Lectionary Calendar
Monday, December 23rd, 2024
the Fourth Week of Advent
Attention!
For 10¢ a day you can enjoy StudyLight.org ads
free while helping to build churches and support pastors in Uganda.
Click here to learn more!

Bible Commentaries
Jozua 19

Dächsel BijbelverklaringDächsel Bijbelverklaring

Search for…
Enter query below:

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, JOZUA 19

Joshua 19:1.

HET ERFDEEL VAN DE OVERIGE ZES STAMMEN EN VAN JOZUA.

I. Joshua 19:1-Joshua 19:9. Het volgende lot valt op de stam van Simeon. Deze ontvangt echter geen in zichzelf besloten, bijzonder gedeelte, maar hem gewordt slechts een aantal steden met haar dorpen, zo ook enige dorpen zonder hun steden, in het stamgebied van de kinderen van Juda, dat gebleken is voor deze te uitgestrekt te zijn.

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, JOZUA 19

Joshua 19:1.

HET ERFDEEL VAN DE OVERIGE ZES STAMMEN EN VAN JOZUA.

I. Joshua 19:1-Joshua 19:9. Het volgende lot valt op de stam van Simeon. Deze ontvangt echter geen in zichzelf besloten, bijzonder gedeelte, maar hem gewordt slechts een aantal steden met haar dorpen, zo ook enige dorpen zonder hun steden, in het stamgebied van de kinderen van Juda, dat gebleken is voor deze te uitgestrekt te zijn.

Vers 1

1. Daarna ging het tweede lot uit voor Simeon, namelijk voor de stam van de kinderen van Simeon, naar hun gezinnen, of geslachten; en hun erfdeel was in het midden van, ingesloten door het erfdeel van de kinderen van Juda: 1) uit dit gebied dan vielen hun 17 18 steden ten deel.

1) Hiermee trad de vloek over Simeon uitgesproken in vervulling. Al de steden zijn reeds eerder genoemd bij de vermelding van Juda's erfdeel..

Vers 1

1. Daarna ging het tweede lot uit voor Simeon, namelijk voor de stam van de kinderen van Simeon, naar hun gezinnen, of geslachten; en hun erfdeel was in het midden van, ingesloten door het erfdeel van de kinderen van Juda: 1) uit dit gebied dan vielen hun 17 18 steden ten deel.

1) Hiermee trad de vloek over Simeon uitgesproken in vervulling. Al de steden zijn reeds eerder genoemd bij de vermelding van Juda's erfdeel..

Vers 9

9. Want het erfdeel van de kinderen van Simeon is onder het snoer van de kinderen van Juda, in de landstreek, Juda ten erfdeel toegemeten, zodat Simeon geen eigen stamgebied voor zich had, want het erfdeel van de kinderen van Juda was te groot voor hen, dan dat zij het in zijn gehele uitgebreidheid voor hun werkelijke behoefte zouden nodig hebben; daarom erfden de kinderen van Simeon in het midden van hun erfdeel, 1) en aldus werd Jakobs voorspelling over Simeon en Levi (Genesis 49:7) aan hen vervuld, was het ook op een andere manier dan aan Levi. (Genesis 49:7).

1) Als de bijeenschikking in twee groepen schijnt te duiden op het feit, dat Simeon n geheel gebied in Juda heeft verkregen zo weerspreekt dit vermoeden, dat van de 4 steden in de tweede groep 2 in het zuidelijk gedeelte en 2 in Negeb zijn gelegen, en wel ver van elkaar..

De goddelijke Voorzienigheid schikte de zaak op zo'n wijze, dat het lot, hetgeen uit het deel van Juda werd genomen, aan Simeon kwam, waardoor de bedreiging van Jakob (Genesis 49:7), dat die stam zou verdeeld worden en verstrooid onder Israël aanvankelijk vervuld werd, omdat de Simeonieten geen gedeelte op zichzelf werd gegeven, maar zij als het ware bij Juda moesten inwonen, en nog verder verkreeg die profetie haar vervulling, toen de stam van Simeon, vermits zijn lot te klein was, in vervolg van tijd bezittingen moet zoeken, waar het ook was, verre van de overige broeders, zoals vijfhonderd man uit die stam trokken naar de berg Seïr en zich daar vestigden (1 Chronicles 4:39,1 Chronicles 4:42 "Joshua 19:9)..

De stam van Simeon is later bij die van Juda schier geheel ingesmolten. Zij hebben dan ook niet Jerobeam gediend, maar nadat zij aan het juk van de Filistijnen waren ontkomen, door Asa's overwinningen op laatstgenoemd volk, de koning van Juda als hun wettige koning gehuldigd (2 Chronicles 15:9; 2 Chronicles 15:1 Koningen 19:3; 2 Chronicles 19:4

Simeon werd nu als `t ware bij Juda ingelijfd. De laatste stam stond met broederlijke liefde het overtollige af ten behoeve van de broeders; was het daarom wonderlijk, dat die twee geheel en al ineenstrengelde, dat Simeon aan Juda getrouw bleef, ook toen alle andere stammen zich daartegen verzetten, zoals het geval was ten tijde van Jerobeam?.

II. Joshua 19:10-Joshua 19:16. Het volgende lot valt op de stam Zebulon; deze grenst met zijn stam ten zuiden aan West-Manasse en verderop aan Issaschar; in het noorden evenwel werd het begrensd door Nafthali, evenzo in `t westen en in `t oosten door Aser. Binnen die grenzen lagen twaalf steden en haar dorpen.

Vers 9

9. Want het erfdeel van de kinderen van Simeon is onder het snoer van de kinderen van Juda, in de landstreek, Juda ten erfdeel toegemeten, zodat Simeon geen eigen stamgebied voor zich had, want het erfdeel van de kinderen van Juda was te groot voor hen, dan dat zij het in zijn gehele uitgebreidheid voor hun werkelijke behoefte zouden nodig hebben; daarom erfden de kinderen van Simeon in het midden van hun erfdeel, 1) en aldus werd Jakobs voorspelling over Simeon en Levi (Genesis 49:7) aan hen vervuld, was het ook op een andere manier dan aan Levi. (Genesis 49:7).

1) Als de bijeenschikking in twee groepen schijnt te duiden op het feit, dat Simeon n geheel gebied in Juda heeft verkregen zo weerspreekt dit vermoeden, dat van de 4 steden in de tweede groep 2 in het zuidelijk gedeelte en 2 in Negeb zijn gelegen, en wel ver van elkaar..

De goddelijke Voorzienigheid schikte de zaak op zo'n wijze, dat het lot, hetgeen uit het deel van Juda werd genomen, aan Simeon kwam, waardoor de bedreiging van Jakob (Genesis 49:7), dat die stam zou verdeeld worden en verstrooid onder Israël aanvankelijk vervuld werd, omdat de Simeonieten geen gedeelte op zichzelf werd gegeven, maar zij als het ware bij Juda moesten inwonen, en nog verder verkreeg die profetie haar vervulling, toen de stam van Simeon, vermits zijn lot te klein was, in vervolg van tijd bezittingen moet zoeken, waar het ook was, verre van de overige broeders, zoals vijfhonderd man uit die stam trokken naar de berg Seïr en zich daar vestigden (1 Chronicles 4:39,1 Chronicles 4:42 "Joshua 19:9)..

De stam van Simeon is later bij die van Juda schier geheel ingesmolten. Zij hebben dan ook niet Jerobeam gediend, maar nadat zij aan het juk van de Filistijnen waren ontkomen, door Asa's overwinningen op laatstgenoemd volk, de koning van Juda als hun wettige koning gehuldigd (2 Chronicles 15:9; 2 Chronicles 15:1 Koningen 19:3; 2 Chronicles 19:4

Simeon werd nu als `t ware bij Juda ingelijfd. De laatste stam stond met broederlijke liefde het overtollige af ten behoeve van de broeders; was het daarom wonderlijk, dat die twee geheel en al ineenstrengelde, dat Simeon aan Juda getrouw bleef, ook toen alle andere stammen zich daartegen verzetten, zoals het geval was ten tijde van Jerobeam?.

II. Joshua 19:10-Joshua 19:16. Het volgende lot valt op de stam Zebulon; deze grenst met zijn stam ten zuiden aan West-Manasse en verderop aan Issaschar; in het noorden evenwel werd het begrensd door Nafthali, evenzo in `t westen en in `t oosten door Aser. Binnen die grenzen lagen twaalf steden en haar dorpen.

Vers 10

10. Daarna kwam het derde lot op voor de kinderen van Zebulon, naar hun gezinnen, en de grens van hun erfdeel, ten zuiden, was, om allereerst voor de verderebeschrijving een gemiddeld punt voor de zuidergrens vast te stellen, tot aan Sarid, zuidelijk van Nazereth, aan de voet van de zogenaamde mons praecipitii d.i. berg van de afstorting, waar de inwoners van Nazereth Jezus af wilden werpen (Luke 4:29).

Vers 10

10. Daarna kwam het derde lot op voor de kinderen van Zebulon, naar hun gezinnen, en de grens van hun erfdeel, ten zuiden, was, om allereerst voor de verderebeschrijving een gemiddeld punt voor de zuidergrens vast te stellen, tot aan Sarid, zuidelijk van Nazereth, aan de voet van de zogenaamde mons praecipitii d.i. berg van de afstorting, waar de inwoners van Nazereth Jezus af wilden werpen (Luke 4:29).

Vers 11

11. En hun grens gaat vandaar opwaarts naar het westen, en wel tot Mar-la 1) ten westen van Sarid, en reikt, nog verder westwaarts tot Dabbseth, en reikt eindelijk tot aan de beek, die voor aan Jokneam is, tot aan de tegenwoordige Wady el Milhh, ten oosten van welke Kaimn = Jokneam (12:22) gelegen is.

1) Volgens V.d.Velde nu Tel-Marjani geheten, omdat deze stad dicht bij de beek Kison gelegen is. Zebulon grensde hier aan Aser..

Vers 11

11. En hun grens gaat vandaar opwaarts naar het westen, en wel tot Mar-la 1) ten westen van Sarid, en reikt, nog verder westwaarts tot Dabbseth, en reikt eindelijk tot aan de beek, die voor aan Jokneam is, tot aan de tegenwoordige Wady el Milhh, ten oosten van welke Kaimn = Jokneam (12:22) gelegen is.

1) Volgens V.d.Velde nu Tel-Marjani geheten, omdat deze stad dicht bij de beek Kison gelegen is. Zebulon grensde hier aan Aser..

Vers 12

12. En zij, de zuidergrens, wendt zich, aan de tegenovergestelde zijde van uit het middelpunt Sarid, oostwaarts tegen de opgang van de zon, tot de grens, het gebied, van Chislth-Thabor of Chesullot (Joshua 19:18), ten zuiden van de voet van de berg, die ten oosten van Nazareth ligt; en zij komt, in noordoostelijke richting naar boven gaande, uit te Dobrath, aan de westzijde van de Thabor, terwijl zij vandaar uit verder naar het oosten zich uitstrekkende, zich met de inJoshua 19:22 beschreven noordergrens van de stam Issaschar verenigt; en het gebied van Zebulon gaat, van Dobrath uit, opwaarts, zich oostelijk van Nazareth over de berg uitstrekkend naar het westen, naar Jafia, het hedendaagse Jaffa, 1/4 uur zuidwestelijk van Nazareth.

1) Terwijl de grenzen van de Oost-Jordaan stammen zich met tamelijke nauwkeurigheid laten bepalen, omdat zij door stromen en bergen, die wij kennen, deels door steden, wier ruïnen door latere reizigers bezocht zijn, bepaald zijn, is het uiterst bezwaarlijk, ja bijna onmogelijk, de grenzen van de West-Jordaanstammen, allerminst van hen, die in het noorden woonden, maar met enigermate bevredigende zekerheid na te speuren. Niet alleen zijn veel plaatsen ons geheel en al onbekend, maar ook is de samenstelling van het boek Jozua niet overal zo volmaakt en duidelijk, dat zich daarnaar, zonder niets meer, een kaart laat ontwerpen; op meerdere plaatsen moet men zich met gissingen en gevolgtrekkingen weten te redden uit zwarigheden, wat altijd een gewaagde onderneming blijft. Zo schijnt het ons b.v. toe, dat in de tekst van hierboven niet zozeer een bekendmaking van de belangrijkste, tot de stam Zebulon behorende plaatsen; dit wetende hebben wij dan ook de tekstwoorden van hierboven en de volgende verzen verklaard.. 13. En van daar, van Jafia, gaat zij, of juister; gaat het gebied van Zebulon, oostwaarts door naar de opgang, en neemt zijn verdere loop naar Gath-Hefer, 1) ofGitta-Hefer (2 Koningen .14:25), nu El Meshed, vijf kwartier ten noordoosten van Nazareth, te Eth-Kazin, waarvan de ligging zich niet bepalen laat; en zij komt uit te Rimmon, heden ten dage Rumaneh, 2 1/2 uur ten noorden van Nazareth, Methar 2) dat is Nea.

1)Gath-Hefer was de geboorteplaats van Jona, de profeet. Ten tijde van Hiëronymus was het nog een groot dorp, zoals hij meedeelt in zijn "prologomena" op het boek Jona..

2) Methar is door de Statenvertalers als eigen naam beschouwd. Het kan echter ook als een verleden deelwoord van het werkwoord rat (thar), dat "begrenzen" betekent, beschouwd worden. De vertaling zou dan zijn: en zij komt uit te Rimmon, dat begrensd wordt door of zich uitstrekt tot aan Nea..

Eigenlijk is Metar geen eigen naam, maar moet vertaald worden: dat zich met zijn distrikt naar Nea uitstrekt..

Vers 12

12. En zij, de zuidergrens, wendt zich, aan de tegenovergestelde zijde van uit het middelpunt Sarid, oostwaarts tegen de opgang van de zon, tot de grens, het gebied, van Chislth-Thabor of Chesullot (Joshua 19:18), ten zuiden van de voet van de berg, die ten oosten van Nazareth ligt; en zij komt, in noordoostelijke richting naar boven gaande, uit te Dobrath, aan de westzijde van de Thabor, terwijl zij vandaar uit verder naar het oosten zich uitstrekkende, zich met de inJoshua 19:22 beschreven noordergrens van de stam Issaschar verenigt; en het gebied van Zebulon gaat, van Dobrath uit, opwaarts, zich oostelijk van Nazareth over de berg uitstrekkend naar het westen, naar Jafia, het hedendaagse Jaffa, 1/4 uur zuidwestelijk van Nazareth.

1) Terwijl de grenzen van de Oost-Jordaan stammen zich met tamelijke nauwkeurigheid laten bepalen, omdat zij door stromen en bergen, die wij kennen, deels door steden, wier ruïnen door latere reizigers bezocht zijn, bepaald zijn, is het uiterst bezwaarlijk, ja bijna onmogelijk, de grenzen van de West-Jordaanstammen, allerminst van hen, die in het noorden woonden, maar met enigermate bevredigende zekerheid na te speuren. Niet alleen zijn veel plaatsen ons geheel en al onbekend, maar ook is de samenstelling van het boek Jozua niet overal zo volmaakt en duidelijk, dat zich daarnaar, zonder niets meer, een kaart laat ontwerpen; op meerdere plaatsen moet men zich met gissingen en gevolgtrekkingen weten te redden uit zwarigheden, wat altijd een gewaagde onderneming blijft. Zo schijnt het ons b.v. toe, dat in de tekst van hierboven niet zozeer een bekendmaking van de belangrijkste, tot de stam Zebulon behorende plaatsen; dit wetende hebben wij dan ook de tekstwoorden van hierboven en de volgende verzen verklaard.. 13. En van daar, van Jafia, gaat zij, of juister; gaat het gebied van Zebulon, oostwaarts door naar de opgang, en neemt zijn verdere loop naar Gath-Hefer, 1) ofGitta-Hefer (2 Koningen .14:25), nu El Meshed, vijf kwartier ten noordoosten van Nazareth, te Eth-Kazin, waarvan de ligging zich niet bepalen laat; en zij komt uit te Rimmon, heden ten dage Rumaneh, 2 1/2 uur ten noorden van Nazareth, Methar 2) dat is Nea.

1)Gath-Hefer was de geboorteplaats van Jona, de profeet. Ten tijde van Hiëronymus was het nog een groot dorp, zoals hij meedeelt in zijn "prologomena" op het boek Jona..

2) Methar is door de Statenvertalers als eigen naam beschouwd. Het kan echter ook als een verleden deelwoord van het werkwoord rat (thar), dat "begrenzen" betekent, beschouwd worden. De vertaling zou dan zijn: en zij komt uit te Rimmon, dat begrensd wordt door of zich uitstrekt tot aan Nea..

Eigenlijk is Metar geen eigen naam, maar moet vertaald worden: dat zich met zijn distrikt naar Nea uitstrekt..

Vers 15

15. En Kattath, misschien hetzelfde als Kriton (Judges 1:30), maar nog onbekend, en Nhalal, 1) of Nahalol (Judges 1:30), en Simron, onbekend, en Jidala, wellicht het tegenwoordige Jeda, enige uren ten westen van Nazareth, naar de Karmel heen gelegen, en Bethlehem ten noordoosten van het zo-even genoemde Jeda (Judges 12:8), niet te verwarren met Bethlehem, in de stam van Juda (Joshua 15:59), dit alles is tezamen twaalf steden en haar dorpen. 2)

1) Volgens V.d.Velde vermoedelijk het hedendaagse Mall, zuidwestelijk van Nazareth en noordwestelijk van Mar-ala (Joshua 19:11), ongeveer op dezelfde afstand van beide plaatsen..

2) Alleen de voornaamste steden zijn genoemd. In 21:34,35, 1 Chronicles 6:77 worden nog de andere genoemd, die aan Zebulon toebehoorden, maar later aan de Levieten zijn gegeven..

Vers 15

15. En Kattath, misschien hetzelfde als Kriton (Judges 1:30), maar nog onbekend, en Nhalal, 1) of Nahalol (Judges 1:30), en Simron, onbekend, en Jidala, wellicht het tegenwoordige Jeda, enige uren ten westen van Nazareth, naar de Karmel heen gelegen, en Bethlehem ten noordoosten van het zo-even genoemde Jeda (Judges 12:8), niet te verwarren met Bethlehem, in de stam van Juda (Joshua 15:59), dit alles is tezamen twaalf steden en haar dorpen. 2)

1) Volgens V.d.Velde vermoedelijk het hedendaagse Mall, zuidwestelijk van Nazareth en noordwestelijk van Mar-ala (Joshua 19:11), ongeveer op dezelfde afstand van beide plaatsen..

2) Alleen de voornaamste steden zijn genoemd. In 21:34,35, 1 Chronicles 6:77 worden nog de andere genoemd, die aan Zebulon toebehoorden, maar later aan de Levieten zijn gegeven..

Vers 16

16. Dit is het erfdeel van de kinderen van Zebulon, naar hun gezinnen, een landstreek weliswaar klein in omvang, maar vruchtbaar, insluitende de heerlijke uitgestrekte vlakte van Zebulon; deze vanaf Joshua 19:12 tot aan Bethlehem genoemde steden en haar dorpen.

Een grijsaard, balling tevens, die zijn voet op niets kon zetten, wat zijn eigendom mocht worden genoemd, zegt aan het nakroost van zijn zoon Zebulon de landstreek aan de zee toe. Wat scheen meer bespottelijk! Maar nu, waar het lot hun die landstreek aan de zee toewijst, nu kon geen duidelijker vervulling van die uitspraak verlangd worden. Het was, alsof God tweemaal vanuit de hemel sprak. Zebulon bezit daarom niet vrijwillig, of door beschikking van mensen dat strand, maar die kuststreek in hem als van Godswege ten erfenis geschonken. Zo schijnt altijd, ofschoon mensen kunnen dwalen, het licht helder te midden van de duisternis.. Ten opzichte van het erfdeel van Zebulon is de waarheid van Jakobs godsspraak schitterend aan het licht gekomen, daar hij toch had voorspeld, dat hij zich woonplaats zou verkrijgen aan het strand van de zee (Genesis 49:13)..

III. Joshua 19:17-Joshua 19:23. Het vierde lot valt op de stam Issaschar, die tussen de kinderen van Jozef in het westen, en de Jordaan in het oosten, zijn plaats inneemt, ten noorden aan Zebulon en Nafthali, en ten zuiden aan Benjamin grenst. Zijn gebied omvat 16 steden en haar dorpen.

Vers 16

16. Dit is het erfdeel van de kinderen van Zebulon, naar hun gezinnen, een landstreek weliswaar klein in omvang, maar vruchtbaar, insluitende de heerlijke uitgestrekte vlakte van Zebulon; deze vanaf Joshua 19:12 tot aan Bethlehem genoemde steden en haar dorpen.

Een grijsaard, balling tevens, die zijn voet op niets kon zetten, wat zijn eigendom mocht worden genoemd, zegt aan het nakroost van zijn zoon Zebulon de landstreek aan de zee toe. Wat scheen meer bespottelijk! Maar nu, waar het lot hun die landstreek aan de zee toewijst, nu kon geen duidelijker vervulling van die uitspraak verlangd worden. Het was, alsof God tweemaal vanuit de hemel sprak. Zebulon bezit daarom niet vrijwillig, of door beschikking van mensen dat strand, maar die kuststreek in hem als van Godswege ten erfenis geschonken. Zo schijnt altijd, ofschoon mensen kunnen dwalen, het licht helder te midden van de duisternis.. Ten opzichte van het erfdeel van Zebulon is de waarheid van Jakobs godsspraak schitterend aan het licht gekomen, daar hij toch had voorspeld, dat hij zich woonplaats zou verkrijgen aan het strand van de zee (Genesis 49:13)..

III. Joshua 19:17-Joshua 19:23. Het vierde lot valt op de stam Issaschar, die tussen de kinderen van Jozef in het westen, en de Jordaan in het oosten, zijn plaats inneemt, ten noorden aan Zebulon en Nafthali, en ten zuiden aan Benjamin grenst. Zijn gebied omvat 16 steden en haar dorpen.

Vers 17

17. Het vierde lot ging uit voor Issaschar, voor de kinderen van Issachar, naar hun gezinnen. 1)

1) Het stamgebied van Issaschar werd ten oosten begrensd door de Jordaan, ten westen door de Middellandse Zee, ten noorden door het stamgebied van Zebulon en ten zuiden door dat van Manasse..

Vers 17

17. Het vierde lot ging uit voor Issaschar, voor de kinderen van Issachar, naar hun gezinnen. 1)

1) Het stamgebied van Issaschar werd ten oosten begrensd door de Jordaan, ten westen door de Middellandse Zee, ten noorden door het stamgebied van Zebulon en ten zuiden door dat van Manasse..

Vers 18

18. En hun grens was-hun gebied strekte zich uit over Jizrela, 1) op een berg met een prachtig vergezicht over de grote, naar de stad genoemde vlakte, tegenwoordig Zerin, ten noordwesten van het gebergte Gilboa, en Chesullth (Joshua 19:12), en Sunem, twee uur ten zuiden van Thabor, nu Sichem, geboorteplaats van Abisag.

1) Bekend wegens de geschiedenis vermeld in 1 Kings 18:45, gelegen volgens het Onom tussen Skythapolis en Legio..

Vers 18

18. En hun grens was-hun gebied strekte zich uit over Jizrela, 1) op een berg met een prachtig vergezicht over de grote, naar de stad genoemde vlakte, tegenwoordig Zerin, ten noordwesten van het gebergte Gilboa, en Chesullth (Joshua 19:12), en Sunem, twee uur ten zuiden van Thabor, nu Sichem, geboorteplaats van Abisag.

1) Bekend wegens de geschiedenis vermeld in 1 Kings 18:45, gelegen volgens het Onom tussen Skythapolis en Legio..

Vers 20

20. En Rabbith, of Harrabbith waarschijnlijk aan de zuidwestzijde van Gilboa, ten noordwesten van de stad met dezelfde naam, en Kisjon, 1) (21:28), en Ebez, evenzo.

1) Volgens V.d.Velde ligt deze plaats ten oosten van het tegenwoordige Tel-Kisjon, in het midden van de grote vlakte, waar de hoofdbron van de rivier wordt gevonden..

Vers 20

20. En Rabbith, of Harrabbith waarschijnlijk aan de zuidwestzijde van Gilboa, ten noordwesten van de stad met dezelfde naam, en Kisjon, 1) (21:28), en Ebez, evenzo.

1) Volgens V.d.Velde ligt deze plaats ten oosten van het tegenwoordige Tel-Kisjon, in het midden van de grote vlakte, waar de hoofdbron van de rivier wordt gevonden..

Vers 21

21. En Remeth, 1) of Jarmoet (21:29), en En-gannim, 2) het hedendaagse Jenin, en En-hadda, 3) en Beth-Pazzes.

1) Ten westen van Adja ziet men op korte afstand Fahmeh en Rameh liggen, beide met oude overblijfselen op geïsoleerde heuveltoppen, terwijl Atara, een aanzienlijk dorp, zich in het zuidwesten ongeveer een uur verder vertoont. Dit Hameh schijnt mij toe het Remeth van Joshua 19:21 te zijn en dus de zuidelijkste grensstad van Issaschars erfdeel te hebben gevonden. Remeth, Rameth en Jarmuth zijn verschillende namen voor dezelfde stad..

2) Bij Josefus Ginea geheten, wordt het nu Jenin genoemd, omringd door een menigte spelonken en nog voorzien van vele vruchttuinen..

3) V.d.Velde houdt het tegenwoordige `Ain-Haud aan de opgang van de Karmel, omstreeks 400 voet boven de oppervlakte van de zee, voor het En-hadda van Issaschars erfdeel.. IV. Joshua 19:24-Joshua 19:34. Het vijfde lot treft de stam van Aser, hij krijgt zijn gebied aan de kust van de Middellandse Zee, reikt zuidelijk naar beneden tot Sihor Libnath aan de overzijde van de Karmel, en ten noorden opwaarts tot de Libanonstreek. Oostelijk grenst hij aan Nafthali en Zebulon. In zijn erfdeel liggen 22 of 23 steden met bijbehorende dorpen.

Vers 21

21. En Remeth, 1) of Jarmoet (21:29), en En-gannim, 2) het hedendaagse Jenin, en En-hadda, 3) en Beth-Pazzes.

1) Ten westen van Adja ziet men op korte afstand Fahmeh en Rameh liggen, beide met oude overblijfselen op geïsoleerde heuveltoppen, terwijl Atara, een aanzienlijk dorp, zich in het zuidwesten ongeveer een uur verder vertoont. Dit Hameh schijnt mij toe het Remeth van Joshua 19:21 te zijn en dus de zuidelijkste grensstad van Issaschars erfdeel te hebben gevonden. Remeth, Rameth en Jarmuth zijn verschillende namen voor dezelfde stad..

2) Bij Josefus Ginea geheten, wordt het nu Jenin genoemd, omringd door een menigte spelonken en nog voorzien van vele vruchttuinen..

3) V.d.Velde houdt het tegenwoordige `Ain-Haud aan de opgang van de Karmel, omstreeks 400 voet boven de oppervlakte van de zee, voor het En-hadda van Issaschars erfdeel.. IV. Joshua 19:24-Joshua 19:34. Het vijfde lot treft de stam van Aser, hij krijgt zijn gebied aan de kust van de Middellandse Zee, reikt zuidelijk naar beneden tot Sihor Libnath aan de overzijde van de Karmel, en ten noorden opwaarts tot de Libanonstreek. Oostelijk grenst hij aan Nafthali en Zebulon. In zijn erfdeel liggen 22 of 23 steden met bijbehorende dorpen.

Vers 24

24. Toen ging het vijfde lot voor de stam van de kinderen van Aser uit, naar hun gezinnen.

Vers 24

24. Toen ging het vijfde lot voor de stam van de kinderen van Aser uit, naar hun gezinnen.

Vers 25

25. En hun grens 1) was, hun gebied omvatte de plaatsen aan de Middellandse Zee: Helkath, 2) drie uur ten noordwesten van Acco of Ptolemaïs, en Hali; tussen Helkath en Acco en Beten, 1 3/5 mijl ten oosten van Acco, en Achsaf, onbekend (11:1), niet te verwisselen met Achzib (Joshua 19:29).

1) Aser verkreeg zijn gebied aan de Middellandse Zee, van de Karmel tot de noordelijke grenzen van Kanan. De beschrijving begint met het middelste gedeelte van de landstreek van Acco en wendt zich dan eerst naar het zuiden, vervolgens naar het noorden..

2) Helkath, nu Jelka geheten, is later aan de Levieten toegevoegd..

Vers 25

25. En hun grens 1) was, hun gebied omvatte de plaatsen aan de Middellandse Zee: Helkath, 2) drie uur ten noordwesten van Acco of Ptolemaïs, en Hali; tussen Helkath en Acco en Beten, 1 3/5 mijl ten oosten van Acco, en Achsaf, onbekend (11:1), niet te verwisselen met Achzib (Joshua 19:29).

1) Aser verkreeg zijn gebied aan de Middellandse Zee, van de Karmel tot de noordelijke grenzen van Kanan. De beschrijving begint met het middelste gedeelte van de landstreek van Acco en wendt zich dan eerst naar het zuiden, vervolgens naar het noorden..

2) Helkath, nu Jelka geheten, is later aan de Levieten toegevoegd..

Vers 26

26. En Allammlech, 1) te vinden aan de noordkant van de beek Kison, en Am-ad, ook wel in deze streek, en Mis-al, in de nabijheid van de Karmel zijn geweest en later Levitische steden geworden; en zij reikt tot Karmel, 2) westwaarts d.w.z. aan de zee, en aan Sichor-Libnath, naaralle waarschijnlijkheid het riviertje ten zuiden van Nafoth-Dor, aan het bovenste gedeelte waarvan de zuidgrens van Zebulon, zoals die bepaald is in Joshua 19:11, die van Aser ontmoette; de stad Dor daarentegen behoorde aan West-Manasse, niet aan Aser (17:11).

De naam is nog behouden in de beek Wady Maleh of Malih, die volgens Robinson, in de Kison uitmondt..

2) Karmel betekent, veld van vruchten. De berg draagt die naam, omdat het benedenste gedeelte met laurier- en olijfbomen is bezet en het bovenste met sparren en eiken. Bovendien groeien er ontelbaar veel bloemen op..

Vers 26

26. En Allammlech, 1) te vinden aan de noordkant van de beek Kison, en Am-ad, ook wel in deze streek, en Mis-al, in de nabijheid van de Karmel zijn geweest en later Levitische steden geworden; en zij reikt tot Karmel, 2) westwaarts d.w.z. aan de zee, en aan Sichor-Libnath, naaralle waarschijnlijkheid het riviertje ten zuiden van Nafoth-Dor, aan het bovenste gedeelte waarvan de zuidgrens van Zebulon, zoals die bepaald is in Joshua 19:11, die van Aser ontmoette; de stad Dor daarentegen behoorde aan West-Manasse, niet aan Aser (17:11).

De naam is nog behouden in de beek Wady Maleh of Malih, die volgens Robinson, in de Kison uitmondt..

2) Karmel betekent, veld van vruchten. De berg draagt die naam, omdat het benedenste gedeelte met laurier- en olijfbomen is bezet en het bovenste met sparren en eiken. Bovendien groeien er ontelbaar veel bloemen op..

Vers 27

27. En wendt zich van dit punt, waar zij de grenzen van Zebulon ontmoette tegen de opgang van de zon naar Beth-Dagon, onbekend en vooral niet te verwarren met Biet Dedschan tussen Joppe en Lydda (15:41), en reikt aan Zebulon, 1) en aan het dal Jiftah-El, de Wady Abilin (Joshua 19:14), noordwaarts naar of van Beth-Emek, en Nehiël, geen van beiden bekend, en komt uit tot Kabul 2) ter linkerhand, 4 uur zuidoostelijk van Acco.

1) Niet te verwarren met de naam van den stam. Dit Zebulon draagt nu de naam van Abilin. V.d.Velde zag haar vanuit de verte..

2) Nu Kaboel, 1 1/2 uur ten noordoosten van Schef-Amer, een groot dorp..

Vers 27

27. En wendt zich van dit punt, waar zij de grenzen van Zebulon ontmoette tegen de opgang van de zon naar Beth-Dagon, onbekend en vooral niet te verwarren met Biet Dedschan tussen Joppe en Lydda (15:41), en reikt aan Zebulon, 1) en aan het dal Jiftah-El, de Wady Abilin (Joshua 19:14), noordwaarts naar of van Beth-Emek, en Nehiël, geen van beiden bekend, en komt uit tot Kabul 2) ter linkerhand, 4 uur zuidoostelijk van Acco.

1) Niet te verwarren met de naam van den stam. Dit Zebulon draagt nu de naam van Abilin. V.d.Velde zag haar vanuit de verte..

2) Nu Kaboel, 1 1/2 uur ten noordoosten van Schef-Amer, een groot dorp..

Vers 28

28. En vervolgens omvatte het gebied van Aser, ten noorden van Acco, de steden: Ebron, misschien hetzelfde als Abdon (21:30), overigens niet nader aan te duiden, en Rehob, onbekend-noch moet men dit, evenminals het in Joshua 19:30 genoemde Rehob, verwisselen met dat wat in Numbers 13:22 Judges 18:28, 2 Samuel 10:6 vermeld wordt-en Hammon, 1)en Kana, 2) tot aan, in zuidwestelijke richting naar beneden-groot Sidon (11:8).

1) Volgens V.d.Velde vermoedelijk het tegenwoordige Hmoul..

2) Dit Kana moet niet ver van Sidon gelegen hebben, en noordelijker dan het Kana bij Tyrus..

Vers 28

28. En vervolgens omvatte het gebied van Aser, ten noorden van Acco, de steden: Ebron, misschien hetzelfde als Abdon (21:30), overigens niet nader aan te duiden, en Rehob, onbekend-noch moet men dit, evenminals het in Joshua 19:30 genoemde Rehob, verwisselen met dat wat in Numbers 13:22 Judges 18:28, 2 Samuel 10:6 vermeld wordt-en Hammon, 1)en Kana, 2) tot aan, in zuidwestelijke richting naar beneden-groot Sidon (11:8).

1) Volgens V.d.Velde vermoedelijk het tegenwoordige Hmoul..

2) Dit Kana moet niet ver van Sidon gelegen hebben, en noordelijker dan het Kana bij Tyrus..

Vers 29

29. En deze grens wendt zich zuidelijk van het gebied van Sidon naar Rama, 1) en tot aan de vaste stad Tyrus, of Zor op het vaste land (Joshua 11:8); 2) dan keert deze grens in zuidelijke richting zich naar het nu onbekende Hosa, en haar uitgangen zijn aan de zee, van het landsnoer, strekkende naar Achzib, langs de streek van Achzib, nu Zib, aan de overzijde daarvan volgde dan Acco met de Joshua 19:25-Joshua 19:27 genoemde zuidelijke plaatsen.

1) Aan de westzijde van het kasteel Belfih bij Nahothiëh gelegen, ligt op de hoge rots een dorpje El-Hamrah geheten, waar enige grote oude vierkante stenen de localiteit van een voormalige stad verraden. Het is mij bij het nazien van sommige oude schrijvers duidelijk geworden, dat hier het Rameh stond uit Joshua 19:29, waarlangs de grensscheiding van Asers erfdeel liep, juist waar de Leontes zijn zuidwestelijke loop eindigt om van dit punt westwaarts naar zee te stromen..

Vers 29

29. En deze grens wendt zich zuidelijk van het gebied van Sidon naar Rama, 1) en tot aan de vaste stad Tyrus, of Zor op het vaste land (Joshua 11:8); 2) dan keert deze grens in zuidelijke richting zich naar het nu onbekende Hosa, en haar uitgangen zijn aan de zee, van het landsnoer, strekkende naar Achzib, langs de streek van Achzib, nu Zib, aan de overzijde daarvan volgde dan Acco met de Joshua 19:25-Joshua 19:27 genoemde zuidelijke plaatsen.

1) Aan de westzijde van het kasteel Belfih bij Nahothiëh gelegen, ligt op de hoge rots een dorpje El-Hamrah geheten, waar enige grote oude vierkante stenen de localiteit van een voormalige stad verraden. Het is mij bij het nazien van sommige oude schrijvers duidelijk geworden, dat hier het Rameh stond uit Joshua 19:29, waarlangs de grensscheiding van Asers erfdeel liep, juist waar de Leontes zijn zuidwestelijke loop eindigt om van dit punt westwaarts naar zee te stromen..

Vers 30

30. En, oostelijk en noordelijk, van het in Joshua 19:18,Joshua 19:29 gemelde gebied lagen de steden Umma, op de Libanon, zuidelijk van Hammon, en Afek, nu Afka aan de Adonis, beneden Byblus (13:4), en Rehob, onbekend, maar zal nog meer noordelijk gelegenhebben dan Afek, uitmakende tezamen tweeëntwintig steden en haar dorpen.

Uit deze wijze van behandelen kan men duidelijk opmerken, dat door de vervaardiger van dit boek niet overal de eigenlijke grensliniën van de verschillende stamgebieden, maar veeleer de voornaamste plaatsen, die ieder in het bijzonder bevatte, beschreven moesten worden (Joshua 19:12), toch kan men daaruit enigszins de grenzen opmaken..

V. Joshua 19:32-Joshua 19:39. Nu valt het zesde lot op de stam Nafthali, die oostelijk van Aser en Zebulon woonplaatsen ontvangt en zich uitstrekt, over het meer Gennezareth heen, tot het landschap van Juda, terwijl hij ten noorden de Libanon nadert en zuidelijk het gebied van Issaschar ontmoet. Negentien steden met omliggende dorpen vallen hem toe, waarvan er echter maar 16 bij name genoemd worden.

Vers 30

30. En, oostelijk en noordelijk, van het in Joshua 19:18,Joshua 19:29 gemelde gebied lagen de steden Umma, op de Libanon, zuidelijk van Hammon, en Afek, nu Afka aan de Adonis, beneden Byblus (13:4), en Rehob, onbekend, maar zal nog meer noordelijk gelegenhebben dan Afek, uitmakende tezamen tweeëntwintig steden en haar dorpen.

Uit deze wijze van behandelen kan men duidelijk opmerken, dat door de vervaardiger van dit boek niet overal de eigenlijke grensliniën van de verschillende stamgebieden, maar veeleer de voornaamste plaatsen, die ieder in het bijzonder bevatte, beschreven moesten worden (Joshua 19:12), toch kan men daaruit enigszins de grenzen opmaken..

V. Joshua 19:32-Joshua 19:39. Nu valt het zesde lot op de stam Nafthali, die oostelijk van Aser en Zebulon woonplaatsen ontvangt en zich uitstrekt, over het meer Gennezareth heen, tot het landschap van Juda, terwijl hij ten noorden de Libanon nadert en zuidelijk het gebied van Issaschar ontmoet. Negentien steden met omliggende dorpen vallen hem toe, waarvan er echter maar 16 bij name genoemd worden.

Vers 32

32. Het zesde lot ging uit voor de kinderen van Nafthali: 1) voor de kinderen van Nafthali, naar hun gezinnen.

1) Zoals Zebulon Issaschar vooraf ging, zo ook de jongere Naftali de oudere Daniël Het was, opdat niemand zich op zijn bijzondere voorrechten zou verheffen..

Het stamgebied van Nafthali strekte zich noordwestelijk uit tot aan de noordelijke grens van Kanan en in het zuiden tot aan het stamgebied van Zebulon en dat van Issaschar.. 33. En hun grens is van Helef, onbekend, van Allon tot Zanannim, 1) en over Adami-Nekeb d.i. Adami van de pas, naar het vermoeden van Knobel, het hedendaagse Deir el-ahmar of rode klooster, 3 uur noordwestelijk vanBalbek, en Jabneël, ook in deze streek, opwaarts tot Lakkum; het noordelijk deel van de Libanon, en haar uitgangen zijn, na langs de noordoostgrens van het beloofde land getrokken te zijn, die beschreven is in Numbers 34:9-Numbers 34:12, aan de Jordaan, bij de plaats, waar de Wady Bessum daarin uitloopt.

1) In verband met Judges 4:11 lezen sommigen in plaats van Allon, Elon en dan moet het vertaald worden door "van het eikenwoud" bij Zanannin. Anderen behouden Allon, o.i. niet ten onrechte, en dan is hoogstwaarschijnlijk het tegenwoordige Jaloun het oude Allon..

Vers 32

32. Het zesde lot ging uit voor de kinderen van Nafthali: 1) voor de kinderen van Nafthali, naar hun gezinnen.

1) Zoals Zebulon Issaschar vooraf ging, zo ook de jongere Naftali de oudere Daniël Het was, opdat niemand zich op zijn bijzondere voorrechten zou verheffen..

Het stamgebied van Nafthali strekte zich noordwestelijk uit tot aan de noordelijke grens van Kanan en in het zuiden tot aan het stamgebied van Zebulon en dat van Issaschar.. 33. En hun grens is van Helef, onbekend, van Allon tot Zanannim, 1) en over Adami-Nekeb d.i. Adami van de pas, naar het vermoeden van Knobel, het hedendaagse Deir el-ahmar of rode klooster, 3 uur noordwestelijk vanBalbek, en Jabneël, ook in deze streek, opwaarts tot Lakkum; het noordelijk deel van de Libanon, en haar uitgangen zijn, na langs de noordoostgrens van het beloofde land getrokken te zijn, die beschreven is in Numbers 34:9-Numbers 34:12, aan de Jordaan, bij de plaats, waar de Wady Bessum daarin uitloopt.

1) In verband met Judges 4:11 lezen sommigen in plaats van Allon, Elon en dan moet het vertaald worden door "van het eikenwoud" bij Zanannin. Anderen behouden Allon, o.i. niet ten onrechte, en dan is hoogstwaarschijnlijk het tegenwoordige Jaloun het oude Allon..

Vers 34

34. En deze grens wendt zich westwaarts, van daar zich uitstrekkende langs het benedengedeelte van de Wady Bessm naar Asnoth-Thabor, niet juister te bepalen, maar zeker niet ver van Kurn Hattin gelegen, en vandaar zich naar het noorden richtend, gaat zij voort naar Hukkok, naar V.d.Velde's vermoeden het hedendaagse Yakk noordwestelijk van het meer Gennzareth, en zij reikt aan Zebulon, tegen het zuiden, en aan Aser reikt zij tegen het westen, en aan Juda aan of van de Jordaan, 1) tegen de opgang van de zon.

1) Van de Jordaan is nadere bepaling van Juda. Volgens V.Raumer, en terecht, is bewezen, dat dit op de oostzijde van de Jordaan gelegen district, van de 60 Jaïr-steden, hier Juda wordt genoemd, of tot Juda wordt gerekend, omdat Jaïr, de bezitter van deze steden, door Hezron van vaderskant van Juda afstamde (1 Chronicles 2:5,1 Chronicles 2:21)..

Vers 34

34. En deze grens wendt zich westwaarts, van daar zich uitstrekkende langs het benedengedeelte van de Wady Bessm naar Asnoth-Thabor, niet juister te bepalen, maar zeker niet ver van Kurn Hattin gelegen, en vandaar zich naar het noorden richtend, gaat zij voort naar Hukkok, naar V.d.Velde's vermoeden het hedendaagse Yakk noordwestelijk van het meer Gennzareth, en zij reikt aan Zebulon, tegen het zuiden, en aan Aser reikt zij tegen het westen, en aan Juda aan of van de Jordaan, 1) tegen de opgang van de zon.

1) Van de Jordaan is nadere bepaling van Juda. Volgens V.Raumer, en terecht, is bewezen, dat dit op de oostzijde van de Jordaan gelegen district, van de 60 Jaïr-steden, hier Juda wordt genoemd, of tot Juda wordt gerekend, omdat Jaïr, de bezitter van deze steden, door Hezron van vaderskant van Juda afstamde (1 Chronicles 2:5,1 Chronicles 2:21)..

Vers 36

36. En Adama, ten noorden van Safed, en Rama 1) westelijk hiervan, en Hazor,2) ten noordwesten van het meer Merom (11:1).

1) Rama, nu Rameh geheten, bestaat nog als een goed geordend dorp, bewoond door Christenen en Druzen. Het dorp is, volgens Robinson, omgeven door uitgestrekte olijfgaarden..

2) Hazor, nog Hazour en Hazir genoemd. Onder de vele nog half overeind staande muren, ziet men er een gewelf, door de inwoners "kabour" of grafkelder genoemd, waarvan de ingang door puin versperd was, maar waarvan wij hoorden, dat de inwendige onderaardse ruimte zeer uitgestrekt moest zijn. Wild geboomte en olijfplantsoen houden Hazor voor het oog van de voorbijganger verborgen..

Vers 36

36. En Adama, ten noorden van Safed, en Rama 1) westelijk hiervan, en Hazor,2) ten noordwesten van het meer Merom (11:1).

1) Rama, nu Rameh geheten, bestaat nog als een goed geordend dorp, bewoond door Christenen en Druzen. Het dorp is, volgens Robinson, omgeven door uitgestrekte olijfgaarden..

2) Hazor, nog Hazour en Hazir genoemd. Onder de vele nog half overeind staande muren, ziet men er een gewelf, door de inwoners "kabour" of grafkelder genoemd, waarvan de ingang door puin versperd was, maar waarvan wij hoorden, dat de inwendige onderaardse ruimte zeer uitgestrekt moest zijn. Wild geboomte en olijfplantsoen houden Hazor voor het oog van de voorbijganger verborgen..

Vers 37

37. En Kedes, 1)ten noordwesten van Hazor, (12:22), en Edrï, onderscheiden van de stad met dezelfde naam in Bazan (12:4), nog onbekend, en En-Hazor, tussen Hukkok en Rama.

1)Tegenwoordig niets meer dan een ellendig gehucht, vroeger een vrijstad bij uitnemendheid, om haar uitstekende ligging..

Vers 37

37. En Kedes, 1)ten noordwesten van Hazor, (12:22), en Edrï, onderscheiden van de stad met dezelfde naam in Bazan (12:4), nog onbekend, en En-Hazor, tussen Hukkok en Rama.

1)Tegenwoordig niets meer dan een ellendig gehucht, vroeger een vrijstad bij uitnemendheid, om haar uitstekende ligging..

Vers 38

38. En Jiron, het hedendaagse Jarun, ten westen van het meer Merom, en Migdal-El 1) en Horem, wellicht nu Haurah, en Beth-Anath, het tegenwoordige Ain-Ata, en Beth-Smes, onderscheiden van de gelijkluidende plaats in de stam Issaschar, doch onbekend. Negentien steden-behalve de hier genoemde 16, nog drie, b.v. Karthan (21:32) -en haar dorpen.

1) Velen hebben gemeend, dat Migdal-El het latere Mageda of Magdala is, maar ten onrechte, omdat deze plaats in het stamgebied van Nafthali ligt en Magdala, gelegen aan de westzijde van het meer van Gennzareth, in Zebulon lag..

VI. Joshua 19:40-Joshua 19:48. Het zevende lot valt op de stam van Daniël Dit wijst hem zijn erfdeel aan in de westelijke helft van de streek land, die nog over is tussen Efraïm en Juda, alzo naast Benjamin (Joshua 18:11); toch ontvangt de stam ook enige steden in het noordelijk en zuidelijk aangrenzend gebied van Efraïm en Juda, en bovendien vergrootte hij naderhand zelf zijn bezitting door de verovering van Laïs, dat naar hem nu Dan werd genoemd.

Vers 38

38. En Jiron, het hedendaagse Jarun, ten westen van het meer Merom, en Migdal-El 1) en Horem, wellicht nu Haurah, en Beth-Anath, het tegenwoordige Ain-Ata, en Beth-Smes, onderscheiden van de gelijkluidende plaats in de stam Issaschar, doch onbekend. Negentien steden-behalve de hier genoemde 16, nog drie, b.v. Karthan (21:32) -en haar dorpen.

1) Velen hebben gemeend, dat Migdal-El het latere Mageda of Magdala is, maar ten onrechte, omdat deze plaats in het stamgebied van Nafthali ligt en Magdala, gelegen aan de westzijde van het meer van Gennzareth, in Zebulon lag..

VI. Joshua 19:40-Joshua 19:48. Het zevende lot valt op de stam van Daniël Dit wijst hem zijn erfdeel aan in de westelijke helft van de streek land, die nog over is tussen Efraïm en Juda, alzo naast Benjamin (Joshua 18:11); toch ontvangt de stam ook enige steden in het noordelijk en zuidelijk aangrenzend gebied van Efraïm en Juda, en bovendien vergrootte hij naderhand zelf zijn bezitting door de verovering van Laïs, dat naar hem nu Dan werd genoemd.

Vers 40

40. Het zevende lot ging uit voor de stam van de kinderen van Dan, naar hun gezinnen. 1)

1) Dan had zijn stamgebied in het zuiden van het land met dat van Juda ten oosten, en het land van de Filistijnen ten westen, het stamgebied van Efraïm ten noorden en dat van Simeon ten zuiden. Zijn erfdeel behoorde tot de vruchtbaarste streken van Palestina. Het strekt zich voor een groot gedeelte uit over de vlakte van Saron..

Vers 40

40. Het zevende lot ging uit voor de stam van de kinderen van Dan, naar hun gezinnen. 1)

1) Dan had zijn stamgebied in het zuiden van het land met dat van Juda ten oosten, en het land van de Filistijnen ten westen, het stamgebied van Efraïm ten noorden en dat van Simeon ten zuiden. Zijn erfdeel behoorde tot de vruchtbaarste streken van Palestina. Het strekt zich voor een groot gedeelte uit over de vlakte van Saron..

Vers 41

41. En de grens van hun erfdeel was, in de omtrek van hun gebied lagen: Zora (15:33), en Esthaol 1) (15:33), en Ir-Smes of Beth-Smes (15:10 15:10)een Levietenstad.

1) Zora en Esthaol ontving Dan van Juda..

Vers 41

41. En de grens van hun erfdeel was, in de omtrek van hun gebied lagen: Zora (15:33), en Esthaol 1) (15:33), en Ir-Smes of Beth-Smes (15:10 15:10)een Levietenstad.

1) Zora en Esthaol ontving Dan van Juda..

Vers 42

42. En Salabbin of Salbim (Judges 1:35), een kleine streek noordoostelijk van Geser, op de plaats van het hedendaagse Selbit, en Ajalon, 1) aan de zuidzijde van het in 10:12 vermelde Thalis, heden ten dage Dschalo, niet te verwisselen met Ajalon in het land van Zebulon (Judges 12:12), en Jithla, waarschijnlijk ten westen van Ajalon.

1) Salabbin en Ajalon bevonden zich nog in de handen van de Kananieten (Judges 1:35 Judges 1:35). Ajalon werd later aan de Levieten toegekend..

Vers 42

42. En Salabbin of Salbim (Judges 1:35), een kleine streek noordoostelijk van Geser, op de plaats van het hedendaagse Selbit, en Ajalon, 1) aan de zuidzijde van het in 10:12 vermelde Thalis, heden ten dage Dschalo, niet te verwisselen met Ajalon in het land van Zebulon (Judges 12:12), en Jithla, waarschijnlijk ten westen van Ajalon.

1) Salabbin en Ajalon bevonden zich nog in de handen van de Kananieten (Judges 1:35 Judges 1:35). Ajalon werd later aan de Levieten toegekend..

Vers 46

46. En Me-Jarkon, 1) en Rakkon, tezamen met de grens tegenover Jafo, met het gebied van Joppe of de plaatsen rondom deze stad gelegen (2Ch 2:16), dat later niet tot het gebied van Dan behoord schijnt te hebben, alhoewel het door Danieten bewoond was (Judges 5:17).

1)Me-jarkon, d.i. aquae flavedenis, en Rakkon zijn onbekend, moeten echter wegens het volgende "tegelijk met het gebied van Japho" in de nabijheid van Joppe gezocht worden..

Vers 46

46. En Me-Jarkon, 1) en Rakkon, tezamen met de grens tegenover Jafo, met het gebied van Joppe of de plaatsen rondom deze stad gelegen (2Ch 2:16), dat later niet tot het gebied van Dan behoord schijnt te hebben, alhoewel het door Danieten bewoond was (Judges 5:17).

1)Me-jarkon, d.i. aquae flavedenis, en Rakkon zijn onbekend, moeten echter wegens het volgende "tegelijk met het gebied van Japho" in de nabijheid van Joppe gezocht worden..

Vers 47

47. Doch de grens van de kinderen van Dan was hun te klein uitgekomen: zij moesten zich, door gebrek aan woonplaats gedwongen, in het gebergte terugtrekken, omdatzij uit veel aan hen toegewezen plaatsen de Amorieten niet konden verdrijven, zoals hun plicht was (Judges 1:34). Daarom trokken de kinderen van Dan later, toen Jozua tot zijn vaderen verzameld was, op naar de streek ten noorden van het meer Merom, ten westen van Banjas of Bal Hermon, en vochten tegen Lesem, of Laïs (Judges 18:7,Judges 18:27), het hedendaagse Tell el Kady, aan de middelste Jordaanbron, en namen haar in, en sloegen haar met de scherpte van het zwaard, en erfden haar, en woonden daarin; en zij noemden Lesem Dan naar de naam van hun vader Daniel 2:1)

1) Wil men meer nazien over deze verovering, waardoor de stam Dan zijn oorspronkelijk gebied overschreed en zich ook vestigde in het hoogste noorden van Palestina, men zie dan Judges 18:1. Sinds die tijd wordt Dan dikwijls de noordelijkste stad van de Israëlieten genoemd, zoals Bersba de zuidelijkste was, en de spreekmanier: "van Dan tot Bersba" gold als een uitdrukking om de eenheid van het gehele volk of van het gehele land uit te drukken (Judges 20:1; 1 Samuel 3:20; 1 Samuel 3:2 Samuël 3:10

2) Dit gebeurde echter na de dood van Jozua, zoals uit Judges 18:1 blijkt, maar het verhaal van die overwinning wordt nu reeds tussen deze geschiedenissen ingelast om, zoals Calvijn opmerkt, te kennen te geven dat Dan in zoverre het Goddelijke bevel gehoorzaamde om wat nog niet veroverd was, op de oorspronkelijke inwoners te veroveren. In dit Dan richtte Jerobeam n van de gouden kalveren op, omdat het de uiterste noordelijke grens van Kanan uitmaakte..

VII. Joshua 19:49-Joshua 19:50. Nadat zo de deling van het land bewerkstelligd is onder de 9 1/2 stammen en ieder dat deel gekregen heeft wat hij naar aard en aanleg behoefde en begeerde, bij welke verdeling de zegen van Jakob voor een groot gedeelte verwezenlijkt werd, krijgt ook Jozua zijn erfdeel. Tot nog toe heeft hij zichzelf opgeofferd voor de hem toevertrouwde stammen; als laatste denkt hij aan zichzelf, hij geeft ons hierin weer een getrouwe afspiegeling van de Grote Jozua, de Koning der Joden, die nimmer iets ten eigen bate gedaan heeft, Wiens lust het is, wanneer maar de Zijnen verheugd kunnen zijn. Maar nu-op het einde van de verdeling-wordt aan Jozua de stad Thimnath-Serah op het gebergte van Efraïm toegewezen, die hem reeds vroeger in het bijzonder door de Heere belooft was. Daarmee sluit het bericht over de verovering van het land.

Vers 47

47. Doch de grens van de kinderen van Dan was hun te klein uitgekomen: zij moesten zich, door gebrek aan woonplaats gedwongen, in het gebergte terugtrekken, omdatzij uit veel aan hen toegewezen plaatsen de Amorieten niet konden verdrijven, zoals hun plicht was (Judges 1:34). Daarom trokken de kinderen van Dan later, toen Jozua tot zijn vaderen verzameld was, op naar de streek ten noorden van het meer Merom, ten westen van Banjas of Bal Hermon, en vochten tegen Lesem, of Laïs (Judges 18:7,Judges 18:27), het hedendaagse Tell el Kady, aan de middelste Jordaanbron, en namen haar in, en sloegen haar met de scherpte van het zwaard, en erfden haar, en woonden daarin; en zij noemden Lesem Dan naar de naam van hun vader Daniel 2:1)

1) Wil men meer nazien over deze verovering, waardoor de stam Dan zijn oorspronkelijk gebied overschreed en zich ook vestigde in het hoogste noorden van Palestina, men zie dan Judges 18:1. Sinds die tijd wordt Dan dikwijls de noordelijkste stad van de Israëlieten genoemd, zoals Bersba de zuidelijkste was, en de spreekmanier: "van Dan tot Bersba" gold als een uitdrukking om de eenheid van het gehele volk of van het gehele land uit te drukken (Judges 20:1; 1 Samuel 3:20; 1 Samuel 3:2 Samuël 3:10

2) Dit gebeurde echter na de dood van Jozua, zoals uit Judges 18:1 blijkt, maar het verhaal van die overwinning wordt nu reeds tussen deze geschiedenissen ingelast om, zoals Calvijn opmerkt, te kennen te geven dat Dan in zoverre het Goddelijke bevel gehoorzaamde om wat nog niet veroverd was, op de oorspronkelijke inwoners te veroveren. In dit Dan richtte Jerobeam n van de gouden kalveren op, omdat het de uiterste noordelijke grens van Kanan uitmaakte..

VII. Joshua 19:49-Joshua 19:50. Nadat zo de deling van het land bewerkstelligd is onder de 9 1/2 stammen en ieder dat deel gekregen heeft wat hij naar aard en aanleg behoefde en begeerde, bij welke verdeling de zegen van Jakob voor een groot gedeelte verwezenlijkt werd, krijgt ook Jozua zijn erfdeel. Tot nog toe heeft hij zichzelf opgeofferd voor de hem toevertrouwde stammen; als laatste denkt hij aan zichzelf, hij geeft ons hierin weer een getrouwe afspiegeling van de Grote Jozua, de Koning der Joden, die nimmer iets ten eigen bate gedaan heeft, Wiens lust het is, wanneer maar de Zijnen verheugd kunnen zijn. Maar nu-op het einde van de verdeling-wordt aan Jozua de stad Thimnath-Serah op het gebergte van Efraïm toegewezen, die hem reeds vroeger in het bijzonder door de Heere belooft was. Daarmee sluit het bericht over de verovering van het land.

Vers 49

49. Toen zij nu geëindigd hadden het gehele land erfelijk te verdelen, naar zijn grenzen, volgens de hierboven breedvoerig geschetste grenzen, gaven de kinderen van Israël, namelijk zij, die onder de leiding van de Hogepriester tot de verdelingscommissie behoorden, aan Jozua, de zoon van Nun, een erfdeel in het midden van hen, en wel in de stam, waartoe hij behoorde-in Efraïm.

1) Eindelijk wordt hier nog verteld over een gunstbewijs van het volk jegens Jozua. Want, ofschoon er een gelijke verdeling moest plaats hebben onder de nakomelingen van Abraham, toch had Jozua, wegens zijn voortreffelijke dapperheid, een eervolle vermelding verdiend. Niemand toch heeft zich kunnen beklagen, dat n man is verrijkt, door zichzelf het land toe te delen. Want allereerst in zijn talmen schittert de bezadigdheid van die heilige man, dat hij niet zichzelf iets bezorgd heeft, voordat de publieke toestand was geordend. Waar wordt toch iemand gevonden, die niet na het een of ander bewijs van zijn dapperheid gegeven te hebben, zich haast tot de buit? Niet Jozua, die om zichzelf niet denkt, totdat het land verdeeld is.. Hij verkoos voor zich zo'n erfenis, die in zijn eigen stam was gelegen, willende liever zich in gemeenschap nog nauwer daarmee verenigen, dan de beste plaats van het gehele land, zoals bijvoorbeeld in de stam Juda verkiezen, en daardoor boven zijn broeders uitmunten. Laat niemand, die tot grote eer en aanzien is verheven, zich ooit wegens zijn geslacht, familie of landaard schamen, noch zich vreemd daarvan houden. De tabernakel was nu opgericht in het erfdeel van Efraïm, en voor zoveel Jozua kon voorzien, wilde hij niet ver daar vandaan wonen..

In het kiezen van zijn stad, in Efraïm gelegen, toonde Jozua op sprekende wijze, dat hij de aanwijzing van deze delen door het lot beschouwde als rechtstreeks door de Heere bepaald, maar gaf daardoor ook een blijk van zijn oprechte gehoorzaamheid aan de wil van de Heere..

Vers 49

49. Toen zij nu geëindigd hadden het gehele land erfelijk te verdelen, naar zijn grenzen, volgens de hierboven breedvoerig geschetste grenzen, gaven de kinderen van Israël, namelijk zij, die onder de leiding van de Hogepriester tot de verdelingscommissie behoorden, aan Jozua, de zoon van Nun, een erfdeel in het midden van hen, en wel in de stam, waartoe hij behoorde-in Efraïm.

1) Eindelijk wordt hier nog verteld over een gunstbewijs van het volk jegens Jozua. Want, ofschoon er een gelijke verdeling moest plaats hebben onder de nakomelingen van Abraham, toch had Jozua, wegens zijn voortreffelijke dapperheid, een eervolle vermelding verdiend. Niemand toch heeft zich kunnen beklagen, dat n man is verrijkt, door zichzelf het land toe te delen. Want allereerst in zijn talmen schittert de bezadigdheid van die heilige man, dat hij niet zichzelf iets bezorgd heeft, voordat de publieke toestand was geordend. Waar wordt toch iemand gevonden, die niet na het een of ander bewijs van zijn dapperheid gegeven te hebben, zich haast tot de buit? Niet Jozua, die om zichzelf niet denkt, totdat het land verdeeld is.. Hij verkoos voor zich zo'n erfenis, die in zijn eigen stam was gelegen, willende liever zich in gemeenschap nog nauwer daarmee verenigen, dan de beste plaats van het gehele land, zoals bijvoorbeeld in de stam Juda verkiezen, en daardoor boven zijn broeders uitmunten. Laat niemand, die tot grote eer en aanzien is verheven, zich ooit wegens zijn geslacht, familie of landaard schamen, noch zich vreemd daarvan houden. De tabernakel was nu opgericht in het erfdeel van Efraïm, en voor zoveel Jozua kon voorzien, wilde hij niet ver daar vandaan wonen..

In het kiezen van zijn stad, in Efraïm gelegen, toonde Jozua op sprekende wijze, dat hij de aanwijzing van deze delen door het lot beschouwde als rechtstreeks door de Heere bepaald, maar gaf daardoor ook een blijk van zijn oprechte gehoorzaamheid aan de wil van de Heere..

Vers 50

50. Naar de mond van de HEERE, die waarschijnlijk reeds aan Jozua de belofte gegeven had, toen Hij aan Kaleb een bepaald gebied in het vooruitzicht gaf (Numbers 14:24vv. Joshua 14:9,Joshua 14:12), als een beloning voor zijn onwankelbare trouw, gaven zij hem die stad, welke hij begeerde, namelijk: Thimnath-Serah, ook Thimnath-Heres genoemd, het hedendaagse Tibneh, 7 uur ten noorden van Jeruzalem, en twee uur ten westen van de in (Joshua 8:35) vermelde tweede legerplaats Gilgal, op het gebergte van Efraïm. En hij bouwde die opeen heuvel gelegen stad, 1) en woonde hierin tot zijn laatste snik; en daar is ook zijn graf geweest (24:10 Judges 2:9).

1) D.i. vernieuwde die stad. De stad zelf zal wel bestaan hebben, maar zij zal door de oorlog vreselijk hebben geleden, zodat een vernieuwen ervan gelijkgesteld kon worden met een stichten of opbouwen..

Vers 50

50. Naar de mond van de HEERE, die waarschijnlijk reeds aan Jozua de belofte gegeven had, toen Hij aan Kaleb een bepaald gebied in het vooruitzicht gaf (Numbers 14:24vv. Joshua 14:9,Joshua 14:12), als een beloning voor zijn onwankelbare trouw, gaven zij hem die stad, welke hij begeerde, namelijk: Thimnath-Serah, ook Thimnath-Heres genoemd, het hedendaagse Tibneh, 7 uur ten noorden van Jeruzalem, en twee uur ten westen van de in (Joshua 8:35) vermelde tweede legerplaats Gilgal, op het gebergte van Efraïm. En hij bouwde die opeen heuvel gelegen stad, 1) en woonde hierin tot zijn laatste snik; en daar is ook zijn graf geweest (24:10 Judges 2:9).

1) D.i. vernieuwde die stad. De stad zelf zal wel bestaan hebben, maar zij zal door de oorlog vreselijk hebben geleden, zodat een vernieuwen ervan gelijkgesteld kon worden met een stichten of opbouwen..

Bibliografische Informatie
Dächsel, Karl August. "Commentaar op Joshua 19". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/commentaries/dut/dac/joshua-19.html. 1862-80.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile