Lectionary Calendar
Monday, December 23rd, 2024
the Fourth Week of Advent
Attention!
For 10¢ a day you can enjoy StudyLight.org ads
free while helping to build churches and support pastors in Uganda.
Click here to learn more!

Bible Commentaries
Numeri 26

Dächsel BijbelverklaringDächsel Bijbelverklaring

Zoek naar…
Enter query below:

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, NUMERI 26

Numbers 26:1.

HET JOODSE VOLK WORDT OPNIEUW GETELD.

I. Numbers 26:1-Numbers 26:65. Voordat Israël tot de heilige tocht tegen de Midianieten uittrekken kan, moet het in zijn gewapende manschap weer tot een leger van de Heere worden, evenals vroeger bij Sinaï (vgl.inl.Numbers 1:1); want zij die toen gemonsterd werden, zijn intussen in de woestijn gestorven. Daarom wordt nu een nieuwe telling ondernomen van hen, die twintig jaar en ouder zijn; de stam van Levi wordt ook ditmaal bijzonder geteld, des te meer, daar deze nieuwe monstering in nauwe betrekking staat tot de aanstaande verdeling van het beloofde land, waarbij Levi niet onmiddellijk zijn deel krijgt. De monstering levert aan beide zijden bijna dezelfde uitkomst op als vroeger. Van hen die vroeger gemonsterd werden, zijn echter Jozua en Kaleb alleen in het leven gebleven.

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, NUMERI 26

Numbers 26:1.

HET JOODSE VOLK WORDT OPNIEUW GETELD.

I. Numbers 26:1-Numbers 26:65. Voordat Israël tot de heilige tocht tegen de Midianieten uittrekken kan, moet het in zijn gewapende manschap weer tot een leger van de Heere worden, evenals vroeger bij Sinaï (vgl.inl.Numbers 1:1); want zij die toen gemonsterd werden, zijn intussen in de woestijn gestorven. Daarom wordt nu een nieuwe telling ondernomen van hen, die twintig jaar en ouder zijn; de stam van Levi wordt ook ditmaal bijzonder geteld, des te meer, daar deze nieuwe monstering in nauwe betrekking staat tot de aanstaande verdeling van het beloofde land, waarbij Levi niet onmiddellijk zijn deel krijgt. De monstering levert aan beide zijden bijna dezelfde uitkomst op als vroeger. Van hen die vroeger gemonsterd werden, zijn echter Jozua en Kaleb alleen in het leven gebleven.

Vers 1

1. Het geschiedde nu na die plaag, 1) dat de HEERE sprak tot Mozes en tot Elezar, de zoon van Aron, de priester; die nu in de plaats van zijn vader het Hogepriesterlijk ambt bekleedde (Numbers 20:28), zeggende:

Vers 1

1. Het geschiedde nu na die plaag, 1) dat de HEERE sprak tot Mozes en tot Elezar, de zoon van Aron, de priester; die nu in de plaats van zijn vader het Hogepriesterlijk ambt bekleedde (Numbers 20:28), zeggende:

Vers 2

2. Neemt de som van de gehele vergadering van de kinderen van Israël op, zoals Gij reeds eenmaal op Mijn bevel, bij de berg Sinaï gedaan hebt (Numbers 1:1), van twintig jaar en ouder, naar het huis van hun vaderen, naar de verschillende families, waarin zij door hun afstamming verdeeld zijn, al wie ten strijde in Israël uittrekt.

1) Voor de voltrekking van de hem bevolen wraak op de Midianieten moest Israël door een nieuwe telling, als leger van Jehova, gemonsterd worden, omdat het bij Sinaï (Numbers 1:1-4) gemonsterde geslacht, op Kaleb en Jozua na, in het oordeel van de dood, in de woestijn waren gevallen. Hierom kwam het goddelijk bevel tot een nieuwe telling en monstering, "na de plaag". Want daarmee waren de laatste van de uit Egypte getrokkenen, die niet in Kanan mochten komen, weggehaald, en daarmee was dat gericht voleindigd..

Deze telling had in het bijzonder tot doel, om de straks volgende verdeling van het land te bevorderen. Daarom worden ook nu de geslachten van de enkele stammen opgesomd, hetgeen bij de telling bij Sinaï niet heeft plaatsgehad..

Vers 2

2. Neemt de som van de gehele vergadering van de kinderen van Israël op, zoals Gij reeds eenmaal op Mijn bevel, bij de berg Sinaï gedaan hebt (Numbers 1:1), van twintig jaar en ouder, naar het huis van hun vaderen, naar de verschillende families, waarin zij door hun afstamming verdeeld zijn, al wie ten strijde in Israël uittrekt.

1) Voor de voltrekking van de hem bevolen wraak op de Midianieten moest Israël door een nieuwe telling, als leger van Jehova, gemonsterd worden, omdat het bij Sinaï (Numbers 1:1-4) gemonsterde geslacht, op Kaleb en Jozua na, in het oordeel van de dood, in de woestijn waren gevallen. Hierom kwam het goddelijk bevel tot een nieuwe telling en monstering, "na de plaag". Want daarmee waren de laatste van de uit Egypte getrokkenen, die niet in Kanan mochten komen, weggehaald, en daarmee was dat gericht voleindigd..

Deze telling had in het bijzonder tot doel, om de straks volgende verdeling van het land te bevorderen. Daarom worden ook nu de geslachten van de enkele stammen opgesomd, hetgeen bij de telling bij Sinaï niet heeft plaatsgehad..

Vers 3

3. Mozes dan en Elezar, de priester, nadat zij de oversten van de stammen ontboden hadden, spraken hen aan, en door deze het volk, in de vlakke velden van Moab, aan de Jordaan van Jericho, zeggende:

Vers 3

3. Mozes dan en Elezar, de priester, nadat zij de oversten van de stammen ontboden hadden, spraken hen aan, en door deze het volk, in de vlakke velden van Moab, aan de Jordaan van Jericho, zeggende:

Vers 4

4. Dat men neme van twintig jaar en ouder; zoals de HEERE Mozes reeds bij de eerste monstering (Numbers 1:1-Numbers 1:3) geboden had, en de kinderen van Israël, die uit Egypte vertrokken waren. Deze hadden zich toen tot monstering geschaard; nu kwam het jongere geslacht aan de beurt. 5. Ruben was de eerstgeborene van Israël, en maakte als zodanig wederom het begin. De zonen van Ruben waren (Genesis 46:9): Hanoch, van wie was het geslacht van de Hanochieten; van Pallu het geslacht van de Palluïeten (Exodus 6:16; 1 Chronicles 5:1).

Vers 4

4. Dat men neme van twintig jaar en ouder; zoals de HEERE Mozes reeds bij de eerste monstering (Numbers 1:1-Numbers 1:3) geboden had, en de kinderen van Israël, die uit Egypte vertrokken waren. Deze hadden zich toen tot monstering geschaard; nu kwam het jongere geslacht aan de beurt. 5. Ruben was de eerstgeborene van Israël, en maakte als zodanig wederom het begin. De zonen van Ruben waren (Genesis 46:9): Hanoch, van wie was het geslacht van de Hanochieten; van Pallu het geslacht van de Palluïeten (Exodus 6:16; 1 Chronicles 5:1).

Vers 6

6. Van Hezron het geslacht van de Hezronieten; van Karmi het geslacht van de Karmieten.

Vers 6

6. Van Hezron het geslacht van de Hezronieten; van Karmi het geslacht van de Karmieten.

Vers 7

7. Dit zijn de geslachten van de Rubenieten; en hun getelden waren drieënveertig duizend zevenhonderd en dertig; bij de eerste telling 46:500 (Numbers 1:21).

Het getal van de Rubenieten komt hier voor als zijnde 2770 minder dan bij de vorige telling, waarschijnlijk omdat deze stam bovenal deel had genomen aan de opstand van zijn vorsten Dathan en Abiram..

Vers 7

7. Dit zijn de geslachten van de Rubenieten; en hun getelden waren drieënveertig duizend zevenhonderd en dertig; bij de eerste telling 46:500 (Numbers 1:21).

Het getal van de Rubenieten komt hier voor als zijnde 2770 minder dan bij de vorige telling, waarschijnlijk omdat deze stam bovenal deel had genomen aan de opstand van zijn vorsten Dathan en Abiram..

Vers 8

8. En de zonen van Pallu waren Eliab.

Vers 8

8. En de zonen van Pallu waren Eliab.

Vers 9

9. En de zonen van Eliab waren Nemuël (= besnijdenis van God) en Dathan en Abiram: a) deze Dathan en Abiram waren de geroepenen van de vergadering, die gekijf maakten tegen Mozes en tegen Aron; in de vergadering van Korach, als zij gekijf tegen de HEERE maakten.

a) Numbers 16:2

Vers 9

9. En de zonen van Eliab waren Nemuël (= besnijdenis van God) en Dathan en Abiram: a) deze Dathan en Abiram waren de geroepenen van de vergadering, die gekijf maakten tegen Mozes en tegen Aron; in de vergadering van Korach, als zij gekijf tegen de HEERE maakten.

a) Numbers 16:2

Vers 10

10. En de aarde haar mond opendeed, en hen verslond met Korach, als die vergadering stierf; toen het vuur tweehonderd en vijftig mannen verteerde, en werden tot eenteken, tot waarschuwing voor anderen, tot een gedenkteken van de goddelijke gerechtigheid.

Vers 10

10. En de aarde haar mond opendeed, en hen verslond met Korach, als die vergadering stierf; toen het vuur tweehonderd en vijftig mannen verteerde, en werden tot eenteken, tot waarschuwing voor anderen, tot een gedenkteken van de goddelijke gerechtigheid.

Vers 11

11. Maar de kinderen van Korach stierven niet.

Ook: zie Numbers 16:1 -zie Numbers 16:35.

Hier worden de geslachten van de verschillende stammen afzonderlijk opgeteld, wat in Numbers 1:1 niet gebeurde; dit komt daarvandaan, omdat deze telling ook voorlopig dienen moet bij de verdeling van het land onder de stammen en de geslachten van Israël, wanneer straks het land Kanan in bezit genomen is..

Vers 11

11. Maar de kinderen van Korach stierven niet.

Ook: zie Numbers 16:1 -zie Numbers 16:35.

Hier worden de geslachten van de verschillende stammen afzonderlijk opgeteld, wat in Numbers 1:1 niet gebeurde; dit komt daarvandaan, omdat deze telling ook voorlopig dienen moet bij de verdeling van het land onder de stammen en de geslachten van Israël, wanneer straks het land Kanan in bezit genomen is..

Vers 12

12. De zonen van Simeon naar hun geslachten: van Nemuël, of Jemuël 1) (Genesis 46:10), het geslacht van de Nemuëlieten; van Jamin het geslacht van de Jaminieten; van Jachin het geslacht van de Jachinieten;

1) De N en de J wisselen dikwijls met elkaar..

Vers 12

12. De zonen van Simeon naar hun geslachten: van Nemuël, of Jemuël 1) (Genesis 46:10), het geslacht van de Nemuëlieten; van Jamin het geslacht van de Jaminieten; van Jachin het geslacht van de Jachinieten;

1) De N en de J wisselen dikwijls met elkaar..

Vers 13

13. Van Zerah (opgang van licht) of Zohar (Genesis 46:10) het geslacht van de Zerahieten; van Saul het geslacht van de Saulieten.

De derde zoon van Simeon, Gad (Genesis 46:10), liet geen geslacht na.. 14. Dat zijn de geslachten van de Simeonieten: tweeëntwintig duizend en tweehonderd, bij de eerste telling 59:300 (Numbers 1:23).

Deze grote vermindering van de stam van Simeon (37:100 man) heeft haar grond wellicht daarin, omdat deze stam bij de dienst van Bal-Peor het meest schuldig was geweest, en een groot aantal strijdbare mannen van haar in de plaag (Numbers 16:1) omkwam: ook die Israëliet, die Pinehas, wegens zijn gruweldaad doorstak, behoorde tot de Simeonieten..

Vers 13

13. Van Zerah (opgang van licht) of Zohar (Genesis 46:10) het geslacht van de Zerahieten; van Saul het geslacht van de Saulieten.

De derde zoon van Simeon, Gad (Genesis 46:10), liet geen geslacht na.. 14. Dat zijn de geslachten van de Simeonieten: tweeëntwintig duizend en tweehonderd, bij de eerste telling 59:300 (Numbers 1:23).

Deze grote vermindering van de stam van Simeon (37:100 man) heeft haar grond wellicht daarin, omdat deze stam bij de dienst van Bal-Peor het meest schuldig was geweest, en een groot aantal strijdbare mannen van haar in de plaag (Numbers 16:1) omkwam: ook die Israëliet, die Pinehas, wegens zijn gruweldaad doorstak, behoorde tot de Simeonieten..

Vers 15

15. De zonen van Gad naar hun geslachten: Van Zefon (= noorden) of Zifjon (Genesis 46:6) het geslacht van de Zefonieten; van Haggi het geslacht van de Haggieten; van Suni het geslacht van de Sunieten;

Vers 15

15. De zonen van Gad naar hun geslachten: Van Zefon (= noorden) of Zifjon (Genesis 46:6) het geslacht van de Zefonieten; van Haggi het geslacht van de Haggieten; van Suni het geslacht van de Sunieten;

Vers 16

16. Van Ozni (= gehoor), of Ezbor (zie "Genesis 46:13), het geslacht van de Oznieten; van Heri het geslacht van de Herieten;

Vers 16

16. Van Ozni (= gehoor), of Ezbor (zie "Genesis 46:13), het geslacht van de Oznieten; van Heri het geslacht van de Herieten;

Vers 17

17. Van Arod (Arodi) het geslacht van de Arodieten; van Arli het geslacht van de Arlieten.

Vers 17

17. Van Arod (Arodi) het geslacht van de Arodieten; van Arli het geslacht van de Arlieten.

Vers 18

18. Dat zijn de geslachten van de zonen van Gad, naar hun getelden: veertigduizend en vijfhonderd, bij de eerste telling 45:650 (Numbers 1:25).

Vers 18

18. Dat zijn de geslachten van de zonen van Gad, naar hun getelden: veertigduizend en vijfhonderd, bij de eerste telling 45:650 (Numbers 1:25).

Vers 19

19. De zonen van Juda waren Er en Onan, de beide oudste; maar Er en Onan stierven kinderloos in het land Kanan (Genesis 38:1) en moesten daarom niet gerekend worden (Genesis 46:12).

Vers 19

19. De zonen van Juda waren Er en Onan, de beide oudste; maar Er en Onan stierven kinderloos in het land Kanan (Genesis 38:1) en moesten daarom niet gerekend worden (Genesis 46:12).

Vers 20

20. Alzo waren de zonen van Juda, naar hun geslachten, diegenen, waarnaar de geslachten van deze stam gerekend werden: van Sela het geslacht van de Selanieten; van Perez het geslacht van de Perezieten; van Zerah het geslacht van de Zerahieten; de beide laatste werden Juda als tweelingen bij Thamar, zijn schoondochter, geboren (Genesis 38:1).

In Genesis 46:12 wordt Perez daarom van de beide anderen, die ook zonen nalieten, afgezonderd, omdat hij, volgens de wetten van het huwelijk, in de plaats van Er trad, en alzo voor de eerstgeborene gold, of, naar onze maatstaf, de eerste erfgenaam werd. Tot zijn geslacht behoorden ook David en Christus, want de geslachtslinie ging door hem (Matthew 1:1-Matthew 1:3)

Vers 20

20. Alzo waren de zonen van Juda, naar hun geslachten, diegenen, waarnaar de geslachten van deze stam gerekend werden: van Sela het geslacht van de Selanieten; van Perez het geslacht van de Perezieten; van Zerah het geslacht van de Zerahieten; de beide laatste werden Juda als tweelingen bij Thamar, zijn schoondochter, geboren (Genesis 38:1).

In Genesis 46:12 wordt Perez daarom van de beide anderen, die ook zonen nalieten, afgezonderd, omdat hij, volgens de wetten van het huwelijk, in de plaats van Er trad, en alzo voor de eerstgeborene gold, of, naar onze maatstaf, de eerste erfgenaam werd. Tot zijn geslacht behoorden ook David en Christus, want de geslachtslinie ging door hem (Matthew 1:1-Matthew 1:3)

Vers 21

21. En de zonen van a) Perez waren: van Hezron het geslacht van de Hezronieten; van Hamul het geslacht van de Hamulieten.

a) Genesis 46:12

Vers 21

21. En de zonen van a) Perez waren: van Hezron het geslacht van de Hezronieten; van Hamul het geslacht van de Hamulieten.

a) Genesis 46:12

Vers 22

22. Dat zijn de geslachten van Juda, naar hun getelden; zesenzeventigduizend en vijfhonderd, bij de eerste telling 74:600 (Numbers 1:27); de stam, die reeds toen het talrijkste was, had zich dus niet alleen op zijn hoogte gehouden, maar was zelfs met 1900 man toegenomen. 23. De zonen van Issaschar, naar hun geslachten waren (Genesis 46:13): van Tola het geslacht van de Tolaïeten; van Puva (Pua) het geslacht van de Punieten;

Vers 22

22. Dat zijn de geslachten van Juda, naar hun getelden; zesenzeventigduizend en vijfhonderd, bij de eerste telling 74:600 (Numbers 1:27); de stam, die reeds toen het talrijkste was, had zich dus niet alleen op zijn hoogte gehouden, maar was zelfs met 1900 man toegenomen. 23. De zonen van Issaschar, naar hun geslachten waren (Genesis 46:13): van Tola het geslacht van de Tolaïeten; van Puva (Pua) het geslacht van de Punieten;

Vers 24

24. Van Jasub (= hij zal terugkeren) het geslacht van de Jasubieten; van Simron het geslacht van de Simronieten.

Vers 24

24. Van Jasub (= hij zal terugkeren) het geslacht van de Jasubieten; van Simron het geslacht van de Simronieten.

Vers 25

25. Dat zijn de geslachten van Issaschar naar hun getelden: vierenzestigduizend en driehonderd, bij de eerste telling 54:400 (Numbers 1:29).

Vers 25

25. Dat zijn de geslachten van Issaschar naar hun getelden: vierenzestigduizend en driehonderd, bij de eerste telling 54:400 (Numbers 1:29).

Vers 26

26. De zonen van Zebulon, naar hun geslachten, waren (Genesis 46:14): van Sered het geslacht van de Seredieten; van Elon het geslacht van de Elonieten; van Jahleël het geslacht van de Jahleëlieten.

Vers 26

26. De zonen van Zebulon, naar hun geslachten, waren (Genesis 46:14): van Sered het geslacht van de Seredieten; van Elon het geslacht van de Elonieten; van Jahleël het geslacht van de Jahleëlieten.

Vers 27

27. Dat zijn de geslachten van de Zebulonieten, naar hun getelden: zestigduizend en vijfhonderd; bij de eerste telling 57:400 (Numbers 1:31).

Vers 27

27. Dat zijn de geslachten van de Zebulonieten, naar hun getelden: zestigduizend en vijfhonderd; bij de eerste telling 57:400 (Numbers 1:31).

Vers 28

28. De zonen van Jozef naar hun geslachten waren, terwijl Jozef zelf geen eigen stam vormde, maar in zijn beide zonen zich in twee stammen verdeelde (Genesis 48:5) Manasse en Efraïm

Vers 28

28. De zonen van Jozef naar hun geslachten waren, terwijl Jozef zelf geen eigen stam vormde, maar in zijn beide zonen zich in twee stammen verdeelde (Genesis 48:5) Manasse en Efraïm

Vers 29

29. De zonen van Manasse, Jozefs oudste zoon (Genesis 41:51), waren:a) van Machir (= verkocht) het geslacht van de Machirieten: Machir nu gewon Gilead, (= hoop van de getuigenis); van Gilead was het geslacht van de Gileadieten (zie "Numbers 36:4).

a) Joshua 17:1

Vers 29

29. De zonen van Manasse, Jozefs oudste zoon (Genesis 41:51), waren:a) van Machir (= verkocht) het geslacht van de Machirieten: Machir nu gewon Gilead, (= hoop van de getuigenis); van Gilead was het geslacht van de Gileadieten (zie "Numbers 36:4).

a) Joshua 17:1

Vers 30

30. Dit zijn de zonen van Gilead: van Jezer (= plan) of Abiezer Joshua 17:2) het geslacht van de Jezerieten; van Helek (= deel) het geslacht van deHelekieten;

Vers 30

30. Dit zijn de zonen van Gilead: van Jezer (= plan) of Abiezer Joshua 17:2) het geslacht van de Jezerieten; van Helek (= deel) het geslacht van deHelekieten;

Vers 31

31. En van Asriël (= gelofte van God) het geslacht van de Asriëlieten; en van Sechem (= schouder) het geslacht van de Sechemieten;

Vers 31

31. En van Asriël (= gelofte van God) het geslacht van de Asriëlieten; en van Sechem (= schouder) het geslacht van de Sechemieten;

Vers 32

32. En van Semida (= roem van kennis) het geslacht van de Semidaïeten; en van Hefer (= put) het geslacht van de Heferieten Joshua 17:2).

Vers 32

32. En van Semida (= roem van kennis) het geslacht van de Semidaïeten; en van Hefer (= put) het geslacht van de Heferieten Joshua 17:2).

Vers 33

33. a) Doch Zelfead (= doorbraak), de zoon van Hefer, had geen zonen, maar dochters; en de namen van de dochters van Zelfead waren: Machla (= ziekte) en Noa (= zwerving), Hogla (= patrijs), Milka (= koningin) en Tirza (= aangenaam).

a) Numbers 27:1

Vers 33

33. a) Doch Zelfead (= doorbraak), de zoon van Hefer, had geen zonen, maar dochters; en de namen van de dochters van Zelfead waren: Machla (= ziekte) en Noa (= zwerving), Hogla (= patrijs), Milka (= koningin) en Tirza (= aangenaam).

a) Numbers 27:1

Vers 34

34. Dat zijn de geslachten van Manasse; en hun getelden waren tweeënvijftigduizend en zevenhonderd, bij de eerste telling 32:200 (Numbers 1:35). 35. Dit zijn de zonen van Efraïm, naar hun geslachten: van Sutlah (= gekraak van scheuren) het geslacht van de Sutlahieten; van Becher (= eerstgeborene) het geslacht van de Becherieten; van Tahan (= smeking) het geslacht van de Tahanieten.

Vers 34

34. Dat zijn de geslachten van Manasse; en hun getelden waren tweeënvijftigduizend en zevenhonderd, bij de eerste telling 32:200 (Numbers 1:35). 35. Dit zijn de zonen van Efraïm, naar hun geslachten: van Sutlah (= gekraak van scheuren) het geslacht van de Sutlahieten; van Becher (= eerstgeborene) het geslacht van de Becherieten; van Tahan (= smeking) het geslacht van de Tahanieten.

Vers 36

36. En dit zijn de zonen van Sutlah: van Eran (= waakzaam) het geslacht van de Eranieten.

Vers 36

36. En dit zijn de zonen van Sutlah: van Eran (= waakzaam) het geslacht van de Eranieten.

Vers 37

37. Dat zijn de geslachten van de zonen van Efraïm, naar hun getelden, tweeëndertigduizend en vijfhonderd, bij de eerste telling 40:500 (Numbers 1:33) ).1) Dat, van Numbers 26:29 tot hiertoe, zijn de zonen van Jozef, die, wanneer de stam van Levi mee geteld wordt, tezamen slechts n stam uitmaken, naar hun geslachten.

1) De stam was dus na de eerste telling 8000 in getal afgenomen, terwijl Manasse het meest was toegenomen, en wel ten getale van 20:500; pas later zou Efraïm de voorrang verkrijgen, die in de zegen van Jakob was beloofd..

Vers 37

37. Dat zijn de geslachten van de zonen van Efraïm, naar hun getelden, tweeëndertigduizend en vijfhonderd, bij de eerste telling 40:500 (Numbers 1:33) ).1) Dat, van Numbers 26:29 tot hiertoe, zijn de zonen van Jozef, die, wanneer de stam van Levi mee geteld wordt, tezamen slechts n stam uitmaken, naar hun geslachten.

1) De stam was dus na de eerste telling 8000 in getal afgenomen, terwijl Manasse het meest was toegenomen, en wel ten getale van 20:500; pas later zou Efraïm de voorrang verkrijgen, die in de zegen van Jakob was beloofd..

Vers 38

38. De zonen van Benjamin, naar hun geslachten (Genesis 46:21): van Bela het geslacht van de Belaïten; van Asbel het geslacht van de Asbelieten; van Ahiram, verkort Ehi, het geslacht van de Ahiramieten;

Deze opgaven verschillen enigermate van die, welke in Genesis 46:21 opgetekend zijn. Misschien is dit daaraan te wijten, dat enige geslachten van deze stam zijn uitgestorven, of z in getal afgenomen, dat zij met anderen tot een geheel werden samengesmolten..

Vers 38

38. De zonen van Benjamin, naar hun geslachten (Genesis 46:21): van Bela het geslacht van de Belaïten; van Asbel het geslacht van de Asbelieten; van Ahiram, verkort Ehi, het geslacht van de Ahiramieten;

Deze opgaven verschillen enigermate van die, welke in Genesis 46:21 opgetekend zijn. Misschien is dit daaraan te wijten, dat enige geslachten van deze stam zijn uitgestorven, of z in getal afgenomen, dat zij met anderen tot een geheel werden samengesmolten..

Vers 39

39. Van Seffam (= slang) of Mugim, het geslacht van de Sfamieten; van Hufam (= bewoner van de zeekust) of Hupim, het geslacht van de Hufamieten;

Vers 39

39. Van Seffam (= slang) of Mugim, het geslacht van de Sfamieten; van Hufam (= bewoner van de zeekust) of Hupim, het geslacht van de Hufamieten;

Vers 40

40. En de zonen van Bela waren Ard en Naman; van Ard het geslacht van de Ardieten; van Naman het geslacht van de Namieten;

Vers 40

40. En de zonen van Bela waren Ard en Naman; van Ard het geslacht van de Ardieten; van Naman het geslacht van de Namieten;

Vers 41

41. Dat zijn de zonen van Benjamin, naar hun geslachten: en hun getelden waren vijfenveertigduizend en zeshonderd, bij de eerste telling 35:400 (Numbers 1:37).

Vers 41

41. Dat zijn de zonen van Benjamin, naar hun geslachten: en hun getelden waren vijfenveertigduizend en zeshonderd, bij de eerste telling 35:400 (Numbers 1:37).

Vers 42

42. Dit zijn de zonen van Dan, naar hun geslachten (Genesis 46:23): van Suham, (= kuilgraver) of Chusim, het geslacht van de Suhamieten; dat zijn de geslachten van Dan, naar hun geslachten.

Vers 42

42. Dit zijn de zonen van Dan, naar hun geslachten (Genesis 46:23): van Suham, (= kuilgraver) of Chusim, het geslacht van de Suhamieten; dat zijn de geslachten van Dan, naar hun geslachten.

Vers 43

43. Al de geslachten van de Suhamieten, naar hun getelden, waren vierenzestigduizend en vierhonderd, bij de eerste telling 62:700 (Numbers 1:39).

Vers 43

43. Al de geslachten van de Suhamieten, naar hun getelden, waren vierenzestigduizend en vierhonderd, bij de eerste telling 62:700 (Numbers 1:39).

Vers 44

44. De zonen van Aser, naar hun geslachten (Genesis 46:1), waren: van Imna het geslacht van de Imnaïeten; van Isvie, of Jisvi, het geslacht van de Isvieten; van Beria het geslacht van de Beriïeten;

Vers 44

44. De zonen van Aser, naar hun geslachten (Genesis 46:1), waren: van Imna het geslacht van de Imnaïeten; van Isvie, of Jisvi, het geslacht van de Isvieten; van Beria het geslacht van de Beriïeten;

Vers 45

45. Van de zonen van Beria waren van Heber het geslacht van de Heberieten; van Malchiël het geslacht van de Malchiëlieten; 46. En de naam van de dochter van Aser was Serah.

Vers 45

45. Van de zonen van Beria waren van Heber het geslacht van de Heberieten; van Malchiël het geslacht van de Malchiëlieten; 46. En de naam van de dochter van Aser was Serah.

Vers 47

47. Dat zijn de geslachten van de zonen van Aser, naar hun getelden: drieënvijftigduizend en vierhonderd, bij de eerste telling 41:500 (Numbers 1:41).

Vers 47

47. Dat zijn de geslachten van de zonen van Aser, naar hun getelden: drieënvijftigduizend en vierhonderd, bij de eerste telling 41:500 (Numbers 1:41).

Vers 48

48. De zonen van Nafthali, naar hun geslachten (Genesis 46:24): van Jhzeël het geslacht van de Jhzeëlieten; van Guni het geslacht van de Gunieten;

Vers 48

48. De zonen van Nafthali, naar hun geslachten (Genesis 46:24): van Jhzeël het geslacht van de Jhzeëlieten; van Guni het geslacht van de Gunieten;

Vers 49

49. Van Jezer het geslacht van de Jezerieten; van Sillem het geslacht van de Sillemieten;

Vers 49

49. Van Jezer het geslacht van de Jezerieten; van Sillem het geslacht van de Sillemieten;

Vers 50

50. Dat zijn de geslachten van Nafthali, naar hun geslachten; en hun getelden waren vijfenveertigduizend en vierhonderd, bij de eerste telling 53:400 (Numbers 1:43).

Vers 50

50. Dat zijn de geslachten van Nafthali, naar hun geslachten; en hun getelden waren vijfenveertigduizend en vierhonderd, bij de eerste telling 53:400 (Numbers 1:43).

Vers 51

51. Dat zijn de getelden van de zonen van Israël; zeshonderdeenduizend zevenhonderd en dertig, bij de eerste telling 603:550 (Numbers 1:46).

Het gehele volk had dus ongeveer 1820 weerbare mannen verloren en was daarom nagenoeg op dezelfde hoogte gebleven. Nadat zovele verdelgende oordelen het hadden getroffen, had zich de kracht van Gods beloften aan Israël betoond in de steeds plaatshebbende vermeerdering van het volk..

Vers 51

51. Dat zijn de getelden van de zonen van Israël; zeshonderdeenduizend zevenhonderd en dertig, bij de eerste telling 603:550 (Numbers 1:46).

Het gehele volk had dus ongeveer 1820 weerbare mannen verloren en was daarom nagenoeg op dezelfde hoogte gebleven. Nadat zovele verdelgende oordelen het hadden getroffen, had zich de kracht van Gods beloften aan Israël betoond in de steeds plaatshebbende vermeerdering van het volk..

Vers 52

52. En de HEERE sprak tot Mozes, toen deze de monstering van de twaalf stammen, die tevens tot grondslag van de aanstaande verdeling van het land Kanan moest strekken, volbracht had, zeggende:

Vers 52

52. En de HEERE sprak tot Mozes, toen deze de monstering van de twaalf stammen, die tevens tot grondslag van de aanstaande verdeling van het land Kanan moest strekken, volbracht had, zeggende:

Vers 53

53. Aan deze zal het land uitgedeeld worden tot erfenis: tot een blijvend bezit, naar het getal van de namen, naar het getal van de personen, die in iedere stam geteld zijn.

Vers 53

53. Aan deze zal het land uitgedeeld worden tot erfenis: tot een blijvend bezit, naar het getal van de namen, naar het getal van de personen, die in iedere stam geteld zijn.

Vers 54

54. Aan degenen, die veel zijn, zult gij hun erfenis groter maken, en aan hen, die weinig zijn, zult gij hun erfenis minder maken; aan een ieder zal naar zijn getelden, zijn erfenis gegeven worden (Numbers 33:54).

Vers 54

54. Aan degenen, die veel zijn, zult gij hun erfenis groter maken, en aan hen, die weinig zijn, zult gij hun erfenis minder maken; aan een ieder zal naar zijn getelden, zijn erfenis gegeven worden (Numbers 33:54).

Vers 55

55. Het land nochthans zal door het lot gedeeld worden, 1) opdat iedere stam het deel, dat hij verkrijgt, beschouwt als een erfdeel hem van de Heere geschonken, en opdat er geen nijd en twist onder de verschillende stammen ontsta (Proverbs 16:33; Proverbs 18:18) naar de namen van de stammen van hun vaderen, Ruben, Simeon, enz. met uitzondering van Levi, in wiens plaats Efraïm en Manasse treden, zullen zij erven, iedere stam zal een gedeelte ter erfenis verkrijgen, dat altijd zijn naam zal dragen, en dathem door het lot zal toegewezen worden (Numbers 33:54 Joshua 11:23; Joshua 14:2 ).

1) Hiermee wordt niet bedoeld, de grootte van het stuk land, dat aan iedere stam zal te beurt vallen, maar de plaats in het beloofde land..

Zoals overal in de leiding en besturing van het volk van God, zo is het ook hier het geval, dat de bepaling van de zijde van God en de vrijheid van de mensen tezamen werken tot n doel.. 56. Naar het lot zal ieders erfenis gedeeld worden, tussen de velen en de weinigen;

Vers 55

55. Het land nochthans zal door het lot gedeeld worden, 1) opdat iedere stam het deel, dat hij verkrijgt, beschouwt als een erfdeel hem van de Heere geschonken, en opdat er geen nijd en twist onder de verschillende stammen ontsta (Proverbs 16:33; Proverbs 18:18) naar de namen van de stammen van hun vaderen, Ruben, Simeon, enz. met uitzondering van Levi, in wiens plaats Efraïm en Manasse treden, zullen zij erven, iedere stam zal een gedeelte ter erfenis verkrijgen, dat altijd zijn naam zal dragen, en dathem door het lot zal toegewezen worden (Numbers 33:54 Joshua 11:23; Joshua 14:2 ).

1) Hiermee wordt niet bedoeld, de grootte van het stuk land, dat aan iedere stam zal te beurt vallen, maar de plaats in het beloofde land..

Zoals overal in de leiding en besturing van het volk van God, zo is het ook hier het geval, dat de bepaling van de zijde van God en de vrijheid van de mensen tezamen werken tot n doel.. 56. Naar het lot zal ieders erfenis gedeeld worden, tussen de velen en de weinigen;

Vers 57

57. Dit zijn nu de getelden van Levi, want na de telling van de overige stammen wordt deze nog bijzonder gemonsterd (Numbers 26:62 Numbers 3:14 ), naar hun geslachten: van Gerson het geslacht van de Gersonieten; van Kahath het geslacht van de Kahathieten; van Merri hetgeslacht van de Merrieten; deze drie vormden de hoofdgeslachten (Exodus 6:16-Exodus 6:19).

Vers 57

57. Dit zijn nu de getelden van Levi, want na de telling van de overige stammen wordt deze nog bijzonder gemonsterd (Numbers 26:62 Numbers 3:14 ), naar hun geslachten: van Gerson het geslacht van de Gersonieten; van Kahath het geslacht van de Kahathieten; van Merri hetgeslacht van de Merrieten; deze drie vormden de hoofdgeslachten (Exodus 6:16-Exodus 6:19).

Vers 58

58. Dit zijn dan verder de volgende voornaamste geslachten van Levi, in welke deze drie hoofdgeslachten zich splitsten: het geslacht van de Libnieten, een tak van de Gersonieten (Numbers 3:21), het geslacht van de Hebronieten, een tak van de Kahathieten (Numbers 3:27), het geslacht van de Machlieten, het geslacht van de Musieten, beide takken van de Merrieten (Numbers 3:33), het geslacht van de Korachieten, eveneens van de Kahathieten, en wel van de Izharieten, een zijtak van dit geslacht, (Numbers 3:27 Numbers 16:3 ). Een derde tak van de Kahathieten, met name de Amramieten, vormde een afdeling op zichzelf, namelijk de stand van de priesters, en zijn geslachtsregister is het volgende: en Kahath gewon Amram.

Vers 58

58. Dit zijn dan verder de volgende voornaamste geslachten van Levi, in welke deze drie hoofdgeslachten zich splitsten: het geslacht van de Libnieten, een tak van de Gersonieten (Numbers 3:21), het geslacht van de Hebronieten, een tak van de Kahathieten (Numbers 3:27), het geslacht van de Machlieten, het geslacht van de Musieten, beide takken van de Merrieten (Numbers 3:33), het geslacht van de Korachieten, eveneens van de Kahathieten, en wel van de Izharieten, een zijtak van dit geslacht, (Numbers 3:27 Numbers 16:3 ). Een derde tak van de Kahathieten, met name de Amramieten, vormde een afdeling op zichzelf, namelijk de stand van de priesters, en zijn geslachtsregister is het volgende: en Kahath gewon Amram.

Vers 59

59. En de naam van de vrouw van Amram was Jochebed, de dochter van Levi, welke de vrouw van Levi baarde in Egypte; en deze baarde aan Amram, die haar neef was en vervolgens haar echtgenoot was geworden, Aron en Mozes, en Mirjam, hun zuster (Exodus. 2:1,2; 6:19).

Vers 59

59. En de naam van de vrouw van Amram was Jochebed, de dochter van Levi, welke de vrouw van Levi baarde in Egypte; en deze baarde aan Amram, die haar neef was en vervolgens haar echtgenoot was geworden, Aron en Mozes, en Mirjam, hun zuster (Exodus. 2:1,2; 6:19).

Vers 60

60. En aan Aron werden geboren Nadab en Abihu, Elezar en Ithamar (Exodus 6:23).

Vers 60

60. En aan Aron werden geboren Nadab en Abihu, Elezar en Ithamar (Exodus 6:23).

Vers 61

61. Nadab nu en Abihu waren gestorven toen zij vreemd vuur brachten voor het aangezicht van de HEERE (Leviticus 10:2 Numbers 3:4; 1 Chronicles 24:2.

Vers 61

61. Nadab nu en Abihu waren gestorven toen zij vreemd vuur brachten voor het aangezicht van de HEERE (Leviticus 10:2 Numbers 3:4; 1 Chronicles 24:2.

Vers 62

62. En hun getelden, namelijk van al de zonen van Levi, waren drieëntwintigduizend, al wat mannelijk is, van een maand en ouder (Numbers 3:15), bij de eerste telling 22.000; of volgens een andere opvatting 22:300(Numbers 1:39); want deze werden niet geteld onder de kinderen van Israël, met de overige stammen tegelijk; omdat hun geen erfenis gegeven werd onder de kinderen van Israël; maar zij zouden slechts enige steden verkrijgen in de verschillende stammen; hun monstering had daarom plaats uit een ander gezichtspunt, dan die van deoverige stammen, die in betrekking stond tot de aanstaande verdeling van het land.

De telling is niet volledig, omdat bij Aron, als de voornaamste van allen, het geslachtsregister afbreekt..

Vers 62

62. En hun getelden, namelijk van al de zonen van Levi, waren drieëntwintigduizend, al wat mannelijk is, van een maand en ouder (Numbers 3:15), bij de eerste telling 22.000; of volgens een andere opvatting 22:300(Numbers 1:39); want deze werden niet geteld onder de kinderen van Israël, met de overige stammen tegelijk; omdat hun geen erfenis gegeven werd onder de kinderen van Israël; maar zij zouden slechts enige steden verkrijgen in de verschillende stammen; hun monstering had daarom plaats uit een ander gezichtspunt, dan die van deoverige stammen, die in betrekking stond tot de aanstaande verdeling van het land.

De telling is niet volledig, omdat bij Aron, als de voornaamste van allen, het geslachtsregister afbreekt..

Vers 63

63. Dat, zowel het getal, in Numbers 26:51 als in Numbers 26:62 aangewezen, zijn de getelden van Mozes en Elezar, de priester, die de kinderen van Israël telden in de vlakke velden van Moab, aan de Jordaan van Jericho;

Vers 63

63. Dat, zowel het getal, in Numbers 26:51 als in Numbers 26:62 aangewezen, zijn de getelden van Mozes en Elezar, de priester, die de kinderen van Israël telden in de vlakke velden van Moab, aan de Jordaan van Jericho;

Vers 64

64. En onder deze was niemand uit de getelden van Mozes en Aron, de priester, als zij de kinderen van Israël telden in de woestijn van Sinaï, want het oude geslacht was reeds geheel in de woestijn weggehaald (Numbers 21:12). 65. Want de HEERE had van die gezegd, dat zij in de woestijn gewis zouden sterven (Numbers 14:22); en er was niemand van hen overgebleven dan Kaleb, de zoon van Jefunne, en Jozua, de zoon van Nun1) (Numbers 14:28,Numbers 14:29,Numbers 14:34,Numbers 14:35; 1 Corinthians 10:5,1 Corinthians 10:6).

1) Hiermee wil de Schrijver wijzen op het feit, dat de waarheid en rechtvaardigheid van de Heere, zowel ten opzichte van Zijn bedreigingen als van Zijn beloften, volkomen vervuld zijn..

Vers 64

64. En onder deze was niemand uit de getelden van Mozes en Aron, de priester, als zij de kinderen van Israël telden in de woestijn van Sinaï, want het oude geslacht was reeds geheel in de woestijn weggehaald (Numbers 21:12). 65. Want de HEERE had van die gezegd, dat zij in de woestijn gewis zouden sterven (Numbers 14:22); en er was niemand van hen overgebleven dan Kaleb, de zoon van Jefunne, en Jozua, de zoon van Nun1) (Numbers 14:28,Numbers 14:29,Numbers 14:34,Numbers 14:35; 1 Corinthians 10:5,1 Corinthians 10:6).

1) Hiermee wil de Schrijver wijzen op het feit, dat de waarheid en rechtvaardigheid van de Heere, zowel ten opzichte van Zijn bedreigingen als van Zijn beloften, volkomen vervuld zijn..

Bibliografische Informatie
Dächsel, Karl August. "Commentaar op Numbers 26". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/commentaries/dut/dac/numbers-26.html. 1862-80.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile