Lectionary Calendar
Monday, December 23rd, 2024
the Fourth Week of Advent
the Fourth Week of Advent
advertisement
advertisement
advertisement
Attention!
Tired of seeing ads while studying? Now you can enjoy an "Ads Free" version of the site for as little as 10¢ a day and support a great cause!
Click here to learn more!
Click here to learn more!
Bible Commentaries
Dächsel Bijbelverklaring Dächsel Bijbelverklaring
Auteursrechtverklaring
Deze bestanden zijn publiek domein en zijn een afgeleide van een elektronische editie die beschikbaar is op de website Bible Support.
Deze bestanden zijn publiek domein en zijn een afgeleide van een elektronische editie die beschikbaar is op de website Bible Support.
Bibliografische Informatie
Dächsel, Karl August. "Commentaar op Psalms 27". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/commentaries/dut/dac/psalms-27.html. 1862-80.
Dächsel, Karl August. "Commentaar op Psalms 27". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/
Whole Bible (2)
Inleiding
Bijbelverkaring van Dchsel, PSALMEN 27PSALM 27.
TROOST EN BLIJDSCHAP IN GOD EN ZIJN WOORD. 1. Een Psalm van David, uit dezelfden tijd als de beide vorige (2. Sam. 16:23 ).
Hetzelfde verlangen naar het heiligdom des Heren, dat in Psalms 26:1 werd uitgesproken, vernemen wij ook hier uit des dichters mond. Hij is rondom door vijanden omgeven, die zijn verderf bedoelen, van alle menselijke hulp verlaten, en door enen oorlog bedreigd, gevaarlijk gelijk er nog geen voor hem geweest is. Toch is hij vrolijk en bemoedigd in den Heere, zijnen God, nu reeds aanvankelijke hulp is opgedaagd, en, gelijk zijne bede was levenslang in des Heren huis te mogen blijven, zo is zijn vertrouwen, dat hij nog, gered van zijne vijanden, den Heere daar offeranden van lof zal mogen brengen.
I. Psalms 27:1-Psalms 27:6. Op de vleugelen van het geloof verheft zich David boven allen nood en het gevaar, dat hem omringt. Hij ziet, geborgen aan Gods hart, de aarde met haar lijden en strijden verre beneden zich en kan met alles, wat hem met dood en verderf bedreigt, spotten, in het vast vertrouwen, dat hij over al zijne vijanden zal triomferen door `s Heren kracht, en nog liederen, rijk in lof, in `s Heren huis zingen zal. Dit vast vertrouwen is bij hem opgewekt door reeds ondervonden zegen.
a) De HEERE is in deze duisternis mijn Licht en in dezen nood mijn Heil b); voor wie zou ik vrezen? De HEERE is in dezen hoogst gevaarvollen toestand mijns levens kracht, mijn burg (Psalms 31:3); voor wie zou ik vervaard zijn?
a) Isaiah 10:17; Isaiah 60:19,Isaiah 60:20. Micah 7:8. Luke 1:79. John 1:4; John 8:12. Revelation 1:23. b) Psalms 118:6.
Het licht maakt alle dingen zichtbaar, het was het eerst van alle zichtbare dingen gemaakt, en of God dit voor ons ten voorbeeld deed of niet, weet ik niet, maar dit is zeker, dat wij deze handelwijze Gods moeten navolgen en bij alles wat wij begeren het eerst moeten zoeken naar licht. (R. BAKER).
Men kan alles verliezen en is toch niet verloren, zo men God slechts behoudt..
David legt hier op de weegschaal al de macht, die wereld en hel zou kunnen bezitten, en houdt dit alles voor lichter dan ene veer, omdat God alleen oneindig meer gewicht in de schaal legt..
Hoger kan het niet David is op de vleugelen des geloofs, de zon in het aangezicht, opgestegen, maar zonder gevaar, dat de gloed en de warmte van die zon zijne vleugelen zal doen smelten, want de Heere is zijn licht. Het licht, de aanvang van alles, ook in de aardse Schepping, is de bron en het beeld van leven en blijdschap, machtig, om alle duisternis van gevaar en droefenis te verdrijven. Daarom verklaart hij het door de bijvoeging: mijn heil, mijne hulpe en redding..
Neen, sterker uitdrukking van geloofskracht en geloofskennis is er niet. Hij zegt hier toch niet minder, dan dat de Heere, de Verbonds-God, in al Zijne volmaaktheid, zijn licht en zijn heil is, Die al de donkerheden en duisternissen verdrijft, zijne voet zet op een effen pad, maar hem ook boven alle gevaren verheft, zodat ook de sterkste vijand ten slotte niets tegen hem vermag. Redding, zaligheid, alles bezit hij in Hem, die de Heere is. Het gevolg is dan ook, dat zijne tegenstanders zelf vallen (Psalms 27:2).
Inleiding
Bijbelverkaring van Dchsel, PSALMEN 27PSALM 27.
TROOST EN BLIJDSCHAP IN GOD EN ZIJN WOORD. 1. Een Psalm van David, uit dezelfden tijd als de beide vorige (2. Sam. 16:23 ).
Hetzelfde verlangen naar het heiligdom des Heren, dat in Psalms 26:1 werd uitgesproken, vernemen wij ook hier uit des dichters mond. Hij is rondom door vijanden omgeven, die zijn verderf bedoelen, van alle menselijke hulp verlaten, en door enen oorlog bedreigd, gevaarlijk gelijk er nog geen voor hem geweest is. Toch is hij vrolijk en bemoedigd in den Heere, zijnen God, nu reeds aanvankelijke hulp is opgedaagd, en, gelijk zijne bede was levenslang in des Heren huis te mogen blijven, zo is zijn vertrouwen, dat hij nog, gered van zijne vijanden, den Heere daar offeranden van lof zal mogen brengen.
I. Psalms 27:1-Psalms 27:6. Op de vleugelen van het geloof verheft zich David boven allen nood en het gevaar, dat hem omringt. Hij ziet, geborgen aan Gods hart, de aarde met haar lijden en strijden verre beneden zich en kan met alles, wat hem met dood en verderf bedreigt, spotten, in het vast vertrouwen, dat hij over al zijne vijanden zal triomferen door `s Heren kracht, en nog liederen, rijk in lof, in `s Heren huis zingen zal. Dit vast vertrouwen is bij hem opgewekt door reeds ondervonden zegen.
a) De HEERE is in deze duisternis mijn Licht en in dezen nood mijn Heil b); voor wie zou ik vrezen? De HEERE is in dezen hoogst gevaarvollen toestand mijns levens kracht, mijn burg (Psalms 31:3); voor wie zou ik vervaard zijn?
a) Isaiah 10:17; Isaiah 60:19,Isaiah 60:20. Micah 7:8. Luke 1:79. John 1:4; John 8:12. Revelation 1:23. b) Psalms 118:6.
Het licht maakt alle dingen zichtbaar, het was het eerst van alle zichtbare dingen gemaakt, en of God dit voor ons ten voorbeeld deed of niet, weet ik niet, maar dit is zeker, dat wij deze handelwijze Gods moeten navolgen en bij alles wat wij begeren het eerst moeten zoeken naar licht. (R. BAKER).
Men kan alles verliezen en is toch niet verloren, zo men God slechts behoudt..
David legt hier op de weegschaal al de macht, die wereld en hel zou kunnen bezitten, en houdt dit alles voor lichter dan ene veer, omdat God alleen oneindig meer gewicht in de schaal legt..
Hoger kan het niet David is op de vleugelen des geloofs, de zon in het aangezicht, opgestegen, maar zonder gevaar, dat de gloed en de warmte van die zon zijne vleugelen zal doen smelten, want de Heere is zijn licht. Het licht, de aanvang van alles, ook in de aardse Schepping, is de bron en het beeld van leven en blijdschap, machtig, om alle duisternis van gevaar en droefenis te verdrijven. Daarom verklaart hij het door de bijvoeging: mijn heil, mijne hulpe en redding..
Neen, sterker uitdrukking van geloofskracht en geloofskennis is er niet. Hij zegt hier toch niet minder, dan dat de Heere, de Verbonds-God, in al Zijne volmaaktheid, zijn licht en zijn heil is, Die al de donkerheden en duisternissen verdrijft, zijne voet zet op een effen pad, maar hem ook boven alle gevaren verheft, zodat ook de sterkste vijand ten slotte niets tegen hem vermag. Redding, zaligheid, alles bezit hij in Hem, die de Heere is. Het gevolg is dan ook, dat zijne tegenstanders zelf vallen (Psalms 27:2).
Vers 2
2. Alzo is de Heere voor mijn leven, wat de muren van een burg zijn voor degenen, die daarachter geborgen zijn. Als de bozen, mijne tegenpartijen, en mijne vijanden tegen mij, tot mij naderden als verscheurende dieren, om mijn vlees te eten, gelijk ik mij nu in een toestand bevind, dat men het op mijn volkomen verderf toegelegd heeft (2 Samuel 17:7-2 Samuel 17:14 2 Samuel 17:7-2 Samuel 17:14), stieten zij zelf aan, struikelden zij, en vielen.De goddeloze haat den godzalige; er is vijandschap tussen het zaad der vrouw en der slang. (Genesis 3:15). Gelijk er van nature ene antipathie bestaat tussen den wijnstok en den laurierboom, den olifant en den draak. Gieren hebben antipathie tegen zoete geuren; alzo is er in den goddeloze ene antipathie tegen Gods volk; zij haten de zoete geuren van hun genade. Het is waar de vromen hebben hun zwakheden, maar de goddelozen haten hen niet om deze, maar om hun leven met God, en van dezen haat komt openbare benadeling voort; de dief haat het licht, daarom zou hij het willen uitblazen.
Er was ene grote wijsheid in het gebed van J. Wesley: "Heere, indien ik strijden moet, laat het niet zijn met Uw volk." Wanneer wij tot onze vijanden hebben die de gelovigen haten, blijft ons de troost, dat God aan hun zijde niet is, en het is daarom wezenlijk licht.
Vers 2
2. Alzo is de Heere voor mijn leven, wat de muren van een burg zijn voor degenen, die daarachter geborgen zijn. Als de bozen, mijne tegenpartijen, en mijne vijanden tegen mij, tot mij naderden als verscheurende dieren, om mijn vlees te eten, gelijk ik mij nu in een toestand bevind, dat men het op mijn volkomen verderf toegelegd heeft (2 Samuel 17:7-2 Samuel 17:14 2 Samuel 17:7-2 Samuel 17:14), stieten zij zelf aan, struikelden zij, en vielen.De goddeloze haat den godzalige; er is vijandschap tussen het zaad der vrouw en der slang. (Genesis 3:15). Gelijk er van nature ene antipathie bestaat tussen den wijnstok en den laurierboom, den olifant en den draak. Gieren hebben antipathie tegen zoete geuren; alzo is er in den goddeloze ene antipathie tegen Gods volk; zij haten de zoete geuren van hun genade. Het is waar de vromen hebben hun zwakheden, maar de goddelozen haten hen niet om deze, maar om hun leven met God, en van dezen haat komt openbare benadeling voort; de dief haat het licht, daarom zou hij het willen uitblazen.
Er was ene grote wijsheid in het gebed van J. Wesley: "Heere, indien ik strijden moet, laat het niet zijn met Uw volk." Wanneer wij tot onze vijanden hebben die de gelovigen haten, blijft ons de troost, dat God aan hun zijde niet is, en het is daarom wezenlijk licht.
Vers 3
3. Ofschoon mij een leger belegerde, en dit geschiedt thans werkelijk (2 Samuel 17:24-2 Samuel 17:26), mijn hart zou niet vrezen (Psalms 3:7); ofschoon een oorlog tegen mij opstond, zich tegen mij verhief en ik zal zeker spoedig enen beslissenden strijd te strijden hebben (2 Samuel 18:1 vv.), zo vertrouw ik hierop, zo ben ik vol vertrouwen.Vers 3
3. Ofschoon mij een leger belegerde, en dit geschiedt thans werkelijk (2 Samuel 17:24-2 Samuel 17:26), mijn hart zou niet vrezen (Psalms 3:7); ofschoon een oorlog tegen mij opstond, zich tegen mij verhief en ik zal zeker spoedig enen beslissenden strijd te strijden hebben (2 Samuel 18:1 vv.), zo vertrouw ik hierop, zo ben ik vol vertrouwen.Vers 4
4. En ding heb ik van den HEERE begeerd, dat is het doel mijner wensen, terwijl ik voor al het andere, dat mocht komen, mij niet bezorgd maak, dat zal ik zoeken: dat ik al de dagen mijns levens mocht wonen in het huis des HEEREN, in een innig verkeer met dien God, die in de heilige tent op Zion Zijne woning heeft, om de liefelijkheid des HEEREN te aanschouwen, en te onderzoeken 1) in Zijnen tempel.1) De ware Israëlieten, ook van David's tijd vooral, die in de profeten-scholen verkeerd hadden, wisten, dat de plechtigheden van den Mozaïschen eredienst ook hare verborgene beduidenis hadden..
Wij moeten de vergaderingen der heiligen niet ingaan met het doel om te zien en gezien te worden, of alleen om den dienaar des Woords te horen, wij moeten in de verenigingen der rechtvaardigen zijn om meer te leren kennen van den geliefden Vader, van den verheerlijkten Zoon, van de verborgene werkingen des Heiligen Geestes, opdat wij Hem met meer liefde bewonderen en onzen groten God met dieperen eerbied verheerlijken..
Wat David hier uitspreekt is de wens, de bede van zijn hart, dat hij levenslang een gemeenzaam, innig verkeer met dien God mocht hebben, die in Zion's tent woont. Waarom? Opdat hij zich zijn leven lang mocht verlustigen in de genadige openbaring van zijn Verbonds-God, die daar bovenal met geestesogen bij Geesteslicht wordt aanschouwd.
Vers 4
4. En ding heb ik van den HEERE begeerd, dat is het doel mijner wensen, terwijl ik voor al het andere, dat mocht komen, mij niet bezorgd maak, dat zal ik zoeken: dat ik al de dagen mijns levens mocht wonen in het huis des HEEREN, in een innig verkeer met dien God, die in de heilige tent op Zion Zijne woning heeft, om de liefelijkheid des HEEREN te aanschouwen, en te onderzoeken 1) in Zijnen tempel.1) De ware Israëlieten, ook van David's tijd vooral, die in de profeten-scholen verkeerd hadden, wisten, dat de plechtigheden van den Mozaïschen eredienst ook hare verborgene beduidenis hadden..
Wij moeten de vergaderingen der heiligen niet ingaan met het doel om te zien en gezien te worden, of alleen om den dienaar des Woords te horen, wij moeten in de verenigingen der rechtvaardigen zijn om meer te leren kennen van den geliefden Vader, van den verheerlijkten Zoon, van de verborgene werkingen des Heiligen Geestes, opdat wij Hem met meer liefde bewonderen en onzen groten God met dieperen eerbied verheerlijken..
Wat David hier uitspreekt is de wens, de bede van zijn hart, dat hij levenslang een gemeenzaam, innig verkeer met dien God mocht hebben, die in Zion's tent woont. Waarom? Opdat hij zich zijn leven lang mocht verlustigen in de genadige openbaring van zijn Verbonds-God, die daar bovenal met geestesogen bij Geesteslicht wordt aanschouwd.
Vers 5
5. Want Hij versteekt, verbergt mij in Zijne hut als in een veilig toevluchtsoord, ten dage des kwaads; Hij verbergt mij in het verborgene Zijner tent, waar geen vijand of vervolger mij kan vinden; Hij verhoogt mij op enen rotssteen, plaatst mij daar, waar ik alle gevaren ver beneden mij heb.De gunsteling van den vorst wordt groot door vele gunsten, giften, juwelen, posten, die deze hem geeft. De Christen wordt rijk in ervaringen, die hij als armbanden draagt en voor zijne rijkste juwelen houdt. Hij noemt de ene Eben Haëzer! -tot hiertoe heeft God mij geholpen," een ander "Naphtali" -ik heb geworsteld met God en overmocht; een ander "Gersom" -ik was een vreemdeling; een ander "Jozef" God zal er nog meer aan toevoegen; en een ander "Pniël" ik heb Gods aangezicht gezien. (1 Samuel 7:12. Genesis 30:8. Exodus 2:22. Genesis 30:24 en 32:30). Ik ben bevrijd van den leeuw, daarom zal ik ook vrij zijn van den beer; van leeuw en beer, daarom ook van den Filistijn; van den Filistijn daarom ook van Saul; van Saul daarom God zal mij behoeden van elk kwaad en mij bewaren voor Zijn hemels koninkrijk.
