Lectionary Calendar
Friday, November 22nd, 2024
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
Attention!
For 10¢ a day you can enjoy StudyLight.org ads
free while helping to build churches and support pastors in Uganda.
Click here to learn more!

Bible Commentaries
Psalmen 93

Dächsel BijbelverklaringDächsel Bijbelverklaring

Zoek naar…
Enter query below:

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, PSALMEN 93

PSALM 93.

VOORSPELLING VAN CHRISTUS EN ZIJN RIJK.

"Maar Gij zijt de Allerhoogste, in eeuwigheid de Heere!" zo lazen wij Psalms 92:9, en in Psalms 93:4 van dezen Psalm staat: "De Heere in de hoogte is geweldiger." Gelijk wij daar een lied op den Sabbat voor ons hadden, zo vinden wij hier een Vrijdags-Psalm (Numbers 28:8 ). Op den Vrijdag had eens de Heere, nadat Hij de schepping der wereld geëindigd had, Zijn bestuur over de aardse schepping aanvaard, en deze Zijne koningskroon, dien Hij toen opgericht heeft, staat vast tegenover de vijandige wereldmacht, die daartegen aanstormt. Deze is de gedachte, welke de gemeente des Heren in ernstigen, moeilijke tijd (2 Kings 24:1) vervult, en hare harten versterkt met bijzonderen troost.

I. Psalms 93:1, Psalms 93:2. In het aangezicht der hoogdravende aankondiging van de wereldmacht, dat zij nu hare heerschappij over de aarde aanvaardt, richt de Psalmist zijn oog naar boven, en hij ziet daar den Heere zitten op enen hogen en verhevenen zetel, aangedaan met het sieraad van Zijne alles te boven gaande koninklijke waardigheid; deze troon staat vast van ouds af, en die daarop zit, blijft Koning in alle eeuwigheid.

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, PSALMEN 93

PSALM 93.

VOORSPELLING VAN CHRISTUS EN ZIJN RIJK.

"Maar Gij zijt de Allerhoogste, in eeuwigheid de Heere!" zo lazen wij Psalms 92:9, en in Psalms 93:4 van dezen Psalm staat: "De Heere in de hoogte is geweldiger." Gelijk wij daar een lied op den Sabbat voor ons hadden, zo vinden wij hier een Vrijdags-Psalm (Numbers 28:8 ). Op den Vrijdag had eens de Heere, nadat Hij de schepping der wereld geëindigd had, Zijn bestuur over de aardse schepping aanvaard, en deze Zijne koningskroon, dien Hij toen opgericht heeft, staat vast tegenover de vijandige wereldmacht, die daartegen aanstormt. Deze is de gedachte, welke de gemeente des Heren in ernstigen, moeilijke tijd (2 Kings 24:1) vervult, en hare harten versterkt met bijzonderen troost.

I. Psalms 93:1, Psalms 93:2. In het aangezicht der hoogdravende aankondiging van de wereldmacht, dat zij nu hare heerschappij over de aarde aanvaardt, richt de Psalmist zijn oog naar boven, en hij ziet daar den Heere zitten op enen hogen en verhevenen zetel, aangedaan met het sieraad van Zijne alles te boven gaande koninklijke waardigheid; deze troon staat vast van ouds af, en die daarop zit, blijft Koning in alle eeuwigheid.

Vers 1

1. De HEERE regeert (Psalms 96:10; Psalms 97:1; Psalms 99:1), Hij is met hoogheid bekleed, die aan Zijne koninklijke waardigheid overeenkomstig is; de HEERE is bekleed met sterkte, Hij heeft Zich omgord, gelijk een held, die ten strijde trekt, om Zijn werk te volbrengen. Ook is de wereld bevestigd, zij zal niet wankelen. Deze koning waakt, dat zij in stand blijve; zonder Hem ware zij in het niet weggezonken.

Gods almacht wordt ons hier aangeduid als de grond van ons vertrouwen, want vrezen en beven ontstaan bij ons meest daaruit, dat wij God ons niet denken als aangegord met Zijne macht, en Hem op deze wijze beroven van Zijne heerschappij. Wij wagen het wel dat niet rechtstreeks te doen, maar waren wij waarlijk van Zijne almacht overtuigd, zo hadden wij een onverwinnelijken steun tegen alle aanslagen der verzoeking, maar hoevelen zijn er wel, die, gelijk het toch betaamde, dit schild aan de tegenstrevende wereldmacht voorhouden..

Voor den Christen is dit lied een hemelvaarts-gezang, Christus is opgevaren in de hoogte, en alzo met hoogheid omkleed. Hij heeft alle macht ontvangen in den hemel en op aarde, Hij staat omgord om Zijne gemeente te beschermen, dat de poorten der hel haar niet overweldigen!.

Met de ontboezeming: De Heere regeert, heft de dichter de banier der waarheid op tegenover het vreselijk woelen van de macht der wereld, ja, van de wereldmacht, die zich verzet tegen Israël's God, en daarom tegen den God der legerscharen. Onder die banier schuilt hij, daaraan klemt hij zich vast, ook al tracht de ganse wereld Zion te vernietigen en te verwoesten.

Onder Zijne hoogheid hebben we te verstaan, de majesteit van al Zijne volmaaktheden, die van Hem uitgaat, die Zijn volk tot aanbidding noopt, maar voor al Zijne vijanden een oorzaak van verschrikking is.

PSALM 93.

VOORSPELLING VAN CHRISTUS EN ZIJN RIJK.

"Maar Gij zijt de Allerhoogste, in eeuwigheid de Heere!" zo lazen wij Psalms 92:9, en in Psalms 93:4 van dezen Psalm staat: "De Heere in de hoogte is geweldiger." Gelijk wij daar een lied op den Sabbat voor ons hadden, zo vinden wij hier een Vrijdags-Psalm (Numbers 28:8 ). Op den Vrijdag had eens de Heere, nadat Hij de schepping der wereld geëindigd had, Zijn bestuur over de aardse schepping aanvaard, en deze Zijne koningskroon, dien Hij toen opgericht heeft, staat vast tegenover de vijandige wereldmacht, die daartegen aanstormt. Deze is de gedachte, welke de gemeente des Heren in ernstigen, moeilijke tijd (2 Kings 24:1) vervult, en hare harten versterkt met bijzonderen troost.

I. Psalms 93:1, Psalms 93:2. In het aangezicht der hoogdravende aankondiging van de wereldmacht, dat zij nu hare heerschappij over de aarde aanvaardt, richt de Psalmist zijn oog naar boven, en hij ziet daar den Heere zitten op enen hogen en verhevenen zetel, aangedaan met het sieraad van Zijne alles te boven gaande koninklijke waardigheid; deze troon staat vast van ouds af, en die daarop zit, blijft Koning in alle eeuwigheid.

1. De HEERE regeert (Psalms 96:10; Psalms 97:1; Psalms 99:1), Hij is met hoogheid bekleed, die aan Zijne koninklijke waardigheid overeenkomstig is; de HEERE is bekleed met sterkte, Hij heeft Zich omgord, gelijk een held, die ten strijde trekt, om Zijn werk te volbrengen. Ook is de wereld bevestigd, zij zal niet wankelen. Deze koning waakt, dat zij in stand blijve; zonder Hem ware zij in het niet weggezonken.

Gods almacht wordt ons hier aangeduid als de grond van ons vertrouwen, want vrezen en beven ontstaan bij ons meest daaruit, dat wij God ons niet denken als aangegord met Zijne macht, en Hem op deze wijze beroven van Zijne heerschappij. Wij wagen het wel dat niet rechtstreeks te doen, maar waren wij waarlijk van Zijne almacht overtuigd, zo hadden wij een onverwinnelijken steun tegen alle aanslagen der verzoeking, maar hoevelen zijn er wel, die, gelijk het toch betaamde, dit schild aan de tegenstrevende wereldmacht voorhouden.. Voor den Christen is dit lied een hemelvaarts-gezang, Christus is opgevaren in de hoogte, en alzo met hoogheid omkleed. Hij heeft alle macht ontvangen in den hemel en op aarde, Hij staat omgord om Zijne gemeente te beschermen, dat de poorten der hel haar niet overweldigen!.

Met de ontboezeming: De Heere regeert, heft de dichter de banier der waarheid op tegenover het vreselijk woelen van de macht der wereld, ja, van de wereldmacht, die zich verzet tegen Israël's God, en daarom tegen den God der legerscharen. Onder die banier schuilt hij, daaraan klemt hij zich vast, ook al tracht de ganse wereld Zion te vernietigen en te verwoesten.

Onder Zijne hoogheid hebben we te verstaan, de majesteit van al Zijne volmaaktheden, die van Hem uitgaat, die Zijn volk tot aanbidding noopt, maar voor al Zijne vijanden een oorzaak van verschrikking is.

Vers 1

1. De HEERE regeert (Psalms 96:10; Psalms 97:1; Psalms 99:1), Hij is met hoogheid bekleed, die aan Zijne koninklijke waardigheid overeenkomstig is; de HEERE is bekleed met sterkte, Hij heeft Zich omgord, gelijk een held, die ten strijde trekt, om Zijn werk te volbrengen. Ook is de wereld bevestigd, zij zal niet wankelen. Deze koning waakt, dat zij in stand blijve; zonder Hem ware zij in het niet weggezonken.

Gods almacht wordt ons hier aangeduid als de grond van ons vertrouwen, want vrezen en beven ontstaan bij ons meest daaruit, dat wij God ons niet denken als aangegord met Zijne macht, en Hem op deze wijze beroven van Zijne heerschappij. Wij wagen het wel dat niet rechtstreeks te doen, maar waren wij waarlijk van Zijne almacht overtuigd, zo hadden wij een onverwinnelijken steun tegen alle aanslagen der verzoeking, maar hoevelen zijn er wel, die, gelijk het toch betaamde, dit schild aan de tegenstrevende wereldmacht voorhouden..

Voor den Christen is dit lied een hemelvaarts-gezang, Christus is opgevaren in de hoogte, en alzo met hoogheid omkleed. Hij heeft alle macht ontvangen in den hemel en op aarde, Hij staat omgord om Zijne gemeente te beschermen, dat de poorten der hel haar niet overweldigen!.

Met de ontboezeming: De Heere regeert, heft de dichter de banier der waarheid op tegenover het vreselijk woelen van de macht der wereld, ja, van de wereldmacht, die zich verzet tegen Israël's God, en daarom tegen den God der legerscharen. Onder die banier schuilt hij, daaraan klemt hij zich vast, ook al tracht de ganse wereld Zion te vernietigen en te verwoesten.

Onder Zijne hoogheid hebben we te verstaan, de majesteit van al Zijne volmaaktheden, die van Hem uitgaat, die Zijn volk tot aanbidding noopt, maar voor al Zijne vijanden een oorzaak van verschrikking is.

PSALM 93.

VOORSPELLING VAN CHRISTUS EN ZIJN RIJK.

"Maar Gij zijt de Allerhoogste, in eeuwigheid de Heere!" zo lazen wij Psalms 92:9, en in Psalms 93:4 van dezen Psalm staat: "De Heere in de hoogte is geweldiger." Gelijk wij daar een lied op den Sabbat voor ons hadden, zo vinden wij hier een Vrijdags-Psalm (Numbers 28:8 ). Op den Vrijdag had eens de Heere, nadat Hij de schepping der wereld geëindigd had, Zijn bestuur over de aardse schepping aanvaard, en deze Zijne koningskroon, dien Hij toen opgericht heeft, staat vast tegenover de vijandige wereldmacht, die daartegen aanstormt. Deze is de gedachte, welke de gemeente des Heren in ernstigen, moeilijke tijd (2 Kings 24:1) vervult, en hare harten versterkt met bijzonderen troost.

I. Psalms 93:1, Psalms 93:2. In het aangezicht der hoogdravende aankondiging van de wereldmacht, dat zij nu hare heerschappij over de aarde aanvaardt, richt de Psalmist zijn oog naar boven, en hij ziet daar den Heere zitten op enen hogen en verhevenen zetel, aangedaan met het sieraad van Zijne alles te boven gaande koninklijke waardigheid; deze troon staat vast van ouds af, en die daarop zit, blijft Koning in alle eeuwigheid.

1. De HEERE regeert (Psalms 96:10; Psalms 97:1; Psalms 99:1), Hij is met hoogheid bekleed, die aan Zijne koninklijke waardigheid overeenkomstig is; de HEERE is bekleed met sterkte, Hij heeft Zich omgord, gelijk een held, die ten strijde trekt, om Zijn werk te volbrengen. Ook is de wereld bevestigd, zij zal niet wankelen. Deze koning waakt, dat zij in stand blijve; zonder Hem ware zij in het niet weggezonken.

Gods almacht wordt ons hier aangeduid als de grond van ons vertrouwen, want vrezen en beven ontstaan bij ons meest daaruit, dat wij God ons niet denken als aangegord met Zijne macht, en Hem op deze wijze beroven van Zijne heerschappij. Wij wagen het wel dat niet rechtstreeks te doen, maar waren wij waarlijk van Zijne almacht overtuigd, zo hadden wij een onverwinnelijken steun tegen alle aanslagen der verzoeking, maar hoevelen zijn er wel, die, gelijk het toch betaamde, dit schild aan de tegenstrevende wereldmacht voorhouden.. Voor den Christen is dit lied een hemelvaarts-gezang, Christus is opgevaren in de hoogte, en alzo met hoogheid omkleed. Hij heeft alle macht ontvangen in den hemel en op aarde, Hij staat omgord om Zijne gemeente te beschermen, dat de poorten der hel haar niet overweldigen!.

Met de ontboezeming: De Heere regeert, heft de dichter de banier der waarheid op tegenover het vreselijk woelen van de macht der wereld, ja, van de wereldmacht, die zich verzet tegen Israël's God, en daarom tegen den God der legerscharen. Onder die banier schuilt hij, daaraan klemt hij zich vast, ook al tracht de ganse wereld Zion te vernietigen en te verwoesten.

Onder Zijne hoogheid hebben we te verstaan, de majesteit van al Zijne volmaaktheden, die van Hem uitgaat, die Zijn volk tot aanbidding noopt, maar voor al Zijne vijanden een oorzaak van verschrikking is.

Vers 2

2. Van toen af, van v rdat de aarde gegrondvest werd, is Uw troon bevestigd, o grote en verhevene Koning, zodat hij niet kan worden bewogen, veel minder kan worden omgestort; Gij zijt van eeuwigheid af, en alzo zal Uwe heerschappij ook eeuwig zijn (Psalms 90:2).

Tegenover den pas opgerichten stoel der schadelijkheden (Psalms 94:20) stelt de zanger den eeuwigen troon van God, die even zo lang na den eersten zal blijven, als die v r hem geweest is. De stoel der schadelijkheden is van gisteren, evenals een paddestoel uit de aarde opgeschoten; wie nu op almachtige wijze de eerste is, die is ook de laatste (Isaiah 41:4; Isaiah 44:6. Openbaring :17); Hij blijft wanneer alle trotse machten der aarde in het stof neerzinken..

Troon en wezen van Jehova hebben geen aanvang, en zijn das ook niet vergankelijk, maar, gelijk zij zonder begin zijn, zo zijn zij ook oneindig. Al het woeden der wereld zal daarom den voortgang van het rijk van God en het eindelijk doorbreken tot de heerlijkheid der overwinning niet kunnen verhinderen..

3.

II. Psalms 93:3, Psalms 93:4. De Psalmist, nadat hij vooraf in de hoogte heeft opgezien tot den stoel van den eeuwigen Koning daarboven, ziet thans neer in hetgeen op aarde is. Er is een geweldig bruisen en dreunen van de bewogen zee der volken, van de aan God vijandige macht der wereld; maar hoe dreigend dit zich ook laat aanzien en hoe gruwelijk het klinkt, Gods volk heeft toch den Heere tot zijnen Koning, die in de hoogte Zijnen troon heeft gevestigd en oneindig groter is dan alle groten en geweldigen op aarde.

Vers 2

2. Van toen af, van v rdat de aarde gegrondvest werd, is Uw troon bevestigd, o grote en verhevene Koning, zodat hij niet kan worden bewogen, veel minder kan worden omgestort; Gij zijt van eeuwigheid af, en alzo zal Uwe heerschappij ook eeuwig zijn (Psalms 90:2).

Tegenover den pas opgerichten stoel der schadelijkheden (Psalms 94:20) stelt de zanger den eeuwigen troon van God, die even zo lang na den eersten zal blijven, als die v r hem geweest is. De stoel der schadelijkheden is van gisteren, evenals een paddestoel uit de aarde opgeschoten; wie nu op almachtige wijze de eerste is, die is ook de laatste (Isaiah 41:4; Isaiah 44:6. Openbaring :17); Hij blijft wanneer alle trotse machten der aarde in het stof neerzinken..

Troon en wezen van Jehova hebben geen aanvang, en zijn das ook niet vergankelijk, maar, gelijk zij zonder begin zijn, zo zijn zij ook oneindig. Al het woeden der wereld zal daarom den voortgang van het rijk van God en het eindelijk doorbreken tot de heerlijkheid der overwinning niet kunnen verhinderen..

3.

II. Psalms 93:3, Psalms 93:4. De Psalmist, nadat hij vooraf in de hoogte heeft opgezien tot den stoel van den eeuwigen Koning daarboven, ziet thans neer in hetgeen op aarde is. Er is een geweldig bruisen en dreunen van de bewogen zee der volken, van de aan God vijandige macht der wereld; maar hoe dreigend dit zich ook laat aanzien en hoe gruwelijk het klinkt, Gods volk heeft toch den Heere tot zijnen Koning, die in de hoogte Zijnen troon heeft gevestigd en oneindig groter is dan alle groten en geweldigen op aarde.

Vers 3

3. De rivieren 1), bij welke Uwe vijanden wel mogen vergeleken worden, verheffen, o HEERE! de rivieren verheffen hare aanstoting (Psalms 65:8; Psalms 89:10. Isaiah 17:12).

1) Op verschillende wijze leggen de uitleggers dit vers uit. Sommigen menen, dat hier uitdrukkelijk van de heftige aanvallen der vijanden gesproken wordt, die tegen de Kerk zich verheffen en dat de Geest Gods hier verheerlijkt wordt, die hen beteugelt. Anderen willen het liever eenvoudig, dan figuurlijk opvatten. Ofschoon de beroeringen van grote wateren vreselijk zijn, en hun schrik het bruisen der zee nog overtreft, God echter in den hoogsten graad vreselijker is. Ik voor mij aarzel niet, om te blijven bij het sprekende der vergelijking, dat de Profeet de macht Gods hier beeldsgewijze voor ons uitdrukt. Alsof hij zeggen wil, dat men geen uitstekender voorbeeld kan zoeken van Gods macht, zodat de majesteit Gods ons vreselijker is dan de snelle afloop der rivieren en de stormen der zee. Zoals in Psalms 29:8 gezegd wordt, dat de stem Gods vreselijk klonk in den donderstorm. Slotsom is, dat God in het geraas der rivieren en in het stormachtig bruisen der zee Zijn macht openbaart, waardoor Hij ons beweegt om Hem te eren. Nu, indien de vergelijking behaagt, kan men er bijvoegen, dat ook dit alles nog niets is, wanneer het aan de Majesteit Gods toekomt, zodanig als die in den hemel wordt geopenbaard. Ik bestrijd niet, of ook dit kan hier uit de woorden gehaald worden. Ofschoon de wereld hier op verschillende wijze schijnbaar geschokt wordt, wordt echter de macht Gods niet verminderd, dewijl door Zijne verdere regering alle beroeringen worden beteugeld..

De zee met hare geweldige watermassa, met de voortdurende onrust harer golven, met haar onophoudelijk aandringen tegen het vaste land, en aanschuiven tegen de rotsen is het beeld der van God vervreemde en tegen God vijandige heidenwereld; de stromen zijn beelden van de wereldrijken, gelijk de Nijl van het Egyptische (Isaiah 46:7), de Eufraat van Assyrische (Isaiah 8:7), of nauwkeuriger de pijlsnelle Tiger van het Assyrische en de ingeslotene Eufraat van het Babylonische. Jehova's eeuwige Majesteit echter overtreft al de armzalige majesteiten hier beneden, wier golven, al zijn ze nog zo hoog opgezweept, toch nooit Zijnen troon zullen bereiken..

Terwijl de wereldmacht met het sterkste, dat er op aarde is, wordt vergeleken, moet men erkennen, dat zij ene ontzettende macht is en dat de vorst, aan haar hoofd ene majesteit is, die niemand gering mag schatten; maar ook niemand ontzinke de moed, gelijk bij de sterkte der zinnelijke indrukken van aardse macht en geweld zo licht geschiedt; want hoewel het rijk der wereld ene ontzettende macht is, zo is zij toch gene Almacht..

Vers 3

3. De rivieren 1), bij welke Uwe vijanden wel mogen vergeleken worden, verheffen, o HEERE! de rivieren verheffen hare aanstoting (Psalms 65:8; Psalms 89:10. Isaiah 17:12).

1) Op verschillende wijze leggen de uitleggers dit vers uit. Sommigen menen, dat hier uitdrukkelijk van de heftige aanvallen der vijanden gesproken wordt, die tegen de Kerk zich verheffen en dat de Geest Gods hier verheerlijkt wordt, die hen beteugelt. Anderen willen het liever eenvoudig, dan figuurlijk opvatten. Ofschoon de beroeringen van grote wateren vreselijk zijn, en hun schrik het bruisen der zee nog overtreft, God echter in den hoogsten graad vreselijker is. Ik voor mij aarzel niet, om te blijven bij het sprekende der vergelijking, dat de Profeet de macht Gods hier beeldsgewijze voor ons uitdrukt. Alsof hij zeggen wil, dat men geen uitstekender voorbeeld kan zoeken van Gods macht, zodat de majesteit Gods ons vreselijker is dan de snelle afloop der rivieren en de stormen der zee. Zoals in Psalms 29:8 gezegd wordt, dat de stem Gods vreselijk klonk in den donderstorm. Slotsom is, dat God in het geraas der rivieren en in het stormachtig bruisen der zee Zijn macht openbaart, waardoor Hij ons beweegt om Hem te eren. Nu, indien de vergelijking behaagt, kan men er bijvoegen, dat ook dit alles nog niets is, wanneer het aan de Majesteit Gods toekomt, zodanig als die in den hemel wordt geopenbaard. Ik bestrijd niet, of ook dit kan hier uit de woorden gehaald worden. Ofschoon de wereld hier op verschillende wijze schijnbaar geschokt wordt, wordt echter de macht Gods niet verminderd, dewijl door Zijne verdere regering alle beroeringen worden beteugeld..

De zee met hare geweldige watermassa, met de voortdurende onrust harer golven, met haar onophoudelijk aandringen tegen het vaste land, en aanschuiven tegen de rotsen is het beeld der van God vervreemde en tegen God vijandige heidenwereld; de stromen zijn beelden van de wereldrijken, gelijk de Nijl van het Egyptische (Isaiah 46:7), de Eufraat van Assyrische (Isaiah 8:7), of nauwkeuriger de pijlsnelle Tiger van het Assyrische en de ingeslotene Eufraat van het Babylonische. Jehova's eeuwige Majesteit echter overtreft al de armzalige majesteiten hier beneden, wier golven, al zijn ze nog zo hoog opgezweept, toch nooit Zijnen troon zullen bereiken..

Terwijl de wereldmacht met het sterkste, dat er op aarde is, wordt vergeleken, moet men erkennen, dat zij ene ontzettende macht is en dat de vorst, aan haar hoofd ene majesteit is, die niemand gering mag schatten; maar ook niemand ontzinke de moed, gelijk bij de sterkte der zinnelijke indrukken van aardse macht en geweld zo licht geschiedt; want hoewel het rijk der wereld ene ontzettende macht is, zo is zij toch gene Almacht..

Vers 4

4. Doch de HEERE, die in de hoogte der hemelen gezeten is, is geweldiger dan het bruisen van grote wateren, dan de geweldige baren der zee, en alzo heeft Zijne gemeente niets te vrezen. (Psalms 76:5; Psalms 92:9).

Met den mond belijden allen, wat de profeet hier leert, maar hoe velen zouden dit schild tegenover de macht der wereld stellen, gelijk het betaamt, zo dat zij niets vrezen, al is het nog zo verschrikkelijk?.

5.

III. Psalms 93:5. Maar de Heere, die in de hoogte Zijnen troon op aarde heeft gevestigd, waarin Zijne heiligheid woont, heeft een volk hier beneden, waaraan hij Zijne getuigenissen heeft geschonken. Zijne getuigenissen kunnen niet anders zijn dan onbedriegelijke waarheid, en het huis, dat Hij met zijne heiligheid heeft versierd, moet Hij om deze bewaren. Hij kan het wel voor een tijd ten straffe der zonden Zijns volks overgeven aan de verwoesting door de goddeloze macht der wereld, maar Hij moet er altijd weer voor zorgen, dat het zich als een Fenix uit de as verheffe en in zijne heerlijkheid weer hersteld worde.

Vers 4

4. Doch de HEERE, die in de hoogte der hemelen gezeten is, is geweldiger dan het bruisen van grote wateren, dan de geweldige baren der zee, en alzo heeft Zijne gemeente niets te vrezen. (Psalms 76:5; Psalms 92:9).

Met den mond belijden allen, wat de profeet hier leert, maar hoe velen zouden dit schild tegenover de macht der wereld stellen, gelijk het betaamt, zo dat zij niets vrezen, al is het nog zo verschrikkelijk?.

5.

III. Psalms 93:5. Maar de Heere, die in de hoogte Zijnen troon op aarde heeft gevestigd, waarin Zijne heiligheid woont, heeft een volk hier beneden, waaraan hij Zijne getuigenissen heeft geschonken. Zijne getuigenissen kunnen niet anders zijn dan onbedriegelijke waarheid, en het huis, dat Hij met zijne heiligheid heeft versierd, moet Hij om deze bewaren. Hij kan het wel voor een tijd ten straffe der zonden Zijns volks overgeven aan de verwoesting door de goddeloze macht der wereld, maar Hij moet er altijd weer voor zorgen, dat het zich als een Fenix uit de as verheffe en in zijne heerlijkheid weer hersteld worde.

Vers 5

5. Uwe getuigenissen, Uw woord met zijne onveranderlijke beloften, in `t bijzonder met die, waarin Gij aan Uw volk eeuwige voortduring en redding uit allen nood belooft, zijn zeer getrouw 1), zodat men zich op deze vast kan verlaten (Revelation 9:9; Revelation 21:5; Revelation 22:6),des heiligheid is Uwen huize sierlijk, is daarvoor tot een sieraad, HEERE! tot lange dagen 2); Gij kunt het niet voor altijd door misdadige handen laten ontheiligen.

1) Daarmee geeft de heilige zanger dadelijk een bewijs aan de ziel, dat zij de getuigenissen, die God haar gegeven heeft, hoe Hij zelf haar wil leiden, niet genoegzaam aanneemt, alsof hij zei: hoe dikwijls heeft Hij ons niet verzekerd, dat degenen die zich aan Hem toevertrouwen, geen gebrek zullen lijden; deze getuigenissen zijn toch wel waard, dat men ze geloven en toch vertrouwen wij ze niet.

2) Hij, wie het rijk en de kracht en de heerlijkheid is, houdt in de gehele toekomst de heiligheid der Kerk staande, daar hier beneden Zijne eer woont; Hij waarborgt de aan deze plaats toekomende heiligheid naar binnen en naar buiten voor ontheiliging..

De zekerheid Zijner beloften, dat namelijk het volk des verbonds nooit zal te gronde gaan, is een uitvloeisel Zijner almacht, maar evenzo brengt de heiligheid van Zijn huis mede, dat Hij het niet laat ontwijden. Deze belofte is ene eeuwige. De verwoesting door Nebukadnezer was slechts een tijdelijke stoornis, want in dezen tijd zuiverde Hij Zijn volk van de afgoderij, opdat van dit allervreselijkst verderf Zijn huis gereinigd werd, en het nieuw gebouwde liet Hij toen eerst verwoesten, toen "de woning Gods in den Geest" was gegrondvest, en nu de levende stenen zich samenvoegden tot en groot geestelijk huis, tot ene heilige priesterschap (1 Peter 2:5)..

Vers 5

5. Uwe getuigenissen, Uw woord met zijne onveranderlijke beloften, in `t bijzonder met die, waarin Gij aan Uw volk eeuwige voortduring en redding uit allen nood belooft, zijn zeer getrouw 1), zodat men zich op deze vast kan verlaten (Revelation 9:9; Revelation 21:5; Revelation 22:6),des heiligheid is Uwen huize sierlijk, is daarvoor tot een sieraad, HEERE! tot lange dagen 2); Gij kunt het niet voor altijd door misdadige handen laten ontheiligen.

1) Daarmee geeft de heilige zanger dadelijk een bewijs aan de ziel, dat zij de getuigenissen, die God haar gegeven heeft, hoe Hij zelf haar wil leiden, niet genoegzaam aanneemt, alsof hij zei: hoe dikwijls heeft Hij ons niet verzekerd, dat degenen die zich aan Hem toevertrouwen, geen gebrek zullen lijden; deze getuigenissen zijn toch wel waard, dat men ze geloven en toch vertrouwen wij ze niet.

2) Hij, wie het rijk en de kracht en de heerlijkheid is, houdt in de gehele toekomst de heiligheid der Kerk staande, daar hier beneden Zijne eer woont; Hij waarborgt de aan deze plaats toekomende heiligheid naar binnen en naar buiten voor ontheiliging..

De zekerheid Zijner beloften, dat namelijk het volk des verbonds nooit zal te gronde gaan, is een uitvloeisel Zijner almacht, maar evenzo brengt de heiligheid van Zijn huis mede, dat Hij het niet laat ontwijden. Deze belofte is ene eeuwige. De verwoesting door Nebukadnezer was slechts een tijdelijke stoornis, want in dezen tijd zuiverde Hij Zijn volk van de afgoderij, opdat van dit allervreselijkst verderf Zijn huis gereinigd werd, en het nieuw gebouwde liet Hij toen eerst verwoesten, toen "de woning Gods in den Geest" was gegrondvest, en nu de levende stenen zich samenvoegden tot en groot geestelijk huis, tot ene heilige priesterschap (1 Peter 2:5)..

Bibliografische Informatie
Dächsel, Karl August. "Commentaar op Psalms 93". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/commentaries/dut/dac/psalms-93.html. 1862-80.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile