Dat hun toestand met betrekking tot deze wereld, (want daarvan spreekt hij) niet beter is dan die van de dieren, Ecclesiastes 3:18.

B. En daarom besluit hij, dat het onze wijsheid is om van de macht die wij hebben, gebruik te maken tot ons eigen welzijn, en er niet anderen mee te verdrukken.

Inleiding

Bijbelverkaring van Matthew Henry, PREDIKER 3

Salomo had de ijdelheid aangetoond van studie, van genot en van werk, en heeft bewezen dat het geluk niet is te vinden in de scholen van de geleerden, in de lusthoven van de epicuristen, noch op de markt, nu begeeft hij er zich in dit hoofdstuk toe om zijn leer, en de gevolgtrekking, die hij er uit heeft afgeleid, te bewijzen, namelijk dat wij daarom goedsmoeds en tevreden moeten zijn met en gebruik moeten maken van hetgeen God ons begeven heeft, door aan te tonen:

I. De veranderlijkheid van alle menselijke zaken, Ecclesiastes 3:1.11. De onveranderlijkheid van de Goddelijke raadsbesluiten hen betreffende, en het ondoorgrondelijke dier raadsbesluiten, Ecclesiastes 3:11. 111 De ijdelheid van werkelijke eer en macht, die misbruikt worden tot ondersteuning van verdrukking en vervolging, als de mensen niet geregeerd worden door de vreze Gods bij het gebruik ervan, Ecclesiastes 3:16. Als een bestraffing van trotse verdrukkers, en om hun hun ijdelheid aan te tonen, herinnert hij hen er aan:

A. Dat er rekenschap van hen geëist zal worden In de andere wereld, Ecclesiastes 3:17. 2. Dat hun toestand met betrekking tot deze wereld, (want daarvan spreekt hij) niet beter is dan die van de dieren, Ecclesiastes 3:18.

B. En daarom besluit hij, dat het onze wijsheid is om van de macht die wij hebben, gebruik te maken tot ons eigen welzijn, en er niet anderen mee te verdrukken.

Verzen 1-10

Prediker 3:1-10

Het doel van deze verzen is:

1. Aan te tonen dat wij leven in een wereld van veranderingen. Dat de onderscheiden voorvallen van de tijd en de toestanden van het menselijk leven zeer verschillend zijn van elkaar, en toch, als het ware, dooreengemengd voorkomen, en wij er gedurig tussen heen en weer gaan, zoals in de wentelingen van iedere dag en elk jaar. In het rad van onze geboorte, James 3:6, is soms de ene spaak bovenaan, en dan weer onderaan, er is een gedurige eb en vloed, een toenemen en afnemen, van het een uiterste tot het andere wordt de gedaante van deze wereld veranderd, zo is het altijd geweest en zo zal het altijd zijn.

2. Dat iedere verandering met ons, met de tijd en de gelegenheid ervan onveranderlijk door een hoogste macht is bepaald en vastgesteld, en wij de dingen moeten nemen zoals zij komen, want het staat niet in onze macht om verandering te brengen in hetgeen voor ons bepaald is. En dit komt hier voor als een reden, waarom wij, als wij voorspoedig zijn, gerust maar toch niet zorgeloos moeten wezen, niet zorgeloos, omdat wij leven in een wereld van veranderingen, en dus geen reden hebben om te zeggen: de dag van morgen zal zijn als deze, de diepste dalen palen aan de hoogste bergen, en toch gerust te wezen, zoals hij heeft aangeraden in Ecclesiastes 2:24, het goede van onze arbeid te genieten in nederig vertrouwen op God en Zijn voorzienigheid, noch opgeheven te zijn door hoop, noch terneergeslagen te zijn door vrees, maar in gelijkmoedigheid elke gebeurtenis af te wachten. Wij hebben hier: Een algemene stelling. Alles heeft een bestemden tijd, Ecclesiastes 3:1.

1. De dingen, die het tegenstrijdigst schijnen, zullen in de wenteling van de dingen allen op hun beurt in werking komen. De dag zal plaats maken voor de nacht, en de nacht zal wederom plaats maken voor de dag. Is het zomer? Het zal winter worden. Is het winter? Wacht een weinig, het zal weer zomer worden. De helderste lucht zal bewolkt worden. "Post gaudia luctus- Blijdschap volgt op smart", en de zwaarst bewolkte lucht zal weer opklaren. "Post nubila Phoebus-De zon zal door de wolken heenbreken."

2. De dingen, die ons het meest toevallig schijnen, zijn naar de raad en de voorkennis Gods nauwkeurig bepaald, en zelfs het uur ervan vastgesteld, dat geen enkel ogenblik vervroegd of vertraagd kan worden.

II. Het bewijs en de toelichting ervan door acht en twintig daarvan afgeleide bijzonderheden, acht en twintig naar de dagen van de omwenteling van de maan, die altijd toeneemt of afneemt tussen haar vol zijn en haar verandering. Sommigen van die veranderingen zijn zuiver en alleen de daad Gods, anderen hangen meer af van de wil van mensen, maar allen zijn bepaald door de raad Gods. Alles onder de hemel is aldus veranderlijk, maar in de hemel heerst een onveranderlijke toestand en een onveranderlijke raad betreffende deze dingen.

1. "Er is een tijd om geboren te worden en een tijd om te sterven", deze zijn door de goddelijke raad bepaald, en, gelijk wij geboren waren, zo moeten wij sterven op de vastgestelde tijd, Acts 17:26. "Sommigen merken op dat er een tijd is om geboren te worden en een tijd om te sterven, maar geen tijd om te leven, die is zo kort, dat hij van de moeite niet waard is om vermeld te worden, zodra wij geboren zijn, beginnen wij te sterven". Maar, gelijk er een tijd is om geboren te worden en een tijd om te sterven, zo is er ook een tijd om weer op te staan, een gezette tijd wanneer zij, die in het graf zijn, gedacht zullen worden, Job 14:13. 2. Een tijd voor God, om een natie te planten, zoals Israël in Kanan en te dien einde de zeven volken uit te roeien, die er geplant waren om plaats voor hen te maken. En eindelijk was er een tijd, toen God ook betreffende Israël sprak om het uit te rukken en af te breken er te verdoen, toen de mate van zijn ongerechtigheid vol was, Jeremiah 18:7, Jeremiah 18:9. Er is voor de mensen een tijd om te planten, een tijd van het jaar, een tijd van hun leven, maar als hetgeen geplant was onvruchtbaar en onnut is geworden, dan is het tijd om het uit te roeien.

3. Een tijd om te doden, als de oordelen Gods uitgaan in een land, maar als Hij wederkeert in wegen van genade, dan is het een tijd om te genezen wat Hij heeft verscheurd, Hosea 6:1, Hosea 6:2, om een volk te vertroosten naar de dagen in dewelke Hij het gedrukt had, Psalms 90:15. Er is een tijd, wanneer het de wijsheid is van heersers om streng te handelen maar er is ook een tijd, wanneer het evenzeer hun wijsheid is om een zachtere methode te volgen, en verzachtende, geen scherpe of bijtende middelen aan te wenden.

