Lectionary Calendar
Monday, December 23rd, 2024
the Fourth Week of Advent
the Fourth Week of Advent
advertisement
advertisement
advertisement
Attention!
Tired of seeing ads while studying? Now you can enjoy an "Ads Free" version of the site for as little as 10¢ a day and support a great cause!
Click here to learn more!
Click here to learn more!
Bible Commentaries
Bijbelverkaring van Matthew Henry Henry's compleet
Auteursrechtverklaring
Deze bestanden zijn publiek domein en zijn een afgeleide van een elektronische editie die beschikbaar is op de website Bible Support.
Deze bestanden zijn publiek domein en zijn een afgeleide van een elektronische editie die beschikbaar is op de website Bible Support.
Bibliografische Informatie
Henry, Matthew. "Commentaar op 1 Chronicles 2". "Bijbelverkaring van Matthew Henry". https://www.studylight.org/commentaries/dut/mhm/1-chronicles-2.html. 1706.
Henry, Matthew. "Commentaar op 1 Chronicles 2". "Bijbelverkaring van Matthew Henry". https://www.studylight.org/
Whole Bible (3)
Inleiding
Bijbelverkaring van Matthew Henry, 1 KRONIEKEN 2Wij zijn nu gekomen tot hetgeen voornamelijk bedoeld was, hel geslachtsregister van de kinderen Israëls dat onderscheiden volk, welk alleen moest wonen en onder de heidenen niet gerekend zou worden. Wij hebben hier:
De namen van de twaalf zonen van Israël, 1 Chronicles 2:1, 1 Chronicles 2:2. En dan: Een bericht omtrent de stam van Juda, die de voorrang heeft, niet zozeer om Davids wil, als wel om de wille van de Zone Davids, onze Heere, die uit Juda gesproten is Hebrews 7:14.
1. De eerste afstammelingen van Juda tot op Isai, 1 Chronicles 2:3.
2. De kinderen van Isai, 1 Chronicles 2:13.
3. Het nageslacht van Hezron, niet alleen door Ram, van wie David kwam, maar door Kaleb, 1 Chronicles 2:18, Segub, 1 Chronicles 2:21, Jerah'meel, 1 Chronicles 2:25, en zo tot 1 Chronicles 2:41, en meer door Kaleb, 1 Chronicles 2:43 met het geslacht van Kaleb, de zoon van Hur, 1 Chronicles 2:50.
Inleiding
Bijbelverkaring van Matthew Henry, 1 KRONIEKEN 2Wij zijn nu gekomen tot hetgeen voornamelijk bedoeld was, hel geslachtsregister van de kinderen Israëls dat onderscheiden volk, welk alleen moest wonen en onder de heidenen niet gerekend zou worden. Wij hebben hier:
De namen van de twaalf zonen van Israël, 1 Chronicles 2:1, 1 Chronicles 2:2. En dan: Een bericht omtrent de stam van Juda, die de voorrang heeft, niet zozeer om Davids wil, als wel om de wille van de Zone Davids, onze Heere, die uit Juda gesproten is Hebrews 7:14.
1. De eerste afstammelingen van Juda tot op Isai, 1 Chronicles 2:3.
2. De kinderen van Isai, 1 Chronicles 2:13.
3. Het nageslacht van Hezron, niet alleen door Ram, van wie David kwam, maar door Kaleb, 1 Chronicles 2:18, Segub, 1 Chronicles 2:21, Jerah'meel, 1 Chronicles 2:25, en zo tot 1 Chronicles 2:41, en meer door Kaleb, 1 Chronicles 2:43 met het geslacht van Kaleb, de zoon van Hur, 1 Chronicles 2:50.
Verzen 1-17
1 Kronieken 2:1-171. Hier is het geslecht van Jakob. Zijn twaalf zonen worden hier allen genoemd, dat doorluchtige getal, zo dikwijls schier door geheel de Bijbel gevierd, van het eerste tot het laatste boek ervan. Bij iedere gelegenheid ontmoeten wij de twaalf stammen, die uit deze twaalf patriarchen zijn voortgekomen. Het persoonlijk karakter van verscheidenen van hen was alles behalve loffelijk (de eerste vier waren wel zeer te laken) en toch ging het verbond over op hun geslacht, want het was uit genade, vrije genade, dat gezegd is: "Jakob heb Ik liefgehad. Niet uit de werken, opdat niemand roeme."
2. Het geslacht van Juda. Die stam werd het meest geprezen, het meest vermenigvuldigd, en het meest geëerd, en daarom is zijn geslachtsregister het eerst vermeld, en het uitvoerigst van allen. In het bericht, dat hier gegeven wordt van de eerste takken van die statiger boom, waarvan Christus de bovenste tak zal zijn, vinden wij sommigen,
a. Die zeer slecht waren. Hier is Er, Juda's oudste zoon, die kwaad was in de ogen des Heeren, en afgesneden werd in het begin van zijn dagen door een slag van de Goddelijke wraak, de Heere doodde hem.
Zijn broeder, die op hem volgde, was niet beter, en het verging hem niet beter. Hier is Thamar, met wie Juda, haar schoonvader bloedschande bedreef, 1 Chronicles 2:4.
En hier is Achan, Achar genaamd, een beroerder, die Israël beroerde, door zich aan het verbannene te vergrijpen, 1 Chronicles 2:7. De beste en eerzaamste families kunnen leden hebben, wier karakter bevlekt is.
b. Sommigen, die zeer wijs en Godvruchtig waren, zoals Heman en Ethan, en Chalcol, en Dara, die misschien niet de eigen zonen waren van Zerah, maar van hem afstamden, en genoemd worden, omdat zij de eer waren van huns vaders huis, want als de Heilige Geest de wijsheid van Salomo wil verheffen, verklaart Hij hem wijzer dan deze vier mannen, die, hoewel zij de zonen zijn van Mahol, Ezrahieten genoemd werden, naar Zerah, 1 Kings 4:31. Dat vier broeders uitgemunt hebben in wijsheid en genade is wel iets zeer zeldzaams.
c. Sommigen, die zeer groot waren, zoals Nahesson die vorst van de stam van Juda is geweest toen het leger Israëls in de woestijn gerangschikt werd, en dus de voorhoede leidde op die glorierijken tocht, en Salma of Salmon, die op die post van eer was, toen zij Kanan binnentrokken, 1 Chronicles 2:10, 1 Chronicles 2:11.
3. Het geslacht van Isai, waarvan een bijzonder bericht wordt gegeven om de wille van David, en van de Zone Davids, die een "rijsje was, voortgekomen uit de afgehouwen tronk van Isai", Isaiah 11:1.
Hieruit blijkt dat David een zevende zoon was, en dat zijn drie grote legerhoofden, Joab, Abisai en Asahel, de zonen waren van een van zijn zusters, en Amasa de zoon was van een andere zuster. Drie van deze vier werden door het zwaard gedood.
Verzen 1-17
1 Kronieken 2:1-171. Hier is het geslecht van Jakob. Zijn twaalf zonen worden hier allen genoemd, dat doorluchtige getal, zo dikwijls schier door geheel de Bijbel gevierd, van het eerste tot het laatste boek ervan. Bij iedere gelegenheid ontmoeten wij de twaalf stammen, die uit deze twaalf patriarchen zijn voortgekomen. Het persoonlijk karakter van verscheidenen van hen was alles behalve loffelijk (de eerste vier waren wel zeer te laken) en toch ging het verbond over op hun geslacht, want het was uit genade, vrije genade, dat gezegd is: "Jakob heb Ik liefgehad. Niet uit de werken, opdat niemand roeme."
2. Het geslacht van Juda. Die stam werd het meest geprezen, het meest vermenigvuldigd, en het meest geëerd, en daarom is zijn geslachtsregister het eerst vermeld, en het uitvoerigst van allen. In het bericht, dat hier gegeven wordt van de eerste takken van die statiger boom, waarvan Christus de bovenste tak zal zijn, vinden wij sommigen,
a. Die zeer slecht waren. Hier is Er, Juda's oudste zoon, die kwaad was in de ogen des Heeren, en afgesneden werd in het begin van zijn dagen door een slag van de Goddelijke wraak, de Heere doodde hem.
Zijn broeder, die op hem volgde, was niet beter, en het verging hem niet beter. Hier is Thamar, met wie Juda, haar schoonvader bloedschande bedreef, 1 Chronicles 2:4.
En hier is Achan, Achar genaamd, een beroerder, die Israël beroerde, door zich aan het verbannene te vergrijpen, 1 Chronicles 2:7. De beste en eerzaamste families kunnen leden hebben, wier karakter bevlekt is.
b. Sommigen, die zeer wijs en Godvruchtig waren, zoals Heman en Ethan, en Chalcol, en Dara, die misschien niet de eigen zonen waren van Zerah, maar van hem afstamden, en genoemd worden, omdat zij de eer waren van huns vaders huis, want als de Heilige Geest de wijsheid van Salomo wil verheffen, verklaart Hij hem wijzer dan deze vier mannen, die, hoewel zij de zonen zijn van Mahol, Ezrahieten genoemd werden, naar Zerah, 1 Kings 4:31. Dat vier broeders uitgemunt hebben in wijsheid en genade is wel iets zeer zeldzaams.
c. Sommigen, die zeer groot waren, zoals Nahesson die vorst van de stam van Juda is geweest toen het leger Israëls in de woestijn gerangschikt werd, en dus de voorhoede leidde op die glorierijken tocht, en Salma of Salmon, die op die post van eer was, toen zij Kanan binnentrokken, 1 Chronicles 2:10, 1 Chronicles 2:11.
3. Het geslacht van Isai, waarvan een bijzonder bericht wordt gegeven om de wille van David, en van de Zone Davids, die een "rijsje was, voortgekomen uit de afgehouwen tronk van Isai", Isaiah 11:1.
Hieruit blijkt dat David een zevende zoon was, en dat zijn drie grote legerhoofden, Joab, Abisai en Asahel, de zonen waren van een van zijn zusters, en Amasa de zoon was van een andere zuster. Drie van deze vier werden door het zwaard gedood.
Verzen 18-55
1 Kronieken 2:18-55Van de meeste personen, vermeld in de eerste zeventien verzen, hebben wij al gelezen in andere delen van de Schrift, en van de meesten hunner zelfs veel, maar van degenen, die hier genoemd zijn, zijn er slechts zeer weinigen, van wie ook elders gesproken wordt.
De stam van Juda schijnt zijn geslachtsregisters vollediger en nauwkeuriger bijgehouden te hebben dan de andere stammen, waarin wij de bijzondere leiding van Gods voorzienigheid moeten zien, om de geslachtslijst van Christus volkomen duidelijk in het licht te stellen.
1. Wij vinden hier Bezaleël, de grote kunstenaar en werkmeester bij de bouw van de tabernakel, Exodus 31:2.
2. Hezron, de zoon van Perez, 1 Chronicles 2:5. Hij is de vader van heel dit nageslacht. Zijn zonen Kaleb en Jerahmeël waren zeer vruchtbaar, evenals hijzelf, zelfs in zijn ouderdom, want toen hij stierf was zijn vrouw zwanger, 1 Chronicles 2:24.
Deze Hezron was een van de zeventig, die met Jakob naar Egypte aftogen, Genesis 46:12. Daar is zijn familie, evenals de andere verdrukte families, sterk toegenomen. Wij kunnen niet anders onderstellen dan dat hij stierf toen de Israëlieten in slavernij waren in Egypte, en toch wordt hier gezegd, dat hij stierf in Kaleb-Efratha dat is Bethlehem in het land Kanan, 1 Chronicles 2:24.
Het kan zijn dat, hoewel het gros des volks in Egypte bleef, sommigen van hen, die actiever waren dan de overigen, soms, inzonderheid voordat hun slavernij zo uiterst streng was geworden, Kanan hebben bezocht, en er vaste voet hebben verkregen, hoewel zij die later weer verloren hebben.
Van de krijgsbedrijven van Jaïr, die hier vermeld zijn, hadden wij het verhaal in Numbers 32:41, en men veronderstelt dat zij lang na de verovering van Kanan verricht zijn.
De Joden zeggen dat Hezron zijn derde vrouw huwde toen hij zestig jaar oud was, 1 Chronicles 2:21, en daarna nog een andere, 1 Chronicles 2:24 omdat hij een sterke begeerte had naar een nakomelingschap in het geslacht van Perez, van wie de Messias moest afstammen.
Hier wordt melding gemaakt van iemand, die kinderloos is gestorven, 1 Chronicles 2:30, en nog een in 1 Chronicles 2:32 , en van een, die geen zonen, maar dochters had, 1 Chronicles 2:34.
Laat iemand, die op deze of die wijze beproefd is, niet denken dat dit iets nieuws of iets bijzonders is. In Zijn voorzienigheid regelt God deze zaken van de geslachten met een onbetwistbare vrijmacht, naar het Hem behaagt kinderen gevende, of ze onthoudende, of ze allen van een sekse gevende.
Hij is niet verplicht ons te behagen, maar wij zijn gehouden en verplicht om te berusten in hetgeen Hem behaagt. Aan hen, die Hem liefhebben, zal Hij beter zijn dan tien zonen, en hun een naam en een plaats geven in Zijn huis, beter dan van zonen of dochters. Laat hen dan, die kinderloos zijn aangeschreven, de gezinnen niet benijden, die gebouwd worden. Zal ons oog boos zijn omdat Gods oog goed is? Hier wordt melding gemaakt van iemand, die een enige dochter had en haar ten huwelijk gaf aan zijn Egyptise dienstknecht, 1 Chronicles 2:34, 1 Chronicles 2:35.
Indien dit vermeld is tot zijn lof, dan moeten wij onderstellen dat deze Egyptenaar tot de Joodsen Godsdienst was bekeerd, en dat hij uitblonk in wijsheid en deugd, want anders zou het een waren Israëliet niet betaamd hebben zijn dochter aan hem uit te huwen, inzonderheid niet een enige dochter.
Als Egyptenaren bekeerd worden, en dienstknechten zich waardiglijk gedragen, dan moet noch hun afkomst, noch hun staat van dienstbaarheid hun bevordering in de weg staan.
Deze Egyptische dienstknecht kon zo'n man wezen, dat zij die hem huwde even gelukkig met hem kon leven, als wanneer zij een van de oversten van haar stem had gehuwd.
De stamboom van verscheidenen van deze eindigt niet in een persoon maar in een plaats of landstreek, zoals van hem, die gezegd wordt de vader te zijn van Kirjath-Jearim, 1 Chronicles 2:50, en een ander van Bethlehem, 1 Chronicles 2:51, dat later Davids stad geworden is, omdat deze plaatsen bij de verdeling des lands in hun lot vielen.
Eindelijk.
Hier zijn sommigen, van wie gezegd wordt dat zij huisgezinnen van de schrijvers waren, 1 Chronicles 2:55, de zodanigen, die geleerdheid in hun gezin bevorderden en in stand hielden, inzonderheid geleerdheid in de Schrift, en die het volk de goede kennis van God leerden.
Het verheugt ons om onder al deze grote geslachten sommigen aan te treffen, die gezinnen van de schrijvers waren.
Gave God dat al het volk des Heeren profeten waren, al de huisgezinnen van Israël huisgezinnen van de schrijvers, wel onderwezen in het koninkrijk van de hemelen, en instaat om uit hun schat nieuwe en oude dingen voort te brengen!
Verzen 18-55
1 Kronieken 2:18-55Van de meeste personen, vermeld in de eerste zeventien verzen, hebben wij al gelezen in andere delen van de Schrift, en van de meesten hunner zelfs veel, maar van degenen, die hier genoemd zijn, zijn er slechts zeer weinigen, van wie ook elders gesproken wordt.
De stam van Juda schijnt zijn geslachtsregisters vollediger en nauwkeuriger bijgehouden te hebben dan de andere stammen, waarin wij de bijzondere leiding van Gods voorzienigheid moeten zien, om de geslachtslijst van Christus volkomen duidelijk in het licht te stellen.
1. Wij vinden hier Bezaleël, de grote kunstenaar en werkmeester bij de bouw van de tabernakel, Exodus 31:2.
2. Hezron, de zoon van Perez, 1 Chronicles 2:5. Hij is de vader van heel dit nageslacht. Zijn zonen Kaleb en Jerahmeël waren zeer vruchtbaar, evenals hijzelf, zelfs in zijn ouderdom, want toen hij stierf was zijn vrouw zwanger, 1 Chronicles 2:24.
Deze Hezron was een van de zeventig, die met Jakob naar Egypte aftogen, Genesis 46:12. Daar is zijn familie, evenals de andere verdrukte families, sterk toegenomen. Wij kunnen niet anders onderstellen dan dat hij stierf toen de Israëlieten in slavernij waren in Egypte, en toch wordt hier gezegd, dat hij stierf in Kaleb-Efratha dat is Bethlehem in het land Kanan, 1 Chronicles 2:24.
Het kan zijn dat, hoewel het gros des volks in Egypte bleef, sommigen van hen, die actiever waren dan de overigen, soms, inzonderheid voordat hun slavernij zo uiterst streng was geworden, Kanan hebben bezocht, en er vaste voet hebben verkregen, hoewel zij die later weer verloren hebben.
Van de krijgsbedrijven van Jaïr, die hier vermeld zijn, hadden wij het verhaal in Numbers 32:41, en men veronderstelt dat zij lang na de verovering van Kanan verricht zijn.
De Joden zeggen dat Hezron zijn derde vrouw huwde toen hij zestig jaar oud was, 1 Chronicles 2:21, en daarna nog een andere, 1 Chronicles 2:24 omdat hij een sterke begeerte had naar een nakomelingschap in het geslacht van Perez, van wie de Messias moest afstammen.
Hier wordt melding gemaakt van iemand, die kinderloos is gestorven, 1 Chronicles 2:30, en nog een in 1 Chronicles 2:32 , en van een, die geen zonen, maar dochters had, 1 Chronicles 2:34.
Laat iemand, die op deze of die wijze beproefd is, niet denken dat dit iets nieuws of iets bijzonders is. In Zijn voorzienigheid regelt God deze zaken van de geslachten met een onbetwistbare vrijmacht, naar het Hem behaagt kinderen gevende, of ze onthoudende, of ze allen van een sekse gevende.
Hij is niet verplicht ons te behagen, maar wij zijn gehouden en verplicht om te berusten in hetgeen Hem behaagt. Aan hen, die Hem liefhebben, zal Hij beter zijn dan tien zonen, en hun een naam en een plaats geven in Zijn huis, beter dan van zonen of dochters. Laat hen dan, die kinderloos zijn aangeschreven, de gezinnen niet benijden, die gebouwd worden. Zal ons oog boos zijn omdat Gods oog goed is? Hier wordt melding gemaakt van iemand, die een enige dochter had en haar ten huwelijk gaf aan zijn Egyptise dienstknecht, 1 Chronicles 2:34, 1 Chronicles 2:35.
Indien dit vermeld is tot zijn lof, dan moeten wij onderstellen dat deze Egyptenaar tot de Joodsen Godsdienst was bekeerd, en dat hij uitblonk in wijsheid en deugd, want anders zou het een waren Israëliet niet betaamd hebben zijn dochter aan hem uit te huwen, inzonderheid niet een enige dochter.
Als Egyptenaren bekeerd worden, en dienstknechten zich waardiglijk gedragen, dan moet noch hun afkomst, noch hun staat van dienstbaarheid hun bevordering in de weg staan.
Deze Egyptische dienstknecht kon zo'n man wezen, dat zij die hem huwde even gelukkig met hem kon leven, als wanneer zij een van de oversten van haar stem had gehuwd.
De stamboom van verscheidenen van deze eindigt niet in een persoon maar in een plaats of landstreek, zoals van hem, die gezegd wordt de vader te zijn van Kirjath-Jearim, 1 Chronicles 2:50, en een ander van Bethlehem, 1 Chronicles 2:51, dat later Davids stad geworden is, omdat deze plaatsen bij de verdeling des lands in hun lot vielen.
Eindelijk.
Hier zijn sommigen, van wie gezegd wordt dat zij huisgezinnen van de schrijvers waren, 1 Chronicles 2:55, de zodanigen, die geleerdheid in hun gezin bevorderden en in stand hielden, inzonderheid geleerdheid in de Schrift, en die het volk de goede kennis van God leerden.
Het verheugt ons om onder al deze grote geslachten sommigen aan te treffen, die gezinnen van de schrijvers waren.
Gave God dat al het volk des Heeren profeten waren, al de huisgezinnen van Israël huisgezinnen van de schrijvers, wel onderwezen in het koninkrijk van de hemelen, en instaat om uit hun schat nieuwe en oude dingen voort te brengen!