Lectionary Calendar
Monday, December 23rd, 2024
the Fourth Week of Advent
Attention!
Take your personal ministry to the Next Level by helping StudyLight build churches and supporting pastors in Uganda.
Click here to join the effort!

Bible Commentaries
Prediker 3

Dächsel BijbelverklaringDächsel Bijbelverklaring

Search for…
Enter query below:

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, PREDIKER 3

Ecclesiastes 3:1.

GODS VOORZIENIGHEID LEERT NU, DAT DE HEIDENSE ZORG VOOR DE VOEDING IJDEL IS.

B. In de tweede rede, in Ecclesiastes 3:1-5 vervat, beschouwt de Prediker het enige levensgeluk des mensen, namelijk de dankbare vreugde over Gods gaven, uitvoeriger, en hij leert, dat dit goed wel is waar niet gemakkelijk te verkrijgen is, omdat de in menigerlei opzicht afwisselende omstandigheden in het menselijk leven, en de vaak ongunstige levensbetrekkingen in den weg staan, dat men er evenwel toch met oprechte vroomheid, gerechtigheid en een goed vertrouwen op God naar streven moet.

I. Ecclesiastes 3:1-Ecclesiastes 3:22. De Prediker had aan het slot van het vorige Hoofdstuk gezegd, dat ook het vrolijke genot van de goederen des levens niet in de macht van den mens is, maar alleen van Gods genade afhangt. Dezen groten steen des aanstoots, die de aanbeveling van het blijmoedig levensgenot geheel vruchteloos zou kunnen maken, neemt hij thans weg, om den mens, niettegenstaande zijne gehele afhankelijkheid van tijdsomstandigheden, d.i. van het Goddelijk welbehagen tot de vreugde in het leven en het onschuldig genot van hetzelve te voeren. Hij schildert daarom vooreerst de gehele afhankelijkheid van het menselijk doen en lijden nog eenmaal zeer uitvoerig, Ecclesiastes 3:1-Ecclesiastes 3:8, en voegt er bij, Ecclesiastes 3:9-Ecclesiastes 3:11, dat den mens dit gegeven is, omdat God wel is waar alles op volkomene wijze bestuurt en regelt, maar dat de mens in zijne onmacht de oneindige wijsheid en alwetendheid niet genoegzaam erkent. Maar alle aardse geluk is, volgens den Prediker, op zich zelf reeds beperkt en onvolkomen, omdat het door de onveranderlijke raadsbesluiten Gods, die bij den mens voordurend de vreze levend moeten houden, bepaald wordt, en omdat Gods gerechtigheid dikwijls door de ongerechtigheid der menselijke gerichten voor den mens in het duister gehuld wordt, zodat hij de daden dier goddelijke gerechtigheid, namelijk het wreken van het kwade en het belonen van het goede niet onderscheiden kan. -Aldus kan het Hoofdstuk het best in twee delen verdeeld worden: Ecclesiastes 3:1-Ecclesiastes 3:11; Ecclesiastes 3:12-Ecclesiastes 3:22.

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, PREDIKER 3

Ecclesiastes 3:1.

GODS VOORZIENIGHEID LEERT NU, DAT DE HEIDENSE ZORG VOOR DE VOEDING IJDEL IS.

B. In de tweede rede, in Ecclesiastes 3:1-5 vervat, beschouwt de Prediker het enige levensgeluk des mensen, namelijk de dankbare vreugde over Gods gaven, uitvoeriger, en hij leert, dat dit goed wel is waar niet gemakkelijk te verkrijgen is, omdat de in menigerlei opzicht afwisselende omstandigheden in het menselijk leven, en de vaak ongunstige levensbetrekkingen in den weg staan, dat men er evenwel toch met oprechte vroomheid, gerechtigheid en een goed vertrouwen op God naar streven moet.

I. Ecclesiastes 3:1-Ecclesiastes 3:22. De Prediker had aan het slot van het vorige Hoofdstuk gezegd, dat ook het vrolijke genot van de goederen des levens niet in de macht van den mens is, maar alleen van Gods genade afhangt. Dezen groten steen des aanstoots, die de aanbeveling van het blijmoedig levensgenot geheel vruchteloos zou kunnen maken, neemt hij thans weg, om den mens, niettegenstaande zijne gehele afhankelijkheid van tijdsomstandigheden, d.i. van het Goddelijk welbehagen tot de vreugde in het leven en het onschuldig genot van hetzelve te voeren. Hij schildert daarom vooreerst de gehele afhankelijkheid van het menselijk doen en lijden nog eenmaal zeer uitvoerig, Ecclesiastes 3:1-Ecclesiastes 3:8, en voegt er bij, Ecclesiastes 3:9-Ecclesiastes 3:11, dat den mens dit gegeven is, omdat God wel is waar alles op volkomene wijze bestuurt en regelt, maar dat de mens in zijne onmacht de oneindige wijsheid en alwetendheid niet genoegzaam erkent. Maar alle aardse geluk is, volgens den Prediker, op zich zelf reeds beperkt en onvolkomen, omdat het door de onveranderlijke raadsbesluiten Gods, die bij den mens voordurend de vreze levend moeten houden, bepaald wordt, en omdat Gods gerechtigheid dikwijls door de ongerechtigheid der menselijke gerichten voor den mens in het duister gehuld wordt, zodat hij de daden dier goddelijke gerechtigheid, namelijk het wreken van het kwade en het belonen van het goede niet onderscheiden kan. -Aldus kan het Hoofdstuk het best in twee delen verdeeld worden: Ecclesiastes 3:1-Ecclesiastes 3:11; Ecclesiastes 3:12-Ecclesiastes 3:22.

Vers 1

1. Alles heeft enen door God onveranderlijk bestemden tijd, en zelfs alle voornemen des mensen onder den hemel heeft zijnen van `s mensen invloed onafhankelijken tijd.

Alles heeft zijnen tijd, niet zulk enen, die op een blind toeval rust- dat zou een slechte troost zijn, maar die verordend is door enen God, die barmhartig en genadig en groot van goedertierenheid is, die ook in Zijnen toorn niet vergeet genadig te zijn en nog gedachten des vredes heeft over Zijn in druk verkwijnend volk; die het wel is waar tuchtigt, maar niet ter dood toe overgeeft. Gaat het slecht, zo behoeft men slechts den bestemden tijd af te wachten, want aan het einde moeten zich toch alle dingen voor Gods volk ten beste keren..

Uit hetgeen voorafgaat zou men misschien het besluit kunnen trekken, dat dewijl alles ijdel is onder de zon, de wereld slechts een dorre, woeste mengelklomp is; hier wordt integendeel geleerd, dat door God alles goed en schoon geschapen en geordend is. Wanneer dus van de nu volgende voornemens onder den hemel (de ondernemingen der mensen), de meesten wel is waar, van den vrijen wil des mensen uitgaan, zo kan ook dit in Gods ordening gene verandering brengen; terwijl datgene, wat de mens tracht te bereiken, ten laatste voor hem altijd ijdelheid blijkt te zijn, ontstaat daaruit voor de Goddelijke wereldordening slechts iets schoons en goeds..

Vers 1

1. Alles heeft enen door God onveranderlijk bestemden tijd, en zelfs alle voornemen des mensen onder den hemel heeft zijnen van `s mensen invloed onafhankelijken tijd.

Alles heeft zijnen tijd, niet zulk enen, die op een blind toeval rust- dat zou een slechte troost zijn, maar die verordend is door enen God, die barmhartig en genadig en groot van goedertierenheid is, die ook in Zijnen toorn niet vergeet genadig te zijn en nog gedachten des vredes heeft over Zijn in druk verkwijnend volk; die het wel is waar tuchtigt, maar niet ter dood toe overgeeft. Gaat het slecht, zo behoeft men slechts den bestemden tijd af te wachten, want aan het einde moeten zich toch alle dingen voor Gods volk ten beste keren..

Uit hetgeen voorafgaat zou men misschien het besluit kunnen trekken, dat dewijl alles ijdel is onder de zon, de wereld slechts een dorre, woeste mengelklomp is; hier wordt integendeel geleerd, dat door God alles goed en schoon geschapen en geordend is. Wanneer dus van de nu volgende voornemens onder den hemel (de ondernemingen der mensen), de meesten wel is waar, van den vrijen wil des mensen uitgaan, zo kan ook dit in Gods ordening gene verandering brengen; terwijl datgene, wat de mens tracht te bereiken, ten laatste voor hem altijd ijdelheid blijkt te zijn, ontstaat daaruit voor de Goddelijke wereldordening slechts iets schoons en goeds..

Bibliografische Informatie
Dächsel, Karl August. "Commentaar op Ecclesiastes 3". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/commentaries/dut/dac/ecclesiastes-3.html. 1862-80.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile