Lectionary Calendar
Friday, November 22nd, 2024
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
Attention!
Take your personal ministry to the Next Level by helping StudyLight build churches and supporting pastors in Uganda.
Click here to join the effort!

Bible Commentaries
2 Koningen 5

Bijbelverkaring van Matthew HenryHenry's compleet

Zoek naar…
Enter query below:

Inleiding

Bijbelverkaring van Matthew Henry, 2 KONINGEN 5

In dit hoofdstuk worden nog twee van Elisa's wonderen vermeld.

I. De reiniging van Naman, een Syriër, een vreemdeling, van zijn melaatsheid, en daarbij:

1.Het slechte van zijn toestand 2 Kings 5:1..

2. Gods voorzienigheid, die hem tot Elisa bracht, daar een gevangen dienstmaagd hem bericht omtrent de profeet had gegeven, 2 Kings 5:2. Een brief van de koning van Syrië aan de koning van Israël, om hem bij hem in te leiden, 2 Kings 5:5, en de uitnodiging, die Elisa hem zond, 2 Kings 5:8

3. De voorgeschreven methode voor zijn genezing, zijn onderwerping er aan, na eerst tegenwerpingen gemaakt te hebben, en zijn genezing er door, 2 Kings 5:9..

4. zijn erkentelijkheid jegens Elisa, 2 Kings 5:15.

II. zijn slaan van Gehazi, zijn eigen dienaar, met deze melaatsheid.

1. Gehazi's zonden die bestonden in zijn meester te beliegen bij Naman, 2 Kings 5:24, en bij zijn meester te liegen, toen deze hem ondervroeg, 2 Kings 5:25.

2. zijn straf voor die zonde. Namans melaatsheid ging over op hem en zijn geslacht, 2 Kings 5:26, 2 Kings 5:27. En zo Namans genezing beschouwd kan worden als een voorteken van de roeping van de heidenen zoals onze Heiland haar genomen schijnt te hebben, Luke 4:27, dan kan Gehazi's straf beschouwd worden als een voorteken van de verblinding en verwerping van de Joden, die Gods genade jegens de heidenen hebben benijd zoals Gehazi Elisa's gunst, aan Naman betoond benijd heeft.

Inleiding

Bijbelverkaring van Matthew Henry, 2 KONINGEN 5

In dit hoofdstuk worden nog twee van Elisa's wonderen vermeld.

I. De reiniging van Naman, een Syriër, een vreemdeling, van zijn melaatsheid, en daarbij:

1.Het slechte van zijn toestand 2 Kings 5:1..

2. Gods voorzienigheid, die hem tot Elisa bracht, daar een gevangen dienstmaagd hem bericht omtrent de profeet had gegeven, 2 Kings 5:2. Een brief van de koning van Syrië aan de koning van Israël, om hem bij hem in te leiden, 2 Kings 5:5, en de uitnodiging, die Elisa hem zond, 2 Kings 5:8

3. De voorgeschreven methode voor zijn genezing, zijn onderwerping er aan, na eerst tegenwerpingen gemaakt te hebben, en zijn genezing er door, 2 Kings 5:9..

4. zijn erkentelijkheid jegens Elisa, 2 Kings 5:15.

II. zijn slaan van Gehazi, zijn eigen dienaar, met deze melaatsheid.

1. Gehazi's zonden die bestonden in zijn meester te beliegen bij Naman, 2 Kings 5:24, en bij zijn meester te liegen, toen deze hem ondervroeg, 2 Kings 5:25.

2. zijn straf voor die zonde. Namans melaatsheid ging over op hem en zijn geslacht, 2 Kings 5:26, 2 Kings 5:27. En zo Namans genezing beschouwd kan worden als een voorteken van de roeping van de heidenen zoals onze Heiland haar genomen schijnt te hebben, Luke 4:27, dan kan Gehazi's straf beschouwd worden als een voorteken van de verblinding en verwerping van de Joden, die Gods genade jegens de heidenen hebben benijd zoals Gehazi Elisa's gunst, aan Naman betoond benijd heeft.

Verzen 1-8

2 Koningen 5:1-8

De wonderen van onze Zaligmaker waren bestemd voor de verloren schapen van het huis Israëls, maar n er van viel, als een kruimel van de tafel, aan een Kananese vrouw ten deel, zo heeft Elisa dit wonder gewrocht voor Naman, een Syriër want God doet goed aan allen, en wil dat alle mensen zalig zullen worden. Hier is:

I. De zware beproeving, onder welke Naman zuchtte temidden van al zijn grootheid en eer, 2 Kings 5:1. Hij was een groot man in een hoge betrekking, hij was niet alleen rijk en hooggeplaatst, maar in het bijzonder gelukkig om twee dingen:

1. Dat hij zijn land van grote dienst is geweest, God heeft hem dit doen zijn, door hem had de Heere de Syriërs verlossing gegeven, voorspoed in hun oorlogen, zelfs met Israël. De bewaring en voorspoed, zelfs van hen, die God niet kennen en dienen, moeten toegeschreven worden aan Hem, want Hij is een behouder van alle mensen, maar allermeest van de gelovigen. Israël wete dat, als de Syriërs de overhand hebben, het van de Heere is.

2. Dat hij zijn vorst zeer welgevallig was, hij was zijn gunsteling en eerste staatsminister, zo groot was hij, zo hoog in aanzien en eer, en daarbij een strijdbare held, maar hij was melaats, was aangetast door die walgelijke ziekte, waardoor hij een last was voor zichzelf. Niemands grootheid, of eer, of invloed, of dapperheid, of overwinning over vijanden, kan hem buiten het bereik brengen van de zwaarste rampen van het menselijke leven er is menig ziekelijk, zwak lichaam onder rijke sierlijke kledij. Ieder mens heeft het een of andere maar in zijn wezen, iets dat hem misvormt of verkleint, het een of andere bijmengsel, dat zijn grootheid vermindert, zijn vreugde terneerslaat, hij kan zeer gelukkig, zeer goed zijn, maar in een of ander opzicht is hij niet zo goed als hij moest wezen, noch zo gelukkig als hij wilde wezen. Naman was zo groot als de wereld hem maken kon, en toch zou (zoals bisschop Hall het uitdrukt) de geringste slaaf in Syrië niet in zijn vel willen steken, of van huid met hem ruilen.

II. Het bericht, dat hem gegeven wordt van Elisa's macht door een jonge dienstmaagd van zijn echtgenote, 2 Kings 5:2, 2 Kings 5:3. Deze dienstmaagd was een Israëlitische van geboorte, door Gods voorzienigheid gevankelijk naar Syrië gevoerd, en daar verhoogd in Namans gezin, waar zij Elisa's roem verkondigt tot eer van Israël en Israëls God. De ongelukkige verstrooiing van het volk van God is soms de gelukkige aanleiding gebleken tot de verspreiding van de kennis van God, Acts 8:4. Deze kleine jonge dochter ging, zoals het een ware Israëlitische betaamde te rade met de eer van haar land, kon, hoewel zij slechts een eenvoudig meisje was, een bericht geven van de beroemde profeet, die zij in hun midden hadden. Kinderen moeten bijtijds bekend worden met de wondere werken van God, opdat zij, waar zij ook heengaan, er van kunnen spreken. Zie Psalms 8:3.

1. Zoals het een goede dienstmaagd betaamde, begeerde zij de gezondheid en het welvaren van haar heer, hoewel zij een gevangene, een dienstmaagd door dwang was, en veel meer nog moeten dienstboden door keus het goede voor hun meesters begeren. De Joden in Babylon moesten de vrede zoeken van het land van hun gevangenschap, Jeremiah 29:7. Elisa had geen van de melaatsen in Israël gereinigd Luke 4:27, maar deze kleine jonge dochter leidt uit de andere wonderen, die hij gedaan heeft af dat hij haar meester kon genezen, en uit zijn gewone weldadigheid en welwillendheid, dat hij het zou willen, hoewel deze een Syriër was. Dienstboden kunnen tot zegen zijn in het gezin waarin zij dienen, door te zeggen wat zij weten van de heerlijkheid van God en de eer van Zijn profeten.

III. Hierop wendde de koning van Syrië zich ten behoeve van Naman tot de koning van Israël. Naman gaf acht op dit bericht, hoewel het hem slechts door een eenvoudige dienstmaagd gegeven werd, hij heeft om haar geringheid die tijding niet geminacht, als zij bevorderlijk kon zijn aan de gezondheid van zijn lichaam. Hij zei niet: "Het is een dwaze praat van dat meisje, hoe kan een profeet in Israël voor mij doen wat al de medicijnmeesters van Syrië tevergeefs aan mij beproefd hebben?" Hij beminde noch eerde het Joodse volk, maar indien iemand uit die natie hem van zijn melaatsheid kan genezen, zal hij dankbaar de verplichting erkennen. Ach, mochten zij, die geestelijk ziek zijn, even geredelijk horen naar de tijding, die hun van de grote Heelmeester gebracht wordt!

Zie, wat Naman deed op deze wenk.

1. Hij wilde niet om de profeet zenden, deze tot hem laten komen, maar hij wilde aan iemand, die zoveel Goddelijke kracht in zich had dat hij instaat was krankheden te genezen, de eer bewijzen van zelf tot hem te gaan, hoewel hij ziek was, ongeschikt om onder de mensen te komen, de reis lang, en het land van de profeet, dat hij wilde bezoeken, vijandig land was, vorsten, denkt hij, moeten zich neerbuigen tot profeten, als zij hen nodig hebben.

2. Hij wilde niet vermomd gaan, hoewel zijn boodschap zijn afzichtelijke kwaal bekendmaakte, maar ging in staatsie en met een groot gevolg, om de profeet nog meerdere eer aan te doen.

3. Hij wilde niet met lege handen gaan, maar nam goud, zilver en kleren mede, om die zijn geneesmeester aan te bieden. Zij, die rijkdom hebben, en gezondheid derven, tonen welke van die twee voorrechten zij het kostelijkst achten, wat zouden zij niet willen geven voor kracht en gezondheid van het lichaam?