Vers 5
5. Want Hij versteekt, verbergt mij in Zijne hut als in een veilig toevluchtsoord, ten dage des kwaads; Hij verbergt mij in het verborgene Zijner tent, waar geen vijand of vervolger mij kan vinden; Hij verhoogt mij op enen rotssteen, plaatst mij daar, waar ik alle gevaren ver beneden mij heb.De gunsteling van den vorst wordt groot door vele gunsten, giften, juwelen, posten, die deze hem geeft. De Christen wordt rijk in ervaringen, die hij als armbanden draagt en voor zijne rijkste juwelen houdt. Hij noemt de ene Eben Haëzer! -tot hiertoe heeft God mij geholpen," een ander "Naphtali" -ik heb geworsteld met God en overmocht; een ander "Gersom" -ik was een vreemdeling; een ander "Jozef" God zal er nog meer aan toevoegen; en een ander "Pniël" ik heb Gods aangezicht gezien. (1 Samuel 7:12. Genesis 30:8. Exodus 2:22. Genesis 30:24 en 32:30). Ik ben bevrijd van den leeuw, daarom zal ik ook vrij zijn van den beer; van leeuw en beer, daarom ook van den Filistijn; van den Filistijn daarom ook van Saul; van Saul daarom God zal mij behoeden van elk kwaad en mij bewaren voor Zijn hemels koninkrijk.
Vers 6
6. In het tegenwoordig gevaar vertrouw ik naar Gods woord, naar de ervaring der vaderen en naar mijne eigene, dat ik gered zal worden. Ook nu zal mijn hoofd verhoogd worden boven mijne vijanden, die rondom mij zijn, zodat de overwinning voor mij zeker is (Psalms 18:48 Psalms 18:47), en ik zal, wanneer geschied zal zijn wat ik verwacht, in Zijne tent offeranden des geklanks 1) offeren, offeranden, begeleid door gejubel over de verkregene hulp (Numbers 10:10); ik zaldankliederen zingen, ja psalmzingen den HEERE.1) Onder offeranden des geklank hebben wij geen offers te verstaan, bij welke de priesters op de trompet blazen, want dit geschiedde niet bij offers van een enkel persoon, maar bij offers, die de gehele vergadering brachten. Maar het zijn offers van jubelende dankbaarheid. Offers wil hij brengen, waarin zijn dankbaarheid zich openbaart, en voor zijn Redder, die zich zo heerlijk te aanschouwen gaf, wil hij dankliederen zingen met begeleiding van snarenspel..
David voorspelt hier, door het geloof alleen, dat hij straks de lieflijkheden van het huis des Heren zal aanschouwen, dat hij uit alle zwarigheden gered, den Heere de ere van Zijn naam in Zijne tent geven en brengen zal.
7.
II. Psalms 27:7-Psalms 27:12. David gevoelt het wel bij deze vlucht, die zijn geloof neemt, en hij heeft het ook aan het slot van het vorig gedeelte zich wel uitdrukkelijk voor den geest gesteld, dat hij naar het lichaam nog op aarde is, en daar te midden van grote noden en zwaren druk. De geest in hem is gewillig, zich van alle angsten en zorgen te ontslaan, maar het vlees is zwak en de gevaren, door welke hij bedreigd is, moeten hem ter harte gaan, anders ware zijn geloof vermetelheid. "Wij zouden ons in hem niet kunnen vinden, zo hij in dezelfden triomferenden toon, in welken hij begonnen was, ware voortgegaan tot het einde." Daarom volgt nu een tweede gedeelte, waarin de zanger wel hartelijk en vertrouwend, maar toch weemoedig en met klachten God bidt, dat hij Zich Zijner ontferme en hem uit de handen rukke dergenen die met list en geweld zijn verderf zoeken.
Vers 6
6. In het tegenwoordig gevaar vertrouw ik naar Gods woord, naar de ervaring der vaderen en naar mijne eigene, dat ik gered zal worden. Ook nu zal mijn hoofd verhoogd worden boven mijne vijanden, die rondom mij zijn, zodat de overwinning voor mij zeker is (Psalms 18:48 Psalms 18:47), en ik zal, wanneer geschied zal zijn wat ik verwacht, in Zijne tent offeranden des geklanks 1) offeren, offeranden, begeleid door gejubel over de verkregene hulp (Numbers 10:10); ik zaldankliederen zingen, ja psalmzingen den HEERE.1) Onder offeranden des geklank hebben wij geen offers te verstaan, bij welke de priesters op de trompet blazen, want dit geschiedde niet bij offers van een enkel persoon, maar bij offers, die de gehele vergadering brachten. Maar het zijn offers van jubelende dankbaarheid. Offers wil hij brengen, waarin zijn dankbaarheid zich openbaart, en voor zijn Redder, die zich zo heerlijk te aanschouwen gaf, wil hij dankliederen zingen met begeleiding van snarenspel..
David voorspelt hier, door het geloof alleen, dat hij straks de lieflijkheden van het huis des Heren zal aanschouwen, dat hij uit alle zwarigheden gered, den Heere de ere van Zijn naam in Zijne tent geven en brengen zal.
7.
II. Psalms 27:7-Psalms 27:12. David gevoelt het wel bij deze vlucht, die zijn geloof neemt, en hij heeft het ook aan het slot van het vorig gedeelte zich wel uitdrukkelijk voor den geest gesteld, dat hij naar het lichaam nog op aarde is, en daar te midden van grote noden en zwaren druk. De geest in hem is gewillig, zich van alle angsten en zorgen te ontslaan, maar het vlees is zwak en de gevaren, door welke hij bedreigd is, moeten hem ter harte gaan, anders ware zijn geloof vermetelheid. "Wij zouden ons in hem niet kunnen vinden, zo hij in dezelfden triomferenden toon, in welken hij begonnen was, ware voortgegaan tot het einde." Daarom volgt nu een tweede gedeelte, waarin de zanger wel hartelijk en vertrouwend, maar toch weemoedig en met klachten God bidt, dat hij Zich Zijner ontferme en hem uit de handen rukke dergenen die met list en geweld zijn verderf zoeken.
Vers 7
7. Hoor, HEERE! mijne stem, als ik roep, nu de werkelijkheid, die ik in het geloof voorbijzag, met alle gevaren en verschrikkingen weer voor mijnen geest treedt, en wees mij genadig, en antwoord mij.Vers 7
7. Hoor, HEERE! mijne stem, als ik roep, nu de werkelijkheid, die ik in het geloof voorbijzag, met alle gevaren en verschrikkingen weer voor mijnen geest treedt, en wees mij genadig, en antwoord mij.Vers 8
8. Mijn hart zegt tot U: Gij zegt tot Uwe gelovigen door den gehelen geest en inhoud Uwer Goddelijke openbaring (Deuteronomy 4:29): "Zoek Mijn aangezicht 1); " Ik zoek Uw aangezicht, o HEERE! gehoorzamende aan Uw bevel en vertrouwende op de daarin gegevene belofte (Psalms 24:6. Isaiah 45:19).1) Wij zien hier dus dat God met ons moet beginnen v rdat wij Hem kunnen aannemen. God moet Ons zoeken, v rdat wij Hem kunnen zoeken. God moet eerst begeren, dat wij tot Hem zullen gaan, v rdat wij voor ons in `t bijzonder onzen God kunnen nader komen. Gij zei: "Zoek Mij," en toen en niet v r dien tijd zei mijn hart: "Ik zoek Uw aangezicht.".
De getrouwe kan niet spreken "Zoek Mij" en dan den biddenden teleurstellen. (Isaiah 45:19). Ik heb tot het zaad van Jakob niet gezegd: Zoekt Mij te vergeefs; Ik ben de Heere, die gerechtigheid spreekt; die rechtmatige dingen verkondigt. Indien Ahasveros zijne vrouw verzocht om te begeren, zou hij zeker niet nalaten haren wens te volbrengen. (Esther 7:2); zo ook hier. Wanneer Christus den blinde roept om tot Hem te komen, Hem zijn leed te verhalen dan kan er met waarheid tot hem gezegd worden: "Heb goeden moed, sta op, Hij roept u." (Mark 10:49).
Vers 8
8. Mijn hart zegt tot U: Gij zegt tot Uwe gelovigen door den gehelen geest en inhoud Uwer Goddelijke openbaring (Deuteronomy 4:29): "Zoek Mijn aangezicht 1); " Ik zoek Uw aangezicht, o HEERE! gehoorzamende aan Uw bevel en vertrouwende op de daarin gegevene belofte (Psalms 24:6. Isaiah 45:19).1) Wij zien hier dus dat God met ons moet beginnen v rdat wij Hem kunnen aannemen. God moet Ons zoeken, v rdat wij Hem kunnen zoeken. God moet eerst begeren, dat wij tot Hem zullen gaan, v rdat wij voor ons in `t bijzonder onzen God kunnen nader komen. Gij zei: "Zoek Mij," en toen en niet v r dien tijd zei mijn hart: "Ik zoek Uw aangezicht.".
De getrouwe kan niet spreken "Zoek Mij" en dan den biddenden teleurstellen. (Isaiah 45:19). Ik heb tot het zaad van Jakob niet gezegd: Zoekt Mij te vergeefs; Ik ben de Heere, die gerechtigheid spreekt; die rechtmatige dingen verkondigt. Indien Ahasveros zijne vrouw verzocht om te begeren, zou hij zeker niet nalaten haren wens te volbrengen. (Esther 7:2); zo ook hier. Wanneer Christus den blinde roept om tot Hem te komen, Hem zijn leed te verhalen dan kan er met waarheid tot hem gezegd worden: "Heb goeden moed, sta op, Hij roept u." (Mark 10:49).
Vers 9
9. Verberg Uw aangezicht niet voor mij, want Gij wilt het tonen aan degenen, die het zoeken; keer Uwen knecht niet af, stoot hem niet af in toorn, gelijk Gij doet met degenen, die tegen U opstaan; Gij zijt mijne hulp van ouds af geweest, begeef mij dan ook thans niet, en verlaat mij niets o God mijns heils!Het is een gezegende zaak Gods ware knechten te zijn. Bedenk wat de koningin van Scheba zei van Salomo's dienaars (1 Kings 10:8)."Gezegend zijn deze uwe knechten." Welnu Christus Jezus is groter dan Salomo (Matthew 12:42), en dus een zoveel beter meester. Goede aardse meesters zullen goede knechten eren gelijk geschreven staat Spreuken 27:18: "die zijnen heer waarneemt zal geëerd worden," en Spreuken 17:2: "een verstandig knecht zal in het midden der broederen erfenis delen." Maar al zijn sommige meesters Labans en Nabal's God zal zo niet zijn; Johannes 12:26: "Waar Ik ben, aldaar zal ook Mijn dienaar zijn." "Indien iemand Mij dient, de Vader zal hem eren." (zie Luke 12:31). De waakzame dienstknechten zijn gezegend; hun Meester zal hen doen zitten aan den maaltijd en zal komen en hen dienen (Matthew 25:21, Matthew 25:23): "Wel gij goede en getrouwe dienstknecht, ga in de vreugde uws Heren."
Vers 9
9. Verberg Uw aangezicht niet voor mij, want Gij wilt het tonen aan degenen, die het zoeken; keer Uwen knecht niet af, stoot hem niet af in toorn, gelijk Gij doet met degenen, die tegen U opstaan; Gij zijt mijne hulp van ouds af geweest, begeef mij dan ook thans niet, en verlaat mij niets o God mijns heils!Het is een gezegende zaak Gods ware knechten te zijn. Bedenk wat de koningin van Scheba zei van Salomo's dienaars (1 Kings 10:8)."Gezegend zijn deze uwe knechten." Welnu Christus Jezus is groter dan Salomo (Matthew 12:42), en dus een zoveel beter meester. Goede aardse meesters zullen goede knechten eren gelijk geschreven staat Spreuken 27:18: "die zijnen heer waarneemt zal geëerd worden," en Spreuken 17:2: "een verstandig knecht zal in het midden der broederen erfenis delen." Maar al zijn sommige meesters Labans en Nabal's God zal zo niet zijn; Johannes 12:26: "Waar Ik ben, aldaar zal ook Mijn dienaar zijn." "Indien iemand Mij dient, de Vader zal hem eren." (zie Luke 12:31). De waakzame dienstknechten zijn gezegend; hun Meester zal hen doen zitten aan den maaltijd en zal komen en hen dienen (Matthew 25:21, Matthew 25:23): "Wel gij goede en getrouwe dienstknecht, ga in de vreugde uws Heren."
Vers 10
10. Want mijn vader en mijne moeder hebben mij verlaten, maar de HEERE zal mij aannemen, Hij zal den ronddwalenden in bescherming nemen (Joshua 20:4. Judges 19:15 vv.). Hiermede moet dezelfde gedachte, die wij in Isaiah 63:16 ontmoeten, op individualiserende wijze worden uitgedrukt. Als David naar hulp uitziet, is hem zijn God de eerste en de laatste, en staat hij aldus tegenover de ongelovige wereld, voor welke God, wanneer zij aan Hem denkt, slechts een aanvulsel tot alle andere helpers is..In iedere zware beproeving ondervindt de lijder het wel in meerdere of mindere mate, dat hij van mensen verlaten wordt, dat zij hem "slechte vertroosters" zijn; en is zulks in waarheid het geval niet, dan schijnt het hem toch zo voor zijn gevoel, en juist dit verhoogt zijnen kommer. (Job. 19:13-19)..
10. Want mijn vader en mijne moeder hebben mij verlaten, maar de HEERE zal mij aannemen, Hij zal den ronddwalenden in bescherming nemen (Joshua 20:4. Judges 19:15 vv.).
Hiermede moet dezelfde gedachte, die wij in Isaiah 63:16 ontmoeten, op individualiserende wijze worden uitgedrukt. Als David naar hulp uitziet, is hem zijn God de eerste en de laatste, en staat hij aldus tegenover de ongelovige wereld, voor welke God, wanneer zij aan Hem denkt, slechts een aanvulsel tot alle andere helpers is..
In iedere zware beproeving ondervindt de lijder het wel in meerdere of mindere mate, dat hij van mensen verlaten wordt, dat zij hem "slechte vertroosters" zijn; en is zulks in waarheid het geval niet, dan schijnt het hem toch zo voor zijn gevoel, en juist dit verhoogt zijnen kommer. (Job. 19:13-19)..
10. Want mijn vader en mijne moeder hebben mij verlaten, maar de HEERE zal mij aannemen, Hij zal den ronddwalenden in bescherming nemen (Joshua 20:4. Judges 19:15 vv.).
Hiermede moet dezelfde gedachte, die wij in Isaiah 63:16 ontmoeten, op individualiserende wijze worden uitgedrukt. Als David naar hulp uitziet, is hem zijn God de eerste en de laatste, en staat hij aldus tegenover de ongelovige wereld, voor welke God, wanneer zij aan Hem denkt, slechts een aanvulsel tot alle andere helpers is..
In iedere zware beproeving ondervindt de lijder het wel in meerdere of mindere mate, dat hij van mensen verlaten wordt, dat zij hem "slechte vertroosters" zijn; en is zulks in waarheid het geval niet, dan schijnt het hem toch zo voor zijn gevoel, en juist dit verhoogt zijnen kommer. (Job. 19:13-19)..
Vers 10
10. Want mijn vader en mijne moeder hebben mij verlaten, maar de HEERE zal mij aannemen, Hij zal den ronddwalenden in bescherming nemen (Joshua 20:4. Judges 19:15 vv.). Hiermede moet dezelfde gedachte, die wij in Isaiah 63:16 ontmoeten, op individualiserende wijze worden uitgedrukt. Als David naar hulp uitziet, is hem zijn God de eerste en de laatste, en staat hij aldus tegenover de ongelovige wereld, voor welke God, wanneer zij aan Hem denkt, slechts een aanvulsel tot alle andere helpers is..In iedere zware beproeving ondervindt de lijder het wel in meerdere of mindere mate, dat hij van mensen verlaten wordt, dat zij hem "slechte vertroosters" zijn; en is zulks in waarheid het geval niet, dan schijnt het hem toch zo voor zijn gevoel, en juist dit verhoogt zijnen kommer. (Job. 19:13-19)..
10. Want mijn vader en mijne moeder hebben mij verlaten, maar de HEERE zal mij aannemen, Hij zal den ronddwalenden in bescherming nemen (Joshua 20:4. Judges 19:15 vv.).
Hiermede moet dezelfde gedachte, die wij in Isaiah 63:16 ontmoeten, op individualiserende wijze worden uitgedrukt. Als David naar hulp uitziet, is hem zijn God de eerste en de laatste, en staat hij aldus tegenover de ongelovige wereld, voor welke God, wanneer zij aan Hem denkt, slechts een aanvulsel tot alle andere helpers is..
In iedere zware beproeving ondervindt de lijder het wel in meerdere of mindere mate, dat hij van mensen verlaten wordt, dat zij hem "slechte vertroosters" zijn; en is zulks in waarheid het geval niet, dan schijnt het hem toch zo voor zijn gevoel, en juist dit verhoogt zijnen kommer. (Job. 19:13-19)..
10. Want mijn vader en mijne moeder hebben mij verlaten, maar de HEERE zal mij aannemen, Hij zal den ronddwalenden in bescherming nemen (Joshua 20:4. Judges 19:15 vv.).
Hiermede moet dezelfde gedachte, die wij in Isaiah 63:16 ontmoeten, op individualiserende wijze worden uitgedrukt. Als David naar hulp uitziet, is hem zijn God de eerste en de laatste, en staat hij aldus tegenover de ongelovige wereld, voor welke God, wanneer zij aan Hem denkt, slechts een aanvulsel tot alle andere helpers is..
In iedere zware beproeving ondervindt de lijder het wel in meerdere of mindere mate, dat hij van mensen verlaten wordt, dat zij hem "slechte vertroosters" zijn; en is zulks in waarheid het geval niet, dan schijnt het hem toch zo voor zijn gevoel, en juist dit verhoogt zijnen kommer. (Job. 19:13-19)..
Vers 11
11. Boven alles bid ik U: HEERE! a) leer mij Uwen weg, en leid mij in het rechte pad, en doe dit in `t bijzonder om mijner verspieders wil, die opmerkzaam al mijne schreden vervolgen en zo gaarne verwerkelijkt zagen, wat zij mij toelichten en toewensen.a) Psalms 25:4; Psalms 81:11; Psalms 119:33, enz. 12. Geef mij niet over in de begeerte mijner tegenpartijen, die het op mijnen ondergang toeleggen; want valse getuigen zijn tegen mij opgestaan (2 Samuel 15:3 v.; 16:8), mitsgaders die wrevel uitblaast, die met de kunsten van bedrog en leugen ook openlijk geweld verbindt.
David mocht aan zijne vele vijanden, die al zijne schreden met opmerkzaamheid beloerden, gene aanleiding geven, dat zij hem zagen struikelen en vallen, daar zij anders uit het gevolg zouden besluiten, dat hij schuldigen van God verlaten was..
13.
III. Psalms 27:13, Psalms 27:14. O, hoe ongelukkig en verloren-zo gevoelt David nog ten laatste op het levendigst-ware hij in zijnen hoogst gevaarlijken toestand, wanneer hij niet in het geloof stond! Maar hij heeft het geloof, dat alles nog gelukkig zal en wekt zich zelven op, ook onder moeilijke omstandigheden geduldig te wachten en op `s Heren hulp te hopen.
Vers 11
11. Boven alles bid ik U: HEERE! a) leer mij Uwen weg, en leid mij in het rechte pad, en doe dit in `t bijzonder om mijner verspieders wil, die opmerkzaam al mijne schreden vervolgen en zo gaarne verwerkelijkt zagen, wat zij mij toelichten en toewensen.a) Psalms 25:4; Psalms 81:11; Psalms 119:33, enz. 12. Geef mij niet over in de begeerte mijner tegenpartijen, die het op mijnen ondergang toeleggen; want valse getuigen zijn tegen mij opgestaan (2 Samuel 15:3 v.; 16:8), mitsgaders die wrevel uitblaast, die met de kunsten van bedrog en leugen ook openlijk geweld verbindt.
David mocht aan zijne vele vijanden, die al zijne schreden met opmerkzaamheid beloerden, gene aanleiding geven, dat zij hem zagen struikelen en vallen, daar zij anders uit het gevolg zouden besluiten, dat hij schuldigen van God verlaten was..
13.
III. Psalms 27:13, Psalms 27:14. O, hoe ongelukkig en verloren-zo gevoelt David nog ten laatste op het levendigst-ware hij in zijnen hoogst gevaarlijken toestand, wanneer hij niet in het geloof stond! Maar hij heeft het geloof, dat alles nog gelukkig zal en wekt zich zelven op, ook onder moeilijke omstandigheden geduldig te wachten en op `s Heren hulp te hopen.
Vers 13
13. Naar den mens beschouwd is mijn toestand wanhopig. Zo ik niet had geloofd, dat ik het goede, de zegeningen en weldaden (volgens ene andere verklaring: "de goedertierenheid) des HEEREN zou zien in het land der levenden 1), ik ware vergaan 2).1) Helaas! welk een land van levenden is dit, waarin meer doden dan levenden zijn, meer onder den grond dan daarboven, waar de aarde voller is van graven dan van huizen; waar het leven bevende ligt onder de hand des doods, en waar de dood macht heeft om over het leven te heersen! Neen, mijne ziel! daar alleen is het land der levenden, waar gene andere dan levenden zijn, waar gene Kerk is die strijdt, maar ene die triomfeert; inderdaad ene Kerk, maar geen kerkhof, omdat er geen dood is, noch iemand, die zou kunnen sterven; waar het leven niet passief is, noch de dood actief; waar het leven gekroond is en waar de dood is verslonden tot overwinning. (R. BAKER).
2) Het bijvoegende in onze vertaling: "ik ware vergaan" staat niet in den grondtekst; "dit fatale woord kwam over des zangers lippen niet: voordat hij het uitgesproken heeft, verheft zich de stem in zijn binnenste, die hem vermaant in het vertrouwen op den Heere dien hij als den enigen grond zijner hoop genoemd heeft, steeds vaster te worden." Ene gelijke aposiopesis (verzwijging van den nazin) vindt men Genesis 50:15. De Masorethen (Joodse tekstverklaarders) hebben zich in deze aposiopese niet kunnen vinden, en boven het eerste woord van dit vers de zogenaamde puncta extraordinaria geplaatst, ten teken, dat zij niet verstonden, wat het woord moest betekenen..
Vers 13
13. Naar den mens beschouwd is mijn toestand wanhopig. Zo ik niet had geloofd, dat ik het goede, de zegeningen en weldaden (volgens ene andere verklaring: "de goedertierenheid) des HEEREN zou zien in het land der levenden 1), ik ware vergaan 2).1) Helaas! welk een land van levenden is dit, waarin meer doden dan levenden zijn, meer onder den grond dan daarboven, waar de aarde voller is van graven dan van huizen; waar het leven bevende ligt onder de hand des doods, en waar de dood macht heeft om over het leven te heersen! Neen, mijne ziel! daar alleen is het land der levenden, waar gene andere dan levenden zijn, waar gene Kerk is die strijdt, maar ene die triomfeert; inderdaad ene Kerk, maar geen kerkhof, omdat er geen dood is, noch iemand, die zou kunnen sterven; waar het leven niet passief is, noch de dood actief; waar het leven gekroond is en waar de dood is verslonden tot overwinning. (R. BAKER).
2) Het bijvoegende in onze vertaling: "ik ware vergaan" staat niet in den grondtekst; "dit fatale woord kwam over des zangers lippen niet: voordat hij het uitgesproken heeft, verheft zich de stem in zijn binnenste, die hem vermaant in het vertrouwen op den Heere dien hij als den enigen grond zijner hoop genoemd heeft, steeds vaster te worden." Ene gelijke aposiopesis (verzwijging van den nazin) vindt men Genesis 50:15. De Masorethen (Joodse tekstverklaarders) hebben zich in deze aposiopese niet kunnen vinden, en boven het eerste woord van dit vers de zogenaamde puncta extraordinaria geplaatst, ten teken, dat zij niet verstonden, wat het woord moest betekenen..
Vers 14
14. a) Wacht dan, o mijne ziel! 1) op den HEERE: zijt sterk, en Hij zal uw hart versterken, Ja wacht op den HEERE; Hij zal het niet tot het uiterste laten komen.a) Isaiah 25:9; Isaiah 33:2. Habakkuk 2:3.
1) De dichter spreekt zich zelven aan, alsof het gelovige deel der ziel het vreesachtige en zwakkere opwekt.. Er kan aan getwijfeld worden, of David de rede van zich zelven overbrengt op anderen en door zijn voorbeeld hen opwekt tot sterkte en tot standvastig geduld, zoals op het einde van Psalms 31:19, nadat hij over zich in het bijzonder heeft gesproken, het overbrengt op alle vromen. Maar dewijl hier in het enkelvoud wordt gesproken, geeft hij geen enkel bewijs aan, waarom het geoorloofd is, de rede op anderen over te brengen en komt het mij waarschijnlijk voor, dat hij zich zelven prikkelt tot geloofsvertrouwen, opdat hij nooit in zijn gemoed zou wankelen..
Vers 14
14. a) Wacht dan, o mijne ziel! 1) op den HEERE: zijt sterk, en Hij zal uw hart versterken, Ja wacht op den HEERE; Hij zal het niet tot het uiterste laten komen.a) Isaiah 25:9; Isaiah 33:2. Habakkuk 2:3.
1) De dichter spreekt zich zelven aan, alsof het gelovige deel der ziel het vreesachtige en zwakkere opwekt.. Er kan aan getwijfeld worden, of David de rede van zich zelven overbrengt op anderen en door zijn voorbeeld hen opwekt tot sterkte en tot standvastig geduld, zoals op het einde van Psalms 31:19, nadat hij over zich in het bijzonder heeft gesproken, het overbrengt op alle vromen. Maar dewijl hier in het enkelvoud wordt gesproken, geeft hij geen enkel bewijs aan, waarom het geoorloofd is, de rede op anderen over te brengen en komt het mij waarschijnlijk voor, dat hij zich zelven prikkelt tot geloofsvertrouwen, opdat hij nooit in zijn gemoed zou wankelen..