Lectionary Calendar
Friday, November 22nd, 2024
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
advertisement
advertisement
advertisement
Attention!
For 10¢ a day you can enjoy StudyLight.org ads
free while helping to build churches and support pastors in Uganda.
Click here to learn more!
free while helping to build churches and support pastors in Uganda.
Click here to learn more!
Bible Commentaries
Dächsel Bijbelverklaring Dächsel Bijbelverklaring
Auteursrechtverklaring
Deze bestanden zijn publiek domein en zijn een afgeleide van een elektronische editie die beschikbaar is op de website Bible Support.
Deze bestanden zijn publiek domein en zijn een afgeleide van een elektronische editie die beschikbaar is op de website Bible Support.
Bibliografische Informatie
Dächsel, Karl August. "Commentaar op Psalms 137". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/commentaries/dut/dac/psalms-137.html. 1862-80.
Dächsel, Karl August. "Commentaar op Psalms 137". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/
Whole Bible (3)
Inleiding
Bijbelverkaring van Dchsel, PSALMEN 137PSALM 137.
TREURIGHEID DER JODEN IN DE BALLINGSCHAP.
Naar tijdsorde sluit deze Psalm niet zozeer aan den vorigen, maar meer aan den voorlaatsten. Zagen wij in dien de Israëlieten vertrekken van den tempel, tot welks inwijding zij verzameld geweest waren, zo zien wij ze hier na 3-4 weken weer in het heiligdom te zamen, om, "met vreugde" het feest der ongezuurde broden 7 dagen lang te houden (Ezra 6:18 ). Onze Psalm zou ook wel dadelijk aan Psalms 135:1 zijn aangesloten, wanneer de laatste niet door de nauwe verwantschap van zijn inhoud in Psalms 135:5-Psalms 135:12 met Psalms 136:1-Psalms 136:22 had aanleiding gegeven tot invoeging van dit lied, hetwelk op dat punt noch enigzins uitvoeriger is.
I. Psalms 137:1-Psalms 137:3. Terwijl de gemeente nu weer daar liederen kan zingen, waar zij alleen behoren te zijn, namelijk te Jeruzalem, in het vaderland en op de plaats des heiligdoms, denkt zij aan den tijd, toen alle blij gezang moest verstommen, toen men zich alleen aan de rivieren kon nederzetten en wenen, maar gene Zionsliederen kon zingen of zich verheugen.
Inleiding
Bijbelverkaring van Dchsel, PSALMEN 137PSALM 137.
TREURIGHEID DER JODEN IN DE BALLINGSCHAP.
Naar tijdsorde sluit deze Psalm niet zozeer aan den vorigen, maar meer aan den voorlaatsten. Zagen wij in dien de Israëlieten vertrekken van den tempel, tot welks inwijding zij verzameld geweest waren, zo zien wij ze hier na 3-4 weken weer in het heiligdom te zamen, om, "met vreugde" het feest der ongezuurde broden 7 dagen lang te houden (Ezra 6:18 ). Onze Psalm zou ook wel dadelijk aan Psalms 135:1 zijn aangesloten, wanneer de laatste niet door de nauwe verwantschap van zijn inhoud in Psalms 135:5-Psalms 135:12 met Psalms 136:1-Psalms 136:22 had aanleiding gegeven tot invoeging van dit lied, hetwelk op dat punt noch enigzins uitvoeriger is.
I. Psalms 137:1-Psalms 137:3. Terwijl de gemeente nu weer daar liederen kan zingen, waar zij alleen behoren te zijn, namelijk te Jeruzalem, in het vaderland en op de plaats des heiligdoms, denkt zij aan den tijd, toen alle blij gezang moest verstommen, toen men zich alleen aan de rivieren kon nederzetten en wenen, maar gene Zionsliederen kon zingen of zich verheugen.
Vers 1
1. Aan de rivieren van Babel, aan de oevers van Eufraat, Tiger, Chaboras en Ulai (Ezekiel 1:1. Daniel 8:2. 2 Kings 20:12 ), daar in den vreemde als gevangenen onder de heerschappij van de wereldse machten zaten wij 1) tot nog v r 21 jaren, ook weenden wij, als wij gedachten aan Zion. 2)1) De oever van rivieren en zee is ene lievelingsplaats van zodanigen, welke de diepe treurigheid van het gevoel der mensen in de eenzaamheid drijft; het eentonig golfgeklots onderhoudt de afwisseling van doffe, zwaarmoedige gedachten en tevens oefent de aanblik van het koele, frisse water ene verzachtende werking uit op den verterenden gloed in het hart..
De ballingen hadden hun woonplaatsen aan de rivier den Eufraat en den Tiger, den Chebar en den Ulai (Ezekiel 1:1-Ezekiel 1:3. Daniel 8:2). Aan de oevers er van kwamen zij te zamen, om te weeklagen over de breuke des volks, over de verwoesting van stad en tempel. Hun hart zag met verlangen uit naar de ure, wanneer hun voeten weer staan mochten in Jeruzalems poorten. En dit was nog te midden van al de ellende een heerlijk teken. Het toonde, dat zij niet opgingen in het heidendom, maar vasthielden, door Gods ontferming, aan den voorvaderlijken Godsdienst. Juist dat weeklagen was een werking des Geestes, opdat er weer een roepen zou komen om verlossing uit hun droeven toestand. Een ziele, die waarlijk klaagt, is niet meer een verloren ziele.
2) De herinnering aan Zion is gene aan het vaderland in den gewonen zin; het komt niet zozeer als burgerlijke, als wel als geestelijke hoofdstad des volks in aanmerking, als de plaats, waar de Heere met Zijn volk samenwoonde. Van Zion gescheiden zijn, heette gescheiden te zijn van God, de bron van alle leven en vreugde. (Psalms 42:1, 43)..
Daar zaten wij op vastgestelde tijden in ene treurige gestalte, in zak en as, op aarde neer. Ook weenden wij dan en stortten gemeenschappelijk enen vloed van tranen, als wij gedachten aan Zion en plechtig gedachtenis hielden van Jeruzalems verwoesting. Die dag was voor ons een dag van treurigheid en tranen..
Zij waren dan enkel treurigheid en tranen. Geen der vreugdeliederen, die zij in Zion pleegden te zingen, kwam in hun hart of over hun klagende lippen. Zelfs hun snarenspel, hun harpen hadden zij ontstemd aan de wilgen gehangen. Hun hart en hand weigerden er tonen aan te ontlokken, de wind alleen speelde nog tussen de ontstemde snaren..
Vers 1
1. Aan de rivieren van Babel, aan de oevers van Eufraat, Tiger, Chaboras en Ulai (Ezekiel 1:1. Daniel 8:2. 2 Kings 20:12 ), daar in den vreemde als gevangenen onder de heerschappij van de wereldse machten zaten wij 1) tot nog v r 21 jaren, ook weenden wij, als wij gedachten aan Zion. 2)1) De oever van rivieren en zee is ene lievelingsplaats van zodanigen, welke de diepe treurigheid van het gevoel der mensen in de eenzaamheid drijft; het eentonig golfgeklots onderhoudt de afwisseling van doffe, zwaarmoedige gedachten en tevens oefent de aanblik van het koele, frisse water ene verzachtende werking uit op den verterenden gloed in het hart..
De ballingen hadden hun woonplaatsen aan de rivier den Eufraat en den Tiger, den Chebar en den Ulai (Ezekiel 1:1-Ezekiel 1:3. Daniel 8:2). Aan de oevers er van kwamen zij te zamen, om te weeklagen over de breuke des volks, over de verwoesting van stad en tempel. Hun hart zag met verlangen uit naar de ure, wanneer hun voeten weer staan mochten in Jeruzalems poorten. En dit was nog te midden van al de ellende een heerlijk teken. Het toonde, dat zij niet opgingen in het heidendom, maar vasthielden, door Gods ontferming, aan den voorvaderlijken Godsdienst. Juist dat weeklagen was een werking des Geestes, opdat er weer een roepen zou komen om verlossing uit hun droeven toestand. Een ziele, die waarlijk klaagt, is niet meer een verloren ziele.
2) De herinnering aan Zion is gene aan het vaderland in den gewonen zin; het komt niet zozeer als burgerlijke, als wel als geestelijke hoofdstad des volks in aanmerking, als de plaats, waar de Heere met Zijn volk samenwoonde. Van Zion gescheiden zijn, heette gescheiden te zijn van God, de bron van alle leven en vreugde. (Psalms 42:1, 43)..
Daar zaten wij op vastgestelde tijden in ene treurige gestalte, in zak en as, op aarde neer. Ook weenden wij dan en stortten gemeenschappelijk enen vloed van tranen, als wij gedachten aan Zion en plechtig gedachtenis hielden van Jeruzalems verwoesting. Die dag was voor ons een dag van treurigheid en tranen..
Zij waren dan enkel treurigheid en tranen. Geen der vreugdeliederen, die zij in Zion pleegden te zingen, kwam in hun hart of over hun klagende lippen. Zelfs hun snarenspel, hun harpen hadden zij ontstemd aan de wilgen gehangen. Hun hart en hand weigerden er tonen aan te ontlokken, de wind alleen speelde nog tussen de ontstemde snaren..
Vers 2
2. Wij hebben daar onze harpen, die te voren ons blij gezang begeleidden, gehangen aan de wilgen, die daarin, in het land van Babel zijn; want de tijd om ons te verkwikken met muziek was ten einde (Jeremiah 7:34).Men moet hier in de eerste plaats aan dan treurwilg denken, die in Babylonië te huis is, en daarom ook in het systeem Salix Babylonica (Babylonische wilg) heet.
Vers 2
2. Wij hebben daar onze harpen, die te voren ons blij gezang begeleidden, gehangen aan de wilgen, die daarin, in het land van Babel zijn; want de tijd om ons te verkwikken met muziek was ten einde (Jeremiah 7:34).Men moet hier in de eerste plaats aan dan treurwilg denken, die in Babylonië te huis is, en daarom ook in het systeem Salix Babylonica (Babylonische wilg) heet.
Vers 3
3. Tot onze diepe smart kwam ook daar nog die honende vreugde onzer verdrukkers bij, als zij, die ons aldaar gevangen hielden, de woorden eens lieds van ons begeerden, en zij a) die overhoop, ter aarde, geworpen hadden, vreugd, zeggende: Zingt ons een van de liederen Zions, een van uwe heilige liederen, opdat wij er ons in vermaken. a) Psalms 79:1.Ook de heidenen moeten hebben geweten van de vreugdepsalmen, die Israël gewoon was voor zijnen God te zingen; hier en daar hebben zij er zeker een vernomen, en ook in hun oren moeten zij lieflijk hebben geklonken. Even als Belsazar de vaten van hen tempel (Daniel 5:2), zo verlangen zij die geheiligde liederen, om zich een vrolijk uur te verschaffen. Hadden de zangers het ook anders over zich kunnen verkrijgen, om hun kunst te beoefenen, zo was het onmogelijk enen vreugde-psalm aan te heffen, en vooral voor de oren dergenen, die de ellende over hen hadden gebracht..
4.
II. Psalms 137:4-Psalms 137:6. De gemeente is zo levendig in haar ondervonden leed geplaatst, dat zij nu ook luide het antwoord geeft op dien eis van Babels zonen, dien zij vroeger slechts stilzwijgende had aangehoord. Zij is zo vervuld van de liefde tot de heilige stad, die zij nu weer bezit, dat zij, om zich eens voor altijd te wapenen tegen het gevaar van verloochening, hand en tong verwenst, wanneer zij ooit den afval en de verloochening zouden willen dienstbaar worden.
Vers 3
3. Tot onze diepe smart kwam ook daar nog die honende vreugde onzer verdrukkers bij, als zij, die ons aldaar gevangen hielden, de woorden eens lieds van ons begeerden, en zij a) die overhoop, ter aarde, geworpen hadden, vreugd, zeggende: Zingt ons een van de liederen Zions, een van uwe heilige liederen, opdat wij er ons in vermaken. a) Psalms 79:1.Ook de heidenen moeten hebben geweten van de vreugdepsalmen, die Israël gewoon was voor zijnen God te zingen; hier en daar hebben zij er zeker een vernomen, en ook in hun oren moeten zij lieflijk hebben geklonken. Even als Belsazar de vaten van hen tempel (Daniel 5:2), zo verlangen zij die geheiligde liederen, om zich een vrolijk uur te verschaffen. Hadden de zangers het ook anders over zich kunnen verkrijgen, om hun kunst te beoefenen, zo was het onmogelijk enen vreugde-psalm aan te heffen, en vooral voor de oren dergenen, die de ellende over hen hadden gebracht..
4.
II. Psalms 137:4-Psalms 137:6. De gemeente is zo levendig in haar ondervonden leed geplaatst, dat zij nu ook luide het antwoord geeft op dien eis van Babels zonen, dien zij vroeger slechts stilzwijgende had aangehoord. Zij is zo vervuld van de liefde tot de heilige stad, die zij nu weer bezit, dat zij, om zich eens voor altijd te wapenen tegen het gevaar van verloochening, hand en tong verwenst, wanneer zij ooit den afval en de verloochening zouden willen dienstbaar worden.
Vers 4
4. Wij zeiden: Hoe zouden wij een lied des HEEREN zingen in een vreemd land 1), en daardoor de plaats verloochenen, tot welke alleen dat lied behoort?1) Zijn vaderland vergeten stond hij de Joden van dien tijd geheel gelijk met het verzaken van zijnen godsdienst. Klaagliederen en boetgezangen hadden zij wel willen aanheffen, maar Jehova's feestliederen-dat zou ene godslastering zijn geweest in die dagen, toen zij gestraft werden voor hun zonden..
Vers 4
4. Wij zeiden: Hoe zouden wij een lied des HEEREN zingen in een vreemd land 1), en daardoor de plaats verloochenen, tot welke alleen dat lied behoort?1) Zijn vaderland vergeten stond hij de Joden van dien tijd geheel gelijk met het verzaken van zijnen godsdienst. Klaagliederen en boetgezangen hadden zij wel willen aanheffen, maar Jehova's feestliederen-dat zou ene godslastering zijn geweest in die dagen, toen zij gestraft werden voor hun zonden..
Vers 5
5. Indien ik u vergeet, o Jeruzalem! zodat ik mij ooit daartoe zou lenen, om in een vreemd land `s Heeren liederen te zingen, zo vergete mijne rechterhand 1) zichzelve, zo spele zij nimmer meer een lied op de snaren.1) in het Hebreeën Thiskach Jemini. Zo vergete mijne rechterhand zich zelf, dewijl het werkwoord reflexief moet worden opgevat. De bedoeling is, dat de rechterhand verstijve, verlamme, gelijk dan ook het stamverwant Arabisch woord vergeten of verlammen betekent. Sommigen, zoals Calvijn, voegen er het harpsnarenspel bij, maar de bedoeling is, dat de rechterhand tot alle werk onbekwaam worde.
Vers 5
5. Indien ik u vergeet, o Jeruzalem! zodat ik mij ooit daartoe zou lenen, om in een vreemd land `s Heeren liederen te zingen, zo vergete mijne rechterhand 1) zichzelve, zo spele zij nimmer meer een lied op de snaren.1) in het Hebreeën Thiskach Jemini. Zo vergete mijne rechterhand zich zelf, dewijl het werkwoord reflexief moet worden opgevat. De bedoeling is, dat de rechterhand verstijve, verlamme, gelijk dan ook het stamverwant Arabisch woord vergeten of verlammen betekent. Sommigen, zoals Calvijn, voegen er het harpsnarenspel bij, maar de bedoeling is, dat de rechterhand tot alle werk onbekwaam worde.
Vers 6
6. Mijne tong kleve aan mijn gehemelte, zodat zij nooit meer in staat is een lied te zingen, zo ik aan u, o heilige stad! niet gedenke, zo ik Jeruzalem niet verheffe boven het hoogste mijner blijdschap, niet stelle boven alles, wat mij dierbaar is en als het heerlijkste bezinge.Een kostelijk woord, ene voorbeeldige liefde tot de kerk van God, die den kinderen des Nieuwen-Verbonds tot diepe beschaming is..
Vers 6
6. Mijne tong kleve aan mijn gehemelte, zodat zij nooit meer in staat is een lied te zingen, zo ik aan u, o heilige stad! niet gedenke, zo ik Jeruzalem niet verheffe boven het hoogste mijner blijdschap, niet stelle boven alles, wat mij dierbaar is en als het heerlijkste bezinge.Een kostelijk woord, ene voorbeeldige liefde tot de kerk van God, die den kinderen des Nieuwen-Verbonds tot diepe beschaming is..
Vers 7
7. III. Psalms 137:7-Psalms 137:9. Nevens den sterken ijver der liefde voor Jeruzalem, welken zij zo even heeft uitgesproken, spreekt de gemeente nu ook hare begeerte naar wraak over Edom en Babel uit. Edom toch heeft op den dag van Jeruzalem zijnen haat tegen Gods volk op de snoodste wijze geopenbaard, en Babel heeft bij de verwoesting, die zij veroorzaakt heeft, in zulk ene mate wreedheden gepleegd, dat bij de verwoesting, die haar treft, haar moet vergolden worden, gelijk zij verdient.7. HEERE! a) gedenk aan de kinderen van Edom, aan den dag Jeruzalem; vergeet niet, wat zij, die gezworene vijanden van Jeruzalem gedaan hebben, toen Uwe oordelen over de heilige stad kwamen; vergeld hun, die daar zeiden, toen anderen Uwe stad aangrepen: Ontbloot ze, ontbloot ze tot haar fondament toe, laat er niets van overblijven.
a) Jeremiah 49:7. Ezekiel 25:12, Obadiah 1:1:10, Amos 1:11. Isaiah 34:5,
De Edomieten, ofschoon een volk met Israël verwant, hadden de Chaldeën tegen Juda geholpen..
Vers 7
7. III. Psalms 137:7-Psalms 137:9. Nevens den sterken ijver der liefde voor Jeruzalem, welken zij zo even heeft uitgesproken, spreekt de gemeente nu ook hare begeerte naar wraak over Edom en Babel uit. Edom toch heeft op den dag van Jeruzalem zijnen haat tegen Gods volk op de snoodste wijze geopenbaard, en Babel heeft bij de verwoesting, die zij veroorzaakt heeft, in zulk ene mate wreedheden gepleegd, dat bij de verwoesting, die haar treft, haar moet vergolden worden, gelijk zij verdient.7. HEERE! a) gedenk aan de kinderen van Edom, aan den dag Jeruzalem; vergeet niet, wat zij, die gezworene vijanden van Jeruzalem gedaan hebben, toen Uwe oordelen over de heilige stad kwamen; vergeld hun, die daar zeiden, toen anderen Uwe stad aangrepen: Ontbloot ze, ontbloot ze tot haar fondament toe, laat er niets van overblijven.
a) Jeremiah 49:7. Ezekiel 25:12, Obadiah 1:1:10, Amos 1:11. Isaiah 34:5,
De Edomieten, ofschoon een volk met Israël verwant, hadden de Chaldeën tegen Juda geholpen..
Vers 8
8. O, dochter, bevolking van Babel! inwoners dier stad met haar gehele gebied, gij, die verwoest zult worden 1), die reeds geheel voor het oordeel zijt bestemd (Isaiah 13:19), a) welgelukzalig zal hij zijn, die, als de dag der afrekening komt, u uwe misdaad vergelden zal, die gij aan ons misdaan hebt 2) bij de verwoesting van Jeruzalem (Isaiah 47:6).a) Jeremiah 50:15,Jeremiah 50:29. Revelation 8:8.
In het Hebreeën schdoedah. Sommigen vertalen dit woord door, verwoesteres, maar ten onrechte. Het betekent verwoesten, in den zin van, die verwoest zult worden. Het is bij den Oosterling volstrekt niets ongewoons, om van iets te spreken, als had de handeling reeds plaats gehad, terwijl deze nog gebeuren moet. Babylon was toen wel ingenomen, maar nog niet verwoest. Dit had eerst plaats onder Darius Hystaspes. Maar toch spreekt de dichter haar aan, alsof de daad reeds had plaats gegrepen, wetende dat zij door den Heere was voorspeld. -
2) Het is de ijver voor Gods eer en Zijne gemeente, die den dichter zulke harde woorden in den mond legt: dit toewensen van rechtvaardige vergelding heeft in het Oude Testament niets aanstotelijks..
Van Edom keert de dichter zich met zijne verwensing tot Babel. Die trotse stad en hare inwoners zullen verwoest worden. Die ijselijke verwensingen, waarbij hij tot tweemaal toe Babels verwoesters welgelukzalig spreekt, is niet uit onheilige wraakzucht in het hart des dichters voortgekomen; hij vond ze zoals zij door den Geest van Christus aan den profeet was ingegeven. Al gruwt zijn hart ook van die ijselijkheden, toch moet hij ze tot eer van zijn God en ter wille van de volkomen verlossing Zijns volks uitspreken..
Wat Israëls voorrang en bijzondere zegen is, dat wenst de Israëliet der ganse wereld toe; maar juist daarom wil hij ook de vijandschap der wereld gebroken zien. Wie den nieuwen mens lief heeft, die haat den ouden en wenst dien den ondergang toe..
Vers 8
8. O, dochter, bevolking van Babel! inwoners dier stad met haar gehele gebied, gij, die verwoest zult worden 1), die reeds geheel voor het oordeel zijt bestemd (Isaiah 13:19), a) welgelukzalig zal hij zijn, die, als de dag der afrekening komt, u uwe misdaad vergelden zal, die gij aan ons misdaan hebt 2) bij de verwoesting van Jeruzalem (Isaiah 47:6).a) Jeremiah 50:15,Jeremiah 50:29. Revelation 8:8.
In het Hebreeën schdoedah. Sommigen vertalen dit woord door, verwoesteres, maar ten onrechte. Het betekent verwoesten, in den zin van, die verwoest zult worden. Het is bij den Oosterling volstrekt niets ongewoons, om van iets te spreken, als had de handeling reeds plaats gehad, terwijl deze nog gebeuren moet. Babylon was toen wel ingenomen, maar nog niet verwoest. Dit had eerst plaats onder Darius Hystaspes. Maar toch spreekt de dichter haar aan, alsof de daad reeds had plaats gegrepen, wetende dat zij door den Heere was voorspeld. -
2) Het is de ijver voor Gods eer en Zijne gemeente, die den dichter zulke harde woorden in den mond legt: dit toewensen van rechtvaardige vergelding heeft in het Oude Testament niets aanstotelijks..
Van Edom keert de dichter zich met zijne verwensing tot Babel. Die trotse stad en hare inwoners zullen verwoest worden. Die ijselijke verwensingen, waarbij hij tot tweemaal toe Babels verwoesters welgelukzalig spreekt, is niet uit onheilige wraakzucht in het hart des dichters voortgekomen; hij vond ze zoals zij door den Geest van Christus aan den profeet was ingegeven. Al gruwt zijn hart ook van die ijselijkheden, toch moet hij ze tot eer van zijn God en ter wille van de volkomen verlossing Zijns volks uitspreken..
Wat Israëls voorrang en bijzondere zegen is, dat wenst de Israëliet der ganse wereld toe; maar juist daarom wil hij ook de vijandschap der wereld gebroken zien. Wie den nieuwen mens lief heeft, die haat den ouden en wenst dien den ondergang toe..
Vers 9
9. Welgelukzalig zal hij zijn, die uwe kinderkens grijpen, en aan de steenrots verpletteren zal, opdat het met uw geslacht voor altijd een einde neme (Isaiah 13:16), gelijk gijlieden dergelijke wreedheden bedreven hebt aan onze zuigelingen bij de verwoesting van Jeruzalem.Reeds Jesaja had voorspeld, dat dit geschieden zou (Isaiah 13:16). De zanger wenst daarom niets anders dan dat over de volledig ontwikkelde goddeloosheid de reeds te voren aangekondigde strafgerichten worden voltrokken. Het is geen volkshaat, die aldus doet spreken, maar het dringend verlangen, dat de grootste macht der Gode vijandige wereld ten volle worde verootmoedigd en God door hare vernedering worde verheerlijkt, juist zo als dit van het geestelijk Babel in het N. T. wordt verkondigen. (Revelation 8:1; 19:1).
Kunnen wij de smarten en ellenden van Israël in de ballingschap beschouwen zonder ons voor den geest te roepen de vreselijke slavernij, waarin zonde en Satan ons menig jaar hebben gebonden? Weende Israël onder een gevoel van slavernij, waarin zijn opstand en zijne ondankbaarheid het hadden gebracht, en zullen wij den toestand van ene onontwaakte natuur vergeten, vastgebonden in de ellende en het ijzer van ene gevangenis, waaruit niemand dan Jehova ons kan verlossen. Dat wij ons voor den geest stellen, aan wiens genade en verlossing het alleen moet worden toegeschreven, wanneer de hoop, om eens te huis te komen in het hemelse Jeruzalem, in ons wordt opgewekt..
Vers 9
9. Welgelukzalig zal hij zijn, die uwe kinderkens grijpen, en aan de steenrots verpletteren zal, opdat het met uw geslacht voor altijd een einde neme (Isaiah 13:16), gelijk gijlieden dergelijke wreedheden bedreven hebt aan onze zuigelingen bij de verwoesting van Jeruzalem.Reeds Jesaja had voorspeld, dat dit geschieden zou (Isaiah 13:16). De zanger wenst daarom niets anders dan dat over de volledig ontwikkelde goddeloosheid de reeds te voren aangekondigde strafgerichten worden voltrokken. Het is geen volkshaat, die aldus doet spreken, maar het dringend verlangen, dat de grootste macht der Gode vijandige wereld ten volle worde verootmoedigd en God door hare vernedering worde verheerlijkt, juist zo als dit van het geestelijk Babel in het N. T. wordt verkondigen. (Revelation 8:1; 19:1).
Kunnen wij de smarten en ellenden van Israël in de ballingschap beschouwen zonder ons voor den geest te roepen de vreselijke slavernij, waarin zonde en Satan ons menig jaar hebben gebonden? Weende Israël onder een gevoel van slavernij, waarin zijn opstand en zijne ondankbaarheid het hadden gebracht, en zullen wij den toestand van ene onontwaakte natuur vergeten, vastgebonden in de ellende en het ijzer van ene gevangenis, waaruit niemand dan Jehova ons kan verlossen. Dat wij ons voor den geest stellen, aan wiens genade en verlossing het alleen moet worden toegeschreven, wanneer de hoop, om eens te huis te komen in het hemelse Jeruzalem, in ons wordt opgewekt..