4. Hij wilde niet gaan zonder een brief aan de koning van Israël van de koning, zijn meester, die zelf vurig zijn herstel wenste. Hij weet niet waar deze wonderwerkende profeet in Samaria te vinden is, maar denkt dat de koning hem wl moet weten te vinden, en dat hij de profeet zal aansporen om al het mogelijke voor Naman te doen. Hij wil tot hem gaan, gesteund door de invloed van twee koningen. Indien de koning van Syrië om zijn hulp moet verzoeken, dan hoopt hij dat de koning van Israël, als zijn opperheer, die hulp kan gebieden. De gaven en talenten van de onderdanen, denkt hij, moeten allen aangewend worden ten dienste en ter ere van de vorst, en daarom verlangt hij dat de koning hem verlossen zal van zijn melaatsheid, 2 Kings 5:6, het er voor houdende dat er een grotere vertrouwelijkheid heerste tussen de koning en de profeet, dan er werkelijk was.

IV. Hoe dit de koning van Israël deed schrikken, 2 Kings 5:7. Hij vreesde dat er in de brief:

1. Een grote belediging was van God, en daarom scheurde hij zijn kleren, overeenkomstig de gewoonte van de Joden, als zij hoorden of lazen wat zij dachten Godslasterlijk te zijn, en wat minder kon het wezen, als hem Goddelijke macht werd toegeschreven? "Ben ik dan God, om te doden met een woord, en levend te maken met een woord wie ik wil? Neen, ik beweer niet, die macht te hebben" (Nebukadnezar beweerde dit wel, zoals wij zien in Daniel 5:19). "Ben ik dan God, om te doden met een woord, en om levend te maken met een woord? Neen ik maak geen aanspraak op zo'n macht. Aldus wordt die grote man, die slechte man, er toe gebracht om te erkennen dat hij slechts een mens is. Waarom heeft die overweging er hem niet toe geleid om zichzelf te bestraffen wegens zijn afgoderij, en heeft hij niet aldus geredeneerd: "Zal ik diegenen als goden aanbidden, die noch doden, noch levend kunnen maken, goed noch kwaad kunnen doen?"

2. Een slechte bedoeling voor hemzelf hij beroept zich hieromtrent op de hem omringenden: "Merkt toch en ziet, dat hij oorzaak tegen mij zoekt. Hij eist van mij dat ik een melaatse zal genezen, en als ik het niet doe zal hij, ofschoon ik het niet kan, dit tot voorwendsel gebruiken om mij de oorlog aan te doen, " hetgeen hij te eerder vermoedt, omdat Naman zijn krijgsoverste is. Indien hij de bedoeling van de brief goed had begrepen namelijk dat de koning, toen hij hem schreef de melaatse te genezen, slechts bedoelde dat hij zorg zou dragen voor zijn genezing, hij zou in die angst niet zijn gekomen. Wij scheppen ons dikwijls zeer veel onrust, door aan de woorden en daden van anderen, die goed bedoeld waren, een verkeerde uitlegging te geven, het is ook jegens onszelf barmhartigheid, of liefde, om geen kwaad te denken. Indien hij aan Elisa had gedacht en aan de macht, die deze bezat, hij zou de brief gemakkelijk hebben begrepen, en geweten hebben wat hij te doen had, maar hij heeft zich in verwarring gebracht door zich van de profeet te vervreemden, de gevangen jonge dochter dacht meer aan hem dan de koning.

V. Elisa biedt hem zijn diensten aan, hij wilde alles doen om zijn vorst gerust te doen zijn, al was hij nu ook door hem veronachtzaamd, en al waren zijn vorige goede diensten ook door hem vergeten. Vernemende waarom de koning zijn kleren had gescheurd, liet hij hem weten dat, zo zijn patiënt tot hem wilde komen, hij geen vergeefse moeite zal doen, 2 Kings 5:8, hij zal weten, dat er een profeet in Israël is, ( en het zou treurig met Israël gesteld zijn, indien er geen waren) dat er een profeet is in Israël, die doen kan, wat de koning Israëls niet eens durft beproeven, en waar de profeten van Syrië geen aanspraak op kunnen maken. Het was niet voor zijn eigen eer, maar voor de eer van God, dat hij begeerde hun allen te doen weten, dat er een profeet is in Israël, hoewel hij door de groten werd voorbijgezien.

Verzen 1-8

2 Koningen 5:1-8

De wonderen van onze Zaligmaker waren bestemd voor de verloren schapen van het huis Israëls, maar n er van viel, als een kruimel van de tafel, aan een Kananese vrouw ten deel, zo heeft Elisa dit wonder gewrocht voor Naman, een Syriër want God doet goed aan allen, en wil dat alle mensen zalig zullen worden. Hier is:

I. De zware beproeving, onder welke Naman zuchtte temidden van al zijn grootheid en eer, 2 Kings 5:1. Hij was een groot man in een hoge betrekking, hij was niet alleen rijk en hooggeplaatst, maar in het bijzonder gelukkig om twee dingen:

1. Dat hij zijn land van grote dienst is geweest, God heeft hem dit doen zijn, door hem had de Heere de Syriërs verlossing gegeven, voorspoed in hun oorlogen, zelfs met Israël. De bewaring en voorspoed, zelfs van hen, die God niet kennen en dienen, moeten toegeschreven worden aan Hem, want Hij is een behouder van alle mensen, maar allermeest van de gelovigen. Israël wete dat, als de Syriërs de overhand hebben, het van de Heere is.

2. Dat hij zijn vorst zeer welgevallig was, hij was zijn gunsteling en eerste staatsminister, zo groot was hij, zo hoog in aanzien en eer, en daarbij een strijdbare held, maar hij was melaats, was aangetast door die walgelijke ziekte, waardoor hij een last was voor zichzelf. Niemands grootheid, of eer, of invloed, of dapperheid, of overwinning over vijanden, kan hem buiten het bereik brengen van de zwaarste rampen van het menselijke leven er is menig ziekelijk, zwak lichaam onder rijke sierlijke kledij. Ieder mens heeft het een of andere maar in zijn wezen, iets dat hem misvormt of verkleint, het een of andere bijmengsel, dat zijn grootheid vermindert, zijn vreugde terneerslaat, hij kan zeer gelukkig, zeer goed zijn, maar in een of ander opzicht is hij niet zo goed als hij moest wezen, noch zo gelukkig als hij wilde wezen. Naman was zo groot als de wereld hem maken kon, en toch zou (zoals bisschop Hall het uitdrukt) de geringste slaaf in Syrië niet in zijn vel willen steken, of van huid met hem ruilen.

II. Het bericht, dat hem gegeven wordt van Elisa's macht door een jonge dienstmaagd van zijn echtgenote, 2 Kings 5:2, 2 Kings 5:3. Deze dienstmaagd was een Israëlitische van geboorte, door Gods voorzienigheid gevankelijk naar Syrië gevoerd, en daar verhoogd in Namans gezin, waar zij Elisa's roem verkondigt tot eer van Israël en Israëls God. De ongelukkige verstrooiing van het volk van God is soms de gelukkige aanleiding gebleken tot de verspreiding van de kennis van God, Acts 8:4. Deze kleine jonge dochter ging, zoals het een ware Israëlitische betaamde te rade met de eer van haar land, kon, hoewel zij slechts een eenvoudig meisje was, een bericht geven van de beroemde profeet, die zij in hun midden hadden. Kinderen moeten bijtijds bekend worden met de wondere werken van God, opdat zij, waar zij ook heengaan, er van kunnen spreken. Zie Psalms 8:3.

1. Zoals het een goede dienstmaagd betaamde, begeerde zij de gezondheid en het welvaren van haar heer, hoewel zij een gevangene, een dienstmaagd door dwang was, en veel meer nog moeten dienstboden door keus het goede voor hun meesters begeren. De Joden in Babylon moesten de vrede zoeken van het land van hun gevangenschap, Jeremiah 29:7. Elisa had geen van de melaatsen in Israël gereinigd Luke 4:27, maar deze kleine jonge dochter leidt uit de andere wonderen, die hij gedaan heeft af dat hij haar meester kon genezen, en uit zijn gewone weldadigheid en welwillendheid, dat hij het zou willen, hoewel deze een Syriër was. Dienstboden kunnen tot zegen zijn in het gezin waarin zij dienen, door te zeggen wat zij weten van de heerlijkheid van God en de eer van Zijn profeten.

III. Hierop wendde de koning van Syrië zich ten behoeve van Naman tot de koning van Israël. Naman gaf acht op dit bericht, hoewel het hem slechts door een eenvoudige dienstmaagd gegeven werd, hij heeft om haar geringheid die tijding niet geminacht, als zij bevorderlijk kon zijn aan de gezondheid van zijn lichaam. Hij zei niet: "Het is een dwaze praat van dat meisje, hoe kan een profeet in Israël voor mij doen wat al de medicijnmeesters van Syrië tevergeefs aan mij beproefd hebben?" Hij beminde noch eerde het Joodse volk, maar indien iemand uit die natie hem van zijn melaatsheid kan genezen, zal hij dankbaar de verplichting erkennen. Ach, mochten zij, die geestelijk ziek zijn, even geredelijk horen naar de tijding, die hun van de grote Heelmeester gebracht wordt!

Zie, wat Naman deed op deze wenk.

1. Hij wilde niet om de profeet zenden, deze tot hem laten komen, maar hij wilde aan iemand, die zoveel Goddelijke kracht in zich had dat hij instaat was krankheden te genezen, de eer bewijzen van zelf tot hem te gaan, hoewel hij ziek was, ongeschikt om onder de mensen te komen, de reis lang, en het land van de profeet, dat hij wilde bezoeken, vijandig land was, vorsten, denkt hij, moeten zich neerbuigen tot profeten, als zij hen nodig hebben.

2. Hij wilde niet vermomd gaan, hoewel zijn boodschap zijn afzichtelijke kwaal bekendmaakte, maar ging in staatsie en met een groot gevolg, om de profeet nog meerdere eer aan te doen.

3. Hij wilde niet met lege handen gaan, maar nam goud, zilver en kleren mede, om die zijn geneesmeester aan te bieden. Zij, die rijkdom hebben, en gezondheid derven, tonen welke van die twee voorrechten zij het kostelijkst achten, wat zouden zij niet willen geven voor kracht en gezondheid van het lichaam?

4. Hij wilde niet gaan zonder een brief aan de koning van Israël van de koning, zijn meester, die zelf vurig zijn herstel wenste. Hij weet niet waar deze wonderwerkende profeet in Samaria te vinden is, maar denkt dat de koning hem wl moet weten te vinden, en dat hij de profeet zal aansporen om al het mogelijke voor Naman te doen. Hij wil tot hem gaan, gesteund door de invloed van twee koningen. Indien de koning van Syrië om zijn hulp moet verzoeken, dan hoopt hij dat de koning van Israël, als zijn opperheer, die hulp kan gebieden. De gaven en talenten van de onderdanen, denkt hij, moeten allen aangewend worden ten dienste en ter ere van de vorst, en daarom verlangt hij dat de koning hem verlossen zal van zijn melaatsheid, 2 Kings 5:6, het er voor houdende dat er een grotere vertrouwelijkheid heerste tussen de koning en de profeet, dan er werkelijk was.

IV. Hoe dit de koning van Israël deed schrikken, 2 Kings 5:7. Hij vreesde dat er in de brief:

1. Een grote belediging was van God, en daarom scheurde hij zijn kleren, overeenkomstig de gewoonte van de Joden, als zij hoorden of lazen wat zij dachten Godslasterlijk te zijn, en wat minder kon het wezen, als hem Goddelijke macht werd toegeschreven? "Ben ik dan God, om te doden met een woord, en levend te maken met een woord wie ik wil? Neen, ik beweer niet, die macht te hebben" (Nebukadnezar beweerde dit wel, zoals wij zien in Daniel 5:19). "Ben ik dan God, om te doden met een woord, en om levend te maken met een woord? Neen ik maak geen aanspraak op zo'n macht. Aldus wordt die grote man, die slechte man, er toe gebracht om te erkennen dat hij slechts een mens is. Waarom heeft die overweging er hem niet toe geleid om zichzelf te bestraffen wegens zijn afgoderij, en heeft hij niet aldus geredeneerd: "Zal ik diegenen als goden aanbidden, die noch doden, noch levend kunnen maken, goed noch kwaad kunnen doen?"

2. Een slechte bedoeling voor hemzelf hij beroept zich hieromtrent op de hem omringenden: "Merkt toch en ziet, dat hij oorzaak tegen mij zoekt. Hij eist van mij dat ik een melaatse zal genezen, en als ik het niet doe zal hij, ofschoon ik het niet kan, dit tot voorwendsel gebruiken om mij de oorlog aan te doen, " hetgeen hij te eerder vermoedt, omdat Naman zijn krijgsoverste is. Indien hij de bedoeling van de brief goed had begrepen namelijk dat de koning, toen hij hem schreef de melaatse te genezen, slechts bedoelde dat hij zorg zou dragen voor zijn genezing, hij zou in die angst niet zijn gekomen. Wij scheppen ons dikwijls zeer veel onrust, door aan de woorden en daden van anderen, die goed bedoeld waren, een verkeerde uitlegging te geven, het is ook jegens onszelf barmhartigheid, of liefde, om geen kwaad te denken. Indien hij aan Elisa had gedacht en aan de macht, die deze bezat, hij zou de brief gemakkelijk hebben begrepen, en geweten hebben wat hij te doen had, maar hij heeft zich in verwarring gebracht door zich van de profeet te vervreemden, de gevangen jonge dochter dacht meer aan hem dan de koning.

V. Elisa biedt hem zijn diensten aan, hij wilde alles doen om zijn vorst gerust te doen zijn, al was hij nu ook door hem veronachtzaamd, en al waren zijn vorige goede diensten ook door hem vergeten. Vernemende waarom de koning zijn kleren had gescheurd, liet hij hem weten dat, zo zijn patiënt tot hem wilde komen, hij geen vergeefse moeite zal doen, 2 Kings 5:8, hij zal weten, dat er een profeet in Israël is, ( en het zou treurig met Israël gesteld zijn, indien er geen waren) dat er een profeet is in Israël, die doen kan, wat de koning Israëls niet eens durft beproeven, en waar de profeten van Syrië geen aanspraak op kunnen maken. Het was niet voor zijn eigen eer, maar voor de eer van God, dat hij begeerde hun allen te doen weten, dat er een profeet is in Israël, hoewel hij door de groten werd voorbijgezien.

Verzen 9-14

2 Koningen 5:9-14

Wij hebben hier de genezing van Namans melaatsheid.

I. Het korte en duidelijke voorschrift, dat de profeet hem gaf met verzekerdheid van goede uitslag. Naman wilde Elisa eer bewijzen toen hij in zijn wagen en met al zijn gevolg aan Elisa's deur kwam, 2 Kings 5:9. Zij, die op andere tijden weinig eerbied betoonden aan profeten waren, als zij hen nodig hadden, zeer voorkomend voor hen. Hij kwam aan Elisa's deur als een bedelaar om een aalmoes. Zij, die van hun geestelijke melaatsheid gereinigd willen worden, moeten aan de deur van de Wijsheid komen, de posten van haar deuren waarnemen. Naman verwachtte zijn beleefdheid met gelijke beleefdheid beantwoord te zien, maar Elisa gaf hem zijn antwoord zonder enigerlei formaliteit, wilde niet aan de deur tot hem gaan, opdat hij de schijn niet zou hebben al te zeer gevleid te zijn door de eer, die hem was aangedaan, maar zond hem een bode om hem te zeggen. Ga heen en was u zevenmaal in de Jordaan, hem belovende dat zijn ziekte, zo hij dit deed, genezen zou worden. De belofte was uitdrukkelijk en bepaald: Gij zult rein zijn, de voorgeschreven methode was duidelijk: Ga heen en was u zevenmaal in de Jordaan. Dit was niet bedoeld als een middel tot de genezing, hoewel koude baden door velen als zeer heilzaam worden aanbevolen, maar sommigen denken dat het voor een geval van melaatsheid veeleer schadelijk was. Maar het was bedoeld als een teken van de genezing, en een op-de-proefstelling van zijn gehoorzaamheid, zij, die door God geholpen willen worden, moeten doen wat hun gezegd wordt. Maar waarom heeft Elisa een bode tot hem gezonden met deze aanwijzingen?

1. Omdat hij zich toen had afgezonderd tot innig, vurig gebed om de genezing, en daarvan niet afgeleid wilde worden, of:

2. Omdat hij wist dat Naman een hoogmoedig man was, en hij hem wilde doen weten dat voor de grote God alle mensen op gelijke bodem staan.

II. Namans afkeer van de voorgeschreven methode, omdat zij niet was wat hij verwachtte, twee dingen ergerden hem er in.

1. Dat Elisa, naar hij dacht, hem minachting betoonde door hem orders te zenden door een dienaar, en niet zelf tot hem naar buiten te komen, 2 Kings 5:11. Vol van verwachting zijnde van genezen te worden, had hij zich voorgesteld hoe die genezing bewerkt zou worden. Zijn denkbeeld was: Hij zal zeker tot mij uitkomen, dat is wel het minste wat hij voor mij doen kan, voor mij, een Syrische grote, die in al deze staatsie tot hem gegaan ben, tot mij, die zo dikwijls over Israël gezegevierd heb. Hij zal staan en de naam van de Heere, zijn God, aanroepen, en mij noemen in zijn gebed, en dan zal hij zijn hand over de plaats strijken, en aldus de genezing tot stand brengen." En omdat dit nu niet precies aldus geschied is, geraakt hij in toorn, vergetende:

a. Dat hij een melaatse was, en de wet van Mozes, die Elisa nauwgezet waarnam de zodanigen van de samenleving buitensloot, een melaatse, en bijgevolg behoorde hij niet zo streng te staan op de vormen van de hoofse plichtplegingen. Velen hebben onder verootmoedigende leidingen van Gods voorzienigheid een onverootmoedigd hart. Zie Numbers 12:14. b. Dat hij een smekeling was, een gunst verzocht, die hij niet kon eisen, en bedelaars hebben niet te kiezen, patiënten moeten doen wat hun geneesheer hun voorschrijft. Zie in Naman de dwaasheid van de hoogmoed, een genezing stelt hem niet tevreden of hij moet genezen worden met ceremonie, met veel praalvertoon en staatsie, hij veracht het genezen te worden, zo hij zijn zin niet krijgt.

2. Dat Elisa, naar hij dacht, minachting betoonde aan zijn land, hij nam het euvel op, dat hij heengezonden werd om zich in de Jordaan te wassen, in de Jordaan, een rivier van Israël, terwijl hij dacht dat Abana en Parpar de rivieren van Damascus, beter waren dan alle wateren Israëls. Met hoeveel ophef spreekt hij van deze twee rivieren, die Damascus besproeiden, en spoedig daarna zich verenigden, en dan door de geographen "Chrysoroas-de gouden stroom-"genoemd wordt. Hoe minachtend spreekt hij van al de wateren Israëls, hoewel God het land Israëls de roem van alle landen heeft genoemd, inzonderheid wegens zijn waterbeken, fonteinen en diepten, Deuteronomy 8:7. Zo gewoon is het dat God en de mens verschillen in hun oordeel. Hoe minachtend spreekt hij van de aanwijzingen van de profeet! Zou ik mij daarin niet kunnen wassen en rein worden? Hij zou er zich in kunnen wassen, en rein worden van vuil maar niet van melaatsheid. Hij was er vertoornd over, dat de profeet hem gebood zich te gaan wassen om rein te worden, hij dacht dat de profeet alles moest doen, en het behaagt hem niet, dat hem gezegd wordt dat hijzelf iets doen moet. Of wl, hij denkt dat dit al te eenvoudig, te gemakkelijk, te gewoon is voor zo'n aanzienlijke man als hij, om er door genezen te worden, of hij geloofde niet dat de genezing er door gewerkt zal worden, of indien wel, welke geneeskracht was er meer in de Jordaan dan in de rivieren van Damascus? Maar hij bedacht niet:

a. Dat de Jordaan behoorde aan Israëls God, van wie Hij de genezing moest verwachten, en niet aan de goden van Damascus, zij bewaterde het land des Heeren, het heilige land, en voor een wonderdadige genezing was de betrekking tot God van veel meer gewicht en betekenis, dan de diepte van de bedding of de schoonheid van de stroom.

b. Dat de Jordaan meer dan eens tevoren aan het gebod van de Almacht heeft gehoorzaamd, zij had vanouds een doortocht verleend aan Israël, en onlangs aan Elia en Elisa, en was dus geschikter voor zulk een doel dan de rivieren, die slechts aan de algemene wet van haar schepping hadden gehoorzaamd, en nooit aldus onderscheiden waren geworden. Maar bovenal, de Jordaan was de aangewezen rivier, en als hij genezing verwacht van de macht van God, dan moet hij berusten in de wil van God. zonder te vragen waarom of waartoe. Het is iets geheel gewoons voor hen die wijs zijn in hun eigen ogen, om minachtend neer te zien op de voorschriften van de Goddelijke wijsheid, en boven deze de voorkeur te geven aan hun eigen bedenkselen, "zij die hun eigen gerechtigheid zoeken op te richten willen zich van de rechtvaardigheid Gods niet onderwerpen," Romans 10:3.

Naman geraakte door zijn redenering in zo'n toorn, dat hij zich in woede van de deur van de profeet afwendde, gereed te zweren dat hij nooit meer iets met Elisa van doen wilde hebben. En wie zou dan daarbij iets verloren hebben? "Die de valse ijdelheden onderhouden verlaten hun weldadigheid," Jonah 2:8. Hoogmoedige mensen zijn de ergste vijanden van zichzelf.

III. De bescheiden raad, die zijn dienaren hem gaven, om naar het voorschrift van de profeet te handelen, waarin een stilzwijgende bestraffing van zijn toorn lag opgesloten, 2 Kings 5:13. Op andere tijden wisten zij tegenover hem op hun plaats te blijven, maar hoewel zij hem nu in toorn en drift zagen, wisten zij toch dat hij een man was, die altijd naar rede wilde luisteren, door wie zij hem ook werd voorgehouden (een goede, doch zeer zeldzame hoedanigheid in aanzienlijke personen) en daarom naderden zij tot hem en gebruikten de vrijmoedigheid om de zaak met hem te bespreken. Zij hadden een hoge mening van de profeet opgevat, (daar zij misschien meer van hem gehoord hadden door hun gesprekken met het gewone volk, dan Naman omtrent hem gehoord had van de koning en de hovelingen met wie hij gesproken had), en daarom vroegen zij hem de zaak nog eens in overweging te nemen. Zo die profeet tot u een grote zaak gesproken had, u een vervelende, langdurige kuur had voorgeschreven, of u aan een pijnlijke operatie had onderworpen, u trekpleisters, of koppen-zetten, of kwijling had verordineerd, zoudt gij ze niet gedaan hebben? Voorzeker wel. En wilt gij u dan niet aan zo'n eenvoudige en gemakkelijke methode onderwerpen als deze. Was u en gij zult rein zijn.

Merk op:

1. Zijn eigen knechten gaven hem deze bestraffing en die raad, hetgeen niet meer een verkleining voor hem was, dan dat hij door de dienstmaagd van zijn vrouw bericht had ontvangen omtrent iemand, die hem kon genezen, 2 Kings 5:2. Het is een grote weldaad om personen om ons heen te hebben, die open en vrijmoedig met ons zijn, ons getrouw onze gebreken en dwaasheden onder het oog brengen, al zijn zij ook onze minderen. Meesters moeten naar rede van hun dienaren willen horen, Job 31:13, Job 31:14. Gelijk wij doof moeten zijn voor de raad van de goddelozen, al wordt hij ook gegeven door de aanzienlijkste personen, die de meest geëerde namen dragen, zo moeten wij een open oor hebben voor goede raad, al wordt hij ons ook gegeven door degenen, die ver beneden ons zijn. Wie spreekt doet er niet toe, zo het gesprokene slechts goed is.

2. De bestraffing werd met grote bescheidenheid en eerbied gegeven. Zij noemen hem vader, want dienaren moeten hun meesters eren en gehoorzamen met een soort van kinderlijke genegenheid. Bij het geven van bestraffing en raad moet het blijken, dat zij voortkomen uit liefde en oprechte eerbied, en dat wij er geen smaad, maar reformatie mee bedoelen.

3. Zij was zeer redelijk en bedachtzaam. Indien de ruwe, onnadenkende dienaren toornige gevoeligheid van hun meester hadden opgewekt, en gepoogd hadden hem te wreken op de profeet, die (naar hij dacht) hem beledigd had, hoe noodlottig zouden de gevolgen geweest zijn! Vuur van de hemel waarschijnlijk op hen allen! Maar tot onze grote verrassing nemen zij de partij van de profeet. Elisa had waarschijnlijk wel bemerkt dat hetgeen hij gezegd had, Naman uit zijn humeur heeft gebracht, maar hij deed geen poging om hem tevreden te stellen, het was op zijn gevaar zo hij volhardde in zijn toorn, maar Gods voorzienigheid maakt gebruik van zijn knechten, om hem tot bedaren te brengen. Zij redeneren met hem:

a. Uit zijn vurige begeerte naar genezing: Zoudt gij niet alles daarvoor gedaan hebben? Als zieke zondaren er toe gekomen zijn om alles te willen doen, zich aan alles te willen onderwerpen, van alles afstand te willen doen, om maar genezen te worden, dan, maar niet eerder, beginnen wij hoop voor hen te koesteren. Dan zullen zij Christus aannemen op zijn voorwaarden, als zij Christus willen hebben op elke voorwaarde.

b. Uit het gemakkelijke van de voorgeschreven methode, het is slechts: Was u en gij zult rein zijn. Het is te beproeven, de proefneming is goedkoop en gemakkelijk, het kan geen kwaad doen, maar zou goed kunnen doen. De methoden, voorgeschreven voor de genezing van de melaatsheid van de zonde, zijn zo eenvoudig, dat wij volstrekt niet te verontschuldigen zijn als wij ze niet volgen. Het is slechts: "Geloof, en word behouden", "Bekeer u, en ontvang vergeving van zonde", "Was u, en gij zult rein zijn."

4. De genezing tot stand gebracht in het gebruik van het voorgeschreven middel, 2 Kings 5:14. Bij nader bedenken wilde Naman de proef toch wel nemen, maar toch, naar het schijnt, met geen groot geloof of vastberadenheid, want terwijl de profeet hem gezegd had zich zeven maal te wassen in de Jordaan, heeft hij er zich slechts zeven maal in gedoopt. Maar toch behaagt het Gode zich en Zijn woord te eren door dit van kracht te doen zijn. Zijn vlees kwam weer, gelijk het vlees van een kleine jongen, tot zijn grote verwondering en blijdschap. Dit verkrijgt men door de wil van God te doen, door Zijn inzettingen waar te nemen. Zijn rein worden door wassing eerde de wet voor de reiniging van melaatsen, God zal Zijn woord groot maken.

Verzen 9-14

2 Koningen 5:9-14

Wij hebben hier de genezing van Namans melaatsheid.

I. Het korte en duidelijke voorschrift, dat de profeet hem gaf met verzekerdheid van goede uitslag. Naman wilde Elisa eer bewijzen toen hij in zijn wagen en met al zijn gevolg aan Elisa's deur kwam, 2 Kings 5:9. Zij, die op andere tijden weinig eerbied betoonden aan profeten waren, als zij hen nodig hadden, zeer voorkomend voor hen. Hij kwam aan Elisa's deur als een bedelaar om een aalmoes. Zij, die van hun geestelijke melaatsheid gereinigd willen worden, moeten aan de deur van de Wijsheid komen, de posten van haar deuren waarnemen. Naman verwachtte zijn beleefdheid met gelijke beleefdheid beantwoord te zien, maar Elisa gaf hem zijn antwoord zonder enigerlei formaliteit, wilde niet aan de deur tot hem gaan, opdat hij de schijn niet zou hebben al te zeer gevleid te zijn door de eer, die hem was aangedaan, maar zond hem een bode om hem te zeggen. Ga heen en was u zevenmaal in de Jordaan, hem belovende dat zijn ziekte, zo hij dit deed, genezen zou worden. De belofte was uitdrukkelijk en bepaald: Gij zult rein zijn, de voorgeschreven methode was duidelijk: Ga heen en was u zevenmaal in de Jordaan. Dit was niet bedoeld als een middel tot de genezing, hoewel koude baden door velen als zeer heilzaam worden aanbevolen, maar sommigen denken dat het voor een geval van melaatsheid veeleer schadelijk was. Maar het was bedoeld als een teken van de genezing, en een op-de-proefstelling van zijn gehoorzaamheid, zij, die door God geholpen willen worden, moeten doen wat hun gezegd wordt. Maar waarom heeft Elisa een bode tot hem gezonden met deze aanwijzingen?

1. Omdat hij zich toen had afgezonderd tot innig, vurig gebed om de genezing, en daarvan niet afgeleid wilde worden, of:

2. Omdat hij wist dat Naman een hoogmoedig man was, en hij hem wilde doen weten dat voor de grote God alle mensen op gelijke bodem staan.

II. Namans afkeer van de voorgeschreven methode, omdat zij niet was wat hij verwachtte, twee dingen ergerden hem er in.

1. Dat Elisa, naar hij dacht, hem minachting betoonde door hem orders te zenden door een dienaar, en niet zelf tot hem naar buiten te komen, 2 Kings 5:11. Vol van verwachting zijnde van genezen te worden, had hij zich voorgesteld hoe die genezing bewerkt zou worden. Zijn denkbeeld was: Hij zal zeker tot mij uitkomen, dat is wel het minste wat hij voor mij doen kan, voor mij, een Syrische grote, die in al deze staatsie tot hem gegaan ben, tot mij, die zo dikwijls over Israël gezegevierd heb. Hij zal staan en de naam van de Heere, zijn God, aanroepen, en mij noemen in zijn gebed, en dan zal hij zijn hand over de plaats strijken, en aldus de genezing tot stand brengen." En omdat dit nu niet precies aldus geschied is, geraakt hij in toorn, vergetende:

a. Dat hij een melaatse was, en de wet van Mozes, die Elisa nauwgezet waarnam de zodanigen van de samenleving buitensloot, een melaatse, en bijgevolg behoorde hij niet zo streng te staan op de vormen van de hoofse plichtplegingen. Velen hebben onder verootmoedigende leidingen van Gods voorzienigheid een onverootmoedigd hart. Zie Numbers 12:14. b. Dat hij een smekeling was, een gunst verzocht, die hij niet kon eisen, en bedelaars hebben niet te kiezen, patiënten moeten doen wat hun geneesheer hun voorschrijft. Zie in Naman de dwaasheid van de hoogmoed, een genezing stelt hem niet tevreden of hij moet genezen worden met ceremonie, met veel praalvertoon en staatsie, hij veracht het genezen te worden, zo hij zijn zin niet krijgt.

2. Dat Elisa, naar hij dacht, minachting betoonde aan zijn land, hij nam het euvel op, dat hij heengezonden werd om zich in de Jordaan te wassen, in de Jordaan, een rivier van Israël, terwijl hij dacht dat Abana en Parpar de rivieren van Damascus, beter waren dan alle wateren Israëls. Met hoeveel ophef spreekt hij van deze twee rivieren, die Damascus besproeiden, en spoedig daarna zich verenigden, en dan door de geographen "Chrysoroas-de gouden stroom-"genoemd wordt. Hoe minachtend spreekt hij van al de wateren Israëls, hoewel God het land Israëls de roem van alle landen heeft genoemd, inzonderheid wegens zijn waterbeken, fonteinen en diepten, Deuteronomy 8:7. Zo gewoon is het dat God en de mens verschillen in hun oordeel. Hoe minachtend spreekt hij van de aanwijzingen van de profeet! Zou ik mij daarin niet kunnen wassen en rein worden? Hij zou er zich in kunnen wassen, en rein worden van vuil maar niet van melaatsheid. Hij was er vertoornd over, dat de profeet hem gebood zich te gaan wassen om rein te worden, hij dacht dat de profeet alles moest doen, en het behaagt hem niet, dat hem gezegd wordt dat hijzelf iets doen moet. Of wl, hij denkt dat dit al te eenvoudig, te gemakkelijk, te gewoon is voor zo'n aanzienlijke man als hij, om er door genezen te worden, of hij geloofde niet dat de genezing er door gewerkt zal worden, of indien wel, welke geneeskracht was er meer in de Jordaan dan in de rivieren van Damascus? Maar hij bedacht niet:

a. Dat de Jordaan behoorde aan Israëls God, van wie Hij de genezing moest verwachten, en niet aan de goden van Damascus, zij bewaterde het land des Heeren, het heilige land, en voor een wonderdadige genezing was de betrekking tot God van veel meer gewicht en betekenis, dan de diepte van de bedding of de schoonheid van de stroom.

b. Dat de Jordaan meer dan eens tevoren aan het gebod van de Almacht heeft gehoorzaamd, zij had vanouds een doortocht verleend aan Israël, en onlangs aan Elia en Elisa, en was dus geschikter voor zulk een doel dan de rivieren, die slechts aan de algemene wet van haar schepping hadden gehoorzaamd, en nooit aldus onderscheiden waren geworden. Maar bovenal, de Jordaan was de aangewezen rivier, en als hij genezing verwacht van de macht van God, dan moet hij berusten in de wil van God. zonder te vragen waarom of waartoe. Het is iets geheel gewoons voor hen die wijs zijn in hun eigen ogen, om minachtend neer te zien op de voorschriften van de Goddelijke wijsheid, en boven deze de voorkeur te geven aan hun eigen bedenkselen, "zij die hun eigen gerechtigheid zoeken op te richten willen zich van de rechtvaardigheid Gods niet onderwerpen," Romans 10:3.

Naman geraakte door zijn redenering in zo'n toorn, dat hij zich in woede van de deur van de profeet afwendde, gereed te zweren dat hij nooit meer iets met Elisa van doen wilde hebben. En wie zou dan daarbij iets verloren hebben? "Die de valse ijdelheden onderhouden verlaten hun weldadigheid," Jonah 2:8. Hoogmoedige mensen zijn de ergste vijanden van zichzelf.

III. De bescheiden raad, die zijn dienaren hem gaven, om naar het voorschrift van de profeet te handelen, waarin een stilzwijgende bestraffing van zijn toorn lag opgesloten, 2 Kings 5:13. Op andere tijden wisten zij tegenover hem op hun plaats te blijven, maar hoewel zij hem nu in toorn en drift zagen, wisten zij toch dat hij een man was, die altijd naar rede wilde luisteren, door wie zij hem ook werd voorgehouden (een goede, doch zeer zeldzame hoedanigheid in aanzienlijke personen) en daarom naderden zij tot hem en gebruikten de vrijmoedigheid om de zaak met hem te bespreken. Zij hadden een hoge mening van de profeet opgevat, (daar zij misschien meer van hem gehoord hadden door hun gesprekken met het gewone volk, dan Naman omtrent hem gehoord had van de koning en de hovelingen met wie hij gesproken had), en daarom vroegen zij hem de zaak nog eens in overweging te nemen. Zo die profeet tot u een grote zaak gesproken had, u een vervelende, langdurige kuur had voorgeschreven, of u aan een pijnlijke operatie had onderworpen, u trekpleisters, of koppen-zetten, of kwijling had verordineerd, zoudt gij ze niet gedaan hebben? Voorzeker wel. En wilt gij u dan niet aan zo'n eenvoudige en gemakkelijke methode onderwerpen als deze. Was u en gij zult rein zijn.

Merk op:

1. Zijn eigen knechten gaven hem deze bestraffing en die raad, hetgeen niet meer een verkleining voor hem was, dan dat hij door de dienstmaagd van zijn vrouw bericht had ontvangen omtrent iemand, die hem kon genezen, 2 Kings 5:2. Het is een grote weldaad om personen om ons heen te hebben, die open en vrijmoedig met ons zijn, ons getrouw onze gebreken en dwaasheden onder het oog brengen, al zijn zij ook onze minderen. Meesters moeten naar rede van hun dienaren willen horen, Job 31:13, Job 31:14. Gelijk wij doof moeten zijn voor de raad van de goddelozen, al wordt hij ook gegeven door de aanzienlijkste personen, die de meest geëerde namen dragen, zo moeten wij een open oor hebben voor goede raad, al wordt hij ons ook gegeven door degenen, die ver beneden ons zijn. Wie spreekt doet er niet toe, zo het gesprokene slechts goed is.

2. De bestraffing werd met grote bescheidenheid en eerbied gegeven. Zij noemen hem vader, want dienaren moeten hun meesters eren en gehoorzamen met een soort van kinderlijke genegenheid. Bij het geven van bestraffing en raad moet het blijken, dat zij voortkomen uit liefde en oprechte eerbied, en dat wij er geen smaad, maar reformatie mee bedoelen.

3. Zij was zeer redelijk en bedachtzaam. Indien de ruwe, onnadenkende dienaren toornige gevoeligheid van hun meester hadden opgewekt, en gepoogd hadden hem te wreken op de profeet, die (naar hij dacht) hem beledigd had, hoe noodlottig zouden de gevolgen geweest zijn! Vuur van de hemel waarschijnlijk op hen allen! Maar tot onze grote verrassing nemen zij de partij van de profeet. Elisa had waarschijnlijk wel bemerkt dat hetgeen hij gezegd had, Naman uit zijn humeur heeft gebracht, maar hij deed geen poging om hem tevreden te stellen, het was op zijn gevaar zo hij volhardde in zijn toorn, maar Gods voorzienigheid maakt gebruik van zijn knechten, om hem tot bedaren te brengen. Zij redeneren met hem:

a. Uit zijn vurige begeerte naar genezing: Zoudt gij niet alles daarvoor gedaan hebben? Als zieke zondaren er toe gekomen zijn om alles te willen doen, zich aan alles te willen onderwerpen, van alles afstand te willen doen, om maar genezen te worden, dan, maar niet eerder, beginnen wij hoop voor hen te koesteren. Dan zullen zij Christus aannemen op zijn voorwaarden, als zij Christus willen hebben op elke voorwaarde.

b. Uit het gemakkelijke van de voorgeschreven methode, het is slechts: Was u en gij zult rein zijn. Het is te beproeven, de proefneming is goedkoop en gemakkelijk, het kan geen kwaad doen, maar zou goed kunnen doen. De methoden, voorgeschreven voor de genezing van de melaatsheid van de zonde, zijn zo eenvoudig, dat wij volstrekt niet te verontschuldigen zijn als wij ze niet volgen. Het is slechts: "Geloof, en word behouden", "Bekeer u, en ontvang vergeving van zonde", "Was u, en gij zult rein zijn."

4. De genezing tot stand gebracht in het gebruik van het voorgeschreven middel, 2 Kings 5:14. Bij nader bedenken wilde Naman de proef toch wel nemen, maar toch, naar het schijnt, met geen groot geloof of vastberadenheid, want terwijl de profeet hem gezegd had zich zeven maal te wassen in de Jordaan, heeft hij er zich slechts zeven maal in gedoopt. Maar toch behaagt het Gode zich en Zijn woord te eren door dit van kracht te doen zijn. Zijn vlees kwam weer, gelijk het vlees van een kleine jongen, tot zijn grote verwondering en blijdschap. Dit verkrijgt men door de wil van God te doen, door Zijn inzettingen waar te nemen. Zijn rein worden door wassing eerde de wet voor de reiniging van melaatsen, God zal Zijn woord groot maken.

Verzen 15-19

2 Koningen 5:15-19

Van de tien melaatsen, die onze Heiland gereinigd heeft, was de enige, die terugkeerde om Hem te danken, een Samaritaan, Luke 17:16. Deze Syriër deed het, die zich hier:

I. Overtuigd betoont van de macht van de God van Israël, niet slechts dat Hij is, maar dat Hij alleen God is, en dat er inderdaad geen God is op de gehele aarde dan in Israël, 2 Kings 5:15. Een schone, heerlijke belijdenis! maar die tevens de ellende aantoont van de heidenwereld, want de volken die vele goden hadden, hadden in werkelijkheid geen God, maar waren zonder God in de wereld. Tevoren had hij gedacht dat de goden van Syrië wezenlijke goden waren, maar nu heeft de ervaring zijn dwaling hersteld, en wist hij dat Israëls God alleen God is, de oppermachtige Heere van allen. Indien hij andere melaatsen gereinigd had gezien het zou hem misschien niet overtuigd hebben maar de weldaad van de genezing deed hem meer aan dan het wonder ervan. Diegenen zijn het best instaat om van de macht van de Goddelijke genade te spreken, die haar zelf ervaren hebben.

II. Dankbaar aan Elisa, de profeet. "Daarom heb ik om de wille van Hem, wiens dienstknecht gij zijt, een geschenk voor u, zilver, en goud, en kleren, al wat u gevallen zal aan te nemen." Hij schatte de genezing niet naar het gemakkelijke er van voor de profeet, maar naar de weldaad er van voor hemzelf, en hij zou gaarne dienoverkomstig er voor willen betalen. Maar Elisa weigert edelmoedig de beloning, hoewel hij sterk gedrongen wordt om haar aan te nemen, en, om verder dringen te voorkomen, bekrachtigde hij zijn weigering met een eed: Zo waarachtig als de Heere leeft indien ik het neme! 2 Kings 5:16, niet omdat hij het niet nodig had, want hij was arm genoeg, en wist wel wat er mee te doen, hoe het te besteden aan de zonen van de profeten, ook niet omdat hij het ongeoorloofd achtte, want hij ontving geschenken van anderen, maar hij wilde aan deze Syriër niets verplicht zijn, deze moest niet zeggen: "ik heb Elisa rijk gemaakt," Genesis 14:23. Het zal ten zeerste tot eer van God strekken, om aan deze nieuwe bekeerling te tonen, dat aan de dienstknechten van de God Israëls geleerd was, om met heilige minachting op de rijkdom van deze wereld neer te zien, hetgeen hem zou bevestigen in zijn geloof, "dat er geen God is dan in Israël." Zie 1 Corinthiers 9:18, 2 Corinthiers 11:9.

III. Bekeerd tot de aanbidding van de God Israëls. Hij wil niet slechts een offerande offeren aan de Heere uit dankbaarheid voor zijn genezing, maar hij besluit nooit aan een andere god te offeren, 2 Kings 5:17. Het was een gelukkige genezing van zijn melaatsheid, die hem genas van zijn afgoderij, een nog gevaarlijker ziekte. Maar hier zijn twee voorbeelden van het zwakke en gebrekkige in zijn bekering.

1. In n opzicht deed hij er te veel in, daar hij niet slechts de God Israëls wilde aanbidden, maar hij wilde aardkluiten hebben uit de tuin van de profeet, of die tenminste door hem verordineerd waren, om er een altaar van te maken, 2 Kings 5:17. Hij, die een poosje daarvoor zeer minachtend had gesproken van het water van Israël, 2 Kings 5:12, gaat nu over tot een ander uiterste, en overschat de aarde van Israël, veronderstellende dat (daar God geboden had een altaar van aarde te maken, Exodus 20:24) een altaar van aarde Hem het meest welgevallig zou zijn, niet bedenkende dat de gehele aarde van de Heere is, en haar volheid of misschien heeft zijn vervoering van genegenheid en eerbied voor de profeet, niet alleen vanwege zijn macht, maar ook vanwege zijn deugd en edelmoedigheid, hem-zoals wij zeggen-de grond doen liefhebben, waarop hij trad, zodat hij wenste er een weinig van mee naar huis te nemen. Het was een beleefdheid als waarmee men heden ten dage zegt: "doe mij het genoegen mijnheer, om mij uw portret te schenken". 2. In een ander opzicht deed hij echter te weinig, hierin namelijk, dat hij zich de vrijheid voorbehield om zich in het huis van Rimmon te buigen ten gerieve van de koning, zijn meester, en naar de plicht van zijn plaats aan het hof het eiste, 2 Kings 5:18, in deze zaak wenste hij verontschuldigd te worden. Hij erkent dat hij het niet behoorde te doen, maar dat hij, als hij het niet deed, zijn plaats aan het hof niet kon behouden, hij betuigt dat hij er zich nooit meer, zoals voorheen, ter ere van de afgod zal buigen, maar alleen ter ere van de koning, en daarom hoopt hij dat God het hem zal vergeven. Misschien kan, alles in aanmerking genomen, hiervoor enige verschoning worden aangevoerd, al kan het niet goedgekeurd of gerechtvaardigd worden. Maar wat ons betreft, ben ik er zeker van, dat wij:

a. Zo wij met God in verbond tredende, een voorbehoud maken om enigerlei ons bekende zonde aan te houden, dat voorbehoud een vernietiging is van Zijn verbond. Wij moeten al onze overtredingen wegdoen, en generlei huis van Rimmon uitzonderen.

b. Hoewel wij aangemoedigd worden om te bidden om vergeving van de zonden, die wij bedreven hebben, zou het toch een spotten zijn met God en een bedriegen van onszelf, indien wij om dispensatie vroegen om voor het vervolg met enigerlei zonde te mogen voortgaan.

c. Zij, die niet instaat zijn om een betrekking aan het hof te verlaten als zij haar niet kunnen behouden zonder te zondigen tegen God en hun eigen geweten geweld aan te doen, schatten de gunst van God niet op de juiste waarde.

d. Zij, die in waarheid het kwade haten, zullen er een gewetenszaak van maken om alle schijn van kwaad te vermijden. Namans ontveinzen van zijn Godsdienst kan niet goedgekeurd worden, omdat echter met zijn belofte om aan geen anderen god te offeren, dan alleen aan de God Israëls, al veel gewonnen was bij een Syriër, en omdat hij door vergeving te vragen in deze zaak, zulk een mate van overtuiging en oprechtheid aan de dag legde, dat er goede hoop was op verbetering en vooruitgang, kon de profeet in vriendschap afscheid van hem nemen met een: Ga in vrede, 2 Kings 5:19. Er moet met pas bekeerden teder en voorzichtig gehandeld worden.

Verzen 15-19

2 Koningen 5:15-19

Van de tien melaatsen, die onze Heiland gereinigd heeft, was de enige, die terugkeerde om Hem te danken, een Samaritaan, Luke 17:16. Deze Syriër deed het, die zich hier:

I. Overtuigd betoont van de macht van de God van Israël, niet slechts dat Hij is, maar dat Hij alleen God is, en dat er inderdaad geen God is op de gehele aarde dan in Israël, 2 Kings 5:15. Een schone, heerlijke belijdenis! maar die tevens de ellende aantoont van de heidenwereld, want de volken die vele goden hadden, hadden in werkelijkheid geen God, maar waren zonder God in de wereld. Tevoren had hij gedacht dat de goden van Syrië wezenlijke goden waren, maar nu heeft de ervaring zijn dwaling hersteld, en wist hij dat Israëls God alleen God is, de oppermachtige Heere van allen. Indien hij andere melaatsen gereinigd had gezien het zou hem misschien niet overtuigd hebben maar de weldaad van de genezing deed hem meer aan dan het wonder ervan. Diegenen zijn het best instaat om van de macht van de Goddelijke genade te spreken, die haar zelf ervaren hebben.

II. Dankbaar aan Elisa, de profeet. "Daarom heb ik om de wille van Hem, wiens dienstknecht gij zijt, een geschenk voor u, zilver, en goud, en kleren, al wat u gevallen zal aan te nemen." Hij schatte de genezing niet naar het gemakkelijke er van voor de profeet, maar naar de weldaad er van voor hemzelf, en hij zou gaarne dienoverkomstig er voor willen betalen. Maar Elisa weigert edelmoedig de beloning, hoewel hij sterk gedrongen wordt om haar aan te nemen, en, om verder dringen te voorkomen, bekrachtigde hij zijn weigering met een eed: Zo waarachtig als de Heere leeft indien ik het neme! 2 Kings 5:16, niet omdat hij het niet nodig had, want hij was arm genoeg, en wist wel wat er mee te doen, hoe het te besteden aan de zonen van de profeten, ook niet omdat hij het ongeoorloofd achtte, want hij ontving geschenken van anderen, maar hij wilde aan deze Syriër niets verplicht zijn, deze moest niet zeggen: "ik heb Elisa rijk gemaakt," Genesis 14:23. Het zal ten zeerste tot eer van God strekken, om aan deze nieuwe bekeerling te tonen, dat aan de dienstknechten van de God Israëls geleerd was, om met heilige minachting op de rijkdom van deze wereld neer te zien, hetgeen hem zou bevestigen in zijn geloof, "dat er geen God is dan in Israël." Zie 1 Corinthiers 9:18, 2 Corinthiers 11:9.

III. Bekeerd tot de aanbidding van de God Israëls. Hij wil niet slechts een offerande offeren aan de Heere uit dankbaarheid voor zijn genezing, maar hij besluit nooit aan een andere god te offeren, 2 Kings 5:17. Het was een gelukkige genezing van zijn melaatsheid, die hem genas van zijn afgoderij, een nog gevaarlijker ziekte. Maar hier zijn twee voorbeelden van het zwakke en gebrekkige in zijn bekering.

1. In n opzicht deed hij er te veel in, daar hij niet slechts de God Israëls wilde aanbidden, maar hij wilde aardkluiten hebben uit de tuin van de profeet, of die tenminste door hem verordineerd waren, om er een altaar van te maken, 2 Kings 5:17. Hij, die een poosje daarvoor zeer minachtend had gesproken van het water van Israël, 2 Kings 5:12, gaat nu over tot een ander uiterste, en overschat de aarde van Israël, veronderstellende dat (daar God geboden had een altaar van aarde te maken, Exodus 20:24) een altaar van aarde Hem het meest welgevallig zou zijn, niet bedenkende dat de gehele aarde van de Heere is, en haar volheid of misschien heeft zijn vervoering van genegenheid en eerbied voor de profeet, niet alleen vanwege zijn macht, maar ook vanwege zijn deugd en edelmoedigheid, hem-zoals wij zeggen-de grond doen liefhebben, waarop hij trad, zodat hij wenste er een weinig van mee naar huis te nemen. Het was een beleefdheid als waarmee men heden ten dage zegt: "doe mij het genoegen mijnheer, om mij uw portret te schenken". 2. In een ander opzicht deed hij echter te weinig, hierin namelijk, dat hij zich de vrijheid voorbehield om zich in het huis van Rimmon te buigen ten gerieve van de koning, zijn meester, en naar de plicht van zijn plaats aan het hof het eiste, 2 Kings 5:18, in deze zaak wenste hij verontschuldigd te worden. Hij erkent dat hij het niet behoorde te doen, maar dat hij, als hij het niet deed, zijn plaats aan het hof niet kon behouden, hij betuigt dat hij er zich nooit meer, zoals voorheen, ter ere van de afgod zal buigen, maar alleen ter ere van de koning, en daarom hoopt hij dat God het hem zal vergeven. Misschien kan, alles in aanmerking genomen, hiervoor enige verschoning worden aangevoerd, al kan het niet goedgekeurd of gerechtvaardigd worden. Maar wat ons betreft, ben ik er zeker van, dat wij:

a. Zo wij met God in verbond tredende, een voorbehoud maken om enigerlei ons bekende zonde aan te houden, dat voorbehoud een vernietiging is van Zijn verbond. Wij moeten al onze overtredingen wegdoen, en generlei huis van Rimmon uitzonderen.

b. Hoewel wij aangemoedigd worden om te bidden om vergeving van de zonden, die wij bedreven hebben, zou het toch een spotten zijn met God en een bedriegen van onszelf, indien wij om dispensatie vroegen om voor het vervolg met enigerlei zonde te mogen voortgaan.

c. Zij, die niet instaat zijn om een betrekking aan het hof te verlaten als zij haar niet kunnen behouden zonder te zondigen tegen God en hun eigen geweten geweld aan te doen, schatten de gunst van God niet op de juiste waarde.

d. Zij, die in waarheid het kwade haten, zullen er een gewetenszaak van maken om alle schijn van kwaad te vermijden. Namans ontveinzen van zijn Godsdienst kan niet goedgekeurd worden, omdat echter met zijn belofte om aan geen anderen god te offeren, dan alleen aan de God Israëls, al veel gewonnen was bij een Syriër, en omdat hij door vergeving te vragen in deze zaak, zulk een mate van overtuiging en oprechtheid aan de dag legde, dat er goede hoop was op verbetering en vooruitgang, kon de profeet in vriendschap afscheid van hem nemen met een: Ga in vrede, 2 Kings 5:19. Er moet met pas bekeerden teder en voorzichtig gehandeld worden.

Verzen 20-27

2 Koningen 5:20-27

Naman, een Syriër, een hoveling, een krijgsman, had veel dienaren, en wij hebben gezien, hoe verstandig en goed zij waren, 2 Kings 5:13. Elisa, een heilige profeet, een man Gods heeft slechts een dienaar, en hij blijkt een minne leugenaar te zijn. Zij, die van Elisa op een afstand hadden gehoord, eerden hem, en ontvingen goeds uit hetgeen zij gehoord hadden, maar op hem, die gedurig voor zijn aangezicht stond om zijn wijsheid te horen, was noch door zijn leer, noch door zijn wonderen een goede indruk gemaakt. Men zou verwacht hebben dat Elisa's dienaar een heilige zou zijn, (zoals Achabs dienaar Obadja een heilige was) maar zelfs Christus had een Judas onder zijn volgelingen. De middelen van de genade kunnen geen genade geven. De beste mensen, de beste leraren hebben dikwijls personen om zich heen gehad, die hun tot smart en schande waren. Hoe dichter bij de kerk, hoe verder van God. Velen zullen komen van oosten en westen, en zullen met Abraham en Izak en Jakob aanzitten in het koninkrijk van de hemelen, en de kinderen des koninkrijks zullen uitgeworpen worden.

Hier is:

I. Gehazi's zonde. Het was een samengestelde zonde.

1. Geldgierigheid, de wortel van alle kwaad, was op de bodem er van. Zijn meester verachtte de schatten van Naman, maar hij begeerde ze, 2 Kings 5:20. Zijn hart, zegt bisschop Hall, was in Namans koffers, en hij moet hem nalopen, om het te halen. Door wereldse rijkdom te begeren, zijn zeer velen van het geloof afgedwaald, en hebben zichzelf met vele smarten doorstoken.

2. Hij keurde het af, dat zijn meester Namans geschenk had afgewezen, hij veroordeelde hem als een dwaas, door goud te weigeren, dat hem wordt aangeboden, benijdde zijn vriendelijkheid en edelmoedigheid jegens deze vreemdeling, al was het ook tot welzijn van zijn ziel. Kortom, hij dacht wijzer te zijn dan zijn meester.

3. Toen Naman, als iemand van fijne, beschaafde manieren van zijn wagen afklom om hem tegemoet te gaan, 2 Kings 5:21, zei hij hem een opzettelijke leugen, namelijk dat zijn meester hem tot hem gezonden had, en zo ontving hij voor zich wat Naman voor zijn meester bestemd had.

4. Hij belasterde zijn meester, en stelde hem laaghartig aan Naman voor, alsof hij spoedig berouw had van zijn edelmoedigheid, als iemand, die wispelturig was, zelf niet wist wat hij wilde, iets zei en het dan weer herriep, op iets zwoer en dan weer zijn eed terugnam, geen edelmoedige daad kon doen of hij moest haar terstond weer ongedaan maken. Zijn verhaal van de twee zonen van de profeten was even dom als leugenachtig, als hij om een teken voor twee jonge scholieren verzocht zou hebben dan zou daar waarlijk wel minder dan een talent zilver voor volstaan hebben.

5. Er was gevaar dat hij Naman van die heilige Godsdienst zou vervreemd hebben, die hij had omhelsd en er zijn goede mening van verminderd zou hebben. Hij zal gereed zijn te zeggen, wat Paulus' vijanden omtrent hem te kennen gaven, 2 Corinthiers 12:16, 17, namelijk dat Elisa zelf hem wel niet bezwaarde, maar, listig zijnde, hem met bedrog gevangen heeft, diegenen zendende, die voordeel van hem zochten. Wij hopen dat hij later vernomen heeft, dat Elisa's hand er niet in was, en dat Gehazi genoodzaakt werd terug te geven wet hij onrechtvaardig had verkregen, want anders zou het hem weer naar zijn afgoden hebben kunnen drijven.

6. Dat hij zijn onrechtvaardig verkregen goed zocht te verbergen heeft zijn zonde zeer verzwaard.

a. Hij verborg het, zoals Achan zijn door heiligschennis verkregen gewin verborgen heeft, in de toren, een geheime, versterkte plaats, totdat hij gelegenheid zou hebben om het te gebruiken, 2 Kings 5:24, hij kwam tot de toren. Nu dacht hij zich in het zeker en veilig bezit er van, en hij juichte zijn goed beleid bij het bedrog toe, waardoor hij niet alleen Namans voorzichtigheid had verschalkt maar ook evenzeer Elisa's onderscheidingsvermogen, zoals Ananias en Saffira de apostelen meenden te bedriegen.

b. Hij ontkende het, hij kwam in, en stond voor zijn heer, gereed om zijn orders te ontvangen. Niemand had meer de schijn van gehecht te zijn aan zijn heer, hoewel in werkelijkheid niemand meer schadelijk voor hem was. Hij dacht zoals Efraïm: "ik ben rijk geworden, ik heb mij groot goed verkregen, in al mijn arbeid zullen zij mij geen ongerechtigheid vinden, die zonde zij", Hosea 12:8. Zijn heer vroeg hem waar hij geweest was. "Nergens, mijn heer," zei hij, "nergens buitenshuis." De ene leugen brengt gewoonlijk de andere voort, de weg van die zonde is bergafwaarts, heb dus de moed waar te zijn.

II. De straf van deze zonde. Elisa riep hem terstond tot verantwoording, en merk nu op:

1. Hoe hij van schuld overtuigd werd. Hij dacht de profeet te bedriegen, maar hem werd spoedig te verstaan gegeven, dat de Geest van de profetie niet bedrogen kan worden, en dat het tevergeefs was de Heilige Geest te liegen. Elisa kan hem zeggen:

a. Wat hij gedaan had, hoewel hij het had ontkend. Gij zegt dat gij nergens heengegaan zijt, maar ging niet mijn hart mede? 2 Kings 5:26. Moest Gehazi nu nog leren dat profeten geestelijke ogen hebben? Of dacht hij iets te kunnen verbergen voor een ziener, voor hem met wie de verborgenheid des Heeren is? Het is dwaasheid te durven zondigen in de hoop op geheimhouding. Die zijn overtredingen bedekt, zal niet voorspoedig zijn, en een valse tong is maar voor een ogenblik. De waarheid zal uitkomen, en dikwijls komt zij op vreemde wijze aan het licht tot beschaming van hen, die de leugen tot hun toevlucht hebben gesteld.

b. Wat hij zich voornam, hoewel hij dat in zijn eigen borst verborgen hield. Hij kon hem tot zelfs de gedachten en voornemens zijns harten zeggen: dat hij, nu hij deze twee talenten zilvers verkregen had, van plan was grond te kopen en vee, Elisa's dienst te verlaten en zich voor eigen rekening te vestigen. Al de dwaze verwachtingen en bedenkselen van vleselijk-gezinde wereldlingen liggen open voor God. En hij wijst hem ook op het kwaad er van: Was het een tijd om zilver te nemen? Is dit een gelegenheid om u te verrijken? Kon gij geen beter middel vinden om geld te verkrijgen dan door uw meester te beliegen en een struikelblok voor de voeten eens pas bekeerden te leggen?" Zij, die wanneer en door welk middel dan ook, of het goed of slecht is, rijkdom willen verkrijgen, stellen zich bloot aan zeer veel verzoeking. Zij, die rijk willen worden "(per fas, per nefas, rem, rem, quocunque modo rem door recht of door onrecht, onverschillig voor beginselen", slechts op geld uit) "doen zich verzinken in verderf en ondergang," 1 Timothy 6:9. Oorlog, en brand, en pestilentie, en schipbreuk zijn niet, zoals velen ze maken, gelegenheden om er geld door te verkrijgen. Het is geen tijd om onze rijkdom te vermeerderen, wanneer wij het niet anders kunnen doen dan door middelen, die onterend zijn voor God en Godsdienst of schadelijk voor onze broederen of voor het publiek.

2. Hoe hij er voor gestraft werd. De melaatsheid van Naman zal u aankleven, 2 Kings 5:27. Indien hij zijn geld wil hebben, zal hij er zijn ziekte bij hebben. "Transit cum onere-het gaat aan u over met de lasten". Hij bedacht akkers na te laten aan zijn geslacht, maar in plaats daarvan laat hij een walgelijke kwaal na aan zijn zaad van geslacht tot geslacht. Het vonnis werd terstond voltrokken aan hemzelf niet spoediger gezegd dan gedaan, hij ging hij van voor zijn aangezicht, melaats, wit als de sneeuw. Aldus is hij geschandvlekt, onteerd, en draagt hij de tekenen van zijn schande overal waar hij heengaat, aldus laadt hij op zich en zijn geslacht een vloek, die niet slechts voor het ogenblik zijn slechtheid zal bekendmaken, maar er de gedachtenis van zal vereeuwigen. "Te arbeiden om schatten met een valse tong, is een voortgedreven ijdelheid dergenen, die de dood zoeken," Proverbs 21:6. Zij, die rijkdom verkrijgen door bedrog en onrechtvaardigheid, kunnen er noch genot noch bestendigheid van verwachten. Wat was het Gehazi nut, dat hij zijn twee talenten verkregen heeft, nu hij er zijn gezondheid, zijn eer, zijn vrede, zijn dienst en-zo het niet door berouw en bekering voorkomen werd-zijn ziel door verloor? Zie Job 20:12 en verv.

Verzen 20-27

2 Koningen 5:20-27

Naman, een Syriër, een hoveling, een krijgsman, had veel dienaren, en wij hebben gezien, hoe verstandig en goed zij waren, 2 Kings 5:13. Elisa, een heilige profeet, een man Gods heeft slechts een dienaar, en hij blijkt een minne leugenaar te zijn. Zij, die van Elisa op een afstand hadden gehoord, eerden hem, en ontvingen goeds uit hetgeen zij gehoord hadden, maar op hem, die gedurig voor zijn aangezicht stond om zijn wijsheid te horen, was noch door zijn leer, noch door zijn wonderen een goede indruk gemaakt. Men zou verwacht hebben dat Elisa's dienaar een heilige zou zijn, (zoals Achabs dienaar Obadja een heilige was) maar zelfs Christus had een Judas onder zijn volgelingen. De middelen van de genade kunnen geen genade geven. De beste mensen, de beste leraren hebben dikwijls personen om zich heen gehad, die hun tot smart en schande waren. Hoe dichter bij de kerk, hoe verder van God. Velen zullen komen van oosten en westen, en zullen met Abraham en Izak en Jakob aanzitten in het koninkrijk van de hemelen, en de kinderen des koninkrijks zullen uitgeworpen worden.

Hier is:

I. Gehazi's zonde. Het was een samengestelde zonde.

1. Geldgierigheid, de wortel van alle kwaad, was op de bodem er van. Zijn meester verachtte de schatten van Naman, maar hij begeerde ze, 2 Kings 5:20. Zijn hart, zegt bisschop Hall, was in Namans koffers, en hij moet hem nalopen, om het te halen. Door wereldse rijkdom te begeren, zijn zeer velen van het geloof afgedwaald, en hebben zichzelf met vele smarten doorstoken.

2. Hij keurde het af, dat zijn meester Namans geschenk had afgewezen, hij veroordeelde hem als een dwaas, door goud te weigeren, dat hem wordt aangeboden, benijdde zijn vriendelijkheid en edelmoedigheid jegens deze vreemdeling, al was het ook tot welzijn van zijn ziel. Kortom, hij dacht wijzer te zijn dan zijn meester.

3. Toen Naman, als iemand van fijne, beschaafde manieren van zijn wagen afklom om hem tegemoet te gaan, 2 Kings 5:21, zei hij hem een opzettelijke leugen, namelijk dat zijn meester hem tot hem gezonden had, en zo ontving hij voor zich wat Naman voor zijn meester bestemd had.

4. Hij belasterde zijn meester, en stelde hem laaghartig aan Naman voor, alsof hij spoedig berouw had van zijn edelmoedigheid, als iemand, die wispelturig was, zelf niet wist wat hij wilde, iets zei en het dan weer herriep, op iets zwoer en dan weer zijn eed terugnam, geen edelmoedige daad kon doen of hij moest haar terstond weer ongedaan maken. Zijn verhaal van de twee zonen van de profeten was even dom als leugenachtig, als hij om een teken voor twee jonge scholieren verzocht zou hebben dan zou daar waarlijk wel minder dan een talent zilver voor volstaan hebben.

5. Er was gevaar dat hij Naman van die heilige Godsdienst zou vervreemd hebben, die hij had omhelsd en er zijn goede mening van verminderd zou hebben. Hij zal gereed zijn te zeggen, wat Paulus' vijanden omtrent hem te kennen gaven, 2 Corinthiers 12:16, 17, namelijk dat Elisa zelf hem wel niet bezwaarde, maar, listig zijnde, hem met bedrog gevangen heeft, diegenen zendende, die voordeel van hem zochten. Wij hopen dat hij later vernomen heeft, dat Elisa's hand er niet in was, en dat Gehazi genoodzaakt werd terug te geven wet hij onrechtvaardig had verkregen, want anders zou het hem weer naar zijn afgoden hebben kunnen drijven.

6. Dat hij zijn onrechtvaardig verkregen goed zocht te verbergen heeft zijn zonde zeer verzwaard.

a. Hij verborg het, zoals Achan zijn door heiligschennis verkregen gewin verborgen heeft, in de toren, een geheime, versterkte plaats, totdat hij gelegenheid zou hebben om het te gebruiken, 2 Kings 5:24, hij kwam tot de toren. Nu dacht hij zich in het zeker en veilig bezit er van, en hij juichte zijn goed beleid bij het bedrog toe, waardoor hij niet alleen Namans voorzichtigheid had verschalkt maar ook evenzeer Elisa's onderscheidingsvermogen, zoals Ananias en Saffira de apostelen meenden te bedriegen.

b. Hij ontkende het, hij kwam in, en stond voor zijn heer, gereed om zijn orders te ontvangen. Niemand had meer de schijn van gehecht te zijn aan zijn heer, hoewel in werkelijkheid niemand meer schadelijk voor hem was. Hij dacht zoals Efraïm: "ik ben rijk geworden, ik heb mij groot goed verkregen, in al mijn arbeid zullen zij mij geen ongerechtigheid vinden, die zonde zij", Hosea 12:8. Zijn heer vroeg hem waar hij geweest was. "Nergens, mijn heer," zei hij, "nergens buitenshuis." De ene leugen brengt gewoonlijk de andere voort, de weg van die zonde is bergafwaarts, heb dus de moed waar te zijn.

II. De straf van deze zonde. Elisa riep hem terstond tot verantwoording, en merk nu op:

1. Hoe hij van schuld overtuigd werd. Hij dacht de profeet te bedriegen, maar hem werd spoedig te verstaan gegeven, dat de Geest van de profetie niet bedrogen kan worden, en dat het tevergeefs was de Heilige Geest te liegen. Elisa kan hem zeggen:

a. Wat hij gedaan had, hoewel hij het had ontkend. Gij zegt dat gij nergens heengegaan zijt, maar ging niet mijn hart mede? 2 Kings 5:26. Moest Gehazi nu nog leren dat profeten geestelijke ogen hebben? Of dacht hij iets te kunnen verbergen voor een ziener, voor hem met wie de verborgenheid des Heeren is? Het is dwaasheid te durven zondigen in de hoop op geheimhouding. Die zijn overtredingen bedekt, zal niet voorspoedig zijn, en een valse tong is maar voor een ogenblik. De waarheid zal uitkomen, en dikwijls komt zij op vreemde wijze aan het licht tot beschaming van hen, die de leugen tot hun toevlucht hebben gesteld.

b. Wat hij zich voornam, hoewel hij dat in zijn eigen borst verborgen hield. Hij kon hem tot zelfs de gedachten en voornemens zijns harten zeggen: dat hij, nu hij deze twee talenten zilvers verkregen had, van plan was grond te kopen en vee, Elisa's dienst te verlaten en zich voor eigen rekening te vestigen. Al de dwaze verwachtingen en bedenkselen van vleselijk-gezinde wereldlingen liggen open voor God. En hij wijst hem ook op het kwaad er van: Was het een tijd om zilver te nemen? Is dit een gelegenheid om u te verrijken? Kon gij geen beter middel vinden om geld te verkrijgen dan door uw meester te beliegen en een struikelblok voor de voeten eens pas bekeerden te leggen?" Zij, die wanneer en door welk middel dan ook, of het goed of slecht is, rijkdom willen verkrijgen, stellen zich bloot aan zeer veel verzoeking. Zij, die rijk willen worden "(per fas, per nefas, rem, rem, quocunque modo rem door recht of door onrecht, onverschillig voor beginselen", slechts op geld uit) "doen zich verzinken in verderf en ondergang," 1 Timothy 6:9. Oorlog, en brand, en pestilentie, en schipbreuk zijn niet, zoals velen ze maken, gelegenheden om er geld door te verkrijgen. Het is geen tijd om onze rijkdom te vermeerderen, wanneer wij het niet anders kunnen doen dan door middelen, die onterend zijn voor God en Godsdienst of schadelijk voor onze broederen of voor het publiek.

2. Hoe hij er voor gestraft werd. De melaatsheid van Naman zal u aankleven, 2 Kings 5:27. Indien hij zijn geld wil hebben, zal hij er zijn ziekte bij hebben. "Transit cum onere-het gaat aan u over met de lasten". Hij bedacht akkers na te laten aan zijn geslacht, maar in plaats daarvan laat hij een walgelijke kwaal na aan zijn zaad van geslacht tot geslacht. Het vonnis werd terstond voltrokken aan hemzelf niet spoediger gezegd dan gedaan, hij ging hij van voor zijn aangezicht, melaats, wit als de sneeuw. Aldus is hij geschandvlekt, onteerd, en draagt hij de tekenen van zijn schande overal waar hij heengaat, aldus laadt hij op zich en zijn geslacht een vloek, die niet slechts voor het ogenblik zijn slechtheid zal bekendmaken, maar er de gedachtenis van zal vereeuwigen. "Te arbeiden om schatten met een valse tong, is een voortgedreven ijdelheid dergenen, die de dood zoeken," Proverbs 21:6. Zij, die rijkdom verkrijgen door bedrog en onrechtvaardigheid, kunnen er noch genot noch bestendigheid van verwachten. Wat was het Gehazi nut, dat hij zijn twee talenten verkregen heeft, nu hij er zijn gezondheid, zijn eer, zijn vrede, zijn dienst en-zo het niet door berouw en bekering voorkomen werd-zijn ziel door verloor? Zie Job 20:12 en verv.

Bibliografische Informatie
Henry, Matthew. "Commentaar op 2 Kings 5". "Bijbelverkaring van Matthew Henry". https://www.studylight.org/commentaries/dut/mhm/2-kings-5.html. 1706.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile