Lectionary Calendar
Friday, November 22nd, 2024
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
Attention!
Take your personal ministry to the Next Level by helping StudyLight build churches and supporting pastors in Uganda.
Click here to join the effort!

Bible Commentaries
Psalmen 33

Dächsel BijbelverklaringDächsel Bijbelverklaring

Search for…
Enter query below:

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, PSALMEN 33

PSALM 33.

DE VREUGDE VAN ONS HART BESTAAT IN HET PRIJZEN VAN GOD WELDADEN.

Amyraldus (eigenlijk Moyse Amyrat overl. 1664 als prediker en professor te Saumur) merkt bij onzen Psalm aan: "De schrijfwijze is liefelijk, vloeiend, gematigd, zonder dichterlijke uitweidingen en bijna zonder enige figuur, ten minste zonder de zodanige die enige moeilijkheden veroorzaken." Dit verschil van karakter met de overige Davidische Psalmen, verbonden met de omstandigheid, dat in Psalms 33:10, schijnt bedoeld te zijn op het terugkeren uit de Babylonische gevangenschap, heeft niet weinige uitleggers tot het vermoeden geleid, dat wij hier een psalm hebben niet van David, maar uit den eersten tijd van het terugkeren uit de ballingschap. Intussen is het toch aan de andere zijde zeer onwaarschijnlijk, dat bij de Davidische liederen van het eerste Psalmboek een lied van zo laten oorsprong zou gevoegd zijn; de verzamelaars hebben den Psalm zonder twijfel voor Davidisch gehouden; van deze opvatting gaan wij dan ook bij onze verklaring uit.

Met het slotwoord in Psalms 32:11 heeft David zich den overgang tot en thema voor een nieuwen Psalm gemaakt, dien hij bijna met dezelfde woorden begint. De aansporing, die hier tot het geslacht der rechtvaardigen en der vromen gericht is, dus tot de gemeente op aarde, staat weer in betrekking tot de aansporing aan de gemeente in den hemel (Psalms 29:1 v.), en opent een gedachtegang verwant aan dien in genen Psalm.

I. Psalms 33:1-Psalms 33:11. Zij, de gemeente op aarde, heeft dezen stand in het rijk der genade door hetgeen de Heere gedaan heeft, door Zijne openbaring in Zijn woord, wordt haar hart ontbrand tot lof van God; eerst daardoor wordt zij bekwaam zijne heerlijkheid te prijzen, ook in het rijk der natuur, en Zijne gedachten en oordelen ten opzichte der wereldgeschiedenis te verstaan.

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, PSALMEN 33

PSALM 33.

DE VREUGDE VAN ONS HART BESTAAT IN HET PRIJZEN VAN GOD WELDADEN.

Amyraldus (eigenlijk Moyse Amyrat overl. 1664 als prediker en professor te Saumur) merkt bij onzen Psalm aan: "De schrijfwijze is liefelijk, vloeiend, gematigd, zonder dichterlijke uitweidingen en bijna zonder enige figuur, ten minste zonder de zodanige die enige moeilijkheden veroorzaken." Dit verschil van karakter met de overige Davidische Psalmen, verbonden met de omstandigheid, dat in Psalms 33:10, schijnt bedoeld te zijn op het terugkeren uit de Babylonische gevangenschap, heeft niet weinige uitleggers tot het vermoeden geleid, dat wij hier een psalm hebben niet van David, maar uit den eersten tijd van het terugkeren uit de ballingschap. Intussen is het toch aan de andere zijde zeer onwaarschijnlijk, dat bij de Davidische liederen van het eerste Psalmboek een lied van zo laten oorsprong zou gevoegd zijn; de verzamelaars hebben den Psalm zonder twijfel voor Davidisch gehouden; van deze opvatting gaan wij dan ook bij onze verklaring uit.

Met het slotwoord in Psalms 32:11 heeft David zich den overgang tot en thema voor een nieuwen Psalm gemaakt, dien hij bijna met dezelfde woorden begint. De aansporing, die hier tot het geslacht der rechtvaardigen en der vromen gericht is, dus tot de gemeente op aarde, staat weer in betrekking tot de aansporing aan de gemeente in den hemel (Psalms 29:1 v.), en opent een gedachtegang verwant aan dien in genen Psalm.

I. Psalms 33:1-Psalms 33:11. Zij, de gemeente op aarde, heeft dezen stand in het rijk der genade door hetgeen de Heere gedaan heeft, door Zijne openbaring in Zijn woord, wordt haar hart ontbrand tot lof van God; eerst daardoor wordt zij bekwaam zijne heerlijkheid te prijzen, ook in het rijk der natuur, en Zijne gedachten en oordelen ten opzichte der wereldgeschiedenis te verstaan.

Vers 1

1. Gij rechtvaardigen 1)! leden van Gods uitverkoren volk, die werkelijk in gemeenschap des geloofs met Hem leeft en bij ervaring weet, wat gij aan Hem hebt, zingt vrolijk in den HEERE a); lof betaamt den oprechten (Psalms 32:2 ).

a) Psalms 64:11; Psalms 97:12; Psalms 147:1.

1) David zegt niet tot alle mensen, dat zij zich moeten verheugen. Neen, de Schrift weet niets van die algemeenheid, waarvan men thans alleen wil weten. Zij begrenst al het goede der ziel en der toekomst tot de rechtvaardigen, dat is tot de gerechtvaardigden; want andere rechtvaardigen kent de Schrift onder de kinderen der mensen niet. Alleen de Godmens is de Rechtvaardige, uit kracht Zijner eigene heiligheid..

Vers 1

1. Gij rechtvaardigen 1)! leden van Gods uitverkoren volk, die werkelijk in gemeenschap des geloofs met Hem leeft en bij ervaring weet, wat gij aan Hem hebt, zingt vrolijk in den HEERE a); lof betaamt den oprechten (Psalms 32:2 ).

a) Psalms 64:11; Psalms 97:12; Psalms 147:1.

1) David zegt niet tot alle mensen, dat zij zich moeten verheugen. Neen, de Schrift weet niets van die algemeenheid, waarvan men thans alleen wil weten. Zij begrenst al het goede der ziel en der toekomst tot de rechtvaardigen, dat is tot de gerechtvaardigden; want andere rechtvaardigen kent de Schrift onder de kinderen der mensen niet. Alleen de Godmens is de Rechtvaardige, uit kracht Zijner eigene heiligheid..

Vers 2

2. Looft den HEERE met de harp, de citer; psalmzingt Hem met de luit en het tiensnarig Instrument, op de tiensnarige harp. (1 Chronicles 25:31 ).

Vers 2

2. Looft den HEERE met de harp, de citer; psalmzingt Hem met de luit en het tiensnarig Instrument, op de tiensnarige harp. (1 Chronicles 25:31 ).

Vers 3

3. a) Zingt Hem een nieuw lied, dat uit een met dank vervuld hart komt en alle vorige liederen tracht te overtreffen (Psalms 40:4; Psalms 96:1; Psalms 98:1. Openbaring :9 speellieden (1 Samuel 16:17) tot Zijnen dienst, met vrolijk geschal, bij het geluid der bazuinen en trompetten.

a) Psalms 40:4; Psalms 96:1; Psalms 98:1; Psalms 144:9. 5:9; 14:3.

Een nieuw lied is zulk een, dat dadelijk het hart ontwelt. Gods heerlijkheid is elke morgen nieuw; wij kennen haar niet slechts van horen zeggen en uit de geschiedenissen van den ouden tijd; zo mogen wij alzo ook niet maar het oude lied herhalen. Het is een treurig teken van het verval der kerk, wanneer zij aan den eis: Zingt Hem een nieuw lied, niet meer kan voldoen; des te zorgvuldiger moet zij dan zijn in `t bewaren van hare oude liederen..

Tot een nieuw lied behoort ook een nieuw hart.. Nu begint het hoofdgedeelte, of om zo te zeggen, de romp van het lied. De opwekking tot lof van God wordt aangedrongen door de voorstelling van Zijne lofwaardigheid. a) als van den God der openbaring in het rijk der genade, Psalms 33:4, Psalms 33:5; b) als van den wereldschepper in het rijk der natuur, Psalms 33:6-Psalms 33:9; c) als van den onweerstaanbaren gebieder in de geschiedenis, Psalms 33:10 en 11..

Vers 3

3. a) Zingt Hem een nieuw lied, dat uit een met dank vervuld hart komt en alle vorige liederen tracht te overtreffen (Psalms 40:4; Psalms 96:1; Psalms 98:1. Openbaring :9 speellieden (1 Samuel 16:17) tot Zijnen dienst, met vrolijk geschal, bij het geluid der bazuinen en trompetten.

a) Psalms 40:4; Psalms 96:1; Psalms 98:1; Psalms 144:9. 5:9; 14:3.

Een nieuw lied is zulk een, dat dadelijk het hart ontwelt. Gods heerlijkheid is elke morgen nieuw; wij kennen haar niet slechts van horen zeggen en uit de geschiedenissen van den ouden tijd; zo mogen wij alzo ook niet maar het oude lied herhalen. Het is een treurig teken van het verval der kerk, wanneer zij aan den eis: Zingt Hem een nieuw lied, niet meer kan voldoen; des te zorgvuldiger moet zij dan zijn in `t bewaren van hare oude liederen..

Tot een nieuw lied behoort ook een nieuw hart.. Nu begint het hoofdgedeelte, of om zo te zeggen, de romp van het lied. De opwekking tot lof van God wordt aangedrongen door de voorstelling van Zijne lofwaardigheid. a) als van den God der openbaring in het rijk der genade, Psalms 33:4, Psalms 33:5; b) als van den wereldschepper in het rijk der natuur, Psalms 33:6-Psalms 33:9; c) als van den onweerstaanbaren gebieder in de geschiedenis, Psalms 33:10 en 11..

Vers 4

4. Want des HEEREN woord, dat zo vele heerlijke beloften bevat, is recht, is zeker, is waarlijk gemeend, zodat Hij niets toezegt, wat Hij niet houden wil, en al Zijn werk al Zijn doen getrouw (Numbers 23:19).

Vers 4

4. Want des HEEREN woord, dat zo vele heerlijke beloften bevat, is recht, is zeker, is waarlijk gemeend, zodat Hij niets toezegt, wat Hij niet houden wil, en al Zijn werk al Zijn doen getrouw (Numbers 23:19).

Vers 5

5. Hij heeft a) gerechtigheid en gericht lief; Hij richt al Zijn werk naar des mensen gedrag en stelt een perk aan alle onrechtvaardige verdrukking; de aarde die Hij tot ene "goedhartige moeder" gemaakt heeft, welke ons dagelijks voedt en allerlei rijkelijk te genieten geeft (1 Timothy 6:7), is vol van de goedertierenheid des HEEREN 1), (Psalms 119:64).

a) Psalms 45:8. Hebrews 1:9.

1) Ofschoon Gods gerechtigheid, om Zijn Naam groot te maken, prikkel genoeg moest zijn, is echter Zijne goedheid een nog scherper prikkel, dewijl naarmate iemand Hem ervaart als den Algoede en Barmhartige, hij meer wordt aangezet om Hem te vrezen. Verder over alle goedertierenheid Gods spreekt hij, welke Hij verspreidt over het gehele menselijk geslacht. Daarom zegt de Profeet, dat waarheen wij onze ogen ook wenden, wij die wijd en zijn ontmoeten..

1) Hij had, indien het Hem behaagd had, elke zaak, die wij proefden, bitter, alles wat wij zagen, walgelijk, alles wat wij aanraakten, een angel, elke reuk een stank, elke toon een wanklank kunnen maken.

Vers 5

5. Hij heeft a) gerechtigheid en gericht lief; Hij richt al Zijn werk naar des mensen gedrag en stelt een perk aan alle onrechtvaardige verdrukking; de aarde die Hij tot ene "goedhartige moeder" gemaakt heeft, welke ons dagelijks voedt en allerlei rijkelijk te genieten geeft (1 Timothy 6:7), is vol van de goedertierenheid des HEEREN 1), (Psalms 119:64).

a) Psalms 45:8. Hebrews 1:9.

1) Ofschoon Gods gerechtigheid, om Zijn Naam groot te maken, prikkel genoeg moest zijn, is echter Zijne goedheid een nog scherper prikkel, dewijl naarmate iemand Hem ervaart als den Algoede en Barmhartige, hij meer wordt aangezet om Hem te vrezen. Verder over alle goedertierenheid Gods spreekt hij, welke Hij verspreidt over het gehele menselijk geslacht. Daarom zegt de Profeet, dat waarheen wij onze ogen ook wenden, wij die wijd en zijn ontmoeten..

1) Hij had, indien het Hem behaagd had, elke zaak, die wij proefden, bitter, alles wat wij zagen, walgelijk, alles wat wij aanraakten, een angel, elke reuk een stank, elke toon een wanklank kunnen maken.

Vers 6

6. En gelijk Zijne goedheid de aarde voornamelijk tot plaats harer openbaring heeft, zo openbaart zich weer Zijne almacht op het heerlijkst aan den hemel en op de aarde bijzonder aan de zee. Door het woord des HEEREN zijn de hemelen gemaakt 1), in die heerlijke gedaante en volledige schoonheid (Genesis 1:1), en door den Geest Zijns monds, die aan de dode stof leven en adem inblaast, al hun heir 2), dat zowel in zichtbare als onzichtbare machten bestaat (Psalms 24:10. 1 Samuel 1:3 ).

1) Reinh. Bakius (de standvastige en verstandige leraar van Maagdenburg en Grimma in den dertigjarigen oorlog) maakt bij ons vers de opmerking: "De grote schilders en beeldhouwers der ouden waren gewoon op hun meesterstukken den bescheiden titel te plaatsen: "Apelles, Polycletus maakte het" om door dit imperfectum (onvolmaakt verleden tijd) uit te drukken, dat het ten allen tijde geoorloofd was, het te verbeteren, wanneer aan hun werk iets ontbrak; daar echter aan Gods werk niets ontbreken kan wordt hier gezegd: "de hemelen zijn gemaakt.". Laat iemand ene wereld maken, zei Augustinus, en hij zal een God zijn; daarom heeft ook de Kerk tot haar eerste geloofsartikel gemaakt: Ik geloof in God den Vader, den Almachtige, Schepper des hemels en der aarde.

2) De verhevenheid van dit woord van den Psalmist heeft ook de heidense dichter Longinus (een Platonist uit Athene, geb. 213 na Chr.) in zijn geschrift peri ufouv (over het verhevene) erkend..

Vers 6

6. En gelijk Zijne goedheid de aarde voornamelijk tot plaats harer openbaring heeft, zo openbaart zich weer Zijne almacht op het heerlijkst aan den hemel en op de aarde bijzonder aan de zee. Door het woord des HEEREN zijn de hemelen gemaakt 1), in die heerlijke gedaante en volledige schoonheid (Genesis 1:1), en door den Geest Zijns monds, die aan de dode stof leven en adem inblaast, al hun heir 2), dat zowel in zichtbare als onzichtbare machten bestaat (Psalms 24:10. 1 Samuel 1:3 ).

1) Reinh. Bakius (de standvastige en verstandige leraar van Maagdenburg en Grimma in den dertigjarigen oorlog) maakt bij ons vers de opmerking: "De grote schilders en beeldhouwers der ouden waren gewoon op hun meesterstukken den bescheiden titel te plaatsen: "Apelles, Polycletus maakte het" om door dit imperfectum (onvolmaakt verleden tijd) uit te drukken, dat het ten allen tijde geoorloofd was, het te verbeteren, wanneer aan hun werk iets ontbrak; daar echter aan Gods werk niets ontbreken kan wordt hier gezegd: "de hemelen zijn gemaakt.". Laat iemand ene wereld maken, zei Augustinus, en hij zal een God zijn; daarom heeft ook de Kerk tot haar eerste geloofsartikel gemaakt: Ik geloof in God den Vader, den Almachtige, Schepper des hemels en der aarde.

2) De verhevenheid van dit woord van den Psalmist heeft ook de heidense dichter Longinus (een Platonist uit Athene, geb. 213 na Chr.) in zijn geschrift peri ufouv (over het verhevene) erkend..

Vers 7

7. Hij, de Heere, vergadert de wateren der zee als op enen hoop, zodat zij zich niet meer over de gehele aarde kunnen uitstorten, gelijk dit in den beginne was (Genesis 1:2, Genesis 1:9 v. Psalms 104:9); Hij stelt den afgronden, de diepe stromen, den bruisenden watermassa's schatkameren 1), diepten waar zij als in kameren bewaard en ingesloten zijn.

1) De dichter verheerlijkt hier den Heere als den Schepper der wereld en daarom wijst hij op die grote wonderen, den hemel boven ons en de zee beneden. Gelijk de korenhoop uitsteekt boven de aarde, alzo steken ook de golven, vast te zamen gehouden, boven het vaste land uit. Het is duidelijk, dat hier onder schatkameren verstaan moeten worden, de bedding der zee.

Vers 7

7. Hij, de Heere, vergadert de wateren der zee als op enen hoop, zodat zij zich niet meer over de gehele aarde kunnen uitstorten, gelijk dit in den beginne was (Genesis 1:2, Genesis 1:9 v. Psalms 104:9); Hij stelt den afgronden, de diepe stromen, den bruisenden watermassa's schatkameren 1), diepten waar zij als in kameren bewaard en ingesloten zijn.

1) De dichter verheerlijkt hier den Heere als den Schepper der wereld en daarom wijst hij op die grote wonderen, den hemel boven ons en de zee beneden. Gelijk de korenhoop uitsteekt boven de aarde, alzo steken ook de golven, vast te zamen gehouden, boven het vaste land uit. Het is duidelijk, dat hier onder schatkameren verstaan moeten worden, de bedding der zee.

Vers 8

8. Laat de ganse aarde zulk ene almacht erkennen en voor den HEERE vrezen; laat alle inwoners van de wereld, die niet tot het ware volk van God behoren, voor Hem schrikken 1).

1) Alle kinderen der mensen moeten hierdoor tot Gods ere en dienst genoopt worden. Deze macht vervulle hen met ontzag, gelijk het eeuwig Evangelie, dat als een reden opgeeft, waarom men God dienen en aanbidden moet, omdat Hij, n.l. hemel, aarde en zee geschapen heeft..

Vers 8

8. Laat de ganse aarde zulk ene almacht erkennen en voor den HEERE vrezen; laat alle inwoners van de wereld, die niet tot het ware volk van God behoren, voor Hem schrikken 1).

1) Alle kinderen der mensen moeten hierdoor tot Gods ere en dienst genoopt worden. Deze macht vervulle hen met ontzag, gelijk het eeuwig Evangelie, dat als een reden opgeeft, waarom men God dienen en aanbidden moet, omdat Hij, n.l. hemel, aarde en zee geschapen heeft..

Vers 9

9. Want, gelijk de geschiedenis der wereldschepping in Genesis 1:1 zo duidelijk toont, en het wonder van het onderhouden der wereld nog dagelijks bekend maakt, Hij spreekt en het is er, wat Zijn mond gesproken heeft; Hij gebiedt en het staat er, wat Hij met Zijn bevel in wezen roept, gelijk een gehoorzame dienaar, dien zijn heer roept (Psalms 119:91).

Wat kan ene macht niet doen, die door een woord de wereld gemaakt heeft? (Romans 4:17)..

Geen geschapen macht, hoe groot en hoe hardnekkig, om hem tegen te staan, kan hem in genendeel of opzicht, in de uitvoering van Zijn werk verhinderen. Gene omwentelingen van tijden kunnen Hem van maatregelen doen veranderen, en in allerlei geval, zelfs hoe verbaasd het ons mag voorkomen, wordt Zijn eeuwige Raad vervuld en niets kan dit ooit voorkomen. Welk een vermaak moet dan de godvruchtige ziele bevangen, als zij deswege God de ere en den lof toebrengt, hoe gerust en vergenoegd moet dit Opperbestier der Godheid vervullen, haar doen zijn, in alle hare omstandigheid, als wetende, dat Zijne oneindige Wijsheid zorge voor hen draagt!.

Vers 9

9. Want, gelijk de geschiedenis der wereldschepping in Genesis 1:1 zo duidelijk toont, en het wonder van het onderhouden der wereld nog dagelijks bekend maakt, Hij spreekt en het is er, wat Zijn mond gesproken heeft; Hij gebiedt en het staat er, wat Hij met Zijn bevel in wezen roept, gelijk een gehoorzame dienaar, dien zijn heer roept (Psalms 119:91).

Wat kan ene macht niet doen, die door een woord de wereld gemaakt heeft? (Romans 4:17)..

Geen geschapen macht, hoe groot en hoe hardnekkig, om hem tegen te staan, kan hem in genendeel of opzicht, in de uitvoering van Zijn werk verhinderen. Gene omwentelingen van tijden kunnen Hem van maatregelen doen veranderen, en in allerlei geval, zelfs hoe verbaasd het ons mag voorkomen, wordt Zijn eeuwige Raad vervuld en niets kan dit ooit voorkomen. Welk een vermaak moet dan de godvruchtige ziele bevangen, als zij deswege God de ere en den lof toebrengt, hoe gerust en vergenoegd moet dit Opperbestier der Godheid vervullen, haar doen zijn, in alle hare omstandigheid, als wetende, dat Zijne oneindige Wijsheid zorge voor hen draagt!.

Vers 10

10. Welke macht Hij over de kinderen der mensen heeft, bewijst Hij door de wijze, waarop Hij de wereld regeert a). De HEERE vernietigt den raad der heidenen, wanneer de vijanden der Kerk menen, dat zij tonnen vol schranderheid in hun beraadslagingen hebben, dan boort Hij een gat in den bodem, of Hij slaat dien in elkaar; Hij breekt de gedachten der volken, zodat zij in hare uitkomst blijken gedachten der onmacht te zijn.

a) Isaiah 19:3.

Vers 10

10. Welke macht Hij over de kinderen der mensen heeft, bewijst Hij door de wijze, waarop Hij de wereld regeert a). De HEERE vernietigt den raad der heidenen, wanneer de vijanden der Kerk menen, dat zij tonnen vol schranderheid in hun beraadslagingen hebben, dan boort Hij een gat in den bodem, of Hij slaat dien in elkaar; Hij breekt de gedachten der volken, zodat zij in hare uitkomst blijken gedachten der onmacht te zijn.

a) Isaiah 19:3.

Vers 11

11. Maar a) de raad des HEEREN bestaat in eeuwigheid, de gedachten Zijns harten, die het heil van Zijn volk en daarin het heil der wereld bedoelen, bestaan van geslacht tot geslacht. Wie toch zou Zijne hand kunnen afwenden?

a) Proverbs 19:21; Proverbs 21:30. Isaiah 14:24; Isaiah 46:10.

Al wilden alle duivels tegenstand bieden, zo zal toch zonder twijfel God nooit teruggaan; wat Hij Zich voorgenomen heeft en wat Hij wil hebben, dat moet toch eindelijk tot zijn doel komen..

12.

II. Psalms 33:12-Psalms 33:22. Hier is niet alleen de heerlijkheid des Heeren op zich zelf, welke de gemeente moet dringen en bewegen tot Zijnen lof; zij is toch Zijn volk, het volken Hem, onder wiens bijzondere Voorzienigheid alles op aarde staat; zij heeft aan Hem ene sterkere bescherming, dan de grootste wereldse macht zijn zou. Zij is zijn oogmerk en het doel van al Zijne wegen, en daarom onder Zijne regering zo veilig en geborgen, dat geen doodsgevaar haar mag verschrikken; zij heeft slechts nodig Hem als hare hulp en haar schild te erkennen, en ook in Hem de bron harer vreugde te bezitten, haar geloof en Zijne genade komen elkaar tegemoet.

Vers 11

11. Maar a) de raad des HEEREN bestaat in eeuwigheid, de gedachten Zijns harten, die het heil van Zijn volk en daarin het heil der wereld bedoelen, bestaan van geslacht tot geslacht. Wie toch zou Zijne hand kunnen afwenden?

a) Proverbs 19:21; Proverbs 21:30. Isaiah 14:24; Isaiah 46:10.

Al wilden alle duivels tegenstand bieden, zo zal toch zonder twijfel God nooit teruggaan; wat Hij Zich voorgenomen heeft en wat Hij wil hebben, dat moet toch eindelijk tot zijn doel komen..

12.

II. Psalms 33:12-Psalms 33:22. Hier is niet alleen de heerlijkheid des Heeren op zich zelf, welke de gemeente moet dringen en bewegen tot Zijnen lof; zij is toch Zijn volk, het volken Hem, onder wiens bijzondere Voorzienigheid alles op aarde staat; zij heeft aan Hem ene sterkere bescherming, dan de grootste wereldse macht zijn zou. Zij is zijn oogmerk en het doel van al Zijne wegen, en daarom onder Zijne regering zo veilig en geborgen, dat geen doodsgevaar haar mag verschrikken; zij heeft slechts nodig Hem als hare hulp en haar schild te erkennen, en ook in Hem de bron harer vreugde te bezitten, haar geloof en Zijne genade komen elkaar tegemoet.

Vers 12

12. a) Welgelukzalig is het volk, diens God de HEERE is; het volk, dat Hij zich ten erve verkoren heeft.

a) Deuteronomy 33:29. Psalms 65:5; Psalms 144:15.

Dit is de hoofdzin, die voorop gesteld is, op welken het volgende betrekking heeft. "Volk van God-wil David zeggen-laat u toch niet door de wereld overreden, als ware de troon, op welken uw Koning hoog boven de aarde troont, een leuningstoel! Neen het is een troon, een rechterstoel, van welken met verheven blik de lotgevallen der wereld geregeerd worden. Geloof slechts vast, volk van God! dat alles onder den openbaren of verborgen invloed van Zijne macht staat; niet slechts de werken der mensen, van welke het duidelijk is, dat de uitkomst nooit in hun handen licht, maar zelfs de opwellingen van hun harten, die Hij met blindheid kan slaan; het verstand der verstandigen kan Hij dwaas en de harten der onmondigen wijs maken. Volk van God! geloof den schijn niet, volgens welken de koningen veldslagen winnen door hun macht en de krijgslieden door hun paarden, dat alles is slechts schijn. Want daar alles, wat op aarde kracht en macht heeft, deze slechts ter leen heeft van Hem, die de wereld regeert, zo kan Hij die terugnemen, wanneer Hij wil en geven aan wien Hij wil; zo werden alle overwinningen op aarde slechts door Zijne kracht behaald.". 1) Passend volgt dit vers op het voorgaande, dewijl er weinig voordeel aan was, wat hij over de eeuwigdurendheid van den Raad Gods had gezegd, indien dit niet op ons betrekking had. Derhalve de Profeet uitroepende, dat zij gelukkig zijn, die God in Zijn bescherming heeft genomen, Wiens Raad hij zo even in herinnering heeft gebracht, zegt ons nu, dat deze niet verborgen is, maar van kracht is en gezien wordt tot het heil der Kerk. En zo zien wij, dat niet zij, die koud de macht Gods in beschouwing nemen, maar die er hun gebruik van maken voor het tegenwoordige, eerst in waarheid erkennen, dat Hij is de Bestierder der wereld..

12.

II. Psalms 33:12-Psalms 33:22. Hier is niet alleen de heerlijkheid des Heeren op zich zelf, welke de gemeente moet dringen en bewegen tot Zijnen lof; zij is toch Zijn volk, het volken Hem, onder wiens bijzondere Voorzienigheid alles op aarde staat; zij heeft aan Hem ene sterkere bescherming, dan de grootste wereldse macht zijn zou. Zij is zijn oogmerk en het doel van al Zijne wegen, en daarom onder Zijne regering zo veilig en geborgen, dat geen doodsgevaar haar mag verschrikken; zij heeft slechts nodig Hem als hare hulp en haar schild te erkennen, en ook in Hem de bron harer vreugde te bezitten, haar geloof en Zijne genade komen elkaar tegemoet.

12. a) Welgelukzalig is het volk, diens God de HEERE is; het volk, dat Hij zich ten erve verkoren heeft.

a) Deuteronomy 33:29. Psalms 65:5; Psalms 144:15.

Dit is de hoofdzin, die voorop gesteld is, op welken het volgende betrekking heeft. "Volk van God-wil David zeggen-laat u toch niet door de wereld overreden, als ware de troon, op welken uw Koning hoog boven de aarde troont, een leuningstoel! Neen het is een troon, een rechterstoel, van welken met verheven blik de lotgevallen der wereld geregeerd worden. Geloof slechts vast, volk van God! dat alles onder den openbaren of verborgen invloed van Zijne macht staat; niet slechts de werken der mensen, van welke het duidelijk is, dat de uitkomst nooit in hun handen licht, maar zelfs de opwellingen van hun harten, die Hij met blindheid kan slaan; het verstand der verstandigen kan Hij dwaas en de harten der onmondigen wijs maken. Volk van God! geloof den schijn niet, volgens welken de koningen veldslagen winnen door hun macht en de krijgslieden door hun paarden, dat alles is slechts schijn. Want daar alles, wat op aarde kracht en macht heeft, deze slechts ter leen heeft van Hem, die de wereld regeert, zo kan Hij die terugnemen, wanneer Hij wil en geven aan wien Hij wil; zo werden alle overwinningen op aarde slechts door Zijne kracht behaald.".

1) Passend volgt dit vers op het voorgaande, dewijl er weinig voordeel aan was, wat hij over de eeuwigdurendheid van den Raad Gods had gezegd, indien dit niet op ons betrekking had. Derhalve de Profeet uitroepende, dat zij gelukkig zijn, die God in Zijn bescherming heeft genomen, Wiens Raad hij zo even in herinnering heeft gebracht, zegt ons nu, dat deze niet verborgen is, maar van kracht is en gezien wordt tot het heil der Kerk. En zo zien wij, dat niet zij, die koud de macht Gods in beschouwing nemen, maar die er hun gebruik van maken voor het tegenwoordige, eerst in waarheid erkennen, dat Hij is de Bestierder der wereld.. 13. De HEERE, de alwetende Regeerder der wereld, schouwt uit den hemel (Psalms 14:2), en ziet alle mensenkinderen in hun werken en bedoelen.

Vers 12

12. a) Welgelukzalig is het volk, diens God de HEERE is; het volk, dat Hij zich ten erve verkoren heeft.

a) Deuteronomy 33:29. Psalms 65:5; Psalms 144:15.

Dit is de hoofdzin, die voorop gesteld is, op welken het volgende betrekking heeft. "Volk van God-wil David zeggen-laat u toch niet door de wereld overreden, als ware de troon, op welken uw Koning hoog boven de aarde troont, een leuningstoel! Neen het is een troon, een rechterstoel, van welken met verheven blik de lotgevallen der wereld geregeerd worden. Geloof slechts vast, volk van God! dat alles onder den openbaren of verborgen invloed van Zijne macht staat; niet slechts de werken der mensen, van welke het duidelijk is, dat de uitkomst nooit in hun handen licht, maar zelfs de opwellingen van hun harten, die Hij met blindheid kan slaan; het verstand der verstandigen kan Hij dwaas en de harten der onmondigen wijs maken. Volk van God! geloof den schijn niet, volgens welken de koningen veldslagen winnen door hun macht en de krijgslieden door hun paarden, dat alles is slechts schijn. Want daar alles, wat op aarde kracht en macht heeft, deze slechts ter leen heeft van Hem, die de wereld regeert, zo kan Hij die terugnemen, wanneer Hij wil en geven aan wien Hij wil; zo werden alle overwinningen op aarde slechts door Zijne kracht behaald.". 1) Passend volgt dit vers op het voorgaande, dewijl er weinig voordeel aan was, wat hij over de eeuwigdurendheid van den Raad Gods had gezegd, indien dit niet op ons betrekking had. Derhalve de Profeet uitroepende, dat zij gelukkig zijn, die God in Zijn bescherming heeft genomen, Wiens Raad hij zo even in herinnering heeft gebracht, zegt ons nu, dat deze niet verborgen is, maar van kracht is en gezien wordt tot het heil der Kerk. En zo zien wij, dat niet zij, die koud de macht Gods in beschouwing nemen, maar die er hun gebruik van maken voor het tegenwoordige, eerst in waarheid erkennen, dat Hij is de Bestierder der wereld..

12.

II. Psalms 33:12-Psalms 33:22. Hier is niet alleen de heerlijkheid des Heeren op zich zelf, welke de gemeente moet dringen en bewegen tot Zijnen lof; zij is toch Zijn volk, het volken Hem, onder wiens bijzondere Voorzienigheid alles op aarde staat; zij heeft aan Hem ene sterkere bescherming, dan de grootste wereldse macht zijn zou. Zij is zijn oogmerk en het doel van al Zijne wegen, en daarom onder Zijne regering zo veilig en geborgen, dat geen doodsgevaar haar mag verschrikken; zij heeft slechts nodig Hem als hare hulp en haar schild te erkennen, en ook in Hem de bron harer vreugde te bezitten, haar geloof en Zijne genade komen elkaar tegemoet.

12. a) Welgelukzalig is het volk, diens God de HEERE is; het volk, dat Hij zich ten erve verkoren heeft.

a) Deuteronomy 33:29. Psalms 65:5; Psalms 144:15.

Dit is de hoofdzin, die voorop gesteld is, op welken het volgende betrekking heeft. "Volk van God-wil David zeggen-laat u toch niet door de wereld overreden, als ware de troon, op welken uw Koning hoog boven de aarde troont, een leuningstoel! Neen het is een troon, een rechterstoel, van welken met verheven blik de lotgevallen der wereld geregeerd worden. Geloof slechts vast, volk van God! dat alles onder den openbaren of verborgen invloed van Zijne macht staat; niet slechts de werken der mensen, van welke het duidelijk is, dat de uitkomst nooit in hun handen licht, maar zelfs de opwellingen van hun harten, die Hij met blindheid kan slaan; het verstand der verstandigen kan Hij dwaas en de harten der onmondigen wijs maken. Volk van God! geloof den schijn niet, volgens welken de koningen veldslagen winnen door hun macht en de krijgslieden door hun paarden, dat alles is slechts schijn. Want daar alles, wat op aarde kracht en macht heeft, deze slechts ter leen heeft van Hem, die de wereld regeert, zo kan Hij die terugnemen, wanneer Hij wil en geven aan wien Hij wil; zo werden alle overwinningen op aarde slechts door Zijne kracht behaald.".

1) Passend volgt dit vers op het voorgaande, dewijl er weinig voordeel aan was, wat hij over de eeuwigdurendheid van den Raad Gods had gezegd, indien dit niet op ons betrekking had. Derhalve de Profeet uitroepende, dat zij gelukkig zijn, die God in Zijn bescherming heeft genomen, Wiens Raad hij zo even in herinnering heeft gebracht, zegt ons nu, dat deze niet verborgen is, maar van kracht is en gezien wordt tot het heil der Kerk. En zo zien wij, dat niet zij, die koud de macht Gods in beschouwing nemen, maar die er hun gebruik van maken voor het tegenwoordige, eerst in waarheid erkennen, dat Hij is de Bestierder der wereld.. 13. De HEERE, de alwetende Regeerder der wereld, schouwt uit den hemel (Psalms 14:2), en ziet alle mensenkinderen in hun werken en bedoelen.

Vers 14

14. Hij ziet uit van Zijne vaste woonplaats, van den hemel, Zijne troonzaal, op alle inwoners der aarde, dat Hij ze bewake en in Zijne macht behoude.

14. Hij ziet uit van Zijne vaste woonplaats, van den hemel, Zijne troonzaal, op alle inwoners der aarde, dat Hij ze bewake en in Zijne macht behoude.

Vers 14

14. Hij ziet uit van Zijne vaste woonplaats, van den hemel, Zijne troonzaal, op alle inwoners der aarde, dat Hij ze bewake en in Zijne macht behoude.

14. Hij ziet uit van Zijne vaste woonplaats, van den hemel, Zijne troonzaal, op alle inwoners der aarde, dat Hij ze bewake en in Zijne macht behoude.

Vers 15

15. Hij formeert hun aller hart 1) (Zechariah 12:1. Proverbs 21:1), Hij bestuurt het zelfs bij de boze gedachten, die daarin opstijgen (2 Samuel 24:1 ); Hij let op al hun werken, en richt wat zij ondernemen zo in, dat het Zijn wereldplan, dat voor Zijn volk een plan des heils is, moet dienen.

1) Ziet daar onzen troost als ouders. Kunnen wij het hart onzer kinderen formeren? Neen, dat is het werk van God. Zo moeten wij hen dan Gode opdragen en bidden: "O God, formeer Gij hun hart!" Het onophoudelijk verbieden der kinderen, om dat niet te smaken, en dit niet aan te raken, baat op zich zelven niet. Al trekken wij hen nog zulk een stijf keurslijf aan, het helpt niet tot hunnen groei, maar knelt hen alleen. Maar hen in de tegenwoordigheid Gods te stellen, en te zeggen: "God ziet het, en zal er u eenmaal rekenschap van vragen" dat heeft klem..

De Formeerder van alle menschenharten heet Jehova, gelijk Zechariah 12:1, vergel. Proverbs 24:12, als hun Schepper. Als zodanig is Hij het ook, die op alle wenken der mensen acht geeft, wat Hij vormt voor hun ontstaan in de door Hem gevormde werkplaats der Kerk. Op gehoorvolle wijze wordt ieder mens bij den aanvang des levens bezield met den geest. God is de Vader des Geestes. Daarom juist is al wat bestaat besloten in Zijne alwetendheid en almacht. Hij houdt toezicht over alles, en maakt alles dienstbaar aan de oogmerken van zijn wereldplan, het plan tot heil des volks. Zonder Hem geschiedt niets, alles door Hem. De zegen des konings, het behoud van den held, zijn niet hun eigen werk. Hun grote legermacht of lichaamskracht vermag niets zonder God, die ook in de zwakken machtig zijn kan. Ook het strijdpaard is voor de overwinning een veelbelovend, maar niets uitvoerend ding; niet zijn grote kracht is het, die den ruiter kan redden, van Jehova is de zegen, Hij verleent ze aan wien Hij wil..

Vers 15

15. Hij formeert hun aller hart 1) (Zechariah 12:1. Proverbs 21:1), Hij bestuurt het zelfs bij de boze gedachten, die daarin opstijgen (2 Samuel 24:1 ); Hij let op al hun werken, en richt wat zij ondernemen zo in, dat het Zijn wereldplan, dat voor Zijn volk een plan des heils is, moet dienen.

1) Ziet daar onzen troost als ouders. Kunnen wij het hart onzer kinderen formeren? Neen, dat is het werk van God. Zo moeten wij hen dan Gode opdragen en bidden: "O God, formeer Gij hun hart!" Het onophoudelijk verbieden der kinderen, om dat niet te smaken, en dit niet aan te raken, baat op zich zelven niet. Al trekken wij hen nog zulk een stijf keurslijf aan, het helpt niet tot hunnen groei, maar knelt hen alleen. Maar hen in de tegenwoordigheid Gods te stellen, en te zeggen: "God ziet het, en zal er u eenmaal rekenschap van vragen" dat heeft klem..

De Formeerder van alle menschenharten heet Jehova, gelijk Zechariah 12:1, vergel. Proverbs 24:12, als hun Schepper. Als zodanig is Hij het ook, die op alle wenken der mensen acht geeft, wat Hij vormt voor hun ontstaan in de door Hem gevormde werkplaats der Kerk. Op gehoorvolle wijze wordt ieder mens bij den aanvang des levens bezield met den geest. God is de Vader des Geestes. Daarom juist is al wat bestaat besloten in Zijne alwetendheid en almacht. Hij houdt toezicht over alles, en maakt alles dienstbaar aan de oogmerken van zijn wereldplan, het plan tot heil des volks. Zonder Hem geschiedt niets, alles door Hem. De zegen des konings, het behoud van den held, zijn niet hun eigen werk. Hun grote legermacht of lichaamskracht vermag niets zonder God, die ook in de zwakken machtig zijn kan. Ook het strijdpaard is voor de overwinning een veelbelovend, maar niets uitvoerend ding; niet zijn grote kracht is het, die den ruiter kan redden, van Jehova is de zegen, Hij verleent ze aan wien Hij wil..

Vers 16

16. Een koning wordt niet behouden in den strijd, verkrijgt de overwinning niet door een groot heir, dit is slechts tweede oorzaak, de eerste en laatste is integendeel God, die ook in de zwakken machtig kan zijn, als Hij het wil; een held, wanneer hij grote dingen doet (2 Samuel 21:15), wordt niet gered door grote kracht, alsof het zijn eigen werk ware, wat hij verricht; maar gelijk God hem de kracht gegeven heeft, zo moet Hij ook in elk bijzonder geval de uitwerking en het gevolg verlenen.

In den strijd bij Arbela werd het getal der Perzen gerekend tussen de vijf honderd duizend en een millioen mensen, maar zij werden geheel geslagen door Alexanders leger van vijftig duizend, en de vroeger zo machtige Darius was spoedig overwonnen. Napoleon voerde meer dan een half millioen mensen in Rusland, maar de ontzaglijke winter maakte het leger tot een wrak, en de bevelhebber was spoedig een gevangene op de eenzame rots van St. Helena. Dit vers is door de geschiedenis bewaarheid. De sterkste legers smelten als sneeuwvlokken, wanneer God tegen hen is..

16. Een koning wordt niet behouden in den strijd, verkrijgt de overwinning niet door een groot heir, dit is slechts tweede oorzaak, de eerste en laatste is integendeel God, die ook in de zwakken machtig kan zijn, als Hij het wil; een held, wanneer hij grote dingen doet (2 Samuel 21:15), wordt niet gered door grote kracht, alsof het zijn eigen werk ware, wat hij verricht; maar gelijk God hem de kracht gegeven heeft, zo moet Hij ook in elk bijzonder geval de uitwerking en het gevolg verlenen.

In den strijd bij Arbela werd het getal der Perzen gerekend tussen de vijf honderd duizend en een millioen mensen, maar zij werden geheel geslagen door Alexanders leger van vijftig duizend, en de vroeger zo machtige Darius was spoedig overwonnen. Napoleon voerde meer dan een half millioen mensen in Rusland, maar de ontzaglijke winter maakte het leger tot een wrak, en de bevelhebber was spoedig een gevangene op de eenzame rots van St. Helena. Dit vers is door de geschiedenis bewaarheid. De sterkste legers smelten als sneeuwvlokken, wanneer God tegen hen is..

Vers 16

16. Een koning wordt niet behouden in den strijd, verkrijgt de overwinning niet door een groot heir, dit is slechts tweede oorzaak, de eerste en laatste is integendeel God, die ook in de zwakken machtig kan zijn, als Hij het wil; een held, wanneer hij grote dingen doet (2 Samuel 21:15), wordt niet gered door grote kracht, alsof het zijn eigen werk ware, wat hij verricht; maar gelijk God hem de kracht gegeven heeft, zo moet Hij ook in elk bijzonder geval de uitwerking en het gevolg verlenen.

In den strijd bij Arbela werd het getal der Perzen gerekend tussen de vijf honderd duizend en een millioen mensen, maar zij werden geheel geslagen door Alexanders leger van vijftig duizend, en de vroeger zo machtige Darius was spoedig overwonnen. Napoleon voerde meer dan een half millioen mensen in Rusland, maar de ontzaglijke winter maakte het leger tot een wrak, en de bevelhebber was spoedig een gevangene op de eenzame rots van St. Helena. Dit vers is door de geschiedenis bewaarheid. De sterkste legers smelten als sneeuwvlokken, wanneer God tegen hen is..

16. Een koning wordt niet behouden in den strijd, verkrijgt de overwinning niet door een groot heir, dit is slechts tweede oorzaak, de eerste en laatste is integendeel God, die ook in de zwakken machtig kan zijn, als Hij het wil; een held, wanneer hij grote dingen doet (2 Samuel 21:15), wordt niet gered door grote kracht, alsof het zijn eigen werk ware, wat hij verricht; maar gelijk God hem de kracht gegeven heeft, zo moet Hij ook in elk bijzonder geval de uitwerking en het gevolg verlenen.

In den strijd bij Arbela werd het getal der Perzen gerekend tussen de vijf honderd duizend en een millioen mensen, maar zij werden geheel geslagen door Alexanders leger van vijftig duizend, en de vroeger zo machtige Darius was spoedig overwonnen. Napoleon voerde meer dan een half millioen mensen in Rusland, maar de ontzaglijke winter maakte het leger tot een wrak, en de bevelhebber was spoedig een gevangene op de eenzame rots van St. Helena. Dit vers is door de geschiedenis bewaarheid. De sterkste legers smelten als sneeuwvlokken, wanneer God tegen hen is..

Vers 17

17. Het paard, het strijdros feilt ter overwinning; naar het uiterlijke vermag het veel, in waarheid echter niets, en het bevrijdt niet door zijne grote sterkte, (Proverbs 21:1. 31).

Wanneer nu zulk ene almacht dengenen, die God niet vrezen, slechts verschrikkelijk kan zijn, hoe troostrijk is zij daarentegen voor hen, die op Zijne goedheid mogen hopen, Psalms 33:18, Psalms 33:19. Zo vertrouwt zich Gods volk den Heere toe; het verheugt zich in zulk enen God en vertrouwt op Zijnen naam. (Psalms 33:20-Psalms 33:22)..

De inhoud van dezen Psalm is voornamelijk de verkondiging van Gods oppermacht en vrijmacht. Al de kracht is in God, en komt van God. Tegen alles nu is niets te doen. En dit is niet enkel waar op het gebied der natuur, maar ook op het gebied der genade. Tegenover dat alles van God en Christus staat het niets van den mens. En toch maakt deze godsdienst, hoe ongelofelijk het voor de ongelovigen ook zij, gene zorgeloze mensen, maar juist de meest ijverige arbeiders in Gods wijngaard. Is het gene wonderbare godsdienst? Wat verstand zou haar hebben kunnen uitvinden, dan het verstand van God alleen? Zij weet niets van eigen kracht; alles doet de Heere alleen, en toch weet zij ook niets van lijdelijkheid, maar spreekt gedurig van geloven, bidden, worstelen en volharden tot den einde toe. Men bestudere slechts het evenwichtstelsel der Schrift, en men zal zich verwonderen. Gelijk in de natuur altijd twee krachten tegen elkaar overstaan, die elkaar in evenwicht houden, zo ook de Schrift. Het blijft een strijd om in te gaan, een worstelstrijd tot den bloede, en toch, de zaligheid is niet uit de werken, maar uit den Roepende. Ja, hoe meer een mens gevoelt, dat hij niets kan doen, des te meer gevoelt hij, wat God in hem kan doen en doet. Doch dit moet bij ondervinding gekend worden. Er zijn tegenstrijdigheden in de leer, die zich in de praktijk harmonisch oplossen. De leer van Gods vrijmacht en van `s mensen vrijen wil leveren ene menigte zulke tegenstrijdigheden op, maar in de praktijk bestaan zij niet.. 18. Ziet, des HEEREN a) oog is over degenen, die Hem vrezen, op degenen, die (Isaiah 29:7 ), op Zijne goedertierenheid hopen

a) Job 36:7. Psalms 34:16. 1 Peter 3:12.

De zwakste der gelovigen, de minste der heiligen heeft reden om te hopen. Het Evangelie is zo ingericht, het verbond zo geregeld. God heeft zulk een ruimen maatregel genomen, dat ieder van hen "goede hoop in genade" (2 Thessalonians 2:16) mag hebben. Allen, die van die soort zijn, hebben de toestemming worden opgewekt, ja bevolen te hopen. Hun hopen verheugt God, gelijk het een troost voor hen zelven is.

Vers 17

17. Het paard, het strijdros feilt ter overwinning; naar het uiterlijke vermag het veel, in waarheid echter niets, en het bevrijdt niet door zijne grote sterkte, (Proverbs 21:1. 31).

Wanneer nu zulk ene almacht dengenen, die God niet vrezen, slechts verschrikkelijk kan zijn, hoe troostrijk is zij daarentegen voor hen, die op Zijne goedheid mogen hopen, Psalms 33:18, Psalms 33:19. Zo vertrouwt zich Gods volk den Heere toe; het verheugt zich in zulk enen God en vertrouwt op Zijnen naam. (Psalms 33:20-Psalms 33:22)..

De inhoud van dezen Psalm is voornamelijk de verkondiging van Gods oppermacht en vrijmacht. Al de kracht is in God, en komt van God. Tegen alles nu is niets te doen. En dit is niet enkel waar op het gebied der natuur, maar ook op het gebied der genade. Tegenover dat alles van God en Christus staat het niets van den mens. En toch maakt deze godsdienst, hoe ongelofelijk het voor de ongelovigen ook zij, gene zorgeloze mensen, maar juist de meest ijverige arbeiders in Gods wijngaard. Is het gene wonderbare godsdienst? Wat verstand zou haar hebben kunnen uitvinden, dan het verstand van God alleen? Zij weet niets van eigen kracht; alles doet de Heere alleen, en toch weet zij ook niets van lijdelijkheid, maar spreekt gedurig van geloven, bidden, worstelen en volharden tot den einde toe. Men bestudere slechts het evenwichtstelsel der Schrift, en men zal zich verwonderen. Gelijk in de natuur altijd twee krachten tegen elkaar overstaan, die elkaar in evenwicht houden, zo ook de Schrift. Het blijft een strijd om in te gaan, een worstelstrijd tot den bloede, en toch, de zaligheid is niet uit de werken, maar uit den Roepende. Ja, hoe meer een mens gevoelt, dat hij niets kan doen, des te meer gevoelt hij, wat God in hem kan doen en doet. Doch dit moet bij ondervinding gekend worden. Er zijn tegenstrijdigheden in de leer, die zich in de praktijk harmonisch oplossen. De leer van Gods vrijmacht en van `s mensen vrijen wil leveren ene menigte zulke tegenstrijdigheden op, maar in de praktijk bestaan zij niet.. 18. Ziet, des HEEREN a) oog is over degenen, die Hem vrezen, op degenen, die (Isaiah 29:7 ), op Zijne goedertierenheid hopen

a) Job 36:7. Psalms 34:16. 1 Peter 3:12.

De zwakste der gelovigen, de minste der heiligen heeft reden om te hopen. Het Evangelie is zo ingericht, het verbond zo geregeld. God heeft zulk een ruimen maatregel genomen, dat ieder van hen "goede hoop in genade" (2 Thessalonians 2:16) mag hebben. Allen, die van die soort zijn, hebben de toestemming worden opgewekt, ja bevolen te hopen. Hun hopen verheugt God, gelijk het een troost voor hen zelven is.

Vers 19

19. Om hun ziel van den dood te redden (Psalms 7:6 ), niet alleen in oorlogstijd maar uit elk gevaar, en om hen bij het leven te houden in den honger.

Vers 19

19. Om hun ziel van den dood te redden (Psalms 7:6 ), niet alleen in oorlogstijd maar uit elk gevaar, en om hen bij het leven te houden in den honger.

Vers 20

20. Onze ziel, zo zeggen dan wij, die tot het volk in Psalms 33:12 behoren, verbeidt den HEERE, (Genesis 49:18), Hij is onze hulp en ons schild (Deuteronomy 33:26, Deuteronomy 33:29).

Antigonus, koning van Syrië, was gereed om slag te leveren tegen het eiland Andros; hij zond een smaldeel uit, om de bewegingen van zijne vijanden gade te slaan en hun sterkte op te nemen. Toen dit terugkeerde berichtte het, dat zij meer schepen hadden, en die beter bemand waren dan de zijne. "Wat," zei Antigonus, "dat kan niet zijn, quam multis meipsum opponis, voor hoe velen rekent gij mij?" bedoelende, dat de waardigheid van een aanvoerder tegen velen opwoog, voornamelijk wanneer die met kracht en ervaring was toegerust. En waar is macht, waar is kennis als bij God? Hij is Heer der heirscharen, bij Hem alleen is macht om Israël te bevrijden uit al zijne benauwdheden. Hij kan het doen, Hij wil het doen, Hij zal het doen. Hij is wijs van hart, en machtig van arm; buiten Hem is er geen redder, geen bevrijder; Hij is een schild voor de rechtvaardigen, een sterkte voor de zwakken, ene toevlucht voor de verdrukten. Hij is instar omnium, alles in allen, en wie is Hem gelijk in de gehele wereld?

Vers 20

20. Onze ziel, zo zeggen dan wij, die tot het volk in Psalms 33:12 behoren, verbeidt den HEERE, (Genesis 49:18), Hij is onze hulp en ons schild (Deuteronomy 33:26, Deuteronomy 33:29).

Antigonus, koning van Syrië, was gereed om slag te leveren tegen het eiland Andros; hij zond een smaldeel uit, om de bewegingen van zijne vijanden gade te slaan en hun sterkte op te nemen. Toen dit terugkeerde berichtte het, dat zij meer schepen hadden, en die beter bemand waren dan de zijne. "Wat," zei Antigonus, "dat kan niet zijn, quam multis meipsum opponis, voor hoe velen rekent gij mij?" bedoelende, dat de waardigheid van een aanvoerder tegen velen opwoog, voornamelijk wanneer die met kracht en ervaring was toegerust. En waar is macht, waar is kennis als bij God? Hij is Heer der heirscharen, bij Hem alleen is macht om Israël te bevrijden uit al zijne benauwdheden. Hij kan het doen, Hij wil het doen, Hij zal het doen. Hij is wijs van hart, en machtig van arm; buiten Hem is er geen redder, geen bevrijder; Hij is een schild voor de rechtvaardigen, een sterkte voor de zwakken, ene toevlucht voor de verdrukten. Hij is instar omnium, alles in allen, en wie is Hem gelijk in de gehele wereld?

Vers 21

21. Hij is bovendien ons En en ons Alles; want ons hart is in Hem verblijd, die de enige bron onzer vreugde is, omdat wij op den naam Zijner heiligheid 1) vertrouwen, in welken al onze hulpe is.

1) Of, Zijn heiligen Naam. Die Naam is voor Gods volk de steun en sterkte, het voorwerp van geloof en hoop, maar ook van liefde. Dewijl God Zijn Naam heeft geopenbaard en in Zijn Naam Zijn Wezen, daarom kan de Kerk van alle eeuwen van dien Naam zo zeker en vast alles verwachten; wat zij nodig heeft, ook in donkere lotsbedelingen. Daarom bidt de dichter ook in Psalms 33:22: "Uwe goedertierenheid, Heere! zij over ons, gelijk als wij op U hopen."

Vers 21

21. Hij is bovendien ons En en ons Alles; want ons hart is in Hem verblijd, die de enige bron onzer vreugde is, omdat wij op den naam Zijner heiligheid 1) vertrouwen, in welken al onze hulpe is.

1) Of, Zijn heiligen Naam. Die Naam is voor Gods volk de steun en sterkte, het voorwerp van geloof en hoop, maar ook van liefde. Dewijl God Zijn Naam heeft geopenbaard en in Zijn Naam Zijn Wezen, daarom kan de Kerk van alle eeuwen van dien Naam zo zeker en vast alles verwachten; wat zij nodig heeft, ook in donkere lotsbedelingen. Daarom bidt de dichter ook in Psalms 33:22: "Uwe goedertierenheid, Heere! zij over ons, gelijk als wij op U hopen."

Vers 22

22. Uwe goedertierenheid; HEERE! zij over ons. Gij hebt ons doen vertrouwen op dien zegen; zal dat vertrouwen, o God der waarheid! niet beschaamd worden? Sterk den zegen, gelijk als wij op U hopen.

Vers 22

22. Uwe goedertierenheid; HEERE! zij over ons. Gij hebt ons doen vertrouwen op dien zegen; zal dat vertrouwen, o God der waarheid! niet beschaamd worden? Sterk den zegen, gelijk als wij op U hopen.

Bibliografische Informatie
Dächsel, Karl August. "Commentaar op Psalms 33". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/commentaries/dut/dac/psalms-33.html. 1862-80.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile