Lectionary Calendar
Friday, November 22nd, 2024
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
Attention!
Take your personal ministry to the Next Level by helping StudyLight build churches and supporting pastors in Uganda.
Click here to join the effort!

Bible Commentaries
Numeri 27

Dächsel BijbelverklaringDächsel Bijbelverklaring

Search for…
Enter query below:

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, NUMERI 27

Numbers 27:1.

RECHT VAN ERVEN. JOZUA IN PLAATS VAN MOZES TOT AANVOERDER VAN HET VOLK AANGEWEZEN.

I. Numbers 27:1-Numbers 27:11. De monstering die tevens betrekking had op de toekomstige verdeling van het land, geeft aanleiding tot een wettige bepaling, ten opzichte van hef erfrecht. Een vader van de stam van Manasse, die met het vorige geslacht in de woestijn gestorven is, heeft namelijk een aantal dochters, maar geen zonen nagelaten. Op haar verzoek, om in het bezit van het vaderlijk erfdeel te mogen treden, bepaalt de Heere, dat dochters zonder enige twijfel de bezitting van de vader zullen aanvaarden en zijn geslacht zullen voortplanten, wanneer er geen zonen zijn.

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, NUMERI 27

Numbers 27:1.

RECHT VAN ERVEN. JOZUA IN PLAATS VAN MOZES TOT AANVOERDER VAN HET VOLK AANGEWEZEN.

I. Numbers 27:1-Numbers 27:11. De monstering die tevens betrekking had op de toekomstige verdeling van het land, geeft aanleiding tot een wettige bepaling, ten opzichte van hef erfrecht. Een vader van de stam van Manasse, die met het vorige geslacht in de woestijn gestorven is, heeft namelijk een aantal dochters, maar geen zonen nagelaten. Op haar verzoek, om in het bezit van het vaderlijk erfdeel te mogen treden, bepaalt de Heere, dat dochters zonder enige twijfel de bezitting van de vader zullen aanvaarden en zijn geslacht zullen voortplanten, wanneer er geen zonen zijn.

Vers 1

1. Toen naderden de dochters van Zelfead, de zoon van Hefer, de zoon van Gilead, de zoon van Machir, de zoon van Manasse, die boven (Numbers 26:33) bij de monstering van de 12 stammen, onder de geslachten van Manasse, de zoon van Jozef reeds vermeld werden (en dit zijn de namen van zijn dochters: Machla, Noa en Hogla en Milka en Tirza) Joshua 17:3).

Vers 1

1. Toen naderden de dochters van Zelfead, de zoon van Hefer, de zoon van Gilead, de zoon van Machir, de zoon van Manasse, die boven (Numbers 26:33) bij de monstering van de 12 stammen, onder de geslachten van Manasse, de zoon van Jozef reeds vermeld werden (en dit zijn de namen van zijn dochters: Machla, Noa en Hogla en Milka en Tirza) Joshua 17:3).

Vers 2

2. En zij stonden, nadat de goddelijke verordening, betreffende de verdeling van het land bij het volk bekend was geworden, voor het aangezicht van Mozes, en voor het aangezicht van Elezar, de Hogepriester, en voor het aangezicht van de oversten, en van de gehele vergadering, die aan de deur van de tent der samenkomst vergaderd waren, om verder over de toekomstige verdeling te onderhandelen, zeggende:

Vers 2

2. En zij stonden, nadat de goddelijke verordening, betreffende de verdeling van het land bij het volk bekend was geworden, voor het aangezicht van Mozes, en voor het aangezicht van Elezar, de Hogepriester, en voor het aangezicht van de oversten, en van de gehele vergadering, die aan de deur van de tent der samenkomst vergaderd waren, om verder over de toekomstige verdeling te onderhandelen, zeggende:

Vers 3

3. Onze vader is, zoals de overigen, die de eerste maal geteld werden, gestorven in de woestijn, en hij is niet geweest in het midden van de vergadering van hen, die zich tegen de HEERE vergaderd hebben in de vergadering van Korach (Numbers 15:1-Numbers 15:35), zodat hij voor een banneling zou moeten gehouden worden, wiens nageslacht en nagedachtenis voor altijd uitgeroeid wordt uit de gemeente; maar hij is in zijn zonde1) gestorven, en had geen zonen, die zijn naam konden voortplanten(Numbers 14:35; Numbers 26:64).

1) Hij is in zijn zonde gestorven, wil zeggen: hij is gestorven, ten gevolge van het algemeen gericht, dat over Israëls volk is gegaan, en waarin hij ook heeft gedeeld..

Vers 3

3. Onze vader is, zoals de overigen, die de eerste maal geteld werden, gestorven in de woestijn, en hij is niet geweest in het midden van de vergadering van hen, die zich tegen de HEERE vergaderd hebben in de vergadering van Korach (Numbers 15:1-Numbers 15:35), zodat hij voor een banneling zou moeten gehouden worden, wiens nageslacht en nagedachtenis voor altijd uitgeroeid wordt uit de gemeente; maar hij is in zijn zonde1) gestorven, en had geen zonen, die zijn naam konden voortplanten(Numbers 14:35; Numbers 26:64).

1) Hij is in zijn zonde gestorven, wil zeggen: hij is gestorven, ten gevolge van het algemeen gericht, dat over Israëls volk is gegaan, en waarin hij ook heeft gedeeld..

Vers 4

4. Waarom zou dan, daar hij toch in ons, zijn dochters, niet kinderloos gestorven is, de naam van onze vader uit het midden van zijn geslacht, dat van de Gileadieten(Numbers 26:29) weggenomen worden, omdat hij geen zoon heeft? Geef ons, bij de verdeling van het land, ook een bezitting in het midden van de broeders van onze vader, opdat door ons zijn nagedachtenis blijft bestaan, en zijn geslacht niet geheel uitsterft.

Naar alle waarschijnlijkheid had tot nu toe de gewoonte bestaan, dat in huwelijken waar de vrouwen een vaste bezitting als huwelijksgift hadden meegebracht, die zonen, welke die bezitting erfden in het geslacht van hun grootvader van moederszijde, en niet in dat van hun grootvader van vaderszijde werden ingeschreven. Deze gewoonten willen de dochters van Zelfead blijven behouden bij de nieuwe verhouding in Kanan, en zelfs met betrekking op haar geval uitgebreid zien. Zij willen, in de plaats van haar vader, die geen zoon, en dus ook geen vertegenwoordiger van zijn naam had, dat gedeelte van het heilige land ontvangen, dat hem toekomt. Haar toekomstige echtgenoten zouden alsdan in haar geslacht overgaan, voor zonen van haar vader gehouden worden en alzo diens nagedachtenis ophouden in de gemeente..

Vers 4

4. Waarom zou dan, daar hij toch in ons, zijn dochters, niet kinderloos gestorven is, de naam van onze vader uit het midden van zijn geslacht, dat van de Gileadieten(Numbers 26:29) weggenomen worden, omdat hij geen zoon heeft? Geef ons, bij de verdeling van het land, ook een bezitting in het midden van de broeders van onze vader, opdat door ons zijn nagedachtenis blijft bestaan, en zijn geslacht niet geheel uitsterft.

Naar alle waarschijnlijkheid had tot nu toe de gewoonte bestaan, dat in huwelijken waar de vrouwen een vaste bezitting als huwelijksgift hadden meegebracht, die zonen, welke die bezitting erfden in het geslacht van hun grootvader van moederszijde, en niet in dat van hun grootvader van vaderszijde werden ingeschreven. Deze gewoonten willen de dochters van Zelfead blijven behouden bij de nieuwe verhouding in Kanan, en zelfs met betrekking op haar geval uitgebreid zien. Zij willen, in de plaats van haar vader, die geen zoon, en dus ook geen vertegenwoordiger van zijn naam had, dat gedeelte van het heilige land ontvangen, dat hem toekomt. Haar toekomstige echtgenoten zouden alsdan in haar geslacht overgaan, voor zonen van haar vader gehouden worden en alzo diens nagedachtenis ophouden in de gemeente..

Vers 5

5. En Mozes bracht haar rechtzaak, die hij zelf niet wilde beslissen, opdat hij ook in het kleine en geringe zich trouw betoont (Numbers 12:7), voor het aangezicht van de HEERE, terwijl hij zich begaf in de tent der samenkomst, op die plaats, waar hem op elke vraag een goddelijk antwoord gegeven zou geworden (Exodus 25:22).

Vers 5

5. En Mozes bracht haar rechtzaak, die hij zelf niet wilde beslissen, opdat hij ook in het kleine en geringe zich trouw betoont (Numbers 12:7), voor het aangezicht van de HEERE, terwijl hij zich begaf in de tent der samenkomst, op die plaats, waar hem op elke vraag een goddelijk antwoord gegeven zou geworden (Exodus 25:22).

Vers 6

6. En de HEERE sprak tot Mozes, van het Verzoendeksel, tussen de beide Cherubim, zeggende:

Vers 6

6. En de HEERE sprak tot Mozes, van het Verzoendeksel, tussen de beide Cherubim, zeggende:

Vers 7

7. De dochters van Zelfead spreken recht: gij zult haar, alsof zij zonen waren, geheel geven de bezitting van een erfenis, in het midden van de broeders van hun vader, de Gileadieten; en gij zult de erfenis van hun vader, wat deze verkregen zou hebben als hij nog in leven was, op haar doen komen, als gemeenschappelijk bezit (Numbers 36:2).

Vers 7

7. De dochters van Zelfead spreken recht: gij zult haar, alsof zij zonen waren, geheel geven de bezitting van een erfenis, in het midden van de broeders van hun vader, de Gileadieten; en gij zult de erfenis van hun vader, wat deze verkregen zou hebben als hij nog in leven was, op haar doen komen, als gemeenschappelijk bezit (Numbers 36:2).

Vers 8

8. En tot de kinderen van Israël zult gij, opdat zij weten hoe zij zich in dergelijke gevallen te gedragen hebben, spreken, zeggende: Wanneer iemand sterft en geen zoonheeft, zo zult gij zijn erfenis op zijn dochter doen komen.

Vers 8

8. En tot de kinderen van Israël zult gij, opdat zij weten hoe zij zich in dergelijke gevallen te gedragen hebben, spreken, zeggende: Wanneer iemand sterft en geen zoonheeft, zo zult gij zijn erfenis op zijn dochter doen komen.

Vers 9

9. En indien hij geen dochter heeft, zo zult gij zijn erfenis aan zijn broeders geven.

Vers 9

9. En indien hij geen dochter heeft, zo zult gij zijn erfenis aan zijn broeders geven.

Vers 10

10. Indien hij nu geen eigen broeders heeft, zo zult gij zijn erfenis aan de broeders van zijn vader geven, aan zijn ooms.

Vers 10

10. Indien hij nu geen eigen broeders heeft, zo zult gij zijn erfenis aan de broeders van zijn vader geven, aan zijn ooms.

Vers 11

11. Indien ook zijn vader geen broeders heeft, zo zult gij zijn erfenis geven aan zijn nabestaande, die hem de naaste van zijn geslacht is, de naaste van zijn agnaten, of bloedverwanten van vaders zijde, dat hij het erfelijk bezitte; de agnaten, bloedverwanten van moeders zijde zijn van dit erfrecht uitgesloten. Dit zal de kinderen van Israël tot een rechtsinstelling zijn, betreffende de erfopvolging, zoals de HEERE Mozes geboden heeft; het is dus niet een verordening van Mozes zelf, maar een goddelijke instelling, die ten strengste ten uitvoer gebracht moet worden.

Het grondbezit, dat Israël door het lot als leen van God, de eigenlijke bezitter van het land, ontving, moest, zoals reeds opgemerkt is, een onvervreemdbaar eigendom van de afzonderlijke families zijn en blijven. Dit bezit ging van de vader op de zonen over, zodanig, dat de eerstgeborene een dubbel gedeelte verkreeg; de overige zonen ontvingen slechts gelijke delen; zo erfde b.v. wanneer er vijf zonen waren, de oudste 2/6 van de gehele vaderlijke nalatenschap, terwijl zijn broeders ieder slechts 1/6 erfden. De eerstgeborene had echter als hoofd van de familie niet alleen zijn moeder tot haar dood te verzorgen, maar hij moest ook zijn nog ongehuwde zusters tot aan haar huwelijk van voedsel, kleding en al het nodige voorzien. Hierbij werd naderhand (Deuteronomy 21:15-Deuteronomy 21:17) bepaald, dat, wanneer de vader twee vrouwen heeft, waarvan hij de ene meer liefde toedraagt dan de andere, hij niet de jongere zoon van de geliefde vrouw boven de oudere zoon van de minder geliefde mag voortrekken; hij moet volstrekt het eerstgeboorterecht met de twee delen van zijn gehele nalatenschap, ongeschonden laten aan de eersteling van zijn kracht. Op deze plaats nu betreft het het geval, dat iemand zonder zonen sterft, en alleen dochters nalaat; nu moet dus de bezitting op deze overgaan; bij kinderloosheid eerst op de naaste agnaten. Deze erfdochters mochten, zoals later bij de verdere beslissing van het hier voorgaande geval (Numbers 36:1-Numbers 36:12) bepaald wordt, slechts mannen huwen uit de stam van hun vader, opdat het erfgoed, dat zij in bezit hadden, niet van de een stam op de andere zou overgaan, waardoor de bezittingen van de afzonderlijke stammen onderling gemengd zouden worden, en de oorspronkelijke verdeling verloren zou gaan; ene erfdochter daarentegen, die in een andere stam huwde, verloor daarmee haar recht op het vaderlijk erfgoed, dit wordt tenminste door Jozefus beweerd..

II. Numbers 27:12-Numbers 27:28. Terwijl de Heere Mozes aankondigt, dat hij, evenals zijn broeder Aron, nog v r de inname van het Heilige land tot zijn volk zal verzameld worden, vraagt deze om de benoeming van een opvolger, de Heere verordent daartoe Jozua, die tot hiertoe een dienaar van Mozes was, en aan hem wordt nu, ook op Goddelijke aanwijzing, het ambt van aanvoerder van het volk op plechtige wijze overgedragen, zonder dat hij echter dadelijk de post van wetgever ontvangt.

Vers 11

11. Indien ook zijn vader geen broeders heeft, zo zult gij zijn erfenis geven aan zijn nabestaande, die hem de naaste van zijn geslacht is, de naaste van zijn agnaten, of bloedverwanten van vaders zijde, dat hij het erfelijk bezitte; de agnaten, bloedverwanten van moeders zijde zijn van dit erfrecht uitgesloten. Dit zal de kinderen van Israël tot een rechtsinstelling zijn, betreffende de erfopvolging, zoals de HEERE Mozes geboden heeft; het is dus niet een verordening van Mozes zelf, maar een goddelijke instelling, die ten strengste ten uitvoer gebracht moet worden.

Het grondbezit, dat Israël door het lot als leen van God, de eigenlijke bezitter van het land, ontving, moest, zoals reeds opgemerkt is, een onvervreemdbaar eigendom van de afzonderlijke families zijn en blijven. Dit bezit ging van de vader op de zonen over, zodanig, dat de eerstgeborene een dubbel gedeelte verkreeg; de overige zonen ontvingen slechts gelijke delen; zo erfde b.v. wanneer er vijf zonen waren, de oudste 2/6 van de gehele vaderlijke nalatenschap, terwijl zijn broeders ieder slechts 1/6 erfden. De eerstgeborene had echter als hoofd van de familie niet alleen zijn moeder tot haar dood te verzorgen, maar hij moest ook zijn nog ongehuwde zusters tot aan haar huwelijk van voedsel, kleding en al het nodige voorzien. Hierbij werd naderhand (Deuteronomy 21:15-Deuteronomy 21:17) bepaald, dat, wanneer de vader twee vrouwen heeft, waarvan hij de ene meer liefde toedraagt dan de andere, hij niet de jongere zoon van de geliefde vrouw boven de oudere zoon van de minder geliefde mag voortrekken; hij moet volstrekt het eerstgeboorterecht met de twee delen van zijn gehele nalatenschap, ongeschonden laten aan de eersteling van zijn kracht. Op deze plaats nu betreft het het geval, dat iemand zonder zonen sterft, en alleen dochters nalaat; nu moet dus de bezitting op deze overgaan; bij kinderloosheid eerst op de naaste agnaten. Deze erfdochters mochten, zoals later bij de verdere beslissing van het hier voorgaande geval (Numbers 36:1-Numbers 36:12) bepaald wordt, slechts mannen huwen uit de stam van hun vader, opdat het erfgoed, dat zij in bezit hadden, niet van de een stam op de andere zou overgaan, waardoor de bezittingen van de afzonderlijke stammen onderling gemengd zouden worden, en de oorspronkelijke verdeling verloren zou gaan; ene erfdochter daarentegen, die in een andere stam huwde, verloor daarmee haar recht op het vaderlijk erfgoed, dit wordt tenminste door Jozefus beweerd..

II. Numbers 27:12-Numbers 27:28. Terwijl de Heere Mozes aankondigt, dat hij, evenals zijn broeder Aron, nog v r de inname van het Heilige land tot zijn volk zal verzameld worden, vraagt deze om de benoeming van een opvolger, de Heere verordent daartoe Jozua, die tot hiertoe een dienaar van Mozes was, en aan hem wordt nu, ook op Goddelijke aanwijzing, het ambt van aanvoerder van het volk op plechtige wijze overgedragen, zonder dat hij echter dadelijk de post van wetgever ontvangt.

Vers 12

12. Daarna zei de HEERE tot Mozes, opdat hij de tijd van zijn dood vooruit zou weten, en nog bij zijn leven zou kunnen verrichten, wat tot vervanging van zijn persoon, waarop het gehele huis van Israël zozeer gezet was, nodig was: Klim op deze berg Abrim, die aan de zuidkant tegenover het leger ligt (zie "Numbers 21:20), en zie, van diens hoogste spits, de berg Nebo (Deuteronomy 32:48; Deuteronomy 34:1), het land, dat Ik de kinderen van Israël gegeven heb.

Vers 12

12. Daarna zei de HEERE tot Mozes, opdat hij de tijd van zijn dood vooruit zou weten, en nog bij zijn leven zou kunnen verrichten, wat tot vervanging van zijn persoon, waarop het gehele huis van Israël zozeer gezet was, nodig was: Klim op deze berg Abrim, die aan de zuidkant tegenover het leger ligt (zie "Numbers 21:20), en zie, van diens hoogste spits, de berg Nebo (Deuteronomy 32:48; Deuteronomy 34:1), het land, dat Ik de kinderen van Israël gegeven heb.

Vers 13

13. Wanneer gij dat gezien zult hebben, dan zult gij tot uw volken verzameld worden, gij ook, zoals uw broeder Aron verzameld geworden is 1) (Numbers 20:24).

1) Deze aankondiging geschiedt, opdat hij met volle bewustzijn de dood zou tegemoet gaan en zijn huis zou kunnen bereiden, nl. zoveel in hem is, bij zijn leven nog uitvoeren en bewerken, wat, na zijn dood, zijn persoon, op wie het gehele huis van Israël gesteld was, zou kunnen vergoeden..

Dit gezicht van Kanan werd zeker vergezeld van een gelovig uitzicht naar het betere, d.i. het hemelse Kanan dat zeer vertroostend is voor de stervende heiligen..

Vers 13

13. Wanneer gij dat gezien zult hebben, dan zult gij tot uw volken verzameld worden, gij ook, zoals uw broeder Aron verzameld geworden is 1) (Numbers 20:24).

1) Deze aankondiging geschiedt, opdat hij met volle bewustzijn de dood zou tegemoet gaan en zijn huis zou kunnen bereiden, nl. zoveel in hem is, bij zijn leven nog uitvoeren en bewerken, wat, na zijn dood, zijn persoon, op wie het gehele huis van Israël gesteld was, zou kunnen vergoeden..

Dit gezicht van Kanan werd zeker vergezeld van een gelovig uitzicht naar het betere, d.i. het hemelse Kanan dat zeer vertroostend is voor de stervende heiligen..

Vers 14

14. Omdat gij Mijn mond weerspannig zijt geweest in de woestijn Zin, in de twisting van de vergadering, om Mij aan de wateren, die Ik bereid was te geven, voor hun ogen te heiligen, maar gij was zwak in het geloof en twijfelde. Dat zijn de wateren van Meriba van Kades, in de woestijn Zin, die reeds boven vermeld werden bij het verhaal van die geschiedenis (Numbers 20:7-Numbers 20:13 Numbers 20:12 ). 15. Toen sprak Mozes, die het goddelijke oogmerk van deze aankondiging wel begreep, tot de HEERE, zeggende:

Vers 14

14. Omdat gij Mijn mond weerspannig zijt geweest in de woestijn Zin, in de twisting van de vergadering, om Mij aan de wateren, die Ik bereid was te geven, voor hun ogen te heiligen, maar gij was zwak in het geloof en twijfelde. Dat zijn de wateren van Meriba van Kades, in de woestijn Zin, die reeds boven vermeld werden bij het verhaal van die geschiedenis (Numbers 20:7-Numbers 20:13 Numbers 20:12 ). 15. Toen sprak Mozes, die het goddelijke oogmerk van deze aankondiging wel begreep, tot de HEERE, zeggende:

Vers 16

16. a) Dat de HEERE, de God van de geesten van alle vlees, die aan alle geschapen wezens leven en adem geeft, en ze naar Zijn wil ook wederom laat sterven, voordat ik tot mijn volken vergaderd word, een man stelt over deze vergadering,

a)Numbers 16:22 Psalms 90:3; Psalms 104:29,

Vers 16

16. a) Dat de HEERE, de God van de geesten van alle vlees, die aan alle geschapen wezens leven en adem geeft, en ze naar Zijn wil ook wederom laat sterven, voordat ik tot mijn volken vergaderd word, een man stelt over deze vergadering,

a)Numbers 16:22 Psalms 90:3; Psalms 104:29,

Vers 17

17. Die in mijn plaats voor hun aangezicht uitga, en die voor hun aangezicht inga, en die hen uitleide, en die hen inleide; 1) a) opdat de vergadering van de HEERE 2) niet zij als schapen, die geen herder hebben. 3)

a) 1 Kings 22:17 Matthew 9:36 Mark 6:34

1) Mozes vraagt hiermee aan God, een man, die alle aangelegenheden van Israël zal voorstaan en behandelen, die in zijn voetstappen treden, het volk zal leiden, zoals een goede herder de schapen leidt..

2)Vergadering van de Heere. Met deze woorden legt Mozes Israël de Heere zo na mogelijk aan het hart. Niettegenstaande zijn vele zonden en overtredingen, is Israël voor hem de vergadering van de Heere. Ja, al heeft het volk door zijn gemopper hem een ogenblik tot bitterheid verleid, zodat hij op de steenrots sloeg, en is het daardoor oorzaak geworden, dat hij Kanan niet mag binnengaan, toch is zijn hart met tedere liefde voor dit volk vervuld en blijft het voor hem het heilige volk, uit kracht van het Verbond, dat Jehova met hem heeft opgericht, uit kracht van de Verbondsbetrekking tussen Jehova en Israël..

3) De Heere beveelt Mozes in het gebergte Abrim te gaan, om daar te sterven. Wat is nu zijn eerste woord? Lees het Numbers 27:15-Numbers 27:17. Z denkt hij aan, z leeft hij voor zijn volk. En hoe zuiver, hoe onbaatzuchtig is deze liefde!.

Vers 17

17. Die in mijn plaats voor hun aangezicht uitga, en die voor hun aangezicht inga, en die hen uitleide, en die hen inleide; 1) a) opdat de vergadering van de HEERE 2) niet zij als schapen, die geen herder hebben. 3)

a) 1 Kings 22:17 Matthew 9:36 Mark 6:34

1) Mozes vraagt hiermee aan God, een man, die alle aangelegenheden van Israël zal voorstaan en behandelen, die in zijn voetstappen treden, het volk zal leiden, zoals een goede herder de schapen leidt..

2)Vergadering van de Heere. Met deze woorden legt Mozes Israël de Heere zo na mogelijk aan het hart. Niettegenstaande zijn vele zonden en overtredingen, is Israël voor hem de vergadering van de Heere. Ja, al heeft het volk door zijn gemopper hem een ogenblik tot bitterheid verleid, zodat hij op de steenrots sloeg, en is het daardoor oorzaak geworden, dat hij Kanan niet mag binnengaan, toch is zijn hart met tedere liefde voor dit volk vervuld en blijft het voor hem het heilige volk, uit kracht van het Verbond, dat Jehova met hem heeft opgericht, uit kracht van de Verbondsbetrekking tussen Jehova en Israël..

3) De Heere beveelt Mozes in het gebergte Abrim te gaan, om daar te sterven. Wat is nu zijn eerste woord? Lees het Numbers 27:15-Numbers 27:17. Z denkt hij aan, z leeft hij voor zijn volk. En hoe zuiver, hoe onbaatzuchtig is deze liefde!.

Vers 18

18. Toen zei de HEERE, deze bede verhorende, 1) tot Mozes: Neem tot u a)Jozua, de zoon van Nun, een man, in wie de Geest is, de Geest van wijsheid en verstand, de geest van raad en sterkte, de Geest van kennis en vreze voor de Heere Isaiah 11:2), en leg uw hand op hem. 2)

a) Exodus 17:8; Exodus 24:13; Exodus 32:17; Exodus 33:11, Numbers 11:25; Numbers 13:9; Numbers 14:6,Numbers 14:30.

1) Wat mij Uw geest zelf leert bidden, dat is naar Uw wil, en wordt zeker door U verhoord, wanneer het in de naam van Uw zoon gebeurt, door wie ik Uw kind en erfgenaam ben, en genade voor genade verkrijg..

2) Met deze handoplegging moest Mozes de regering aan hem overgeven, hem in zijn ambt zetten, als zijn opvolger. Jozua zou in zijn plaats komen. Echter, zoals uit Numbers 27:20, Numbers 27:21 blijkt, niet geheel zijn waardigheid vervullen. Er zou een groot verschil blijven bestaan tussen Mozes en Jozua.. 19. En stel hem, nadat gij hem tot u genomen hebt, voor het aangezicht van Elezar, de Hogepriester, en voor het aangezicht van de gehele vergadering, die voor de deur van de tent der samenkomst is, en geef hem bevel voor hun ogen, draag hem van uw ambt over, onder een ernstig voorhouden van de plichten, die hij daarmee op zich neemt;

Vers 18

18. Toen zei de HEERE, deze bede verhorende, 1) tot Mozes: Neem tot u a)Jozua, de zoon van Nun, een man, in wie de Geest is, de Geest van wijsheid en verstand, de geest van raad en sterkte, de Geest van kennis en vreze voor de Heere Isaiah 11:2), en leg uw hand op hem. 2)

a) Exodus 17:8; Exodus 24:13; Exodus 32:17; Exodus 33:11, Numbers 11:25; Numbers 13:9; Numbers 14:6,Numbers 14:30.

1) Wat mij Uw geest zelf leert bidden, dat is naar Uw wil, en wordt zeker door U verhoord, wanneer het in de naam van Uw zoon gebeurt, door wie ik Uw kind en erfgenaam ben, en genade voor genade verkrijg..

2) Met deze handoplegging moest Mozes de regering aan hem overgeven, hem in zijn ambt zetten, als zijn opvolger. Jozua zou in zijn plaats komen. Echter, zoals uit Numbers 27:20, Numbers 27:21 blijkt, niet geheel zijn waardigheid vervullen. Er zou een groot verschil blijven bestaan tussen Mozes en Jozua.. 19. En stel hem, nadat gij hem tot u genomen hebt, voor het aangezicht van Elezar, de Hogepriester, en voor het aangezicht van de gehele vergadering, die voor de deur van de tent der samenkomst is, en geef hem bevel voor hun ogen, draag hem van uw ambt over, onder een ernstig voorhouden van de plichten, die hij daarmee op zich neemt;

Vers 20

20. En leg op hem van uw heerlijkheid, 1) opdat zij horen, te weten de gehele vergadering van de kinderen van Israël, en hem gehoorzamen, zoals zij tot nu toe u als haar overste en aanvoerder gehoorzaamd heeft.

1) In het Hebreeuws Meehodeka, van uw heerlijkheid, d.i. een gedeelte van uw heerlijkheid. Jozua zou dus niet geheel in de voetstappen van Mozes treden. Mozes zou een geheel unieke verschijning, een geheel unieke persoonlijkheid blijven onder het Oude Verbond. Slechts zoveel zou de zoon van Nun van Mozes' heerlijkheid ontvangen, als nodig was, om Israël tot een aanvoerder en bestuurder te zijn. In het volgende vers wordt meegedeeld, dat hij geen wetgever zou zijn, noch onmiddellijk uit de mond van de Heere raad zou krijgen, zoals Mozes, maar door middel van de Priester, die de Urim en Tummim zou raadplegen..

Vers 20

20. En leg op hem van uw heerlijkheid, 1) opdat zij horen, te weten de gehele vergadering van de kinderen van Israël, en hem gehoorzamen, zoals zij tot nu toe u als haar overste en aanvoerder gehoorzaamd heeft.

1) In het Hebreeuws Meehodeka, van uw heerlijkheid, d.i. een gedeelte van uw heerlijkheid. Jozua zou dus niet geheel in de voetstappen van Mozes treden. Mozes zou een geheel unieke verschijning, een geheel unieke persoonlijkheid blijven onder het Oude Verbond. Slechts zoveel zou de zoon van Nun van Mozes' heerlijkheid ontvangen, als nodig was, om Israël tot een aanvoerder en bestuurder te zijn. In het volgende vers wordt meegedeeld, dat hij geen wetgever zou zijn, noch onmiddellijk uit de mond van de Heere raad zou krijgen, zoals Mozes, maar door middel van de Priester, die de Urim en Tummim zou raadplegen..

Vers 21

21. En hij zal voor het aangezicht van Elezar de priester staan, die voor hem raad vragen zal, naar de wijze van Urim, 1) voor het aangezicht van de HEERE; hij zal bij de uitvoering van zijn ambt niet meer zo onmiddellijk met de Heere verkeren, zoals gij gedaan hebt (Numbers 12:8), maar in alle gewichtige zaken door de Hogepriester voor zich raad laten vragen. Naar zijn mond, volgens de uitspraak, die de Hogepriester doet, zullen zij uitgaan, hun ondernemingen inrichten, en naar zijn mond zullen zij ingaan, hij, en al de kinderen van Israël met hem, en de gehele vergadering. 2)

1) Urim staat hier bij wijze van verkorting. Bedoeld wordt de Urim en de Tummim (zie Ex 28:30)

2) Onder de gehele vergadering hebben wij hier te verstaan, omdat er reeds gesproken is van al de kinderen van Israël, de verzameling van de oudsten van het volk, welke de kinderen van Israël vertegenwoordigden in de gewichtigste volkszaken..

Vers 21

21. En hij zal voor het aangezicht van Elezar de priester staan, die voor hem raad vragen zal, naar de wijze van Urim, 1) voor het aangezicht van de HEERE; hij zal bij de uitvoering van zijn ambt niet meer zo onmiddellijk met de Heere verkeren, zoals gij gedaan hebt (Numbers 12:8), maar in alle gewichtige zaken door de Hogepriester voor zich raad laten vragen. Naar zijn mond, volgens de uitspraak, die de Hogepriester doet, zullen zij uitgaan, hun ondernemingen inrichten, en naar zijn mond zullen zij ingaan, hij, en al de kinderen van Israël met hem, en de gehele vergadering. 2)

1) Urim staat hier bij wijze van verkorting. Bedoeld wordt de Urim en de Tummim (zie Ex 28:30)

2) Onder de gehele vergadering hebben wij hier te verstaan, omdat er reeds gesproken is van al de kinderen van Israël, de verzameling van de oudsten van het volk, welke de kinderen van Israël vertegenwoordigden in de gewichtigste volkszaken..

Vers 22

22. En Mozes deed, zoals de HEERE hem geboden had; 1) want hij nam Jozua tot zich, en stelde hem, op de heilige plaats, voor het aangezicht van Elezar, de priester, en voor het aangezicht van de gehele vergadering;

1) "Hij huldigde Jozua geredelijk en blijmoedig in". a. Alhoewel de aanstelling van een ander in zijn plaats kon gehouden worden voor een vermindering van zijn eigen aanzien en gezag, en dit niet veel verschilde van een dadelijke afstand van de regering, nochthans was hij gewillig, om daartoe de hand te lenen, dat een ander daarmee werd bekleed. b. Ofschoon de wereld het als een uitsluiting van zijn familie kon aanmerken, dat zijn heerlijkheid niet tot een van zijn zonen of nabestaanden overging, zo belette dit niet, dat hij, volvaardig met zijn eigen handen, eerst Elezar tot Hogepriester en nu Jozua, die uit een andere stam was, tot opperregeerder inhuldigende, terwijl zijn huis en zijn eigen kinderen geen aanzienlijke ambten in de Kerk- of Burgerstaat hadden, maar slechts in de rang van gewoon Leviet werden gelaten, hetgeen zo'n blijk vanzelfverloochening en onderwerping aan de wil van de Heere was, dat hem dit tot groter eer strekte, dan de hoogste bevordering van zijn familie zou gedaan hebben, want dit bekrachtigde zijn inborst, nl. dat hij was, de zachtmoedigste man op aarde, dat hij getrouw was aan hem, die hem gesteld had over zijn gehele huis, en dat hij in alles niet handelde van zichzelf, zoals hij ook niet handelde voor zichzelf. Hieruit zag men, dat hij een grondbeginsel had, dat hem deed uitmunten boven alle andere wetgevers, welke altijd zorg droegen, om hun familie deel te doen hebben in de grootheid, die zij zelf bezeten hadden..

Vers 22

22. En Mozes deed, zoals de HEERE hem geboden had; 1) want hij nam Jozua tot zich, en stelde hem, op de heilige plaats, voor het aangezicht van Elezar, de priester, en voor het aangezicht van de gehele vergadering;

1) "Hij huldigde Jozua geredelijk en blijmoedig in". a. Alhoewel de aanstelling van een ander in zijn plaats kon gehouden worden voor een vermindering van zijn eigen aanzien en gezag, en dit niet veel verschilde van een dadelijke afstand van de regering, nochthans was hij gewillig, om daartoe de hand te lenen, dat een ander daarmee werd bekleed. b. Ofschoon de wereld het als een uitsluiting van zijn familie kon aanmerken, dat zijn heerlijkheid niet tot een van zijn zonen of nabestaanden overging, zo belette dit niet, dat hij, volvaardig met zijn eigen handen, eerst Elezar tot Hogepriester en nu Jozua, die uit een andere stam was, tot opperregeerder inhuldigende, terwijl zijn huis en zijn eigen kinderen geen aanzienlijke ambten in de Kerk- of Burgerstaat hadden, maar slechts in de rang van gewoon Leviet werden gelaten, hetgeen zo'n blijk vanzelfverloochening en onderwerping aan de wil van de Heere was, dat hem dit tot groter eer strekte, dan de hoogste bevordering van zijn familie zou gedaan hebben, want dit bekrachtigde zijn inborst, nl. dat hij was, de zachtmoedigste man op aarde, dat hij getrouw was aan hem, die hem gesteld had over zijn gehele huis, en dat hij in alles niet handelde van zichzelf, zoals hij ook niet handelde voor zichzelf. Hieruit zag men, dat hij een grondbeginsel had, dat hem deed uitmunten boven alle andere wetgevers, welke altijd zorg droegen, om hun familie deel te doen hebben in de grootheid, die zij zelf bezeten hadden..

Vers 23

23. En hij legde zijn handen op hem, om hem plechtig te ordenen, d.i. hem van zijn ambtsplichten en rechten over te dragen, maar ook uit kracht van zijn volmacht, hem door God geschonken, hem toe te rusten met de nodige gaven, en gaf hem bevel, zoals de HEERE door de dienst van Mozes gesproken had, dat hij zich namelijk bij de uitoefening van zijn ambt streng te houden had aan de wet, die reeds voorhanden was, en aan de Hogepriesterlijke bemiddeling.

Het was alzo Mozes niet vergund, Israël in Kanan te brengen; dit grote werk werd Jozua opgedragen. Wij kunnen hier de opmerking niet achterwege laten, dat daarin een diepe, zinrijke en afschaduwende betekenis ligt opgesloten. Mozes is namelijk de man van de wet: hij is als het ware de verpersoonlijkte wet; daarom luidt het in het Nieuwe Testament: de wet is door Mozes gegeven, de genade en waarheid is door Jezus Christus geworden." De wet echter kan ons niet in Kanan brengen, zij kan ons niet zaligmaken; zij kan slechts dreigen, straffen, verpletteren, zij kan ons slechts aandrijven tot boete en aan de grenzen van Kanan brengen, daarover, in het beloofde land brengt zij ons niet. Dat kan slechts een Jozua, Jezus: want beide namen betekenen hetzelfde. Het is n naam..

Vers 23

23. En hij legde zijn handen op hem, om hem plechtig te ordenen, d.i. hem van zijn ambtsplichten en rechten over te dragen, maar ook uit kracht van zijn volmacht, hem door God geschonken, hem toe te rusten met de nodige gaven, en gaf hem bevel, zoals de HEERE door de dienst van Mozes gesproken had, dat hij zich namelijk bij de uitoefening van zijn ambt streng te houden had aan de wet, die reeds voorhanden was, en aan de Hogepriesterlijke bemiddeling.

Het was alzo Mozes niet vergund, Israël in Kanan te brengen; dit grote werk werd Jozua opgedragen. Wij kunnen hier de opmerking niet achterwege laten, dat daarin een diepe, zinrijke en afschaduwende betekenis ligt opgesloten. Mozes is namelijk de man van de wet: hij is als het ware de verpersoonlijkte wet; daarom luidt het in het Nieuwe Testament: de wet is door Mozes gegeven, de genade en waarheid is door Jezus Christus geworden." De wet echter kan ons niet in Kanan brengen, zij kan ons niet zaligmaken; zij kan slechts dreigen, straffen, verpletteren, zij kan ons slechts aandrijven tot boete en aan de grenzen van Kanan brengen, daarover, in het beloofde land brengt zij ons niet. Dat kan slechts een Jozua, Jezus: want beide namen betekenen hetzelfde. Het is n naam..

Bibliografische Informatie
Dächsel, Karl August. "Commentaar op Numbers 27". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/commentaries/dut/dac/numbers-27.html. 1862-80.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile