Lectionary Calendar
Friday, November 22nd, 2024
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
advertisement
advertisement
advertisement
Attention!
StudyLight.org has pledged to help build churches in Uganda. Help us with that pledge and support pastors in the heart of Africa.
Click here to join the effort!
Click here to join the effort!
Bible Commentaries
Bijbelverkaring van Matthew Henry Henry's compleet
Auteursrechtverklaring
Deze bestanden zijn publiek domein en zijn een afgeleide van een elektronische editie die beschikbaar is op de website Bible Support.
Deze bestanden zijn publiek domein en zijn een afgeleide van een elektronische editie die beschikbaar is op de website Bible Support.
Bibliografische Informatie
Henry, Matthew. "Commentaar op 1 Samuel 3". "Bijbelverkaring van Matthew Henry". https://www.studylight.org/commentaries/dut/mhm/1-samuel-3.html. 1706.
Henry, Matthew. "Commentaar op 1 Samuel 3". "Bijbelverkaring van Matthew Henry". https://www.studylight.org/
Whole Bible (3)
Inleiding
Bijbelverkaring van Matthew Henry, 1 SAMUËL 3In het vorige hoofdstuk zagen wij Samuël als een jongen priester, hoewel hij van geboorte slechts een Leviet was, want hij diende voor het aangezicht des Heeren, omgord zijnde met de linnen lijfrok, in dit hoofdstuk zien wij hem als een jong profeet, hetgeen meer was. Op buitengewone wijze heeft God zich aan hem geopenbaard, en in hem heeft Hij de profetie in Israël doen herleven, zo niet doen beginnen. Hier is:
I. Gods eerste openbaring van zichzelf op buitengewone wijze aan Samuël. 1 Samuel 3:1.
II. De boodschap, die Hij door hem zond aan Eli, 1 Samuel 3:11.
III. De getrouwe overbrenging van die boodschap aan Eli, en diens onderwerping aan de gerechtigheid Gods, 1 Samuel 3:15.
IV. Samuël bevestigd tot een profeet des Heeren in Israël, 1 Samuel 3:19.
Inleiding
Bijbelverkaring van Matthew Henry, 1 SAMUËL 3In het vorige hoofdstuk zagen wij Samuël als een jongen priester, hoewel hij van geboorte slechts een Leviet was, want hij diende voor het aangezicht des Heeren, omgord zijnde met de linnen lijfrok, in dit hoofdstuk zien wij hem als een jong profeet, hetgeen meer was. Op buitengewone wijze heeft God zich aan hem geopenbaard, en in hem heeft Hij de profetie in Israël doen herleven, zo niet doen beginnen. Hier is:
I. Gods eerste openbaring van zichzelf op buitengewone wijze aan Samuël. 1 Samuel 3:1.
II. De boodschap, die Hij door hem zond aan Eli, 1 Samuel 3:11.
III. De getrouwe overbrenging van die boodschap aan Eli, en diens onderwerping aan de gerechtigheid Gods, 1 Samuel 3:15.
IV. Samuël bevestigd tot een profeet des Heeren in Israël, 1 Samuel 3:19.
Verzen 1-10
1 Samuël 3:1-10Om de weg te bereiden voor het bericht dat God zich voor de eerste maal aan Samuël heeft geopenbaard, wordt ons hier gezegd in 1 Samuel 3:1 :
1. Hoe naarstig Samuël was in het dienen van God naar zijn plaats en bekwaamheid, hoewel hij nog slechts een jongeling was, diende hij de HEERE voor het aangezicht van Eli. Het was een verzwaring van de goddeloosheid van Eli's zonen, dat het kind Samuël hen beschaamde. Zij rebelleerden tegen de HEERE, maar Samuël diende Hem, zij sloegen de vermaningen huns vaders in de wied, maar Samuël gaf er acht op, hij diende voor het aangezicht van Eli, onder zijn oog en zijn leiding. Het was tot lof van Samuël, dat hij wel verre van onder de invloed te komen van hun slecht voorbeeld, niet in het minst achteruitging, maar gestadig toenam. En het was een toebereiding voor de eer, die God voor hem bestemd had, hem, die als getrouw was in het minste, werd later veel meer toevertrouwd. Laat de jonge lieden ootmoedig en naarstig wezen, zij zullen het de zekersten weg bevinden tot bevordering. Diegenen zijn het meest geschikt om te regeren, die geleerd hebben te gehoorzamen.
2. Hoe schaars de profetie in die tijd was hetgeen de roeping van Samuël een zoveel grotere verrassing voor hem deed zijn, en een zoveel grotere gunst voor Israël. Het woord des HEEREN was schaars in die dagen. Nu en dan werd bij een buitengewone gelegenheid een man Gods als bode gebruikt, zoals in 1 Samuel 2:27, maar dit waren geen gevestigde profeten, tot wie het volk zich kon wenden om raad, of van wie men de openbaring van Gods wil kon verwachten. En deze schaarsheid van de profetie maakte haar des te meer kostelijk in de schatting van allen, die haar op de rechte wijze wisten te waarderen Zij was schaars, want wat er was schijnt particulier geweest te zijn, ter leiding en bestiering van enkele personen, maar er was geen openbaar gezicht, dat is: er waren geen mannen, die openlijk bekend stonden als visioenen te hebben. Misschien hadden de goddeloosheid en onreinheid, die in de tabernakel overheersend waren en ongetwijfeld het gehele volk hadden verdorven, God er toe gebracht om als een teken van Zijn misnoegen, de geest van de profetie te onthouden, totdat het raadsbesluit was uitgegaan voor het verwekken van een getrouwen priester, en toen is, als onderpand daarvan, deze getrouwe profeet verwekt.
De wijze, waarop God zich aan Samuël openbaarde, wordt hier omstandig verhaald, want zij was buitengewoon.
I. Eli had zich ter ruste begeven, Samuël was hem hierbij behulpzaam geweest en de overigen, die bij de dienst van het heiligdom gebruikt werden, hadden zich, naar wij kunnen onderstellen, naar hun onderscheiden vertrekken begeven, 1 Samuel 3:2. Eli lag neer op zijn plaats, hij ging vroeg naar bed, ongeschikt zijnde voor de zaken, en er spoedig moede van wordende, misschien hield hij ook al te veel van zijn gemak. Waarschijnlijk bleef hij veel in zijn kamer, hetgeen aan zijn zonen zoveel te meer vrijheid gaf. En te meer zocht hij de afzondering, omdat zijn ogen duister begonnen te worden, een beproeving, die rechtvaardiglijk over hem kwam, omdat hij zijn ogen voor de gebreken van zijn zonen had gesloten.
II. Samuël had zich in het een of ander vertrekje dicht bij Eli's kamer te slapen gelegd, gereed om op zijn roepen tot hem te komen, indien de oude man soms in de nacht iets nodig mocht hebben misschien wel om hem iets voor te lezen als hij niet kon slapen. Hij stelde Samuël liever aan tot deze dienst dan iemand van zijn eigen familie vanwege de gewilliger aard, die hij in hem bespeurde. Toen zijn eigen zonen een verdriet voor hem waren, was deze jeugdige dienaar zijn vreugde. Laat hen, die smart hebben van hun kinderen, God danken, als zij iemand bij zich hebben, die hun tot troost kan wezen. Samuël had zich ook neergelegd eer de lamp Gods uitgedaan werd, 1 Samuel 3:3. Het schijnt dat hij ergens neerlag, zo dicht bij de heilige plaats, dat hij bij dat licht naar bed ging, eer sommige lampen in de armen van de kandelaar uitgingen (want de voornaamste lamp ging nooit uit) hetgeen waarschijnlijk tegen middernacht was. Tot aan dat uur had Samuël zich bezig gehouden met de een of andere goede oefening met lezen of met gebed, of misschien met het reinigen en bereiden van de heilige plaats, en toen ging hij zachtjes naar bed. Wij kunnen Gods genaderijke bezoeken verwachten als wij standvastig en naarstig zijn in het vervullen van onze plicht.
III. God riep hem bij zijn naam, en hij hield het voor een roepen van Eli, en liep tot hem 1 Samuel 3:4, 1 Samuel 3:5. Samuël lag wakker in zijn bed, ongetwijfeld vervuld van goede gedachten, zoals David, Psalms 63:7 toen de HEERE hem riep uit het heilige van de heiligen, denkt bisschop Patrick, en dat is ook de lezing van de Chaldeeuwsen paraphrast, een stem werd gehoord uit de tempel des Heeren, maar Eli hoorde haar niet, hoewel hij waarschijnlijk dichterbij lag, maar zij kan mogelijk ook van elders gekomen zijn. Hierop hebben wij een voorbeeld van:
1. Samuëls naarstigheid en bereidwilligheid om Eli te dienen. Onderstellende dat hij het was die hem riep, haastte hij zich, stond op uit zijn warm bed, en liep tot hem, om te zien of hij iets nodig had, en misschien vrezende dat hij niet wl was. "Hier ben ik," zei hij. Een goed voorbeeld voor dienstboden, om te komen als zij geroepen worden, en voor de jongeren in jaren, om zich niet slechts aan de ouderen te onderwerpen, maar om teder en zorgzaam voor hen te zijn.
2. Van zijn zwakheid en onbekendheid met de gezichten des Almachtigen, dat hij voor Eli's roepen hield hetgeen in werkelijkheid de roepstem Gods was. Zulke vergissingen begaan wij vaker dan wij denken. God roept ons door Zijn Woord, en wij houden dit voor slechts het roepen van de leraar, en dienovereenkomstig antwoorden wij er op, Hij roept ons door de leidingen van Zijn voorzienigheid, en wij zien slechts op de middelen, de werktuigen. Zijn stem roept, en het is slechts hier en daar dat een man van wijsheid haar erkent als Zijn stem. Eli verzekert hem dat hij hem niet geroepen had, maar heeft hem toch niet berispt wijl hij hem door al te grove gedienstigheid gestoord had, hij noemde hem niet dwaas, zei hem niet dat hij droomde, maar beval hem met zachtmoedigheid zich weer neer te leggen, hij had niets voor hem te doen. Als dienstknechten gereed moeten zijn om te komen als hun meesters hen roepen, dan moeten meesters ook zorgzaam zijn voor het welzijn hunner dienstknechten, opdat uw dienstknecht en uw dienstmaagd rusten, zowel als gij. Zo ging Samuël heen en legde zich neer. God roept velen door de bediening des Woords, en, evenals Samuël, zeggen zij: "zie hier ben ik" maar niet opziende tot God, en Zijn stem niet onderkennende in de roeping, gaat de indruk er van spoedig voorbij, zij leggen zich weer neer, en hun overtuigingen lopen op niets uit.
IV. Hetzelfde roepen werd herhaald, en dezelfde vergissing begaan, een tweede en een derde maal, 1 Samuel 3:6.
1. God bleef het kind roepen, 1 Samuel 3:6, wederom ten derden maal, 1 Samuel 3:8. De roeping, die de Goddelijke genade van kracht en uitwerking wil maken, zal herhaald worden. totdat zij het is, dat wil zeggen, totdat wij de roepstem volgen, want Gods raad, naar welke wij geroepen zijn, zal zeker bestaan.
2. Samuël wist nog niet dat het de HEERE was, die hem riep, 1 Samuel 3:7,, Samuël kende de HEERE nog niet. Hij kende het geschreven Woord, en was bekend met Gods wil daarin, maar hij had nog geen begrip van de wijze, waarop God zich openbaart aan Zijn dienstknechten, de profeten, inzonderheid door het suizen van een zachte stilte, dus was het hem nog geheel en al vreemd, misschien zou hij spoediger besef hebben gehad van een Goddelijke openbaring, indien zij in een droom of visioen gekomen ware maar deze wijze van Goddelijke openbaring had hij niet alleen zelf niet gekend, maar er ook nooit van gehoord. Zij, die de meeste kennis hebben van Goddelijke dingen, moeten zich de tijd herinneren toen zij nog kinderen waren, onervaren in het woord van de gerechtigheid. Toen ik een kind was, verstond ik als een kind. Doch laat ons de dag van de kleine dingen niet verachten. Zo deed Samuël (lezen wij in de kanttekening) eer hij de HEERE kende, en eer hem het woord des Heeren was geopenbaard, aldus vergiste hij zich eenmaal en andermaal maar later verstond hij het beter. Het getuigenis des Geestes in het hart van de gelovigen is dikwijls aldus verkeerd begrepen, waardoor wij er de vertroosting van verliezen. Ook het twisten des Geestes met het geweten van de zondaren wordt dikwijls verkeerd begrepen, en zo gaat dan het voordeel teloor van hun overtuiging van zonde. "God spreekt eens of tweemaal, doch men let daar niet op", Job 33:14.
3. Deze tweede en derde maal ging Samuël tot Eli, daar de stem misschien op Eli's stem geleek, en het kind zeer dicht bij hem was, en hij zegt hem met stellige zekerheid: "Gij hebt mij geroepen, 1 Samuel 3:6, het kon niemand anders wezen." Samuëls bereidwilligheid om te komen als hij geroepen was, al was het slechts door Eli, toonde dat hij gehoorzaam en ijverig was, en dit maakte hem bekwaam voor de gunst die hem nu bewezen zal worden, God wil de zodanigen gebruiken. Maar het was een bijzondere leiding van Gods voorzienigheid, dat hij zo dikwijls tot Eli ging, want hierdoor verstond Eli ten laatste dat de HEERE de jongeling riep, 1 Samuel 3:8.. En:
a. Dit zal hem een verootmoediging zijn, hij zal begrijpen dat het een schrede is tot de vernedering van zijn geslacht, als God, wanneer Hij iets te zeggen heeft, verkiest om het aan de jongeling Samuël te zeggen, aan zijn dienaar en niet aan hemzelf. En het zal hem temeer verootmoedigen, als hij later bevindt dat de boodschap hem gold, maar hem gezonden werd door een kind. Hij had reden om dit als een verder bewijs te beschouwen van Gods misnoegen.
b. Dit zal hem doen vragen wat het was dat God aan Samuël heeft gezegd, en hem volkomen overtuigd doen zijn van de waarheid en gewisheid van hetgeen hem bekend gemaakt zal worden, er zal hem geen mogelijkheid worden gelaten om te zeggen dat het slechts verbeelding was van Samuël, want eer hem de boodschap gegeven werd, heeft hijzelf bemerkt dat God tot hem ging spreken, en toch moet hij niet weten wat, v r hij het van Samuël hoorde. Zo zijn zelfs de zwakheden en vergissingen van hen die God in Zijn dienst gebruikt, door de oneindige wijsheid bestuurd en dienstbaar gemaakt aan Zijn doeleinden.
V. Samuël was eindelijk in de houding gebracht, om een boodschap van God te ontvangen, die hij niet voor zich moest houden, maar die hij als volkomen profeet bekend moest maken als een openbaar gezicht. 1. Toen Eli bemerkte dat het de stem van God was, die Samuël had gehoord, onderrichtte hij hem voor hetgeen hij zeggen moest, verse. Het was eerlijk van hem, dat hij, hoewel het een smaad voor hem was, dat Gods roeping hem voorbijging en tot Samuël gericht was, hem toch de weg aanwees om haar te ontvangen. Indien hij Samuël deze eer had benijd, hij zou gedaan hebben wat hij kon om er hem van te beroven, en, haar zelf niet gehoord hebbende zou hij hem gezegd hebben zich neer te leggen en te gaan slapen, en er verder geen acht op te slaan, daar het slechts een droom was, maar hij was van een beteren geest dan om op die wijze te handelen, hij gaf hem de besten raad, die hij hem geven kon, om zijn bevordering te bespoedigen. Zo moeten de ouderen zonder nijd of misgunning alles doen wat zij kunnen om de jongeren die opstaan voort te helpen en bij te staan, hoewel zij zich waarschijnlijk door hen in de schaduw gesteld zullen zien. Laat ons nooit in gebreke blijven om hen te onderrichten, die na ons zullen komen, zelfs hen aan wie weldra boven ons de voorkeur zal gegeven worden, John 1:30. Het onderricht, dat Eli hem gaf, was dat hij, als God wederom zou roepen, zou zeggen: Spreek, HEERE, want Uw knecht hoort. Hij moet zich Gods knecht noemen, moet de wil Gods begeren te kennen. "Spreek, HEERE, spreek tot mij, spreek thans", en hij moet zich bereiden om te horen, en beloven acht te zullen geven. Uw knecht hoort. Wij kunnen verwachten dat God tot ons zal spreken, als wij ons er toe zetten om te horen, Psalms 85:9. Habakkuk 2:1. Als wij komen om het Woord Gods te lezen en naar de prediking er van te horen, dan behoren wij in die gezindheid te komen, onze ziel onderwerpende aan het licht en de kracht er van: Spreek, HEERE, want Uw knecht hoort.
2. Het schijnt dat God de vierde maal op enigszins andere wijze gesproken heeft dan de vorige malen. Hoewel Hij hem evenals tevoren bij name geroepen heeft, stelde Hij zich daar en riep, wat te kennen geeft, dat er nu enigerlei zichtbare verschijning van de Goddelijke heerlijkheid was aan Samuël, een visioen, dat voor hem stond, zoals voor Elifaz hoewel hij zijn gedaante niet kende, Job 4:16. Dit gaf hem de overtuiging dat het Eli niet was, die riep, want hij zag nu de stem, die tot hem sprak, zoals het is uitgedrukt in Revelation 1:12. Nu werd de roeping ook verdubbeld. Samuël, Samuël!, alsof God er zich in verlustigde om zijn naam te noemen, of om te kennen te geven dat Hij hem nu zal doen verstaan wie het is, die tot hem spreekt. "God heeft een ding gesproken, ik heb dit tweemaal gehoord", Psalms 62:12. Het was een eer voor hem, dat het Gode behaagde "hem bij name te kennen", Exodus 33:12, en Zijn roeping was krachtdadig en van uitwerking, toe Hij hem bij name riep, de roepstem bijzonder tot hem kwam zoals "Saul, Saul". Zo heeft God Abraham bij name geroepen, Genesis 22:1.
3. Samuël zei wat hem geleerd was te zeggen: Spreek, want Uw knecht hoort. Goede woorden behoren intijds aan de kinderen in de mond gelegd te worden, en gepaste uitdrukkingen van Godsvrucht, opdat zij er door toebereid worden voor een betere kennis van Goddelijke dingen, gewend worden om er mee vertrouwd te zijn. Onderricht de jongelieden wat zij zullen zeggen, want zij zullen niets ordelijk kunnen voorstellen vanwege de duisternis. Samuël is niet, zoals tevoren, opgestaan toen hij dacht dat Eli hem riep, maar lag stil en luisterde. Hoe meer kalm en bedaard ons gemoed is, hoe beter wij toebereid zijn voor hetgeen God ons zal openbaren. Laat alle onstuimige gedachten en hartstochten in bedwang worden gehouden, laat alles rustig en vredig zijn in onze ziel, dan zijn wij geschikt om van God te horen. Alles moet zwijgen als Hij spreekt. Doch merk op: Samuël heeft een woord uitgelaten, hij zei niet: Spreek HEERE, maar alleen: Spreek, want Uw knecht hoort, misschien, zoals bisschop Patrick vermoedt, uit onzekerheid of het al of niet God was, die sprak. Door dit antwoord: Spreek want Uw knecht hoort, was echter de weg voor hem bereid om de boodschap te ontvangen, en Samuël werd bekend gemaakt met de woorden Gods en de gezichten van de Almachtige, en wel voordat de lamp Gods werd uitgedaan, 1 Samuel 3:3, in de tempel des Heeren, waarin sommige Joodse schrijvers een verborgenheid zien voor de val van Eli en het verduisteren van de urim en tummim hierdoor voor een tijd, riep God Samuël en maakte hem tot een orakel, vanwaar zij onder hun leraars zeggen: "De zon rijst op, en de zon gaat onder", Ecclesiastes 1:5, dat is: Eer God de zon van een rechtvaardige doet ondergaan, doet Hij de zon van een anderen rechtvaardige opgaan.
Verzen 1-10
1 Samuël 3:1-10Om de weg te bereiden voor het bericht dat God zich voor de eerste maal aan Samuël heeft geopenbaard, wordt ons hier gezegd in 1 Samuel 3:1 :
1. Hoe naarstig Samuël was in het dienen van God naar zijn plaats en bekwaamheid, hoewel hij nog slechts een jongeling was, diende hij de HEERE voor het aangezicht van Eli. Het was een verzwaring van de goddeloosheid van Eli's zonen, dat het kind Samuël hen beschaamde. Zij rebelleerden tegen de HEERE, maar Samuël diende Hem, zij sloegen de vermaningen huns vaders in de wied, maar Samuël gaf er acht op, hij diende voor het aangezicht van Eli, onder zijn oog en zijn leiding. Het was tot lof van Samuël, dat hij wel verre van onder de invloed te komen van hun slecht voorbeeld, niet in het minst achteruitging, maar gestadig toenam. En het was een toebereiding voor de eer, die God voor hem bestemd had, hem, die als getrouw was in het minste, werd later veel meer toevertrouwd. Laat de jonge lieden ootmoedig en naarstig wezen, zij zullen het de zekersten weg bevinden tot bevordering. Diegenen zijn het meest geschikt om te regeren, die geleerd hebben te gehoorzamen.
2. Hoe schaars de profetie in die tijd was hetgeen de roeping van Samuël een zoveel grotere verrassing voor hem deed zijn, en een zoveel grotere gunst voor Israël. Het woord des HEEREN was schaars in die dagen. Nu en dan werd bij een buitengewone gelegenheid een man Gods als bode gebruikt, zoals in 1 Samuel 2:27, maar dit waren geen gevestigde profeten, tot wie het volk zich kon wenden om raad, of van wie men de openbaring van Gods wil kon verwachten. En deze schaarsheid van de profetie maakte haar des te meer kostelijk in de schatting van allen, die haar op de rechte wijze wisten te waarderen Zij was schaars, want wat er was schijnt particulier geweest te zijn, ter leiding en bestiering van enkele personen, maar er was geen openbaar gezicht, dat is: er waren geen mannen, die openlijk bekend stonden als visioenen te hebben. Misschien hadden de goddeloosheid en onreinheid, die in de tabernakel overheersend waren en ongetwijfeld het gehele volk hadden verdorven, God er toe gebracht om als een teken van Zijn misnoegen, de geest van de profetie te onthouden, totdat het raadsbesluit was uitgegaan voor het verwekken van een getrouwen priester, en toen is, als onderpand daarvan, deze getrouwe profeet verwekt.
De wijze, waarop God zich aan Samuël openbaarde, wordt hier omstandig verhaald, want zij was buitengewoon.
I. Eli had zich ter ruste begeven, Samuël was hem hierbij behulpzaam geweest en de overigen, die bij de dienst van het heiligdom gebruikt werden, hadden zich, naar wij kunnen onderstellen, naar hun onderscheiden vertrekken begeven, 1 Samuel 3:2. Eli lag neer op zijn plaats, hij ging vroeg naar bed, ongeschikt zijnde voor de zaken, en er spoedig moede van wordende, misschien hield hij ook al te veel van zijn gemak. Waarschijnlijk bleef hij veel in zijn kamer, hetgeen aan zijn zonen zoveel te meer vrijheid gaf. En te meer zocht hij de afzondering, omdat zijn ogen duister begonnen te worden, een beproeving, die rechtvaardiglijk over hem kwam, omdat hij zijn ogen voor de gebreken van zijn zonen had gesloten.
II. Samuël had zich in het een of ander vertrekje dicht bij Eli's kamer te slapen gelegd, gereed om op zijn roepen tot hem te komen, indien de oude man soms in de nacht iets nodig mocht hebben misschien wel om hem iets voor te lezen als hij niet kon slapen. Hij stelde Samuël liever aan tot deze dienst dan iemand van zijn eigen familie vanwege de gewilliger aard, die hij in hem bespeurde. Toen zijn eigen zonen een verdriet voor hem waren, was deze jeugdige dienaar zijn vreugde. Laat hen, die smart hebben van hun kinderen, God danken, als zij iemand bij zich hebben, die hun tot troost kan wezen. Samuël had zich ook neergelegd eer de lamp Gods uitgedaan werd, 1 Samuel 3:3. Het schijnt dat hij ergens neerlag, zo dicht bij de heilige plaats, dat hij bij dat licht naar bed ging, eer sommige lampen in de armen van de kandelaar uitgingen (want de voornaamste lamp ging nooit uit) hetgeen waarschijnlijk tegen middernacht was. Tot aan dat uur had Samuël zich bezig gehouden met de een of andere goede oefening met lezen of met gebed, of misschien met het reinigen en bereiden van de heilige plaats, en toen ging hij zachtjes naar bed. Wij kunnen Gods genaderijke bezoeken verwachten als wij standvastig en naarstig zijn in het vervullen van onze plicht.
III. God riep hem bij zijn naam, en hij hield het voor een roepen van Eli, en liep tot hem 1 Samuel 3:4, 1 Samuel 3:5. Samuël lag wakker in zijn bed, ongetwijfeld vervuld van goede gedachten, zoals David, Psalms 63:7 toen de HEERE hem riep uit het heilige van de heiligen, denkt bisschop Patrick, en dat is ook de lezing van de Chaldeeuwsen paraphrast, een stem werd gehoord uit de tempel des Heeren, maar Eli hoorde haar niet, hoewel hij waarschijnlijk dichterbij lag, maar zij kan mogelijk ook van elders gekomen zijn. Hierop hebben wij een voorbeeld van:
1. Samuëls naarstigheid en bereidwilligheid om Eli te dienen. Onderstellende dat hij het was die hem riep, haastte hij zich, stond op uit zijn warm bed, en liep tot hem, om te zien of hij iets nodig had, en misschien vrezende dat hij niet wl was. "Hier ben ik," zei hij. Een goed voorbeeld voor dienstboden, om te komen als zij geroepen worden, en voor de jongeren in jaren, om zich niet slechts aan de ouderen te onderwerpen, maar om teder en zorgzaam voor hen te zijn.
2. Van zijn zwakheid en onbekendheid met de gezichten des Almachtigen, dat hij voor Eli's roepen hield hetgeen in werkelijkheid de roepstem Gods was. Zulke vergissingen begaan wij vaker dan wij denken. God roept ons door Zijn Woord, en wij houden dit voor slechts het roepen van de leraar, en dienovereenkomstig antwoorden wij er op, Hij roept ons door de leidingen van Zijn voorzienigheid, en wij zien slechts op de middelen, de werktuigen. Zijn stem roept, en het is slechts hier en daar dat een man van wijsheid haar erkent als Zijn stem. Eli verzekert hem dat hij hem niet geroepen had, maar heeft hem toch niet berispt wijl hij hem door al te grove gedienstigheid gestoord had, hij noemde hem niet dwaas, zei hem niet dat hij droomde, maar beval hem met zachtmoedigheid zich weer neer te leggen, hij had niets voor hem te doen. Als dienstknechten gereed moeten zijn om te komen als hun meesters hen roepen, dan moeten meesters ook zorgzaam zijn voor het welzijn hunner dienstknechten, opdat uw dienstknecht en uw dienstmaagd rusten, zowel als gij. Zo ging Samuël heen en legde zich neer. God roept velen door de bediening des Woords, en, evenals Samuël, zeggen zij: "zie hier ben ik" maar niet opziende tot God, en Zijn stem niet onderkennende in de roeping, gaat de indruk er van spoedig voorbij, zij leggen zich weer neer, en hun overtuigingen lopen op niets uit.
IV. Hetzelfde roepen werd herhaald, en dezelfde vergissing begaan, een tweede en een derde maal, 1 Samuel 3:6.
1. God bleef het kind roepen, 1 Samuel 3:6, wederom ten derden maal, 1 Samuel 3:8. De roeping, die de Goddelijke genade van kracht en uitwerking wil maken, zal herhaald worden. totdat zij het is, dat wil zeggen, totdat wij de roepstem volgen, want Gods raad, naar welke wij geroepen zijn, zal zeker bestaan.
2. Samuël wist nog niet dat het de HEERE was, die hem riep, 1 Samuel 3:7,, Samuël kende de HEERE nog niet. Hij kende het geschreven Woord, en was bekend met Gods wil daarin, maar hij had nog geen begrip van de wijze, waarop God zich openbaart aan Zijn dienstknechten, de profeten, inzonderheid door het suizen van een zachte stilte, dus was het hem nog geheel en al vreemd, misschien zou hij spoediger besef hebben gehad van een Goddelijke openbaring, indien zij in een droom of visioen gekomen ware maar deze wijze van Goddelijke openbaring had hij niet alleen zelf niet gekend, maar er ook nooit van gehoord. Zij, die de meeste kennis hebben van Goddelijke dingen, moeten zich de tijd herinneren toen zij nog kinderen waren, onervaren in het woord van de gerechtigheid. Toen ik een kind was, verstond ik als een kind. Doch laat ons de dag van de kleine dingen niet verachten. Zo deed Samuël (lezen wij in de kanttekening) eer hij de HEERE kende, en eer hem het woord des Heeren was geopenbaard, aldus vergiste hij zich eenmaal en andermaal maar later verstond hij het beter. Het getuigenis des Geestes in het hart van de gelovigen is dikwijls aldus verkeerd begrepen, waardoor wij er de vertroosting van verliezen. Ook het twisten des Geestes met het geweten van de zondaren wordt dikwijls verkeerd begrepen, en zo gaat dan het voordeel teloor van hun overtuiging van zonde. "God spreekt eens of tweemaal, doch men let daar niet op", Job 33:14.
3. Deze tweede en derde maal ging Samuël tot Eli, daar de stem misschien op Eli's stem geleek, en het kind zeer dicht bij hem was, en hij zegt hem met stellige zekerheid: "Gij hebt mij geroepen, 1 Samuel 3:6, het kon niemand anders wezen." Samuëls bereidwilligheid om te komen als hij geroepen was, al was het slechts door Eli, toonde dat hij gehoorzaam en ijverig was, en dit maakte hem bekwaam voor de gunst die hem nu bewezen zal worden, God wil de zodanigen gebruiken. Maar het was een bijzondere leiding van Gods voorzienigheid, dat hij zo dikwijls tot Eli ging, want hierdoor verstond Eli ten laatste dat de HEERE de jongeling riep, 1 Samuel 3:8.. En:
a. Dit zal hem een verootmoediging zijn, hij zal begrijpen dat het een schrede is tot de vernedering van zijn geslacht, als God, wanneer Hij iets te zeggen heeft, verkiest om het aan de jongeling Samuël te zeggen, aan zijn dienaar en niet aan hemzelf. En het zal hem temeer verootmoedigen, als hij later bevindt dat de boodschap hem gold, maar hem gezonden werd door een kind. Hij had reden om dit als een verder bewijs te beschouwen van Gods misnoegen.
b. Dit zal hem doen vragen wat het was dat God aan Samuël heeft gezegd, en hem volkomen overtuigd doen zijn van de waarheid en gewisheid van hetgeen hem bekend gemaakt zal worden, er zal hem geen mogelijkheid worden gelaten om te zeggen dat het slechts verbeelding was van Samuël, want eer hem de boodschap gegeven werd, heeft hijzelf bemerkt dat God tot hem ging spreken, en toch moet hij niet weten wat, v r hij het van Samuël hoorde. Zo zijn zelfs de zwakheden en vergissingen van hen die God in Zijn dienst gebruikt, door de oneindige wijsheid bestuurd en dienstbaar gemaakt aan Zijn doeleinden.
V. Samuël was eindelijk in de houding gebracht, om een boodschap van God te ontvangen, die hij niet voor zich moest houden, maar die hij als volkomen profeet bekend moest maken als een openbaar gezicht. 1. Toen Eli bemerkte dat het de stem van God was, die Samuël had gehoord, onderrichtte hij hem voor hetgeen hij zeggen moest, verse. Het was eerlijk van hem, dat hij, hoewel het een smaad voor hem was, dat Gods roeping hem voorbijging en tot Samuël gericht was, hem toch de weg aanwees om haar te ontvangen. Indien hij Samuël deze eer had benijd, hij zou gedaan hebben wat hij kon om er hem van te beroven, en, haar zelf niet gehoord hebbende zou hij hem gezegd hebben zich neer te leggen en te gaan slapen, en er verder geen acht op te slaan, daar het slechts een droom was, maar hij was van een beteren geest dan om op die wijze te handelen, hij gaf hem de besten raad, die hij hem geven kon, om zijn bevordering te bespoedigen. Zo moeten de ouderen zonder nijd of misgunning alles doen wat zij kunnen om de jongeren die opstaan voort te helpen en bij te staan, hoewel zij zich waarschijnlijk door hen in de schaduw gesteld zullen zien. Laat ons nooit in gebreke blijven om hen te onderrichten, die na ons zullen komen, zelfs hen aan wie weldra boven ons de voorkeur zal gegeven worden, John 1:30. Het onderricht, dat Eli hem gaf, was dat hij, als God wederom zou roepen, zou zeggen: Spreek, HEERE, want Uw knecht hoort. Hij moet zich Gods knecht noemen, moet de wil Gods begeren te kennen. "Spreek, HEERE, spreek tot mij, spreek thans", en hij moet zich bereiden om te horen, en beloven acht te zullen geven. Uw knecht hoort. Wij kunnen verwachten dat God tot ons zal spreken, als wij ons er toe zetten om te horen, Psalms 85:9. Habakkuk 2:1. Als wij komen om het Woord Gods te lezen en naar de prediking er van te horen, dan behoren wij in die gezindheid te komen, onze ziel onderwerpende aan het licht en de kracht er van: Spreek, HEERE, want Uw knecht hoort.
2. Het schijnt dat God de vierde maal op enigszins andere wijze gesproken heeft dan de vorige malen. Hoewel Hij hem evenals tevoren bij name geroepen heeft, stelde Hij zich daar en riep, wat te kennen geeft, dat er nu enigerlei zichtbare verschijning van de Goddelijke heerlijkheid was aan Samuël, een visioen, dat voor hem stond, zoals voor Elifaz hoewel hij zijn gedaante niet kende, Job 4:16. Dit gaf hem de overtuiging dat het Eli niet was, die riep, want hij zag nu de stem, die tot hem sprak, zoals het is uitgedrukt in Revelation 1:12. Nu werd de roeping ook verdubbeld. Samuël, Samuël!, alsof God er zich in verlustigde om zijn naam te noemen, of om te kennen te geven dat Hij hem nu zal doen verstaan wie het is, die tot hem spreekt. "God heeft een ding gesproken, ik heb dit tweemaal gehoord", Psalms 62:12. Het was een eer voor hem, dat het Gode behaagde "hem bij name te kennen", Exodus 33:12, en Zijn roeping was krachtdadig en van uitwerking, toe Hij hem bij name riep, de roepstem bijzonder tot hem kwam zoals "Saul, Saul". Zo heeft God Abraham bij name geroepen, Genesis 22:1.
3. Samuël zei wat hem geleerd was te zeggen: Spreek, want Uw knecht hoort. Goede woorden behoren intijds aan de kinderen in de mond gelegd te worden, en gepaste uitdrukkingen van Godsvrucht, opdat zij er door toebereid worden voor een betere kennis van Goddelijke dingen, gewend worden om er mee vertrouwd te zijn. Onderricht de jongelieden wat zij zullen zeggen, want zij zullen niets ordelijk kunnen voorstellen vanwege de duisternis. Samuël is niet, zoals tevoren, opgestaan toen hij dacht dat Eli hem riep, maar lag stil en luisterde. Hoe meer kalm en bedaard ons gemoed is, hoe beter wij toebereid zijn voor hetgeen God ons zal openbaren. Laat alle onstuimige gedachten en hartstochten in bedwang worden gehouden, laat alles rustig en vredig zijn in onze ziel, dan zijn wij geschikt om van God te horen. Alles moet zwijgen als Hij spreekt. Doch merk op: Samuël heeft een woord uitgelaten, hij zei niet: Spreek HEERE, maar alleen: Spreek, want Uw knecht hoort, misschien, zoals bisschop Patrick vermoedt, uit onzekerheid of het al of niet God was, die sprak. Door dit antwoord: Spreek want Uw knecht hoort, was echter de weg voor hem bereid om de boodschap te ontvangen, en Samuël werd bekend gemaakt met de woorden Gods en de gezichten van de Almachtige, en wel voordat de lamp Gods werd uitgedaan, 1 Samuel 3:3, in de tempel des Heeren, waarin sommige Joodse schrijvers een verborgenheid zien voor de val van Eli en het verduisteren van de urim en tummim hierdoor voor een tijd, riep God Samuël en maakte hem tot een orakel, vanwaar zij onder hun leraars zeggen: "De zon rijst op, en de zon gaat onder", Ecclesiastes 1:5, dat is: Eer God de zon van een rechtvaardige doet ondergaan, doet Hij de zon van een anderen rechtvaardige opgaan.
Verzen 11-18
1 Samuël 3:11-18I. Hier is, na al deze voorbereiding, de boodschap, die God aan Samuël gegeven heeft betreffende Eli's huis. God kwam nu niet tot hem om hem te zeggen hoe groot een man hij zal worden, hoe hij zich zal onderscheiden, en hoe groot een zegen hij zal wezen in Israël. Jonge lieden wensen gewoonlijk zeer gaarne te weten wat hun in de toekomst wedervaren zal, maar God kwam tot Samuël, niet om zijn nieuwsgierigheid te bevredigen, maar om hem te gebruiken in Zijn dienst, en hem met een boodschap naar een ander te zenden, wat veel beter was. Toch zal deze eerste boodschap, die ongetwijfeld een diepe indruk bij hem heeft teweeggebracht, later van groot nut voor hem wezen, als zijn eigen zonen zullen blijven wel niet zo slecht te zijn als Eli's zonen, maar toch ook niet zo goed als zij behoorden te wezen, 1 Samuel 8:3.
De boodschap is kort, volstrekt niet zo lang als die, welke de man Gods gebracht heeft, 1 Samuel 2:27, want daar Samuël nog een kind was, was het niet te verwachten dat hij een lange boodschap zou kunnen onthouden, en God nam zijn jeugd en vatbaarheid in aanmerking. Het geheugen van kinderen moet niet overladen worden, neen, zelfs niet met Goddelijke dingen. Maar het is een treurige boodschap, een boodschap des toorns, om de vroegere boodschap te bevestigen, en het vonnis van kracht te maken, dat daarin werd uitgesproken, omdat Eli er misschien niet zoveel acht op heeft geslagen, als hij had moeten doen. Hoe minder op de bedreigingen Gods acht wordt geslagen, hoe zekerder zij ten uitvoer gelegd zullen worden, en hoe zwaarder zij zullen treffen. Er wordt hier verwezen naar hetgeen daar gezegd is beide nopens de zonde en de straf.
1. Nopens de zonde, het is de ongerechtigheid, die hij geweten heeft, 1 Samuel 3:13. De man Gods heeft er hem van gesproken, en menigmaal heeft zijn eigen geweten er hem van gesproken. O hoeveel schuld en bederf is er in ons, waarvan wij kunnen zeggen: "Het is de ongerechtigheid, die ons eigen hart weet, wij zijn er ons van bewust! Kortom, dit was de ongerechtigheid: zijn zonen hebben zich vervloekt gemaakt, zo heeft hij hen niet eens zuur aangezien. Als hij zijn misnoegen over hun slechte daden heeft getoond, dan was het toch niet in die mate waarin hij het had behoren aan de dag te leggen, hij heeft hen bestraft, maar hij heeft hen niet gestraft voor het kwaad dat zij deden, noch hun de macht ontnomen om kwaad te kunnen doen, hetgeen hij als vader, hogepriester en richter gekund had. Zondaars maken zich door hun boosheid veracht. Zij verleiden zichzelf, want een ieder wordt verzocht, als hij van zijn eigen begeerlijkheid afgetrokken en verlokt wordt, James 1:14, en hierdoor verlagen zij zich, maken zich niet slechts gering, maar hatelijk voor de heilige God, de heilige mensen en de engelen. Zonde is iets laags en maakt de mensen, meer dan iets anders, verachtelijk, Psalms 15:4. Eli's zonen hebben God licht geacht en Zijn offeranden verachtelijk gemaakt in de ogen des volks, maar de smaadheid is wedergekeerd in hun eigen boezem, zij hebben zich verachtelijk gemaakt. Zij, die de zonde van anderen niet tegengaan als zij er de macht toe hebben maken zich tot deelgenoten van hun schuld en zullen als hun medeplichtigen beschouwd en behandeld worden. Die met gezag bekleed zijn, zullen veel te verantwoorden hebben, indien zij het zwaard, dat zij dragen, niet tot een schrik doen zijn voor de boosdoeners.
2. Nopens de straf, het is wat Ik tegen zijn huis gesproken heb, 1 Samuel 3:12, 1 Samuel 3:13. Ik heb hem te kennen gegeven, dat Ik zijn huis rechten zal tot in eeuwigheid, dat is, dat er een vloek op zal rusten van geslacht tot geslacht. De bijzonderheden van deze vloek hadden wij tevoren, zij worden hier niet herhaald, maar er wordt bij gevoegd: A. Dat, wanneer dit vonnis zal beginnen ten uitvoer gelegd te worden, het een ontzetting zal wezen voor geheel Israël, 1 Samuel 3:11. Al wie het horen zal, dien zullen zijn beide oren klinken. Iedere Israëliet zal door schrik en verbazing worden bevangen, als hij horen zal dat Eli's zonen gedood zijn, Eli zijn nek gebroken heeft, en het geslacht van Eli verstrooid werd. Heere, hoe vreeslijk zijt Gij in Uwe oordelen! Indien dit aan het groene hout gedaan wordt, wat zal aan het dorre geschieden? Gods oordelen over anderen moeten heilige vrees en ontzag in ons wekken, Psalms 119:120.
B. Dat dit ontzettend begin van de strafvoltrekking een zeker onderpand zal zijn van de voortgang en de voleinding er van. "Ik zal het beginnen, en zal er mee voortgaan, en voleinden alles wat Ik gesproken heb" 1 Samuel 3:12. Er wordt te kennen gegeven, dat het mogelijk nog enige tijd duren zal, eer Hij zal beginnen, maar laat hen dat voor geen kwijtschelden houden, noch dit uitstel voor een begenadiging, want als Hij ten laatste zal beginnen, dan zal Hij ook voleinden.
C. Dat er geen hoop zal zijn op herroeping van dit vonnis, of dat de voltrekking er van verzacht zal worden, 1 Samuel 3:14..
a. God zal het vonnis niet herroepen, want Hij heeft het bevestigd met een eed: Ik heb de huize van Eli gezworen, en wat God gezworen heeft, zal Hij niet terugtrekken, hetzij in genade of in oordeel.
b. Dat Hij nooit tot een schikking of bemiddeling zal komen voor het verbeurde. De ongerechtigheid des huizes Eli zal tot in van de eeuwigheid niet verzoend worden doorslachtoffer of spijsoffer. Geen verzoening zal gedaan worden voor de zonde, geen verzachting toegestaan worden van de straf. Dit was de onvolkomenheid van de offeranden van de wet, dat er ongerechtigheden waren die er niet door bereikt werden, die zij mei konden uitzuiveren, maar het bloed van Christus reinigt van alle zonden en beveiligt allen, die door geloof er in delen, tegen de eeuwigen dood, die de bezolding is van de zonde.
II. De overgave van deze boodschap aan Eli.
Merk op:
1. Samuëls bescheiden verbergen er van, 1 Samuel 3:15.
a. Hij lag tot aan de morgen, en wij kunnen onderstellen dat hij wakker lag, peinzende over hetgeen hij gehoord had en het bij zichzelf herhalende, en overwegende welk gebruik hij er van moest maken. Als wij het geestelijk voedsel van Gods Woord hebben ontvangen, dan is het goed om kalm en rustig te zijn, en er tijd aan te geven om zijn werking te doen.
b. Hij deed de deuren van het huis des Heeren open in de morgen, zoals hij gewoon was te doen, daar hij het eerst op was in de tabernakel. Dat hij dit op andere tijden deed, was een voorbeeld van buitengewone gewilligheid in een kind, maar dat hij het deze morgen deed, was een voorbeeld van grote nederigheid. God had hem hoog bevoorrecht en geëerd boven al de kinderen zijns volks, toch was hij niet trots op de eer, noch er door opgeblazen, hij vond zich niet te "root en te goed om in deze geringe diensten gebruikt te worden, maar even goedsmoeds als altijd ging hij de deuren van de tabernakel opendoen. Hen, aan wie God zich openbaart, maakt en houdt Hij klein in hun eigen ogen, en gewillig om zich neer te buigen tot alles wat dienstbaar kan wezen aan Zijn heerlijkheid, al is het ook als dorpelwachters in Zijn huis. Men zou gedacht hebben dat Samuël z vervuld was van zijn visioen, dat hij er zijn gewonen dienst door vergat, dat hij als in verrukking tot zijn metgezellen zou zijn gegaan, om hun mee te delen welk gesprek hij die nacht met God gehad heeft, maar hij houdt het bescheiden voor zich, verhaalt het visioen aan niemand, maar gaat stil aan zijn werk. Onze verborgen gemeenschap met God moet niet van de daken verkondigd worden.
c. Hij vreesde dit gezicht aan Eli te kennen te geven. Indien hij vreesde dat Eli vertoornd op hem zou zijn en hem zou berispen, dan zou ons dit reden geven te denken dat Eli even streng placht te wezen voor dit gewillige, volgzame kind, als hij toegevend was voor zijn eigen slechte zonen, en dat zou zeer hard voor hem geweest zijn. Maar wij willen onderstellen dat hij veeleer vreesde de goeden grijsaard smart te veroorzaken. Indien hij terstond met deze tijding tot Eli ware gegaan het zou de schijn hebben gehad alsof hij die vreeslijken dag begeerde, en hoopte zijn eigen geslacht op te bouwen op de puinhopen van Eli's geslacht, daarom betaamde het hem niet om er ijverig mee te zijn. Geen goed man kan genoegen vinden in het brengen van slechte tijdingen, inzonderheid Samuël niet aan Eli, de leerling aan de leermeester, die hij liefheeft en eert.
2. Eli's zorgvuldig vragen er naar, 1 Samuel 3:16, Zodra hij Samuël hoorde, riep hij hem, waarschijnlijk aan zijn legerstede, en tevoren bespeurd hebbende, dat God tot hem had gesproken, noodzaakte hij hem, niet slechts door aandringen: Verberg het toch niet voor mij, maar, hem vreesachtig en terughoudend ziende, ook door een bezwering: God doe u zo, en zo doe Hij daartoe, indien gij een woord voor mij verbergt! Hij had reden genoeg om te vrezen dat de boodschap geen goeds voor hem inhield, maar kwaad, en toch kon hij, daar het een boodschap van God was, niet tevreden wezen om er onbekend mee te blijven. Een Godvruchtig man begeert bekend te zijn met el de wil van God, hetzij die gunstig of ongunstig voor hem is. Zijn bezwering: God doe u zo, en zo doe Hij daartoe indien gij een woord voor mij verbergt kan het schrikkelijk oordeel aanduiden, dat over ontrouwe wachters komen zal, indien zij de zondaren niet waarschuwen, zij brengen de toorn en de vloek over zich, die zij in de naam van God hadden moeten aankondigen aan hen, die in hun schulden wandelen.
3. Samuëls getrouw overbrengen van de boodschap ten laatste, 1 Samuel 3:18. Hij gaf hem te kennen al die woorden, en verborg ze voor hem niet. Toen hij zag dat hij het hem zeggen moest, heeft hij de zaak niet bewimpeld, noch gepoogd haar beter te doen schijnen dan zij was, of hetgeen scherp was af te stompen, of de bittere pil te vergulden, maar gaf de boodschap zo duidelijk en volledig over als hij haar had ontvangen, niet achterhoudende, dat hij hem niet zou verkondigd hebben al de woorden Gods. Zo getrouw moeten ook Christus' dienaren handelen.
4. Eli's vrome berusting er in. Hij heeft niet aan Samuëls oprechtheid getwijfeld, was niet boos op hem, noch had hij iets in te brengen tegen de billijkheid van het vonnist Hij heeft niet, zoals Kam, geklaagd dat de straf zwaarder was dan hij verdiende of kon dragen, maar heeft zich geduldig onderworpen en de straf van zijn ongerechtigheid aangenomen. Hij is de Heere, Hij doe wat goed is in Zijn ogen. Hij begreep dat het vonnis slechts een tijdelijke straf bedoelde met de erfelijken vloek van oneer en armoede op zijn nakomelingen, maar niet hun eeuwige uitsluiting van Gods gunst, en daarom heeft hij zich blijmoedig onderworpen, hij heeft niet gemord, omdat hij het wangedrag kende van zijn familie, ook heeft hij nu geen voorbede gedaan om de herroeping van het vonnis, omdat God het door een plechtigen eed had bevestigd, die Hem niet zou kunnen berouwen. daarom bereidt hij zich tot een ootmoedige onderworpenheid aan Gods wil, evenals Aaron in een geval, dat er niet zeer ongelijk aan was, Leviticus 10:3, hij zweeg stil. In enkele woorden.
a. Spreekt hij de rustgevende waarheid uit: "Hij is de HEERE, Hij is het, die het oordeel uitspreekt, en van wiens gericht geen hoger beroep is, en tegen wiens uitspraak niets ingebracht kan worden. Hij is het, die het vonnis zal uitvoeren, wiens macht niet weerstaan kan worden, noch wiens vrijmacht kan worden betwist. Hij is de HEERE, die zich aldus zal heiligen en verheerlijken. Hij is de HEERE, bij wie geen ongerechtigheid is, die geen van Zijn schepselen ooit onrecht gedaan heeft, noch ooit doen zal, en niet meer eist dan hun ongerechtigheid verdient."
b. Hieruit komt hij tot de rustgevende gevolgtrekking: Hij doe wat goed is in Zijn ogen, ik heb niets te zeggen tegen Zijn handelingen, Hij is rechtvaardig in al Zijn wegen, en heilig in al Zijn werken, en daarom: "Zijn wil geschiede, ik zal des HEEREN gramschap dragen, want ik heb tegen Hem gezondigd." Aldus behoren wij stil te zijn onder Godsbestraffingen en nooit met onze Maker te twisten.
Verzen 11-18
1 Samuël 3:11-18I. Hier is, na al deze voorbereiding, de boodschap, die God aan Samuël gegeven heeft betreffende Eli's huis. God kwam nu niet tot hem om hem te zeggen hoe groot een man hij zal worden, hoe hij zich zal onderscheiden, en hoe groot een zegen hij zal wezen in Israël. Jonge lieden wensen gewoonlijk zeer gaarne te weten wat hun in de toekomst wedervaren zal, maar God kwam tot Samuël, niet om zijn nieuwsgierigheid te bevredigen, maar om hem te gebruiken in Zijn dienst, en hem met een boodschap naar een ander te zenden, wat veel beter was. Toch zal deze eerste boodschap, die ongetwijfeld een diepe indruk bij hem heeft teweeggebracht, later van groot nut voor hem wezen, als zijn eigen zonen zullen blijven wel niet zo slecht te zijn als Eli's zonen, maar toch ook niet zo goed als zij behoorden te wezen, 1 Samuel 8:3.
De boodschap is kort, volstrekt niet zo lang als die, welke de man Gods gebracht heeft, 1 Samuel 2:27, want daar Samuël nog een kind was, was het niet te verwachten dat hij een lange boodschap zou kunnen onthouden, en God nam zijn jeugd en vatbaarheid in aanmerking. Het geheugen van kinderen moet niet overladen worden, neen, zelfs niet met Goddelijke dingen. Maar het is een treurige boodschap, een boodschap des toorns, om de vroegere boodschap te bevestigen, en het vonnis van kracht te maken, dat daarin werd uitgesproken, omdat Eli er misschien niet zoveel acht op heeft geslagen, als hij had moeten doen. Hoe minder op de bedreigingen Gods acht wordt geslagen, hoe zekerder zij ten uitvoer gelegd zullen worden, en hoe zwaarder zij zullen treffen. Er wordt hier verwezen naar hetgeen daar gezegd is beide nopens de zonde en de straf.
1. Nopens de zonde, het is de ongerechtigheid, die hij geweten heeft, 1 Samuel 3:13. De man Gods heeft er hem van gesproken, en menigmaal heeft zijn eigen geweten er hem van gesproken. O hoeveel schuld en bederf is er in ons, waarvan wij kunnen zeggen: "Het is de ongerechtigheid, die ons eigen hart weet, wij zijn er ons van bewust! Kortom, dit was de ongerechtigheid: zijn zonen hebben zich vervloekt gemaakt, zo heeft hij hen niet eens zuur aangezien. Als hij zijn misnoegen over hun slechte daden heeft getoond, dan was het toch niet in die mate waarin hij het had behoren aan de dag te leggen, hij heeft hen bestraft, maar hij heeft hen niet gestraft voor het kwaad dat zij deden, noch hun de macht ontnomen om kwaad te kunnen doen, hetgeen hij als vader, hogepriester en richter gekund had. Zondaars maken zich door hun boosheid veracht. Zij verleiden zichzelf, want een ieder wordt verzocht, als hij van zijn eigen begeerlijkheid afgetrokken en verlokt wordt, James 1:14, en hierdoor verlagen zij zich, maken zich niet slechts gering, maar hatelijk voor de heilige God, de heilige mensen en de engelen. Zonde is iets laags en maakt de mensen, meer dan iets anders, verachtelijk, Psalms 15:4. Eli's zonen hebben God licht geacht en Zijn offeranden verachtelijk gemaakt in de ogen des volks, maar de smaadheid is wedergekeerd in hun eigen boezem, zij hebben zich verachtelijk gemaakt. Zij, die de zonde van anderen niet tegengaan als zij er de macht toe hebben maken zich tot deelgenoten van hun schuld en zullen als hun medeplichtigen beschouwd en behandeld worden. Die met gezag bekleed zijn, zullen veel te verantwoorden hebben, indien zij het zwaard, dat zij dragen, niet tot een schrik doen zijn voor de boosdoeners.
2. Nopens de straf, het is wat Ik tegen zijn huis gesproken heb, 1 Samuel 3:12, 1 Samuel 3:13. Ik heb hem te kennen gegeven, dat Ik zijn huis rechten zal tot in eeuwigheid, dat is, dat er een vloek op zal rusten van geslacht tot geslacht. De bijzonderheden van deze vloek hadden wij tevoren, zij worden hier niet herhaald, maar er wordt bij gevoegd: A. Dat, wanneer dit vonnis zal beginnen ten uitvoer gelegd te worden, het een ontzetting zal wezen voor geheel Israël, 1 Samuel 3:11. Al wie het horen zal, dien zullen zijn beide oren klinken. Iedere Israëliet zal door schrik en verbazing worden bevangen, als hij horen zal dat Eli's zonen gedood zijn, Eli zijn nek gebroken heeft, en het geslacht van Eli verstrooid werd. Heere, hoe vreeslijk zijt Gij in Uwe oordelen! Indien dit aan het groene hout gedaan wordt, wat zal aan het dorre geschieden? Gods oordelen over anderen moeten heilige vrees en ontzag in ons wekken, Psalms 119:120.
B. Dat dit ontzettend begin van de strafvoltrekking een zeker onderpand zal zijn van de voortgang en de voleinding er van. "Ik zal het beginnen, en zal er mee voortgaan, en voleinden alles wat Ik gesproken heb" 1 Samuel 3:12. Er wordt te kennen gegeven, dat het mogelijk nog enige tijd duren zal, eer Hij zal beginnen, maar laat hen dat voor geen kwijtschelden houden, noch dit uitstel voor een begenadiging, want als Hij ten laatste zal beginnen, dan zal Hij ook voleinden.
C. Dat er geen hoop zal zijn op herroeping van dit vonnis, of dat de voltrekking er van verzacht zal worden, 1 Samuel 3:14..
a. God zal het vonnis niet herroepen, want Hij heeft het bevestigd met een eed: Ik heb de huize van Eli gezworen, en wat God gezworen heeft, zal Hij niet terugtrekken, hetzij in genade of in oordeel.
b. Dat Hij nooit tot een schikking of bemiddeling zal komen voor het verbeurde. De ongerechtigheid des huizes Eli zal tot in van de eeuwigheid niet verzoend worden doorslachtoffer of spijsoffer. Geen verzoening zal gedaan worden voor de zonde, geen verzachting toegestaan worden van de straf. Dit was de onvolkomenheid van de offeranden van de wet, dat er ongerechtigheden waren die er niet door bereikt werden, die zij mei konden uitzuiveren, maar het bloed van Christus reinigt van alle zonden en beveiligt allen, die door geloof er in delen, tegen de eeuwigen dood, die de bezolding is van de zonde.
II. De overgave van deze boodschap aan Eli.
Merk op:
1. Samuëls bescheiden verbergen er van, 1 Samuel 3:15.
a. Hij lag tot aan de morgen, en wij kunnen onderstellen dat hij wakker lag, peinzende over hetgeen hij gehoord had en het bij zichzelf herhalende, en overwegende welk gebruik hij er van moest maken. Als wij het geestelijk voedsel van Gods Woord hebben ontvangen, dan is het goed om kalm en rustig te zijn, en er tijd aan te geven om zijn werking te doen.
b. Hij deed de deuren van het huis des Heeren open in de morgen, zoals hij gewoon was te doen, daar hij het eerst op was in de tabernakel. Dat hij dit op andere tijden deed, was een voorbeeld van buitengewone gewilligheid in een kind, maar dat hij het deze morgen deed, was een voorbeeld van grote nederigheid. God had hem hoog bevoorrecht en geëerd boven al de kinderen zijns volks, toch was hij niet trots op de eer, noch er door opgeblazen, hij vond zich niet te "root en te goed om in deze geringe diensten gebruikt te worden, maar even goedsmoeds als altijd ging hij de deuren van de tabernakel opendoen. Hen, aan wie God zich openbaart, maakt en houdt Hij klein in hun eigen ogen, en gewillig om zich neer te buigen tot alles wat dienstbaar kan wezen aan Zijn heerlijkheid, al is het ook als dorpelwachters in Zijn huis. Men zou gedacht hebben dat Samuël z vervuld was van zijn visioen, dat hij er zijn gewonen dienst door vergat, dat hij als in verrukking tot zijn metgezellen zou zijn gegaan, om hun mee te delen welk gesprek hij die nacht met God gehad heeft, maar hij houdt het bescheiden voor zich, verhaalt het visioen aan niemand, maar gaat stil aan zijn werk. Onze verborgen gemeenschap met God moet niet van de daken verkondigd worden.
c. Hij vreesde dit gezicht aan Eli te kennen te geven. Indien hij vreesde dat Eli vertoornd op hem zou zijn en hem zou berispen, dan zou ons dit reden geven te denken dat Eli even streng placht te wezen voor dit gewillige, volgzame kind, als hij toegevend was voor zijn eigen slechte zonen, en dat zou zeer hard voor hem geweest zijn. Maar wij willen onderstellen dat hij veeleer vreesde de goeden grijsaard smart te veroorzaken. Indien hij terstond met deze tijding tot Eli ware gegaan het zou de schijn hebben gehad alsof hij die vreeslijken dag begeerde, en hoopte zijn eigen geslacht op te bouwen op de puinhopen van Eli's geslacht, daarom betaamde het hem niet om er ijverig mee te zijn. Geen goed man kan genoegen vinden in het brengen van slechte tijdingen, inzonderheid Samuël niet aan Eli, de leerling aan de leermeester, die hij liefheeft en eert.
2. Eli's zorgvuldig vragen er naar, 1 Samuel 3:16, Zodra hij Samuël hoorde, riep hij hem, waarschijnlijk aan zijn legerstede, en tevoren bespeurd hebbende, dat God tot hem had gesproken, noodzaakte hij hem, niet slechts door aandringen: Verberg het toch niet voor mij, maar, hem vreesachtig en terughoudend ziende, ook door een bezwering: God doe u zo, en zo doe Hij daartoe, indien gij een woord voor mij verbergt! Hij had reden genoeg om te vrezen dat de boodschap geen goeds voor hem inhield, maar kwaad, en toch kon hij, daar het een boodschap van God was, niet tevreden wezen om er onbekend mee te blijven. Een Godvruchtig man begeert bekend te zijn met el de wil van God, hetzij die gunstig of ongunstig voor hem is. Zijn bezwering: God doe u zo, en zo doe Hij daartoe indien gij een woord voor mij verbergt kan het schrikkelijk oordeel aanduiden, dat over ontrouwe wachters komen zal, indien zij de zondaren niet waarschuwen, zij brengen de toorn en de vloek over zich, die zij in de naam van God hadden moeten aankondigen aan hen, die in hun schulden wandelen.
3. Samuëls getrouw overbrengen van de boodschap ten laatste, 1 Samuel 3:18. Hij gaf hem te kennen al die woorden, en verborg ze voor hem niet. Toen hij zag dat hij het hem zeggen moest, heeft hij de zaak niet bewimpeld, noch gepoogd haar beter te doen schijnen dan zij was, of hetgeen scherp was af te stompen, of de bittere pil te vergulden, maar gaf de boodschap zo duidelijk en volledig over als hij haar had ontvangen, niet achterhoudende, dat hij hem niet zou verkondigd hebben al de woorden Gods. Zo getrouw moeten ook Christus' dienaren handelen.
4. Eli's vrome berusting er in. Hij heeft niet aan Samuëls oprechtheid getwijfeld, was niet boos op hem, noch had hij iets in te brengen tegen de billijkheid van het vonnist Hij heeft niet, zoals Kam, geklaagd dat de straf zwaarder was dan hij verdiende of kon dragen, maar heeft zich geduldig onderworpen en de straf van zijn ongerechtigheid aangenomen. Hij is de Heere, Hij doe wat goed is in Zijn ogen. Hij begreep dat het vonnis slechts een tijdelijke straf bedoelde met de erfelijken vloek van oneer en armoede op zijn nakomelingen, maar niet hun eeuwige uitsluiting van Gods gunst, en daarom heeft hij zich blijmoedig onderworpen, hij heeft niet gemord, omdat hij het wangedrag kende van zijn familie, ook heeft hij nu geen voorbede gedaan om de herroeping van het vonnis, omdat God het door een plechtigen eed had bevestigd, die Hem niet zou kunnen berouwen. daarom bereidt hij zich tot een ootmoedige onderworpenheid aan Gods wil, evenals Aaron in een geval, dat er niet zeer ongelijk aan was, Leviticus 10:3, hij zweeg stil. In enkele woorden.
a. Spreekt hij de rustgevende waarheid uit: "Hij is de HEERE, Hij is het, die het oordeel uitspreekt, en van wiens gericht geen hoger beroep is, en tegen wiens uitspraak niets ingebracht kan worden. Hij is het, die het vonnis zal uitvoeren, wiens macht niet weerstaan kan worden, noch wiens vrijmacht kan worden betwist. Hij is de HEERE, die zich aldus zal heiligen en verheerlijken. Hij is de HEERE, bij wie geen ongerechtigheid is, die geen van Zijn schepselen ooit onrecht gedaan heeft, noch ooit doen zal, en niet meer eist dan hun ongerechtigheid verdient."
b. Hieruit komt hij tot de rustgevende gevolgtrekking: Hij doe wat goed is in Zijn ogen, ik heb niets te zeggen tegen Zijn handelingen, Hij is rechtvaardig in al Zijn wegen, en heilig in al Zijn werken, en daarom: "Zijn wil geschiede, ik zal des HEEREN gramschap dragen, want ik heb tegen Hem gezondigd." Aldus behoren wij stil te zijn onder Godsbestraffingen en nooit met onze Maker te twisten.
Verzen 19-21
1 Samuël 3:19-211 Samuël aldus bekend geworden zijnde met de gezichten Gods, hebben wij nu een nader bericht van de eer, die hem aangedaan werd als profeet.
1. God heeft hem eer aangedaan. Begonnen zijnde hem te begunstigen, heeft Hij Zijn eigen werk in hem voortgezet en gekroond, 1 Samuel 3:19. Samuël nu werd groot en de Heere was met hem. Al ons toenemen in wijsheid en genade zijn wij hieraan verschuldigd, dat God met ons is, dat is alles in alles voor onze wasdom. God eerde Samuël:
a. Door zich nog verder aan hem te openbaren. Samuël had de boodschap, die hem was toevertrouwd, getrouw overgebracht, en daarom gebruikte God hem nog verder in Zijn dienst, 1 Samuel 3:21. De Heere openbaarde zich aan Samuël te Silo. God zal Zijn bezoeken genadiglijk herhalen bij hen die ze op de rechte wijze ontvangen.
b. Door te vervullen wat Hij door hem had gesproken 1 Samuel 3:19, God liet niet een van Zijn woorden op de aarde vallen. Al wat Samuël zei als profeet bleek waar te zijn, en werd ter bestemder tijd vervuld. Waarschijnlijk waren er merkwaardige voorbeelden van de waarheid van Samuëls voorzeggingen, die spoedig daarna plaatshadden, en die bevestigden, welke later vervuld moesten worden en dus algemeen de overtuiging gaven van zijn zending. God zal het woord van Zijn knechten bevestigen, en de raad van Zijn boden volbrengen, Isaiah 44:26, en doen wat Hij gesproken heeft.
2. Israël heeft hem eer aangedaan. Zij allen wisten en erkenden dat Samuël bevestigd was tot een profeet des HEEREN 1 Samuel 3:20. Hij werd vermaard, allen die te Silo kwamen om te aanbidden, namen acht op hem, bewonderden hem, en spraken van hem, al zij weer tehuis kwamen. Vroege Godsvrucht zal de grootste eer zijn voor jonge lieden, en hen even veel en even spoedig vermaard maken als wat het ook zij. Die God eren, zal Hij eren.
b. Hij werd nuttig en zeer dienstbaar aan zijn geslacht. Hij, die intijds begonnen is goed te zijn, is er spoedig toe gekomen om goed te doen. Zijn bevestigde opdracht van God en zijn bevestigde roem bij het volk gaven hem overvloedige gelegenheid om als een licht te schijnen in Israël. Toen de oude Eli was verworpen, werd de jonge Samuël bevestigd, want God zal zich nooit zonder getuigen laten blijven, noch Zijn kerk zonder gids.
Verzen 19-21
1 Samuël 3:19-211 Samuël aldus bekend geworden zijnde met de gezichten Gods, hebben wij nu een nader bericht van de eer, die hem aangedaan werd als profeet.
1. God heeft hem eer aangedaan. Begonnen zijnde hem te begunstigen, heeft Hij Zijn eigen werk in hem voortgezet en gekroond, 1 Samuel 3:19. Samuël nu werd groot en de Heere was met hem. Al ons toenemen in wijsheid en genade zijn wij hieraan verschuldigd, dat God met ons is, dat is alles in alles voor onze wasdom. God eerde Samuël:
a. Door zich nog verder aan hem te openbaren. Samuël had de boodschap, die hem was toevertrouwd, getrouw overgebracht, en daarom gebruikte God hem nog verder in Zijn dienst, 1 Samuel 3:21. De Heere openbaarde zich aan Samuël te Silo. God zal Zijn bezoeken genadiglijk herhalen bij hen die ze op de rechte wijze ontvangen.
b. Door te vervullen wat Hij door hem had gesproken 1 Samuel 3:19, God liet niet een van Zijn woorden op de aarde vallen. Al wat Samuël zei als profeet bleek waar te zijn, en werd ter bestemder tijd vervuld. Waarschijnlijk waren er merkwaardige voorbeelden van de waarheid van Samuëls voorzeggingen, die spoedig daarna plaatshadden, en die bevestigden, welke later vervuld moesten worden en dus algemeen de overtuiging gaven van zijn zending. God zal het woord van Zijn knechten bevestigen, en de raad van Zijn boden volbrengen, Isaiah 44:26, en doen wat Hij gesproken heeft.
2. Israël heeft hem eer aangedaan. Zij allen wisten en erkenden dat Samuël bevestigd was tot een profeet des HEEREN 1 Samuel 3:20. Hij werd vermaard, allen die te Silo kwamen om te aanbidden, namen acht op hem, bewonderden hem, en spraken van hem, al zij weer tehuis kwamen. Vroege Godsvrucht zal de grootste eer zijn voor jonge lieden, en hen even veel en even spoedig vermaard maken als wat het ook zij. Die God eren, zal Hij eren.
b. Hij werd nuttig en zeer dienstbaar aan zijn geslacht. Hij, die intijds begonnen is goed te zijn, is er spoedig toe gekomen om goed te doen. Zijn bevestigde opdracht van God en zijn bevestigde roem bij het volk gaven hem overvloedige gelegenheid om als een licht te schijnen in Israël. Toen de oude Eli was verworpen, werd de jonge Samuël bevestigd, want God zal zich nooit zonder getuigen laten blijven, noch Zijn kerk zonder gids.