Lectionary Calendar
Tuesday, November 26th, 2024
the Week of Christ the King / Proper 29 / Ordinary 34
Attention!
Tired of seeing ads while studying? Now you can enjoy an "Ads Free" version of the site for as little as 10¢ a day and support a great cause!
Click here to learn more!

Bible Commentaries
Psalmen 136

Dächsel BijbelverklaringDächsel Bijbelverklaring

Search for…
Enter query below:

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, PSALMEN 136

PSALM 136.

DANKZEGGING VOOR GODS GOEDHEID EN WONDEREN.

Op den 4den Hallelujah-Psalm onder het vorige nummer (Psalms 106:1 ), volgt hier de 4de Hodoe-Psalm (Psalms 118:1 ); wat den inhoud betreft, sluit hij zich aan dien Hallelujah-Psalm, maar wat zijne bestemming aangaat, aan het derde Hodoe (Psalms 118:1) aan. (Zie op Ezra 6:18 en op Psalms 118:29). Onmiskenbaar is het lied tot een beurtzang ingericht; de eerste regel van ieder vers moet door de Levitische zangers, het tweede door de gemeente gezongen, of door haar meegezongen worden.

I. Psalms 136:1-Psalms 136:3. Vooraf gaat ene driemaal herhaalde oproeping om den Heere te danken, die ook aanstonds met een driewerf loven van Zijne goedheid beantwoord wordt.

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, PSALMEN 136

PSALM 136.

DANKZEGGING VOOR GODS GOEDHEID EN WONDEREN.

Op den 4den Hallelujah-Psalm onder het vorige nummer (Psalms 106:1 ), volgt hier de 4de Hodoe-Psalm (Psalms 118:1 ); wat den inhoud betreft, sluit hij zich aan dien Hallelujah-Psalm, maar wat zijne bestemming aangaat, aan het derde Hodoe (Psalms 118:1) aan. (Zie op Ezra 6:18 en op Psalms 118:29). Onmiskenbaar is het lied tot een beurtzang ingericht; de eerste regel van ieder vers moet door de Levitische zangers, het tweede door de gemeente gezongen, of door haar meegezongen worden.

I. Psalms 136:1-Psalms 136:3. Vooraf gaat ene driemaal herhaalde oproeping om den Heere te danken, die ook aanstonds met een driewerf loven van Zijne goedheid beantwoord wordt.

Vers 1

1. Looft (dankt) den HEERE 1), gij priesters en Levieten, gij ganse gemeente van Israël, vooral gij lieden, die den Heere vreest, dankt Hem met uwe harten en monden en met uwen gehelen wandel, want Hij is goed (Jeremiah 33:11. Psalms 106:1); want Zijne goedertierenheid is in der eeuwigheid 2) (1 Chronicles 16:34).

1) Deze Psalm bevat een opwekking tot lofverheffing van des Heeren naam. Want Zijne goedheid en genade spreidt Hij ten toon: 1e. (Psalms 136:4-Psalms 136:9) in Zijn scheppingswerk: 2e (Psalms 136:10-Psalms 136:24) in de leiding van Zijn volk, en 3e. (Psalms 136:25, Psalms 136:26) in Zijne bemoeienissen met alle Zijne schepselen. 2) Dit refrein heeft de beste reden tot grondslag. Want ofschoon allen gedwongen worden te erkennen, dat Gods vrijgevigheid de bron is van alle goederen, wordt toch Zijne goedheid niet zuiver en volkomen erkend. Waaraan toch de Schrift altijd de hoogste plaats toezegt. Ja, Paulus (Romans 3:23), over haar sprekende, noemt haar bij uitnemendheid de roem Gods, alsof hij wil zeggen, dat God die om alle Zijne werken den hoogsten lof verdient, voornamelijk wil verheerlijkt worden in Zijne genade. En uit de heilige historie is het gemakkelijk op te maken, dat uit het voorschrift van David, omtrent het zingen, dit is voorgeschreven, dat de Levieten bij afwisseling moesten zeggen: Dewijl Zijne goedertierenheid tot in eeuwigheid is..

Aleer de dichter in de volgende verzen wijst op de schepping en leiding en verzorging Gods, wijst hij in deze eerste verzen op Gods Verbondsbetrekking, op Zijn hoge Macht en op Zijn Opperbeheer over alle schepselen. Daarom noemt hij den Heere bij Zijn drie namen, bij dien van Jehova, Elohim en Adonai, opdat het volk wel zou verstaan, Wiens goedertierenheid zij bezongen, als durende tot in eeuwigheid.

Vers 1

1. Looft (dankt) den HEERE 1), gij priesters en Levieten, gij ganse gemeente van Israël, vooral gij lieden, die den Heere vreest, dankt Hem met uwe harten en monden en met uwen gehelen wandel, want Hij is goed (Jeremiah 33:11. Psalms 106:1); want Zijne goedertierenheid is in der eeuwigheid 2) (1 Chronicles 16:34).

1) Deze Psalm bevat een opwekking tot lofverheffing van des Heeren naam. Want Zijne goedheid en genade spreidt Hij ten toon: 1e. (Psalms 136:4-Psalms 136:9) in Zijn scheppingswerk: 2e (Psalms 136:10-Psalms 136:24) in de leiding van Zijn volk, en 3e. (Psalms 136:25, Psalms 136:26) in Zijne bemoeienissen met alle Zijne schepselen. 2) Dit refrein heeft de beste reden tot grondslag. Want ofschoon allen gedwongen worden te erkennen, dat Gods vrijgevigheid de bron is van alle goederen, wordt toch Zijne goedheid niet zuiver en volkomen erkend. Waaraan toch de Schrift altijd de hoogste plaats toezegt. Ja, Paulus (Romans 3:23), over haar sprekende, noemt haar bij uitnemendheid de roem Gods, alsof hij wil zeggen, dat God die om alle Zijne werken den hoogsten lof verdient, voornamelijk wil verheerlijkt worden in Zijne genade. En uit de heilige historie is het gemakkelijk op te maken, dat uit het voorschrift van David, omtrent het zingen, dit is voorgeschreven, dat de Levieten bij afwisseling moesten zeggen: Dewijl Zijne goedertierenheid tot in eeuwigheid is..

Aleer de dichter in de volgende verzen wijst op de schepping en leiding en verzorging Gods, wijst hij in deze eerste verzen op Gods Verbondsbetrekking, op Zijn hoge Macht en op Zijn Opperbeheer over alle schepselen. Daarom noemt hij den Heere bij Zijn drie namen, bij dien van Jehova, Elohim en Adonai, opdat het volk wel zou verstaan, Wiens goedertierenheid zij bezongen, als durende tot in eeuwigheid.

Vers 2

2. Looft (dankt) den God der goden, den onbegrijpelijken, onzichtbaren, alleen wijzen God, die hoog verheven is, terwijl de afgoden der heidenen goud en zilver zijn (Psalms 105:15-Psalms 105:17. 105:15-17 Deuteronomy 10:17), want Zijne goedertierenheid is in der eeuwigheid.

Vers 2

2. Looft (dankt) den God der goden, den onbegrijpelijken, onzichtbaren, alleen wijzen God, die hoog verheven is, terwijl de afgoden der heidenen goud en zilver zijn (Psalms 105:15-Psalms 105:17. 105:15-17 Deuteronomy 10:17), want Zijne goedertierenheid is in der eeuwigheid.

Vers 3

3. Looft (dankt) den Heere der heren (1 Timothy 6:15); want Zijne goedertierenheid is in der eeuwigheid.

De drievoudige opwekking om te danken en het drievoudig noemen van God is niet zonder betekenis. Het behoort tot het geheim van het drietal, dat wij ook in Numbers 6:24, Isaiah 6:3. aantreffen; eveneens in Psalms 103:20-Psalms 103:22. Ook in Psalms 113:1-Psalms 113:3 hebben wij daarvan een spoor, en het is nauwelijks te betwijfelen, dat de Israëliet, evenals in de verdeling der schepping (Psalms 135:6), zo ook in het wezen Gods ene drievuldigheid gevoelde..

4.

II. Psalms 136:4-Psalms 136:9. In tweemaal drie verzen wordt hierop God, de Heere wegens Zijne macht en wijsheid, in de schepping blijkbaar, ge prezen.

Vers 3

3. Looft (dankt) den Heere der heren (1 Timothy 6:15); want Zijne goedertierenheid is in der eeuwigheid.

De drievoudige opwekking om te danken en het drievoudig noemen van God is niet zonder betekenis. Het behoort tot het geheim van het drietal, dat wij ook in Numbers 6:24, Isaiah 6:3. aantreffen; eveneens in Psalms 103:20-Psalms 103:22. Ook in Psalms 113:1-Psalms 113:3 hebben wij daarvan een spoor, en het is nauwelijks te betwijfelen, dat de Israëliet, evenals in de verdeling der schepping (Psalms 135:6), zo ook in het wezen Gods ene drievuldigheid gevoelde..

4.

II. Psalms 136:4-Psalms 136:9. In tweemaal drie verzen wordt hierop God, de Heere wegens Zijne macht en wijsheid, in de schepping blijkbaar, ge prezen.

Vers 4

4. Dien God willen wij danken, die alleen grote wonderen doet (Psalms 72:18); want Zijne goedertierenheid duurt in der eeuwigheid.

Vers 4

4. Dien God willen wij danken, die alleen grote wonderen doet (Psalms 72:18); want Zijne goedertierenheid duurt in der eeuwigheid.

Vers 5

5. Dien, a) die de hemelen met verstand (Proverbs 3:19. Jeremiah 10:12) gemaakt heeft; die daarin zulke heerlijke bewijzen Zijner wijsheid gegeven heeft; want Zijne goedertierenheid is in der eeuwigheid.

a) Genesis 1:1.

Vers 5

5. Dien, a) die de hemelen met verstand (Proverbs 3:19. Jeremiah 10:12) gemaakt heeft; die daarin zulke heerlijke bewijzen Zijner wijsheid gegeven heeft; want Zijne goedertierenheid is in der eeuwigheid.

a) Genesis 1:1.

Vers 6

6. Dien, die de aarde op het water (liever: boven de wateren, Psalms 24:2) uitgespannen heeft; want Zijne goedertierenheid is in der eeuwigheid. 7. Dien, die de grote lichten (Genesis 1:14)heeft gemaakt; want Zijne goedertierenheid is in der eeuwigheid.

Vers 6

6. Dien, die de aarde op het water (liever: boven de wateren, Psalms 24:2) uitgespannen heeft; want Zijne goedertierenheid is in der eeuwigheid. 7. Dien, die de grote lichten (Genesis 1:14)heeft gemaakt; want Zijne goedertierenheid is in der eeuwigheid.

Vers 8

8. a) De zon tot heerschappij op den dag; want Zijne goedertierenheid is in der eeuwigheid.

a) Genesis 1:16.

Vers 8

8. a) De zon tot heerschappij op den dag; want Zijne goedertierenheid is in der eeuwigheid.

a) Genesis 1:16.

Vers 9

9. De maan en sterren tot heerschappij in den nacht; want Zijne goedertierenheid is in der eeuwigheid.

Het werk der schepping is zo vol diepten van Goddelijke wijsheid en almacht, dat een sterveling daarbij buiten gedachten geraakt en moet blijven staan bij de eeuwigdurende goedheid Gods.

Wie met ontdekte ogen de wonderen van `s Heeren macht en wijsheid in de schepping aanschouwt, dien is het niet te veel, om tot meer dan zesmaal aanbiddend uit te roepen: de goedertierenheid des Heeren is tot in der eeuwigheid. En hoger klinkt de lof des Heeren, wanneer de dichter overgaat, om de wonderen van Zijne almacht en liefde te vermelden, die Hij tot verlossing van Zijn volk uit Egypte en inbrenging in Kanan gedaan heeft..

10.

III. Psalms 136:10-Psalms 136:15. Weer in tweemalen drie verzen wordt de Heere verder geprezen voor Zijne reddende en richtende daden, waarmee Hij te voren Israël uit Egypte heeft uitgeleid.

Vers 9

9. De maan en sterren tot heerschappij in den nacht; want Zijne goedertierenheid is in der eeuwigheid.

Het werk der schepping is zo vol diepten van Goddelijke wijsheid en almacht, dat een sterveling daarbij buiten gedachten geraakt en moet blijven staan bij de eeuwigdurende goedheid Gods.

Wie met ontdekte ogen de wonderen van `s Heeren macht en wijsheid in de schepping aanschouwt, dien is het niet te veel, om tot meer dan zesmaal aanbiddend uit te roepen: de goedertierenheid des Heeren is tot in der eeuwigheid. En hoger klinkt de lof des Heeren, wanneer de dichter overgaat, om de wonderen van Zijne almacht en liefde te vermelden, die Hij tot verlossing van Zijn volk uit Egypte en inbrenging in Kanan gedaan heeft..

10.

III. Psalms 136:10-Psalms 136:15. Weer in tweemalen drie verzen wordt de Heere verder geprezen voor Zijne reddende en richtende daden, waarmee Hij te voren Israël uit Egypte heeft uitgeleid.

Vers 10

10. a) Dien, die de Egyptenaren geslagen heeft in hun eerstgeborenen (Psalms 135:8, zullen wij loven; want Zijne goedertierenheid is in der eeuwigheid.

a) Exodus 12:29. Psalms 78:43,Psalms 78:51.

Vers 10

10. a) Dien, die de Egyptenaren geslagen heeft in hun eerstgeborenen (Psalms 135:8, zullen wij loven; want Zijne goedertierenheid is in der eeuwigheid.

a) Exodus 12:29. Psalms 78:43,Psalms 78:51.

Vers 11

11. En heeft Israël a) uit het midden van hen uitgebracht; want Zijne goedertierenheid is in der eeuwigheid.

a) Exodus 12:31,Exodus 12:51; Exodus 13:3,Exodus 13:17

Vers 11

11. En heeft Israël a) uit het midden van hen uitgebracht; want Zijne goedertierenheid is in der eeuwigheid.

a) Exodus 12:31,Exodus 12:51; Exodus 13:3,Exodus 13:17

Vers 12

12. Met ene sterke hand, en a) met enen uitgestrekten arm; want Zijne goedertierenheid is in der eeuwigheid.

a) Exodus 6:5. Deuteronomy 4:34; Deuteronomy 5:15

Vers 12

12. Met ene sterke hand, en a) met enen uitgestrekten arm; want Zijne goedertierenheid is in der eeuwigheid.

a) Exodus 6:5. Deuteronomy 4:34; Deuteronomy 5:15

Vers 13

13. Looft Hem a), die de Schelfzee in delen deelde; want Zijne goedertierenheid is in der eeuwigheid.

a) Exodus 14:21,Exodus 14:22. Psalms 78:13. Nehemiah 9:11. 14. En voerde Israël door het midden van deze; want Zijne goedertierenheid is in der eeuwigheid.

Vers 13

13. Looft Hem a), die de Schelfzee in delen deelde; want Zijne goedertierenheid is in der eeuwigheid.

a) Exodus 14:21,Exodus 14:22. Psalms 78:13. Nehemiah 9:11. 14. En voerde Israël door het midden van deze; want Zijne goedertierenheid is in der eeuwigheid.

Vers 15

15. a) Hij heeft Fara met zijn heir gestort in de Schelfzee; want Zijne goedertierenheid is in der eeuwigheid.

a) Exodus 14:24,Exodus 14:26,

Dat ook van wege de verdelging der vijanden gezegd wordt: "Zijne goedertierenheid duurt in der eeuwigheid," is zo op te vatten, als wanneer een kind door een dier ware aangevallen, en men doodt ter wille van het kind het dier, zo ware dat eigenlijk een werk der liefde. Eveneens betoont God Zijne goedheid, wanneer Hij ter redding der Zijnen de vijanden ombrengt. Zijne wraak is ijver, en Zijn ijver is liefde, en daaruit vloeien al Zijne werken voort..

16.

IV. Psalms 136:16-Psalms 136:24. Thans volgen driemaal drie verzen, in welke vooreerst Gods leiding door de woestijn en de toedeling van het beloofde land aan Zijn volk, vervolgens ook Zijn genadig gedenken geprezen wordt, waarin Hij Zich onlangs over Israël ontfermde en het van de vijanden verloste.

Vers 15

15. a) Hij heeft Fara met zijn heir gestort in de Schelfzee; want Zijne goedertierenheid is in der eeuwigheid.

a) Exodus 14:24,Exodus 14:26,

Dat ook van wege de verdelging der vijanden gezegd wordt: "Zijne goedertierenheid duurt in der eeuwigheid," is zo op te vatten, als wanneer een kind door een dier ware aangevallen, en men doodt ter wille van het kind het dier, zo ware dat eigenlijk een werk der liefde. Eveneens betoont God Zijne goedheid, wanneer Hij ter redding der Zijnen de vijanden ombrengt. Zijne wraak is ijver, en Zijn ijver is liefde, en daaruit vloeien al Zijne werken voort..

16.

IV. Psalms 136:16-Psalms 136:24. Thans volgen driemaal drie verzen, in welke vooreerst Gods leiding door de woestijn en de toedeling van het beloofde land aan Zijn volk, vervolgens ook Zijn genadig gedenken geprezen wordt, waarin Hij Zich onlangs over Israël ontfermde en het van de vijanden verloste.

Vers 16

16. a) Die Zijn volk door de woestijn geleid, en wonderdadig onderhouden heeft (Deuteronomy 8:15); want Zijne goedertierenheid is in der eeuwigheid.

a) Exodus 15:16,Exodus 15:17,Exodus 15:19. Psalms 78:53.

Vers 16

16. a) Die Zijn volk door de woestijn geleid, en wonderdadig onderhouden heeft (Deuteronomy 8:15); want Zijne goedertierenheid is in der eeuwigheid.

a) Exodus 15:16,Exodus 15:17,Exodus 15:19. Psalms 78:53.

Vers 17

17. a) Die grote koningen geslagen heeft, omdat zij Israël den doortocht naar het beloofde land weigerden; want Zijne goedertierenheid is in der eeuwigheid.

a) Numbers 21:24,Numbers 21:25,Numbers 21:34,Numbers 21:35. Joshua 12:1. Psalms 135:10,Psalms 135:11.

Vers 17

17. a) Die grote koningen geslagen heeft, omdat zij Israël den doortocht naar het beloofde land weigerden; want Zijne goedertierenheid is in der eeuwigheid.

a) Numbers 21:24,Numbers 21:25,Numbers 21:34,Numbers 21:35. Joshua 12:1. Psalms 135:10,Psalms 135:11.

Vers 18

18. En heeft heerlijke koningen gedood, beroemd door macht en dapperheid; want Zijne goedertierenheid is in der eeuwigheid.

Vers 18

18. En heeft heerlijke koningen gedood, beroemd door macht en dapperheid; want Zijne goedertierenheid is in der eeuwigheid.

Vers 19

19. Sihon, den Amorietischen koning, dien men voor onverwinlijk hield, wiens hoogte was als de hoogte der cederen, en die sterk was als de eiken, heeft de Almachtige ten behoeve van Israël ten onder gebracht; want Zijne goedertierenheid is in der eeuwigheid.

Vers 19

19. Sihon, den Amorietischen koning, dien men voor onverwinlijk hield, wiens hoogte was als de hoogte der cederen, en die sterk was als de eiken, heeft de Almachtige ten behoeve van Israël ten onder gebracht; want Zijne goedertierenheid is in der eeuwigheid.

Vers 20

20. a) En Og, den koning van Basan, heeft Hij door Israëls wapenen gedood; want Zijne goedertierenheid is in der eeuwigheid.

a) Deuteronomy 3:1,

Vers 20

20. a) En Og, den koning van Basan, heeft Hij door Israëls wapenen gedood; want Zijne goedertierenheid is in der eeuwigheid.

a) Deuteronomy 3:1,

Vers 21

21. En heeft Israël in Kanan geleid en hun dat gezegend land a) ten erve gegeven; want Zijne goedertierenheid is in der eeuwigheid. a) Joshua 12:6.

Vers 21

21. En heeft Israël in Kanan geleid en hun dat gezegend land a) ten erve gegeven; want Zijne goedertierenheid is in der eeuwigheid. a) Joshua 12:6.

Vers 22

22. Hij gaf het ten erve aan Zijnen knecht Israël (Psalms 135:10-Psalms 135:12), het door Hem uitverkoren nakroost van Israël; want Zijne goedertierenheid is in der eeuwigheid.

Vers 22

22. Hij gaf het ten erve aan Zijnen knecht Israël (Psalms 135:10-Psalms 135:12), het door Hem uitverkoren nakroost van Israël; want Zijne goedertierenheid is in der eeuwigheid.

Vers 23

23. En een dergelijk werk van macht en goedheid, als Hij toen aan ons gedaan heeft, heeft Hij in de laatste dagen weer aan ons gedaan, die aan ons gedacht heeft in onze nederigheid 1); want Zijne goedertierenheid is in der eeuwigheid.

1) Beter: In onze vernedering. In het Hebreeën Betchefleenoe. Eigenlijk, in onzen lagen en ellendigen toestand. God had den lagen staat van Zijn volk aangezien, hun ellende, en uit die ellende verlossing gegeven. Daarom moet de Gemeente de Heere loven voor Zijne bijzondere gunst en ontferming.

Vers 23

23. En een dergelijk werk van macht en goedheid, als Hij toen aan ons gedaan heeft, heeft Hij in de laatste dagen weer aan ons gedaan, die aan ons gedacht heeft in onze nederigheid 1); want Zijne goedertierenheid is in der eeuwigheid.

1) Beter: In onze vernedering. In het Hebreeën Betchefleenoe. Eigenlijk, in onzen lagen en ellendigen toestand. God had den lagen staat van Zijn volk aangezien, hun ellende, en uit die ellende verlossing gegeven. Daarom moet de Gemeente de Heere loven voor Zijne bijzondere gunst en ontferming.

Vers 24

24. En Hij heeft ons onzen tegenpartijen ontrukt, ons verlost van de heerschappij der vijanden; want Zijne goedertierenheid is in der eeuwigheid.

Gods macht is onvergelijkelijk, Zijne wijsheid zonder maat, Zijne liefde zonder einde. Helaas! dat de mensen zo laat beginnen God te erkennen en zo vroeg ophouden Hem te danken! dat zij zoveel het geloof tegenstaan en zo weinig de gehoorzaamheid der liefde betonen!.

25.

V. Psalms 136:25, Psalms 136:26. Ten slotte gaat het lied van de daden van Gods bijzondere genade over tot Zijne goedheid jegens allen, als Schepper en Onderhouder der wereld, en roept het noch eens tot danken jegens dezen God op.

Vers 24

24. En Hij heeft ons onzen tegenpartijen ontrukt, ons verlost van de heerschappij der vijanden; want Zijne goedertierenheid is in der eeuwigheid.

Gods macht is onvergelijkelijk, Zijne wijsheid zonder maat, Zijne liefde zonder einde. Helaas! dat de mensen zo laat beginnen God te erkennen en zo vroeg ophouden Hem te danken! dat zij zoveel het geloof tegenstaan en zo weinig de gehoorzaamheid der liefde betonen!.

25.

V. Psalms 136:25, Psalms 136:26. Ten slotte gaat het lied van de daden van Gods bijzondere genade over tot Zijne goedheid jegens allen, als Schepper en Onderhouder der wereld, en roept het noch eens tot danken jegens dezen God op.

Vers 25

25. Die, gelijk de in dezen oogsttijd op het veld rijpende vruchten tonen, alle vlees spijs geeft 1) (Psalms 145:15; Psalms 147:9); want Zijne goedertierenheid is in der eeuwigheid.

1) Eindelijk verheft hij de Vaderlijke voorzienigheid Gods zonder onderscheid, niet alleen ten opzichte van het gehele menselijke geslacht, maar over alles wat adem heeft, zodat het geenszins verwonderlijk is, dat Hij zulk een in alles voorzienenden en gewillig Vader is voor alle Zijne uitverkorenen, Hij, die Zich zelfs verwaardigt voor de ossen en ezels, de raven en mussen zorg te dragen. Wanneer derhalve de mensen de stomme beesten verre overtreffen en zij ook van elkaar veel verschillen, niet om eigene waardigheid, maar door aanneming Gods, zo leert de Profeet, van het mindere tot het meerdere besluitende, dat wij niet genoeg de onvergelijkelijke genade Gods jegens Zijne knechten kunnen verheffen..

Vers 25

25. Die, gelijk de in dezen oogsttijd op het veld rijpende vruchten tonen, alle vlees spijs geeft 1) (Psalms 145:15; Psalms 147:9); want Zijne goedertierenheid is in der eeuwigheid.

1) Eindelijk verheft hij de Vaderlijke voorzienigheid Gods zonder onderscheid, niet alleen ten opzichte van het gehele menselijke geslacht, maar over alles wat adem heeft, zodat het geenszins verwonderlijk is, dat Hij zulk een in alles voorzienenden en gewillig Vader is voor alle Zijne uitverkorenen, Hij, die Zich zelfs verwaardigt voor de ossen en ezels, de raven en mussen zorg te dragen. Wanneer derhalve de mensen de stomme beesten verre overtreffen en zij ook van elkaar veel verschillen, niet om eigene waardigheid, maar door aanneming Gods, zo leert de Profeet, van het mindere tot het meerdere besluitende, dat wij niet genoeg de onvergelijkelijke genade Gods jegens Zijne knechten kunnen verheffen..

Vers 26

26. Looft dan den God des hemels (Ezra 1:2. Dan 2:28 ), gij priesters en Levieten, gij ganse gemeente van Israël, vooral gij, die den Heere vreest. looft Hem met hart en mond en met uwen gansen wandel; want Zijne goedertierenheid is in der eeuwigheid. Zo dikwijls als wij ene bete broods eten en enen frissen teug doen, zo dikwijls kunnen wij smaken en zien, dat de Heere goed is.

Er is gene waarheid zo dikwijls, herhaald en zozeer verheerlijkt in de Schrift als deze. Gene waarheid is lieflijker voor zondige en bovendien sterflijke schepselen. Zijne genade zal zich uitstrekken door ene gezegende eeuwigheid. Het zal het eeuwig gezang des hemels zijn, en daarom zal het ook in het huis van onze vreemdelingschap onze vreugde en onze Psalm zijn. Laat ons opmerken al de gunsten, die wij ontvangen uit deze bron, en onophoudelijk offeranden des lofs offeren.

Niemand onzer zal het wel hinderen, dat dezelfde woorden zes en twintig malen in dit lied worden herhaald; want behalve dat dit tot het gewijde koorgezang behoorde en daaraan leven en kracht moest bijzetten, en strekken moest om den voornamen hoofdinhoud des gezangs, kort, eenvoudig en nadrukkelijk, des te krachtiger en levendiger in te prenten, zo erkennen wij het gaarne, dat wij den lof van Gods goedertierenheid nooit genoeg vermelden en bezingen kunnen, vooral wanneer wij opmerken, dat de Heere in Zichzelven ver boven onzen lof verheven is en dien niet nodig heeft, dat Hij aan ons niets verplicht is en wij van onze zijde niets verdiend hebben; maar bovenal, dat Zijne goedertierenheid in het onwaardeerbare geschenk van Zijnen Zoon, en in de verlossing door Zijnen dood aangebracht, zo onberekenbaar groot, zo onuitsprekelijk heerlijk en eindeloos van duurzaamheid en kracht is, dat wij van niets dan van vrije genade, ongehoudene goedheid en van goddelijke ontferming mogen spreken. Mocht het den Heere behagen ons daarvan zulk enen indruk en zodanig ene ondervinding te geven, dat wij niet slechts op aarde met Zijne gemeente van Zijne goedertierenheid zingen, maar dat wij dit ook tot in eeuwigheid mogen vermelden en daarin zalig zijn..

Vers 26

26. Looft dan den God des hemels (Ezra 1:2. Dan 2:28 ), gij priesters en Levieten, gij ganse gemeente van Israël, vooral gij, die den Heere vreest. looft Hem met hart en mond en met uwen gansen wandel; want Zijne goedertierenheid is in der eeuwigheid. Zo dikwijls als wij ene bete broods eten en enen frissen teug doen, zo dikwijls kunnen wij smaken en zien, dat de Heere goed is.

Er is gene waarheid zo dikwijls, herhaald en zozeer verheerlijkt in de Schrift als deze. Gene waarheid is lieflijker voor zondige en bovendien sterflijke schepselen. Zijne genade zal zich uitstrekken door ene gezegende eeuwigheid. Het zal het eeuwig gezang des hemels zijn, en daarom zal het ook in het huis van onze vreemdelingschap onze vreugde en onze Psalm zijn. Laat ons opmerken al de gunsten, die wij ontvangen uit deze bron, en onophoudelijk offeranden des lofs offeren.

Niemand onzer zal het wel hinderen, dat dezelfde woorden zes en twintig malen in dit lied worden herhaald; want behalve dat dit tot het gewijde koorgezang behoorde en daaraan leven en kracht moest bijzetten, en strekken moest om den voornamen hoofdinhoud des gezangs, kort, eenvoudig en nadrukkelijk, des te krachtiger en levendiger in te prenten, zo erkennen wij het gaarne, dat wij den lof van Gods goedertierenheid nooit genoeg vermelden en bezingen kunnen, vooral wanneer wij opmerken, dat de Heere in Zichzelven ver boven onzen lof verheven is en dien niet nodig heeft, dat Hij aan ons niets verplicht is en wij van onze zijde niets verdiend hebben; maar bovenal, dat Zijne goedertierenheid in het onwaardeerbare geschenk van Zijnen Zoon, en in de verlossing door Zijnen dood aangebracht, zo onberekenbaar groot, zo onuitsprekelijk heerlijk en eindeloos van duurzaamheid en kracht is, dat wij van niets dan van vrije genade, ongehoudene goedheid en van goddelijke ontferming mogen spreken. Mocht het den Heere behagen ons daarvan zulk enen indruk en zodanig ene ondervinding te geven, dat wij niet slechts op aarde met Zijne gemeente van Zijne goedertierenheid zingen, maar dat wij dit ook tot in eeuwigheid mogen vermelden en daarin zalig zijn..

Bibliografische Informatie
Dächsel, Karl August. "Commentaar op Psalms 136". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/commentaries/dut/dac/psalms-136.html. 1862-80.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile