Lectionary Calendar
Friday, November 22nd, 2024
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
advertisement
advertisement
advertisement
Attention!
StudyLight.org has pledged to help build churches in Uganda. Help us with that pledge and support pastors in the heart of Africa.
Click here to join the effort!
Click here to join the effort!
Bible Commentaries
Dächsel Bijbelverklaring Dächsel Bijbelverklaring
Auteursrechtverklaring
Deze bestanden zijn publiek domein en zijn een afgeleide van een elektronische editie die beschikbaar is op de website Bible Support.
Deze bestanden zijn publiek domein en zijn een afgeleide van een elektronische editie die beschikbaar is op de website Bible Support.
Bibliografische Informatie
Dächsel, Karl August. "Commentaar op 2 Chronicles 3". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/commentaries/dut/dac/2-chronicles-3.html. 1862-80.
Dächsel, Karl August. "Commentaar op 2 Chronicles 3". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/
Whole Bible (3)
Inleiding
Bijbelverkaring van Dchsel, 2 KRONIEKEN 32 Chronicles 3:1
VAN DE BOUW VAN DE TEMPEL
IV. 2 Chronicles 3:1-2 Chronicles 5:1- 1. Ook aangaande de tempelbouw is het bericht in ons Boek niet zo uitvoerig, als in de Boeken der Koningen, maar meer in hoofdzaak opgegeven; wanneer wij echter uit laatstgenoemde Boeken reeds een volledig beeld bij ons omdragen van de grootse bouw, die Salomo deed uitvoeren, levert het korte bericht op onze plaats geen moeilijkheden op, om het te verstaan. (Vergelijk 1 Kings 6:1-1 Kings 6:38; 1 Kings 7:13-1 Kings 7:51).
Inleiding
Bijbelverkaring van Dchsel, 2 KRONIEKEN 32 Chronicles 3:1
VAN DE BOUW VAN DE TEMPEL
IV. 2 Chronicles 3:1-2 Chronicles 5:1- 1. Ook aangaande de tempelbouw is het bericht in ons Boek niet zo uitvoerig, als in de Boeken der Koningen, maar meer in hoofdzaak opgegeven; wanneer wij echter uit laatstgenoemde Boeken reeds een volledig beeld bij ons omdragen van de grootse bouw, die Salomo deed uitvoeren, levert het korte bericht op onze plaats geen moeilijkheden op, om het te verstaan. (Vergelijk 1 Kings 6:1-1 Kings 6:38; 1 Kings 7:13-1 Kings 7:51).
Vers 1
1. En Salomo begon, na de genomen voorbereidselen, het huis van de Heere te bouwen te Jeruzalem, en wel op de oostelijk tegenover de berg Zion liggende (Joshua 15:63) berg Moria 1), die zijn vader David, door de verschijning van de Engel (1 Chronicles 22:15), gewezen was, als de plaats, waar de tempel gebouwd moest worden; in de plaats, die David voor de toekomstige tempel toebereid had, door het altaar op te richten op de dorsvloer van Ornan 2), de Jebusiet.1) Behalve in Genesis 22:2, waar de naam Moria gebruikt wordt van de bergachtige omgeving van Jeruzalem, komt deze naam nog slechts eenmaal in het Oude Testament, en wel meer bepaald van de zuidoostelijke onder de vier heuvels waarop Jeruzalem lag, op onze plaats voor, terwijl tevens door de vingerwijzing op de geschiedenis in 1 Chronicles 22:15 vv. aangeduid wordt, hoe aldaar de betekenis van de naam (Aangewezene van de Heere) opnieuw bevestigd werd (die aan David gewezen was). In de tijd tot op David lag de berg nog buiten de stad, en was hij met zaadakkers bedekt; in het laatste tiental jaren van deze koning treedt "de dorsvloer van Arauna" op de berg als bijzonder gewichtig op de voorgrond, en toen later Salomo de tempel daar gebouwd en de heuvel met de Zion verbonden had, omvat de laatste naam tevens de tempelberg, zoals in het algemeen de gehele heilige stad. Maar terwijl door de Psalmisten en Profeten dikwijls de gehele heilige stad als woning voor de Heere, of althans de berg Zion, met uitsluiting van de heuvel Moria, onder de naam "Zion" werd verstaan (Psalms 2:6; Psalms 9:12; Psalms 14:2 enz. Isaiah 8:18; Isaiah 24:23 Jeremiah 8:19 enz.) gaf dit aanleiding, dat in de tijd van de Makkabeeën door "Zion" juist de Tempelberg aangeduid werd (1 Makk.4:37,60; 5:54; 7:33; 10:11)..
2) Salomo volgt dus nadrukkelijk het bevel van zijn vader op en wijkt ook niet af van de aanwijzing van de plaats. Die plaats is door de Heere zelf aangegeven. Vroeger was daar Izaak geofferd, al was ook een ram in zijn plaats genomen, en later had David in zijn eigen plaats en in die van het volk het offer daar gebracht en was dit door de Heere aangenomen. Daar zou dan ook verder de plaats zijn, waar bij de Heere God de verzoening van het volk zou worden gevonden.
Vers 1
1. En Salomo begon, na de genomen voorbereidselen, het huis van de Heere te bouwen te Jeruzalem, en wel op de oostelijk tegenover de berg Zion liggende (Joshua 15:63) berg Moria 1), die zijn vader David, door de verschijning van de Engel (1 Chronicles 22:15), gewezen was, als de plaats, waar de tempel gebouwd moest worden; in de plaats, die David voor de toekomstige tempel toebereid had, door het altaar op te richten op de dorsvloer van Ornan 2), de Jebusiet.1) Behalve in Genesis 22:2, waar de naam Moria gebruikt wordt van de bergachtige omgeving van Jeruzalem, komt deze naam nog slechts eenmaal in het Oude Testament, en wel meer bepaald van de zuidoostelijke onder de vier heuvels waarop Jeruzalem lag, op onze plaats voor, terwijl tevens door de vingerwijzing op de geschiedenis in 1 Chronicles 22:15 vv. aangeduid wordt, hoe aldaar de betekenis van de naam (Aangewezene van de Heere) opnieuw bevestigd werd (die aan David gewezen was). In de tijd tot op David lag de berg nog buiten de stad, en was hij met zaadakkers bedekt; in het laatste tiental jaren van deze koning treedt "de dorsvloer van Arauna" op de berg als bijzonder gewichtig op de voorgrond, en toen later Salomo de tempel daar gebouwd en de heuvel met de Zion verbonden had, omvat de laatste naam tevens de tempelberg, zoals in het algemeen de gehele heilige stad. Maar terwijl door de Psalmisten en Profeten dikwijls de gehele heilige stad als woning voor de Heere, of althans de berg Zion, met uitsluiting van de heuvel Moria, onder de naam "Zion" werd verstaan (Psalms 2:6; Psalms 9:12; Psalms 14:2 enz. Isaiah 8:18; Isaiah 24:23 Jeremiah 8:19 enz.) gaf dit aanleiding, dat in de tijd van de Makkabeeën door "Zion" juist de Tempelberg aangeduid werd (1 Makk.4:37,60; 5:54; 7:33; 10:11)..
2) Salomo volgt dus nadrukkelijk het bevel van zijn vader op en wijkt ook niet af van de aanwijzing van de plaats. Die plaats is door de Heere zelf aangegeven. Vroeger was daar Izaak geofferd, al was ook een ram in zijn plaats genomen, en later had David in zijn eigen plaats en in die van het volk het offer daar gebracht en was dit door de Heere aangenomen. Daar zou dan ook verder de plaats zijn, waar bij de Heere God de verzoening van het volk zou worden gevonden.