Lectionary Calendar
Friday, November 22nd, 2024
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
advertisement
advertisement
advertisement
Attention!
For 10¢ a day you can enjoy StudyLight.org ads
free while helping to build churches and support pastors in Uganda.
Click here to learn more!
free while helping to build churches and support pastors in Uganda.
Click here to learn more!
Bible Commentaries
Bijbelverkaring van Matthew Henry Henry's compleet
Auteursrechtverklaring
Deze bestanden zijn publiek domein en zijn een afgeleide van een elektronische editie die beschikbaar is op de website Bible Support.
Deze bestanden zijn publiek domein en zijn een afgeleide van een elektronische editie die beschikbaar is op de website Bible Support.
Bibliografische Informatie
Henry, Matthew. "Commentaar op 2 Chronicles 3". "Bijbelverkaring van Matthew Henry". https://www.studylight.org/commentaries/dut/mhm/2-chronicles-3.html. 1706.
Henry, Matthew. "Commentaar op 2 Chronicles 3". "Bijbelverkaring van Matthew Henry". https://www.studylight.org/
Whole Bible (3)
Inleiding
Bijbelverkaring van Matthew Henry, 2 KRONIEKEN 3In het boek van de koningen hadden wij een veel uitvoeriger bericht van de tempelbouw, dan wij er hier in dit boek van de kronieken van vinden. In dit hoofdstuk hebben wij:
I. De plaats en de tijd van de tempelbouw, 2 Chronicles 3:1, 2 Chronicles 3:2.
II. De afmetingen en rijke versiering er van, 2 Chronicles 3:3.
III. De cherubs in het heilige van de heiligen, 2 Chronicles 3:10.
IV. De voorhang 2 Chronicles 3:14.
V. De twee pilaren, 2 Chronicles 3:15. Van dit alles hadden wij reeds een bericht in 1Kon. 6, 7.
Inleiding
Bijbelverkaring van Matthew Henry, 2 KRONIEKEN 3In het boek van de koningen hadden wij een veel uitvoeriger bericht van de tempelbouw, dan wij er hier in dit boek van de kronieken van vinden. In dit hoofdstuk hebben wij:
I. De plaats en de tijd van de tempelbouw, 2 Chronicles 3:1, 2 Chronicles 3:2.
II. De afmetingen en rijke versiering er van, 2 Chronicles 3:3.
III. De cherubs in het heilige van de heiligen, 2 Chronicles 3:10.
IV. De voorhang 2 Chronicles 3:14.
V. De twee pilaren, 2 Chronicles 3:15. Van dit alles hadden wij reeds een bericht in 1Kon. 6, 7.
Verzen 1-9
2 Kronieken 3:1-91. Hier is de plaats waar de tempel gebouwd werd. Salomo had geen vrijheid om die plaats te kiezen, hij was dus ook niet in verlegenheid om die keus te bepalen, zij was tevoren aangewezen, 1 Chronicles 22:1, hetgeen een verlichting was voor zijn gemoed.
a. Het moet te Jeruzalem wezen, want dat was de plaats, die God had verkoren om er zijn naam te stellen.
De koninklijke stad moet de heilige stad zijn, daar moet "de getuigenis Israël's zijn want daar zijn de stoelen des gerichts gezet", Psalms 122:4, Psalms 122:5.
b. Het moet op de berg Moria wezen die, naar sommigen denken, dezelfde plaats was in het land Moria, waar Abraham Izaak heeft geofferd, Genesis 22:2.
De Targoem zegt dit uitdrukkelijk en voegt er bij: "Maar hij werd verlost door het woord des Heeren, en in zijn plaats werd een ram voorzien".
Dat was een afschaduwing van Christus' offeren van zichzelf, en daarom werd de tempel, die ook een type van Hem was, gevoeglijk daar gebouwd.
c. Het moest wezen daar waar, de HEERE aan David is verschenen en hem geantwoord heeft door vuur, 1 Chronicles 21:18, 1 Chronicles 21:26.
Daar werd eenmaal verzoening gedaan, en daarom moet, ter gedachtenis daarvan, daar nog verzoening gedaan worden. Daar, waar God mij ontmoet heeft, kan ik hopen dat Hij mij wederom ontmoeten zal.
d. Het moet wezen in de plaats, die David bereid had, niet alleen die hij gekocht had met zijn geld, maar die hij door Goddelijke aanwijzing had gekozen. Het was Salomo's wijsheid om naar geen gerieflijker plaats te zoeken, maar te berusten in hetgeen God bepaald had, wat er ook tegen mocht wezen.
e. Het moet wezen op de dorsvloer van Oman, hetgeen daar deze een Jebusiet was, bemoediging geeft aan de heidenen, ons echter verplicht om op tempelwerk te zien als hetgeen waarvoor arbeid des geestes wordt vereist niet minder dan dorsen lichamelijk werk is.
2. De tijd, wanneer er aan begonnen werd, niet voor het vierde jaar van Salomo's regering, 2 Chronicles 3:2. Niet alsof de eerste drie jaren verbeuzeld werden of doorgebracht in beraadslaging of zij de tempel al of niet zouden bouwen, neen zij werden gebruikt in de noodzakelijke toebereidselen er voor, waarmee drie jaren spoedig genoeg heengingen, in aanmerking genomen hoeveel handen bij elkaar en aan het werk gezet moesten worden.
Sommigen maken de gissing dat dit een sabbatsjaar was, of jaar van vrijlating en rust voor het land, als het volk, ontslagen zijnde van hun landbouwbedrijf, zoveel gemakkelijker de hand kon lenen om het werk te beginnen, en dan zou het jaar, waarin de bouw voleindigd was, ook een sabbatsjaar zijn, en zo hadden zij dan de tijd om de plechtigheid van de inwijding bij te wonen.
3. De afmetingen ervan, waaromtrent Salomo, evenals voor andere dingen, instructies had ontvangen van zijn vader.
Deze zijn de grondleggingen van Salomo, om het huis Gods te bouwen..
Naar die regelen ging hij te werk, zoveel ellen de lengte en breedte, naar de eerste maat, dat is: naar de maat, die het eerst was vastgesteld, er was geen reden om daar verandering in te brengen toen aan het werk begonnen werd, want de afmetingen waren door Goddelijke wijsheid bepaald, en "wat God doet zal in eeuwigheid zijn, daar is niet aan toe te doen, en daar is niet af te doen", Ecclesiastes 3:14. Zijn eerste maat zal de laatste zijn.
4. De versieringen van de tempel, het houtwerk was zeer fraai, en toch was het van binnen met louter goud overtrokken, 2 Chronicles 3:4, met goed goud, 2 Chronicles 3:5, en dit was opgewerkt met palmen en ketenwerk.
Het goud was goud van Parvaïm, 2 Chronicles 3:6, het beste goud. "De balken, de posten en de wanden en de deuren werden overdekt met goud", 2 Chronicles 3:7.
Het heilige van de heiligen, dat ongeveer tien meter in het vierkant was, "met goed goud overtogen", 2 Chronicles 3:8.
De opperzalen zelfs of liever de boven-vloer of zoldering, waren boven, beneden en opzij met goud overtogen. Iedere spijker of schroef waarmee de gouden platen aan de muren bevestigd waren, woog vijftig sikkelen of had er de waarde van, het werkloon daaronder begrepen.
Er werden zeer veel kostelijke stenen aan de Heere gewijd, 1 Chronicles 29:2, 1 Chronicles 29:8, en deze werden hier en daar geplaatst of ingevoegd, waar zij het best konden uitkomen.
De fraaiste huizen maken thans geen hogere aanspraken voor versiering, dan goede verf op zoldering en muren, maar de versieringen van de tempel waren van rijker substantie.
Hij overtoog het huis met kostelijke stenen tot versiering, 2 Chronicles 3:6, omdat het een type was van het nieuwe Jeruzalem, waarin geen tempel is, omdat het een en al tempel is, de muren, poorten en fondamenten er van worden gezegd van kostelijke stenen en paarlen te zijn, Revelation 21:18, Revelation 21:19, Revelation 21:21.
Verzen 1-9
2 Kronieken 3:1-91. Hier is de plaats waar de tempel gebouwd werd. Salomo had geen vrijheid om die plaats te kiezen, hij was dus ook niet in verlegenheid om die keus te bepalen, zij was tevoren aangewezen, 1 Chronicles 22:1, hetgeen een verlichting was voor zijn gemoed.
a. Het moet te Jeruzalem wezen, want dat was de plaats, die God had verkoren om er zijn naam te stellen.
De koninklijke stad moet de heilige stad zijn, daar moet "de getuigenis Israël's zijn want daar zijn de stoelen des gerichts gezet", Psalms 122:4, Psalms 122:5.
b. Het moet op de berg Moria wezen die, naar sommigen denken, dezelfde plaats was in het land Moria, waar Abraham Izaak heeft geofferd, Genesis 22:2.
De Targoem zegt dit uitdrukkelijk en voegt er bij: "Maar hij werd verlost door het woord des Heeren, en in zijn plaats werd een ram voorzien".
Dat was een afschaduwing van Christus' offeren van zichzelf, en daarom werd de tempel, die ook een type van Hem was, gevoeglijk daar gebouwd.
c. Het moest wezen daar waar, de HEERE aan David is verschenen en hem geantwoord heeft door vuur, 1 Chronicles 21:18, 1 Chronicles 21:26.
Daar werd eenmaal verzoening gedaan, en daarom moet, ter gedachtenis daarvan, daar nog verzoening gedaan worden. Daar, waar God mij ontmoet heeft, kan ik hopen dat Hij mij wederom ontmoeten zal.
d. Het moet wezen in de plaats, die David bereid had, niet alleen die hij gekocht had met zijn geld, maar die hij door Goddelijke aanwijzing had gekozen. Het was Salomo's wijsheid om naar geen gerieflijker plaats te zoeken, maar te berusten in hetgeen God bepaald had, wat er ook tegen mocht wezen.
e. Het moet wezen op de dorsvloer van Oman, hetgeen daar deze een Jebusiet was, bemoediging geeft aan de heidenen, ons echter verplicht om op tempelwerk te zien als hetgeen waarvoor arbeid des geestes wordt vereist niet minder dan dorsen lichamelijk werk is.
2. De tijd, wanneer er aan begonnen werd, niet voor het vierde jaar van Salomo's regering, 2 Chronicles 3:2. Niet alsof de eerste drie jaren verbeuzeld werden of doorgebracht in beraadslaging of zij de tempel al of niet zouden bouwen, neen zij werden gebruikt in de noodzakelijke toebereidselen er voor, waarmee drie jaren spoedig genoeg heengingen, in aanmerking genomen hoeveel handen bij elkaar en aan het werk gezet moesten worden.
Sommigen maken de gissing dat dit een sabbatsjaar was, of jaar van vrijlating en rust voor het land, als het volk, ontslagen zijnde van hun landbouwbedrijf, zoveel gemakkelijker de hand kon lenen om het werk te beginnen, en dan zou het jaar, waarin de bouw voleindigd was, ook een sabbatsjaar zijn, en zo hadden zij dan de tijd om de plechtigheid van de inwijding bij te wonen.
3. De afmetingen ervan, waaromtrent Salomo, evenals voor andere dingen, instructies had ontvangen van zijn vader.
Deze zijn de grondleggingen van Salomo, om het huis Gods te bouwen..
Naar die regelen ging hij te werk, zoveel ellen de lengte en breedte, naar de eerste maat, dat is: naar de maat, die het eerst was vastgesteld, er was geen reden om daar verandering in te brengen toen aan het werk begonnen werd, want de afmetingen waren door Goddelijke wijsheid bepaald, en "wat God doet zal in eeuwigheid zijn, daar is niet aan toe te doen, en daar is niet af te doen", Ecclesiastes 3:14. Zijn eerste maat zal de laatste zijn.
4. De versieringen van de tempel, het houtwerk was zeer fraai, en toch was het van binnen met louter goud overtrokken, 2 Chronicles 3:4, met goed goud, 2 Chronicles 3:5, en dit was opgewerkt met palmen en ketenwerk.
Het goud was goud van Parvaïm, 2 Chronicles 3:6, het beste goud. "De balken, de posten en de wanden en de deuren werden overdekt met goud", 2 Chronicles 3:7.
Het heilige van de heiligen, dat ongeveer tien meter in het vierkant was, "met goed goud overtogen", 2 Chronicles 3:8.
De opperzalen zelfs of liever de boven-vloer of zoldering, waren boven, beneden en opzij met goud overtogen. Iedere spijker of schroef waarmee de gouden platen aan de muren bevestigd waren, woog vijftig sikkelen of had er de waarde van, het werkloon daaronder begrepen.
Er werden zeer veel kostelijke stenen aan de Heere gewijd, 1 Chronicles 29:2, 1 Chronicles 29:8, en deze werden hier en daar geplaatst of ingevoegd, waar zij het best konden uitkomen.
De fraaiste huizen maken thans geen hogere aanspraken voor versiering, dan goede verf op zoldering en muren, maar de versieringen van de tempel waren van rijker substantie.
Hij overtoog het huis met kostelijke stenen tot versiering, 2 Chronicles 3:6, omdat het een type was van het nieuwe Jeruzalem, waarin geen tempel is, omdat het een en al tempel is, de muren, poorten en fondamenten er van worden gezegd van kostelijke stenen en paarlen te zijn, Revelation 21:18, Revelation 21:19, Revelation 21:21.
Verzen 10-17
2 Kronieken 3:10-17Hier is een bericht:
1. Van de twee cherubs, die in het heilige van de heiligen gesteld waren. Er waren reeds twee boven de ark, die met hun vleugelen het verzoendeksel bedekten, dat waren kleine.
Nu het heilige van de heiligen vergroot was, bleven deze zoals zij waren, daar zij tot de ark behoorden, die niet vernieuwd moest worden, zoals al de andere gereedschappen van de tabernakel, maar die twee grote werden er bijgevoegd, op Gods bevel ongetwijfeld, om het heilige van de heilige te vullen, dat anders een leeg, kaal aanzien zou gehad hebben, zoals een kamer, die ongemeubileerd is. Deze cherubs worden gezegd beeldhouwwerk te zijn, 2 Chronicles 3:10, waarschijnlijk bestemd om de engelen voor te stellen, die de Goddelijke majesteit omringen en dienen. Iedere vleugel strekte zich vijf ellen uit, zodat het geheel twintig ellen bedroeg, 2 Chronicles 3:12, 2 Chronicles 3:13, en dat was juist de breedte van het heilige van de heiligen, 2 Chronicles 3:8. Zij stonden op hun voeten, als dienaren, hun aangezicht binnenwaarts gekeerd naar de ark, 2 Chronicles 3:13, opdat het zou blijken dat zij daar niet gesteld waren om aangebeden te worden (want dan zou hun een zittende houding gegeven zijn, als op een troon, met hun aangezicht naar de aanbidders gekeerd).
Wij moeten geen engelen aanbidden, maar aanbidden met engelen, want wij zijn in gemeenschap met hen gekomen, Hebrews 12:22, en moeten de wil van God doen, zoals de engelen hem doen. Het denkbeeld, dat wij Hem aanbidden, voor wie de engelen hun aangezicht bedekken, kan er toe bijdragen om ons eerbied in te boezemen bij ons naderen tot God. Vergelijk 1 Corinthiers 11, 10 met 2 Kronieken vers. 6:2.
2. Van de voorhang, die de tempel van het heilige van de heiligen scheidde, 2 Chronicles 3:14.
Hierdoor werd de duisternis aangeduid van die bedeling, en de afstand, waarop de aanbidders gehouden werden, maar bij de dood van Christus werd deze voorhang gescheurd, want door Hem zijn wij nabij geworden, en hebben wij vrijmoedigheid, niet alleen om te zien maar om in te gaan in het heiligdom. Daarop heeft hij cherubs gemaakt, het oorspronkelijke Hebreeuws luidt: "hij deed ze opgaan", dat is: zij werden in verheven beeldwerk gemaakt. Of wel, hij maakte ze in opgaande houding, om de aanbidders te herinneren dat zij hun hart moeten opheffen, opwaarts moeten streven in hun Godsvrucht.
3. Van de twee pilaren, die voor de tempel opgericht werden. Beiden tezamen hadden een lengte van ongeveer vijf en dertig ellen 2 Chronicles 3:15,, dus waren zij ieder omstreeks achttien ellen hoog. Zie 1 Kings 7:15 en verder..
Wij hebben deze pilaren daar beschouwd. Jachin en Boaz, bevestiging en kracht, in en door tempel werk.
Verzen 10-17
2 Kronieken 3:10-17Hier is een bericht:
1. Van de twee cherubs, die in het heilige van de heiligen gesteld waren. Er waren reeds twee boven de ark, die met hun vleugelen het verzoendeksel bedekten, dat waren kleine.
Nu het heilige van de heiligen vergroot was, bleven deze zoals zij waren, daar zij tot de ark behoorden, die niet vernieuwd moest worden, zoals al de andere gereedschappen van de tabernakel, maar die twee grote werden er bijgevoegd, op Gods bevel ongetwijfeld, om het heilige van de heilige te vullen, dat anders een leeg, kaal aanzien zou gehad hebben, zoals een kamer, die ongemeubileerd is. Deze cherubs worden gezegd beeldhouwwerk te zijn, 2 Chronicles 3:10, waarschijnlijk bestemd om de engelen voor te stellen, die de Goddelijke majesteit omringen en dienen. Iedere vleugel strekte zich vijf ellen uit, zodat het geheel twintig ellen bedroeg, 2 Chronicles 3:12, 2 Chronicles 3:13, en dat was juist de breedte van het heilige van de heiligen, 2 Chronicles 3:8. Zij stonden op hun voeten, als dienaren, hun aangezicht binnenwaarts gekeerd naar de ark, 2 Chronicles 3:13, opdat het zou blijken dat zij daar niet gesteld waren om aangebeden te worden (want dan zou hun een zittende houding gegeven zijn, als op een troon, met hun aangezicht naar de aanbidders gekeerd).
Wij moeten geen engelen aanbidden, maar aanbidden met engelen, want wij zijn in gemeenschap met hen gekomen, Hebrews 12:22, en moeten de wil van God doen, zoals de engelen hem doen. Het denkbeeld, dat wij Hem aanbidden, voor wie de engelen hun aangezicht bedekken, kan er toe bijdragen om ons eerbied in te boezemen bij ons naderen tot God. Vergelijk 1 Corinthiers 11, 10 met 2 Kronieken vers. 6:2.
2. Van de voorhang, die de tempel van het heilige van de heiligen scheidde, 2 Chronicles 3:14.
Hierdoor werd de duisternis aangeduid van die bedeling, en de afstand, waarop de aanbidders gehouden werden, maar bij de dood van Christus werd deze voorhang gescheurd, want door Hem zijn wij nabij geworden, en hebben wij vrijmoedigheid, niet alleen om te zien maar om in te gaan in het heiligdom. Daarop heeft hij cherubs gemaakt, het oorspronkelijke Hebreeuws luidt: "hij deed ze opgaan", dat is: zij werden in verheven beeldwerk gemaakt. Of wel, hij maakte ze in opgaande houding, om de aanbidders te herinneren dat zij hun hart moeten opheffen, opwaarts moeten streven in hun Godsvrucht.
3. Van de twee pilaren, die voor de tempel opgericht werden. Beiden tezamen hadden een lengte van ongeveer vijf en dertig ellen 2 Chronicles 3:15,, dus waren zij ieder omstreeks achttien ellen hoog. Zie 1 Kings 7:15 en verder..
Wij hebben deze pilaren daar beschouwd. Jachin en Boaz, bevestiging en kracht, in en door tempel werk.