4. Een tijd om een gezin, een bezitting, een koninkrijk af te breken, als het rijp geworden is voor het verderf, maar God zal een tijd vinden, als zij berouw hebben en tot Hem weerkeren, om weer op te bouwen wat Hij afgebroken heeft. Er is een tijd, een gezette tijd voor de Heer om Zion te bouwen, Psalms 102:147. Er is voor de mensen een tijd om huis en nering te doen ophouden, en aldus af te breken, en zij, die bezig zijn met te bouwen, moeten dit verwachten en er zich op bereiden.

5. Een tijd, wanneer Gods voorzienigheid roept om te wenen en rouw te bedrijven, en als van de mensen wijsheid en genade gehoor geeft aan die roepstem, als zij wenen en rouw bedrijven, zoals in tijden van openbare rampen en gevaar, dan is het zeer ongerijmd om te lachen en op te springen, en vrolijk te zijn. Isaiah 22:12, Isaiah 22:13, : Ezechiël 21:l0 :.Maar van de anderen kant, er is een tijd, wanneer God roept tot blijmoedigheid, een tijd om te lachen en op te springen, en dan verwacht Hij dat wij Hem zullen dienen met blijdschap en vrolijkheid des harten.

Merk op: de tijd van treuren en wenen wordt het eerst genoemd, voor die van lachen en opspringen, want wij moeten eerst zaaien met tranen en dan met gejuich maaien.

6. "Een tijd om stenen weg te werpen", door vestingen af te breken, wanneer God vrede geeft in de landpalen, en zij dus niet nodig zijn, maar er is een lijd om stenen te vergaderen, om vestingen te bouwen, Ecclesiastes 3:5. Een tijd voor oude torens om te vallen, zoals die van Siloam Luke 13:4, en voor de tempel zelf, die zo verwoest zal zijn, dat niet een steen op de anderen gelaten zal worden, maar ook een tijd om torens en trofeeën op te richten, als de zaken van de natie voorspoedig zijn.

7. Een tijd om een vriend te omhelzen, als wij hem getrouw bevinden, maar een tijd om verre te zijn van omhelzen, wanneer wij hem onbillijk of ontrouw bevinden, wanneer wij reden hebben om hem te verdenken, dan doen wij voorzichtig met ons op een afstand te houden. Dit wordt gewoonlijk toegepast op omhelzingen tussen man en vrouw en verklaard in 1 Corinthiers 7:3- 5, Joel 2:16.

8. Een tijd om te verkrijgen, Ecclesiastes 3:6, geld te verkrijgen, bevordering te verkrijgen, goede lonen en goede rente te verkrijgen, als de gelegenheid er toe gunstig is, een tijd, wanneer een wijs man zal zoeken, zo luidt het oorspronkelijke, als hij uitgaat in de wereld en een aangroeiend gezin heeft, als hij inden bloei van zijn jaren is, als hij voorspoedig is in zijn zaken, dan is het tijd voor hem om bezig te zijn, om te hooien terwijl de zijn schijnt. Er is een tijd om wijsheid te verkrijgen, en kennis en genade, maar er zal ook een tijd komen om uit te geven, wanneer alles wat wij hebben nog weinig genoeg zal zijn voor hetgeen wij nodig hebben. Ja er zal een tijd komen om te verliezen, wanneer hetgeen snel verkregen werd even snel verstrooid zal worden en niet vastgehouden zal kunnen worden.

9. Een tijd om te bewaren, als wij gelegenheid hebben om hetgeen wij verkregen hebben, te gebruiken en het kunnen behouden zonder gevaar te lopen van een goede consciëntie te verliezen, maar er kan een tijd komen om weg te werpen, als liefde tot God ons verplicht om weg te werpen wat wij hebben, omdat wij, om het te kunnen behouden, Christus zouden moeten verloochenen en ons geweten geweld aandoen, Matthew 10:37, Matthew 10:38 en dus liever alles willen verliezen dan schipbreuk te lijden van het geloof, ja wanneer liefde tot ons zelf ons noopt om alles weg te werpen ten einde ons leven te kunnen redden, zoals het was met Jona's zeelieden toen zij hun lading in de zee wierpen.

10. Een tijd om de kleren te scheuren, zoals bij gelegenheid van een grote smart, en een tijd om ze weer toe te naaien ten teken, dat de smart voorbij is. Een tijd om hetgeen wij gedaan hebben ongedaan te maken, en een tijd om wat wij ongedaan hebben gemaakt, wederom te doen. Hiëronymus past dit toe op het scheuren van de Joodse kerk en het toenaaien daarna van de Evangeliekerk.

11. Een tijd, wanneer het ons betaamt en het onze wijsheid en onze plicht is om te zwijgen als het een boze lijd is, Amos 5:13, als ons spreken een werpen van paarlen voor de zwijnen zou zijn, of als wij in gevaar zijn van verkeerd te spreken, Psalms 39:3, maar er is ook een tijd om te spreken tot eer en heerlijkheid van God en tot stichting van anderen, als zwijgen ontrouw zou zijn aan een rechtvaardige zaak en wanneer men met de mond belijdenis moet doen ter zaligheid, en het maakt een groot deel uit van de christelijke wijsheid om te weten wanneer te spreken en wanneer te zwijgen.

12. Een tijd om lief te hebben en ons vriendschappelijk te betonen, open en blijmoedig te zijn, en het is een zeer aangename tijd, maar er kan een tijd komen om te haten, als wij reden zullen zien om alle gemeenzaamheid af te breken met sommigen van wie wij zeer veel gehouden hebben, en ons van hen op een afstand te houden, daar wij reden hebben tot een vermoeden, dat de liefde niet gaarne voor waarheid houdt.

Eindelijk. Een tijd van oorlog, als God het zwaard trekt ten oordeel en er de opdracht aan geeft om te verteren, als de mensen het zwaard trekken voor gerechtigheid en ter handhaving van hun rechten, als er een neiging tot strijd is in de volken, maar wij kunnen hopen op een tijd van vrede, als het zwaard van de Heer in de schede terugkeert, en Hij de oorlogen doet ophouden, Psalms 46:10, als het doel van de oorlog bereikt is en er van alle zijden een begeerte is naar vrede. De oorlog zal niet altijd duren, en er is ook geen vrede duurzaam te noemen, aan deze zijde van de eeuwige vrede. Zo heeft God in al deze veranderingen het een tegenover het andere gesteld, opdat wij blij zijn als niet blij zijnde en wenen als niet wenende.

III. De gevolgtrekkingen, welke uit die opmerkingen worden afgeleid. Indien onze tegenwoordige toestand onderhevig is aan zulke wisselvalligheden:

1. Dan moeten wij daar ons deel, ons geluk niet in verwachten, want van het goede erin is geen zekerheid, geen duurzaamheid, Ecclesiastes 3:9. Wat voordeel heeft hij, die werkt? Wat kan iemand zich beloven of voorstellen van zijn planten en bouwen, als hetgeen hij denkt tot volkomenheid gebracht te hebben, zo spoedig kan en zo zeker zal uitgeroeid en afgebroken worden? Al onze moeite en zorg zal noch de veranderlijke aard van de dingen zelf, noch de onveranderlijke raad Gods betreffende die dingen veranderen.

2. Dan moeten wij op onszelf zien als zijnde in onze proefstaat. Er is ook werkelijk geen voordeel in hetgeen wij bearbeiden, de zaak zelf zal, als wij haar hebben, weinig goed doen, maar als wij een recht gebruik maken van de beschikkingen van de voorzienigheid dan zal daar voordeel in zijn, Ecclesiastes 3:10. Ik heb gezien de bezigheid, die God de kinderen van de mensen gegeven heeft, niet om daarin hun geluk te vinden, maar om er door geoefend te worden, geoefend te worden in onderscheidene genadegaven, door de verschillende gebeurtenissen, om hun vertrouwen op God te beproeven door iedere verandering, en er toe opgevoed te worden, en te leren overvloed te hebben en gebrek te lijden, Filipp. 4:12. Er is zeer veel arbeid en moeite te zien onder de kinderen van de mensen, arbeid en smart vervullen de wereld.

Deze arbeid en deze moeite zijn wat God over ons beschikt heeft, Hij heeft nooit bedoeld dat deze wereld onze rust zal zijn, en ons daarom nooit bevolen er onze rust en gemak in te nemen. Voor velen blijkt dit een gave, God geeft haar aan de mensen zoals de arts een medicijn geeft aan zijn patiënt, om hem goed te doen. Deze bezigheid is ons gegeven om ons de wereld moede te doen zijn en ons te doen verlangen naar de rust, die overblijft voor Gods volk. Zij is ons gegeven om ons altijd wat te doen te laten hebben, want niemand van onze is in de wereld gezonden om lui en ledig te zijn. Elke verandering bezorgt ons nieuw werk, waarvoor wij meer in zorg moeten zijn dan over de uitkomst ervan.

Verzen 1-10

Prediker 3:1-10

Het doel van deze verzen is:

1. Aan te tonen dat wij leven in een wereld van veranderingen. Dat de onderscheiden voorvallen van de tijd en de toestanden van het menselijk leven zeer verschillend zijn van elkaar, en toch, als het ware, dooreengemengd voorkomen, en wij er gedurig tussen heen en weer gaan, zoals in de wentelingen van iedere dag en elk jaar. In het rad van onze geboorte, James 3:6, is soms de ene spaak bovenaan, en dan weer onderaan, er is een gedurige eb en vloed, een toenemen en afnemen, van het een uiterste tot het andere wordt de gedaante van deze wereld veranderd, zo is het altijd geweest en zo zal het altijd zijn.

2. Dat iedere verandering met ons, met de tijd en de gelegenheid ervan onveranderlijk door een hoogste macht is bepaald en vastgesteld, en wij de dingen moeten nemen zoals zij komen, want het staat niet in onze macht om verandering te brengen in hetgeen voor ons bepaald is. En dit komt hier voor als een reden, waarom wij, als wij voorspoedig zijn, gerust maar toch niet zorgeloos moeten wezen, niet zorgeloos, omdat wij leven in een wereld van veranderingen, en dus geen reden hebben om te zeggen: de dag van morgen zal zijn als deze, de diepste dalen palen aan de hoogste bergen, en toch gerust te wezen, zoals hij heeft aangeraden in Ecclesiastes 2:24, het goede van onze arbeid te genieten in nederig vertrouwen op God en Zijn voorzienigheid, noch opgeheven te zijn door hoop, noch terneergeslagen te zijn door vrees, maar in gelijkmoedigheid elke gebeurtenis af te wachten. Wij hebben hier: Een algemene stelling. Alles heeft een bestemden tijd, Ecclesiastes 3:1.

1. De dingen, die het tegenstrijdigst schijnen, zullen in de wenteling van de dingen allen op hun beurt in werking komen. De dag zal plaats maken voor de nacht, en de nacht zal wederom plaats maken voor de dag. Is het zomer? Het zal winter worden. Is het winter? Wacht een weinig, het zal weer zomer worden. De helderste lucht zal bewolkt worden. "Post gaudia luctus- Blijdschap volgt op smart", en de zwaarst bewolkte lucht zal weer opklaren. "Post nubila Phoebus-De zon zal door de wolken heenbreken."

2. De dingen, die ons het meest toevallig schijnen, zijn naar de raad en de voorkennis Gods nauwkeurig bepaald, en zelfs het uur ervan vastgesteld, dat geen enkel ogenblik vervroegd of vertraagd kan worden.

II. Het bewijs en de toelichting ervan door acht en twintig daarvan afgeleide bijzonderheden, acht en twintig naar de dagen van de omwenteling van de maan, die altijd toeneemt of afneemt tussen haar vol zijn en haar verandering. Sommigen van die veranderingen zijn zuiver en alleen de daad Gods, anderen hangen meer af van de wil van mensen, maar allen zijn bepaald door de raad Gods. Alles onder de hemel is aldus veranderlijk, maar in de hemel heerst een onveranderlijke toestand en een onveranderlijke raad betreffende deze dingen.

1. "Er is een tijd om geboren te worden en een tijd om te sterven", deze zijn door de goddelijke raad bepaald, en, gelijk wij geboren waren, zo moeten wij sterven op de vastgestelde tijd, Acts 17:26. "Sommigen merken op dat er een tijd is om geboren te worden en een tijd om te sterven, maar geen tijd om te leven, die is zo kort, dat hij van de moeite niet waard is om vermeld te worden, zodra wij geboren zijn, beginnen wij te sterven". Maar, gelijk er een tijd is om geboren te worden en een tijd om te sterven, zo is er ook een tijd om weer op te staan, een gezette tijd wanneer zij, die in het graf zijn, gedacht zullen worden, Job 14:13. 2. Een tijd voor God, om een natie te planten, zoals Israël in Kanan en te dien einde de zeven volken uit te roeien, die er geplant waren om plaats voor hen te maken. En eindelijk was er een tijd, toen God ook betreffende Israël sprak om het uit te rukken en af te breken er te verdoen, toen de mate van zijn ongerechtigheid vol was, Jeremiah 18:7, Jeremiah 18:9. Er is voor de mensen een tijd om te planten, een tijd van het jaar, een tijd van hun leven, maar als hetgeen geplant was onvruchtbaar en onnut is geworden, dan is het tijd om het uit te roeien.

3. Een tijd om te doden, als de oordelen Gods uitgaan in een land, maar als Hij wederkeert in wegen van genade, dan is het een tijd om te genezen wat Hij heeft verscheurd, Hosea 6:1, Hosea 6:2, om een volk te vertroosten naar de dagen in dewelke Hij het gedrukt had, Psalms 90:15. Er is een tijd, wanneer het de wijsheid is van heersers om streng te handelen maar er is ook een tijd, wanneer het evenzeer hun wijsheid is om een zachtere methode te volgen, en verzachtende, geen scherpe of bijtende middelen aan te wenden.

4. Een tijd om een gezin, een bezitting, een koninkrijk af te breken, als het rijp geworden is voor het verderf, maar God zal een tijd vinden, als zij berouw hebben en tot Hem weerkeren, om weer op te bouwen wat Hij afgebroken heeft. Er is een tijd, een gezette tijd voor de Heer om Zion te bouwen, Psalms 102:147. Er is voor de mensen een tijd om huis en nering te doen ophouden, en aldus af te breken, en zij, die bezig zijn met te bouwen, moeten dit verwachten en er zich op bereiden.

5. Een tijd, wanneer Gods voorzienigheid roept om te wenen en rouw te bedrijven, en als van de mensen wijsheid en genade gehoor geeft aan die roepstem, als zij wenen en rouw bedrijven, zoals in tijden van openbare rampen en gevaar, dan is het zeer ongerijmd om te lachen en op te springen, en vrolijk te zijn. Isaiah 22:12, Isaiah 22:13, : Ezechiël 21:l0 :.Maar van de anderen kant, er is een tijd, wanneer God roept tot blijmoedigheid, een tijd om te lachen en op te springen, en dan verwacht Hij dat wij Hem zullen dienen met blijdschap en vrolijkheid des harten.

Merk op: de tijd van treuren en wenen wordt het eerst genoemd, voor die van lachen en opspringen, want wij moeten eerst zaaien met tranen en dan met gejuich maaien.

6. "Een tijd om stenen weg te werpen", door vestingen af te breken, wanneer God vrede geeft in de landpalen, en zij dus niet nodig zijn, maar er is een lijd om stenen te vergaderen, om vestingen te bouwen, Ecclesiastes 3:5. Een tijd voor oude torens om te vallen, zoals die van Siloam Luke 13:4, en voor de tempel zelf, die zo verwoest zal zijn, dat niet een steen op de anderen gelaten zal worden, maar ook een tijd om torens en trofeeën op te richten, als de zaken van de natie voorspoedig zijn.

7. Een tijd om een vriend te omhelzen, als wij hem getrouw bevinden, maar een tijd om verre te zijn van omhelzen, wanneer wij hem onbillijk of ontrouw bevinden, wanneer wij reden hebben om hem te verdenken, dan doen wij voorzichtig met ons op een afstand te houden. Dit wordt gewoonlijk toegepast op omhelzingen tussen man en vrouw en verklaard in 1 Corinthiers 7:3- 5, Joel 2:16.

8. Een tijd om te verkrijgen, Ecclesiastes 3:6, geld te verkrijgen, bevordering te verkrijgen, goede lonen en goede rente te verkrijgen, als de gelegenheid er toe gunstig is, een tijd, wanneer een wijs man zal zoeken, zo luidt het oorspronkelijke, als hij uitgaat in de wereld en een aangroeiend gezin heeft, als hij inden bloei van zijn jaren is, als hij voorspoedig is in zijn zaken, dan is het tijd voor hem om bezig te zijn, om te hooien terwijl de zijn schijnt. Er is een tijd om wijsheid te verkrijgen, en kennis en genade, maar er zal ook een tijd komen om uit te geven, wanneer alles wat wij hebben nog weinig genoeg zal zijn voor hetgeen wij nodig hebben. Ja er zal een tijd komen om te verliezen, wanneer hetgeen snel verkregen werd even snel verstrooid zal worden en niet vastgehouden zal kunnen worden.

9. Een tijd om te bewaren, als wij gelegenheid hebben om hetgeen wij verkregen hebben, te gebruiken en het kunnen behouden zonder gevaar te lopen van een goede consciëntie te verliezen, maar er kan een tijd komen om weg te werpen, als liefde tot God ons verplicht om weg te werpen wat wij hebben, omdat wij, om het te kunnen behouden, Christus zouden moeten verloochenen en ons geweten geweld aandoen, Matthew 10:37, Matthew 10:38 en dus liever alles willen verliezen dan schipbreuk te lijden van het geloof, ja wanneer liefde tot ons zelf ons noopt om alles weg te werpen ten einde ons leven te kunnen redden, zoals het was met Jona's zeelieden toen zij hun lading in de zee wierpen.

10. Een tijd om de kleren te scheuren, zoals bij gelegenheid van een grote smart, en een tijd om ze weer toe te naaien ten teken, dat de smart voorbij is. Een tijd om hetgeen wij gedaan hebben ongedaan te maken, en een tijd om wat wij ongedaan hebben gemaakt, wederom te doen. Hiëronymus past dit toe op het scheuren van de Joodse kerk en het toenaaien daarna van de Evangeliekerk.

11. Een tijd, wanneer het ons betaamt en het onze wijsheid en onze plicht is om te zwijgen als het een boze lijd is, Amos 5:13, als ons spreken een werpen van paarlen voor de zwijnen zou zijn, of als wij in gevaar zijn van verkeerd te spreken, Psalms 39:3, maar er is ook een tijd om te spreken tot eer en heerlijkheid van God en tot stichting van anderen, als zwijgen ontrouw zou zijn aan een rechtvaardige zaak en wanneer men met de mond belijdenis moet doen ter zaligheid, en het maakt een groot deel uit van de christelijke wijsheid om te weten wanneer te spreken en wanneer te zwijgen.

12. Een tijd om lief te hebben en ons vriendschappelijk te betonen, open en blijmoedig te zijn, en het is een zeer aangename tijd, maar er kan een tijd komen om te haten, als wij reden zullen zien om alle gemeenzaamheid af te breken met sommigen van wie wij zeer veel gehouden hebben, en ons van hen op een afstand te houden, daar wij reden hebben tot een vermoeden, dat de liefde niet gaarne voor waarheid houdt.

Eindelijk. Een tijd van oorlog, als God het zwaard trekt ten oordeel en er de opdracht aan geeft om te verteren, als de mensen het zwaard trekken voor gerechtigheid en ter handhaving van hun rechten, als er een neiging tot strijd is in de volken, maar wij kunnen hopen op een tijd van vrede, als het zwaard van de Heer in de schede terugkeert, en Hij de oorlogen doet ophouden, Psalms 46:10, als het doel van de oorlog bereikt is en er van alle zijden een begeerte is naar vrede. De oorlog zal niet altijd duren, en er is ook geen vrede duurzaam te noemen, aan deze zijde van de eeuwige vrede. Zo heeft God in al deze veranderingen het een tegenover het andere gesteld, opdat wij blij zijn als niet blij zijnde en wenen als niet wenende.

III. De gevolgtrekkingen, welke uit die opmerkingen worden afgeleid. Indien onze tegenwoordige toestand onderhevig is aan zulke wisselvalligheden:

1. Dan moeten wij daar ons deel, ons geluk niet in verwachten, want van het goede erin is geen zekerheid, geen duurzaamheid, Ecclesiastes 3:9. Wat voordeel heeft hij, die werkt? Wat kan iemand zich beloven of voorstellen van zijn planten en bouwen, als hetgeen hij denkt tot volkomenheid gebracht te hebben, zo spoedig kan en zo zeker zal uitgeroeid en afgebroken worden? Al onze moeite en zorg zal noch de veranderlijke aard van de dingen zelf, noch de onveranderlijke raad Gods betreffende die dingen veranderen.

2. Dan moeten wij op onszelf zien als zijnde in onze proefstaat. Er is ook werkelijk geen voordeel in hetgeen wij bearbeiden, de zaak zelf zal, als wij haar hebben, weinig goed doen, maar als wij een recht gebruik maken van de beschikkingen van de voorzienigheid dan zal daar voordeel in zijn, Ecclesiastes 3:10. Ik heb gezien de bezigheid, die God de kinderen van de mensen gegeven heeft, niet om daarin hun geluk te vinden, maar om er door geoefend te worden, geoefend te worden in onderscheidene genadegaven, door de verschillende gebeurtenissen, om hun vertrouwen op God te beproeven door iedere verandering, en er toe opgevoed te worden, en te leren overvloed te hebben en gebrek te lijden, Filipp. 4:12. Er is zeer veel arbeid en moeite te zien onder de kinderen van de mensen, arbeid en smart vervullen de wereld.

Deze arbeid en deze moeite zijn wat God over ons beschikt heeft, Hij heeft nooit bedoeld dat deze wereld onze rust zal zijn, en ons daarom nooit bevolen er onze rust en gemak in te nemen. Voor velen blijkt dit een gave, God geeft haar aan de mensen zoals de arts een medicijn geeft aan zijn patiënt, om hem goed te doen. Deze bezigheid is ons gegeven om ons de wereld moede te doen zijn en ons te doen verlangen naar de rust, die overblijft voor Gods volk. Zij is ons gegeven om ons altijd wat te doen te laten hebben, want niemand van onze is in de wereld gezonden om lui en ledig te zijn. Elke verandering bezorgt ons nieuw werk, waarvoor wij meer in zorg moeten zijn dan over de uitkomst ervan.

Verzen 11-15

Prediker 3:11-15

Wij hebben gezien welke wisselvalligheid er is in de wereld, en wij moeten niet verwachten dat wij meer vastigheid in de wereld zullen vinden dan anderen erin gevonden hebben. Nu toont hij hier dat de hand Gods in al deze veranderingen is, Hij heeft ieder schepsel datgene voor ons gemaakt wat het voor ons is, en daarom moet ons oog altijd op Hem gericht zijn.

1. Wij moeten ons hetgeen is ten nutte maken en moeten geloven dat het voor het tegenwoordige het beste is, en er ons naar schikken. Hij heeft ieder ding goed gemaakt op zijn tijd, Ecclesiastes 3:11, en daarom moeten wij zolang die tijd duurt er vrede mee hebben, ja wij moeten ons in de schoonheid ervan verlustigen ieder ding is zoals God het gemaakt heeft, het is werkelijk zoals Hij het heeft verordineerd te zijn niet zoals het ons toeschijnt. Wat ons hoogst onaangenaam toeschijnt, is op zijn eigen tijd geheel en al zoals het wezen moet. Koude is even normaal in de winter als warmte in de zomer, en op zijn beurt is de nacht een zwarte schoonheid, zoals de dag op zijn beurt een heldere, schitterende schoonheid is. Er is een verwonderlijke harmonie in de goddelijke voorzienigheid en al haar beschikkingen, zodat de uitkomst ervan, als zij beschouwd wordt in haar strekking en in haar tijd, zeer schoon zal blijken te zijn tot eer van God en tot vertroosting van hen, die op Hem vertrouwen. Wij zien nu nog wel niet de volkomen schoonheid van de voorzienigheid, maar wij zullen haar zien, en het zal een heerlijk gezicht wezen, als de verborgenheid Gods voleindigd zal zijn, dan zal het blijken, dat alles op de beste en meest geschikte tijd gedaan is, en het zal de verwondering van de eeuwigheid zijn, Deuteronomy 32:4.

2. Wij moeten geduldig wachten op de volledige ontdekking van hetgeen ons ingewikkeld en verward toeschijnt, erkennende dat wij het werk dat God gemaakt heeft van het begin tot het einde toe niet kunnen uitvinden, en daarom over niets voor de tijd moeten oordelen. Wij moeten geloven dat God alles goed gemaakt heeft ieder ding is goed gedaan, zoals bij de schepping, zo ook in de voorzienigheid, en wij zullen het zien als het einde komt, maar voor die tijd zijn wij onbevoegd om er over te oordelen. Terwijl het schilderij nog gemaakt wordt, terwijl men nog bezig is het huis te bouwen, zien wij van geen van beide de schoonheid, maar als de kunstenaar er de laatste hand aan gelegd heeft, dan blijkt het alles zeer goed te zijn. Wij zien van Gods werken slechts het midden, wij zien ze niet van de beginne, want dan zouden wij zien hoe verwonderlijk zij beraamd waren in de raad Gods, noch tot het einde ervan, dat het werk kroont, en dan zouden wij zien hoe heerlijk het product is, maar wij moeten wachten totdat de voorhang gescheurd is, en Gods handelingen niet beschuldigen, noch er een oordeel over willen uitspreken. De verborgen dingen zijn niet voor ons.

Deze woorden: Hij heeft de eeuw in hun hart gelegd, worden verschillend verstaan.

a. Sommigen zien er een reden in waarom wij meer van Gods werk kunnen weten dan wij ervan weten, aldus Dr. Pemble, God heeft zich niet zonder getuigenis gelaten van Zijn rechtvaardige, gelijke en schone ordening van de dingen, maar heeft haar gesteld om opgemerkt te worden in het boek van de wereld, en dit heeft Hij in het hart van de mensen gesteld, Hij heeft de mens de begeerte en de macht gegeven om in goede mate de geschiedenis van de natuur te verstaan met de loop van de menselijke zaken, zodat, indien de mensen zich slechts tot een nauwkeurige waarneming van de dingen wilden begeven, zij in de meeste ervan een bewonderenswaardig plan zouden ontdekken. b. Anderen zien er een reden in waarom wij niet zoveel van Gods werken kennen als wij ervan zouden kunnen kennen, aldus bisschop Reynolds. "Wij hebben de eeuw, of de wereld, zozeer in ons hart, zijn zo vervuld van gedachten en zorgen over wereldlijke dingen, dat wij noch de tijd noch de gezindheid hebben om er Gods hand in te zien." De wereld heeft niet slechts bezit gekregen van het hart, maar zij heeft er vooroordelen gevormd tegen de schoonheid van Gods werken.

3. Wij moeten tevreden zijn met ons lot in deze wereld, en blijmoedig berusten in de wil van God over ons, en er ons naar schikken. Er is geen zeker, geen blijvend goed in deze dingen, er wordt ons hier gezegd welk goed erin is Ecclesiastes 3:12, Ecclesiastes 3:13. Wij moeten er een goed gebruik van maken.

A. Ten voordele van anderen, al het goed, dat er in is, is er goed mee te doen, aan ons gezin, aan onze naburen, aan de armen, aan het publiek, aan zijn burgerlijke en godsdienstige belangen. Waarvoor hebben wij ons bestaan onze geestvermogens en onze bezittingen, waarvoor anders dan om er op de ene of andere wijze ons geslacht mee te dienen? Wij dwalen als wij denken dat wij geboren waren voor onszelf, neen, het is ons werk, onze opdracht goed te doen, daarin ligt het ware genot, en wat aldus besteed wordt is het best opgelegd en zal het meeste voordeel opleveren.

Merk op: het is om goed te doen in dit leven, dat kort en onzeker is, wij hebben slechts een kleine tijd om er goed in te doen, en derhalve is het ons nodig de tijd uit te Lopen. Het is in dit leven, waarin wij in een toestand zijn van op de proef gesteld te worden voor een ander leven. Ieders leven is zijn gelegenheid om datgene te doen, wat hem te stade zal komen in de eeuwigheid.

B. Tot onze eigen vertroosting. Laat ons het goede genieten van onze arbeid, daar dit een gave Gods is, en er aldus God in genieten en Zijn liefde smaken, Hem dank brengen en Hem tot het middelpunt maken van onze blijdschap, eten en drinken tot Zijn eer, en Hem dienen met vrolijkheid en goedheid des harten vanwege de veelheid van alles.

Indien alle dingen in deze wereld zo onzeker zijn, dan is het dwaas van de mensen om thans gierig te sparen ten einde op te garen voor de toekomst, het is beter om goedsmoeds en nuttig te leven op hetgeen wij hebben, en de morgen voor zichzelf te laten zorgen. Genade en wijsheid om dit te doen is de gave van God, en het is een goede gave, die de gaven van Zijn voorzienige milddadigheid kroont.

4. Wij moeten volkomen tevreden zijn met al de beschikkingen van de goddelijke voorzienigheid, beide ten opzichte van onze persoonlijke en van de openbare belangen en aangelegenheden, en er eenswillend mee zijn, omdat God in alles datgene tot stand brengt wat voor ons bestemd en bepaald is, en handelt naar de raad Zijns willens. En hier wordt ons gezegd:

A. Dat die raad niet veranderd kan worden en het daarom onze wijsheid is om van de nood een deugd te maken door ons er aan te onderwerpen. Het moet wezen zoals God wil. Ik weet en ieder die iets weet van God weet het dat al wat God doet in eeuwigheid zal zijn, Ecclesiastes 3:14. Hij is n van zin, en wie zal Hem dan doen afkeren? Zijn maatregelen worden nooit verbroken en nooit behoeft Hij nieuwe te nemen. Wat Hij voorgenomen heeft zal tot stand komen, en geheel de wereld is niet bij machte het te verhinderen. Daarom betaamt het ons te zeggen: "Laat het wezen zoals God wil", want hoe dit ook tegen onze plannen en belangen moge indruisen, Godswil is Zijn wijsheid.

B. Dat die raad niet veranderd behoeft te worden, want er is niets verkeerds in, niets dat verbeterd behoeft te worden. Indien wij het alles tegelijk konden overzien, wij zouden zien dat alles zo volmaakt is, dat er niets aan is toe te doen, want er ontbreekt niets aan, en dat er niets van is af te doen, want er is niets onnodigs in, niets dat gemist kan worden. Gelijk het Woord van God, zo zijn ook de werken van God allen volmaakt in hun soort, en het is verwaand in ons om er aan toe te willen doen of er iets aan te willen verminderen, Deuteronomy 4:2. Het is daarom evenzeer ons belang als onze plicht om onze wil in onderwerping te brengen aan Gods wil.

5. Wij moeten er ons op toeleggen om te beantwoorden aan Gods doel in al de beschikkingen van Zijn voorzienigheid, hetwelk in het algemeen is: ons godsdienstig te maken. God doet alles, opdat de mensen zullen vrezen voor Zijn aangezicht, hen ervan te overtuigen dat er een God boven hen is, die een soevereine heerschappij over hen heeft, tot wiens beschikking zij zijn en in wiens hand hun tijden zijn en alle gebeurtenissen, die hen betreffen, dat zij daarom steeds hun ogen op Hem gericht moeten houden, om Hem te eren en te aanbidden, Hem te erkennen in al hun wegen Hem zorgvuldig in alles te behagen, en bevreesd te zijn om Hem in iets te beledigen. Aldus verandert God Zijn beschikkingen, en is toch onveranderlijk in Zijn raad, niet om ons in verwarring te brengen, en nog veel minder om ons tot wanhoop te brengen, maar om ons onze plicht jegens Hem te leren en ons aan te sporen om hem te doen. Wat God bedoelt in de regering van de wereld is: de godsdienst onder de mensen te steunen en te bevorderen.

6. Welke veranderingen wij in deze wereld ook zien of gewaarworden, wij moeten de onverbreekbare standvastigheid van Gods regering erkennen. De zon gaat op en onder, de maan wast en neemt af, en toch zijn beide waar zij waren, en haar omwentelingen geschieden van de beginne af naar dezelfde methode, naar de ordeningen des hemels, en evenzo is het met de gebeurtenissen van de voorzienigheid, Ecclesiastes 3:15. Hetgeen dat geweest is, dat is nu. God is niet meer onlangs begonnen deze methode te gebruiken, neen, de dingen zijn altijd even veranderlijk en onzeker geweest als zij nu zijn, en zo zullen zij blijven, wat wezen zal, dat is alreeds geweest, en daarom spreken wij niet nadenkend als wij zeggen: "De wereld is stellig nooit zo slecht geweest, als zij nu is", of: "De tijden zullen nooit beter worden," zij kunnen beter worden met ons, en na een tijd om te treuren kan een tijd komen om blij te zijn, maar ook die zal nog onderhevig zijn aan de gewone hoedanigheid, het algemene lot. Gelijk de wereld was, is zij, en zal zij zijn, standvastig in onstandvastigheid, want God zoekt het voorbijgegane, herhaalt wat Hij tevoren gedaan heeft, en handelt niet anders met ons dan Hij met goede mensen placht te handelen, en zal om onzentwil de aarde verlaten worden, en zal een rots verzet worden uit haar plaats. Er is ons geen verandering overkomen, noch heeft er ons een verzoeking door bevangen, dan die aan alle mensen gemeen is. Laat ons in voorspoed niet hoogmoedig of zorgeloos zijn, want God kan een voorbijgegane benauwdheid terugroepen, en haar bevelen ons te grijpen en onze vrolijkheid te bederven, Psalms 30:8. En laat ons evenmin wanhopen in tegenspoed, want God kan de zegeningen en voorrechten van vroeger terugroepen, zoals Hij dat voor Job gedaan heeft. Wij kunnen dit toepassen op onze voorbijgegane daden en ons gedrag onder de veranderingen, die er met ons plaatshadden. God zal rekenschap van ons eisen voor het verleden, en daarom behoren wij, als wij in een nieuwe toestand komen, onszelf te oordelen wegens onze zonden in onze vorige toestand hetzij van voorspoed of van beproeving.

Verzen 11-15

Prediker 3:11-15

Wij hebben gezien welke wisselvalligheid er is in de wereld, en wij moeten niet verwachten dat wij meer vastigheid in de wereld zullen vinden dan anderen erin gevonden hebben. Nu toont hij hier dat de hand Gods in al deze veranderingen is, Hij heeft ieder schepsel datgene voor ons gemaakt wat het voor ons is, en daarom moet ons oog altijd op Hem gericht zijn.

1. Wij moeten ons hetgeen is ten nutte maken en moeten geloven dat het voor het tegenwoordige het beste is, en er ons naar schikken. Hij heeft ieder ding goed gemaakt op zijn tijd, Ecclesiastes 3:11, en daarom moeten wij zolang die tijd duurt er vrede mee hebben, ja wij moeten ons in de schoonheid ervan verlustigen ieder ding is zoals God het gemaakt heeft, het is werkelijk zoals Hij het heeft verordineerd te zijn niet zoals het ons toeschijnt. Wat ons hoogst onaangenaam toeschijnt, is op zijn eigen tijd geheel en al zoals het wezen moet. Koude is even normaal in de winter als warmte in de zomer, en op zijn beurt is de nacht een zwarte schoonheid, zoals de dag op zijn beurt een heldere, schitterende schoonheid is. Er is een verwonderlijke harmonie in de goddelijke voorzienigheid en al haar beschikkingen, zodat de uitkomst ervan, als zij beschouwd wordt in haar strekking en in haar tijd, zeer schoon zal blijken te zijn tot eer van God en tot vertroosting van hen, die op Hem vertrouwen. Wij zien nu nog wel niet de volkomen schoonheid van de voorzienigheid, maar wij zullen haar zien, en het zal een heerlijk gezicht wezen, als de verborgenheid Gods voleindigd zal zijn, dan zal het blijken, dat alles op de beste en meest geschikte tijd gedaan is, en het zal de verwondering van de eeuwigheid zijn, Deuteronomy 32:4.

2. Wij moeten geduldig wachten op de volledige ontdekking van hetgeen ons ingewikkeld en verward toeschijnt, erkennende dat wij het werk dat God gemaakt heeft van het begin tot het einde toe niet kunnen uitvinden, en daarom over niets voor de tijd moeten oordelen. Wij moeten geloven dat God alles goed gemaakt heeft ieder ding is goed gedaan, zoals bij de schepping, zo ook in de voorzienigheid, en wij zullen het zien als het einde komt, maar voor die tijd zijn wij onbevoegd om er over te oordelen. Terwijl het schilderij nog gemaakt wordt, terwijl men nog bezig is het huis te bouwen, zien wij van geen van beide de schoonheid, maar als de kunstenaar er de laatste hand aan gelegd heeft, dan blijkt het alles zeer goed te zijn. Wij zien van Gods werken slechts het midden, wij zien ze niet van de beginne, want dan zouden wij zien hoe verwonderlijk zij beraamd waren in de raad Gods, noch tot het einde ervan, dat het werk kroont, en dan zouden wij zien hoe heerlijk het product is, maar wij moeten wachten totdat de voorhang gescheurd is, en Gods handelingen niet beschuldigen, noch er een oordeel over willen uitspreken. De verborgen dingen zijn niet voor ons.

Deze woorden: Hij heeft de eeuw in hun hart gelegd, worden verschillend verstaan.

a. Sommigen zien er een reden in waarom wij meer van Gods werk kunnen weten dan wij ervan weten, aldus Dr. Pemble, God heeft zich niet zonder getuigenis gelaten van Zijn rechtvaardige, gelijke en schone ordening van de dingen, maar heeft haar gesteld om opgemerkt te worden in het boek van de wereld, en dit heeft Hij in het hart van de mensen gesteld, Hij heeft de mens de begeerte en de macht gegeven om in goede mate de geschiedenis van de natuur te verstaan met de loop van de menselijke zaken, zodat, indien de mensen zich slechts tot een nauwkeurige waarneming van de dingen wilden begeven, zij in de meeste ervan een bewonderenswaardig plan zouden ontdekken. b. Anderen zien er een reden in waarom wij niet zoveel van Gods werken kennen als wij ervan zouden kunnen kennen, aldus bisschop Reynolds. "Wij hebben de eeuw, of de wereld, zozeer in ons hart, zijn zo vervuld van gedachten en zorgen over wereldlijke dingen, dat wij noch de tijd noch de gezindheid hebben om er Gods hand in te zien." De wereld heeft niet slechts bezit gekregen van het hart, maar zij heeft er vooroordelen gevormd tegen de schoonheid van Gods werken.

3. Wij moeten tevreden zijn met ons lot in deze wereld, en blijmoedig berusten in de wil van God over ons, en er ons naar schikken. Er is geen zeker, geen blijvend goed in deze dingen, er wordt ons hier gezegd welk goed erin is Ecclesiastes 3:12, Ecclesiastes 3:13. Wij moeten er een goed gebruik van maken.

A. Ten voordele van anderen, al het goed, dat er in is, is er goed mee te doen, aan ons gezin, aan onze naburen, aan de armen, aan het publiek, aan zijn burgerlijke en godsdienstige belangen. Waarvoor hebben wij ons bestaan onze geestvermogens en onze bezittingen, waarvoor anders dan om er op de ene of andere wijze ons geslacht mee te dienen? Wij dwalen als wij denken dat wij geboren waren voor onszelf, neen, het is ons werk, onze opdracht goed te doen, daarin ligt het ware genot, en wat aldus besteed wordt is het best opgelegd en zal het meeste voordeel opleveren.

Merk op: het is om goed te doen in dit leven, dat kort en onzeker is, wij hebben slechts een kleine tijd om er goed in te doen, en derhalve is het ons nodig de tijd uit te Lopen. Het is in dit leven, waarin wij in een toestand zijn van op de proef gesteld te worden voor een ander leven. Ieders leven is zijn gelegenheid om datgene te doen, wat hem te stade zal komen in de eeuwigheid.

B. Tot onze eigen vertroosting. Laat ons het goede genieten van onze arbeid, daar dit een gave Gods is, en er aldus God in genieten en Zijn liefde smaken, Hem dank brengen en Hem tot het middelpunt maken van onze blijdschap, eten en drinken tot Zijn eer, en Hem dienen met vrolijkheid en goedheid des harten vanwege de veelheid van alles.

Indien alle dingen in deze wereld zo onzeker zijn, dan is het dwaas van de mensen om thans gierig te sparen ten einde op te garen voor de toekomst, het is beter om goedsmoeds en nuttig te leven op hetgeen wij hebben, en de morgen voor zichzelf te laten zorgen. Genade en wijsheid om dit te doen is de gave van God, en het is een goede gave, die de gaven van Zijn voorzienige milddadigheid kroont.

4. Wij moeten volkomen tevreden zijn met al de beschikkingen van de goddelijke voorzienigheid, beide ten opzichte van onze persoonlijke en van de openbare belangen en aangelegenheden, en er eenswillend mee zijn, omdat God in alles datgene tot stand brengt wat voor ons bestemd en bepaald is, en handelt naar de raad Zijns willens. En hier wordt ons gezegd:

A. Dat die raad niet veranderd kan worden en het daarom onze wijsheid is om van de nood een deugd te maken door ons er aan te onderwerpen. Het moet wezen zoals God wil. Ik weet en ieder die iets weet van God weet het dat al wat God doet in eeuwigheid zal zijn, Ecclesiastes 3:14. Hij is n van zin, en wie zal Hem dan doen afkeren? Zijn maatregelen worden nooit verbroken en nooit behoeft Hij nieuwe te nemen. Wat Hij voorgenomen heeft zal tot stand komen, en geheel de wereld is niet bij machte het te verhinderen. Daarom betaamt het ons te zeggen: "Laat het wezen zoals God wil", want hoe dit ook tegen onze plannen en belangen moge indruisen, Godswil is Zijn wijsheid.

B. Dat die raad niet veranderd behoeft te worden, want er is niets verkeerds in, niets dat verbeterd behoeft te worden. Indien wij het alles tegelijk konden overzien, wij zouden zien dat alles zo volmaakt is, dat er niets aan is toe te doen, want er ontbreekt niets aan, en dat er niets van is af te doen, want er is niets onnodigs in, niets dat gemist kan worden. Gelijk het Woord van God, zo zijn ook de werken van God allen volmaakt in hun soort, en het is verwaand in ons om er aan toe te willen doen of er iets aan te willen verminderen, Deuteronomy 4:2. Het is daarom evenzeer ons belang als onze plicht om onze wil in onderwerping te brengen aan Gods wil.

5. Wij moeten er ons op toeleggen om te beantwoorden aan Gods doel in al de beschikkingen van Zijn voorzienigheid, hetwelk in het algemeen is: ons godsdienstig te maken. God doet alles, opdat de mensen zullen vrezen voor Zijn aangezicht, hen ervan te overtuigen dat er een God boven hen is, die een soevereine heerschappij over hen heeft, tot wiens beschikking zij zijn en in wiens hand hun tijden zijn en alle gebeurtenissen, die hen betreffen, dat zij daarom steeds hun ogen op Hem gericht moeten houden, om Hem te eren en te aanbidden, Hem te erkennen in al hun wegen Hem zorgvuldig in alles te behagen, en bevreesd te zijn om Hem in iets te beledigen. Aldus verandert God Zijn beschikkingen, en is toch onveranderlijk in Zijn raad, niet om ons in verwarring te brengen, en nog veel minder om ons tot wanhoop te brengen, maar om ons onze plicht jegens Hem te leren en ons aan te sporen om hem te doen. Wat God bedoelt in de regering van de wereld is: de godsdienst onder de mensen te steunen en te bevorderen.

6. Welke veranderingen wij in deze wereld ook zien of gewaarworden, wij moeten de onverbreekbare standvastigheid van Gods regering erkennen. De zon gaat op en onder, de maan wast en neemt af, en toch zijn beide waar zij waren, en haar omwentelingen geschieden van de beginne af naar dezelfde methode, naar de ordeningen des hemels, en evenzo is het met de gebeurtenissen van de voorzienigheid, Ecclesiastes 3:15. Hetgeen dat geweest is, dat is nu. God is niet meer onlangs begonnen deze methode te gebruiken, neen, de dingen zijn altijd even veranderlijk en onzeker geweest als zij nu zijn, en zo zullen zij blijven, wat wezen zal, dat is alreeds geweest, en daarom spreken wij niet nadenkend als wij zeggen: "De wereld is stellig nooit zo slecht geweest, als zij nu is", of: "De tijden zullen nooit beter worden," zij kunnen beter worden met ons, en na een tijd om te treuren kan een tijd komen om blij te zijn, maar ook die zal nog onderhevig zijn aan de gewone hoedanigheid, het algemene lot. Gelijk de wereld was, is zij, en zal zij zijn, standvastig in onstandvastigheid, want God zoekt het voorbijgegane, herhaalt wat Hij tevoren gedaan heeft, en handelt niet anders met ons dan Hij met goede mensen placht te handelen, en zal om onzentwil de aarde verlaten worden, en zal een rots verzet worden uit haar plaats. Er is ons geen verandering overkomen, noch heeft er ons een verzoeking door bevangen, dan die aan alle mensen gemeen is. Laat ons in voorspoed niet hoogmoedig of zorgeloos zijn, want God kan een voorbijgegane benauwdheid terugroepen, en haar bevelen ons te grijpen en onze vrolijkheid te bederven, Psalms 30:8. En laat ons evenmin wanhopen in tegenspoed, want God kan de zegeningen en voorrechten van vroeger terugroepen, zoals Hij dat voor Job gedaan heeft. Wij kunnen dit toepassen op onze voorbijgegane daden en ons gedrag onder de veranderingen, die er met ons plaatshadden. God zal rekenschap van ons eisen voor het verleden, en daarom behoren wij, als wij in een nieuwe toestand komen, onszelf te oordelen wegens onze zonden in onze vorige toestand hetzij van voorspoed of van beproeving.

Bibliografische Informatie
Henry, Matthew. "Commentaar op Ecclesiastes 3". "Bijbelverkaring van Matthew Henry". https://www.studylight.org/commentaries/dut/mhm/ecclesiastes-3.html. 1706.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile