Lectionary Calendar
Monday, December 23rd, 2024
the Fourth Week of Advent
Attention!
For 10¢ a day you can enjoy StudyLight.org ads
free while helping to build churches and support pastors in Uganda.
Click here to learn more!

Bible Commentaries
Zacharia 5

Dächsel BijbelverklaringDächsel Bijbelverklaring

Search for…
Enter query below:

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, ZACHARIA 5

Zechariah 5:1.

GEZICHT VAN DE VLIEGENDE ROL, EN DE VROUW, ZITTENDE IN DE EFA.

VI. Zechariah 5:1-Zechariah 5:11. Het zesde nachtgezicht van de vliegende rol en van de vrouw, zittende in de efa, stelt de scheiding voor van alle goddelozen uit de gemeente, welke eens zal plaats hebben, en hun vereniging, en verbanning in het rijk der antigoddelijke wereldmacht. Uitwendig beschouwd zijn het twee gezichten, welke echter bij elkaar behoren, zodat zij als een gezicht kunnen genomen worden. Dat van de vliegende rol kondigt het naderend gericht over de goddelozen aan, en bereidt dat voor; het gezicht van de vrouw toont het echter in de uitvoering aan. Daardoor wordt de weg voorgesteld, waarop het volk Gods tot de heiligheid geraakt, welke het noodzakelijk moet hebben, om de heerlijkheid te ontvangen, welke in de vorige gezichten is voorspeld. De Geest Gods zal met Zijne gaven alles doordringen, en wat zich door dezen niet laat doordringen en heiligen, dat zal het gericht Gods wegdoen en verdelgen.

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, ZACHARIA 5

Zechariah 5:1.

GEZICHT VAN DE VLIEGENDE ROL, EN DE VROUW, ZITTENDE IN DE EFA.

VI. Zechariah 5:1-Zechariah 5:11. Het zesde nachtgezicht van de vliegende rol en van de vrouw, zittende in de efa, stelt de scheiding voor van alle goddelozen uit de gemeente, welke eens zal plaats hebben, en hun vereniging, en verbanning in het rijk der antigoddelijke wereldmacht. Uitwendig beschouwd zijn het twee gezichten, welke echter bij elkaar behoren, zodat zij als een gezicht kunnen genomen worden. Dat van de vliegende rol kondigt het naderend gericht over de goddelozen aan, en bereidt dat voor; het gezicht van de vrouw toont het echter in de uitvoering aan. Daardoor wordt de weg voorgesteld, waarop het volk Gods tot de heiligheid geraakt, welke het noodzakelijk moet hebben, om de heerlijkheid te ontvangen, welke in de vorige gezichten is voorspeld. De Geest Gods zal met Zijne gaven alles doordringen, en wat zich door dezen niet laat doordringen en heiligen, dat zal het gericht Gods wegdoen en verdelgen.

Vers 1

1. En ik hief mijne ogen weer op (Zechariah 2:1), en ik zag, en ziet, ene vliegende rol, een opgerold boek, dat over de aarde zweefde.

1) De Profeet heeft niet alleen, gelijk in de vorige nachtgezichten, den zegen aan te kondigen, maar ook in deze beide, die in dit hoofdstuk voorkomen, den vloek. Niet alleen had de Profeet een troostwoord voor Gods volk, maar ook een vloekwoord voor de goddelozen.

Vers 1

1. En ik hief mijne ogen weer op (Zechariah 2:1), en ik zag, en ziet, ene vliegende rol, een opgerold boek, dat over de aarde zweefde.

1) De Profeet heeft niet alleen, gelijk in de vorige nachtgezichten, den zegen aan te kondigen, maar ook in deze beide, die in dit hoofdstuk voorkomen, den vloek. Niet alleen had de Profeet een troostwoord voor Gods volk, maar ook een vloekwoord voor de goddelozen.

Vers 2

2. En hij, die mij de gezichten verklaarde, zei tot mij: Wat ziet gij? En ik zei: Ik zie ene over de breedte der aarde vliegende rol, welker lengte, zo als duidelijk te zien is, van twintig ellenis, en hare breedte van tien ellen 1), dus even zo lang en breed als het heilige van den tabernakel.

1) Gelijk de bedreigingen in het woord uitgesproken, droevig zijn, wanneer zij uitgevoerd worden, alzo zal ook de uitvoering nauwkeurig overeenkomen met de bedreiging, wat de zondaren ook van het tegendeel mogen dromen. Want de afmeting van deze rol, toont niet alleen, dat het een grote rol was, die veel vloeken in zich behelsde, om alle zonden te bezoeken en om den zondaar geheel ellendig te maken, maar men mag die ook bijzonder begrijpen, met opzicht op de huizen, in welke dezelve zouden ingaan, die gewoonlijk eens zo lang als breed zijnde, zo geeft zulks te kennen, dat de vloek het huis vervullen zou of met betrekking op den voorhof des tempels, van waar de rolle voortkwam, en daar de wet geleerd werd, welke van dezelfde mate zijnde met deze rol te kennen geeft, dat de uitvoering nauwkeurig zo uitgebreid zou zijn, als de uitgesproken bedreiging, en daarmee zou overeenkomen.

Vers 2

2. En hij, die mij de gezichten verklaarde, zei tot mij: Wat ziet gij? En ik zei: Ik zie ene over de breedte der aarde vliegende rol, welker lengte, zo als duidelijk te zien is, van twintig ellenis, en hare breedte van tien ellen 1), dus even zo lang en breed als het heilige van den tabernakel.

1) Gelijk de bedreigingen in het woord uitgesproken, droevig zijn, wanneer zij uitgevoerd worden, alzo zal ook de uitvoering nauwkeurig overeenkomen met de bedreiging, wat de zondaren ook van het tegendeel mogen dromen. Want de afmeting van deze rol, toont niet alleen, dat het een grote rol was, die veel vloeken in zich behelsde, om alle zonden te bezoeken en om den zondaar geheel ellendig te maken, maar men mag die ook bijzonder begrijpen, met opzicht op de huizen, in welke dezelve zouden ingaan, die gewoonlijk eens zo lang als breed zijnde, zo geeft zulks te kennen, dat de vloek het huis vervullen zou of met betrekking op den voorhof des tempels, van waar de rolle voortkwam, en daar de wet geleerd werd, welke van dezelfde mate zijnde met deze rol te kennen geeft, dat de uitvoering nauwkeurig zo uitgebreid zou zijn, als de uitgesproken bedreiging, en daarmee zou overeenkomen.

Vers 3

3. Toen zei hij tot mij: Dit boek of deze brief, is de vloek of het oordeel Gods, die even als de boekrol over de gehele aarde vliegt, uitgaan zal over het ganse land, waarin de gemeente Gods woont, het Palestina in geestelijken zin, dat zich eerst over de ganse aarde uitstrekt, zo ver Gods volk woont; want een iegelijk, die steelt, ieder, die trouweloos omtrent zijne naasten heeft gehandeld, of de overtreder der tweede tafel, zal van hier, volgens denzelven vloek uitgeroeid wordenuit de gemeente der heiligen, welke verzoend en geheiligd in het heilige van den tempel met den Heere samenkomt, en daar Zijnen onbevlekten godsdienst volbrengt; desgelijks een iegelijk, die valselijk zweert, die het niet waard heeft geacht den allerheiligsten naam Gods te eren, of ieder overtreder der eerste tafel, zal van hier, volgens denzelven vloek, uitgeroeid worden.

Vers 3

3. Toen zei hij tot mij: Dit boek of deze brief, is de vloek of het oordeel Gods, die even als de boekrol over de gehele aarde vliegt, uitgaan zal over het ganse land, waarin de gemeente Gods woont, het Palestina in geestelijken zin, dat zich eerst over de ganse aarde uitstrekt, zo ver Gods volk woont; want een iegelijk, die steelt, ieder, die trouweloos omtrent zijne naasten heeft gehandeld, of de overtreder der tweede tafel, zal van hier, volgens denzelven vloek uitgeroeid wordenuit de gemeente der heiligen, welke verzoend en geheiligd in het heilige van den tempel met den Heere samenkomt, en daar Zijnen onbevlekten godsdienst volbrengt; desgelijks een iegelijk, die valselijk zweert, die het niet waard heeft geacht den allerheiligsten naam Gods te eren, of ieder overtreder der eerste tafel, zal van hier, volgens denzelven vloek, uitgeroeid worden.

Vers 4

4. Thans zijn nog rechtvaardigen en onrechtvaardigen, vromen en goddelozen in Mijne gemeente vermengd en niet te onderscheiden, maar Ik breng dezen vloek voort, spreekt de HEERE der heirscharen, dat hij kome in het huis van den dief en in het huis desgenen, die bij Mijnen naam valselijktot leugen en bedrog zweert; en hij zal in het midden zijns huizes overnachten, blijven, en hij zal het huis met de zondaars verteren, met zijne houten en zijne stenen, dat zij met alles wat zij zijn en hebben uit Mijn volk worden uitgeroeid.

Vers 4

4. Thans zijn nog rechtvaardigen en onrechtvaardigen, vromen en goddelozen in Mijne gemeente vermengd en niet te onderscheiden, maar Ik breng dezen vloek voort, spreekt de HEERE der heirscharen, dat hij kome in het huis van den dief en in het huis desgenen, die bij Mijnen naam valselijktot leugen en bedrog zweert; en hij zal in het midden zijns huizes overnachten, blijven, en hij zal het huis met de zondaars verteren, met zijne houten en zijne stenen, dat zij met alles wat zij zijn en hebben uit Mijn volk worden uitgeroeid.

Vers 5

5. En de Engel, die met mij sprak, en die met het verdwijnen van het vorige gezicht ook van mij verdwenen was, ging na ene korte pauze weer uit, werd voor mijn oog weer zichtbaar, en zei tot mij: Hef nu uwe ogen op, en zie, wat dit zij dat er voortkomt, dat als een nevel voor uwe ogen zich verheft.

Vers 5

5. En de Engel, die met mij sprak, en die met het verdwijnen van het vorige gezicht ook van mij verdwenen was, ging na ene korte pauze weer uit, werd voor mijn oog weer zichtbaar, en zei tot mij: Hef nu uwe ogen op, en zie, wat dit zij dat er voortkomt, dat als een nevel voor uwe ogen zich verheft.

Vers 6

6. En ik zei: Wat is dat, wat daar voor mijne ogen verschijnt? En hij zei: Dit is ene efa, (Exodus 16:36), die voortkomt. Verder zei hij, ter verklaring: Dit, deze efa, is het oog 1) over henlieden, over alle meinedigen en dieven in het ganse land, de toestand, waarin zij verplaatst zijn, nadat de vloek des Heeren door de boekrol over hen gekomen is; zij zijn van alle einden op enen hoop verzameld, even als de korrels in een schepel worden verzameld.

1) Beter: de aanblik of gedaante. Want wel betekent het woord oog, maar ook gedaante, en die betekenis moeten wij hier hebben. De Heere wil hier zeggen, dat die efa, de grootste maat onder Israël voor droge waren, den toestand aangaf. Gelijk een efa gevuld is met graankorrels, alzo waren alle goddelozen tot n hoop samengebracht, om den vloek te ondergaan.

Vandaar dan ook, dat dadelijk daarop aan den Profeet getoond wordt, dat in die efa een vrouw zat, die de goddeloosheid moest voorstellen.

Vers 6

6. En ik zei: Wat is dat, wat daar voor mijne ogen verschijnt? En hij zei: Dit is ene efa, (Exodus 16:36), die voortkomt. Verder zei hij, ter verklaring: Dit, deze efa, is het oog 1) over henlieden, over alle meinedigen en dieven in het ganse land, de toestand, waarin zij verplaatst zijn, nadat de vloek des Heeren door de boekrol over hen gekomen is; zij zijn van alle einden op enen hoop verzameld, even als de korrels in een schepel worden verzameld.

1) Beter: de aanblik of gedaante. Want wel betekent het woord oog, maar ook gedaante, en die betekenis moeten wij hier hebben. De Heere wil hier zeggen, dat die efa, de grootste maat onder Israël voor droge waren, den toestand aangaf. Gelijk een efa gevuld is met graankorrels, alzo waren alle goddelozen tot n hoop samengebracht, om den vloek te ondergaan.

Vandaar dan ook, dat dadelijk daarop aan den Profeet getoond wordt, dat in die efa een vrouw zat, die de goddeloosheid moest voorstellen.

Vers 7

7. En ziet, ene plaat, een deksel van lood werd opgeheven, zodat men in de efa kon inzien, en er was voor mijn oog ene vrouw, zittende in het midden der efa; door dien zwaren deksel, het zinnebeeld van den ban Gods, werd zij daarin vastgesloten gehouden.

Vers 7

7. En ziet, ene plaat, een deksel van lood werd opgeheven, zodat men in de efa kon inzien, en er was voor mijn oog ene vrouw, zittende in het midden der efa; door dien zwaren deksel, het zinnebeeld van den ban Gods, werd zij daarin vastgesloten gehouden.

Vers 8

8. En hij zei, op de vrouw wijzende: Deze is de goddeloosheid, de lichamelijke goddeloosheid, de uit het gehele land door Gods gericht verzamelde zondaars, die naar hun gezindheid en hun lot nauw te zamen behorende, voor Gods ogen slechts n persoon uitmaken, zo als ook alle goddeloosheid haar begin en haar oorsprong heeft in enen persoon, den Satan, en om hare verleidelijke bekoorlijkheid, welke zij met hare echtbrekende goddeloosheid op de mensen uitgeoefend heeft, onder het beeld ener vrouw is voorgesteld (Proverbs 9:13). En hij wierp ze, die vrouw der boosheid, die zich bij de opheffing van den deksel had opgericht, om den vloek en het gericht Gods te ontvlieden, in het midden van de efa terug, want de zonde is steeds zo dwaas om te denken, dat zij door hare sluwheid den toorn van den heiligen God zou kunnen ontvlieden, en hij wierp het loden gewicht, den zwaren deksel weer op den mond derzelve 1) efa, om ze zo uit het heilige land weg te doen.

1) Hiermede wil de Heere zeggen, niet alleen dat de goddelozen onder de macht van hun zonde zijn gelaten, maar ook, dat de maat der ongerechtigheid vol is en de wrake Gods staat uitgevoerd te worden.

Vers 8

8. En hij zei, op de vrouw wijzende: Deze is de goddeloosheid, de lichamelijke goddeloosheid, de uit het gehele land door Gods gericht verzamelde zondaars, die naar hun gezindheid en hun lot nauw te zamen behorende, voor Gods ogen slechts n persoon uitmaken, zo als ook alle goddeloosheid haar begin en haar oorsprong heeft in enen persoon, den Satan, en om hare verleidelijke bekoorlijkheid, welke zij met hare echtbrekende goddeloosheid op de mensen uitgeoefend heeft, onder het beeld ener vrouw is voorgesteld (Proverbs 9:13). En hij wierp ze, die vrouw der boosheid, die zich bij de opheffing van den deksel had opgericht, om den vloek en het gericht Gods te ontvlieden, in het midden van de efa terug, want de zonde is steeds zo dwaas om te denken, dat zij door hare sluwheid den toorn van den heiligen God zou kunnen ontvlieden, en hij wierp het loden gewicht, den zwaren deksel weer op den mond derzelve 1) efa, om ze zo uit het heilige land weg te doen.

1) Hiermede wil de Heere zeggen, niet alleen dat de goddelozen onder de macht van hun zonde zijn gelaten, maar ook, dat de maat der ongerechtigheid vol is en de wrake Gods staat uitgevoerd te worden.

Vers 9

9. En ik hief mijne ogen, welke ik voor een ogenblik had gesloten om na te denken, op nieuw op, en ik zag, en ziet twee vrouwen kwamen voort, vertoonden zich voor mijne ogen. en wind was is hare vleugelen, opdat zij zo spoedig mogelijk door de lucht zouden kunnen vliegen, en zij hadden vleugelen met brede wieken als de vleugelen eens ooievaars, die licht en zeker doen vliegen, en zij, de beide vrouwen, de zinnebeelden der door den Heere bestelde werktuigen tot het wegdoen der zondaars uit Zijne heilige gemeente, voerden de efa met de vrouw der boosheid daarin, ieder deze aan ene zijde opvattende, tussen de aarde en tussen den hemel 1) door de lucht heen.

1) Gelijk de Kerk geen plaats is, waarin de heersende zonde ene bestendige woning zal ontvangen, alzo wordt een volk, dat vijandig is tegen de Kerk in Gods ogen gehouden, voor de gemene poel van alle Goddeloosheid, hetwelk Hij daarom straffen zal. Dit wordt betekend door de goddeloosheid te voeren uit het heilige land, in den lande Sinear, als haar eigen land, daar al de goddeloosheid woonde. Waaruit de Joden dan ook zeker mochten opmaken, dat gelijk Hij hen gestraft had, Hij ook hun vijanden niet zou sparen.

Vers 9

9. En ik hief mijne ogen, welke ik voor een ogenblik had gesloten om na te denken, op nieuw op, en ik zag, en ziet twee vrouwen kwamen voort, vertoonden zich voor mijne ogen. en wind was is hare vleugelen, opdat zij zo spoedig mogelijk door de lucht zouden kunnen vliegen, en zij hadden vleugelen met brede wieken als de vleugelen eens ooievaars, die licht en zeker doen vliegen, en zij, de beide vrouwen, de zinnebeelden der door den Heere bestelde werktuigen tot het wegdoen der zondaars uit Zijne heilige gemeente, voerden de efa met de vrouw der boosheid daarin, ieder deze aan ene zijde opvattende, tussen de aarde en tussen den hemel 1) door de lucht heen.

1) Gelijk de Kerk geen plaats is, waarin de heersende zonde ene bestendige woning zal ontvangen, alzo wordt een volk, dat vijandig is tegen de Kerk in Gods ogen gehouden, voor de gemene poel van alle Goddeloosheid, hetwelk Hij daarom straffen zal. Dit wordt betekend door de goddeloosheid te voeren uit het heilige land, in den lande Sinear, als haar eigen land, daar al de goddeloosheid woonde. Waaruit de Joden dan ook zeker mochten opmaken, dat gelijk Hij hen gestraft had, Hij ook hun vijanden niet zou sparen.

Vers 10

10. Toen zei ik tot den Engel, die met mij sprak: Waarhenen brengen zij deze efa met de vrouw?

Vers 10

10. Toen zei ik tot den Engel, die met mij sprak: Waarhenen brengen zij deze efa met de vrouw?

Vers 11

11. En hij zei tot mij: Zij voeren daar uit het land van des Heeren gemeente weg, om haar een huis te bouwen, waarin zij voor altijd wone, in het land Sinear, in het bereik der Gode vijandige wereldheerschappij en van den oproerigen hoogmoed, waar Nimrod het eerste wereldrijk, het voorbeeld van alle latere, heeft gesticht, en de mensheid den eersten groten opstand na den zondvloed tegen den Heere in den torenbouw is begonnen, en daarvoor ook het eerste grote gericht, de verstrooiing en verdeling heeft ondergaan. Zij voeren haar heen, opdat zij, de efa met de vrouw, daar gevestigd en gesteld worde op hare grondvesting, totdat de Heere in het eeuwige gericht geheel en al een einde aan alle goddeloosheid zal maken.

Deze afzondering en scheiding heeft haar begin genomen met de verschijning van den Messias, en gaat door de tijden der uitbreiding en ontwikkeling van de Christelijke kerk heen, totdat zij tegen den tijd van het einde meer en meer openbaar zal worden, en het boze door de richtende macht van God en van Zijnen Geest zal worden afgezonderd, en zich tot een Babel van het einde zal vormen, om, zo als Ezekiel 38:1, 39 aantonen, enen laatsten strijd tegen het rijk Gods te beproeven, waarin het zal bezwijken en aan het eeuwige gericht zal worden overgegeven.

Vers 11

11. En hij zei tot mij: Zij voeren daar uit het land van des Heeren gemeente weg, om haar een huis te bouwen, waarin zij voor altijd wone, in het land Sinear, in het bereik der Gode vijandige wereldheerschappij en van den oproerigen hoogmoed, waar Nimrod het eerste wereldrijk, het voorbeeld van alle latere, heeft gesticht, en de mensheid den eersten groten opstand na den zondvloed tegen den Heere in den torenbouw is begonnen, en daarvoor ook het eerste grote gericht, de verstrooiing en verdeling heeft ondergaan. Zij voeren haar heen, opdat zij, de efa met de vrouw, daar gevestigd en gesteld worde op hare grondvesting, totdat de Heere in het eeuwige gericht geheel en al een einde aan alle goddeloosheid zal maken.

Deze afzondering en scheiding heeft haar begin genomen met de verschijning van den Messias, en gaat door de tijden der uitbreiding en ontwikkeling van de Christelijke kerk heen, totdat zij tegen den tijd van het einde meer en meer openbaar zal worden, en het boze door de richtende macht van God en van Zijnen Geest zal worden afgezonderd, en zich tot een Babel van het einde zal vormen, om, zo als Ezekiel 38:1, 39 aantonen, enen laatsten strijd tegen het rijk Gods te beproeven, waarin het zal bezwijken en aan het eeuwige gericht zal worden overgegeven.

Bibliografische Informatie
Dächsel, Karl August. "Commentaar op Zechariah 5". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/commentaries/dut/dac/zechariah-5.html. 1862-80.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile