Lectionary Calendar
Friday, November 22nd, 2024
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
Attention!
StudyLight.org has pledged to help build churches in Uganda. Help us with that pledge and support pastors in the heart of Africa.
Click here to join the effort!

Bible Commentaries
Numeri 33

Dächsel BijbelverklaringDächsel Bijbelverklaring

Zoek naar…
Enter query below:

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, NUMERI 33

Numbers 33:1.

REGISTER VAN DE REIS- EN LEGERPLAATSEN VAN HET VOLK ISRAEL.

I. Numbers 33:1-Numbers 33:49. Daar Israël nu die tijd van 40-jarige omzwerving geheel achter zich heeft, en met het in bezit nemen ven het Oostjordaanse land de nieuwe tijdkring, die het volk de beloofde rust zal aanbrengen in het land Kanan is ingetreden, zo slaat Mozes thans een blik terug op die voorbijgegane tijd, terwijl hij op bevel van de Heere de verschillende stations, gedurende de veertigjarige rondzwerving, opschrijft om daardoor de God van alle genade, die zijn volk "op arendsvleugels veilig gedragen" en als zijn oogappel behoed heeft (Deuteronomium. 32:10) een blijvend gedenkteken op te richten voor alle volgende geslachten.

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, NUMERI 33

Numbers 33:1.

REGISTER VAN DE REIS- EN LEGERPLAATSEN VAN HET VOLK ISRAEL.

I. Numbers 33:1-Numbers 33:49. Daar Israël nu die tijd van 40-jarige omzwerving geheel achter zich heeft, en met het in bezit nemen ven het Oostjordaanse land de nieuwe tijdkring, die het volk de beloofde rust zal aanbrengen in het land Kanan is ingetreden, zo slaat Mozes thans een blik terug op die voorbijgegane tijd, terwijl hij op bevel van de Heere de verschillende stations, gedurende de veertigjarige rondzwerving, opschrijft om daardoor de God van alle genade, die zijn volk "op arendsvleugels veilig gedragen" en als zijn oogappel behoed heeft (Deuteronomium. 32:10) een blijvend gedenkteken op te richten voor alle volgende geslachten.

Vers 1

1. Dit zijn de reizen, de legerplaatsen van de kinderen van Israël, die uit Egypte uitgetogen zijn, totdat zij aan het doel van hun zwerven gekomen zijn, naar hun legers (Exodus 6:26; Exodus 7:4) door de hand van Mozes en Aron.

Vers 1

1. Dit zijn de reizen, de legerplaatsen van de kinderen van Israël, die uit Egypte uitgetogen zijn, totdat zij aan het doel van hun zwerven gekomen zijn, naar hun legers (Exodus 6:26; Exodus 7:4) door de hand van Mozes en Aron.

Vers 2

2. En Mozes schreef hun uittochten naar hun reizen, hun uittochten naar de verschillende stations; naar de mond van de HEERE; en dit zijn hun reizen, naar hun uittochten.

Vers 2

2. En Mozes schreef hun uittochten naar hun reizen, hun uittochten naar de verschillende stations; naar de mond van de HEERE; en dit zijn hun reizen, naar hun uittochten.

Vers 3

3. Zij reisden dan van Ramses (Exodus 12:37); in de eerste maand, op de vijftiende dag van de eerste maand, in het jaar 1487 v. Chr., de volgende dag van het pascha, nadat zij de avond tevoren het pascha genoten hadden, trokken de kinderen van Israël uit door een hogehand (Exodus 14:8), voor de ogen van alle Egyptenaren:

Vers 3

3. Zij reisden dan van Ramses (Exodus 12:37); in de eerste maand, op de vijftiende dag van de eerste maand, in het jaar 1487 v. Chr., de volgende dag van het pascha, nadat zij de avond tevoren het pascha genoten hadden, trokken de kinderen van Israël uit door een hogehand (Exodus 14:8), voor de ogen van alle Egyptenaren:

Vers 4

4. Als de Egyptenaars begroeven degenen, welke de HEERE onder hen geslagen had, alle eerstgeborenen; ook had de HEERE, evenals aan hen zelf, gerichten geoefend aan hun goden (zie "Exodus 12:12).

Vers 4

4. Als de Egyptenaars begroeven degenen, welke de HEERE onder hen geslagen had, alle eerstgeborenen; ook had de HEERE, evenals aan hen zelf, gerichten geoefend aan hun goden (zie "Exodus 12:12).

Vers 5

5. Als de kinderen van Israël van Ramses vertrokken waren, zo legerden zij zich te Sukkoth (Exodus 12:37).

Vers 5

5. Als de kinderen van Israël van Ramses vertrokken waren, zo legerden zij zich te Sukkoth (Exodus 12:37).

Vers 6

6. En zij verreisden van Sukkoth en legerden zich in Etham, dat aan het einde van de woestijn is (Exodus 13:20).

Vers 6

6. En zij verreisden van Sukkoth en legerden zich in Etham, dat aan het einde van de woestijn is (Exodus 13:20).

Vers 7

7. En zij vertrokken van Etham, en keerden weer naar Pi-hachirth, dat tegenover Bal-Sefon is, en zij legerden zich voor Migdol (Exodus 14:2).

Vers 7

7. En zij vertrokken van Etham, en keerden weer naar Pi-hachirth, dat tegenover Bal-Sefon is, en zij legerden zich voor Migdol (Exodus 14:2).

Vers 8

8. En zij vertrokken van Hachirth, en gingen over, door het midden van de zee, naar de woestijn; en zij gingen drie dagreizen in de woestijn Etham, en legerden zich in Mara (Exodus 15:23).

Vers 8

8. En zij vertrokken van Hachirth, en gingen over, door het midden van de zee, naar de woestijn; en zij gingen drie dagreizen in de woestijn Etham, en legerden zich in Mara (Exodus 15:23).

Vers 9

9. En zij vertrokken van Mara en kwamen te Elim; in Elim nu waren twaalf waterfonteinen en zeventig palmbomen, en zij legerden zich aldaar (Exodus 15:27).

Vers 9

9. En zij vertrokken van Mara en kwamen te Elim; in Elim nu waren twaalf waterfonteinen en zeventig palmbomen, en zij legerden zich aldaar (Exodus 15:27).

Vers 10

10. En zij vertrokken van Elim en legerden zich aan de Schelfzee. 11. En zij vertrokken van de Schelfzee en legerden zich in de woestijn Sin (Exodus 16:1).

Vers 10

10. En zij vertrokken van Elim en legerden zich aan de Schelfzee. 11. En zij vertrokken van de Schelfzee en legerden zich in de woestijn Sin (Exodus 16:1).

Vers 12

12. En zij vertrokken uit de woestijn Sin en zij legerden zich in Dofka.

Vers 12

12. En zij vertrokken uit de woestijn Sin en zij legerden zich in Dofka.

Vers 13

13. En zij vertrokken van Dofka en legerden zich in Aluz.

Vers 13

13. En zij vertrokken van Dofka en legerden zich in Aluz.

Vers 14

14. En zij vertrokkken van Aluz en legerden zich In Rafidim (Exodus 17:1), doch daar was geen water voor het volk om te drinken. Dit werd echter verschaft uit de rotsen bij Massa en Meriba.

Vers 14

14. En zij vertrokkken van Aluz en legerden zich In Rafidim (Exodus 17:1), doch daar was geen water voor het volk om te drinken. Dit werd echter verschaft uit de rotsen bij Massa en Meriba.

Vers 15

15. Zo vertrokken zij van Rafidim en legerden zich in de woestijn van Sinaï, waar zij bijna een heel jaar bleven en de wet ontvingen (Exodus 19:1-Numbers 10:10).

Vers 15

15. Zo vertrokken zij van Rafidim en legerden zich in de woestijn van Sinaï, waar zij bijna een heel jaar bleven en de wet ontvingen (Exodus 19:1-Numbers 10:10).

Vers 16

16. En zij vertrokken uit de woestijn van Sinaï, en legerden zich in Kibrth-Th va (= lustgraven, Numbers 10:11-Numbers 11:34).

Vers 16

16. En zij vertrokken uit de woestijn van Sinaï, en legerden zich in Kibrth-Th va (= lustgraven, Numbers 10:11-Numbers 11:34).

Vers 17

17. En zij vertrokken van Kibrth-Thava en legerden zich in Hazerth (Numeri. 11:35-12:15).

Vers 17

17. En zij vertrokken van Kibrth-Thava en legerden zich in Hazerth (Numeri. 11:35-12:15).

Vers 18

18. En zij vertrokken van Hazerth en legerden zich in Rithma voor aan de vlakte van Kades(zie "Exodus 12:16).

De Retem- of bremstruik, waarnaar het voornoemde station zijn naam draagt (door Luther vertaald: "jeneverboom), is de voornaamste plant in de woestijnen van Arabië, die voornamelijk in dalen en in waterkommen groeit. Zij is enige voeten hoog, heeft dunne, getande, tegenover elkaar staande takjes met eenvoudige bladeren, kleine witte bloesems, en draagt langwerpig ronde vruchten, die veel overeenkomst hebben met een erwt. De wortel is bitter en wordt slechts door de armste mensen in tijd van nood als voedsel gebruikt (Job 30:4). Deze geeft echter evenals het overig hout van de plant een voortreffelijke kool die lang blijft gloeien, die de Bedoeïenen thans nog te Caïro naar de markt brengen; daarom wordt in Psalm. 120:4 gesproken van "gloeiende jeneverkolen", waarin de valse tong door haar laster de naaste plaatst (volgens de uitlegging van anderen, waarmee de lasteraar zelf zal vergolden worden voor de angst, waarin hij zijn naaste gebracht heeft). (1 Kings 19:4).

Vers 18

18. En zij vertrokken van Hazerth en legerden zich in Rithma voor aan de vlakte van Kades(zie "Exodus 12:16).

De Retem- of bremstruik, waarnaar het voornoemde station zijn naam draagt (door Luther vertaald: "jeneverboom), is de voornaamste plant in de woestijnen van Arabië, die voornamelijk in dalen en in waterkommen groeit. Zij is enige voeten hoog, heeft dunne, getande, tegenover elkaar staande takjes met eenvoudige bladeren, kleine witte bloesems, en draagt langwerpig ronde vruchten, die veel overeenkomst hebben met een erwt. De wortel is bitter en wordt slechts door de armste mensen in tijd van nood als voedsel gebruikt (Job 30:4). Deze geeft echter evenals het overig hout van de plant een voortreffelijke kool die lang blijft gloeien, die de Bedoeïenen thans nog te Caïro naar de markt brengen; daarom wordt in Psalm. 120:4 gesproken van "gloeiende jeneverkolen", waarin de valse tong door haar laster de naaste plaatst (volgens de uitlegging van anderen, waarmee de lasteraar zelf zal vergolden worden voor de angst, waarin hij zijn naaste gebracht heeft). (1 Kings 19:4).

Vers 19

19. En zij vertrokken van Rithma, 1) en legerden zich in Rimmon-Perez.

1) De legerplaatsen, hier genoemd tot aan Numbers 33:36, van Rithma tot Kades, zijn die, waar Israël heeft vertoefd, toen het 37 jaar lang in de woestijn heeft omgedoold, omdat het niet wilde optrekken naar Kanan.

Vers 19

19. En zij vertrokken van Rithma, 1) en legerden zich in Rimmon-Perez.

1) De legerplaatsen, hier genoemd tot aan Numbers 33:36, van Rithma tot Kades, zijn die, waar Israël heeft vertoefd, toen het 37 jaar lang in de woestijn heeft omgedoold, omdat het niet wilde optrekken naar Kanan.

Vers 20

20. En zij vertrokken van Rimmon-Perez, en legerden zich in Libna.

Vers 20

20. En zij vertrokken van Rimmon-Perez, en legerden zich in Libna.

Vers 21

21. En zij vertrokken van Libna, en legerden zich in Rissa.

Vers 21

21. En zij vertrokken van Libna, en legerden zich in Rissa.

Vers 22

22. En zij vertrokken van Rissa, en legerden zich in Keheltha. 23. En zij vertrokken van Keheltha, en legerden zich in het gebergte van Safer.

Vers 22

22. En zij vertrokken van Rissa, en legerden zich in Keheltha. 23. En zij vertrokken van Keheltha, en legerden zich in het gebergte van Safer.

Vers 24

24. En zij vertrokken van het gebergte Safer, en legerden zich in Hrada.

Vers 24

24. En zij vertrokken van het gebergte Safer, en legerden zich in Hrada.

Vers 25

25. En zij vertrokken van Hrada, en legerden zich in Makhelth.

Vers 25

25. En zij vertrokken van Hrada, en legerden zich in Makhelth.

Vers 26

26. En zij vertrokken van Makhelth, en legerden zich in Tachath.

Vers 26

26. En zij vertrokken van Makhelth, en legerden zich in Tachath.

Vers 27

27. En zij vertrokken van Tachath, en legerden zich in Tharah.

Vers 27

27. En zij vertrokken van Tachath, en legerden zich in Tharah.

Vers 29

29. En zij vertrokken van Mithka, en legerden zich in Hasmna.

Vers 29

29. En zij vertrokken van Mithka, en legerden zich in Hasmna.

Vers 30

30. En zij vertrokken van Hasmna, en legerden zich in Mosroth aan de berg Hor (Deuteronomy 10:6).

Vers 30

30. En zij vertrokken van Hasmna, en legerden zich in Mosroth aan de berg Hor (Deuteronomy 10:6).

Vers 31

31. En zij vertrokken van Morroth, en legerden zich in Bene-J ka, wellicht Ain-el-Weibeh (Numbers 20:22).

Vers 31

31. En zij vertrokken van Morroth, en legerden zich in Bene-J ka, wellicht Ain-el-Weibeh (Numbers 20:22).

Vers 32

32. En zij vertrokken van Bene-J ka, en legerden zich in Hor-Gidgad.

Vers 32

32. En zij vertrokken van Bene-J ka, en legerden zich in Hor-Gidgad.

Vers 33

33. En zij vertrokken van Hor-Gidgad, en legerden zich in Jotbtha.

Vers 33

33. En zij vertrokken van Hor-Gidgad, en legerden zich in Jotbtha.

Vers 34

34. En zij vertrokken van Jotbtha, en legerden zich in Abrna.

Vers 34

34. En zij vertrokken van Jotbtha, en legerden zich in Abrna.

Vers 35

35. En zij vertrokken van Abrna, en legerden zich in Ezeon-Geber (zie "Numbers 20:1).

Vers 35

35. En zij vertrokken van Abrna, en legerden zich in Ezeon-Geber (zie "Numbers 20:1).

Vers 36

36. En zij vertrokken van Ezeon-Geber, 1) en legerden zich in de eerste maand van het 40ste jaar voor de tweede maal (Numbers 33:18) in de woestijn Zin, dat is Kades, waar Mirjam stierf (Numbers 20:1).

1) Reeds dit, 37 jaar geleden een zeer klein aantal legerplaatsen, van Rithma tot Ezeon-Geber slechts 17 bewijst genoeg, dat de gemeente van Israël binnen deze tijdruimte niet altijd door heeft omgezworven, maar op menige legerplaats, zonder twijfel op deze, die rijkelijk van water en weideplaatsen waren voorzien niet slechts weken en maanden, maar zelfs jarenlang heeft vertoefd, terwijl het volk vanuit de plaats, waar de Ark van het Verbond was opgericht, in de omtrek, naar alle kanten zich heeft verstrooid en de door de woestijn aangeboden middelen tot onderhoud heeft benuttigd, en eerst, nadat dit geschied was, zich weer heeft verzameld, om verder te trekken en ergens weer een meer passend oord voor een nieuwe legerplaats te zoeken..

Vers 36

36. En zij vertrokken van Ezeon-Geber, 1) en legerden zich in de eerste maand van het 40ste jaar voor de tweede maal (Numbers 33:18) in de woestijn Zin, dat is Kades, waar Mirjam stierf (Numbers 20:1).

1) Reeds dit, 37 jaar geleden een zeer klein aantal legerplaatsen, van Rithma tot Ezeon-Geber slechts 17 bewijst genoeg, dat de gemeente van Israël binnen deze tijdruimte niet altijd door heeft omgezworven, maar op menige legerplaats, zonder twijfel op deze, die rijkelijk van water en weideplaatsen waren voorzien niet slechts weken en maanden, maar zelfs jarenlang heeft vertoefd, terwijl het volk vanuit de plaats, waar de Ark van het Verbond was opgericht, in de omtrek, naar alle kanten zich heeft verstrooid en de door de woestijn aangeboden middelen tot onderhoud heeft benuttigd, en eerst, nadat dit geschied was, zich weer heeft verzameld, om verder te trekken en ergens weer een meer passend oord voor een nieuwe legerplaats te zoeken..

Vers 37

37. En zij vertrokken van Kades, en a) legerden zich aan de berg Hor, aan het einde van het land van Edom, waardoor hun geweigerd was door te trekken.

a) Numbers 20:22 Numbers 20:38. a) Toen ging de priester Aron op de berg Hor, naar de mond van de HEERE, en stierf aldaar, in het veertigste jaar na de uittocht van de kinderen van Israël uit Egypte, in de vijfde maand, op de eerste dag van de maand.

a) Numbers 20:25 Deuteronomy 32:50

Vers 37

37. En zij vertrokken van Kades, en a) legerden zich aan de berg Hor, aan het einde van het land van Edom, waardoor hun geweigerd was door te trekken.

a) Numbers 20:22 Numbers 20:38. a) Toen ging de priester Aron op de berg Hor, naar de mond van de HEERE, en stierf aldaar, in het veertigste jaar na de uittocht van de kinderen van Israël uit Egypte, in de vijfde maand, op de eerste dag van de maand.

a) Numbers 20:25 Deuteronomy 32:50

Vers 39

39. Aron nu was honderd drieëntwintig jaar oud, toen hij stierf op de berg Hor (Numbers 20:2-Numbers 20:29).

Vers 39

39. Aron nu was honderd drieëntwintig jaar oud, toen hij stierf op de berg Hor (Numbers 20:2-Numbers 20:29).

Vers 40

40. En de Kananiet, de Koning van Harad, die in het zuiden woonde in het land Kanan, hoorde, dat de kinderen van Israël aankwamen, van Kades opbraken (Numbers 33:37) en greep hen aan, maar werd door hen geslagen; want nu was de nieuwe tijd aangebroken, dat de ban van de verwerping niet meer op het volk lag (Numbers 21:1-Numbers 21:3).

Vers 40

40. En de Kananiet, de Koning van Harad, die in het zuiden woonde in het land Kanan, hoorde, dat de kinderen van Israël aankwamen, van Kades opbraken (Numbers 33:37) en greep hen aan, maar werd door hen geslagen; want nu was de nieuwe tijd aangebroken, dat de ban van de verwerping niet meer op het volk lag (Numbers 21:1-Numbers 21:3).

Vers 41

41. En zij vertrokken van de berg Hor, en legerden zich in Zlmona (Numbers 21:4-Numbers 21:9).

Vers 41

41. En zij vertrokken van de berg Hor, en legerden zich in Zlmona (Numbers 21:4-Numbers 21:9).

Vers 42

42. En zij vertrokken van Zlmona, en legerden zich in Funon.

Vers 42

42. En zij vertrokken van Zlmona, en legerden zich in Funon.

Vers 43

43. En zij vertrokken van Funon, en legerden zich in Oboth (Numbers 21:10).

Vers 43

43. En zij vertrokken van Funon, en legerden zich in Oboth (Numbers 21:10).

Vers 44

44. En zij vertrokken van Oboth, en legerden zich aan de heuvels van Abrim, in het gebied van Moab (Numbers 21:11).

Vers 44

44. En zij vertrokken van Oboth, en legerden zich aan de heuvels van Abrim, in het gebied van Moab (Numbers 21:11).

Vers 45

45. En zij vertrokken van de heuvels van Abrim, en legerden zich na de rustplaatsen aan de beek Zared, aan de Arnon, bij Beër-Elim en Mattana te zijn voorbij getrokken, gedeeltelijk in Nahaliël, gedeeltelijk in Dibon-Gad (Numbers 21:12-Numbers 21:19).

Vers 45

45. En zij vertrokken van de heuvels van Abrim, en legerden zich na de rustplaatsen aan de beek Zared, aan de Arnon, bij Beër-Elim en Mattana te zijn voorbij getrokken, gedeeltelijk in Nahaliël, gedeeltelijk in Dibon-Gad (Numbers 21:12-Numbers 21:19).

Vers 46

46. En zij vertrokken van Dibon-Gad, en legerden zich gedeeltelijk in Bamoth (Numbers 21:19), gedeeltelijk in Almon-Diblathaïm.

Vers 46

46. En zij vertrokken van Dibon-Gad, en legerden zich gedeeltelijk in Bamoth (Numbers 21:19), gedeeltelijk in Almon-Diblathaïm.

Vers 47

47. En zij vertrokken van Almon-Diblathaïm, en legerden zich aan de bergen Abrim, en wel op de berg Pisga tegenover het westen van Nebo (Numbers 21:20).

Vers 47

47. En zij vertrokken van Almon-Diblathaïm, en legerden zich aan de bergen Abrim, en wel op de berg Pisga tegenover het westen van Nebo (Numbers 21:20).

Vers 48

48. En zij vertrokken van de bergen Abrim, en legerden zich in de vlakke velden van de Moabieten aan de Jordaan ten oosten van Jericho (Numbers 22:1).

Vers 48

48. En zij vertrokken van de bergen Abrim, en legerden zich in de vlakke velden van de Moabieten aan de Jordaan ten oosten van Jericho (Numbers 22:1).

Vers 49

49. En zij legerden zich aan de Jordaan van Beth-Jesimth (d.i. woeste huizen) af, tot aan de brede vlakte Abel-Sittim in de vlakke velden van de Moabieten, die tot deze zich langs de Jordaan uitstrekkende vlakte behoren.

II. Numbers 33:50-Numbers 33:34:29. Na zulk een terugblik op het verleden richt de Heere de blik van Zijn volk nu geheel op de hiernavolgende toekomst, en geeft hun vele bijzondere aanwijzingen betreffende de in bezitneming van het eigenlijke Kanan, of het land aan de overzijde van de Jordaan. Vervolgens doet Hij hun Zijn wil aankondigen betreffende de gehele uitroeiing van de Kananieten en hun afgodendienst, zowel als over de wijze, waarop het veroverde land onder de negen en een halve stam moest verdeeld worden (Numbers 33:50-Numbers 33:56), daarna bepaalt hij de grenzen van het te veroveren land (Numbers 34:1-Numbers 34:15), en noemt vervolgens die aanvoerders van het volk, die onder de leiding van de Hogepriester Elezar en het toekomstige legerhoofd Jozua de verdeling met het lot zullen op zich nemen, reeds met hun namen.

Vers 49

49. En zij legerden zich aan de Jordaan van Beth-Jesimth (d.i. woeste huizen) af, tot aan de brede vlakte Abel-Sittim in de vlakke velden van de Moabieten, die tot deze zich langs de Jordaan uitstrekkende vlakte behoren.

II. Numbers 33:50-Numbers 33:34:29. Na zulk een terugblik op het verleden richt de Heere de blik van Zijn volk nu geheel op de hiernavolgende toekomst, en geeft hun vele bijzondere aanwijzingen betreffende de in bezitneming van het eigenlijke Kanan, of het land aan de overzijde van de Jordaan. Vervolgens doet Hij hun Zijn wil aankondigen betreffende de gehele uitroeiing van de Kananieten en hun afgodendienst, zowel als over de wijze, waarop het veroverde land onder de negen en een halve stam moest verdeeld worden (Numbers 33:50-Numbers 33:56), daarna bepaalt hij de grenzen van het te veroveren land (Numbers 34:1-Numbers 34:15), en noemt vervolgens die aanvoerders van het volk, die onder de leiding van de Hogepriester Elezar en het toekomstige legerhoofd Jozua de verdeling met het lot zullen op zich nemen, reeds met hun namen.

Vers 50

50. En de HEERE sprak tot Mozes, in de vlakke velden van de Moabieten aan de Jordaan van Jericho, waar Israël (vanaf Numbers 22:1 vrg. Numbers 33:48, ) gelegerd was, zeggende: omdat nu na degebeurtenissen die beschreven zijn in Numbers 22:2; Numbers 32:42 de in bezitneming van het beloofde land al gedurig naderde:

Vers 50

50. En de HEERE sprak tot Mozes, in de vlakke velden van de Moabieten aan de Jordaan van Jericho, waar Israël (vanaf Numbers 22:1 vrg. Numbers 33:48, ) gelegerd was, zeggende: omdat nu na degebeurtenissen die beschreven zijn in Numbers 22:2; Numbers 32:42 de in bezitneming van het beloofde land al gedurig naderde:

Vers 51

51. Spreukenek tot de kinderen van Israël en zeg tot hen: wanneer gij over de Jordaan zult gegaan zijn in het land Kanan;

Vers 51

51. Spreukenek tot de kinderen van Israël en zeg tot hen: wanneer gij over de Jordaan zult gegaan zijn in het land Kanan;

Vers 52

52. a) Zo zult gij alle inwoners van het land voor uw aangezicht uit de bezitting verdrijven, en al hun beeltenissen, hun stenen afgodsbeelden verderven; ook zult gij al hun van metaal gegoten beelden verderven en al hun op hoogten opgerichte altaren (Leviticus 26:30) verdelgen.1)

a) Deuteronomy 7:2,

1) Niets hiervan mochten zij bewaren, zelfs niet tot gedenktekenen van de aloudheid, waarvoor men doorgaans zoveel op heeft, noch tot versiering van hun huizen, noch tot speeltuig voor hun kinderen, maar zij moesten alles verdelgen, zowel ten teken van hun afschrik van afgoderij, als om te verhoeden, dat zij bekoord of aangevochten werden, om die beeltenis te aanbidden, of de valse goden, hierdoor verbeeld, of wel de God van Israël, onder zodanige beeltenissen, naar de wijze van de afgodendienaars, te eren of aan te roepen..

Vers 52

52. a) Zo zult gij alle inwoners van het land voor uw aangezicht uit de bezitting verdrijven, en al hun beeltenissen, hun stenen afgodsbeelden verderven; ook zult gij al hun van metaal gegoten beelden verderven en al hun op hoogten opgerichte altaren (Leviticus 26:30) verdelgen.1)

a) Deuteronomy 7:2,

1) Niets hiervan mochten zij bewaren, zelfs niet tot gedenktekenen van de aloudheid, waarvoor men doorgaans zoveel op heeft, noch tot versiering van hun huizen, noch tot speeltuig voor hun kinderen, maar zij moesten alles verdelgen, zowel ten teken van hun afschrik van afgoderij, als om te verhoeden, dat zij bekoord of aangevochten werden, om die beeltenis te aanbidden, of de valse goden, hierdoor verbeeld, of wel de God van Israël, onder zodanige beeltenissen, naar de wijze van de afgodendienaars, te eren of aan te roepen..

Vers 53

53. En gij zult het land in erfelijke bezitting nemen, en daarin wonen; want Ik heb u dat land gegeven, om het erfelijk te bezitten.

Volgens menselijke wetten had Israël geen recht op Kanan, hun recht was alleen gegrond op een schenking van God. Wat ten opzichte van de Amorieten een daad van gerechtigheid was (Genesis 15:16), was voor hen een daad van genade. God had vroeger het land aan de Amorieten gegeven, niet als een onvervreemdbaar eigendom, maar zoals Hij alle aardse goederen schenkt-voorwaardelijk als bestuurders of in vruchtgebruik; zij hadden zich dit onwaardig gemaakt, daarom verdelgde Hij hen, en stelde andere bestuurders aan..

Vers 53

53. En gij zult het land in erfelijke bezitting nemen, en daarin wonen; want Ik heb u dat land gegeven, om het erfelijk te bezitten.

Volgens menselijke wetten had Israël geen recht op Kanan, hun recht was alleen gegrond op een schenking van God. Wat ten opzichte van de Amorieten een daad van gerechtigheid was (Genesis 15:16), was voor hen een daad van genade. God had vroeger het land aan de Amorieten gegeven, niet als een onvervreemdbaar eigendom, maar zoals Hij alle aardse goederen schenkt-voorwaardelijk als bestuurders of in vruchtgebruik; zij hadden zich dit onwaardig gemaakt, daarom verdelgde Hij hen, en stelde andere bestuurders aan..

Vers 54

54. En gij zult, zoals Ik u reeds heb laten bekend maken, het land in erfelijke bezitting nemen, door het lot, naar uw geslachten; degenen die talrijk zijn zult gij hunerfenis groter maken, en zij, die weinig zijn, zult gij hun erfenis minder maken; waarheen voor iemand het lot zal uitgaan, dat zal hij hebben: naar de stammen van uw vaderen zult gij de erfenis nemen, en dat zal ook in volgende dagen niet van u genomen kunnen worden. Het land, dat u eenmaal door het lot wordt toegewezen, blijft immer het uwe. Ook: Nu.26:53-56

Vers 54

54. En gij zult, zoals Ik u reeds heb laten bekend maken, het land in erfelijke bezitting nemen, door het lot, naar uw geslachten; degenen die talrijk zijn zult gij hunerfenis groter maken, en zij, die weinig zijn, zult gij hun erfenis minder maken; waarheen voor iemand het lot zal uitgaan, dat zal hij hebben: naar de stammen van uw vaderen zult gij de erfenis nemen, en dat zal ook in volgende dagen niet van u genomen kunnen worden. Het land, dat u eenmaal door het lot wordt toegewezen, blijft immer het uwe. Ook: Nu.26:53-56

Vers 55

55. Maar indien gij de inwoners van het land niet voor uw aangezicht uit de bezitting zult verdrijven, zo zal het geschieden, dat zij, die gij van hen zult latenoverblijven, a) tot doornen zullen zijn in uw ogen, en tot prikkels in uw zijden, die u overal moeite zullen berokkenen en in verzoeking brengen, zodat gij onder hen als onder doornen en distels zult leven; en zij u zullen benauwen, op het land, waarin gij woont, zonder u ooit rust te laten.

a) Joshua 23:13 Judges 2:3

Vers 55

55. Maar indien gij de inwoners van het land niet voor uw aangezicht uit de bezitting zult verdrijven, zo zal het geschieden, dat zij, die gij van hen zult latenoverblijven, a) tot doornen zullen zijn in uw ogen, en tot prikkels in uw zijden, die u overal moeite zullen berokkenen en in verzoeking brengen, zodat gij onder hen als onder doornen en distels zult leven; en zij u zullen benauwen, op het land, waarin gij woont, zonder u ooit rust te laten.

a) Joshua 23:13 Judges 2:3

Vers 56

56. En het zal geschieden, nadat gij door hen verleid zult zijn tot afval van Mij, tot afgoderij en tot allerlei ongerechtigheid, dat Ik u zal doen, zoals Ik hun dacht te doen, u uit het land drijven en u verdelgen Joshua 23:12).

Vers 56

56. En het zal geschieden, nadat gij door hen verleid zult zijn tot afval van Mij, tot afgoderij en tot allerlei ongerechtigheid, dat Ik u zal doen, zoals Ik hun dacht te doen, u uit het land drijven en u verdelgen Joshua 23:12).

Bibliografische Informatie
Dächsel, Karl August. "Commentaar op Numbers 33". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/commentaries/dut/dac/numbers-33.html. 1862-80.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile