Lectionary Calendar
Monday, December 23rd, 2024
the Fourth Week of Advent
Attention!
Take your personal ministry to the Next Level by helping StudyLight build churches and supporting pastors in Uganda.
Click here to join the effort!

Bible Commentaries
Richteren 9

Dächsel BijbelverklaringDächsel Bijbelverklaring

Search for…
Enter query below:

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, RICHTEREN 9

Judges 9:1.

ABIMELECH, DE MOORDENAAR VAN ZIJN BROEDERS.

I. Judges 9:1-Judges 9:21. Na de dood van Gideon brengt zijn bastaardzoon Abimelech, met hulp van de Sichemieten, zijn 70 broeders om en maakt zich van de koninklijke heerschappij over een gedeelte van Israël meester. En van deze 70 ontkomt aan het bloedbad en houdt van de hoogte Gerizim in een fabel, die hij vertelt, een ernstige strafrede tot de burgers van Sichem, die als een profetie het Godsgericht voorspelt.

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, RICHTEREN 9

Judges 9:1.

ABIMELECH, DE MOORDENAAR VAN ZIJN BROEDERS.

I. Judges 9:1-Judges 9:21. Na de dood van Gideon brengt zijn bastaardzoon Abimelech, met hulp van de Sichemieten, zijn 70 broeders om en maakt zich van de koninklijke heerschappij over een gedeelte van Israël meester. En van deze 70 ontkomt aan het bloedbad en houdt van de hoogte Gerizim in een fabel, die hij vertelt, een ernstige strafrede tot de burgers van Sichem, die als een profetie het Godsgericht voorspelt.

Vers 1

1. Abimelech nu, de zoon van Jerubbal, of van Gideon, die hem zijn bijvrouw te Sichem gebaard had, en die reeds vroeg, in Efraïms trotsheid, in haar zoon de gedachte naar de koninklijke waardigheid had opgewekt (8:31), ging na zijn vaders dood, in het jaar 1169 v. C., naar Sichem, dat in de stam van Efraïm tussen de bergen Ebal in het noorden en Gerizim in het zuiden gelegen was (Joshua 17:7; Joshua 20:7; Joshua 21:21), tot de broeders van zijn moeder, opdat zij hem zouden ondersteunen tot bereiking van zijn lang gekoesterd plan; en hij sprak tot hen en tot het gehele geslacht van het huis van de vader van zijn moeder, zeggende:

Vers 1

1. Abimelech nu, de zoon van Jerubbal, of van Gideon, die hem zijn bijvrouw te Sichem gebaard had, en die reeds vroeg, in Efraïms trotsheid, in haar zoon de gedachte naar de koninklijke waardigheid had opgewekt (8:31), ging na zijn vaders dood, in het jaar 1169 v. C., naar Sichem, dat in de stam van Efraïm tussen de bergen Ebal in het noorden en Gerizim in het zuiden gelegen was (Joshua 17:7; Joshua 20:7; Joshua 21:21), tot de broeders van zijn moeder, opdat zij hem zouden ondersteunen tot bereiking van zijn lang gekoesterd plan; en hij sprak tot hen en tot het gehele geslacht van het huis van de vader van zijn moeder, zeggende:

Vers 2

2. Spreukenek toch voor de oren van alle burgers van Sichem 1) en overreed uw medeburgers, dat zij mij tot hun vorst maken; gij zult hen gemakkelijk overreden, wanneer gijzegt: Wat is u beter, dat zeventig mannen, alle zonen van Jerubbal, die nu na hun vaders dood zijn plaats zullen innemen, over u heersen, 2)of dat n man over u heerse? Gedenkt ook, wanneer gij hun die vraag voorstelt, dat ik uw been en uw vlees ben, 3) zo zult gij welweten wie gij als uw koning zult voorstellen, wanneer zij op uw vraag antwoorden, dat n koning beter is dan 70 oversten.

1) Sichem was een voorname stad. Jozua had er een van de laatste landdagen gehouden. Abimelech was overtuigd, dat, indien hij door zijn familieleden zich van de burgers van Sichem (in Efraïm gelegen) had weten te verzekeren, het hem niet moeilijk zou vallen, ook de andere steden tot zijn plannen over te halen..

2) Zoals men zelf denkt en doet, verwacht men ook van een ander. Abimelech veronderstelt dezelfde begeerte naar heerschappij, die hem bezielt, ook bij zijn broeders. Daarbij speculeert hij op listige wijze hierop, dat de mensen liever n heer zullen hebben, dan vele, van wie ieder op zijn wijze hen verdrukken kan; hij noemt ook niet zonder bedoeling zijn vader Jerubbal, de Balbestrijder, om de burgers van Sichem, die nu weer met hun gehele ziel aan de Baldienst overgegeven waren, te doen opmerken, dat zij van Gideons wettige zonen geen bijzondere bescherming in hun godsdienst te wachten hebben. Zo doen alle huichelaars: wanneer zij de sleutels zoeken, geven zij vleiende, zoete woorden; maar wanneer zij die gevonden hebben, doen zij aan niemand iets goeds..

Niets vindt bij de grote menigte gemakkelijker ingang, dan wat hun lusten vleit. "Er is geen zekerder kenteken, dat iemand voor een ambt ongeschikt is, dan wanneer hij het al te ijverig zoekt. (Proverbs 12:23). Zoals ootmoed en wanhopen aan eigen kracht de noodzakelijke elementen van ware vroomheid zijn, zo vormen zij ook de hoofdtrek in het karakter en het leven van alle door God verwekte en geroepen personen. Met een aan kleinmoedigheid en kleingeloof grenzende vrees nam Mozes de hem bij de berg Horeb gegeven last op zich; evenzo had Jozua, om het werk van Mozes moedig voort te zetten, de meest bepaalde verzekeringen van de goddelijke, hulp nodig, en hoe angstig gedroeg zich Gideon, toen het woord tot hem kwam: "Ga heen in uw kracht". Geheel anders is het bij hen, die hun roeping niet van boven, van Gods genade, ontvangen hebben, maar van onderen af, door de afwisselende neiging van de mensen en de trotse lusten van het eigen hart. Hier openbaart zich geen ootmoed, maar vermoed, geen zelfverloochening, maar zelfzucht, geen gehoorzaamheid, maar willekeur en bandeloosheid, geen waarheid, maar verraad en trouweloosheid ook tegenover hen, door wie men in de hoogte gestegen is..

3) Abimelech beroept zich op zijn afkomst en meent daarmee de inwoners van Sichem te overtuigen, dat hij de juiste man is op de juiste plaats..

Vers 2

2. Spreukenek toch voor de oren van alle burgers van Sichem 1) en overreed uw medeburgers, dat zij mij tot hun vorst maken; gij zult hen gemakkelijk overreden, wanneer gijzegt: Wat is u beter, dat zeventig mannen, alle zonen van Jerubbal, die nu na hun vaders dood zijn plaats zullen innemen, over u heersen, 2)of dat n man over u heerse? Gedenkt ook, wanneer gij hun die vraag voorstelt, dat ik uw been en uw vlees ben, 3) zo zult gij welweten wie gij als uw koning zult voorstellen, wanneer zij op uw vraag antwoorden, dat n koning beter is dan 70 oversten.

1) Sichem was een voorname stad. Jozua had er een van de laatste landdagen gehouden. Abimelech was overtuigd, dat, indien hij door zijn familieleden zich van de burgers van Sichem (in Efraïm gelegen) had weten te verzekeren, het hem niet moeilijk zou vallen, ook de andere steden tot zijn plannen over te halen..

2) Zoals men zelf denkt en doet, verwacht men ook van een ander. Abimelech veronderstelt dezelfde begeerte naar heerschappij, die hem bezielt, ook bij zijn broeders. Daarbij speculeert hij op listige wijze hierop, dat de mensen liever n heer zullen hebben, dan vele, van wie ieder op zijn wijze hen verdrukken kan; hij noemt ook niet zonder bedoeling zijn vader Jerubbal, de Balbestrijder, om de burgers van Sichem, die nu weer met hun gehele ziel aan de Baldienst overgegeven waren, te doen opmerken, dat zij van Gideons wettige zonen geen bijzondere bescherming in hun godsdienst te wachten hebben. Zo doen alle huichelaars: wanneer zij de sleutels zoeken, geven zij vleiende, zoete woorden; maar wanneer zij die gevonden hebben, doen zij aan niemand iets goeds..

Niets vindt bij de grote menigte gemakkelijker ingang, dan wat hun lusten vleit. "Er is geen zekerder kenteken, dat iemand voor een ambt ongeschikt is, dan wanneer hij het al te ijverig zoekt. (Proverbs 12:23). Zoals ootmoed en wanhopen aan eigen kracht de noodzakelijke elementen van ware vroomheid zijn, zo vormen zij ook de hoofdtrek in het karakter en het leven van alle door God verwekte en geroepen personen. Met een aan kleinmoedigheid en kleingeloof grenzende vrees nam Mozes de hem bij de berg Horeb gegeven last op zich; evenzo had Jozua, om het werk van Mozes moedig voort te zetten, de meest bepaalde verzekeringen van de goddelijke, hulp nodig, en hoe angstig gedroeg zich Gideon, toen het woord tot hem kwam: "Ga heen in uw kracht". Geheel anders is het bij hen, die hun roeping niet van boven, van Gods genade, ontvangen hebben, maar van onderen af, door de afwisselende neiging van de mensen en de trotse lusten van het eigen hart. Hier openbaart zich geen ootmoed, maar vermoed, geen zelfverloochening, maar zelfzucht, geen gehoorzaamheid, maar willekeur en bandeloosheid, geen waarheid, maar verraad en trouweloosheid ook tegenover hen, door wie men in de hoogte gestegen is..

3) Abimelech beroept zich op zijn afkomst en meent daarmee de inwoners van Sichem te overtuigen, dat hij de juiste man is op de juiste plaats..

Vers 3

3. Toen spraken de broeders van zijn moeder van hem, tot zijn behoeve, voor de oren van alle burgers van Sichem, al deze woorden, die Abimelech hun te kennen gegeven had; en hun hart neigde zich naar Abimelech, om hem koning te maken, want zij zeiden: Hij is onze broeder. 1)

1) Sichem lag in de stam van Efraïm, die steeds lang naar de voorrang zocht, en nu ijverzuchtig was op de stam van Manasse, waartot Gideons wettige zonen behoorden (8:1vv.); zij nemen des te gretiger het voorstel aan, want door hem zal Efraïm heersen..

Had Gideon geen bijvrouw genomen, zo zou deze ellende over Israël niet gekomen zijn..

Vers 3

3. Toen spraken de broeders van zijn moeder van hem, tot zijn behoeve, voor de oren van alle burgers van Sichem, al deze woorden, die Abimelech hun te kennen gegeven had; en hun hart neigde zich naar Abimelech, om hem koning te maken, want zij zeiden: Hij is onze broeder. 1)

1) Sichem lag in de stam van Efraïm, die steeds lang naar de voorrang zocht, en nu ijverzuchtig was op de stam van Manasse, waartot Gideons wettige zonen behoorden (8:1vv.); zij nemen des te gretiger het voorstel aan, want door hem zal Efraïm heersen..

Had Gideon geen bijvrouw genomen, zo zou deze ellende over Israël niet gekomen zijn..

Vers 4

4. En zij gaven hem, opdat hij zelf zich middelen zou verschaffen, om zich van zijn 70 halve broeders te ontlasten, zeventig zilverlingen, 1) uit het huis, de tempelschat van Bal-Berith, 2) (Deuteronomy 16:21); en Abimelech huurde daarmee ijdele 3) en lichtvaardige mannen, die hem navolgden.

1)Zilverlingen, of sikkels zilver. Zeventig zilverlingen is dus een betrekkelijk kleine som, maar de huur van een dagloner was ook niet hoger dan 40 cts (Zie Tob.5:15

Wat een schande, de zoon van Jerubbal neemt een geschenk van Bal aan! Over de munten van de Hebreeën, (Exodus 30:13). De waarde is moeilijk te bepalen. Sommigen menen, dat hier niet aan gewone zilverlingen moet gedacht worden, maar aan zilverstukken van veel grotere waarde..

2)Waarschijnlijk hebben de burgers van Sichem aan Bal, die zij toen dienden, deze naam (= verbonds-Bal) gegeven, om zichzelf te overreden, dat zij in deze afgod niemand anders dienden, dan die God, met wie eenmaal Israël in die landstreek een verbond gesloten had (Joshua 24:24vv.); zij waren dan geenszins afvalligen, maar hadden slechts een andere naam voor dezelfde zaak; het menselijk hart toch is zo geneigd het kwade goed te haten, uit duisternis licht en uit zuur zoet te maken, en omgekeerd (Isaiah 5:20).. 3) IJdele, in de zin van: onzedelijke mannen, die alle zedelijk gevoel hadden uitgeschud en tot alle goddeloze werken zich lieten lenen. Vandaar dan dat zij tevens lichtvaardige worden genoemd, die er niets in zagen, om zich aan een gruwelijke moord te bezondigen..

Vers 4

4. En zij gaven hem, opdat hij zelf zich middelen zou verschaffen, om zich van zijn 70 halve broeders te ontlasten, zeventig zilverlingen, 1) uit het huis, de tempelschat van Bal-Berith, 2) (Deuteronomy 16:21); en Abimelech huurde daarmee ijdele 3) en lichtvaardige mannen, die hem navolgden.

1)Zilverlingen, of sikkels zilver. Zeventig zilverlingen is dus een betrekkelijk kleine som, maar de huur van een dagloner was ook niet hoger dan 40 cts (Zie Tob.5:15

Wat een schande, de zoon van Jerubbal neemt een geschenk van Bal aan! Over de munten van de Hebreeën, (Exodus 30:13). De waarde is moeilijk te bepalen. Sommigen menen, dat hier niet aan gewone zilverlingen moet gedacht worden, maar aan zilverstukken van veel grotere waarde..

2)Waarschijnlijk hebben de burgers van Sichem aan Bal, die zij toen dienden, deze naam (= verbonds-Bal) gegeven, om zichzelf te overreden, dat zij in deze afgod niemand anders dienden, dan die God, met wie eenmaal Israël in die landstreek een verbond gesloten had (Joshua 24:24vv.); zij waren dan geenszins afvalligen, maar hadden slechts een andere naam voor dezelfde zaak; het menselijk hart toch is zo geneigd het kwade goed te haten, uit duisternis licht en uit zuur zoet te maken, en omgekeerd (Isaiah 5:20).. 3) IJdele, in de zin van: onzedelijke mannen, die alle zedelijk gevoel hadden uitgeschud en tot alle goddeloze werken zich lieten lenen. Vandaar dan dat zij tevens lichtvaardige worden genoemd, die er niets in zagen, om zich aan een gruwelijke moord te bezondigen..

Vers 5

5. En hij kwam met deze in zijn vaders huis te Ofra, en doodde met hun hulp zijn broeders, de zonen van Jerubbal, zeventig mannen, wanneer men allen rekent, waarophet toegelegd was, op een steen; 1) maar Jotham (= de HEERE is oprecht), de jongste zoon van Jerubbal, werd van de 70 overgelaten, want hij had zich verstoken.

1) Abimelech is het beeld van een echte tiran, zoals er in de geschiedenis van de Grieken op het vaste land en op de eilanden, maar ook in de nieuwere geschiedenis, voornamelijk van Italië, velen voorkomen. Macchiavelli zegt: "Wie op een wederrechtelijke en geweldige wijze een kroon neemt, moet, wanneer het nodig is wreed te zijn, alle wreedheid opeens uitoefenen, opdat hij niet nodig heeft alle dagen daarmee van voren af te beginnen." Hij voert daarvoor behalve Agathokles, den kleinen tiran van Fermo, Oliverotto aan, die zijn oom, opvoeder, vriend en weldoener met n slag verraderlijk bij een gastmaal liet doden, om meester van de stad te worden. Zo loert de zonde voor de deur, totdat de verleidde zelf haar binnenroept. Wat Abimelech deed is dikwijls, ook onder Christenen, herhaald. De moorden, die sindsdien geschied zijn, zelfs op kerkelijk bevel, zijn als een vreselijke bloedwolk, die over de geschiedenis hangt. Alleen de liefde van Jezus kan met een zonnestraal van verzoening door deze heenbreken..

Op een steen. Sommigen zijn van mening, dat dit dezelfde steen is geweest, waarop Gideon de offergave had gelegd, maar o.i. ten onrechte, omdat het er dan wel bij zou vermeld zijn. Dat zij op een steen vermoord zijn geworden, wil eenvoudig beduiden, dat zij als het ware geslacht zijn, dat aan hen de wreedst mogelijke en de schandelijkste dood is voltrokken. Wat Abimelech hier doet is later ook gebeurd al is het dan niet in dezelfde vorm, door Baëza en anderen, om zich van de troon van Israël te verzekeren..

Vers 5

5. En hij kwam met deze in zijn vaders huis te Ofra, en doodde met hun hulp zijn broeders, de zonen van Jerubbal, zeventig mannen, wanneer men allen rekent, waarophet toegelegd was, op een steen; 1) maar Jotham (= de HEERE is oprecht), de jongste zoon van Jerubbal, werd van de 70 overgelaten, want hij had zich verstoken.

1) Abimelech is het beeld van een echte tiran, zoals er in de geschiedenis van de Grieken op het vaste land en op de eilanden, maar ook in de nieuwere geschiedenis, voornamelijk van Italië, velen voorkomen. Macchiavelli zegt: "Wie op een wederrechtelijke en geweldige wijze een kroon neemt, moet, wanneer het nodig is wreed te zijn, alle wreedheid opeens uitoefenen, opdat hij niet nodig heeft alle dagen daarmee van voren af te beginnen." Hij voert daarvoor behalve Agathokles, den kleinen tiran van Fermo, Oliverotto aan, die zijn oom, opvoeder, vriend en weldoener met n slag verraderlijk bij een gastmaal liet doden, om meester van de stad te worden. Zo loert de zonde voor de deur, totdat de verleidde zelf haar binnenroept. Wat Abimelech deed is dikwijls, ook onder Christenen, herhaald. De moorden, die sindsdien geschied zijn, zelfs op kerkelijk bevel, zijn als een vreselijke bloedwolk, die over de geschiedenis hangt. Alleen de liefde van Jezus kan met een zonnestraal van verzoening door deze heenbreken..

Op een steen. Sommigen zijn van mening, dat dit dezelfde steen is geweest, waarop Gideon de offergave had gelegd, maar o.i. ten onrechte, omdat het er dan wel bij zou vermeld zijn. Dat zij op een steen vermoord zijn geworden, wil eenvoudig beduiden, dat zij als het ware geslacht zijn, dat aan hen de wreedst mogelijke en de schandelijkste dood is voltrokken. Wat Abimelech hier doet is later ook gebeurd al is het dan niet in dezelfde vorm, door Baëza en anderen, om zich van de troon van Israël te verzekeren..

Vers 6

6. Toen deze moord geschied was, vergaderden zich alle burgers van Sichem, en het gehele huis van Millo 1) (= bolwerk), en gingen heen en maakten Abimelech tot koning bij de hoge eik, 2) die bij Sichem is.

1) Millo is meer dan waarschijnlijk de toren of citadel van Sichem (Judges 9:46). Onder het gehele huis van Millo moet dan verstaan worden, de bewoners van deze citadel of burg. Men weet, dat ook Jeruzalem een Millo had (2 Samuel 5:9; 2 Samuel 5:1 Koningen 9:5). Een Millo bestond eigenlijk uit een wal van twee muren, van binnen gevuld met aarde of puin..

2) Het Hebreeuwse woord "muzzal" kan betekenen "verhoogd", "opgericht", zodat de vertaling zou wezen: "de eik van de opgerichte" in de betekenis van: "de eik, waarbij een gedenkteken opgericht is", waarschijnlijk de eik, waarbij Jozua een gedenkteken had gesteld (Joshua 24:26)..

Vers 6

6. Toen deze moord geschied was, vergaderden zich alle burgers van Sichem, en het gehele huis van Millo 1) (= bolwerk), en gingen heen en maakten Abimelech tot koning bij de hoge eik, 2) die bij Sichem is.

1) Millo is meer dan waarschijnlijk de toren of citadel van Sichem (Judges 9:46). Onder het gehele huis van Millo moet dan verstaan worden, de bewoners van deze citadel of burg. Men weet, dat ook Jeruzalem een Millo had (2 Samuel 5:9; 2 Samuel 5:1 Koningen 9:5). Een Millo bestond eigenlijk uit een wal van twee muren, van binnen gevuld met aarde of puin..

2) Het Hebreeuwse woord "muzzal" kan betekenen "verhoogd", "opgericht", zodat de vertaling zou wezen: "de eik van de opgerichte" in de betekenis van: "de eik, waarbij een gedenkteken opgericht is", waarschijnlijk de eik, waarbij Jozua een gedenkteken had gesteld (Joshua 24:26)..

Vers 7

7. Toen zij Jotham 1) vertelden, dat de Sichemieten Abimelech koning gemaakt hadden, ging hij heen, en zocht zich een plaats uit, van waar hij tot het volk kon spreken, zonder gevaar te lopen, dat men hem in de hand van zijn halfbroeder zou overleveren, en hij stond op de hoogtevan de berg Gerizim, die in het zuiden van de stad zich als een steile rots ongeveer 800 voet hoog verheft, en hij verhief zijn stem, en riep, en hij zei tot hen, die zich op zijn roepen beneden in het dal verzameld hadden: Hoort naar mij, gij burgers van Sichem, wanneer ik u in een gelijkenis voorhoud, wat gij eigenlijk gedaan hebt. Sluit uw oren niet voor de boodschap, die ik u in de naam van God breng, maar komt tot ongeveinsde bekering, en God zal naar u horen. 2)

1) Jotham ging openhartig, omtrent de Sichemieten, te werk, en zijn redevoering, die hier geschreven staat, strekte tot bewijs, dat hij een man van zo'n groot verstand was, en van wijsheid zo'n welgeschikt jongman, dat we niet nalaten kunnen, daarom des te meer de gewelddadige dood van Gideons zonen te bejammeren. Jotham deed zijn best niet om een ander leger uit de overige steden van Israël bijeen te brengen in welke steden, zoals men zou mogen denken, hij veel aanhangers gevonden zou hebben, omwille van zijn vader, ten einde zich over de dood van zijn broeders te wreken, en noch veel minder wierp hij zich op als mededinger tegenover Abimelech, zozeer ongegrond was het vermoeden van die broedermoordenaar, dat de zonen van Gideon naar de heerschappij trachten; maar hij vergenoegde zich de Sichemieten een trouwhartige berisping te geven, evenals een gepaste waarschuwing, dat zij zich voor de onaangename gevolgen van hun gedrag zouden wachten (Jud 9:7)..

2) Reeds in de aanhef in er iets profetisch in de rede van Jotham. Hij voelt zich aangegord, om Sichem te waarschuwen, opdat als eenmaal de roede van God over hen komt, zij het mogen weten, dat zij niet ongewaarschuwd in hun boze opzet hebben volhard, maar ook, opdat zij het zouden verstaan, dat indien zij ten gevolge van de harde behandeling van Abimelech met schuld en boete tot God zouden terugkeren, Hij hen genadig zou zijn..

Vers 7

7. Toen zij Jotham 1) vertelden, dat de Sichemieten Abimelech koning gemaakt hadden, ging hij heen, en zocht zich een plaats uit, van waar hij tot het volk kon spreken, zonder gevaar te lopen, dat men hem in de hand van zijn halfbroeder zou overleveren, en hij stond op de hoogtevan de berg Gerizim, die in het zuiden van de stad zich als een steile rots ongeveer 800 voet hoog verheft, en hij verhief zijn stem, en riep, en hij zei tot hen, die zich op zijn roepen beneden in het dal verzameld hadden: Hoort naar mij, gij burgers van Sichem, wanneer ik u in een gelijkenis voorhoud, wat gij eigenlijk gedaan hebt. Sluit uw oren niet voor de boodschap, die ik u in de naam van God breng, maar komt tot ongeveinsde bekering, en God zal naar u horen. 2)

1) Jotham ging openhartig, omtrent de Sichemieten, te werk, en zijn redevoering, die hier geschreven staat, strekte tot bewijs, dat hij een man van zo'n groot verstand was, en van wijsheid zo'n welgeschikt jongman, dat we niet nalaten kunnen, daarom des te meer de gewelddadige dood van Gideons zonen te bejammeren. Jotham deed zijn best niet om een ander leger uit de overige steden van Israël bijeen te brengen in welke steden, zoals men zou mogen denken, hij veel aanhangers gevonden zou hebben, omwille van zijn vader, ten einde zich over de dood van zijn broeders te wreken, en noch veel minder wierp hij zich op als mededinger tegenover Abimelech, zozeer ongegrond was het vermoeden van die broedermoordenaar, dat de zonen van Gideon naar de heerschappij trachten; maar hij vergenoegde zich de Sichemieten een trouwhartige berisping te geven, evenals een gepaste waarschuwing, dat zij zich voor de onaangename gevolgen van hun gedrag zouden wachten (Jud 9:7)..

2) Reeds in de aanhef in er iets profetisch in de rede van Jotham. Hij voelt zich aangegord, om Sichem te waarschuwen, opdat als eenmaal de roede van God over hen komt, zij het mogen weten, dat zij niet ongewaarschuwd in hun boze opzet hebben volhard, maar ook, opdat zij het zouden verstaan, dat indien zij ten gevolge van de harde behandeling van Abimelech met schuld en boete tot God zouden terugkeren, Hij hen genadig zou zijn..

Vers 8

8. 1) De bomen gingen eens heen, om een koning over zich te zalven, en zij zeiden tot de olijfboom, op wie hun keus als op een edele en nuttige boom het eerst viel: Wees gij koning over ons.

1) Jotham bedient zich van een fabel, niet van een gelijkenis. En een fabel en een gelijkenis is een verdichte wijze van spreken, met dit onderscheid echter dat een gelijkenis altijd aan de werkelijkheid is ontleend en een fabel niet. Een gelijkenis dient tevens om een godsdienstige waarheid aan het licht te brengen en een fabel meer een zedelijke. De gelijkenissen van de Zaligmaker waren altijd ontleend aan de werkelijkheid..

Deze verdichte spreekmanieren werden vooral gebruikt, om de waarheid op bevattelijke wijze aan het licht te brengen en opdat zij lang nog na deze stof tot overdenking zouden zijn. De bestraffing werd ook in de regel gewilliger op die manier verdragen..

Vers 8

8. 1) De bomen gingen eens heen, om een koning over zich te zalven, en zij zeiden tot de olijfboom, op wie hun keus als op een edele en nuttige boom het eerst viel: Wees gij koning over ons.

1) Jotham bedient zich van een fabel, niet van een gelijkenis. En een fabel en een gelijkenis is een verdichte wijze van spreken, met dit onderscheid echter dat een gelijkenis altijd aan de werkelijkheid is ontleend en een fabel niet. Een gelijkenis dient tevens om een godsdienstige waarheid aan het licht te brengen en een fabel meer een zedelijke. De gelijkenissen van de Zaligmaker waren altijd ontleend aan de werkelijkheid..

Deze verdichte spreekmanieren werden vooral gebruikt, om de waarheid op bevattelijke wijze aan het licht te brengen en opdat zij lang nog na deze stof tot overdenking zouden zijn. De bestraffing werd ook in de regel gewilliger op die manier verdragen..

Vers 9

9. Maar de olijfboom, de opgedragen waardigheid afslaande, zei tot hen: Zou ik mij opheffen uit de vruchtbare bodem, waarin ik geplant ben, mijn vettigheid verlaten, die God en de mensen in mij prijzen, 1) omdat mijn olie door Godgekozen is bij de offeranden, tot verlichting van het heiligdom en tot zalving van het geheiligde, a) en de mens zo veelvuldig nut van mij heeft? En zou ik heengaan, om te zweven 2) over de bomen, zonder voedsel voor mijzelf, en zonder anderen tot nut te kunnen zijn.

a)Exodus 27:20vv. Leviticus2:6vv. Exodus 30:22vv.

1) Deze uitdrukking vinden wij bij de wijnstok terug (Judges 9:13), wiens gewas bij de drankoffers gebruikt wordt, terwijl zij bij de vijgeboom (Judges 9:11) ontbreekt..

2) Zweven. Hiermede wordt het onrustige van het koningschap aangeduid en gedoeld op de vele moeiten en bezwaren, die zo'n gewichtig ambt meebrengt..

Jotham laat in dichterlijke woorden de kroon niet aanbieden aan ceder of eik, die alleen schaduw geven, of alleen tot timmerhout geschikt zijn na hun val, maar aan de olijf, de vijgeboom en de wijnstok, die vruchten geven en tot grote zegen zijn voor het menselijk geslacht, vooral voor de volken van het oosten..

Vers 9

9. Maar de olijfboom, de opgedragen waardigheid afslaande, zei tot hen: Zou ik mij opheffen uit de vruchtbare bodem, waarin ik geplant ben, mijn vettigheid verlaten, die God en de mensen in mij prijzen, 1) omdat mijn olie door Godgekozen is bij de offeranden, tot verlichting van het heiligdom en tot zalving van het geheiligde, a) en de mens zo veelvuldig nut van mij heeft? En zou ik heengaan, om te zweven 2) over de bomen, zonder voedsel voor mijzelf, en zonder anderen tot nut te kunnen zijn.

a)Exodus 27:20vv. Leviticus2:6vv. Exodus 30:22vv.

1) Deze uitdrukking vinden wij bij de wijnstok terug (Judges 9:13), wiens gewas bij de drankoffers gebruikt wordt, terwijl zij bij de vijgeboom (Judges 9:11) ontbreekt..

2) Zweven. Hiermede wordt het onrustige van het koningschap aangeduid en gedoeld op de vele moeiten en bezwaren, die zo'n gewichtig ambt meebrengt..

Jotham laat in dichterlijke woorden de kroon niet aanbieden aan ceder of eik, die alleen schaduw geven, of alleen tot timmerhout geschikt zijn na hun val, maar aan de olijf, de vijgeboom en de wijnstok, die vruchten geven en tot grote zegen zijn voor het menselijk geslacht, vooral voor de volken van het oosten..

Vers 13

13. Maar de wijnstok, 1) evenmin daartoe geneigd, zei tot hen: Zou ik mijn most verlaten, die God en mensen vrolijk maakt (Jud 9:9) en zou ik heengaan om te zweven over de bomen?

1) Velen (bijv. de joodse rabbijnen) menen, dat onder de olijfboom, vijgeboom en wijnstok verschillende geschiedkundige personen, bv. Othniël, Debora en Gideon bedoeld zijn; maar pas bij Gideon dacht men eraan hem tot koning te maken. De drie bomen zijn veelmeer in het algemeen als edele geslachten en personen te verstaan, die in het hun aangewezen beroep vrucht en zegen kunnen verspreiden, en de welvaart van het vaderland ter harte nemen, zonder er ooit aan te denken, dit hun gerust leven en stil werken voor de onrust van zo'n koningschap te verruilen. Waar het koningschap niet door de Heere gevestigd is, daar is en blijft de koning een boom, die geen vaste wortel en vruchtbare grond heeft, boven de bomen zweeft, onvermogend om vrucht tot eer van God en tot heil van de mensen te dragen..

De hier genoemde bomen zijn tekens van de vrede (Micah 4:4)..

Vers 13

13. Maar de wijnstok, 1) evenmin daartoe geneigd, zei tot hen: Zou ik mijn most verlaten, die God en mensen vrolijk maakt (Jud 9:9) en zou ik heengaan om te zweven over de bomen?

1) Velen (bijv. de joodse rabbijnen) menen, dat onder de olijfboom, vijgeboom en wijnstok verschillende geschiedkundige personen, bv. Othniël, Debora en Gideon bedoeld zijn; maar pas bij Gideon dacht men eraan hem tot koning te maken. De drie bomen zijn veelmeer in het algemeen als edele geslachten en personen te verstaan, die in het hun aangewezen beroep vrucht en zegen kunnen verspreiden, en de welvaart van het vaderland ter harte nemen, zonder er ooit aan te denken, dit hun gerust leven en stil werken voor de onrust van zo'n koningschap te verruilen. Waar het koningschap niet door de Heere gevestigd is, daar is en blijft de koning een boom, die geen vaste wortel en vruchtbare grond heeft, boven de bomen zweeft, onvermogend om vrucht tot eer van God en tot heil van de mensen te dragen..

De hier genoemde bomen zijn tekens van de vrede (Micah 4:4)..

Vers 15

15. En de doornenbos, aanstonds die eer aannemende, maar zelf verwonderd, dat men hem daartoe koos, zei tot de bomen: Indien gij mij in waarheid tot een koning over uzalft, zo komt, vertrouwt u onder mijne schaduw; gij zult daaronder geborgen zijn voor de verzengende zonnestralen; maar indien gij u van mij zult losmaken en u niet geheel aan mij overgeeft, zo ga vuur uit de doornenbos, en vertere ook de heerlijksten onder u, de ceders van deLibanon. 1)

1) In deze woorden ligt een diepe ironie, een bittere hoon; de Sichemieten moeten weten, wat voor een koning zij in deze Abimelech, de zoon van een slavin, een nietswaardig mens gekozen hebben. De doornenbos beloofde schaduw, zo beloofde ook Abimelech veel; maar de doornenbos berooft de schapen, die bij storm onder zijn takken komen schuilen, van de wol en verwondt hun huid. De doornenbos, door de wind geschud, vat soms vanzelf vuur en zet gehele bossen in brand; tot niets anders dan tot deze dingen was Abimelech in staat, zoals hij reeds door de moord van zijn broeders bewezen had. Lezen wij zijn geschiedenis, hoe hij door een volkspartij begunstigd, door bedrieglijke beloften, door omkoping en moord zich de weg tot heerschappij baant, zo is het ons, of wij een stuk uit de revolutie van Frankrijk lazen, dat met God ook de koning verwierp en zich hoofden aanstelde, die de vrijheid beloofden, maar met vuur en zwaard tegen alles woedden, dat niet onder de doornenstaf van hun willekeur blindelings wilde buigen..

Nu de olijf, de vijg en de wijnstok weigeren, gaan zij niet naar de eikeboom of de ceder, maar naar de doornenbos. Daarin steekt juist de fijne ironie. Waren de eerstgenoemde bomen vruchtdragende bomen en de tweede genoemde nog nut- en schaduwverspreidende, de doornenbos dient tot niets dan tot verbranding, en waar hij nog iets doet, daar verwondt hij degene, die al te dicht in zijn nabijheid komt. In plaats van zegen, wordt hier de vloek aan de inwoners van Sichem voorspeld..

Vers 15

15. En de doornenbos, aanstonds die eer aannemende, maar zelf verwonderd, dat men hem daartoe koos, zei tot de bomen: Indien gij mij in waarheid tot een koning over uzalft, zo komt, vertrouwt u onder mijne schaduw; gij zult daaronder geborgen zijn voor de verzengende zonnestralen; maar indien gij u van mij zult losmaken en u niet geheel aan mij overgeeft, zo ga vuur uit de doornenbos, en vertere ook de heerlijksten onder u, de ceders van deLibanon. 1)

1) In deze woorden ligt een diepe ironie, een bittere hoon; de Sichemieten moeten weten, wat voor een koning zij in deze Abimelech, de zoon van een slavin, een nietswaardig mens gekozen hebben. De doornenbos beloofde schaduw, zo beloofde ook Abimelech veel; maar de doornenbos berooft de schapen, die bij storm onder zijn takken komen schuilen, van de wol en verwondt hun huid. De doornenbos, door de wind geschud, vat soms vanzelf vuur en zet gehele bossen in brand; tot niets anders dan tot deze dingen was Abimelech in staat, zoals hij reeds door de moord van zijn broeders bewezen had. Lezen wij zijn geschiedenis, hoe hij door een volkspartij begunstigd, door bedrieglijke beloften, door omkoping en moord zich de weg tot heerschappij baant, zo is het ons, of wij een stuk uit de revolutie van Frankrijk lazen, dat met God ook de koning verwierp en zich hoofden aanstelde, die de vrijheid beloofden, maar met vuur en zwaard tegen alles woedden, dat niet onder de doornenstaf van hun willekeur blindelings wilde buigen..

Nu de olijf, de vijg en de wijnstok weigeren, gaan zij niet naar de eikeboom of de ceder, maar naar de doornenbos. Daarin steekt juist de fijne ironie. Waren de eerstgenoemde bomen vruchtdragende bomen en de tweede genoemde nog nut- en schaduwverspreidende, de doornenbos dient tot niets dan tot verbranding, en waar hij nog iets doet, daar verwondt hij degene, die al te dicht in zijn nabijheid komt. In plaats van zegen, wordt hier de vloek aan de inwoners van Sichem voorspeld..

Vers 16

16. Alzo nu, erkent gij de waarheid van deze gelijkenis, hoort dan ook de toepassing op uzelf: Indien gij het in waarheid en oprechtheid gedaan hebt, (maar hoe kan datmogelijk zijn (Judges 9:18)? dat gij Abimelech koning gemaakt hebt, en indien gij welgedaan hebt bij Jerubbal en bij zijn huis, en indien gij hem naar de verdienste van zijn handen gedaan hebt:

Vers 16

16. Alzo nu, erkent gij de waarheid van deze gelijkenis, hoort dan ook de toepassing op uzelf: Indien gij het in waarheid en oprechtheid gedaan hebt, (maar hoe kan datmogelijk zijn (Judges 9:18)? dat gij Abimelech koning gemaakt hebt, en indien gij welgedaan hebt bij Jerubbal en bij zijn huis, en indien gij hem naar de verdienste van zijn handen gedaan hebt:

Vers 20

20. Maar indien niet, zo gij niet naar recht en waarheid gehandeld hebt (en uw geweten moet u aanklagen) zo treffe u, wat mijn fabel van de doornenbos u geleerd heeft: zo ga vuur uit van Abimelech, en vertere de burgers van Sichem, en het huis van Millo (Judges 9:6), en evenzo zoeke het God aan hem en make u tot een gesel voor hem: vuur ga uit van de burgers van Sichem, en van het huis van Millo, en vertere Abimelech! 1)

1) Troffen wij reeds in Debora's lied (5), niet alleen wat frisheid en levendigheid van poëtische opvatting, meer ook wat de kunst van voorstelling betreft, een van de verhevenste dichterlijke voortbrengselen van alle tijden aan, zo is in haar soort even zo voortreffelijk de gelijkenis van Jotham, zonder twijfel het oudste voorbeeld van een fabel, dat wij hebben (een andere 2 Kings 14:9). Dit toont welke heerlijke gaven en krachten de Heere Zijn volk verleend heeft, die ook overal voortreffelijk zich openbaarden, waar men een Zijn verbond trouw bleef. Jothams verdere lotgevallen worden niet bericht, hij staat daar als een waarschuwend profeet, die de betekenis van de volgende gebeurtenissen vooraf uitspreekt, tevens als een teken dat de Heere, ondanks het vreselijk gericht over zijn huis, het geloof van Gideon niet onbeloond gelaten heeft..

Zonde zal vernietigen wat zonde begon; de misdaad zal van elkaar scheiden wat verraad verbonden heeft. Vuur van de doornenbos zal de zondige bomen, en vuur uit hen de tiran verteren. Zo sprak Jotham, maar men hoorde niet. Hij vluchtte en verder vernemen wij niets van hem, maar zijn woord is daar als een onvergankelijke boetprediking aan de wereld, in de taal van de wereld, die koningen en volken herinnert aan de zekere vergelding. De diepte van de gelijkenis is onuitputtelijk. Haar waarheid is gedurig teruggekeerd. Israël was meer dan eens in de toestand van de Sichemieten. Toen vooral, toen het weigerde een koning te hebben, wiens rijk niet van deze wereld is. Toen riep men "geen koning dan de keizer", toen maakten Pilatus en Herodes vriendschap. De doornenbos scheen koning te zijn, toen hij het hoofd van de Gekruisigde omgaf. Maar Israël ondervond wat hier verkondigd werd. Er ging een vuur uit en verbrandde stad en volk, tempel en burcht..

Jotham verklaart zijn rede niet, maar hecht er een toepassing aan vast. Hij wenst hun toe, dat indien zij recht en gerechtigheid hebben gedaan aan Jerubbal. d.i. Gideon, door al zijne zonen, op n na, te doden, door Abimelech het geld daartoe te verstrekken, zij veel genoegen mogen beleven van de revolutiekoning en hij van hen, meer indien zij trouweloos hebben gehandeld, dat dan de vloek hen daarvoor moge treffen, doordat zij Abimelech en Abimelech hen zij tot een roede en tot verdrukking..

Vers 20

20. Maar indien niet, zo gij niet naar recht en waarheid gehandeld hebt (en uw geweten moet u aanklagen) zo treffe u, wat mijn fabel van de doornenbos u geleerd heeft: zo ga vuur uit van Abimelech, en vertere de burgers van Sichem, en het huis van Millo (Judges 9:6), en evenzo zoeke het God aan hem en make u tot een gesel voor hem: vuur ga uit van de burgers van Sichem, en van het huis van Millo, en vertere Abimelech! 1)

1) Troffen wij reeds in Debora's lied (5), niet alleen wat frisheid en levendigheid van poëtische opvatting, meer ook wat de kunst van voorstelling betreft, een van de verhevenste dichterlijke voortbrengselen van alle tijden aan, zo is in haar soort even zo voortreffelijk de gelijkenis van Jotham, zonder twijfel het oudste voorbeeld van een fabel, dat wij hebben (een andere 2 Kings 14:9). Dit toont welke heerlijke gaven en krachten de Heere Zijn volk verleend heeft, die ook overal voortreffelijk zich openbaarden, waar men een Zijn verbond trouw bleef. Jothams verdere lotgevallen worden niet bericht, hij staat daar als een waarschuwend profeet, die de betekenis van de volgende gebeurtenissen vooraf uitspreekt, tevens als een teken dat de Heere, ondanks het vreselijk gericht over zijn huis, het geloof van Gideon niet onbeloond gelaten heeft..

Zonde zal vernietigen wat zonde begon; de misdaad zal van elkaar scheiden wat verraad verbonden heeft. Vuur van de doornenbos zal de zondige bomen, en vuur uit hen de tiran verteren. Zo sprak Jotham, maar men hoorde niet. Hij vluchtte en verder vernemen wij niets van hem, maar zijn woord is daar als een onvergankelijke boetprediking aan de wereld, in de taal van de wereld, die koningen en volken herinnert aan de zekere vergelding. De diepte van de gelijkenis is onuitputtelijk. Haar waarheid is gedurig teruggekeerd. Israël was meer dan eens in de toestand van de Sichemieten. Toen vooral, toen het weigerde een koning te hebben, wiens rijk niet van deze wereld is. Toen riep men "geen koning dan de keizer", toen maakten Pilatus en Herodes vriendschap. De doornenbos scheen koning te zijn, toen hij het hoofd van de Gekruisigde omgaf. Maar Israël ondervond wat hier verkondigd werd. Er ging een vuur uit en verbrandde stad en volk, tempel en burcht..

Jotham verklaart zijn rede niet, maar hecht er een toepassing aan vast. Hij wenst hun toe, dat indien zij recht en gerechtigheid hebben gedaan aan Jerubbal. d.i. Gideon, door al zijne zonen, op n na, te doden, door Abimelech het geld daartoe te verstrekken, zij veel genoegen mogen beleven van de revolutiekoning en hij van hen, meer indien zij trouweloos hebben gehandeld, dat dan de vloek hen daarvoor moge treffen, doordat zij Abimelech en Abimelech hen zij tot een roede en tot verdrukking..

Vers 21

21. Toen vluchtte Jotham, nadat hij deze woorden had uitgesproken en de Sichemieten hun zonde, en de vloek, die zij op zich hadden geladen, had voorgesteld, en hij vluchtte van de berg Gerizim voordat iemand hem greep, en ging naar Beër 1) (= put), en hij woonde aldaar vanwege zijn broeder Abimelech, om zich voor die te verbergen, van wie hij allerlei kwaad moest verwachten.

1) Volgens Robinson het tegenwoordige el-Bireh, bij de mond van de Wady es Surr, niet ver van de plaats, waar vroeger Beth-Lemeh lag. Het is nu een verlaten dorp..

Een vlek, niet ver van Bethsemes in de stam van Juda, volgens anderen = Beëroth, drie uur ten noorden van Jeruzalem, in de stam van Benjamin (Joshua 9:17), volgens anderen = Ber-seba (Genesis 21:31)..

II. Judges 9:22-Judges 9:49. Na een heerschappij van drie slechte jaren breekt reeds de tijd van de wraak van God aan, die Jotham voorzegd heeft. De Sichemieten worden ontrouw aan de koning, die zij zelf gekozen hebben, zodat hij naar een andere plaats zich moet terugtrekken. Spoedig vindt hij gelegenheid, zich aan hen op vreselijke wijze te wreken en hen allen om het leven te brengen, totdat de straf hem verrast voor de toren te Tbehez, welke stad hij eveneens verwoesten wil. Door een molensteen getroffen, die een vrouw van de toren afgeslingerd heeft, zinkt hij neer en laat hij zich door zijn wapendrager de doodsteek geven, opdat men niet zou zeggen, dat een vrouw hem had omgebracht. Dat is de enige gedachte van de booswicht in het ogenblik van de dood, zijn verharding blijft hem bij, zelfs bij het laatste strafgericht.

Vers 21

21. Toen vluchtte Jotham, nadat hij deze woorden had uitgesproken en de Sichemieten hun zonde, en de vloek, die zij op zich hadden geladen, had voorgesteld, en hij vluchtte van de berg Gerizim voordat iemand hem greep, en ging naar Beër 1) (= put), en hij woonde aldaar vanwege zijn broeder Abimelech, om zich voor die te verbergen, van wie hij allerlei kwaad moest verwachten.

1) Volgens Robinson het tegenwoordige el-Bireh, bij de mond van de Wady es Surr, niet ver van de plaats, waar vroeger Beth-Lemeh lag. Het is nu een verlaten dorp..

Een vlek, niet ver van Bethsemes in de stam van Juda, volgens anderen = Beëroth, drie uur ten noorden van Jeruzalem, in de stam van Benjamin (Joshua 9:17), volgens anderen = Ber-seba (Genesis 21:31)..

II. Judges 9:22-Judges 9:49. Na een heerschappij van drie slechte jaren breekt reeds de tijd van de wraak van God aan, die Jotham voorzegd heeft. De Sichemieten worden ontrouw aan de koning, die zij zelf gekozen hebben, zodat hij naar een andere plaats zich moet terugtrekken. Spoedig vindt hij gelegenheid, zich aan hen op vreselijke wijze te wreken en hen allen om het leven te brengen, totdat de straf hem verrast voor de toren te Tbehez, welke stad hij eveneens verwoesten wil. Door een molensteen getroffen, die een vrouw van de toren afgeslingerd heeft, zinkt hij neer en laat hij zich door zijn wapendrager de doodsteek geven, opdat men niet zou zeggen, dat een vrouw hem had omgebracht. Dat is de enige gedachte van de booswicht in het ogenblik van de dood, zijn verharding blijft hem bij, zelfs bij het laatste strafgericht.

Vers 22

22. Toen nu Abimelech drie jaar over dat gedeelte van Israël geheerst 1) had, dat hem tot koning gemaakt had, behalve de stam van Efraïm nog die van Manasse en wel geheerst had, niet als vorst, die het welzijn van zijn onderdanen zocht, meer als een ingedrongen tiran,

1) De grondtekst geeft duidelijk aan, dat het regeren van Abimelech over Israël niet was een gezegende koninklijke heerschappij, maar een tyranniseren van het volk..

Vers 22

22. Toen nu Abimelech drie jaar over dat gedeelte van Israël geheerst 1) had, dat hem tot koning gemaakt had, behalve de stam van Efraïm nog die van Manasse en wel geheerst had, niet als vorst, die het welzijn van zijn onderdanen zocht, meer als een ingedrongen tiran,

1) De grondtekst geeft duidelijk aan, dat het regeren van Abimelech over Israël niet was een gezegende koninklijke heerschappij, maar een tyranniseren van het volk..

Vers 23

23. Zo zond God tot rechtvaardige straf (2 Thessalonians 2:11vv.) een boze geest 1) (1 Samuel 16:14; 1 Samuel 18:10), om onheil te stichten tussen Abimelech en tussen de burgers van Sichem, en de burgers van Sichem handelden trouweloos tegen Abimelech, 2) zijvielen hem af. 1) Hugo de Groot zegt bij deze plaats, dat niets ongestadiger is, dan de gunst van het volk, die door snode kunstenarij gewonnen wordt, en dat de mensen de goddeloosheid, die hen vroeger dienst gedaan heeft, haten..

2) Anders: "Spreukenken van Abimelech" namelijk met verachting. Vulg.: "Coeperunt eum detestari" (Mr 7:2)..

Door onwettige middelen zichzelf te verheffen brengt zeker vloek aan.

Over de vraag, in hoe verre van God kan gezegd worden, dat Hij de boze geest gezonden heeft, daar toch niets kwaads, maar alleen goed van Hem kan uitgaan, zie bij 1 Samuëlël 16:14. Wel willen wij hier opmerkzaam maken op het onderscheid tussen straf en kastijding, omdat hier hetzelfde de een tot straf de ander tot een kastijding moest worden. "Als uitdrukking van de verzoenende gerechtigheid is de straf: het zich tegenoverstellen van God tegen de zonde als vervreemding van God; in de eerste zin geldt zij slechts zo lang, als in de zondaar nog de zedelijke mogelijkheid van omkering is. De vergeldende straf openbaart de onvoorwaardelijke geldigheid van de goddelijke wet, de kastijding maakt de roeping van God aan elke ziel bekend; de eerste is de uitdrukking van de goddelijke toorn, deze van de goddelijke liefde. Tot een kastijding wordt de straf voor de mens, alleen door gewillige onderwerping aan haar; tegen de kastijding kan zich de mens verharden, en hij moet het lijden ook tegen zijn wil als straf ondervinden. Christus heeft onze straf, maar niet onze kastijding op zich genomen." (Wuttke. Chr. Sittenlehre).

Vers 23

23. Zo zond God tot rechtvaardige straf (2 Thessalonians 2:11vv.) een boze geest 1) (1 Samuel 16:14; 1 Samuel 18:10), om onheil te stichten tussen Abimelech en tussen de burgers van Sichem, en de burgers van Sichem handelden trouweloos tegen Abimelech, 2) zijvielen hem af. 1) Hugo de Groot zegt bij deze plaats, dat niets ongestadiger is, dan de gunst van het volk, die door snode kunstenarij gewonnen wordt, en dat de mensen de goddeloosheid, die hen vroeger dienst gedaan heeft, haten..

2) Anders: "Spreukenken van Abimelech" namelijk met verachting. Vulg.: "Coeperunt eum detestari" (Mr 7:2)..

Door onwettige middelen zichzelf te verheffen brengt zeker vloek aan.

Over de vraag, in hoe verre van God kan gezegd worden, dat Hij de boze geest gezonden heeft, daar toch niets kwaads, maar alleen goed van Hem kan uitgaan, zie bij 1 Samuëlël 16:14. Wel willen wij hier opmerkzaam maken op het onderscheid tussen straf en kastijding, omdat hier hetzelfde de een tot straf de ander tot een kastijding moest worden. "Als uitdrukking van de verzoenende gerechtigheid is de straf: het zich tegenoverstellen van God tegen de zonde als vervreemding van God; in de eerste zin geldt zij slechts zo lang, als in de zondaar nog de zedelijke mogelijkheid van omkering is. De vergeldende straf openbaart de onvoorwaardelijke geldigheid van de goddelijke wet, de kastijding maakt de roeping van God aan elke ziel bekend; de eerste is de uitdrukking van de goddelijke toorn, deze van de goddelijke liefde. Tot een kastijding wordt de straf voor de mens, alleen door gewillige onderwerping aan haar; tegen de kastijding kan zich de mens verharden, en hij moet het lijden ook tegen zijn wil als straf ondervinden. Christus heeft onze straf, maar niet onze kastijding op zich genomen." (Wuttke. Chr. Sittenlehre).

Vers 24

24. Opdat het geweld, gedaan aan de zeventig zonen van Jerubbal, kwam en opdat hun bloed gelegd werd op Abimelech hun broeder, die hen gedood had, en op de burgers van Sichem, die zijn handen (Judges 9:4,Judges 9:5) gesterkt hadden om zijn broeders te doden. 1)

1) Het bloed komt als schuld over de moordenaars. Wie heeft dit meer dan Israël ondervonden, toen het Hem doodde, die meer was dan Gideon en zijn zonen. Wat hier de geschiedenis van Abimelech en Sichem in de loop van drie jaar voorstelt, heeft de wereldgeschiedenis aan hen, die spraken: "Zijn bloed komt over ons en over onze kinderen", vele eeuwen geopenbaard. Beiden boeten zij, Sichem en Abimelech want zij zijn even schuldig. Ook Jeruzalem en het rijk, dat Pilatus gezonden heeft, hebben geleden.

De zonde is menigmaal ook een schandelijk en zondig kwaad, voor zover niet alleen de zonde door de ongestalte en de ongerustheid, die zij met haar brengt, een zware straf in zich behelst, maar ook voor zover de ene zonde met de andere zonde wordt gestraft. Zoals dit gebeurd is met verscheidene personen, David en Absalom, Salomo en Jerobeam, Achab en de leugengeest, Israël en de Assyriërs, Juda en de Babyloniërs en in dezelfde personen, zoals hier bij Abimelech. (Johannes MARCK).

God straft de zonde middellijk of onmiddellijk. Hier middellijk, door het zenden van een boze geest. Onder die boze geest hebben wij niet te verstaan, een verkeerde gezindheid, maar werkelijk een geest uit de afgrond, door God losgelaten, om aan Abimelech en de inwoners van Sichem de zonde en schuld van het vergoten bloed te wreken.. 25. En de burgers van Sichem bestelden tegen hem, tegen Abimelech, die bij het uitbreken van de onenigheden (Judges 9:23) de stad verlaten en zich naar Aruma (Judges 9:31, Judges 9:41) ten zuidoosten van Sichem, teruggetrokken had, mannen, die op de hoogten van de bergenEbal en Gerizim, vanwaar men de gehele landstreek kon overzien, lagen leiden; zij loerden op hem, om hem bij de eerste gelegenheid te grijpen, en al wie van Abimelechs aanhangers voorbij hen op de weg doorging, beroofden zij; 1) en het werd Abimelech door zijn overste Zebul, die in de stad met weinige manschappen achtergelaten was, aangezegd, wat men tegen hem voornemens was, opdat hijzou kunnen voorkomen in hun handen te vallen.

1)Hoogstwaarschijnlijk diende dit beroven van de reizigers en allen, die langs die weg kwamen ook, om de regering van Abimelech in discrediet te brengen, in zoverre, dat het wel blijken moest, dat hij geen goed vorst was, die zijn onderdanen niet tegen roof en geweld kon beschermen. Wel loerden zij ook op hemzelf, maar uit dat zij bestelden tegen hem, d.i. tot zijn nadeel, blijkt, dat alles moest dienen, om hem in een ongunstige verhouding te brengen tegenover het volk van die stad..

Vers 24

24. Opdat het geweld, gedaan aan de zeventig zonen van Jerubbal, kwam en opdat hun bloed gelegd werd op Abimelech hun broeder, die hen gedood had, en op de burgers van Sichem, die zijn handen (Judges 9:4,Judges 9:5) gesterkt hadden om zijn broeders te doden. 1)

1) Het bloed komt als schuld over de moordenaars. Wie heeft dit meer dan Israël ondervonden, toen het Hem doodde, die meer was dan Gideon en zijn zonen. Wat hier de geschiedenis van Abimelech en Sichem in de loop van drie jaar voorstelt, heeft de wereldgeschiedenis aan hen, die spraken: "Zijn bloed komt over ons en over onze kinderen", vele eeuwen geopenbaard. Beiden boeten zij, Sichem en Abimelech want zij zijn even schuldig. Ook Jeruzalem en het rijk, dat Pilatus gezonden heeft, hebben geleden.

De zonde is menigmaal ook een schandelijk en zondig kwaad, voor zover niet alleen de zonde door de ongestalte en de ongerustheid, die zij met haar brengt, een zware straf in zich behelst, maar ook voor zover de ene zonde met de andere zonde wordt gestraft. Zoals dit gebeurd is met verscheidene personen, David en Absalom, Salomo en Jerobeam, Achab en de leugengeest, Israël en de Assyriërs, Juda en de Babyloniërs en in dezelfde personen, zoals hier bij Abimelech. (Johannes MARCK).

God straft de zonde middellijk of onmiddellijk. Hier middellijk, door het zenden van een boze geest. Onder die boze geest hebben wij niet te verstaan, een verkeerde gezindheid, maar werkelijk een geest uit de afgrond, door God losgelaten, om aan Abimelech en de inwoners van Sichem de zonde en schuld van het vergoten bloed te wreken.. 25. En de burgers van Sichem bestelden tegen hem, tegen Abimelech, die bij het uitbreken van de onenigheden (Judges 9:23) de stad verlaten en zich naar Aruma (Judges 9:31, Judges 9:41) ten zuidoosten van Sichem, teruggetrokken had, mannen, die op de hoogten van de bergenEbal en Gerizim, vanwaar men de gehele landstreek kon overzien, lagen leiden; zij loerden op hem, om hem bij de eerste gelegenheid te grijpen, en al wie van Abimelechs aanhangers voorbij hen op de weg doorging, beroofden zij; 1) en het werd Abimelech door zijn overste Zebul, die in de stad met weinige manschappen achtergelaten was, aangezegd, wat men tegen hem voornemens was, opdat hijzou kunnen voorkomen in hun handen te vallen.

1)Hoogstwaarschijnlijk diende dit beroven van de reizigers en allen, die langs die weg kwamen ook, om de regering van Abimelech in discrediet te brengen, in zoverre, dat het wel blijken moest, dat hij geen goed vorst was, die zijn onderdanen niet tegen roof en geweld kon beschermen. Wel loerden zij ook op hemzelf, maar uit dat zij bestelden tegen hem, d.i. tot zijn nadeel, blijkt, dat alles moest dienen, om hem in een ongunstige verhouding te brengen tegenover het volk van die stad..

Vers 26

26. Gal 1) (= walgelijk), de zoon van Ebed (= knecht), aanvoerder van een schaar vrijbuiters, kwam ook met zijn broeders, zijn aanhangers, en zij gingen over in Sichem, omdat zij meenden, daar hun winst te kunnen doen; en deburgers van Sichem vertrouwden op hem; zij geloofden, dat deze mannen in hun huidige toestand, nu zij ieder ogenblik een aanval van Abimelech te wachten hadden, hun goede diensten zouden kunnen bewijzen.

1) Wie die Gal is geweest, weten wij niet. Waarschijnlijk de aanvoerder van een schare van vrijbuiters, die in die dagen van gedurige verdrukking door de vijanden, een troep mannen van gelijke aard en karakter als hij, rondom zich had verzameld, om van roof en buit te leven, en nu van de vijandige verhouding tussen Abimelech en Sichem partij trekt, om zijn slag te slaan. Ook is het zeer wel mogelijk, dat hij een geboren Kananiet was. Hij was in elk geval een vereerder van Bal, en daarom tracht hij Abimelech des te meer stinkende te maken in de ogen van de burgers van Sichem, door hem een zoon van Jerubbal te noemen..

Vers 26

26. Gal 1) (= walgelijk), de zoon van Ebed (= knecht), aanvoerder van een schaar vrijbuiters, kwam ook met zijn broeders, zijn aanhangers, en zij gingen over in Sichem, omdat zij meenden, daar hun winst te kunnen doen; en deburgers van Sichem vertrouwden op hem; zij geloofden, dat deze mannen in hun huidige toestand, nu zij ieder ogenblik een aanval van Abimelech te wachten hadden, hun goede diensten zouden kunnen bewijzen.

1) Wie die Gal is geweest, weten wij niet. Waarschijnlijk de aanvoerder van een schare van vrijbuiters, die in die dagen van gedurige verdrukking door de vijanden, een troep mannen van gelijke aard en karakter als hij, rondom zich had verzameld, om van roof en buit te leven, en nu van de vijandige verhouding tussen Abimelech en Sichem partij trekt, om zijn slag te slaan. Ook is het zeer wel mogelijk, dat hij een geboren Kananiet was. Hij was in elk geval een vereerder van Bal, en daarom tracht hij Abimelech des te meer stinkende te maken in de ogen van de burgers van Sichem, door hem een zoon van Jerubbal te noemen..

Vers 27

27. En zij trokken, omdat zij na deze versterking zich tegen een aanval van Abimelech voldoende beschermd voelden, uit in het veld, en lazen hun wijnbergen af, en traden de druiven, (Jud 6:11) en maakten lofliederen; en zij gingen in het huis van hun god Bal-Berith, en aten en dronken, en, door de wijn opgewekt, vervloekten zij Abimelech. 1)

1) Nu overdaad, straks dood en verderf. Hierop is toepasselijk wat Plutarchus in zijn inleiding op de tafelgesprekken zegt: "waar ruwheid en onzedelijkheid zich bij de wijn verenigen, neemt het gastmaal op bittere wijze een einde". Wat tot hiertoe in het geheim was, wordt nu luid uitgesproken, en verwensingen van Abimelech worden gehoord. Men ziet dat de Korinthische tiran Periander zijn politieke wijsheid toonde, toen hij zijn tegenstanders gemeenschappelijke maaltijden verbood..

Vers 27

27. En zij trokken, omdat zij na deze versterking zich tegen een aanval van Abimelech voldoende beschermd voelden, uit in het veld, en lazen hun wijnbergen af, en traden de druiven, (Jud 6:11) en maakten lofliederen; en zij gingen in het huis van hun god Bal-Berith, en aten en dronken, en, door de wijn opgewekt, vervloekten zij Abimelech. 1)

1) Nu overdaad, straks dood en verderf. Hierop is toepasselijk wat Plutarchus in zijn inleiding op de tafelgesprekken zegt: "waar ruwheid en onzedelijkheid zich bij de wijn verenigen, neemt het gastmaal op bittere wijze een einde". Wat tot hiertoe in het geheim was, wordt nu luid uitgesproken, en verwensingen van Abimelech worden gehoord. Men ziet dat de Korinthische tiran Periander zijn politieke wijsheid toonde, toen hij zijn tegenstanders gemeenschappelijke maaltijden verbood..

Vers 28

28. En Gal, de zoon van Ebed, die bij het feest aanwezig was om van de opgewekte stemming gebruik te maken, zei tot de verzamelde Sichemieten: Wie is Abimelech en wat is Sichem? Wat heeft deze eerwaardige stad, wier afstammeling hij om zijn moeder (8:31) meent te zijn, deel aan hem, dat wij hem dienen zouden? Is hij niet een bastaardzoon van Jerubbal, de bestrijder van onze god? en Zebul zijn bevelhebber? 1) dient toch zo'n vreemdeling niet, maar liever de afstammelingen van de oudste en voornaamste geslachten van uw stad, de mannen van Hemor, 2) de vader van Sichem, want waarom zouden wij hem, de man van geringe afkomst, dienen? 3)

1) Met: Is hij niet een zoon van Jerubbal? beantwoordt Gal voor zichzelf de vraag: wie is Abimelech en met: en Zebul zijn bevelhebber, die van wat, of eigenlijk van wie is Sichem? Omdat met Sichem bedoeld wordt, de bevolking van deze plaats. En met deze antwoorden bedoelt hij ten opzichte van Abimelech, om hem in een zeer ongunstig daglicht te stellen, omdat hij erop wijst, dat hij de zoon is van die man, die de altaren van Bal heeft verwoest, en ten opzichte van Sichem wil hij doen uitkomen, dat de macht van de Sichemieten ten nauwste verbonden is aan de stadhouder van Abimelech, aan Zebul. Hij wil daarmee het volk opwekken, om de zijde van Abimelech te verlaten, en plaatst daarom aan het slot van dit vers de mannen van Hemor tegenover de stadhouder van Abimelech..

2) Onder de mannen van Hemor hebben wij zonder twijfel te verstaan, de patriciërs van de stad. Hemor was de stichter van Sichem en daarom zijn nakomelingen, die overgelaten waren van de slachting van Simeon en Levi, de oudste families. Men merkt dat Gal de bevolking gaat vleien, om op die wijze zich doel te bereiken. Hij werkt op hun hoogmoed en eigenwaan als een eerste demagoog..

3) Niet ongegrond schijnt het vermoeden van een uitlegger in het Engelse Bijbelwerk, dat deze Gal, van wie ons overigens niets bekend is, uit een Kananitisch volk zou afstammen. Hier stelt hij gehele scheuring van Israël, verbreking van elke band met het volk van de Heer voor. Afstammelingen van de heidense Hemor zullen regeren. De opmerking, dat Hemor en al de zijnen door Simeon en Levi gedood waren (Genesis 34:25vv.) kunnen wij met ditzelfde hoofdstuk beantwoorden, dat ons de dood van de 70 zonen van Jerubbal meldt, hoewel Jotham ontkomen was. De vertaling van deze plaats heeft veel moeilijkheid. Onze statenvertalers hebben de lezing gevolgd naar de vocalisatie van de Masorethen

(Jud 6:15) welke zdbe (= dient) hebben gelezen; terwijl anderen lazen wdbe (= zijn knecht) (het volgende t-a kan zowel een teken van de tweede naamval zijn, als betekenen "met). De laatste lezing is die van de zeventig vertalers (LXX) geweest, die vertaald hebben: "Is hij niet de zoon van Jerubbal, en Zebul, zijn krijgsoverste, een knecht van hem met (even als) de mannen van Hemor, de vader van Sichem." (kai Zeboul episkopov autou, doulov autou sun toiv andrasin k.t.l). Volgens deze verklaring worden Zebul en de mannen van Sichem knechten van Jerubbal genoemd; de Vulgata (Latijnse vertaling) die Luther gevolgd heeft, geeft: "Is hij niet de zoon van Jerubbal, en heeft hij niet Zebul zijn knecht tot een overste gesteld over de mannen van Hemor, de vader van Sichem. (Numquid non est filius Jerobaal, et constituit principem Zebul servum suum, super viros Emor. etc.). De opvatting van LXX komt ons de beste voor, daarvoor vervalt de eerstgenoemde aanmerking geheel, daar onder "de mannen van Hemor" alsdan geen anderen bedoeld zijn, dan de inwoners van die stad, waar Hemor eens koning was. Niet zonder bedoeling noemt Gal hem Sichems vader, omdat het de in Sichem wonende Kananieten aan de moord van Jakobs zonen moest herinneren en te meer moest vervreemden van Abimelech..

Vers 28

28. En Gal, de zoon van Ebed, die bij het feest aanwezig was om van de opgewekte stemming gebruik te maken, zei tot de verzamelde Sichemieten: Wie is Abimelech en wat is Sichem? Wat heeft deze eerwaardige stad, wier afstammeling hij om zijn moeder (8:31) meent te zijn, deel aan hem, dat wij hem dienen zouden? Is hij niet een bastaardzoon van Jerubbal, de bestrijder van onze god? en Zebul zijn bevelhebber? 1) dient toch zo'n vreemdeling niet, maar liever de afstammelingen van de oudste en voornaamste geslachten van uw stad, de mannen van Hemor, 2) de vader van Sichem, want waarom zouden wij hem, de man van geringe afkomst, dienen? 3)

1) Met: Is hij niet een zoon van Jerubbal? beantwoordt Gal voor zichzelf de vraag: wie is Abimelech en met: en Zebul zijn bevelhebber, die van wat, of eigenlijk van wie is Sichem? Omdat met Sichem bedoeld wordt, de bevolking van deze plaats. En met deze antwoorden bedoelt hij ten opzichte van Abimelech, om hem in een zeer ongunstig daglicht te stellen, omdat hij erop wijst, dat hij de zoon is van die man, die de altaren van Bal heeft verwoest, en ten opzichte van Sichem wil hij doen uitkomen, dat de macht van de Sichemieten ten nauwste verbonden is aan de stadhouder van Abimelech, aan Zebul. Hij wil daarmee het volk opwekken, om de zijde van Abimelech te verlaten, en plaatst daarom aan het slot van dit vers de mannen van Hemor tegenover de stadhouder van Abimelech..

2) Onder de mannen van Hemor hebben wij zonder twijfel te verstaan, de patriciërs van de stad. Hemor was de stichter van Sichem en daarom zijn nakomelingen, die overgelaten waren van de slachting van Simeon en Levi, de oudste families. Men merkt dat Gal de bevolking gaat vleien, om op die wijze zich doel te bereiken. Hij werkt op hun hoogmoed en eigenwaan als een eerste demagoog..

3) Niet ongegrond schijnt het vermoeden van een uitlegger in het Engelse Bijbelwerk, dat deze Gal, van wie ons overigens niets bekend is, uit een Kananitisch volk zou afstammen. Hier stelt hij gehele scheuring van Israël, verbreking van elke band met het volk van de Heer voor. Afstammelingen van de heidense Hemor zullen regeren. De opmerking, dat Hemor en al de zijnen door Simeon en Levi gedood waren (Genesis 34:25vv.) kunnen wij met ditzelfde hoofdstuk beantwoorden, dat ons de dood van de 70 zonen van Jerubbal meldt, hoewel Jotham ontkomen was. De vertaling van deze plaats heeft veel moeilijkheid. Onze statenvertalers hebben de lezing gevolgd naar de vocalisatie van de Masorethen

(Jud 6:15) welke zdbe (= dient) hebben gelezen; terwijl anderen lazen wdbe (= zijn knecht) (het volgende t-a kan zowel een teken van de tweede naamval zijn, als betekenen "met). De laatste lezing is die van de zeventig vertalers (LXX) geweest, die vertaald hebben: "Is hij niet de zoon van Jerubbal, en Zebul, zijn krijgsoverste, een knecht van hem met (even als) de mannen van Hemor, de vader van Sichem." (kai Zeboul episkopov autou, doulov autou sun toiv andrasin k.t.l). Volgens deze verklaring worden Zebul en de mannen van Sichem knechten van Jerubbal genoemd; de Vulgata (Latijnse vertaling) die Luther gevolgd heeft, geeft: "Is hij niet de zoon van Jerubbal, en heeft hij niet Zebul zijn knecht tot een overste gesteld over de mannen van Hemor, de vader van Sichem. (Numquid non est filius Jerobaal, et constituit principem Zebul servum suum, super viros Emor. etc.). De opvatting van LXX komt ons de beste voor, daarvoor vervalt de eerstgenoemde aanmerking geheel, daar onder "de mannen van Hemor" alsdan geen anderen bedoeld zijn, dan de inwoners van die stad, waar Hemor eens koning was. Niet zonder bedoeling noemt Gal hem Sichems vader, omdat het de in Sichem wonende Kananieten aan de moord van Jakobs zonen moest herinneren en te meer moest vervreemden van Abimelech..

Vers 29

29. Och, dat dit volk in mijn hand ware! ik zou Abimelech met zijn bevelhebber wel verdrijven. En tot Abimelech zei hij: 1) Vermeerder uw leger, en trek uit. Zo tartte hij de afwezige koning, in overmoed hem uitdagende.

1) De Vulgata en Luther vertalen het Hebreeuwse woord "Wajomer", door: "men zei". Alsdan zou het een raad aan de koning van zijn vrienden geweest zijn, om het oproer in zich beginselen te stuiten..

Zo zeker meent Gal al van de overwinning te zijn, dat hij in zijn overmoed, verhit door de wijn, Abimelech als aanwezig denkt en hem uitdaagt om zijn leger bijeen te verzamelen en tegen hem uit te trekken, en de Sichemieten vallen hem aanstonds bij. Ook hier blijkt weer zo duidelijk, dat mensen zonder geweten, mensen zonder trouw zijn..

Vers 29

29. Och, dat dit volk in mijn hand ware! ik zou Abimelech met zijn bevelhebber wel verdrijven. En tot Abimelech zei hij: 1) Vermeerder uw leger, en trek uit. Zo tartte hij de afwezige koning, in overmoed hem uitdagende.

1) De Vulgata en Luther vertalen het Hebreeuwse woord "Wajomer", door: "men zei". Alsdan zou het een raad aan de koning van zijn vrienden geweest zijn, om het oproer in zich beginselen te stuiten..

Zo zeker meent Gal al van de overwinning te zijn, dat hij in zijn overmoed, verhit door de wijn, Abimelech als aanwezig denkt en hem uitdaagt om zijn leger bijeen te verzamelen en tegen hem uit te trekken, en de Sichemieten vallen hem aanstonds bij. Ook hier blijkt weer zo duidelijk, dat mensen zonder geweten, mensen zonder trouw zijn..

Vers 31

31. En hij zond listig 1) boden tot Abimelech, zeggende: Zie Gal, de zoon van Ebed en zijn broeders zijn te Sichem gekomen, en zie, zij, met deze stad, handelen vijandelijk tegen u, zij wekken de vonken van tegenstandtot een vlam van oproer op.

1) Het Hebreeuwse woord "bethorma" is een hapax legomenon, een woord dat slechts eens voorkomt en "met list", of "in het geheim" zal betekenen. Daarvoor houden het de LXX en andere vertalingen en uitleggers, bijv. de beroemdste onder de joodse schriftverklaarders, Raschi-Rubbi Schelomoh ben Izchak = Rabbi Salomo, zoon van Izak (overl. 1105). Andere verklaarders van de joden en met hen de door geleerdheid en scherpzinnigheid bekende professor H. Reland, die door zich werk over de geografie van Palestina, dat nog heden aan alle dergelijke werken ten grondslag ligt (overl. 1718 te Utrecht) vertalen het "in Thorma" en houden Thorma voor dezelfde stad als Aruma (Judges 9:31)..

Listig, d.w.z. hij had zich gehouden, alsof hij met de woorden van Gal instemde, en in het geheim zond hij boden naar Abimelech, om hem bij zijn heer aan te klagen..

Vers 31

31. En hij zond listig 1) boden tot Abimelech, zeggende: Zie Gal, de zoon van Ebed en zijn broeders zijn te Sichem gekomen, en zie, zij, met deze stad, handelen vijandelijk tegen u, zij wekken de vonken van tegenstandtot een vlam van oproer op.

1) Het Hebreeuwse woord "bethorma" is een hapax legomenon, een woord dat slechts eens voorkomt en "met list", of "in het geheim" zal betekenen. Daarvoor houden het de LXX en andere vertalingen en uitleggers, bijv. de beroemdste onder de joodse schriftverklaarders, Raschi-Rubbi Schelomoh ben Izchak = Rabbi Salomo, zoon van Izak (overl. 1105). Andere verklaarders van de joden en met hen de door geleerdheid en scherpzinnigheid bekende professor H. Reland, die door zich werk over de geografie van Palestina, dat nog heden aan alle dergelijke werken ten grondslag ligt (overl. 1718 te Utrecht) vertalen het "in Thorma" en houden Thorma voor dezelfde stad als Aruma (Judges 9:31)..

Listig, d.w.z. hij had zich gehouden, alsof hij met de woorden van Gal instemde, en in het geheim zond hij boden naar Abimelech, om hem bij zijn heer aan te klagen..

Vers 32

32. Zo maak u nu in allerijl op bij nacht, gij en het volk, dat met u is, en leg hinderlagen in het veld, 1) want ik weet, dat hij tegen morgen een strijdtocht voorgenomen heeft, om een aanval op uw huidige verblijfplaats Aruma te doen.

1) Het schijnt, dat Zebul, ondanks zijn toorn over de woorden van Gal (Judges 9:30), toch in schijnbaar goede verstandhouding met hem gebleven is (vgl. Judges 9:36)..

Vers 32

32. Zo maak u nu in allerijl op bij nacht, gij en het volk, dat met u is, en leg hinderlagen in het veld, 1) want ik weet, dat hij tegen morgen een strijdtocht voorgenomen heeft, om een aanval op uw huidige verblijfplaats Aruma te doen.

1) Het schijnt, dat Zebul, ondanks zijn toorn over de woorden van Gal (Judges 9:30), toch in schijnbaar goede verstandhouding met hem gebleven is (vgl. Judges 9:36)..

Vers 34

34. Abimelech dan maakte zich op, volgens de raad van zijn krijgsoverste, en al het volk, dat met hem was, bij nacht; en zij legden hinderlagen op Sichem, met vier hopen. 1)

1) Abimelech schikte zijn volk met dit oogmerk zo in vier hopen, dat slechts een van de vier zich zou vertonen aan de Sichemieten, opdat zij daardoor zouden verlokt worden om buiten te komen, en die ne te bestrijden, en zij dus in de hinderlaag van de drie anderen zouden vallen. 37. Maar Gal, nadat hij een tijdlang nauwkeurig had toegezien, ging verder voort te spreken en zei: Ziedaar volk, afkomende uit het midden van het land, tot een hoop komt van de weg van de eik Menenim, 1) van de tovereik; een gedeelte van hen, die tot ons trekken, bevindt zich nog boven op het hoogste van de landstreek, het andere gedeelte komt van de tovereik (Judges 9:6).

1) Waarom deze de naam tovereik of eigenlijk Terebinthe ontving, (Genesis 35:3) en Joshua 24:23..

Vers 34

34. Abimelech dan maakte zich op, volgens de raad van zijn krijgsoverste, en al het volk, dat met hem was, bij nacht; en zij legden hinderlagen op Sichem, met vier hopen. 1)

1) Abimelech schikte zijn volk met dit oogmerk zo in vier hopen, dat slechts een van de vier zich zou vertonen aan de Sichemieten, opdat zij daardoor zouden verlokt worden om buiten te komen, en die ne te bestrijden, en zij dus in de hinderlaag van de drie anderen zouden vallen. 37. Maar Gal, nadat hij een tijdlang nauwkeurig had toegezien, ging verder voort te spreken en zei: Ziedaar volk, afkomende uit het midden van het land, tot een hoop komt van de weg van de eik Menenim, 1) van de tovereik; een gedeelte van hen, die tot ons trekken, bevindt zich nog boven op het hoogste van de landstreek, het andere gedeelte komt van de tovereik (Judges 9:6).

1) Waarom deze de naam tovereik of eigenlijk Terebinthe ontving, (Genesis 35:3) en Joshua 24:23..

Vers 39

39. En Gal door dat tarten genoodzaakt te strijden, trok met de zijnen uit voor het aangezicht van de burgers van Sichem, die uit de stad hem nastaarden, en hij streed tegen Abimelech, toen hij deze met zijn volk op enige afstand van de stad ontmoette.

1) Voor het aangezicht moet hier in de eigenlijke zin worden opgevat, en niet in die van, aan de spits van, omdat wij in Judges 9:42 en verder, van de strijd van Abimelech tegen de burgers van Sichem lezen..

Vers 39

39. En Gal door dat tarten genoodzaakt te strijden, trok met de zijnen uit voor het aangezicht van de burgers van Sichem, die uit de stad hem nastaarden, en hij streed tegen Abimelech, toen hij deze met zijn volk op enige afstand van de stad ontmoette.

1) Voor het aangezicht moet hier in de eigenlijke zin worden opgevat, en niet in die van, aan de spits van, omdat wij in Judges 9:42 en verder, van de strijd van Abimelech tegen de burgers van Sichem lezen..

Vers 41

41. Abimelech nu, zich nog te zwak voelende, om Sichem zelf in te nemen, trok weer terug en bleef zich vestigen de volgende nacht te Aruma, een plaats niet ver vanSichem (Judges 9:42), en Zebul verdreef Gal en zijn broeders, zijn voorstanders, die in de strijd tegen Abimelech niet gevallen waren, dat zij te Sichem niet mochten wonen, 1) maar van de Sichemieten zelf verlaten, elders een verblijfplaats moesten zoeken.

1) Zebul, die vroeger niet gewaagd had op zijn verdrijving aan te dringen, zet nu deze door. Hij overreedt de bevreesde Sichemieten daartoe, voorgevende dat daardoor Abimelechs toorn gestild zal zijn Gal is de enige, die aan het verderf ontkomt..

Deze veronderstelling van Cassel is zeer juist. Zij wordt bevestigd door de handelingen van de burgers van Sichem, in het volgende vers vermeld. Menende toch, dat nu de toorn van hun vorst gestild was, begeven zij zich tot hun bezigheden op het veld..

Vers 41

41. Abimelech nu, zich nog te zwak voelende, om Sichem zelf in te nemen, trok weer terug en bleef zich vestigen de volgende nacht te Aruma, een plaats niet ver vanSichem (Judges 9:42), en Zebul verdreef Gal en zijn broeders, zijn voorstanders, die in de strijd tegen Abimelech niet gevallen waren, dat zij te Sichem niet mochten wonen, 1) maar van de Sichemieten zelf verlaten, elders een verblijfplaats moesten zoeken.

1) Zebul, die vroeger niet gewaagd had op zijn verdrijving aan te dringen, zet nu deze door. Hij overreedt de bevreesde Sichemieten daartoe, voorgevende dat daardoor Abimelechs toorn gestild zal zijn Gal is de enige, die aan het verderf ontkomt..

Deze veronderstelling van Cassel is zeer juist. Zij wordt bevestigd door de handelingen van de burgers van Sichem, in het volgende vers vermeld. Menende toch, dat nu de toorn van hun vorst gestild was, begeven zij zich tot hun bezigheden op het veld..

Vers 42

42. En het geschiedde de volgende dag na dit voorval, dat het volk van Sichem uittrok in het veld, 1) om zijn gewone landelijke bezigheden te verrichten, omdat men geen aanval meer vermoedde. Toen zond Zebul zijn boden uit enzij zeiden het tegen Abimelech, dat hij nu een geschikte gelegenheid had om zich te wreken.

1) Men ziet doorgaans, dat een haastig verderf hen overkomt, die vrede, vrede roepen, en geen gevaar bedacht hebben (Jud 9:42)..

Vers 42

42. En het geschiedde de volgende dag na dit voorval, dat het volk van Sichem uittrok in het veld, 1) om zijn gewone landelijke bezigheden te verrichten, omdat men geen aanval meer vermoedde. Toen zond Zebul zijn boden uit enzij zeiden het tegen Abimelech, dat hij nu een geschikte gelegenheid had om zich te wreken.

1) Men ziet doorgaans, dat een haastig verderf hen overkomt, die vrede, vrede roepen, en geen gevaar bedacht hebben (Jud 9:42)..

Vers 44

44. Want Abimelech en de groepen, die bij hem waren, de krijgslieden die bij hem waren in het derde gedeelte (Judges 9:43) van zijn leger, overvielen hen, die de stad waren uitgegaan, om hun de terugtocht af te snijden, en bleven staan aan de deur van de stadspoort, zodat allen, die in de stad wilden vluchten; in hun handen vielen; en de twee andere groepen overvielen allen, die in het veld waren, en wie het ontkomen onmogelijk gemaakt was, en zij sloegen hen dood. 1) 1) Een dergelijke geschiedenis wordt van Hamilcar, de Carthager, tegen Agrigentum en van Hannibal tegen Sagnutuum verteld (Frontin. lib. 3,10,1). De zonde is blind, want alleen de boete maakt ziende. Het volk van Sichem meent werkelijk, dat de zaak afgedaan is en Abimelech door de verbanning van Gal bevredigd is. Het is een doorgaande eigenschap van de natuurlijke mens, dat hij zijn geweten f niet hoort, f het daardoor wil doen verstommen, dat hij zichzelf opdringt: de schuld, die hij niet gezien wil hebben, zagen anderen niet. Dit komt daarvandaan, dat zij slechts aan de zonde en haar genot, en niet aan haar straf denken. Zij hebben tot hun eigen straf vergeten, wat Jotham hun gezegd had. Uit de doornenbos gaat vuur uit en verteert die hem verachten.

Vers 44

44. Want Abimelech en de groepen, die bij hem waren, de krijgslieden die bij hem waren in het derde gedeelte (Judges 9:43) van zijn leger, overvielen hen, die de stad waren uitgegaan, om hun de terugtocht af te snijden, en bleven staan aan de deur van de stadspoort, zodat allen, die in de stad wilden vluchten; in hun handen vielen; en de twee andere groepen overvielen allen, die in het veld waren, en wie het ontkomen onmogelijk gemaakt was, en zij sloegen hen dood. 1) 1) Een dergelijke geschiedenis wordt van Hamilcar, de Carthager, tegen Agrigentum en van Hannibal tegen Sagnutuum verteld (Frontin. lib. 3,10,1). De zonde is blind, want alleen de boete maakt ziende. Het volk van Sichem meent werkelijk, dat de zaak afgedaan is en Abimelech door de verbanning van Gal bevredigd is. Het is een doorgaande eigenschap van de natuurlijke mens, dat hij zijn geweten f niet hoort, f het daardoor wil doen verstommen, dat hij zichzelf opdringt: de schuld, die hij niet gezien wil hebben, zagen anderen niet. Dit komt daarvandaan, dat zij slechts aan de zonde en haar genot, en niet aan haar straf denken. Zij hebben tot hun eigen straf vergeten, wat Jotham hun gezegd had. Uit de doornenbos gaat vuur uit en verteert die hem verachten.

Vers 45

45. Voorts streed Abimelech, nadat allen daarbuiten gedood waren, en de beide groepen zich weer bij hem gevoegd hadden, met al zijn manschappen tegen de stad, die reeds van een groot gedeelte van haar krijgslieden ontdaan was. Hij deeddit dezelfde gehele dag, en nam, zonder grote tegenstand te vinden, de stad in, en doodde het volk, dat daarin was; en hij brak de stad af, verwoestte haar, en bezaaide haar met zout, 1) om de grond zinnebeeldig tot een onvruchtbare zoutwoestijn te doemen, waar nooit weer een stad zou gebouwd worden.

1) Zijn de barmhartigheden van de goddeloze reeds wreed (Proverbs 12:10), hoeveel te meer zijn wraakzucht; zij vervoert hem tot de woede van een krankzinnige, waarvoor wij zelfs geen woorden kunnen vinden. Dat de stad spoedig herbouwd is, bewijst 21:19, niet omdat de daar medegedeelde geschiedenis veel vroeger heeft plaatsgehad (Jud 1:21); wel vinden wij Sichem in 1 Kings 12:1vv. weer als een stad van betekenis, door Jerobeam tot residentie gekozen en bevestigd..

Dit bezaaien met zout heeft een gelijke betekenis als Jozua's eed omtrent Jericho (Joshua 7:26), want het zout is een symbool van de eed..

Het bestrooien van de verwoeste stad met zout, hetgeen slechts hier voorkomt, duidt een symbolische handeling, waardoor men de stad voor altijd in een onvruchtbare zoutwoestijn wilde herscheppen. Want het zout, naar zijn invretende eigenschap, is een beeld van verwoestende kracht. Zoutachtige gronden zijn onvruchtbare woestenijen (vgl. Job 29:6 Job 29:6 Psalms 107:34)..

Vers 45

45. Voorts streed Abimelech, nadat allen daarbuiten gedood waren, en de beide groepen zich weer bij hem gevoegd hadden, met al zijn manschappen tegen de stad, die reeds van een groot gedeelte van haar krijgslieden ontdaan was. Hij deeddit dezelfde gehele dag, en nam, zonder grote tegenstand te vinden, de stad in, en doodde het volk, dat daarin was; en hij brak de stad af, verwoestte haar, en bezaaide haar met zout, 1) om de grond zinnebeeldig tot een onvruchtbare zoutwoestijn te doemen, waar nooit weer een stad zou gebouwd worden.

1) Zijn de barmhartigheden van de goddeloze reeds wreed (Proverbs 12:10), hoeveel te meer zijn wraakzucht; zij vervoert hem tot de woede van een krankzinnige, waarvoor wij zelfs geen woorden kunnen vinden. Dat de stad spoedig herbouwd is, bewijst 21:19, niet omdat de daar medegedeelde geschiedenis veel vroeger heeft plaatsgehad (Jud 1:21); wel vinden wij Sichem in 1 Kings 12:1vv. weer als een stad van betekenis, door Jerobeam tot residentie gekozen en bevestigd..

Dit bezaaien met zout heeft een gelijke betekenis als Jozua's eed omtrent Jericho (Joshua 7:26), want het zout is een symbool van de eed..

Het bestrooien van de verwoeste stad met zout, hetgeen slechts hier voorkomt, duidt een symbolische handeling, waardoor men de stad voor altijd in een onvruchtbare zoutwoestijn wilde herscheppen. Want het zout, naar zijn invretende eigenschap, is een beeld van verwoestende kracht. Zoutachtige gronden zijn onvruchtbare woestenijen (vgl. Job 29:6 Job 29:6 Psalms 107:34)..

Vers 46

46. Toen alle burgers van de toren van Sichem, zij die het huis Millo (Judges 9:6) bewoonden of de bezetting van het kasteel uitmaakten, dat wat er met destad gebeurd was hoorden, gingen zij in de sterkte, in het huis van de god Bal-Berith, 1) deels omdat deze, op een hoogte gebouwd, veiligheid aanbood, deels omdat zij meenden op de heilige plaats bescherming van hun god te verkrijgen.

1) Of, in de sterkte van het huis van de god. Zij namen bovenal de toevlucht tot die sterkte, omdat zij in de nabijheid van hun heiligdom veilig meenden te zijn voor de wraak van Abimelech. De tempels waren bij alle volken vrijplaatsen. Uit vrees van de heiligheid van de plaats te schenden spaarde men degenen, die daarheen hun toevlucht hadden genomen. Sommigen zijn van mening, dat die sterkte in verband stond met onderaardse holen. Dit is echter uit het feit zelf hier niet op te maken.. De inwoners van Sichems toren zouden echter ervaren, dat Bal-Berith hen niet helpen of verlossen kon, dat zij tevergeefs op diens bescherming hadden vertrouwd, ja wat meer zegt, dat zij juist daar het allerminst veilig waren, omdat zij door hun vertrouwen in hun afgod, in hevige mate de toorn van de Heere hadden opgewekt..

De tempels waren bij alle volken vrijplaatsen; toen Pausanias in de tempel gevlucht was, besloot men om de heiligheid van de plaats niet te schenden, de deuren te sluiten en het dak af te breken. (Corn. Nep. Paus. 4). De omvang van de tempel van Artemis te Samos was eveneens zeer groot, zodat in zijn ruimte de driehonderd knapen van Corcyra, die Periander wegzond, zitten en de Sameeërs voor hen dansen konden uitvoeren, om hen te redden, omdat zij niet duldden, dat de beschermelingen van de tempel weggevoerd werden. (Herodot. 3:48)..

Vers 46

46. Toen alle burgers van de toren van Sichem, zij die het huis Millo (Judges 9:6) bewoonden of de bezetting van het kasteel uitmaakten, dat wat er met destad gebeurd was hoorden, gingen zij in de sterkte, in het huis van de god Bal-Berith, 1) deels omdat deze, op een hoogte gebouwd, veiligheid aanbood, deels omdat zij meenden op de heilige plaats bescherming van hun god te verkrijgen.

1) Of, in de sterkte van het huis van de god. Zij namen bovenal de toevlucht tot die sterkte, omdat zij in de nabijheid van hun heiligdom veilig meenden te zijn voor de wraak van Abimelech. De tempels waren bij alle volken vrijplaatsen. Uit vrees van de heiligheid van de plaats te schenden spaarde men degenen, die daarheen hun toevlucht hadden genomen. Sommigen zijn van mening, dat die sterkte in verband stond met onderaardse holen. Dit is echter uit het feit zelf hier niet op te maken.. De inwoners van Sichems toren zouden echter ervaren, dat Bal-Berith hen niet helpen of verlossen kon, dat zij tevergeefs op diens bescherming hadden vertrouwd, ja wat meer zegt, dat zij juist daar het allerminst veilig waren, omdat zij door hun vertrouwen in hun afgod, in hevige mate de toorn van de Heere hadden opgewekt..

De tempels waren bij alle volken vrijplaatsen; toen Pausanias in de tempel gevlucht was, besloot men om de heiligheid van de plaats niet te schenden, de deuren te sluiten en het dak af te breken. (Corn. Nep. Paus. 4). De omvang van de tempel van Artemis te Samos was eveneens zeer groot, zodat in zijn ruimte de driehonderd knapen van Corcyra, die Periander wegzond, zitten en de Sameeërs voor hen dansen konden uitvoeren, om hen te redden, omdat zij niet duldden, dat de beschermelingen van de tempel weggevoerd werden. (Herodot. 3:48)..

Vers 48

48. Zo ging Abimelech, zich weinig storende aan het heilige van die plaats, op de berg Zalmon, 1) (= zwart woud), hij en al het volk, dat met hem was; en Abimelech nam een bijl 2) in zijn hand, en hieuw een tak van de bomen, die daar stonden, en nam hem op, en legde hem op zijn schouder, en hij zei tot het volk, dat bij hem was: Wat gij mij hebt zien doen, haast u, doet als ik.

1) De berg Zalmon is een berg, dicht begroeid met zwaar geboomte. In Psalms 68:15 wordt hij nog vermeld, en was dicht bij Sichem gelegen..

2)Letterlijk: bijlen, omdat hij niet alleen voor zichzelf, maar ook voor zich manschappen die gereedschappen meenam, om takken voor brandstof af te houwen..

Vers 48

48. Zo ging Abimelech, zich weinig storende aan het heilige van die plaats, op de berg Zalmon, 1) (= zwart woud), hij en al het volk, dat met hem was; en Abimelech nam een bijl 2) in zijn hand, en hieuw een tak van de bomen, die daar stonden, en nam hem op, en legde hem op zijn schouder, en hij zei tot het volk, dat bij hem was: Wat gij mij hebt zien doen, haast u, doet als ik.

1) De berg Zalmon is een berg, dicht begroeid met zwaar geboomte. In Psalms 68:15 wordt hij nog vermeld, en was dicht bij Sichem gelegen..

2)Letterlijk: bijlen, omdat hij niet alleen voor zichzelf, maar ook voor zich manschappen die gereedschappen meenam, om takken voor brandstof af te houwen..

Vers 49

49. Zo hieuw ook al het volk, een ieder een tak af, en nam die op de schouder, en zij achtervolgden Abimelech, en legden ze aan de sterkte, en verbrandden daardoor op zijn bevel de sterkte 1) met vuur, zodat ook allemensen van de toren van Sichem, die zich in die sterkte verborgen hielden, in de vlammen stierven, omtrent duizend mensen, mannen en vrouwen.

1) Het is niet goed duidelijk, hoe dit gedeelte van de tempel geweest is; het in de grondtekst gebruikte woord "Tsariach", komt behalve hier alleen in 1 Samuel 13:6 voor in vereniging met "spelonken, doornbossen, steenklippen en putten". Het is daar met "vestingen", vertaald. Waarschijnlijk is hier een kelderachtige ruimte bedoeld, die zich niet in de Bals-tempel, maar in de onmiddelijke nabijheid bevond, en van boven met een houten bedekking gesloten was. Volgens de grondtekst toch legden Abimelechs mannen de takken op de Tsariach. Metterdaad werd Jothams gelijkenis van de doornenbos, van waaruit vuur zou uitgaan, om de mannen van Sichem en het huis te Millo te verteren (Judges 9:20), letterlijk vervuld, en misschien wel daarom juist aan het huis Millo, omdat dit uit de ruwste en misdadigste inwoners te Sichem bestond en de ijdele en lichtvaardige mannen geleverd had, met wier hulp Abimelech drie jaar geleden zijn broeders vermoordde (Judges 9:4)..

Hetzelfde deed Arcesilaus met de Cyreneërs, die in een toren gevlucht waren (Herod. 4:164). Dergelijke gruwelen werden meermalen door de Noorse koningen gepleegd, onder andere door Olof, die op deze wijze al zijn tegenpartijders verbrand heeft (Heimskringla van Snorro Cap. 69)..

Alzo vergaan mensen van een twistgierig en oproerig gemoed alleen niet in hun ongerechtigheid, maar zij wikkelen ook veel anderen, die hen in eenvoudigheid van hart volgden, in die rampspoeden met zich, en storten hen in dezelfde ellende en jammervolle uitersten (Jud 9:49)..

Vers 49

49. Zo hieuw ook al het volk, een ieder een tak af, en nam die op de schouder, en zij achtervolgden Abimelech, en legden ze aan de sterkte, en verbrandden daardoor op zijn bevel de sterkte 1) met vuur, zodat ook allemensen van de toren van Sichem, die zich in die sterkte verborgen hielden, in de vlammen stierven, omtrent duizend mensen, mannen en vrouwen.

1) Het is niet goed duidelijk, hoe dit gedeelte van de tempel geweest is; het in de grondtekst gebruikte woord "Tsariach", komt behalve hier alleen in 1 Samuel 13:6 voor in vereniging met "spelonken, doornbossen, steenklippen en putten". Het is daar met "vestingen", vertaald. Waarschijnlijk is hier een kelderachtige ruimte bedoeld, die zich niet in de Bals-tempel, maar in de onmiddelijke nabijheid bevond, en van boven met een houten bedekking gesloten was. Volgens de grondtekst toch legden Abimelechs mannen de takken op de Tsariach. Metterdaad werd Jothams gelijkenis van de doornenbos, van waaruit vuur zou uitgaan, om de mannen van Sichem en het huis te Millo te verteren (Judges 9:20), letterlijk vervuld, en misschien wel daarom juist aan het huis Millo, omdat dit uit de ruwste en misdadigste inwoners te Sichem bestond en de ijdele en lichtvaardige mannen geleverd had, met wier hulp Abimelech drie jaar geleden zijn broeders vermoordde (Judges 9:4)..

Hetzelfde deed Arcesilaus met de Cyreneërs, die in een toren gevlucht waren (Herod. 4:164). Dergelijke gruwelen werden meermalen door de Noorse koningen gepleegd, onder andere door Olof, die op deze wijze al zijn tegenpartijders verbrand heeft (Heimskringla van Snorro Cap. 69)..

Alzo vergaan mensen van een twistgierig en oproerig gemoed alleen niet in hun ongerechtigheid, maar zij wikkelen ook veel anderen, die hen in eenvoudigheid van hart volgden, in die rampspoeden met zich, en storten hen in dezelfde ellende en jammervolle uitersten (Jud 9:49)..

Vers 50

50. Voorts trok Abimelech van Sichem naar Thebez (= glans), en hij legerde zich tegen Thebez, door het gelukken van zijn ondernemingen des te bloeddorstiger geworden, en hij nam haar in, omdat de stad, zoals de meeste andere, open was en geen muren of vestingwallen had.

1) De mening van latere uitleggers en reizigers (Robinson, Berger of Ritter 15:488), die dit voor het tegenwoordige Tubus in de nabijheid van de Ain el Maleh houden, schijnt niet geheel zeker. Wellicht is daarvoor het Judges 7:22 genoemde Tabbath te houden. Thebez moet nauw aan Sichem verbonden zijn geweest. Omdat zoals Jothams gelijkenis aanduidt, de beide goddeloze bondgenoten Abimelech en Sichem door elkaar ten onder zouden gaan, Abimelech bij Thebez zijn einde vindt, zo moeten zijn inwoners mede behoord hebben tot hen, diee eerst zijn vrienden waren. Thebez was rond gebouwd, evenals het Griekse Thebac, want het had zijn toren in zijn midden (Judges 9:51)..

Waarom hij ook Thebez wilde straffen, is niet bekend. Wellicht dat Gal zich daarheen had begeven, of dat deze stad zeer nauw met Sichem was verbonden, misschien wel van haar afhankelijk..

Vers 50

50. Voorts trok Abimelech van Sichem naar Thebez (= glans), en hij legerde zich tegen Thebez, door het gelukken van zijn ondernemingen des te bloeddorstiger geworden, en hij nam haar in, omdat de stad, zoals de meeste andere, open was en geen muren of vestingwallen had.

1) De mening van latere uitleggers en reizigers (Robinson, Berger of Ritter 15:488), die dit voor het tegenwoordige Tubus in de nabijheid van de Ain el Maleh houden, schijnt niet geheel zeker. Wellicht is daarvoor het Judges 7:22 genoemde Tabbath te houden. Thebez moet nauw aan Sichem verbonden zijn geweest. Omdat zoals Jothams gelijkenis aanduidt, de beide goddeloze bondgenoten Abimelech en Sichem door elkaar ten onder zouden gaan, Abimelech bij Thebez zijn einde vindt, zo moeten zijn inwoners mede behoord hebben tot hen, diee eerst zijn vrienden waren. Thebez was rond gebouwd, evenals het Griekse Thebac, want het had zijn toren in zijn midden (Judges 9:51)..

Waarom hij ook Thebez wilde straffen, is niet bekend. Wellicht dat Gal zich daarheen had begeven, of dat deze stad zeer nauw met Sichem was verbonden, misschien wel van haar afhankelijk..

Vers 53

53. Maar eena) vrouw wierp een stuk van een molensteen 1) boven af op Abimelechs hoofd, en zij verpletterde zijn hersenpan. 2)

a) 2 Samuel 11:21

1) Het Hebreeuws "Rechab" betekent eigenlijk de bovenste molensteen, de loper, die op de onderste draaide; het is dus een steen van een handmolen geweest (Exodus 16:24), die meestal door vrouwen behandeld werd. De vluchtelingen hadden zich dus tot een lange belegering toegerust, omdat zij behalve levensmiddelen ook de molen hadden meegenomen..

2) De gerechtigheid van God bleek ook daarin, dat zijn straf enigermate overeen kwam met zijn zonde; hij had al zijn broeders (Judges 9:5) op een steen gedood en stierf nu zelf door middel van een steen.

Vers 53

53. Maar eena) vrouw wierp een stuk van een molensteen 1) boven af op Abimelechs hoofd, en zij verpletterde zijn hersenpan. 2)

a) 2 Samuel 11:21

1) Het Hebreeuws "Rechab" betekent eigenlijk de bovenste molensteen, de loper, die op de onderste draaide; het is dus een steen van een handmolen geweest (Exodus 16:24), die meestal door vrouwen behandeld werd. De vluchtelingen hadden zich dus tot een lange belegering toegerust, omdat zij behalve levensmiddelen ook de molen hadden meegenomen..

2) De gerechtigheid van God bleek ook daarin, dat zijn straf enigermate overeen kwam met zijn zonde; hij had al zijn broeders (Judges 9:5) op een steen gedood en stierf nu zelf door middel van een steen.

Vers 54

54. Toen riep hij haastig de jongen, die zijn wapens droeg, en zei tot hem: Trek uw zwaard en dood mij, opdat zij niet van mij zeggen: Een vrouw heeft hem gedood, 1) want dat ware een eeuwige schande, dat ik door een vrouwenhand omgebracht zou zijn. En zijn jongen doorstak hem, zodat hij stierf. 1) IJdele dwazen zorgen ijverig voor hun naam, maar om een nietigheid verwaarlozen zij hun ziel.

Wanneer God de tuchtroede lang genoeg gebruikt heeft, verbreekt Hij haar (Isaiah 14:5) en werpt ze in het vuur..

Door onrechtvaardige middelen en zonden verheffing zoeken, brengt zeker vloek aan.

De enige gedachte van de stervende is zijn naam te bewaren. Ach, aan zijn eeuwigheid dacht hij niet. Zo verhardt zich de zondaar ten einde toe, en toch doet God die naam met hem vergaan. Abimelech heeft het niet kunnen verhinderen, dat men van hem zeide: "een vrouw heeft hem gedood.".

Op een onrechtvaardige en goddeloze wijze had hij zichzelf de kroon op het hoofd gezet, hier wordt dat hoofd, dat onrechtvaardig de kroon had gedragen, door een vrouw verpletterd. Hij heeft het ook niet kunnen verhinderen, dat later nog van hem gezegd werd (1 Samuel 11:2) "een vrouw heeft hem gedood.".

Vers 54

54. Toen riep hij haastig de jongen, die zijn wapens droeg, en zei tot hem: Trek uw zwaard en dood mij, opdat zij niet van mij zeggen: Een vrouw heeft hem gedood, 1) want dat ware een eeuwige schande, dat ik door een vrouwenhand omgebracht zou zijn. En zijn jongen doorstak hem, zodat hij stierf. 1) IJdele dwazen zorgen ijverig voor hun naam, maar om een nietigheid verwaarlozen zij hun ziel.

Wanneer God de tuchtroede lang genoeg gebruikt heeft, verbreekt Hij haar (Isaiah 14:5) en werpt ze in het vuur..

Door onrechtvaardige middelen en zonden verheffing zoeken, brengt zeker vloek aan.

De enige gedachte van de stervende is zijn naam te bewaren. Ach, aan zijn eeuwigheid dacht hij niet. Zo verhardt zich de zondaar ten einde toe, en toch doet God die naam met hem vergaan. Abimelech heeft het niet kunnen verhinderen, dat men van hem zeide: "een vrouw heeft hem gedood.".

Op een onrechtvaardige en goddeloze wijze had hij zichzelf de kroon op het hoofd gezet, hier wordt dat hoofd, dat onrechtvaardig de kroon had gedragen, door een vrouw verpletterd. Hij heeft het ook niet kunnen verhinderen, dat later nog van hem gezegd werd (1 Samuel 11:2) "een vrouw heeft hem gedood.".

Vers 56

56. Alzo deed God (zoals in Judges 9:53 is verteld) terugkeren het kwaad van Abimelech, dat hij aan zijn vader gedaan had, dodende zijn zeventig broeders. 1)

1) Was Jotham ontkomen, Abimelechs moordaanslag was tegen allen geweest (Judges 9:5,Judges 9:21)..

Vers 56

56. Alzo deed God (zoals in Judges 9:53 is verteld) terugkeren het kwaad van Abimelech, dat hij aan zijn vader gedaan had, dodende zijn zeventig broeders. 1)

1) Was Jotham ontkomen, Abimelechs moordaanslag was tegen allen geweest (Judges 9:5,Judges 9:21)..

Vers 57

57. Evenzo al het kwaad van de mensen van Sichem, die hem geholpen en de broedermoorder tot koning gemaakt hadden, deed God terugkeren op hun hoofd (Judges 9:42vv.); en de vloek van Jotham, de zoon van Jerubbal, die hij aan het einde van zijn fabel uitgesproken had (Judges 9:20), kwam over hen. 1)

1) God straft de ene goddeloze door de andere, zodat zij tenslotte aan beide zijden volgens Zijn rechtvaardig gericht omkomen.

Dit aan te wijzen, dat God de mensen naar hun werken vergeldt en de bozen tot werktuigen van hun eigen ondergang maakt, is het doel van de heilige schrijver, maar niet om te verhalen, hoe het met Jotham of Gal of Zebul enz. gegaan is..

De dood van Abimelech strekt tot grootmaking van Gods rechtvaardigheid. Alzo strafte God Abimelechs kwaad en handhaafde de eer van Zijn besturing en waarschuwde alle geslachten, om bloed voor bloed te verwachten..

De Heere wordt gekend in zijn oordelen, die Hij over de mensen brengt, wanneer de goddeloze verstrikt wordt in het werk van zijn eigen handen (Jud 9:57)..

Vers 57

57. Evenzo al het kwaad van de mensen van Sichem, die hem geholpen en de broedermoorder tot koning gemaakt hadden, deed God terugkeren op hun hoofd (Judges 9:42vv.); en de vloek van Jotham, de zoon van Jerubbal, die hij aan het einde van zijn fabel uitgesproken had (Judges 9:20), kwam over hen. 1)

1) God straft de ene goddeloze door de andere, zodat zij tenslotte aan beide zijden volgens Zijn rechtvaardig gericht omkomen.

Dit aan te wijzen, dat God de mensen naar hun werken vergeldt en de bozen tot werktuigen van hun eigen ondergang maakt, is het doel van de heilige schrijver, maar niet om te verhalen, hoe het met Jotham of Gal of Zebul enz. gegaan is..

De dood van Abimelech strekt tot grootmaking van Gods rechtvaardigheid. Alzo strafte God Abimelechs kwaad en handhaafde de eer van Zijn besturing en waarschuwde alle geslachten, om bloed voor bloed te verwachten..

De Heere wordt gekend in zijn oordelen, die Hij over de mensen brengt, wanneer de goddeloze verstrikt wordt in het werk van zijn eigen handen (Jud 9:57)..

Bibliografische Informatie
Dächsel, Karl August. "Commentaar op Judges 9". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/commentaries/dut/dac/judges-9.html. 1862-80.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile