Lectionary Calendar
Friday, November 22nd, 2024
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
advertisement
advertisement
advertisement
Attention!
Tired of seeing ads while studying? Now you can enjoy an "Ads Free" version of the site for as little as 10¢ a day and support a great cause!
Click here to learn more!
Click here to learn more!
Bible Commentaries
Bijbelverkaring van Matthew Henry Henry's compleet
Auteursrechtverklaring
Deze bestanden zijn publiek domein en zijn een afgeleide van een elektronische editie die beschikbaar is op de website Bible Support.
Deze bestanden zijn publiek domein en zijn een afgeleide van een elektronische editie die beschikbaar is op de website Bible Support.
Bibliografische Informatie
Henry, Matthew. "Commentaar op 2 Timothy 1". "Bijbelverkaring van Matthew Henry". https://www.studylight.org/commentaries/dut/mhm/2-timothy-1.html. 1706.
Henry, Matthew. "Commentaar op 2 Timothy 1". "Bijbelverkaring van Matthew Henry". https://www.studylight.org/
Whole Bible (3)
Inleiding
Bijbelverkaring van Matthew Henry, 2 TIMOTHES 1DE TWEEDE BRIEF AAN TIMOTHEUS
EEN VERKLARING MET PRAKTISCHE OPMERKINGEN VAN DEN TWEEDEN BRIEF VAN DEN APOSTEL PAULUS AAN TIMOTHEUS.
De apostel Paulus schreef den tweeden brief aan Timotheus te Rome, waar hij toen gevangen en in levensgevaar was; zoals blijkt uit zijne woorden: Want ik word nu als een drankoffer geofferd en de tijd mijner ontbinding is aanstaande, 4:6. Het schijnt dat, naar zijn eigen overtuiging, de tijd van zijn verlaten van deze wereld aanstaande was, voornamelijk om de woede en kwaadaardigheid zijner vijanden, en dat hij voor keizer Nero gebracht was, hetgeen hij noemt: zijn eerste verantwoording, waarin niemand bij hem geweest was, maar zij hem allen hadden verlaten, 4:16. En algemeen wordt aangenomen, dat dit de laatste brief was, dien hij schreef. Het is onbekend waar Timotheus zich toen bevond. Het doel van deze brief is min of meer verschillend van dat van den vorigen; niet zozeer met betrekking tot zijn dienst als evangelist, als tot zijn persoonlijk gedrag. Na de inleiding, 2 Timothy 1:1, 2 Timothy 1:2, hebben wij hier
I. Paulus oprechte liefde voor Timotheus, 2 Timothy 1:3,
II. Verscheidene waarschuwingen hem gegeven, 2 Timothy 1:6,
III. Hij spreekt over Fygellus en Hermogenes, en anderen, en daarna over Onesiphorus, 2 Timothy 1:15.
Inleiding
Bijbelverkaring van Matthew Henry, 2 TIMOTHES 1DE TWEEDE BRIEF AAN TIMOTHEUS
EEN VERKLARING MET PRAKTISCHE OPMERKINGEN VAN DEN TWEEDEN BRIEF VAN DEN APOSTEL PAULUS AAN TIMOTHEUS.
De apostel Paulus schreef den tweeden brief aan Timotheus te Rome, waar hij toen gevangen en in levensgevaar was; zoals blijkt uit zijne woorden: Want ik word nu als een drankoffer geofferd en de tijd mijner ontbinding is aanstaande, 4:6. Het schijnt dat, naar zijn eigen overtuiging, de tijd van zijn verlaten van deze wereld aanstaande was, voornamelijk om de woede en kwaadaardigheid zijner vijanden, en dat hij voor keizer Nero gebracht was, hetgeen hij noemt: zijn eerste verantwoording, waarin niemand bij hem geweest was, maar zij hem allen hadden verlaten, 4:16. En algemeen wordt aangenomen, dat dit de laatste brief was, dien hij schreef. Het is onbekend waar Timotheus zich toen bevond. Het doel van deze brief is min of meer verschillend van dat van den vorigen; niet zozeer met betrekking tot zijn dienst als evangelist, als tot zijn persoonlijk gedrag. Na de inleiding, 2 Timothy 1:1, 2 Timothy 1:2, hebben wij hier
I. Paulus oprechte liefde voor Timotheus, 2 Timothy 1:3,
II. Verscheidene waarschuwingen hem gegeven, 2 Timothy 1:6,
III. Hij spreekt over Fygellus en Hermogenes, en anderen, en daarna over Onesiphorus, 2 Timothy 1:15.
Verzen 1-5
2 Timotheus 1:1-5Hier vinden wij:
I. Het opschrift van den brief. Paulus noemt zich een apostel van Jezus Christus door den wil van God, geheel door het welbehagen Gods en Zijne genade, welke hij zich zelven onwaardig belijdt te zijn. Naar de belofte des levens, dat in Christus Jezus is, of naar het Evangelie. Het Evangelie is de belofte des levens in Christus Jezus, het leven is het doel en Christus is de weg, John 14:6. Het leven is in de belofte gelegd, en beide zijn verzekerd in Christus Jezus, de getrouwe getuige, want al de beloften Gods in Christus Jezus zijn ja en amen, 2 Corinthians 1:20. Hij noemt Timotheus zijn geliefden zoon. Paulus gevoelde de tederste liefde voor hem, zowel omdat hij het middel voor zijne bekering geweest was, als omdat hij gelijk een zoon zijn vader met hem gediend had in het Evangelie.
1. Paulus was een apostel van Jezus Christus, door den wil van God, want hij had het Evangelie niet ontvangen van een mens, en was er niet in onderwezen, maar hij had het door openbaring van Jezus Christus, Galatians 1:12, zodat zijn zending als apostel niet was door den wil van een mens, maar van God. In den vorigen brief had hij gezegd: naar het bevel van God, onzen Zaligmaker, en hier zegt hij: door den wil van God. God riep hem om apostel te zijn.
2. Wij hebben de belofte des levens, God zij er voor gezegend: In de hoop des eeuwigen levens, welke God, die niet liegen kan, beloofd heeft voor de tijden der wereld, Titus 1:2. Het is de belofte om er de vrijheid en de zekerheid van te ontdekken.
3. Deze, zowel als alle andere beloften, zijn in en door Jezus Christus, zij ontspringen alle uit de barmhartigheid Gods in Christus, en zij zijn zeker, zodat wij er veilig op kunnen vertrouwen.
4. De genade, barmhartigheid en vrede, welke zelfs Paulus' geliefde zoon Timotheus nodig had, komen van God den Vader en onzen Heere Jezus Christus, en daarom is de een zowel als de ander de gever van deze zegeningen en behoren beiden er om aangeroepen te worden.
5. De besten behoeven deze zegeningen, en zij zijn de beste, die wij voor onze teergeliefde vrienden vragen kunnen, dat zij genade mogen ontvangen om hen te helpen in tijd van nood, en barmhartigheid om hun gebreken te vergeven, en zo vrede mogen hebben met God den Vader en met onzen Heere Jezus Christus.
II. Paulus' dankzegging aan God voor Timotheus' geloof en heiligheid, hij dankt God wanneer hij Timotheus gedenkt in zijne gebeden. Wat wij ook goeds doen en welken goeden dienst wij onzen vrienden ook mogen bewijzen, God moet er de heerlijkheid van hebben en wij moeten er Hem voor danken. Hij is het, die het ons in het hart geeft om onzen vrienden in onze gebeden te gedenken. Paulus was veel in het gebed, hij bad dag en nacht, in al zijn gebeden gedacht hij zijn vrienden, voornamelijk bad hij voor goede dienaren, hij bad voor Timotheus, en was zijner gedachtig in zijne gebeden nacht en dag, hij deed dat zonder ophouden, bidden was zijn voortdurende bezigheid, en nooit vergat hij zijn vrienden in zijne gebeden, gelijk wij dikwijls doen. Paulus diende God van zijne voorvaderen af in een rein geweten. Het was een troost voor hem, dat hij geboren was in Gods huis, en het zaad was van mensen, die God dienden, evenals dat hij Hem gediend had met een rein geweten, overeenkomstig het licht dat hij had, hij had zijn geweten onergerlijk bewaard en maakte het tot zijn dagelijkse oefening om dat te doen, Acts 24:16. Hij was zeer begerig om Timotheus te zien, uit liefde voor hem, opdat hij met hem mocht omgaan, hij gedacht aan zijne tranen bij hun laatste afscheid. Timotheus was bedroefd toen hij Paulus moest verlaten, hij weende bij het afscheid, en daarom begeerde Paulus hem weer te zien, aangezien hij had bemerkt hoeveel liefde hij voor hem had. Hij dankte er God voor dat Timotheus de godsvrucht zijner voorouderen behield, 2 Timothy 1:5. De godsdienst werd Timotheus overgebracht van moeders zijde, hij had een goede moeder en een goede grootmoeder, zij geloofden, maar zijn vader geloofde niet, Acts 26:1. Het is heerlijk wanneer kinderen het geloof en de heiligheid van hun godvrezende ouders navolgen en in hun voetstappen wandelen, 3 John 1:4.
Hetwelk eerst gewoond heeft in uwe grootmoeder Loïs en in uwe moeder Eunice, en ik ben verzekerd dat het ook in u woont. Paulus had zeer liefderijke gedachten over zijne vrienden, en was altijd geneigd het beste omtrent hen te hopen, en inderdaad had hij veel reden om van Timotheus alles goeds te denken, want hij had niemand, die alzo gezind was, Philippians 2:20. Merk hier op:
1. Wij moeten, als Paulus, God dienen met een rein geweten, dat deed hij en dat deden zijn vrome voorvaderen, dat is toegaan met een waarachtig hart, in volle verzekerdheid des geloofs, de harten gereinigd zijnde van het kwaad geweten, Hebrews 10:22.
2. In onze gebeden moeten wij zonder ophouden onze vrienden gedenken, voornamelijk de getrouwe dienaren van Christus. Paulus herdacht zijn geliefden zoon Timotheus in zijne gebeden nacht en dag.
3. Het geloof, dat in ware gelovigen woont, is ongeveinsd, het is zonder huichelarij, het is een geloof, dat de proef doorstaan kan en dat in hen woont als een levend beginsel. Dat was de oorzaak van Paulus' dankzegging, dat Timotheus het geloof gezien had in zijne moeder Eunice en zijne grootmoeder Loïs, en het moet ons een reden van dank zijn wanneer wij iets dergelijks zien, wij moeten ons verheugen altijd als wij de genade Gods zien. Dat deed Barnabas, Acts 11:23, Acts 11:24. Ik ben grotelijks verblijd wanneer ik zie, dat uwe kinderen in de waarheid wandelen, 2 John 1:4.
Verzen 1-5
2 Timotheus 1:1-5Hier vinden wij:
I. Het opschrift van den brief. Paulus noemt zich een apostel van Jezus Christus door den wil van God, geheel door het welbehagen Gods en Zijne genade, welke hij zich zelven onwaardig belijdt te zijn. Naar de belofte des levens, dat in Christus Jezus is, of naar het Evangelie. Het Evangelie is de belofte des levens in Christus Jezus, het leven is het doel en Christus is de weg, John 14:6. Het leven is in de belofte gelegd, en beide zijn verzekerd in Christus Jezus, de getrouwe getuige, want al de beloften Gods in Christus Jezus zijn ja en amen, 2 Corinthians 1:20. Hij noemt Timotheus zijn geliefden zoon. Paulus gevoelde de tederste liefde voor hem, zowel omdat hij het middel voor zijne bekering geweest was, als omdat hij gelijk een zoon zijn vader met hem gediend had in het Evangelie.
1. Paulus was een apostel van Jezus Christus, door den wil van God, want hij had het Evangelie niet ontvangen van een mens, en was er niet in onderwezen, maar hij had het door openbaring van Jezus Christus, Galatians 1:12, zodat zijn zending als apostel niet was door den wil van een mens, maar van God. In den vorigen brief had hij gezegd: naar het bevel van God, onzen Zaligmaker, en hier zegt hij: door den wil van God. God riep hem om apostel te zijn.
2. Wij hebben de belofte des levens, God zij er voor gezegend: In de hoop des eeuwigen levens, welke God, die niet liegen kan, beloofd heeft voor de tijden der wereld, Titus 1:2. Het is de belofte om er de vrijheid en de zekerheid van te ontdekken.
3. Deze, zowel als alle andere beloften, zijn in en door Jezus Christus, zij ontspringen alle uit de barmhartigheid Gods in Christus, en zij zijn zeker, zodat wij er veilig op kunnen vertrouwen.
4. De genade, barmhartigheid en vrede, welke zelfs Paulus' geliefde zoon Timotheus nodig had, komen van God den Vader en onzen Heere Jezus Christus, en daarom is de een zowel als de ander de gever van deze zegeningen en behoren beiden er om aangeroepen te worden.
5. De besten behoeven deze zegeningen, en zij zijn de beste, die wij voor onze teergeliefde vrienden vragen kunnen, dat zij genade mogen ontvangen om hen te helpen in tijd van nood, en barmhartigheid om hun gebreken te vergeven, en zo vrede mogen hebben met God den Vader en met onzen Heere Jezus Christus.
II. Paulus' dankzegging aan God voor Timotheus' geloof en heiligheid, hij dankt God wanneer hij Timotheus gedenkt in zijne gebeden. Wat wij ook goeds doen en welken goeden dienst wij onzen vrienden ook mogen bewijzen, God moet er de heerlijkheid van hebben en wij moeten er Hem voor danken. Hij is het, die het ons in het hart geeft om onzen vrienden in onze gebeden te gedenken. Paulus was veel in het gebed, hij bad dag en nacht, in al zijn gebeden gedacht hij zijn vrienden, voornamelijk bad hij voor goede dienaren, hij bad voor Timotheus, en was zijner gedachtig in zijne gebeden nacht en dag, hij deed dat zonder ophouden, bidden was zijn voortdurende bezigheid, en nooit vergat hij zijn vrienden in zijne gebeden, gelijk wij dikwijls doen. Paulus diende God van zijne voorvaderen af in een rein geweten. Het was een troost voor hem, dat hij geboren was in Gods huis, en het zaad was van mensen, die God dienden, evenals dat hij Hem gediend had met een rein geweten, overeenkomstig het licht dat hij had, hij had zijn geweten onergerlijk bewaard en maakte het tot zijn dagelijkse oefening om dat te doen, Acts 24:16. Hij was zeer begerig om Timotheus te zien, uit liefde voor hem, opdat hij met hem mocht omgaan, hij gedacht aan zijne tranen bij hun laatste afscheid. Timotheus was bedroefd toen hij Paulus moest verlaten, hij weende bij het afscheid, en daarom begeerde Paulus hem weer te zien, aangezien hij had bemerkt hoeveel liefde hij voor hem had. Hij dankte er God voor dat Timotheus de godsvrucht zijner voorouderen behield, 2 Timothy 1:5. De godsdienst werd Timotheus overgebracht van moeders zijde, hij had een goede moeder en een goede grootmoeder, zij geloofden, maar zijn vader geloofde niet, Acts 26:1. Het is heerlijk wanneer kinderen het geloof en de heiligheid van hun godvrezende ouders navolgen en in hun voetstappen wandelen, 3 John 1:4.
Hetwelk eerst gewoond heeft in uwe grootmoeder Loïs en in uwe moeder Eunice, en ik ben verzekerd dat het ook in u woont. Paulus had zeer liefderijke gedachten over zijne vrienden, en was altijd geneigd het beste omtrent hen te hopen, en inderdaad had hij veel reden om van Timotheus alles goeds te denken, want hij had niemand, die alzo gezind was, Philippians 2:20. Merk hier op:
1. Wij moeten, als Paulus, God dienen met een rein geweten, dat deed hij en dat deden zijn vrome voorvaderen, dat is toegaan met een waarachtig hart, in volle verzekerdheid des geloofs, de harten gereinigd zijnde van het kwaad geweten, Hebrews 10:22.
2. In onze gebeden moeten wij zonder ophouden onze vrienden gedenken, voornamelijk de getrouwe dienaren van Christus. Paulus herdacht zijn geliefden zoon Timotheus in zijne gebeden nacht en dag.
3. Het geloof, dat in ware gelovigen woont, is ongeveinsd, het is zonder huichelarij, het is een geloof, dat de proef doorstaan kan en dat in hen woont als een levend beginsel. Dat was de oorzaak van Paulus' dankzegging, dat Timotheus het geloof gezien had in zijne moeder Eunice en zijne grootmoeder Loïs, en het moet ons een reden van dank zijn wanneer wij iets dergelijks zien, wij moeten ons verheugen altijd als wij de genade Gods zien. Dat deed Barnabas, Acts 11:23, Acts 11:24. Ik ben grotelijks verblijd wanneer ik zie, dat uwe kinderen in de waarheid wandelen, 2 John 1:4.
Verzen 6-14
2 Timotheus 1:6-14Hier is ene vermaning en opwekking voor Timotheus tot zijn plicht, 2 Timothy 1:6. Ik maak u indachtig. De beste mensen hebben nodig indachtig gemaakt te worden, wat wij weten moet ons herinnerd worden, 2 Peter 3:1. Ik schrijf u, opdat ik door vermaning uw oprecht gemoed opwek.
I. Hij vermaant hem: dat gij opwekt de gave Gods, die in u is. Oprakelen gelijk het vuur uit de as. Het wordt bedoeld van alle genadegaven, die God hem geschonken had, om hem tot het werk van een evangelist te bekwamen, de gaven van den Heiligen Geest, de buitengewone gaven, die hem geschonken waren door de oplegging van des apostels handen. Deze moest hij opwekken, hij moest ze oefenen en zo doen toenemen, gaven gebruiken en gaven verkrijgen. Hem die heeft dien zal gegeven worden, Matthew 25:29. Hij moest alle gelegenheden aangrijpen om die gaven te gebruiken en ze daardoor opwekken, dat is de beste wijze om ze te doen toenemen. Hetzij de gave Gods in Timotheus gewoon of buitengewoon was (ik ben geneigd het laatste te denken) hij moest haar opwekken, anders zou ze verkwijnen. Die gave was in hem door oplegging van de handen des apostels, hetgeen naar mijne mening onderscheiden was van zijne ordening, want die was geschied door oplegging van de handen des ouderlingschaps, 1 Timothy 4:14. Het is waarschijnlijk, dat Timotheus den Heiligen Geest in Zijn onderscheidene gaven en genaden ontvangen had door oplegging van de handen der apostelen (want ik geloof dat niemand dan de apostelen de macht had den Heiligen Geest te geven) en dat hij daarna, zo rijkelijk voor het werk der bediening toegerust, geordend was door de ouderlingen. Merk hier op:
1. De grote hinderpaal van nuttigheid en toeneming van onze gaven is slaafse vrees. Paulus waarschuwt Timotheus daartegen: God heeft ons niet gegeven een geest der vreesachtigheid, 2 Timothy 1:7. Het was door lage vrees, dat de boze dienstknecht zijn talent begroef en er geen gebruik van maakte, Matthew 25:25. God heeft ons daarom tegen de vrees gewapend, door dikwijls tot ons te zeggen: Vreest niet! Vreest niet voor het aangezicht van mensen, vreest niet voor de moeilijkheden, die gij op uw weg van plicht ontmoeten zult. God heeft ons verlost van den geest der vrees, en ons gegeven den geest der kracht, der liefde en der gematigdheid. De geest van kracht, of van moed en vastberadenheid bij het ontmoeten van moeiten en gevaren, den geest van liefde tot God, die ons helpt door den tegenstand heen, zoals Jakob geen bezwaar zag in den langen harden dienst om Rachels wil, de geest van liefde tot God zal ons verheffen boven de vrees voor mensen en voor alle kwaad, dat de mensen ons kunnen aandoen, en de geest der gematigdheid, of van een gezonde zielsrust des gemoeds, vreedzame vreugde inwendig, want wij worden dikwijls ontmoedigd in onzen weg en arbeid door spoken van onze eigen verbeelding en voorstelling, die door een kalme, degelijke, bedachtzame geestesgesteldheid gemakkelijk zouden overwonnen en verjaagd worden. 2 De geest, dien God den dienaren geeft, is niet vreesachtig, maar moedig, hij is een geest van kracht, want zij spreken in naam van Hem, die alle macht heeft in hemel en op aarde, hij is een geest der liefde, want de liefde tot God en tot de zielen der mensen bezielt de dienaren tot hun werk, en hij is een geest der gematigdheid, want zij spreken woorden van waarheid en eenvoud.
II. Hij vermaant hem op moeilijkheden te rekenen en zich daarvoor bereid te houden.
Schaam u dan niet der getuigenis onzes Heeren, noch mijns, die Zijn gevangene ben Schaam u dus niet voor het Evangelie of voor het getuigenis, dat gij er van afleggen moet. 1. Het Evangelie van Christus is iets, dat ons geen reden geeft om ons te schamen. Wij behoren ons ook niet te schamen voor hen, die ter wille van het Evangelie lijden. Timotheus moest zich niet schamen voor den goeden, ouden Paulus, ofschoon hij nu in banden was. Gelijk hij voor zich zelven niet bevreesd moest zijn om te lijden, zo moet hij niet bevreesd zijn om hen te erkennen die voor de zaak van Christus leden.
A. Het Evangelie is de getuigenis onzes Heeren, daardoor en daarin getuigt Hij van zich zelven, en door onze toestemming en belijdenis getuigen wij van en voor Hem.
B. Paulus was de gevangene des Heeren, Zijn gevangene, Ephesians 4:1. Om zijnentwil was hij met een keten gebonden.
C. Wij hebben geen reden om ons te schamen voor de getuigenis onzes Heeren of voor Zijne gevangenen, indien wij hier voor een van beiden beschaamd zijn, zal Christus hiernamaals zich voor ons schamen. Maar lijd verdrukkingen met het Evangelie, naar de kracht Gods, dat is: verwacht verdrukkingen ter wille van het Evangelie, bereid er u op voor, reken er op, wees gewillig om uw aandeel te aanvaarden in het lijden der heiligen in deze wereld.
Lijd verdrukkingen met het Evangelie, of, gelijk men ook kan lezen: Deel in de verdrukkingen van het Evangelie, heb niet alleen gemeenschap met hen, die er voor lijden, maar wees bereid om gelijk zij en met hen te lijden. Indien te eniger tijd het Evangelie in verdrukking komt, dan moet hij, die hoopt door dat Evangelie te leven en zalig te worden, bereid zijn om die verdrukking mede te ondergaan. Merk hier op:
a. Alleen dan zullen wij instaat zijn die onderdrukkingen te dragen, wanneer wij kracht en moed daarvoor putten uit God, die ze ons te dragen geeft. Lijd verdrukkingen met het Evangelie, naar de kracht Gods.
b. Alle Christenen, maar vooral de dienaren, moeten verdrukkingen en vervolgingen ter wille van het Evangelie verwachten.
c. Deze zullen geëvenredigd zijn aan de kracht Gods, die ons gegeven wordt, 1 Corinthians 10:13.
2. De vermelding van God en het Evangelie doet hem spreken van de grote dingen, die God voor ons door het Evangelie gedaan heeft, 2 Timothy 1:9, 2 Timothy 1:10. Om hem in het lijden aan te moedigen, geeft hij twee beschouwingen.
A. De aard van dat Evangelie, waarvoor te lijden hij geroepen wordt, en de heerlijke en genadige bedoelingen en gevolgen die het heeft. Het was de gewoonte van Paulus, om wanneer hij Christus en diens Evangelie noemde, op dat onderwerp in te gaan en er over uit te weiden, zo vervuld was hij met hetgeen al onze zaligheid is en al onze begeerte behoorde te zijn. Merk hier op:
a. Het Evangelie bedoelt onze zaligmaking.
Hij heeft ons zalig gemaakt, en wij moeten niet veel denken aan het lijden om datgene, waardoor wij hopen zalig te worden. Hij heeft begonnen ons zalig te maken en zal het te zijner tijd voltooien, want God roept de dingen, die niet zijn en die nog niet voltooid zijn, alsof zij waren, Romans 4:17 en daarom staat hier: Hij heeft ons zalig gemaakt.
b. Het bedoelt onze heiligmaking: En geroepen met een heilige roeping, ons tot heiligheid geroepen. Het Christendom is ene roeping, een heilige roeping, het is de roeping, waardoor wij geroepen zijn, en de roeping, waartoe wij geroepen zijn om er in te werken. Allen, die hiernamaals gezaligd zullen worden, worden hier geheiligd. Overal, waar het Evangelie blijkt een werkelijke roeping te zijn, wordt het bevonden een heilige roeping te wezen, een roeping die hen heiligt, welke waarlijk geroepen zijn.
c. Zijn oorsprong is de vrije genade en het eeuwig voornemen van God in Christus Jezus. Indien wij het verdiend hadden, zou het zwaar vallen er voor te lijden, maar onze zaligmaking door het Evangelie is vrije genade en niet door onze werken, en daarom moet het ons niet te veel zijn om er voor te lijden. Deze genade wordt gezegd ons gegeven te zijn voor de tijden der eeuwen, dat is, in het voornemen van God van alle eeuwigheid, in Christus Jezus, want al de gaven Gods aan zondige mensen komen in en door Christus Jezus.
d. Het Evangelie is de bekendmaking van dit voornemen der genade. Het is nu geopenbaard door de verschijning van onzen Zaligmaker Jezus Christus, die van eeuwigheid in den schoot des Vaders was en volkomen kennis droeg van geheel Zijn genadig voornemen. Door Zijne verschijning werd dit genadig voornemen aan ons geopenbaard. Jezus Christus leed er voor, en zouden wij er niet voor willen lijden.
e. Door het Evangelie van Christus is de dood teniet gedaan. Hij heeft den dood teniet gedaan, niet alleen verzwakt, maar weggenomen, de macht des doods over ons verbroken, door de zonde weg te nemen heeft Hij den dood teniet gedaan, want de prikkel des doods is de zonde, 1 Corinthians 15:56, Hij heeft zijn eigenschap veranderd en zijn macht gebroken. De dood is ons van een vijand een vriend geworden, hij is de poort geworden, waardoor wij uit een moeitevolle, bedrieglijke en zondige wereld overgaan in een wereld van volmaakte vrede en reinheid, en zijn macht is gebroken, want de dood zegepraalt niet over hen, die het Evangelie geloven, maar zij zegepralen over hem. Dood, waar is uw prikkel? Hel, waar is uwe overwinning? 1 Corinthians 15:55.
f. Hij heeft het leven en de onverderflijkheid aan het licht gebracht door het Evangelie. Hij heeft ons de toekomende wereld duidelijker getoond dan onder enige voorafgaande bedeling, evenals de gelukzaligheid van die wereld en de zekere beloning van de gehoorzaamheid onzes geloofs, wij allen, als in een spiegel, zien de heerlijkheid Gods. Hij heeft die aan het licht gebracht, niet enkel ons voorgehouden, maar ons aangeboden, door het Evangelie. Laat ons daarom meer dan ooit dat Evangelie waarderen, want het heeft het leven en de onverderflijkheid aan het licht gebracht, en daarom is het uitnemend boven alle vroegere openbaringen. Het is het Evangelie van leven en onverderflijkheid, gelijk het ons die heeft geopenbaard, het leidt ons in den rechten weg daarheen, en geeft ons de gewichtigste beweegredenen om al onze krachten in te spannen ten einde heerlijkheid, eer en onverderflijkheid na te jagen.
B. Zie het voorbeeld van den gezegenden Paulus, 2 Timothy 1:11, 2 Timothy 1:12. Hij was aangesteld om het Evangelie te verkondigen en bepaaldelijk om de heidenen te onderwijzen. Hij achtte het een zaak, waardig om voor te lijden, en waarom zou Timotheus niet evenzo doen? Niemand behoeft bevreesd of beschaamd te zijn wanneer hij lijdt ter wille van het Evangelie.
Ik word niet beschaamd, zegt Paulus, want ik weet wie ik geloofd heb, en ik ben verzekerd dat Hij machtig is mijn pand, bij Hem weggelegd, te bewaren tot dien dag. Merk hier op:
a. Godvrezenden lijden veel voor de beste zaak ter wereld. Om welke oorzaak ik ook deze dingen lijde, dat is, om mijn prediken en vasthouden van het Evangelie.
b. Zij moeten niet beschaamd zijn, de oorzaak van hun lijden zal hen dragen, maar zij die hen tegenstaan zullen met schaamte bekleed worden.
c. Zij, die in Christus geloven, weten wie zij geloofd hebben. De apostel spreekt met heilige zegepraal en opgewektheid, alsof hij zei: "Ik sta op vasten grond. Ik weet dat ik mijn zaak aan de beste handen toevertrouwd heb." En ik ben verzekerd, enz. Wat moeten wij Christus toevertrouwen? De zaligheid onzer zielen en onze bewaring voor het hemels koninkrijk, en wat wij Hem daarin toevertrouwen, zal Hij bewaren. Er komt een dag, waarop naar onze zielen zal gevraagd worden: "Mens, u is een ziel gegeven, wat hebt gij met haar gedaan? Aan wie hebt ge haar gegeven, aan God of aan Satan? Hoe hebt gij haar gebruikt, in dienst der zonde of in dienst van Christus?" Er komt een dag, en het zal een zeer plechtige en belangrijke dag zijn, waarop wij rekenschap moeten geven van ons rentmeesterschap, Luke 16:2, rekenschap geven van onze zielen. Indien wij nu door een levend, gehoorzaam geloof onze zielen aan Jezus Christus toevertrouwen, kunnen wij verzekerd zijn, dat Hij machtig is ze te bewaren, en dien dag onze troost en sterkte zal zijn.
III. Hij vermaant hem om te houden het voorbeeld der gezonde woorden, 2 Timothy 1:13.
1. Wij kunnen ook lezen: Heb een vorm der gezonde woorden, een korten inhoud, een catechismus, een uittreksel van de eerste beginselen van den godsdienst, volgens de Schrift, een schema van gezonde woorden, een kort begrip van het Christelijk geloof, in eenvoudige taal, door uzelf voor eigen gebruik uit de Heilige Schrift getrokken. Doch wellicht wordt met de gezonde woorden de Heilige Schrift zelf bedoeld.
2. Hebbende dat, houd het, herinner het u, houd er aan vast. Houd het vast in tegenstelling tegen alle ketterijen en valse leerstellingen, die het Christelijk geloof bederven. Houd het vast, dat gij van mij gehoord hebt. Paulus was goddelijk geïnspireerd. Het is goed ons te houden aan de gezonde woorden en vormen, die wij in de Schrift vinden, want daarvan zijn wij zeker dat ze goddelijk ingegeven zijn. Dat is gezonde taal, die niet verwerpelijk is, Titus 2:8. Maar hoe moeten wij ze vasthouden? In geloof en liefde, dat is: wij moeten toestemmen dat het een getrouw woord is, en het welkom heten als aller aanneming waardig. Houd het vast in een goed hart, dat is de ark des verbonds, waarin de tafelen beide van wet en Evangelie het veiligst en het voordeligst bewaard worden, Psalms 119:11.. Geloof en liefde moeten samengaan, het is niet genoeg de gezonde woorden te behouden en er instemming mede te betuigen, maar wij moeten ze liefhebben, hun waarheid geloven en hun goedheid liefhebben, en wij moeten den vorm der gezonde woorden in liefde verbreiden, sprekende de waarheid in liefde, Ephesians 4:15. Geloofde en liefde, die in Christus Jezus zijn, het moet Christelijk geloof en liefde zijn, geloof en liefde gegrond in Christus Jezus, door wie God spreekt tot ons en wij spreken tot Hem. Timotheus, als dienaar, moest de gezonde woorden houden, ten voordele van anderen. Of helende woorden, zo kan men het ook lezen, er is genezende kracht in het Woord van God, Hij zendt Zijn woord en heelt hen. Hetzelfde wordt bedoeld in 2 Timothy 1:14 :Bewaar het goede pand, dat u toevertrouwd is, door den Heiligen Geest, die in u woont. Dat goede pand was de vorm der gezonde woorden, de Christelijke leer, die Timotheus was toevertrouwd in zijn doop en opvoeding als Christen, en in zijn ordening als dienaar. Merk hier op:
A. De Christelijke leer is een ons toevertrouwd pand. Het is toevertrouwd aan de Christenen in het algemeen en aan de dienaren in het bijzonder. Het is een goed pand, van onuitsprekelijke waarde in zichzelf, en dat van onuitsprekelijk voordeel voor ons zal zijn, het is een goed pand, een onschatbaar juweel, en ontdekt ons de onnaspeurlijke rijkdommen van Christus, Ephesians 3:8. Het is ons toevertrouwd om rein en volkomen bewaard te blijven, en overgedragen te worden aan degenen, die na ons komen, en wij moeten het bewaren, en er niets aan toevoegen, dat zijn reinheid zou bederven, zijn macht verminderen of zijn volmaaktheid schade aanbrengen. Bewaar het door den Heiligen Geest, die in ons woont. -Zelfs zij, die zo goed mogelijk zijn onderwezen, kunnen niet bewaren hetgeen zij geleerd hebben, evenmin als zij eerst iets leren konden, zonder den bijstand van den Heiligen Geest. Wij moeten niet menen, dat wij het door eigen kracht kunnen bewaren, maar het vasthouden door den Heiligen Geest.
B. De Heilige Geest woont in alle goede dienaren en Christenen, zij zijn Zijne tempels en Hij bekwaamt hen om het Evangelie zuiver en onverminkt te bewaren, en zij moeten hun beste krachten inspannen om het goede pand te houden, want de bijstand en inwoning des Geestes ontslaan ons niet van onze pogingen, beide moeten samengaan.
Verzen 6-14
2 Timotheus 1:6-14Hier is ene vermaning en opwekking voor Timotheus tot zijn plicht, 2 Timothy 1:6. Ik maak u indachtig. De beste mensen hebben nodig indachtig gemaakt te worden, wat wij weten moet ons herinnerd worden, 2 Peter 3:1. Ik schrijf u, opdat ik door vermaning uw oprecht gemoed opwek.
I. Hij vermaant hem: dat gij opwekt de gave Gods, die in u is. Oprakelen gelijk het vuur uit de as. Het wordt bedoeld van alle genadegaven, die God hem geschonken had, om hem tot het werk van een evangelist te bekwamen, de gaven van den Heiligen Geest, de buitengewone gaven, die hem geschonken waren door de oplegging van des apostels handen. Deze moest hij opwekken, hij moest ze oefenen en zo doen toenemen, gaven gebruiken en gaven verkrijgen. Hem die heeft dien zal gegeven worden, Matthew 25:29. Hij moest alle gelegenheden aangrijpen om die gaven te gebruiken en ze daardoor opwekken, dat is de beste wijze om ze te doen toenemen. Hetzij de gave Gods in Timotheus gewoon of buitengewoon was (ik ben geneigd het laatste te denken) hij moest haar opwekken, anders zou ze verkwijnen. Die gave was in hem door oplegging van de handen des apostels, hetgeen naar mijne mening onderscheiden was van zijne ordening, want die was geschied door oplegging van de handen des ouderlingschaps, 1 Timothy 4:14. Het is waarschijnlijk, dat Timotheus den Heiligen Geest in Zijn onderscheidene gaven en genaden ontvangen had door oplegging van de handen der apostelen (want ik geloof dat niemand dan de apostelen de macht had den Heiligen Geest te geven) en dat hij daarna, zo rijkelijk voor het werk der bediening toegerust, geordend was door de ouderlingen. Merk hier op:
1. De grote hinderpaal van nuttigheid en toeneming van onze gaven is slaafse vrees. Paulus waarschuwt Timotheus daartegen: God heeft ons niet gegeven een geest der vreesachtigheid, 2 Timothy 1:7. Het was door lage vrees, dat de boze dienstknecht zijn talent begroef en er geen gebruik van maakte, Matthew 25:25. God heeft ons daarom tegen de vrees gewapend, door dikwijls tot ons te zeggen: Vreest niet! Vreest niet voor het aangezicht van mensen, vreest niet voor de moeilijkheden, die gij op uw weg van plicht ontmoeten zult. God heeft ons verlost van den geest der vrees, en ons gegeven den geest der kracht, der liefde en der gematigdheid. De geest van kracht, of van moed en vastberadenheid bij het ontmoeten van moeiten en gevaren, den geest van liefde tot God, die ons helpt door den tegenstand heen, zoals Jakob geen bezwaar zag in den langen harden dienst om Rachels wil, de geest van liefde tot God zal ons verheffen boven de vrees voor mensen en voor alle kwaad, dat de mensen ons kunnen aandoen, en de geest der gematigdheid, of van een gezonde zielsrust des gemoeds, vreedzame vreugde inwendig, want wij worden dikwijls ontmoedigd in onzen weg en arbeid door spoken van onze eigen verbeelding en voorstelling, die door een kalme, degelijke, bedachtzame geestesgesteldheid gemakkelijk zouden overwonnen en verjaagd worden. 2 De geest, dien God den dienaren geeft, is niet vreesachtig, maar moedig, hij is een geest van kracht, want zij spreken in naam van Hem, die alle macht heeft in hemel en op aarde, hij is een geest der liefde, want de liefde tot God en tot de zielen der mensen bezielt de dienaren tot hun werk, en hij is een geest der gematigdheid, want zij spreken woorden van waarheid en eenvoud.
II. Hij vermaant hem op moeilijkheden te rekenen en zich daarvoor bereid te houden.
Schaam u dan niet der getuigenis onzes Heeren, noch mijns, die Zijn gevangene ben Schaam u dus niet voor het Evangelie of voor het getuigenis, dat gij er van afleggen moet. 1. Het Evangelie van Christus is iets, dat ons geen reden geeft om ons te schamen. Wij behoren ons ook niet te schamen voor hen, die ter wille van het Evangelie lijden. Timotheus moest zich niet schamen voor den goeden, ouden Paulus, ofschoon hij nu in banden was. Gelijk hij voor zich zelven niet bevreesd moest zijn om te lijden, zo moet hij niet bevreesd zijn om hen te erkennen die voor de zaak van Christus leden.
A. Het Evangelie is de getuigenis onzes Heeren, daardoor en daarin getuigt Hij van zich zelven, en door onze toestemming en belijdenis getuigen wij van en voor Hem.
B. Paulus was de gevangene des Heeren, Zijn gevangene, Ephesians 4:1. Om zijnentwil was hij met een keten gebonden.
C. Wij hebben geen reden om ons te schamen voor de getuigenis onzes Heeren of voor Zijne gevangenen, indien wij hier voor een van beiden beschaamd zijn, zal Christus hiernamaals zich voor ons schamen. Maar lijd verdrukkingen met het Evangelie, naar de kracht Gods, dat is: verwacht verdrukkingen ter wille van het Evangelie, bereid er u op voor, reken er op, wees gewillig om uw aandeel te aanvaarden in het lijden der heiligen in deze wereld.
Lijd verdrukkingen met het Evangelie, of, gelijk men ook kan lezen: Deel in de verdrukkingen van het Evangelie, heb niet alleen gemeenschap met hen, die er voor lijden, maar wees bereid om gelijk zij en met hen te lijden. Indien te eniger tijd het Evangelie in verdrukking komt, dan moet hij, die hoopt door dat Evangelie te leven en zalig te worden, bereid zijn om die verdrukking mede te ondergaan. Merk hier op:
a. Alleen dan zullen wij instaat zijn die onderdrukkingen te dragen, wanneer wij kracht en moed daarvoor putten uit God, die ze ons te dragen geeft. Lijd verdrukkingen met het Evangelie, naar de kracht Gods.
b. Alle Christenen, maar vooral de dienaren, moeten verdrukkingen en vervolgingen ter wille van het Evangelie verwachten.
c. Deze zullen geëvenredigd zijn aan de kracht Gods, die ons gegeven wordt, 1 Corinthians 10:13.
2. De vermelding van God en het Evangelie doet hem spreken van de grote dingen, die God voor ons door het Evangelie gedaan heeft, 2 Timothy 1:9, 2 Timothy 1:10. Om hem in het lijden aan te moedigen, geeft hij twee beschouwingen.
A. De aard van dat Evangelie, waarvoor te lijden hij geroepen wordt, en de heerlijke en genadige bedoelingen en gevolgen die het heeft. Het was de gewoonte van Paulus, om wanneer hij Christus en diens Evangelie noemde, op dat onderwerp in te gaan en er over uit te weiden, zo vervuld was hij met hetgeen al onze zaligheid is en al onze begeerte behoorde te zijn. Merk hier op:
a. Het Evangelie bedoelt onze zaligmaking.
Hij heeft ons zalig gemaakt, en wij moeten niet veel denken aan het lijden om datgene, waardoor wij hopen zalig te worden. Hij heeft begonnen ons zalig te maken en zal het te zijner tijd voltooien, want God roept de dingen, die niet zijn en die nog niet voltooid zijn, alsof zij waren, Romans 4:17 en daarom staat hier: Hij heeft ons zalig gemaakt.
b. Het bedoelt onze heiligmaking: En geroepen met een heilige roeping, ons tot heiligheid geroepen. Het Christendom is ene roeping, een heilige roeping, het is de roeping, waardoor wij geroepen zijn, en de roeping, waartoe wij geroepen zijn om er in te werken. Allen, die hiernamaals gezaligd zullen worden, worden hier geheiligd. Overal, waar het Evangelie blijkt een werkelijke roeping te zijn, wordt het bevonden een heilige roeping te wezen, een roeping die hen heiligt, welke waarlijk geroepen zijn.
c. Zijn oorsprong is de vrije genade en het eeuwig voornemen van God in Christus Jezus. Indien wij het verdiend hadden, zou het zwaar vallen er voor te lijden, maar onze zaligmaking door het Evangelie is vrije genade en niet door onze werken, en daarom moet het ons niet te veel zijn om er voor te lijden. Deze genade wordt gezegd ons gegeven te zijn voor de tijden der eeuwen, dat is, in het voornemen van God van alle eeuwigheid, in Christus Jezus, want al de gaven Gods aan zondige mensen komen in en door Christus Jezus.
d. Het Evangelie is de bekendmaking van dit voornemen der genade. Het is nu geopenbaard door de verschijning van onzen Zaligmaker Jezus Christus, die van eeuwigheid in den schoot des Vaders was en volkomen kennis droeg van geheel Zijn genadig voornemen. Door Zijne verschijning werd dit genadig voornemen aan ons geopenbaard. Jezus Christus leed er voor, en zouden wij er niet voor willen lijden.
e. Door het Evangelie van Christus is de dood teniet gedaan. Hij heeft den dood teniet gedaan, niet alleen verzwakt, maar weggenomen, de macht des doods over ons verbroken, door de zonde weg te nemen heeft Hij den dood teniet gedaan, want de prikkel des doods is de zonde, 1 Corinthians 15:56, Hij heeft zijn eigenschap veranderd en zijn macht gebroken. De dood is ons van een vijand een vriend geworden, hij is de poort geworden, waardoor wij uit een moeitevolle, bedrieglijke en zondige wereld overgaan in een wereld van volmaakte vrede en reinheid, en zijn macht is gebroken, want de dood zegepraalt niet over hen, die het Evangelie geloven, maar zij zegepralen over hem. Dood, waar is uw prikkel? Hel, waar is uwe overwinning? 1 Corinthians 15:55.
f. Hij heeft het leven en de onverderflijkheid aan het licht gebracht door het Evangelie. Hij heeft ons de toekomende wereld duidelijker getoond dan onder enige voorafgaande bedeling, evenals de gelukzaligheid van die wereld en de zekere beloning van de gehoorzaamheid onzes geloofs, wij allen, als in een spiegel, zien de heerlijkheid Gods. Hij heeft die aan het licht gebracht, niet enkel ons voorgehouden, maar ons aangeboden, door het Evangelie. Laat ons daarom meer dan ooit dat Evangelie waarderen, want het heeft het leven en de onverderflijkheid aan het licht gebracht, en daarom is het uitnemend boven alle vroegere openbaringen. Het is het Evangelie van leven en onverderflijkheid, gelijk het ons die heeft geopenbaard, het leidt ons in den rechten weg daarheen, en geeft ons de gewichtigste beweegredenen om al onze krachten in te spannen ten einde heerlijkheid, eer en onverderflijkheid na te jagen.
B. Zie het voorbeeld van den gezegenden Paulus, 2 Timothy 1:11, 2 Timothy 1:12. Hij was aangesteld om het Evangelie te verkondigen en bepaaldelijk om de heidenen te onderwijzen. Hij achtte het een zaak, waardig om voor te lijden, en waarom zou Timotheus niet evenzo doen? Niemand behoeft bevreesd of beschaamd te zijn wanneer hij lijdt ter wille van het Evangelie.
Ik word niet beschaamd, zegt Paulus, want ik weet wie ik geloofd heb, en ik ben verzekerd dat Hij machtig is mijn pand, bij Hem weggelegd, te bewaren tot dien dag. Merk hier op:
a. Godvrezenden lijden veel voor de beste zaak ter wereld. Om welke oorzaak ik ook deze dingen lijde, dat is, om mijn prediken en vasthouden van het Evangelie.
b. Zij moeten niet beschaamd zijn, de oorzaak van hun lijden zal hen dragen, maar zij die hen tegenstaan zullen met schaamte bekleed worden.
c. Zij, die in Christus geloven, weten wie zij geloofd hebben. De apostel spreekt met heilige zegepraal en opgewektheid, alsof hij zei: "Ik sta op vasten grond. Ik weet dat ik mijn zaak aan de beste handen toevertrouwd heb." En ik ben verzekerd, enz. Wat moeten wij Christus toevertrouwen? De zaligheid onzer zielen en onze bewaring voor het hemels koninkrijk, en wat wij Hem daarin toevertrouwen, zal Hij bewaren. Er komt een dag, waarop naar onze zielen zal gevraagd worden: "Mens, u is een ziel gegeven, wat hebt gij met haar gedaan? Aan wie hebt ge haar gegeven, aan God of aan Satan? Hoe hebt gij haar gebruikt, in dienst der zonde of in dienst van Christus?" Er komt een dag, en het zal een zeer plechtige en belangrijke dag zijn, waarop wij rekenschap moeten geven van ons rentmeesterschap, Luke 16:2, rekenschap geven van onze zielen. Indien wij nu door een levend, gehoorzaam geloof onze zielen aan Jezus Christus toevertrouwen, kunnen wij verzekerd zijn, dat Hij machtig is ze te bewaren, en dien dag onze troost en sterkte zal zijn.
III. Hij vermaant hem om te houden het voorbeeld der gezonde woorden, 2 Timothy 1:13.
1. Wij kunnen ook lezen: Heb een vorm der gezonde woorden, een korten inhoud, een catechismus, een uittreksel van de eerste beginselen van den godsdienst, volgens de Schrift, een schema van gezonde woorden, een kort begrip van het Christelijk geloof, in eenvoudige taal, door uzelf voor eigen gebruik uit de Heilige Schrift getrokken. Doch wellicht wordt met de gezonde woorden de Heilige Schrift zelf bedoeld.
2. Hebbende dat, houd het, herinner het u, houd er aan vast. Houd het vast in tegenstelling tegen alle ketterijen en valse leerstellingen, die het Christelijk geloof bederven. Houd het vast, dat gij van mij gehoord hebt. Paulus was goddelijk geïnspireerd. Het is goed ons te houden aan de gezonde woorden en vormen, die wij in de Schrift vinden, want daarvan zijn wij zeker dat ze goddelijk ingegeven zijn. Dat is gezonde taal, die niet verwerpelijk is, Titus 2:8. Maar hoe moeten wij ze vasthouden? In geloof en liefde, dat is: wij moeten toestemmen dat het een getrouw woord is, en het welkom heten als aller aanneming waardig. Houd het vast in een goed hart, dat is de ark des verbonds, waarin de tafelen beide van wet en Evangelie het veiligst en het voordeligst bewaard worden, Psalms 119:11.. Geloof en liefde moeten samengaan, het is niet genoeg de gezonde woorden te behouden en er instemming mede te betuigen, maar wij moeten ze liefhebben, hun waarheid geloven en hun goedheid liefhebben, en wij moeten den vorm der gezonde woorden in liefde verbreiden, sprekende de waarheid in liefde, Ephesians 4:15. Geloofde en liefde, die in Christus Jezus zijn, het moet Christelijk geloof en liefde zijn, geloof en liefde gegrond in Christus Jezus, door wie God spreekt tot ons en wij spreken tot Hem. Timotheus, als dienaar, moest de gezonde woorden houden, ten voordele van anderen. Of helende woorden, zo kan men het ook lezen, er is genezende kracht in het Woord van God, Hij zendt Zijn woord en heelt hen. Hetzelfde wordt bedoeld in 2 Timothy 1:14 :Bewaar het goede pand, dat u toevertrouwd is, door den Heiligen Geest, die in u woont. Dat goede pand was de vorm der gezonde woorden, de Christelijke leer, die Timotheus was toevertrouwd in zijn doop en opvoeding als Christen, en in zijn ordening als dienaar. Merk hier op:
A. De Christelijke leer is een ons toevertrouwd pand. Het is toevertrouwd aan de Christenen in het algemeen en aan de dienaren in het bijzonder. Het is een goed pand, van onuitsprekelijke waarde in zichzelf, en dat van onuitsprekelijk voordeel voor ons zal zijn, het is een goed pand, een onschatbaar juweel, en ontdekt ons de onnaspeurlijke rijkdommen van Christus, Ephesians 3:8. Het is ons toevertrouwd om rein en volkomen bewaard te blijven, en overgedragen te worden aan degenen, die na ons komen, en wij moeten het bewaren, en er niets aan toevoegen, dat zijn reinheid zou bederven, zijn macht verminderen of zijn volmaaktheid schade aanbrengen. Bewaar het door den Heiligen Geest, die in ons woont. -Zelfs zij, die zo goed mogelijk zijn onderwezen, kunnen niet bewaren hetgeen zij geleerd hebben, evenmin als zij eerst iets leren konden, zonder den bijstand van den Heiligen Geest. Wij moeten niet menen, dat wij het door eigen kracht kunnen bewaren, maar het vasthouden door den Heiligen Geest.
B. De Heilige Geest woont in alle goede dienaren en Christenen, zij zijn Zijne tempels en Hij bekwaamt hen om het Evangelie zuiver en onverminkt te bewaren, en zij moeten hun beste krachten inspannen om het goede pand te houden, want de bijstand en inwoning des Geestes ontslaan ons niet van onze pogingen, beide moeten samengaan.
Verzen 15-18
2 Timotheus 1:15-18Na, 2 Timothy 1:13 en 14, Timotheus te hebben vermaand om het goede pand te bewaren:
I. Vermeldt de apostel den afval van sommigen van de leer van Christus, 2 Timothy 1:15. Het schijnt, dat in de beste en zuiverste jaren der gemeente sommigen het Christelijk geloof omhelsd hadden, die later weer afvielen, ja dat er velen waren. Hij zegt niet dat zij afweken van de leer van Christus (ofschoon dit wel het geval schijnt te zijn geweest) maar dat ze zich van hm afgewend, hm den rug toegekeerd hadden, en hem verloochenden in den tijd zijner beproeving. En zullen wij ons daarover verwonderen, wetende dat zo velen Hem verlieten, die meer was dan Paulus, den Heere Jezus Christus? John 6:66.
II. Hij vermeldt de standvastigheid van een die hem getrouw bleef, namelijk Onesiphorus, want hij heeft mij dikmaals verkwikt en heeft zich mijner keten niet geschaamd, 2 Timothy 1:16.
1. Welke vriendelijkheid heeft Onesiphorus Paulus bewezen, hij heeft hem verkwikt, dikwijls verkwikt met zijn brieven, zijn raad, zijn vertroosting, en zich voor zijn ketenen niet geschaamd. Hij heeft zich voor hem niet geschaamd, niettegenstaande de schande, die op hem geladen was. Hij was vriendelijk voor hem geweest, niet eens of tweemaal, maar dikwijls, niet alleen toen hij te Efeze onder zijn eigen vrienden was, maar ook toen hij te Rome kwam, hij had hem zeer naarstiglijk gezocht en hem gevonden, 2 Timothy 1:17. Een goed man zal gelegenheden zoeken om goed te doen, en geen gelegenheid, die zich daartoe voordoet, verzuimen. Te Efeze had hij dat ook reeds getoond en Timotheus wist het.
2. Merk op hoe Paulus zijn vriendelijkheid beloont, 2 Timothy 1:16. Hij, die een profeet ontvangt, zal het loon eens profeten genieten. Hij vergeldt het hem met gebeden. De Heere geve den huize van Onesiphorus barmhartigheid. Waarschijnlijk was Onesiphorus nu afwezig en in gezelschap van Paulus, Paulus bidt daarom den Heere om zijn huisgezin gedurende zijne afwezigheid nabij te zijn. De Roomsen menen dat hij gestorven was, en uit het gebed van Paulus, dat hij barmhartigheid mocht vinden, leiden zij de juistheid af van het bidden voor de doden, maar wij lezen nergens dat Onesiphorus dood was. En is het veilig om een leer en praktijk van zoveel gewicht te gronden op de enkele onderstelling van iets, dat zo onzeker is?
III. Hij bidt voor Onesiphorus zelf zowel als voor zijn gezin: dat hij barmhartigheid vinde bij den Heere in dien dag, in den dag des doods of des gerichts, wanneer Christus alles wat aan Zijn arme leden gedaan is zal rekenen als aan Hem zelven gedaan.
1. De dag des doods of van het oordeel is een ontzagwekkende dag, die met recht dien dag mag genoemd worden.
2. Wij behoeven niets meer te begeren om ons gelukkig te maken, dan dat wij in dien dag barmhartigheid mogen vinden bij den Heere, wanneer zij, die geen barmhartigheid bewezen hebben, een onbarmhartig oordeel zullen ondergaan.
3. De beste Christenen zullen in dien dag barmhartigheid behoeven, de barmhartigheid van onzen Heere Jezus Christus ten eeuwigen leven, Jude 1:21. 4. Wanneer gij dn barmhartigheid wilt vinden, moet gij nu zoeken die van den Heere te verkrijgen.
5. Het is van en door den Heere, dat wij barmhartigheid moeten verkrijgen, want indien de Heere ons geen barmhartigheid betoont, zal het medelijden van mensen en engelen ons niet baten.
6. Wij moeten barmhartigheid zoeken en vragen van den Heere, die er de gever en uitdeler van is, want de Heere Jezus Christus heeft aan de gerechtigheid voldaan, zodat de barmhartigheid kon openbaar worden. Wij mogen toegaan tot den troon der genade, om barmhartigheid te verkrijgen en genade te vinden om geholpen te worden ter bekwamer tijd.
7. Het beste dat wij vragen kunnen, zowel voor onze vrienden als voor ons zelven, is dat de Heere ons wil rekenen onder degenen, die barmhartigheid van den Heere mogen ontvangen in dien dag, wanneer wij uit den tijd in de eeuwigheid moeten overgaan en deze wereld moeten verruilen tegen een andere, en verschijnen voor den rechterstoel van Christus, de Heere geve ons allen, dat wij barmhartigheid bij den Heere mogen vinden in dien dag.
Verzen 15-18
2 Timotheus 1:15-18Na, 2 Timothy 1:13 en 14, Timotheus te hebben vermaand om het goede pand te bewaren:
I. Vermeldt de apostel den afval van sommigen van de leer van Christus, 2 Timothy 1:15. Het schijnt, dat in de beste en zuiverste jaren der gemeente sommigen het Christelijk geloof omhelsd hadden, die later weer afvielen, ja dat er velen waren. Hij zegt niet dat zij afweken van de leer van Christus (ofschoon dit wel het geval schijnt te zijn geweest) maar dat ze zich van hm afgewend, hm den rug toegekeerd hadden, en hem verloochenden in den tijd zijner beproeving. En zullen wij ons daarover verwonderen, wetende dat zo velen Hem verlieten, die meer was dan Paulus, den Heere Jezus Christus? John 6:66.
II. Hij vermeldt de standvastigheid van een die hem getrouw bleef, namelijk Onesiphorus, want hij heeft mij dikmaals verkwikt en heeft zich mijner keten niet geschaamd, 2 Timothy 1:16.
1. Welke vriendelijkheid heeft Onesiphorus Paulus bewezen, hij heeft hem verkwikt, dikwijls verkwikt met zijn brieven, zijn raad, zijn vertroosting, en zich voor zijn ketenen niet geschaamd. Hij heeft zich voor hem niet geschaamd, niettegenstaande de schande, die op hem geladen was. Hij was vriendelijk voor hem geweest, niet eens of tweemaal, maar dikwijls, niet alleen toen hij te Efeze onder zijn eigen vrienden was, maar ook toen hij te Rome kwam, hij had hem zeer naarstiglijk gezocht en hem gevonden, 2 Timothy 1:17. Een goed man zal gelegenheden zoeken om goed te doen, en geen gelegenheid, die zich daartoe voordoet, verzuimen. Te Efeze had hij dat ook reeds getoond en Timotheus wist het.
2. Merk op hoe Paulus zijn vriendelijkheid beloont, 2 Timothy 1:16. Hij, die een profeet ontvangt, zal het loon eens profeten genieten. Hij vergeldt het hem met gebeden. De Heere geve den huize van Onesiphorus barmhartigheid. Waarschijnlijk was Onesiphorus nu afwezig en in gezelschap van Paulus, Paulus bidt daarom den Heere om zijn huisgezin gedurende zijne afwezigheid nabij te zijn. De Roomsen menen dat hij gestorven was, en uit het gebed van Paulus, dat hij barmhartigheid mocht vinden, leiden zij de juistheid af van het bidden voor de doden, maar wij lezen nergens dat Onesiphorus dood was. En is het veilig om een leer en praktijk van zoveel gewicht te gronden op de enkele onderstelling van iets, dat zo onzeker is?
III. Hij bidt voor Onesiphorus zelf zowel als voor zijn gezin: dat hij barmhartigheid vinde bij den Heere in dien dag, in den dag des doods of des gerichts, wanneer Christus alles wat aan Zijn arme leden gedaan is zal rekenen als aan Hem zelven gedaan.
1. De dag des doods of van het oordeel is een ontzagwekkende dag, die met recht dien dag mag genoemd worden.
2. Wij behoeven niets meer te begeren om ons gelukkig te maken, dan dat wij in dien dag barmhartigheid mogen vinden bij den Heere, wanneer zij, die geen barmhartigheid bewezen hebben, een onbarmhartig oordeel zullen ondergaan.
3. De beste Christenen zullen in dien dag barmhartigheid behoeven, de barmhartigheid van onzen Heere Jezus Christus ten eeuwigen leven, Jude 1:21. 4. Wanneer gij dn barmhartigheid wilt vinden, moet gij nu zoeken die van den Heere te verkrijgen.
5. Het is van en door den Heere, dat wij barmhartigheid moeten verkrijgen, want indien de Heere ons geen barmhartigheid betoont, zal het medelijden van mensen en engelen ons niet baten.
6. Wij moeten barmhartigheid zoeken en vragen van den Heere, die er de gever en uitdeler van is, want de Heere Jezus Christus heeft aan de gerechtigheid voldaan, zodat de barmhartigheid kon openbaar worden. Wij mogen toegaan tot den troon der genade, om barmhartigheid te verkrijgen en genade te vinden om geholpen te worden ter bekwamer tijd.
7. Het beste dat wij vragen kunnen, zowel voor onze vrienden als voor ons zelven, is dat de Heere ons wil rekenen onder degenen, die barmhartigheid van den Heere mogen ontvangen in dien dag, wanneer wij uit den tijd in de eeuwigheid moeten overgaan en deze wereld moeten verruilen tegen een andere, en verschijnen voor den rechterstoel van Christus, de Heere geve ons allen, dat wij barmhartigheid bij den Heere mogen vinden in dien dag.