Lectionary Calendar
Friday, November 22nd, 2024
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
advertisement
advertisement
advertisement
Attention!
Tired of seeing ads while studying? Now you can enjoy an "Ads Free" version of the site for as little as 10¢ a day and support a great cause!
Click here to learn more!
Click here to learn more!
Bible Commentaries
Dächsel Bijbelverklaring Dächsel Bijbelverklaring
Auteursrechtverklaring
Deze bestanden zijn publiek domein en zijn een afgeleide van een elektronische editie die beschikbaar is op de website Bible Support.
Deze bestanden zijn publiek domein en zijn een afgeleide van een elektronische editie die beschikbaar is op de website Bible Support.
Bibliografische Informatie
Dächsel, Karl August. "Commentaar op Psalms 142". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/commentaries/dut/dac/psalms-142.html. 1862-80.
Dächsel, Karl August. "Commentaar op Psalms 142". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/
Whole Bible (3)
Inleiding
Bijbelverkaring van Dchsel, PSALMEN 142PSALM 142.
DAVIDS GEBED OM HULP EN REDDING.
Inleiding
Bijbelverkaring van Dchsel, PSALMEN 142PSALM 142.
DAVIDS GEBED OM HULP EN REDDING.
Vers 1
1. Ene onderwijzing (Psalms 89:1) van David, een gebed (Psalms 90:1; Psalms 102:1. Habak. 3:1), als hij in de spelonk was (1 Samuel 24:3 ).David ziet in zijne wanhopigen toestand, toen hij in de spelonk was, een voorbeeld van den toekomstigen toestand van zijn geslacht en van de gemeente, zijne gedachten in de spelonk legt hij als ene onderwijzing voor. Als het met hen, op het hoogst is gekomen-en daartoe zal het komen, want den kinderen zal het niet anders gaan dan den vader, ook zij zullen hunnen Saul hebben-dan moeten zij toch niet wanhopend worden, maar hun klachten voor den Heere uitstorten..
I. Psalms 142:2-Psalms 142:5. Met luide stem roept David God om redding aan, van wege de grootheid van zijnen angst; want zelfs de ogen van God, wien zijn weg bekend is, zullen slechts strikken ontdekken op zijnen weg, maar geen vriend, die zich zijner zou willen of kunnen ontfermen.
Vers 1
1. Ene onderwijzing (Psalms 89:1) van David, een gebed (Psalms 90:1; Psalms 102:1. Habak. 3:1), als hij in de spelonk was (1 Samuel 24:3 ).David ziet in zijne wanhopigen toestand, toen hij in de spelonk was, een voorbeeld van den toekomstigen toestand van zijn geslacht en van de gemeente, zijne gedachten in de spelonk legt hij als ene onderwijzing voor. Als het met hen, op het hoogst is gekomen-en daartoe zal het komen, want den kinderen zal het niet anders gaan dan den vader, ook zij zullen hunnen Saul hebben-dan moeten zij toch niet wanhopend worden, maar hun klachten voor den Heere uitstorten..
I. Psalms 142:2-Psalms 142:5. Met luide stem roept David God om redding aan, van wege de grootheid van zijnen angst; want zelfs de ogen van God, wien zijn weg bekend is, zullen slechts strikken ontdekken op zijnen weg, maar geen vriend, die zich zijner zou willen of kunnen ontfermen.
Vers 2
2. Ik riep niet slechts inwendig, gelijk Mozes deed (Exodus 14:15), maar met mijne stem, dus luide, tot den HEERE: ik smeekte tot den HEERE met mijne stem (Psalms 3:5; Psalms 30:9).Het luide gebed oefent ene bijzonder verkwikkende, versterkende, heiligende en vertroostende kracht op den bidder uit, daar hij een gebed in het hart de bepaling der gedachten op God dikwijls veel moeilijker is..
Het ambulando- (bij het voortgaan) bidden heeft iets bijzonder lieflijks: men beproeve het slechts!
Te midden van zijn donkerheden en duisternissen, weet David toch, dat de Heere God zijnen weg kent, bekend is met al de gevaren, die hem omringen en daarom is het zijn innige zielsbehoefte, om zijn weg en zijne benauwdheid voor den Heere bloot te leggen.
Vers 2
2. Ik riep niet slechts inwendig, gelijk Mozes deed (Exodus 14:15), maar met mijne stem, dus luide, tot den HEERE: ik smeekte tot den HEERE met mijne stem (Psalms 3:5; Psalms 30:9).Het luide gebed oefent ene bijzonder verkwikkende, versterkende, heiligende en vertroostende kracht op den bidder uit, daar hij een gebed in het hart de bepaling der gedachten op God dikwijls veel moeilijker is..
Het ambulando- (bij het voortgaan) bidden heeft iets bijzonder lieflijks: men beproeve het slechts!
Te midden van zijn donkerheden en duisternissen, weet David toch, dat de Heere God zijnen weg kent, bekend is met al de gevaren, die hem omringen en daarom is het zijn innige zielsbehoefte, om zijn weg en zijne benauwdheid voor den Heere bloot te leggen.
Vers 3
3. Ik stortte mijne klacht, de zorgvolle gedachten, die mijne ziel heen en weer bewogen, uit voor Zijn aangezicht; ik gaf te kennen voor Zijn aangezicht mijne benauwdheid (Psalms 62:9; Psalms 102:1). 4. a) Als mijn geest in mij overstelpt was, als ik geheel moedeloos was, zo hebt Gij, o Heere! mijn pad gekend, en mij veroorloofd mijn bezorgd en beangst hart geheel en al voor U te ontdekken; in zulk een toestand bevind ik mij nu. Zij hebben mij enen strik verborgen op den weg, dien ik gaan zou. (Psalms 140:6).a) Psalms 77:4.
1) Een overstelpte geest is door de wateren van droefheid en angst, ganselijk verzonken; zijn denkkracht is ondergegaan, zijn vermogen om te oordelen en te overleggen, wat hem te doen staat, heeft hem begeven, hij is onmachtig zich te redden. Maar de Heere is zulke verslagenen van Geest, zulke door onweder voortgedrevenen nabij..
Vers 3
3. Ik stortte mijne klacht, de zorgvolle gedachten, die mijne ziel heen en weer bewogen, uit voor Zijn aangezicht; ik gaf te kennen voor Zijn aangezicht mijne benauwdheid (Psalms 62:9; Psalms 102:1). 4. a) Als mijn geest in mij overstelpt was, als ik geheel moedeloos was, zo hebt Gij, o Heere! mijn pad gekend, en mij veroorloofd mijn bezorgd en beangst hart geheel en al voor U te ontdekken; in zulk een toestand bevind ik mij nu. Zij hebben mij enen strik verborgen op den weg, dien ik gaan zou. (Psalms 140:6).a) Psalms 77:4.
1) Een overstelpte geest is door de wateren van droefheid en angst, ganselijk verzonken; zijn denkkracht is ondergegaan, zijn vermogen om te oordelen en te overleggen, wat hem te doen staat, heeft hem begeven, hij is onmachtig zich te redden. Maar de Heere is zulke verslagenen van Geest, zulke door onweder voortgedrevenen nabij..
Vers 5
5. Ik zag uit ter rechterhand, en ziet, zo was er niemand, die mij kende, geen enkel vriend; er was geen ontvlieden voor mij; niemand zorgde voor mijne ziel, voor mijn leven.Ter rechterhand staan de helpers en verdedigers (Psalms 109:31; Psalms 110:5)..
Het gebed van den dichter wordt nu, terwijl hij zich in zijne benauwden toestand verdiept, inniger en vuriger. Overal, waar hij ook moet gaan, bedreigen hem de lagen zijner sluwe vijanden. Zelfs God aanziend oog zou geen enkele vinden, die met trouwe zorg zich over hem bekommerde. Zo roept hij dan, los van al wat zienlijk is, tot den Onzienlijke. Hij is zijn toevlucht, Hij is zijn deel in het land der levenden..
6.
II. Psalms 142:6-Psalms 142:8. Hoe meer de Heere, Zijn God, des zangers enig vertrouwen is, zijn enig deel op aarde, met des te meer aandrang des geloofs houdt hij zich nu ook aan den Heere vast en roept hij in den angst, die hem van alle zijden benauwt, zijn hulpgeschrei uit. Daarbij blijft hij echter niet bij zich zelven staan, maar hij denkt er aan, dat aan zijn lot het geloof verbonden is van het hoopje rechtvaardigen-ook ter versterking van hun geloof, begeert hij zijne eigene redding.
Vers 5
5. Ik zag uit ter rechterhand, en ziet, zo was er niemand, die mij kende, geen enkel vriend; er was geen ontvlieden voor mij; niemand zorgde voor mijne ziel, voor mijn leven.Ter rechterhand staan de helpers en verdedigers (Psalms 109:31; Psalms 110:5)..
Het gebed van den dichter wordt nu, terwijl hij zich in zijne benauwden toestand verdiept, inniger en vuriger. Overal, waar hij ook moet gaan, bedreigen hem de lagen zijner sluwe vijanden. Zelfs God aanziend oog zou geen enkele vinden, die met trouwe zorg zich over hem bekommerde. Zo roept hij dan, los van al wat zienlijk is, tot den Onzienlijke. Hij is zijn toevlucht, Hij is zijn deel in het land der levenden..
6.
II. Psalms 142:6-Psalms 142:8. Hoe meer de Heere, Zijn God, des zangers enig vertrouwen is, zijn enig deel op aarde, met des te meer aandrang des geloofs houdt hij zich nu ook aan den Heere vast en roept hij in den angst, die hem van alle zijden benauwt, zijn hulpgeschrei uit. Daarbij blijft hij echter niet bij zich zelven staan, maar hij denkt er aan, dat aan zijn lot het geloof verbonden is van het hoopje rechtvaardigen-ook ter versterking van hun geloof, begeert hij zijne eigene redding.
Vers 6
6. Tot U riep ik, o HEERE! (Psalms 142:2)ik zei: Gij zijt mijne Toevlucht (Psalms 62:8; Psalms 71:7; Psalms 91:2 Psalms 62:7 Psalms 71:7 Psalms 91:2), mijn Deel (Psalms 16:5; Psalms 73:26),in het land der levenden (Psalms 27:13; Psalms 52:7. Isaiah 53:8).1) Hier blijkt het weer zo treffend, dat Davids geloof hem niet heeft begeven, maar dat de Heilige Geest den wortel er van heeft gesterkt, ook toen hij, als hij zag op de omstandigheden, aan alles zou gaan vertwijfelen. Maar de Heere had hem juist zo losgemaakt van den mens, opdat hij zich aan den Heere zou vastklemmen, en daarna komt hij tot den heerlijken uitroep en de zalige bevinding des geloofs: Gij zijt mijn deel.
Vers 6
6. Tot U riep ik, o HEERE! (Psalms 142:2)ik zei: Gij zijt mijne Toevlucht (Psalms 62:8; Psalms 71:7; Psalms 91:2 Psalms 62:7 Psalms 71:7 Psalms 91:2), mijn Deel (Psalms 16:5; Psalms 73:26),in het land der levenden (Psalms 27:13; Psalms 52:7. Isaiah 53:8).1) Hier blijkt het weer zo treffend, dat Davids geloof hem niet heeft begeven, maar dat de Heilige Geest den wortel er van heeft gesterkt, ook toen hij, als hij zag op de omstandigheden, aan alles zou gaan vertwijfelen. Maar de Heere had hem juist zo losgemaakt van den mens, opdat hij zich aan den Heere zou vastklemmen, en daarna komt hij tot den heerlijken uitroep en de zalige bevinding des geloofs: Gij zijt mijn deel.
Vers 7
7. Let op mijn geschrei (Psalms 17:1; Psalms 61:2), want ik ben zeer uitgeteerd, zwak en mager geworden (Psalms 79:8. Judges 6:6); a) red mij van mijne vervolgers (Psalms 7:2), want zij zijn machtiger dan ik (Psalms 18:18). a) Psalms 41:2; Psalms 116:6.Vers 7
7. Let op mijn geschrei (Psalms 17:1; Psalms 61:2), want ik ben zeer uitgeteerd, zwak en mager geworden (Psalms 79:8. Judges 6:6); a) red mij van mijne vervolgers (Psalms 7:2), want zij zijn machtiger dan ik (Psalms 18:18). a) Psalms 41:2; Psalms 116:6.Vers 8
8. Voer mijne ziel uit de gevangenis (Psalms 25:17; Psalms 143:11), uit deze spelonk, om Uwen naam te loven (Psalms 7:18); de rechtvaardigen zullen, met ware deelneming in mijn heil, waarvan zij weten, dat het ook het hun is, mij omringen, wanneer Gij wel bij mij zult gedaan hebben (Psalms 35:27; Psalms 40:17).Het dubbel vooruitzicht: de Goddelijke weldaad van zijne redding zal dienen tot lof van den naam Gods en tot grote vreugde van alle rechtvaardigen, heeft zijne oorzaak daarin, dat David in `t rijk Gods ene zeer gewichtige plaats innam, daar hij de uitverkorene Gods, de gezalfde van Jehova was, wiens persoonlijk lot met dat van zijn volk door Gods hand onoplosbaar was verbonden..
Vers 8
8. Voer mijne ziel uit de gevangenis (Psalms 25:17; Psalms 143:11), uit deze spelonk, om Uwen naam te loven (Psalms 7:18); de rechtvaardigen zullen, met ware deelneming in mijn heil, waarvan zij weten, dat het ook het hun is, mij omringen, wanneer Gij wel bij mij zult gedaan hebben (Psalms 35:27; Psalms 40:17).Het dubbel vooruitzicht: de Goddelijke weldaad van zijne redding zal dienen tot lof van den naam Gods en tot grote vreugde van alle rechtvaardigen, heeft zijne oorzaak daarin, dat David in `t rijk Gods ene zeer gewichtige plaats innam, daar hij de uitverkorene Gods, de gezalfde van Jehova was, wiens persoonlijk lot met dat van zijn volk door Gods hand onoplosbaar was verbonden..