Lectionary Calendar
Friday, November 22nd, 2024
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
advertisement
advertisement
advertisement
Attention!
Tired of seeing ads while studying? Now you can enjoy an "Ads Free" version of the site for as little as 10¢ a day and support a great cause!
Click here to learn more!
Click here to learn more!
Bible Commentaries
Bijbelverkaring van Matthew Henry Henry's compleet
Auteursrechtverklaring
Deze bestanden zijn publiek domein en zijn een afgeleide van een elektronische editie die beschikbaar is op de website Bible Support.
Deze bestanden zijn publiek domein en zijn een afgeleide van een elektronische editie die beschikbaar is op de website Bible Support.
Bibliografische Informatie
Henry, Matthew. "Commentaar op Joshua 19". "Bijbelverkaring van Matthew Henry". https://www.studylight.org/commentaries/dut/mhm/joshua-19.html. 1706.
Henry, Matthew. "Commentaar op Joshua 19". "Bijbelverkaring van Matthew Henry". https://www.studylight.org/
Whole Bible (3)
Inleiding
Bijbelverkaring van Matthew Henry, JOZUA 19In de beschrijving van de erfdelen van Juda en Benjamin hebben wij een bericht beide van de grenzen, door welke zij omgeven waren, en van de steden die er in gevonden werden. In de beschrijving van het lot van Efraïm en Manasse hebben wij de grenzen maar niet de steden, in dit hoofdstuk worden de erfdelen van Simeon en Dan alleen naar hun steden beschreven, en worden de grenzen niet opgegeven omdat die veelal binnen Juda lagen, inzonderheid die van de stam van Simeon, van de overigen worden de grenzen aangeduid en hun steden genoemd, inzonderheid de grenssteden. Hier is:
I. Het lot van Simeon, Joshua 19:1.
II. Van Zebulon, Joshua 19:10.
III. Van Issaschar, Joshua 19:17.
IV. Van Aser, Joshua 19:24.
V. Van Dan, Joshua 19:40.
VI Eindelijk het erfdeel, dat aan Jozua zelf en zijn geslacht werd toegewezen, Joshua 19:49.
Inleiding
Bijbelverkaring van Matthew Henry, JOZUA 19In de beschrijving van de erfdelen van Juda en Benjamin hebben wij een bericht beide van de grenzen, door welke zij omgeven waren, en van de steden die er in gevonden werden. In de beschrijving van het lot van Efraïm en Manasse hebben wij de grenzen maar niet de steden, in dit hoofdstuk worden de erfdelen van Simeon en Dan alleen naar hun steden beschreven, en worden de grenzen niet opgegeven omdat die veelal binnen Juda lagen, inzonderheid die van de stam van Simeon, van de overigen worden de grenzen aangeduid en hun steden genoemd, inzonderheid de grenssteden. Hier is:
I. Het lot van Simeon, Joshua 19:1.
II. Van Zebulon, Joshua 19:10.
III. Van Issaschar, Joshua 19:17.
IV. Van Aser, Joshua 19:24.
V. Van Dan, Joshua 19:40.
VI Eindelijk het erfdeel, dat aan Jozua zelf en zijn geslacht werd toegewezen, Joshua 19:49.
Verzen 1-9
Jozua 19:1-9Simeon's lot werd getrokken na die van Juda, Jozef en Benjamin, want Jakob had oneer op die stam gelegd, maar hij wordt toch voor de twee jongere zonen van Lea, en de drie zonen van de dienstmaagden gesteld. Voorzoveel wij weten is geen man van betekenis, hetzij rechter of profeet, uit die stam voortgekomen.
1. Hun erfdeel lag binnen het lot van Juda, Joshua 19:1, en was er uit genomen, Joshua 19:9. De personen, die het eerst het land hadden opgenomen, schijnen het zich groter voorgesteld te hebben dan het was, en gedacht te hebben dat het toereikend zou zijn om aan elke stam een, naar evenredigheid, even groot deel te geven als zij aan Juda hadden toebedeeld, maar bij een nauwkeuriger onderzoek bleek het, dat het daar ontoereikend toe was, Joshua 19:9, het erfdeel van de kinderen van Juda was te veel voor hen, het was meer dan zij nodig hadden, en, zoals zij later bemerkten, meer dan hun ten deel moest vallen. God heeft het echter niet door het lot verminderd, maar liet het over aan hun wijsheid en zorg om later de vergissing te herstellen. En toen zij dit deden, hebben de kinderen van Juda er zich niet tegen verzet, dat hun de steden weer afgenomen werden, die bij de eerste verdeling binnen hun lot vielen, daar zij er nu van overtuigd waren, dat zij meer de hun evenredig deel hadden ontvangen. Al zulke zaken moeten "behoudens vergissingen" geregeld worden, en, zo het nodig is, een herziening worden toegelaten. Hoewel hetgeen hun door het lot ten deel was gevallen, strikt genomen, hun recht was tegenover geheel de wereld, wilden zij toch niet staan op hun recht, toen het bleek dat een andere stam gebrek zou hebben aan hetgeen zij konden missen. Wij moeten zien op hetgeen van een ander is, en niet maar op hetgeen het onze is. De overvloed van sommigen moet voorzien in het gebrek van anderen, opdat er enige gelijkheid zij, waarvoor de billijkheid pleit, al kan het ook niet naar recht worden geëist. Hetgeen nu van Juda werd afgenomen om een nieuw lot te vormen, werd door Gods voorzienigheid zo geleid, dat het Simeon ten deel viel, opdat Jakobs profetie betreffende deze stam: "Ik zal u verdelen onder Jakob," vervuld zou worden. De steden van Simeon waren verstrooid onder Juda door welke stam zij omgeven waren, behalve aan de zijde van de zee. Dit bracht hen in verbond met Juda, Judges 1:3, en was later de gelukkige aanleiding, dat velen uit die stam, ten tijde van de afval dertien stammen onder Jerobeam, het huis van David bleven aanhangen, 2 Chronicles 15:9. Het is goed om in een goede nabuurschap te wonen.
2. De steden in hun lot worden hier genoemd. Beer-Seba, en Seba, die echter namen van dezelfde plaats schijnen te zijn, wordt het eerst genoemd. Ziklag is een van de steden, van welke wij lezen in de geschiedenis van David. Welke maatregelen zij genomen hebben om hun grenzen uit te breiden, en zich ruimte te verschaffen, wordt ons gemeld in 1 Chronicles 4:39 en verv.
Verzen 1-9
Jozua 19:1-9Simeon's lot werd getrokken na die van Juda, Jozef en Benjamin, want Jakob had oneer op die stam gelegd, maar hij wordt toch voor de twee jongere zonen van Lea, en de drie zonen van de dienstmaagden gesteld. Voorzoveel wij weten is geen man van betekenis, hetzij rechter of profeet, uit die stam voortgekomen.
1. Hun erfdeel lag binnen het lot van Juda, Joshua 19:1, en was er uit genomen, Joshua 19:9. De personen, die het eerst het land hadden opgenomen, schijnen het zich groter voorgesteld te hebben dan het was, en gedacht te hebben dat het toereikend zou zijn om aan elke stam een, naar evenredigheid, even groot deel te geven als zij aan Juda hadden toebedeeld, maar bij een nauwkeuriger onderzoek bleek het, dat het daar ontoereikend toe was, Joshua 19:9, het erfdeel van de kinderen van Juda was te veel voor hen, het was meer dan zij nodig hadden, en, zoals zij later bemerkten, meer dan hun ten deel moest vallen. God heeft het echter niet door het lot verminderd, maar liet het over aan hun wijsheid en zorg om later de vergissing te herstellen. En toen zij dit deden, hebben de kinderen van Juda er zich niet tegen verzet, dat hun de steden weer afgenomen werden, die bij de eerste verdeling binnen hun lot vielen, daar zij er nu van overtuigd waren, dat zij meer de hun evenredig deel hadden ontvangen. Al zulke zaken moeten "behoudens vergissingen" geregeld worden, en, zo het nodig is, een herziening worden toegelaten. Hoewel hetgeen hun door het lot ten deel was gevallen, strikt genomen, hun recht was tegenover geheel de wereld, wilden zij toch niet staan op hun recht, toen het bleek dat een andere stam gebrek zou hebben aan hetgeen zij konden missen. Wij moeten zien op hetgeen van een ander is, en niet maar op hetgeen het onze is. De overvloed van sommigen moet voorzien in het gebrek van anderen, opdat er enige gelijkheid zij, waarvoor de billijkheid pleit, al kan het ook niet naar recht worden geëist. Hetgeen nu van Juda werd afgenomen om een nieuw lot te vormen, werd door Gods voorzienigheid zo geleid, dat het Simeon ten deel viel, opdat Jakobs profetie betreffende deze stam: "Ik zal u verdelen onder Jakob," vervuld zou worden. De steden van Simeon waren verstrooid onder Juda door welke stam zij omgeven waren, behalve aan de zijde van de zee. Dit bracht hen in verbond met Juda, Judges 1:3, en was later de gelukkige aanleiding, dat velen uit die stam, ten tijde van de afval dertien stammen onder Jerobeam, het huis van David bleven aanhangen, 2 Chronicles 15:9. Het is goed om in een goede nabuurschap te wonen.
2. De steden in hun lot worden hier genoemd. Beer-Seba, en Seba, die echter namen van dezelfde plaats schijnen te zijn, wordt het eerst genoemd. Ziklag is een van de steden, van welke wij lezen in de geschiedenis van David. Welke maatregelen zij genomen hebben om hun grenzen uit te breiden, en zich ruimte te verschaffen, wordt ons gemeld in 1 Chronicles 4:39 en verv.
Verzen 10-16
Jozua 19:10-16Dit is het lot van Zebulon, die hoewel na Issaschar uit Lea geboren, toch door Jakob en Mozes voor hem gezegend werd, en daarom was het zo beschikt, dat zijn lot voor dat van Issaschar uitkwam. Het lag ten noorden van die stam en ten zuiden van Aser.
1. Het lot van deze stam werd ten westen bespoeld door de Grote Zee, en ten oosten door de Zee van Tiberias, beantwoordende aan Jakobs profetie, Genesis 49:13 "Zebulon zal aan de haven van de zeeën wonen," een haven voor koopvaardijschepen op de Grote Zee, en voor vissersschepen op de Zee van Galilea.
2. Hoewel er plaatsen waren in deze stam die in de geschiedenis van het Ouden Testament vermaard zijn geworden, inzonderheid de berg Karmel, waar in Elia's tijd het geding tussen God en Bal tot beslissing kwam, was dit lot toch veel meer beroemd geworden in de geschiedenis van het Nieuwe Testament, want daarin lag Nazareth, waar onze gezegende Heiland zoveel van Zijn tijd op aarde heeft doorgebracht, vanwaar Hij Jezus van Nazareth genoemd werd, en de berg Thabor was daar, op welke Hij van gedaante werd veranderd, en die oever van de zee van Galilea, waar Christus zo menigmaal gepredikt heeft, en zoveel wonderen heeft gewrocht.
Verzen 10-16
Jozua 19:10-16Dit is het lot van Zebulon, die hoewel na Issaschar uit Lea geboren, toch door Jakob en Mozes voor hem gezegend werd, en daarom was het zo beschikt, dat zijn lot voor dat van Issaschar uitkwam. Het lag ten noorden van die stam en ten zuiden van Aser.
1. Het lot van deze stam werd ten westen bespoeld door de Grote Zee, en ten oosten door de Zee van Tiberias, beantwoordende aan Jakobs profetie, Genesis 49:13 "Zebulon zal aan de haven van de zeeën wonen," een haven voor koopvaardijschepen op de Grote Zee, en voor vissersschepen op de Zee van Galilea.
2. Hoewel er plaatsen waren in deze stam die in de geschiedenis van het Ouden Testament vermaard zijn geworden, inzonderheid de berg Karmel, waar in Elia's tijd het geding tussen God en Bal tot beslissing kwam, was dit lot toch veel meer beroemd geworden in de geschiedenis van het Nieuwe Testament, want daarin lag Nazareth, waar onze gezegende Heiland zoveel van Zijn tijd op aarde heeft doorgebracht, vanwaar Hij Jezus van Nazareth genoemd werd, en de berg Thabor was daar, op welke Hij van gedaante werd veranderd, en die oever van de zee van Galilea, waar Christus zo menigmaal gepredikt heeft, en zoveel wonderen heeft gewrocht.
Verzen 17-23
Jozua 19:17-23Het lot van Issaschar strekte zich uit van de Jordaan in het oosten tot aan de Grote Zee in het westen, ten zuiden paalde het aan Manasse, en ten noorden aan Zebulon. Het was een talrijke stam, Numbers 26:25. Thola, een van de richteren, was uit die stam, Richteren 10:. Evenzo was Baësa, een van de koningen van Israël uit die stam, 1 Kings 15:27 . De gewichtigste plaatsen in die stam waren:
1. Jizreëla, waar Achabs paleis was, en dichtbij Naboths wijngaard.
2. Sunem, waar de Godvruchtige Sunamietische woonde, die aan Elisa gastvrijheid heeft verleend.
3. De beek Kison, aan werker oevers Sisera door Debora en Barak werd verslagen.
4. De bergen van Gilboa, waar Saul en Jonathan verslagen werden, en niet ver vandaar was Endor, waar Saul de waarzegster heeft geraadpleegd,
5. en Megiddo, waar Josia gedood werd, bij Hadad-Rimmon, 2 Kings 23:29, Zachar. 12:11
Verzen 17-23
Jozua 19:17-23Het lot van Issaschar strekte zich uit van de Jordaan in het oosten tot aan de Grote Zee in het westen, ten zuiden paalde het aan Manasse, en ten noorden aan Zebulon. Het was een talrijke stam, Numbers 26:25. Thola, een van de richteren, was uit die stam, Richteren 10:. Evenzo was Baësa, een van de koningen van Israël uit die stam, 1 Kings 15:27 . De gewichtigste plaatsen in die stam waren:
1. Jizreëla, waar Achabs paleis was, en dichtbij Naboths wijngaard.
2. Sunem, waar de Godvruchtige Sunamietische woonde, die aan Elisa gastvrijheid heeft verleend.
3. De beek Kison, aan werker oevers Sisera door Debora en Barak werd verslagen.
4. De bergen van Gilboa, waar Saul en Jonathan verslagen werden, en niet ver vandaar was Endor, waar Saul de waarzegster heeft geraadpleegd,
5. en Megiddo, waar Josia gedood werd, bij Hadad-Rimmon, 2 Kings 23:29, Zachar. 12:11
Verzen 24-31
Jozua 19:24-31Het lot van Aser lag langs de kust van de Grote Zee. Wij lezen van geen merkwaardige persoon, die uit deze stam is voortgekomen, behalve van de profetes Anna, die ten tijde van Christus' geboorte voortdurend in de tempel woonde, Luke 2:1-36. Er waren ook niet veel vermaarde plaatsen in deze stam. Afek, waarvan melding wordt gemaakt in Joshua 19:30, was de plaats in welker nabijheid Benhadad verslagen werd door Achab, 1 Kings 20:30 . Maar zeer dicht bij deze stam lagen de beroemde havensteden Tyrus en Sidon, van welke wij zoveel lezen. Tyrus wordt hier de vaste stad geroemd Joshua 19:29. Maar bisschop Patrick denkt dat het niet hetzelfde Tyrus is, waarvan wij later lezen want die stad was op een eiland gebouwd terwijl deze oude vaste, of sterke, stad op het vasteland lag. En sommigen maken de gissing dat naar deze twee sterkten: Sidon en Tzor of Tyrus, velen van de Kananieten gevlucht zijn om er een toevlucht te zoeken, toen Jozua zijn inval deed in hun land.
Verzen 24-31
Jozua 19:24-31Het lot van Aser lag langs de kust van de Grote Zee. Wij lezen van geen merkwaardige persoon, die uit deze stam is voortgekomen, behalve van de profetes Anna, die ten tijde van Christus' geboorte voortdurend in de tempel woonde, Luke 2:1-36. Er waren ook niet veel vermaarde plaatsen in deze stam. Afek, waarvan melding wordt gemaakt in Joshua 19:30, was de plaats in welker nabijheid Benhadad verslagen werd door Achab, 1 Kings 20:30 . Maar zeer dicht bij deze stam lagen de beroemde havensteden Tyrus en Sidon, van welke wij zoveel lezen. Tyrus wordt hier de vaste stad geroemd Joshua 19:29. Maar bisschop Patrick denkt dat het niet hetzelfde Tyrus is, waarvan wij later lezen want die stad was op een eiland gebouwd terwijl deze oude vaste, of sterke, stad op het vasteland lag. En sommigen maken de gissing dat naar deze twee sterkten: Sidon en Tzor of Tyrus, velen van de Kananieten gevlucht zijn om er een toevlucht te zoeken, toen Jozua zijn inval deed in hun land.
Verzen 32-39
Jozua 19:32-39Het erfdeel van Nafthali lag van alle stammen het noordelijkst grenzende aan de Libanon. De stad Lesem, of Laïs, lag aan de uiterste grens ten noorden, daarom wordt, nadat de Danieten er zich meesters van hadden gemaakt, en haar Dan genoemd hebben, de lengte van Kanan van het noorden naar het zuiden, opgegeven als van Dan tot Beërseba. Nafthali had Zebulon ten zuiden, Aser ten westen, en Juda bij de Jordaan waarschijnlijk een stad van die naam, en aldus onderscheiden van de stam van Juda, ten oosten. Het was in het lot van deze stam dicht bij de wateren van Merom, dat Jozua streed met Jabin en hem versloeg, Joshua 11:1 en verv. In deze stam lagen Kapernaum en Bethsaida aan het noordelijk einde van de zee van Tiberias, waar Christus zoveel grote werken gedaan heeft, en de berg waarop (naar men denkt) Christus gepredikt heeft, Matthew 5:1
Verzen 32-39
Jozua 19:32-39Het erfdeel van Nafthali lag van alle stammen het noordelijkst grenzende aan de Libanon. De stad Lesem, of Laïs, lag aan de uiterste grens ten noorden, daarom wordt, nadat de Danieten er zich meesters van hadden gemaakt, en haar Dan genoemd hebben, de lengte van Kanan van het noorden naar het zuiden, opgegeven als van Dan tot Beërseba. Nafthali had Zebulon ten zuiden, Aser ten westen, en Juda bij de Jordaan waarschijnlijk een stad van die naam, en aldus onderscheiden van de stam van Juda, ten oosten. Het was in het lot van deze stam dicht bij de wateren van Merom, dat Jozua streed met Jabin en hem versloeg, Joshua 11:1 en verv. In deze stam lagen Kapernaum en Bethsaida aan het noordelijk einde van de zee van Tiberias, waar Christus zoveel grote werken gedaan heeft, en de berg waarop (naar men denkt) Christus gepredikt heeft, Matthew 5:1
Verzen 40-48
Jozua 19:40-48Hoewel Dan de aanvoerder was van een van de vier afdelingen van het leger Israëls in de woestijn, die namelijk, welke de achterhoede vormde, was hij toch de laatste, voor wie in Kanan werd voorzien, en zijn lot viel in het zuidelijk deel van Kanan, tussen Juda aan de oostzijde, en het land van de Filistijnen ten westen, Efraïm was ten noorden en Simeon ten zuiden. Gods voorzienigheid plaatste deze talrijke en machtige stam op een post van gevaar, als zijnde het best instaat om de lastige kwellende naburen, de Filistijnen, in bedwang te houden, en dit werd aldus bevonden in Simsons tijd. Hier is:
1. Een bericht van hetgeen deze stam door het lot ten deel is gevallen. Van Zora en Esthaol en het leger van Dan in die streken lezen wij in de geschiedenis van Simson. En in de nabijheid lag het dal van Eskol, vanwaar de verspieders de vermaarde druiventros hebben medegebracht. Jafo, of Joppe, was in dit lot.
2. Een bericht van hetgeen zij door hun eigen vlijt en dapperheid verkregen hebben hetgeen hier, in Joshua 19:47, vermeld wordt, maar uitvoerig verhaald is in Judges 18:7 en verv.
Verzen 40-48
Jozua 19:40-48Hoewel Dan de aanvoerder was van een van de vier afdelingen van het leger Israëls in de woestijn, die namelijk, welke de achterhoede vormde, was hij toch de laatste, voor wie in Kanan werd voorzien, en zijn lot viel in het zuidelijk deel van Kanan, tussen Juda aan de oostzijde, en het land van de Filistijnen ten westen, Efraïm was ten noorden en Simeon ten zuiden. Gods voorzienigheid plaatste deze talrijke en machtige stam op een post van gevaar, als zijnde het best instaat om de lastige kwellende naburen, de Filistijnen, in bedwang te houden, en dit werd aldus bevonden in Simsons tijd. Hier is:
1. Een bericht van hetgeen deze stam door het lot ten deel is gevallen. Van Zora en Esthaol en het leger van Dan in die streken lezen wij in de geschiedenis van Simson. En in de nabijheid lag het dal van Eskol, vanwaar de verspieders de vermaarde druiventros hebben medegebracht. Jafo, of Joppe, was in dit lot.
2. Een bericht van hetgeen zij door hun eigen vlijt en dapperheid verkregen hebben hetgeen hier, in Joshua 19:47, vermeld wordt, maar uitvoerig verhaald is in Judges 18:7 en verv.
Verzen 49-51
Jozua 19:49-51In dit laatste vers wordt het verhaal van de verdeling des lands plechtig ten einde gebracht, hetgeen aanduidt dat het tot ieders genoegen en tevredenheid was geschied maar eerst hebben wij het bericht van het bijzondere erfdeel, dat aan Jozua werd toegewezen.
I. Hij was de laatste, die een erfdeel ontving, hoewel hij de oudste en voornaamste persoon was van geheel Israël, en, daar hij het opperbevel had gevoerd bij de verovering van Kanan wel geëist zou kunnen hebben om het eerst voor zich en zijn geslacht een vestiging te ontvangen. Maar hij wilde doen blijken dat hij in alles wat hij deed het goede voor zijn volk op het oog had, maar niet zijn eigen bijzonder belang. Hij was tevreden om nog ongevestigd te blijven, totdat hij allen goed geplaatst zag, en hierin is hij een groot voorbeeld voor allen, die een openbaar ambt bekleden om het algemeen welzijn voor hun eigen wens of genoegen te stellen. Laat eerst het publiek verzorgd zijn.
2. Hij ontving zijn lot naar de mond des Heeren. Waarschijnlijk heeft God, toen Hij door Mozes aan Kaleb zei welk erfdeel hij zou ontvangen, Joshua 14:9, dezelfde belofte gegeven aan Jozua, waardoor hem zijn erfdeel dubbel lieflijk werd, daar hij het niet, zoals de overigen, door Gods algemene voorzienigheid, maar door een bijzondere belofte had verkregen.
3. Hij koos het op het gebergte Efraïm, dat aan zijn eigen stam behoorde, waardoor hij dus in gemeenschap bleef met zijn stam, terwijl hij door een bijzonder voorrecht zijn erfdeel in een anderen stam, bijvoorbeeld in die van Juda, had kunnen kiezen, om zich aldus van zijn stamgenoten te onderscheiden. Laat niemand door de eer of het aanzien, waartoe hij gekomen is, zich zijn familie of zijn land schamen, of er van vervreemd worden. De tabernakel was in het lot van Efraïm opgericht, en Jozua wilde het zo overleggen, dat hij er niet ver van af zou zijn.
4. De kinderen Israëls worden gezegd het hem gegeven te hebben, Joshua 19:49, hetgeen zijn ootmoed te kennen geeft, daar hij het niet wilde nemen zonder de toestemming en goedkeuring des volks, waarmee hij heeft willen erkennen hoewel "major singulis, groter dan iemand hunner afzonderlijk," toch "minor universis-minder dan geheel de vergadering-"te zijn, en de bezitting van zijn geslacht, onder God, door de schenking des volks wilde houden.
5. Het was een stad, die gebouwd moest worden, eer zij geschikt was om er in te wonen. Terwijl anderen in huizen woonden, die zij niet hadden gebouwd, moet Jozua voor zich bouwen ten einde een voorbeeld te zijn van vlijt en van vergenoegdheid met het geringe, met gebouwen die hij zonder kunst of pracht, in van de haast kon oprichten. Zo is onze Heere Jezus gekomen, en "heeft onder ons gewoond," niet in pracht maar in armoede, ons rust bereidende, terwijl Hij zelf niet had waar Hij het hoofd zou nederleggen. Ook Christus heeft zichzelf niet behaagd.
Verzen 49-51
Jozua 19:49-51In dit laatste vers wordt het verhaal van de verdeling des lands plechtig ten einde gebracht, hetgeen aanduidt dat het tot ieders genoegen en tevredenheid was geschied maar eerst hebben wij het bericht van het bijzondere erfdeel, dat aan Jozua werd toegewezen.
I. Hij was de laatste, die een erfdeel ontving, hoewel hij de oudste en voornaamste persoon was van geheel Israël, en, daar hij het opperbevel had gevoerd bij de verovering van Kanan wel geëist zou kunnen hebben om het eerst voor zich en zijn geslacht een vestiging te ontvangen. Maar hij wilde doen blijken dat hij in alles wat hij deed het goede voor zijn volk op het oog had, maar niet zijn eigen bijzonder belang. Hij was tevreden om nog ongevestigd te blijven, totdat hij allen goed geplaatst zag, en hierin is hij een groot voorbeeld voor allen, die een openbaar ambt bekleden om het algemeen welzijn voor hun eigen wens of genoegen te stellen. Laat eerst het publiek verzorgd zijn.
2. Hij ontving zijn lot naar de mond des Heeren. Waarschijnlijk heeft God, toen Hij door Mozes aan Kaleb zei welk erfdeel hij zou ontvangen, Joshua 14:9, dezelfde belofte gegeven aan Jozua, waardoor hem zijn erfdeel dubbel lieflijk werd, daar hij het niet, zoals de overigen, door Gods algemene voorzienigheid, maar door een bijzondere belofte had verkregen.
3. Hij koos het op het gebergte Efraïm, dat aan zijn eigen stam behoorde, waardoor hij dus in gemeenschap bleef met zijn stam, terwijl hij door een bijzonder voorrecht zijn erfdeel in een anderen stam, bijvoorbeeld in die van Juda, had kunnen kiezen, om zich aldus van zijn stamgenoten te onderscheiden. Laat niemand door de eer of het aanzien, waartoe hij gekomen is, zich zijn familie of zijn land schamen, of er van vervreemd worden. De tabernakel was in het lot van Efraïm opgericht, en Jozua wilde het zo overleggen, dat hij er niet ver van af zou zijn.
4. De kinderen Israëls worden gezegd het hem gegeven te hebben, Joshua 19:49, hetgeen zijn ootmoed te kennen geeft, daar hij het niet wilde nemen zonder de toestemming en goedkeuring des volks, waarmee hij heeft willen erkennen hoewel "major singulis, groter dan iemand hunner afzonderlijk," toch "minor universis-minder dan geheel de vergadering-"te zijn, en de bezitting van zijn geslacht, onder God, door de schenking des volks wilde houden.
5. Het was een stad, die gebouwd moest worden, eer zij geschikt was om er in te wonen. Terwijl anderen in huizen woonden, die zij niet hadden gebouwd, moet Jozua voor zich bouwen ten einde een voorbeeld te zijn van vlijt en van vergenoegdheid met het geringe, met gebouwen die hij zonder kunst of pracht, in van de haast kon oprichten. Zo is onze Heere Jezus gekomen, en "heeft onder ons gewoond," niet in pracht maar in armoede, ons rust bereidende, terwijl Hij zelf niet had waar Hij het hoofd zou nederleggen. Ook Christus heeft zichzelf niet behaagd.