Lectionary Calendar
Friday, November 22nd, 2024
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
advertisement
advertisement
advertisement
Attention!
Take your personal ministry to the Next Level by helping StudyLight build churches and supporting pastors in Uganda.
Click here to join the effort!
Click here to join the effort!
Bible Commentaries
Dächsel Bijbelverklaring Dächsel Bijbelverklaring
Auteursrechtverklaring
Deze bestanden zijn publiek domein en zijn een afgeleide van een elektronische editie die beschikbaar is op de website Bible Support.
Deze bestanden zijn publiek domein en zijn een afgeleide van een elektronische editie die beschikbaar is op de website Bible Support.
Bibliografische Informatie
Dächsel, Karl August. "Commentaar op Psalms 148". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/commentaries/dut/dac/psalms-148.html. 1862-80.
Dächsel, Karl August. "Commentaar op Psalms 148". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/
Whole Bible (3)
Inleiding
Bijbelverkaring van Dchsel, PSALMEN 148PSALM 148.
ALGEMENE VERMANINGEN AAN ALLE SCHEPSELEN OM GOD TE LOVEN. God heeft zijn volk weer uit het stof der geringheid verheven, en het op nieuw met kracht en moed vervuld. Het begint niet slechts zich tijdelijk te verheffen, maar ook de godsvrucht is op nieuw verhoogd en de omliggende volkeren zijn onmachtig geworden, om verdere schade te veroorzaken. Israël's hart, met dankbaarheid vervuld, is ten gevolge van zulk ene welvaart, ook voor alle verdere betoningen der heerlijkheid Gods geopend en prijst deze nu op ene wijze, dat het alles in hemel en op aarde, wat in zich de bewijzen van Goddelijke heerlijkheid draagt, oproept om Hem te loven. Met dit lied zijn wij gekomen aan het einde van den tijd van herstel, den tijd van Ezra en Nehemia, aan de grensscheiding tussen de 7 weken en de 62 weken, welke volgens Daniel 9:25, aan de verschijning van Christus, den Vorst, als de 70 weken moesten voorafgaan (Ezra 13:31 ). Ene nabootsing van onzen Psalm is "het gezang der drie mannen in het vuur."
I. Psalms 148:1-Psalms 148:6. Alle hemelse schepselen, aan welke in de eerste plaats de opwekking om God te loven gericht wordt, moeten van den hemel af den naam des Heren prijzen, omdat God ze geschapen heeft en onderhoudt en bestuurt. Er wordt met de hemelse geesten, de engelen begonnen, vervolgens voortgegaan met de schitterende planeten en de talloze sterren, die toch eveneens tot de legerscharen Gods behoren; door deze is de overgang reeds gemaakt tot de wolken, die boven den dampkring heentrekken.
Inleiding
Bijbelverkaring van Dchsel, PSALMEN 148PSALM 148.
ALGEMENE VERMANINGEN AAN ALLE SCHEPSELEN OM GOD TE LOVEN. God heeft zijn volk weer uit het stof der geringheid verheven, en het op nieuw met kracht en moed vervuld. Het begint niet slechts zich tijdelijk te verheffen, maar ook de godsvrucht is op nieuw verhoogd en de omliggende volkeren zijn onmachtig geworden, om verdere schade te veroorzaken. Israël's hart, met dankbaarheid vervuld, is ten gevolge van zulk ene welvaart, ook voor alle verdere betoningen der heerlijkheid Gods geopend en prijst deze nu op ene wijze, dat het alles in hemel en op aarde, wat in zich de bewijzen van Goddelijke heerlijkheid draagt, oproept om Hem te loven. Met dit lied zijn wij gekomen aan het einde van den tijd van herstel, den tijd van Ezra en Nehemia, aan de grensscheiding tussen de 7 weken en de 62 weken, welke volgens Daniel 9:25, aan de verschijning van Christus, den Vorst, als de 70 weken moesten voorafgaan (Ezra 13:31 ). Ene nabootsing van onzen Psalm is "het gezang der drie mannen in het vuur."
I. Psalms 148:1-Psalms 148:6. Alle hemelse schepselen, aan welke in de eerste plaats de opwekking om God te loven gericht wordt, moeten van den hemel af den naam des Heren prijzen, omdat God ze geschapen heeft en onderhoudt en bestuurt. Er wordt met de hemelse geesten, de engelen begonnen, vervolgens voortgegaan met de schitterende planeten en de talloze sterren, die toch eveneens tot de legerscharen Gods behoren; door deze is de overgang reeds gemaakt tot de wolken, die boven den dampkring heentrekken.
Vers 1
1. Halleluja! (Psalms 146:1) Looft den HEERE van uit de a) hemelen, van uit de hoogste sferen, looft Hem in de b) hoogste plaatsen 1), waar de heerlijkheid des Heren het meest schittert!a) Openbaring :13. b) Luke 2:14.
1) De dichter geeft in dit eerste vers aan, waarom God het eerste moet geprezen en verheerlijkt worden, terwijl hij dan in de volgende verzen oproept, degenen die Hem moeten loven.
Vers 1
1. Halleluja! (Psalms 146:1) Looft den HEERE van uit de a) hemelen, van uit de hoogste sferen, looft Hem in de b) hoogste plaatsen 1), waar de heerlijkheid des Heren het meest schittert!a) Openbaring :13. b) Luke 2:14.
1) De dichter geeft in dit eerste vers aan, waarom God het eerste moet geprezen en verheerlijkt worden, terwijl hij dan in de volgende verzen oproept, degenen die Hem moeten loven.
Vers 2
2. Looft Hem, al Zijne engelen (Psalms 29:1; Psalms 89:7; Psalms 103:20), looft Hem, al Zijne heirscharen (Luke 2:13) 1)!1) Wie God loven moeten zegt Psalms 148:2-Psalms 148:4, eerst alle zijne engelen, de boden van de Wereld-bestuurder, al zijn heir, d.i. engelen en sterren. Want tsebao of tsebaw is de naam zowel voor sterren (b.v. Deuteronomy 4:19) als voor engelen (bv. Joshua 5:14, vgl. 1 Kings 22:19), waarmee het lichtgewapend, hemels leger wordt bedoeld, waarover God Zebaoth het bevel voert. Ook elders in de Schrift (b.v. Job 38:7) worden engelen en sterren verbonden..
Vers 2
2. Looft Hem, al Zijne engelen (Psalms 29:1; Psalms 89:7; Psalms 103:20), looft Hem, al Zijne heirscharen (Luke 2:13) 1)!1) Wie God loven moeten zegt Psalms 148:2-Psalms 148:4, eerst alle zijne engelen, de boden van de Wereld-bestuurder, al zijn heir, d.i. engelen en sterren. Want tsebao of tsebaw is de naam zowel voor sterren (b.v. Deuteronomy 4:19) als voor engelen (bv. Joshua 5:14, vgl. 1 Kings 22:19), waarmee het lichtgewapend, hemels leger wordt bedoeld, waarover God Zebaoth het bevel voert. Ook elders in de Schrift (b.v. Job 38:7) worden engelen en sterren verbonden..
Vers 3
3. Looft Hem, zon en maan! Looft Hem, alle gij lichtende sterren!Vers 3
3. Looft Hem, zon en maan! Looft Hem, alle gij lichtende sterren!Vers 4
4. Looft Hem, gij hemelen der hemelen (Deuteronomy 10:14. 1 Kings 8:27. Psalms 19:2), en gij wateren, die boven de hemelen zijt (Genesis 1:7. Psalms 104:3)! Enige schepselen zijn er, die de neiging hebben God te loven, een welbehagen aan Hem hebbende; andere, die de levende neiging of de kennis om God te kannen prijzen missen, maar omdat zij ook goed en op hun wijze goed geordend zijn, en behoren tot de schoonheid van het geheel, dat God geschapen heeft, zo prijzen zij wel is waar God niet met hart en mond, maar wanneer de met kennis begaafde wezens ze beschouwen, zo wordt God toch door deze geprezen, en omdat God geprezen wordt om hunnentwil, zo loven zij in zekeren zin God. -Maar waarom zegt hij, terwijl zij alle toch God reeds prijzen: "looft?" Omdat hij zich verheugt in hunnen lof en daarom zijne opwekking daaraan toevoegt. Even als wanneer wij mensen aantreffen, die iets goeds verrichten met vreugde, in den wijnberg, in den oogsttijd of in enig ander bedrijf van den landbouw, en wij behagen scheppen in hetgeen zij doen, en wij zeggen: "goed zo, gaat voort," niet alsof zij nu eerst begonnen, maar om ons welbehagen in zegenwens of aansporing uit te drukken.Volgens sommigen is dit dichterlijk uitgedrukt, maar waarom kunnen in de bovenste hemelen ook geen wateren zijn, waar de Schrift er gedurig op wijst?
Vers 4
4. Looft Hem, gij hemelen der hemelen (Deuteronomy 10:14. 1 Kings 8:27. Psalms 19:2), en gij wateren, die boven de hemelen zijt (Genesis 1:7. Psalms 104:3)! Enige schepselen zijn er, die de neiging hebben God te loven, een welbehagen aan Hem hebbende; andere, die de levende neiging of de kennis om God te kannen prijzen missen, maar omdat zij ook goed en op hun wijze goed geordend zijn, en behoren tot de schoonheid van het geheel, dat God geschapen heeft, zo prijzen zij wel is waar God niet met hart en mond, maar wanneer de met kennis begaafde wezens ze beschouwen, zo wordt God toch door deze geprezen, en omdat God geprezen wordt om hunnentwil, zo loven zij in zekeren zin God. -Maar waarom zegt hij, terwijl zij alle toch God reeds prijzen: "looft?" Omdat hij zich verheugt in hunnen lof en daarom zijne opwekking daaraan toevoegt. Even als wanneer wij mensen aantreffen, die iets goeds verrichten met vreugde, in den wijnberg, in den oogsttijd of in enig ander bedrijf van den landbouw, en wij behagen scheppen in hetgeen zij doen, en wij zeggen: "goed zo, gaat voort," niet alsof zij nu eerst begonnen, maar om ons welbehagen in zegenwens of aansporing uit te drukken.Volgens sommigen is dit dichterlijk uitgedrukt, maar waarom kunnen in de bovenste hemelen ook geen wateren zijn, waar de Schrift er gedurig op wijst?
Vers 5
5. Dat zij den naam des HEEREN loven, want aan Hem hebben zij hun aanzijn te danken; a) als Hij het beval, zo werden zij geschapen1).a) Genesis 1:6,Genesis 1:7,Genesis 1:8, Psalms 33:6,Psalms 33:9. Psalms 115:3.
1) In dit en in het volgende vers voert de dichter den grond aan, waarom zij den Heere moeten loven, dewijl de Heere ze heeft geschapen. God, de Heere, heeft alles geschapen, om Zichzelfs wille, opdat de ganse schepping Hem verheerlijken zou. En al is het waar, dat de schepping, ook de onbezielde schepping zucht onder de val van den mens, toch is zij geroepen, om den Heere te loven en te prijzen.
Vers 5
5. Dat zij den naam des HEEREN loven, want aan Hem hebben zij hun aanzijn te danken; a) als Hij het beval, zo werden zij geschapen1).a) Genesis 1:6,Genesis 1:7,Genesis 1:8, Psalms 33:6,Psalms 33:9. Psalms 115:3.
1) In dit en in het volgende vers voert de dichter den grond aan, waarom zij den Heere moeten loven, dewijl de Heere ze heeft geschapen. God, de Heere, heeft alles geschapen, om Zichzelfs wille, opdat de ganse schepping Hem verheerlijken zou. En al is het waar, dat de schepping, ook de onbezielde schepping zucht onder de val van den mens, toch is zij geroepen, om den Heere te loven en te prijzen.
Vers 6
6. En a) Hij heeft ze bevestigd voor altoos in eeuwigheid, op de plaats, die Hij hun eenmaal heeft aangewezen; Hij b) heeft hun ene orde gegeven, die geen van hen zal overtreden, Hij bestuurt die alle volgens vaste en wijze wetten.a) Psalms 104:5; Psalms 119:91. b) Job 14:5,Job 14:13; Job 26:10; Job 38:33.
`s Heren wijsheid en almacht heeft aan elk Zijner schepselen, zijn plaats, grenzen en loop gesteld; die order kunnen zij niet overgaan, die plaats moeten zij behouden en zich naar die ordening voortbewegen..
7.
II. Psalms 148:7-Psalms 148:14. De aansporing tot lof van God komt verder tot alle aardse schepselen, dat zij van de aarde Zijnen roem verkondigen; er wordt begonnen met het diepste, de zee, dan opgestegen tot het hoogste, de verschijnselen in de streek der lucht, om langer te vertoeven bij hetgeen op aarde is. Het komt in `t bijzonder op den mens aan, aan wie als een priesterlijk wezen, boven alle andere schepselen, het grootste werk is opgedragen, Gods lof te bezingen, en er is geen stand, noch ouderdom, noch geslacht, waaraan niet de stof daartoe zou gegeven zijn; en gelijk de mens, het bijzonder gezegende en priesterlijke geslacht is te midden der verstandeloze schepselen, die hem omgeven, zo is wederom Israël het bijzonder gezegende en priesterlijke geslacht onder de mensen.
Vers 6
6. En a) Hij heeft ze bevestigd voor altoos in eeuwigheid, op de plaats, die Hij hun eenmaal heeft aangewezen; Hij b) heeft hun ene orde gegeven, die geen van hen zal overtreden, Hij bestuurt die alle volgens vaste en wijze wetten.a) Psalms 104:5; Psalms 119:91. b) Job 14:5,Job 14:13; Job 26:10; Job 38:33.
`s Heren wijsheid en almacht heeft aan elk Zijner schepselen, zijn plaats, grenzen en loop gesteld; die order kunnen zij niet overgaan, die plaats moeten zij behouden en zich naar die ordening voortbewegen..
7.
II. Psalms 148:7-Psalms 148:14. De aansporing tot lof van God komt verder tot alle aardse schepselen, dat zij van de aarde Zijnen roem verkondigen; er wordt begonnen met het diepste, de zee, dan opgestegen tot het hoogste, de verschijnselen in de streek der lucht, om langer te vertoeven bij hetgeen op aarde is. Het komt in `t bijzonder op den mens aan, aan wie als een priesterlijk wezen, boven alle andere schepselen, het grootste werk is opgedragen, Gods lof te bezingen, en er is geen stand, noch ouderdom, noch geslacht, waaraan niet de stof daartoe zou gegeven zijn; en gelijk de mens, het bijzonder gezegende en priesterlijke geslacht is te midden der verstandeloze schepselen, die hem omgeven, zo is wederom Israël het bijzonder gezegende en priesterlijke geslacht onder de mensen.
Vers 7
7. Looft den HEERE van de aarde, alle gij hare bewoners! gij walvissen en andere zeebewoners, en gij alle, die in de afgronden zijt.Vers 7
7. Looft den HEERE van de aarde, alle gij hare bewoners! gij walvissen en andere zeebewoners, en gij alle, die in de afgronden zijt.Vers 8
8. Vuur en hagel, sneeuw en damp; gij stormwind, die Zijn woord doet 1), gene blinde natuurkracht zijt, maar door wijze hand wordt geleid.1) Ook de stomme natuurkrachten zijn voor den Heere dienaren en boden, die, door Hem verwekt, Zijn wil moeten doen. In hun macht en in hun kracht worden zij door Hem geleid en bestuurd. Ook ten dezen opzichte geldt het: Hij spreekt en het is er, Hij gebiedt en het staat er.
Vers 8
8. Vuur en hagel, sneeuw en damp; gij stormwind, die Zijn woord doet 1), gene blinde natuurkracht zijt, maar door wijze hand wordt geleid.1) Ook de stomme natuurkrachten zijn voor den Heere dienaren en boden, die, door Hem verwekt, Zijn wil moeten doen. In hun macht en in hun kracht worden zij door Hem geleid en bestuurd. Ook ten dezen opzichte geldt het: Hij spreekt en het is er, Hij gebiedt en het staat er.
Vers 9
9. Gij bergen en alle heuvelen; vruchtbomen, beladen met voedende en verkwikkende vrucht, en alle cederbomen, die door de kunst tot menig nuttige doeleinden gebruikt worden.Vers 9
9. Gij bergen en alle heuvelen; vruchtbomen, beladen met voedende en verkwikkende vrucht, en alle cederbomen, die door de kunst tot menig nuttige doeleinden gebruikt worden.Vers 10
10. Het wild gedierte en alle vee; kruipend gedierte en gevleugeld gevogelte!Vers 10
10. Het wild gedierte en alle vee; kruipend gedierte en gevleugeld gevogelte!Vers 11
11. Maar bovenal, gij mensen van wat rang of stand, leeftijd of kunne gij zijt, Gij koningen der aarde en alle volken! gij vorsten en alle rechters der aarde!Vers 11
11. Maar bovenal, gij mensen van wat rang of stand, leeftijd of kunne gij zijt, Gij koningen der aarde en alle volken! gij vorsten en alle rechters der aarde!Vers 12
12. Jongelingen en ook maagden; gij ouden met de jongen 1) (Jeremiah 31:13)!1) Van de onbezielde schepping gaat de dichter in Psalms 148:11, Psalms 148:12 over tot de mensenwereld. Want al heeft de mens God den rug toegekeerd, toen hij in Adam viel, toch blijft God, de Heere, eisen, dat hij Zijn Naam love en verheerlijke.
Vers 12
12. Jongelingen en ook maagden; gij ouden met de jongen 1) (Jeremiah 31:13)!1) Van de onbezielde schepping gaat de dichter in Psalms 148:11, Psalms 148:12 over tot de mensenwereld. Want al heeft de mens God den rug toegekeerd, toen hij in Adam viel, toch blijft God, de Heere, eisen, dat hij Zijn Naam love en verheerlijke.
Vers 13
13. Dat zij den naam des HEEREN loven; want a) Zijn naam alleen is hoogverheven; Zijne Majesteit is over de aarde en den hemel, de hemelen vertellen Zijne eer, en de ganse aarde is van Zijne heerlijkheid vol.a) Proverbs 18:10; Isaiah 12:4.
Vers 13
13. Dat zij den naam des HEEREN loven; want a) Zijn naam alleen is hoogverheven; Zijne Majesteit is over de aarde en den hemel, de hemelen vertellen Zijne eer, en de ganse aarde is van Zijne heerlijkheid vol.a) Proverbs 18:10; Isaiah 12:4.
Vers 14
14. En bovenal betaamt het Israël, om den Heere te loven, want Hij a) heeft den hoorn Zijns volks verhoogd, nadat die zolang in `t stof had gelegen (Job 16:15. Psalms 92:11), Hij heeft ons uit Babels ballingschap geleid, en daardoor hersteld den roem al Zijner gunstgenoten (Psalms 149:1,Psalms 149:5),der kinderen Israël's, des volks, dat nabij Hem is en bijzonder door Hem wordt begunstigd (Exodus 19:5). Halleluja!a) Psalms 132:17.
Gelijk de mens als de laatst geschapene ook het doel is om datgene, dat God verder voor heeft met de ten einde gebrachte schepping, zo is de gemeente Gods op aarde het middelpunt van het heelal, het doel der wereldgeschiedenis, en de verheerlijking van deze gemeente is het keerpunt tot de wereldvernieuwing.
Ons bepeinzen in het tegenwoordige leven moet zich bewegen in den lof Gods; want de eeuwige zaligheid van ons toekomstig leven zal zijn de lof Gods, en niemand kan voor het gindse leven geschikt worden, die zich daarvoor niet heeft voorbereid. Zo loven wij dan nu God, maar wij bidden ook tot Hem. In ons loven heerst de vreugde, in ons bidden het zuchten. Want er is ons iets beloofd, en dewijl Hij getrouw is, die het ons beloofd heeft, zo verblijden wij ons in hope; maar omdat wij het nog niet bezitten, smachten wij van verlangen. Het is goed in dit verlangen te blijven uitzien totdat het komt, wat ons beloofd is, en het zuchten verdwijnt en alleen de lof daarop volgt.
Vers 14
14. En bovenal betaamt het Israël, om den Heere te loven, want Hij a) heeft den hoorn Zijns volks verhoogd, nadat die zolang in `t stof had gelegen (Job 16:15. Psalms 92:11), Hij heeft ons uit Babels ballingschap geleid, en daardoor hersteld den roem al Zijner gunstgenoten (Psalms 149:1,Psalms 149:5),der kinderen Israël's, des volks, dat nabij Hem is en bijzonder door Hem wordt begunstigd (Exodus 19:5). Halleluja!a) Psalms 132:17.
Gelijk de mens als de laatst geschapene ook het doel is om datgene, dat God verder voor heeft met de ten einde gebrachte schepping, zo is de gemeente Gods op aarde het middelpunt van het heelal, het doel der wereldgeschiedenis, en de verheerlijking van deze gemeente is het keerpunt tot de wereldvernieuwing.
Ons bepeinzen in het tegenwoordige leven moet zich bewegen in den lof Gods; want de eeuwige zaligheid van ons toekomstig leven zal zijn de lof Gods, en niemand kan voor het gindse leven geschikt worden, die zich daarvoor niet heeft voorbereid. Zo loven wij dan nu God, maar wij bidden ook tot Hem. In ons loven heerst de vreugde, in ons bidden het zuchten. Want er is ons iets beloofd, en dewijl Hij getrouw is, die het ons beloofd heeft, zo verblijden wij ons in hope; maar omdat wij het nog niet bezitten, smachten wij van verlangen. Het is goed in dit verlangen te blijven uitzien totdat het komt, wat ons beloofd is, en het zuchten verdwijnt en alleen de lof daarop volgt.