Lectionary Calendar
Monday, December 23rd, 2024
the Fourth Week of Advent
Attention!
StudyLight.org has pledged to help build churches in Uganda. Help us with that pledge and support pastors in the heart of Africa.
Click here to join the effort!

Bible Commentaries
Psalmen 108

Dächsel BijbelverklaringDächsel Bijbelverklaring

Search for…
Enter query below:

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, PSALMEN 108

PSALM 108.

DAVID'S DANKZEGGING EN GEBED OM IN HET KONINKRIJK GESTELD TE WORDEN.

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, PSALMEN 108

PSALM 108.

DAVID'S DANKZEGGING EN GEBED OM IN HET KONINKRIJK GESTELD TE WORDEN.

Vers 1

1. Een lied, een Psalm (Psalms 48:1) van David 1), niet onmiddellijk door hem in de gedaante, zoals hij voor ons ligt, vervaardigd, maar integendeel uit twee bestanddelen van Davidische Psalmen samengesteld.

1) Het opschrift kent dezen Psalm aan David toe, wat wij evenwel niet zo te verstaan hebben, alsof dit lied, wat zijn vorm betreft eigenhandig van David was, maar alzo, dat zijn inhoud van Davidischen oorsprong is. Wij vinden diens inhoud ten dele in Psalms 57:1 en ten dele in Psalms 60:1, die beiden liederen David's zijn..

2.

Evenals in den vorigen Psalm, vernemen wij ook hier de stem der Israëlitische gemeente, die uit de ballingschap terugkeerde. Het bewustzijn van hare nog zeer onvolkomene herstelling en van hare zwakheid, zowel uit- als inwendig, treedt hier meer op den voorgrond; met deze hare stemming, die echter door levend geloofsvertrouwen gedragen en overwonnen wordt, komt het volkomen overeen, wanneer zij woorden van den eens zo zwaar verdrukten, maar toch vast vertrouwenden David tot de hare maakt (Ezra 3:6 ).

I. Psalms 108:2-Psalms 108:5. De Psalm begint met ene aansporing om God te loven wegens de ondervondene genade en trouw in het terugkeren uit de ballingschap en in de herstelling der gemeente tot dien toestand, tot welken zij reeds is gekomen: Psalms 57:8-Psalms 57:11.

Vers 1

1. Een lied, een Psalm (Psalms 48:1) van David 1), niet onmiddellijk door hem in de gedaante, zoals hij voor ons ligt, vervaardigd, maar integendeel uit twee bestanddelen van Davidische Psalmen samengesteld.

1) Het opschrift kent dezen Psalm aan David toe, wat wij evenwel niet zo te verstaan hebben, alsof dit lied, wat zijn vorm betreft eigenhandig van David was, maar alzo, dat zijn inhoud van Davidischen oorsprong is. Wij vinden diens inhoud ten dele in Psalms 57:1 en ten dele in Psalms 60:1, die beiden liederen David's zijn..

2.

Evenals in den vorigen Psalm, vernemen wij ook hier de stem der Israëlitische gemeente, die uit de ballingschap terugkeerde. Het bewustzijn van hare nog zeer onvolkomene herstelling en van hare zwakheid, zowel uit- als inwendig, treedt hier meer op den voorgrond; met deze hare stemming, die echter door levend geloofsvertrouwen gedragen en overwonnen wordt, komt het volkomen overeen, wanneer zij woorden van den eens zo zwaar verdrukten, maar toch vast vertrouwenden David tot de hare maakt (Ezra 3:6 ).

I. Psalms 108:2-Psalms 108:5. De Psalm begint met ene aansporing om God te loven wegens de ondervondene genade en trouw in het terugkeren uit de ballingschap en in de herstelling der gemeente tot dien toestand, tot welken zij reeds is gekomen: Psalms 57:8-Psalms 57:11.

Vers 2

2. O God! mijn hart is bereid om U te loven, ik zal zingen, spelen en psalmzingen, ook mijne eer, mijne tong (vgl. Psalms 16:9 met Acts 2:26).

Vers 2

2. O God! mijn hart is bereid om U te loven, ik zal zingen, spelen en psalmzingen, ook mijne eer, mijne tong (vgl. Psalms 16:9 met Acts 2:26).

Vers 3

3. Waak op, gij luit en harp! ik zal in den dageraad opwaken, nog v r het aanbreken van den dag met loven en danken voor God treden (Psalms 57:9).

Vers 3

3. Waak op, gij luit en harp! ik zal in den dageraad opwaken, nog v r het aanbreken van den dag met loven en danken voor God treden (Psalms 57:9).

Vers 4

4. Ik zal U loven onder de volken, o HEERE! en ik zal U psalmzingen onder de natiën.

Vers 4

4. Ik zal U loven onder de volken, o HEERE! en ik zal U psalmzingen onder de natiën.

Vers 5

5. Want Uwe goedertierenheid is groot tot boven de hemelen (of: van den hemel af), en Uwe waarheid tot aan de bovenste wolken (Psalms 36:6).

Het wedergekeerd volk looft den Heere hier met dezelfde woorden als waarmee David eenmaal den Naam des Heren loofde voor de verlossing uit de hand van Saul. 6.

II. Psalms 108:6-Psalms 108:10. Met een vers, dat nog tot den boven aangehaalden Psalm behoort, begint de bede tot God om volvoering van de aan Zijn volk geschonkene beloften, die het een onbeperkt bezit van Palestina in zijne gehele uitgestrektheid en dus ook het vroegere gebied der tien stammen, zowel als de overwinning over de naburige volken, waarborgen. Psalms 57:12; Psalms 60:7-Psalms 60:10.

Vers 5

5. Want Uwe goedertierenheid is groot tot boven de hemelen (of: van den hemel af), en Uwe waarheid tot aan de bovenste wolken (Psalms 36:6).

Het wedergekeerd volk looft den Heere hier met dezelfde woorden als waarmee David eenmaal den Naam des Heren loofde voor de verlossing uit de hand van Saul. 6.

II. Psalms 108:6-Psalms 108:10. Met een vers, dat nog tot den boven aangehaalden Psalm behoort, begint de bede tot God om volvoering van de aan Zijn volk geschonkene beloften, die het een onbeperkt bezit van Palestina in zijne gehele uitgestrektheid en dus ook het vroegere gebied der tien stammen, zowel als de overwinning over de naburige volken, waarborgen. Psalms 57:12; Psalms 60:7-Psalms 60:10.

Vers 6

6. Verhef U, o God boven de hemelen, betoon U, gelijk Gij zijt, als den boven alle hemelen hoog verheven God, en laat Uwe eer over de ganse aarde openbaar worden, dat zij op de gehele aarde erkend worde, en alles worde ter zijde gesteld, wat haar tegenstaat.

Vers 6

6. Verhef U, o God boven de hemelen, betoon U, gelijk Gij zijt, als den boven alle hemelen hoog verheven God, en laat Uwe eer over de ganse aarde openbaar worden, dat zij op de gehele aarde erkend worde, en alles worde ter zijde gesteld, wat haar tegenstaat.

Vers 7

7. Opdat Uwe beminden, de kinderen Israël's Deuteronomy 33:3), bevrijd worden. Geef heil door Uwe rechterhand, en verhoor ons, Uw volk (Psalms 60:7 ).

Vers 7

7. Opdat Uwe beminden, de kinderen Israël's Deuteronomy 33:3), bevrijd worden. Geef heil door Uwe rechterhand, en verhoor ons, Uw volk (Psalms 60:7 ).

Vers 8

8. God heeft een woord der belofte gesproken in Zijn heiligdom, (of: in Zijne heiligheid d.i. als de Heilige, de Verhevene boven alle menselijk bedrog en boven alle veranderlijkheid); dies zal ik van vreugde opspringen; ik zal nu, in het mij toegezegde land aan deze en aan gene zijde van den Jordaan vrij mij bewegende en handelende, Sichem delen, en het dal van Sukkoth zal ik afmeten.

Vers 8

8. God heeft een woord der belofte gesproken in Zijn heiligdom, (of: in Zijne heiligheid d.i. als de Heilige, de Verhevene boven alle menselijk bedrog en boven alle veranderlijkheid); dies zal ik van vreugde opspringen; ik zal nu, in het mij toegezegde land aan deze en aan gene zijde van den Jordaan vrij mij bewegende en handelende, Sichem delen, en het dal van Sukkoth zal ik afmeten.

Vers 9

9. Gilead is mijne, Manasse is mijne, en Efraïm is de sterkte mijns hoofds, Juda is mijn wetgever. In Juda is wel de zetel van mijn koninkrijk en wetgevend gezag, maar ik voer ook de heerschappij over al de stammen van Israël.

Vers 9

9. Gilead is mijne, Manasse is mijne, en Efraïm is de sterkte mijns hoofds, Juda is mijn wetgever. In Juda is wel de zetel van mijn koninkrijk en wetgevend gezag, maar ik voer ook de heerschappij over al de stammen van Israël.

Vers 10

10. Ook over de vreemde volken is mij de heerschappij gegeven. Moab is mijn waspot, de Moabieten kan ik tot de geringste diensten bezigen; op Edom zal ik mijnen schoen werpen, zij zijn mij ene voetbank mijner voeten; over Palestina (liever: Filistea, het land der Filistijnen, als mij voor altijd onderworpen) zal ik juichen 1).

1) In Psalms 60:1 lezen we: juich over mij, o gij Palestina. Hier: over Palestina zal ik juichen. De betekenis van beide uitdrukkingen is dezelfde, nl. dat de Filistijnen, de erfvijanden van Israël, aan het volk des Heren volkomen onderworpen zullen zijn.

11.

III. Psalms 108:11-Psalms 108:14. Ten slotte wordt het vaste vertrouwen uitgesproken, dat hoe weinig uitzicht er ook nog zij, dat Israël in het volle bezit van het beloofde land en tot de opperheerschappij over zijne verdrukkers en tegenstanders komen zal, deze toekomst met Gods hulp toch werkelijkheid zal worden. (Psalms 60:11-Psalms 60:14).

Vers 10

10. Ook over de vreemde volken is mij de heerschappij gegeven. Moab is mijn waspot, de Moabieten kan ik tot de geringste diensten bezigen; op Edom zal ik mijnen schoen werpen, zij zijn mij ene voetbank mijner voeten; over Palestina (liever: Filistea, het land der Filistijnen, als mij voor altijd onderworpen) zal ik juichen 1).

1) In Psalms 60:1 lezen we: juich over mij, o gij Palestina. Hier: over Palestina zal ik juichen. De betekenis van beide uitdrukkingen is dezelfde, nl. dat de Filistijnen, de erfvijanden van Israël, aan het volk des Heren volkomen onderworpen zullen zijn.

11.

III. Psalms 108:11-Psalms 108:14. Ten slotte wordt het vaste vertrouwen uitgesproken, dat hoe weinig uitzicht er ook nog zij, dat Israël in het volle bezit van het beloofde land en tot de opperheerschappij over zijne verdrukkers en tegenstanders komen zal, deze toekomst met Gods hulp toch werkelijkheid zal worden. (Psalms 60:11-Psalms 60:14).

Vers 11

11. En aan wie zal ik dien zegen te danken hebben? Wie zal mij voeren in ene vaste stad? Wie zal mij ongestoord bezit van mijn land geven?Wie zal mij leiden tot in Edom, zodat ik over het buitenland regeer? 12. a) Zult gij het niet zijn, o God! die ons te voren verstoten had, en die niet uittoogt, o God! met onze heirkrachten, ons niet hielpt in den strijd, maar ons nog ter rechter tijd zult aannemen?

a) Psalms 60:3.

Vers 11

11. En aan wie zal ik dien zegen te danken hebben? Wie zal mij voeren in ene vaste stad? Wie zal mij ongestoord bezit van mijn land geven?Wie zal mij leiden tot in Edom, zodat ik over het buitenland regeer? 12. a) Zult gij het niet zijn, o God! die ons te voren verstoten had, en die niet uittoogt, o God! met onze heirkrachten, ons niet hielpt in den strijd, maar ons nog ter rechter tijd zult aannemen?

a) Psalms 60:3.

Vers 13

13. Geef Gij, daar de tekenen des tijds er reeds op wijzen, dat Gij ons nu geheel en al wilt herstellen, ons hulp uit de benauwdheid, want des mensen heil is ijdelheid, daarom zien wij daar geheel van af en verlangen alleen naar Uwe hulp.

Vers 13

13. Geef Gij, daar de tekenen des tijds er reeds op wijzen, dat Gij ons nu geheel en al wilt herstellen, ons hulp uit de benauwdheid, want des mensen heil is ijdelheid, daarom zien wij daar geheel van af en verlangen alleen naar Uwe hulp.

Vers 14

14. Ja! in God, door Zijne hulp, zullen wij kloeke daden doen, en hij zal onze wederpartijders vertreden en ons doen, gelijk hij gesproken heeft (Psalms 108:8).

Wat wij ook doen, wat wij verkrijgen, God moet al den roem hebben. Heren! bezoek alle onze zielen met dit heil, met die gunst, die Gij; aan Uw uitverkoren volk bewijst..

Vers 14

14. Ja! in God, door Zijne hulp, zullen wij kloeke daden doen, en hij zal onze wederpartijders vertreden en ons doen, gelijk hij gesproken heeft (Psalms 108:8).

Wat wij ook doen, wat wij verkrijgen, God moet al den roem hebben. Heren! bezoek alle onze zielen met dit heil, met die gunst, die Gij; aan Uw uitverkoren volk bewijst..

Bibliografische Informatie
Dächsel, Karl August. "Commentaar op Psalms 108". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/commentaries/dut/dac/psalms-108.html. 1862-80.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile