Lectionary Calendar
Monday, December 23rd, 2024
the Fourth Week of Advent
the Fourth Week of Advent
advertisement
advertisement
advertisement
Attention!
For 10¢ a day you can enjoy StudyLight.org ads
free while helping to build churches and support pastors in Uganda.
Click here to learn more!
free while helping to build churches and support pastors in Uganda.
Click here to learn more!
Bible Commentaries
Dächsel Bijbelverklaring Dächsel Bijbelverklaring
Auteursrechtverklaring
Deze bestanden zijn publiek domein en zijn een afgeleide van een elektronische editie die beschikbaar is op de website Bible Support.
Deze bestanden zijn publiek domein en zijn een afgeleide van een elektronische editie die beschikbaar is op de website Bible Support.
Bibliografische Informatie
Dächsel, Karl August. "Commentaar op Job 13". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/commentaries/dut/dac/job-13.html. 1862-80.
Dächsel, Karl August. "Commentaar op Job 13". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/
Whole Bible (3)
Inleiding
Bijbelverkaring van Dchsel, JOB 13Job 13:1.
JOB GAAT MET ZIJN VERANTWOORDING VOORT.
III. Job 13:1-Job 13:11. Uwe wijsheid is, gelijk gij ziet, ene zeer gewone; gij zegt niets nieuwe voor mij. Daar gij ook geheel onbekwaam blijkt te zijn, om mij ellendige te helpen, zo wil ik mij geheel van u afwenden, en aan God alleen mijn recht en mijne klacht voordragen. Gij zult echter meten, dat God uwe zonde niet ongestraft zal laten, daar gij tegen beter weten in, u zelven beliegt, en Gods zaak met onrechtvaardige middelen drijft.
Inleiding
Bijbelverkaring van Dchsel, JOB 13Job 13:1.
JOB GAAT MET ZIJN VERANTWOORDING VOORT.
III. Job 13:1-Job 13:11. Uwe wijsheid is, gelijk gij ziet, ene zeer gewone; gij zegt niets nieuwe voor mij. Daar gij ook geheel onbekwaam blijkt te zijn, om mij ellendige te helpen, zo wil ik mij geheel van u afwenden, en aan God alleen mijn recht en mijne klacht voordragen. Gij zult echter meten, dat God uwe zonde niet ongestraft zal laten, daar gij tegen beter weten in, u zelven beliegt, en Gods zaak met onrechtvaardige middelen drijft.
Vers 1
1. Ziet, dat alles, wat ik zo even meegedeeld heb (Job 12:14-Job 12:25), heeft mijn oog gedurende mijn leven gezien, mijn oor gehoord en verstaan; al die aangevoerde wijze spreuken der vaderen heb ik door de ondervinding van mijn eigen leven bevestigd gezien.Vers 1
1. Ziet, dat alles, wat ik zo even meegedeeld heb (Job 12:14-Job 12:25), heeft mijn oog gedurende mijn leven gezien, mijn oor gehoord en verstaan; al die aangevoerde wijze spreuken der vaderen heb ik door de ondervinding van mijn eigen leven bevestigd gezien.Vers 2
2. Gelijk gijlieden het weet, weet ik het ook, ik zwicht niet voor u 1) in de kennis van het Godsbestuur op aarde (Job 12:3).1) In Job 12:1 heeft Job reeds gezegd, dat hij in niets onder deed voor zijne vrienden, wat de kennis van God en Goddelijke zaken betreft. In Job 13:1 heeft hij dit bewezen, waarin hij in korte trekken zijne kennis van God mededeelt, zodat hij nu, als door de daad bewezen, het kan zeggen: gelijk gijlieden het weet, weet ik het ook, ik zwicht niet voor u. En daarop spreekt hij het uit, dat hij zich tot den Almachtige zal wenden, dewijl zijne vrienden leugenstoffeerders zijn en stumpers van geneesmeesters. Job wordt nu zeer scherp tegen zijne vrienden.
Vers 2
2. Gelijk gijlieden het weet, weet ik het ook, ik zwicht niet voor u 1) in de kennis van het Godsbestuur op aarde (Job 12:3).1) In Job 12:1 heeft Job reeds gezegd, dat hij in niets onder deed voor zijne vrienden, wat de kennis van God en Goddelijke zaken betreft. In Job 13:1 heeft hij dit bewezen, waarin hij in korte trekken zijne kennis van God mededeelt, zodat hij nu, als door de daad bewezen, het kan zeggen: gelijk gijlieden het weet, weet ik het ook, ik zwicht niet voor u. En daarop spreekt hij het uit, dat hij zich tot den Almachtige zal wenden, dewijl zijne vrienden leugenstoffeerders zijn en stumpers van geneesmeesters. Job wordt nu zeer scherp tegen zijne vrienden.
Vers 3
3. Maar het verdriet mij langer met u te strijden over de oorzaak van mijne ellende, ik zal mij daarom tot den Almachtige wenden en tot Hem spreken, en ik ben belust, verlang er des te meer naar mij te verdedigen voor God; hoe meer gij mij afstoot, des te sterker verlang ik mijne zaak Hem voor te leggen.Vers 3
3. Maar het verdriet mij langer met u te strijden over de oorzaak van mijne ellende, ik zal mij daarom tot den Almachtige wenden en tot Hem spreken, en ik ben belust, verlang er des te meer naar mij te verdedigen voor God; hoe meer gij mij afstoot, des te sterker verlang ik mijne zaak Hem voor te leggen.Vers 4
4. Want gewis gij zijt leugenstoffeerders 1), gij verklaart het vals, alsof ik een van God verworpen misdadiger ben; gij allen zijt nietige medicijnmeesters 2), die mij geen medicijn voor de wonden mijns harten geven kunt.1) Leugenstoffeerders, in den zin van, leugens als lappen aan elkaar naaiende. Zo wil hij zeggen, doet ook gij. Gelijk men lappen aan elkaar naait, zo gereinigd gij de ene leugen met de andere, en al uw spreken is niet anders dan n leugen. In het tweede deel noemt hij hen nietige. d.i. bedrieglijke medicijnmeesters, stumpers, die niet weten, hoe zij een zieke moeten behandelen.
2) Even als een geneesheer des mensen lichaam verzorgt en tegen alle krankheden enen voorraad van artsenijen heeft, zo is ieder getrouw leraar de arts der zielen. Een geneesheer moet een vriendelijk en wijs man zijn, hij moet de eigenschap, natuur, levenswijze en wandel van elke patiënt weten; dat hij geheel anders moet omgaan met iemand, die groot en sterk opgegroeid is, dan met iemand van ene zwakke complexie (lichaamsgesteldheid). Zo moet ieder waar leraar, iedere arts der zielen, bekwaam zijn om te weten, hoe hij met wilde, roekeloze en geruste mensen moet omgaan, om hen te winnen, maar ook, hoe hij de bedroefde en verslagene harten vriendelijk met liefelijke en troostrijke spreuken ontmoeten zal, gelijk de Heere Jezus deed (Matthew 9:12. John 20:17. Luke 7:50)..
Vers 4
4. Want gewis gij zijt leugenstoffeerders 1), gij verklaart het vals, alsof ik een van God verworpen misdadiger ben; gij allen zijt nietige medicijnmeesters 2), die mij geen medicijn voor de wonden mijns harten geven kunt.1) Leugenstoffeerders, in den zin van, leugens als lappen aan elkaar naaiende. Zo wil hij zeggen, doet ook gij. Gelijk men lappen aan elkaar naait, zo gereinigd gij de ene leugen met de andere, en al uw spreken is niet anders dan n leugen. In het tweede deel noemt hij hen nietige. d.i. bedrieglijke medicijnmeesters, stumpers, die niet weten, hoe zij een zieke moeten behandelen.
2) Even als een geneesheer des mensen lichaam verzorgt en tegen alle krankheden enen voorraad van artsenijen heeft, zo is ieder getrouw leraar de arts der zielen. Een geneesheer moet een vriendelijk en wijs man zijn, hij moet de eigenschap, natuur, levenswijze en wandel van elke patiënt weten; dat hij geheel anders moet omgaan met iemand, die groot en sterk opgegroeid is, dan met iemand van ene zwakke complexie (lichaamsgesteldheid). Zo moet ieder waar leraar, iedere arts der zielen, bekwaam zijn om te weten, hoe hij met wilde, roekeloze en geruste mensen moet omgaan, om hen te winnen, maar ook, hoe hij de bedroefde en verslagene harten vriendelijk met liefelijke en troostrijke spreuken ontmoeten zal, gelijk de Heere Jezus deed (Matthew 9:12. John 20:17. Luke 7:50)..
Vers 5
5. a) Och of gij gans stilzweeg, daar gij mijne zaak toch niet kunt begrijpen, dat gij stil nagedacht had over Gods wonderbaar, onbegrijpelijk handelen, dat zou ulieden voor wijsheid wezen, zo werd gij wijs, dat zou voor u ten minste een begin zijn, om wijs te worden.a) Proverbs 17:28.
Verwant hiermede is de spreuk: "Si tacuisses, philosophus mansisses" (had gij gezwegen, gij waart wijs gebleven) en het Rabbijnse gezegde: "Zich afmatten om te begrijpen is begrijpen."
Vers 5
5. a) Och of gij gans stilzweeg, daar gij mijne zaak toch niet kunt begrijpen, dat gij stil nagedacht had over Gods wonderbaar, onbegrijpelijk handelen, dat zou ulieden voor wijsheid wezen, zo werd gij wijs, dat zou voor u ten minste een begin zijn, om wijs te worden.a) Proverbs 17:28.
Verwant hiermede is de spreuk: "Si tacuisses, philosophus mansisses" (had gij gezwegen, gij waart wijs gebleven) en het Rabbijnse gezegde: "Zich afmatten om te begrijpen is begrijpen."
Vers 6
6. Hoort toch mijne verdediging, en merkt op de twistingen, de tegenredenen, de antwoorden mijner lippen tegen u.Vers 6
6. Hoort toch mijne verdediging, en merkt op de twistingen, de tegenredenen, de antwoorden mijner lippen tegen u.Vers 7
7. a) Zult gij voor God, om Gods gerechtigheid te redden, onrecht spreken, daar gij wel weet, dat ik geen verhard zondaar ben, en zult gij voor Hem, om Hem te vleien, bedriegerij spreken 1), u het bedrog veroorloven Gods rechtvaardigheid te steunen?a) Job 17:5; Job 32:21; Job 36:4.
1) Wat gij gesproken hebt, hebt gij gesproken, wil Job zeggen, om Gods handelingen met mij een schonen glimp te geven, maar gij hebt er Gode geen dienst mee gedaan. Gij hebt een voorstelling van God gegeven, waarvoor God U zeker zal straffen en tegenkomen.
Vers 7
7. a) Zult gij voor God, om Gods gerechtigheid te redden, onrecht spreken, daar gij wel weet, dat ik geen verhard zondaar ben, en zult gij voor Hem, om Hem te vleien, bedriegerij spreken 1), u het bedrog veroorloven Gods rechtvaardigheid te steunen?a) Job 17:5; Job 32:21; Job 36:4.
1) Wat gij gesproken hebt, hebt gij gesproken, wil Job zeggen, om Gods handelingen met mij een schonen glimp te geven, maar gij hebt er Gode geen dienst mee gedaan. Gij hebt een voorstelling van God gegeven, waarvoor God U zeker zal straffen en tegenkomen.
Vers 8
8. Zult gij, als onrechtvaardige rechters, u door Zijne grootheid en macht laten omkopen, en Zijn aangezicht aannemen? Zult gij voor God twisten, als een leugenadvocaat tegenover mij?Altijd is ene miskenning der waarheid, wanneer zij ook schijnbaar tot de meest oprechte overtuiging wordt (als bij sectarissen en valse profeten) met ene inwendige onwaarheid verbonden. Men sluit met geweld de ogen tegenover al datgene, wat de geliefde mening tegenspreekt; men misleidt het geweten met enen bijzonderen ijver voor Gods eer (gelijk sommige Jezuïeten "in majorem Der gloriam" zelfs ontucht niet voor strafbaar houden), terwijl toch het doel de middelen niet heiligen kan.
Vers 8
8. Zult gij, als onrechtvaardige rechters, u door Zijne grootheid en macht laten omkopen, en Zijn aangezicht aannemen? Zult gij voor God twisten, als een leugenadvocaat tegenover mij?Altijd is ene miskenning der waarheid, wanneer zij ook schijnbaar tot de meest oprechte overtuiging wordt (als bij sectarissen en valse profeten) met ene inwendige onwaarheid verbonden. Men sluit met geweld de ogen tegenover al datgene, wat de geliefde mening tegenspreekt; men misleidt het geweten met enen bijzonderen ijver voor Gods eer (gelijk sommige Jezuïeten "in majorem Der gloriam" zelfs ontucht niet voor strafbaar houden), terwijl toch het doel de middelen niet heiligen kan.
Vers 9
9. Zal het goed zijn, als Hij, die de harten proeft, u zal onderzoeken 1), als uw Rechter? Zult gij met Hem, die niet alleen wat voor ogen is, maar het hart aanziet, spotten, gelijk men met een mens spot? Hij laat zich niet bespotten (Galatians 6:7).1) God richt ons wanneer Hij onze harten met den hamer der wet verplettert, en den satan toelaat, dat hij onze zonde, die wij gedaan hebben, ons voor ogen stelt, en de ontzettende voorbeelden van den goddelijken toorn ons voorhoudt, wanneer ons God recht laat gevoelen Zijnen toorn en den helleangst, zodat ons daardoor de gehele wijde wereld te eng wordt.. Zoudt gij, zo zegt hij hier, kunnen verdragen, dat de grondbeginselen zelf, op welke gij uwe gestrenge bestraffingen vestigt, in dezelve binnenste bezien werden? En dat uwe zaak eens tot in den grond onderzocht werd? Merkt hier, dat het ons allen betaamt, om in goeden ernst te overwegen, of het al of niet tot ons voordeel en best zou strekken, indien God onze harten onderzocht..
Vers 9
9. Zal het goed zijn, als Hij, die de harten proeft, u zal onderzoeken 1), als uw Rechter? Zult gij met Hem, die niet alleen wat voor ogen is, maar het hart aanziet, spotten, gelijk men met een mens spot? Hij laat zich niet bespotten (Galatians 6:7).1) God richt ons wanneer Hij onze harten met den hamer der wet verplettert, en den satan toelaat, dat hij onze zonde, die wij gedaan hebben, ons voor ogen stelt, en de ontzettende voorbeelden van den goddelijken toorn ons voorhoudt, wanneer ons God recht laat gevoelen Zijnen toorn en den helleangst, zodat ons daardoor de gehele wijde wereld te eng wordt.. Zoudt gij, zo zegt hij hier, kunnen verdragen, dat de grondbeginselen zelf, op welke gij uwe gestrenge bestraffingen vestigt, in dezelve binnenste bezien werden? En dat uwe zaak eens tot in den grond onderzocht werd? Merkt hier, dat het ons allen betaamt, om in goeden ernst te overwegen, of het al of niet tot ons voordeel en best zou strekken, indien God onze harten onderzocht..
Vers 10
10. Hij zal u gewis voor aller ogen bestraffen, zo gij in het verborgene het aangezicht aanneemt 1), zo gij om Hem te eren, iets beweert, terwijl uw hart van het tegendeel overtuigd is.1) Dit wil zeggen, indien gij in het geheim partijdig zijt, niet eerlijk, niet rechtvaardig, zodat gij met den mond anders spreekt, dan gij in uw hart overtuigd zijt. Job komt hier op tegen hun eigengerechtig drijven, het drijven van den Farizeeër, die van buiten wel schoon schijnt, maar van binnen vuil, huichelachtig en misleidend is.
Vers 10
10. Hij zal u gewis voor aller ogen bestraffen, zo gij in het verborgene het aangezicht aanneemt 1), zo gij om Hem te eren, iets beweert, terwijl uw hart van het tegendeel overtuigd is.1) Dit wil zeggen, indien gij in het geheim partijdig zijt, niet eerlijk, niet rechtvaardig, zodat gij met den mond anders spreekt, dan gij in uw hart overtuigd zijt. Job komt hier op tegen hun eigengerechtig drijven, het drijven van den Farizeeër, die van buiten wel schoon schijnt, maar van binnen vuil, huichelachtig en misleidend is.
Vers 11
11. Zal u niet Zijne hoogheid verschrikken, zodat gij sidderend en bevend daar staat, wanneer Hij Zijne heerlijkheid openbaart, die tot rechtvaardiging van haar handelen gene omkering der waarheid nodig heeft, en zal Zijne vreze, de verschrikking voor de openbaring Zijner heilige Majesteit niet over u vallen, zodat gij bedwelmd wordt en ongeschikt om u te verantwoorden.12.
IV. Job 13:12-Job 13:19. Uwe bewijsgronden houden geen steek, laat mij daarom met vrede, zo zal ik alleen God mijn recht voorstellen, al moet ik er ook den dood voor lijden. Wat helpt het mij, mijn leven te sparen, zo ik toch spoedig sterven moet? Wanneer Hij mij toestaat mij voor Hem te rechtvaardigen, zo is mij dit reeds dadelijk overwinning. Dan zal ik zeker recht verkrijgen.
Vers 11
11. Zal u niet Zijne hoogheid verschrikken, zodat gij sidderend en bevend daar staat, wanneer Hij Zijne heerlijkheid openbaart, die tot rechtvaardiging van haar handelen gene omkering der waarheid nodig heeft, en zal Zijne vreze, de verschrikking voor de openbaring Zijner heilige Majesteit niet over u vallen, zodat gij bedwelmd wordt en ongeschikt om u te verantwoorden.12.
IV. Job 13:12-Job 13:19. Uwe bewijsgronden houden geen steek, laat mij daarom met vrede, zo zal ik alleen God mijn recht voorstellen, al moet ik er ook den dood voor lijden. Wat helpt het mij, mijn leven te sparen, zo ik toch spoedig sterven moet? Wanneer Hij mij toestaat mij voor Hem te rechtvaardigen, zo is mij dit reeds dadelijk overwinning. Dan zal ik zeker recht verkrijgen.
Vers 12
12. Uwe gedachtenissen, de menigte uwer spreuken, die gij u herinnert, en waarmee gij mij waarschuwt en vermaant, zijn gelijk as, die in den wind gestrooid wordt, uwe hoogten, achter welke gij de waarheid en gerechtigheid Gods verdedigen wilt, zijn als hoogten van leem, zij zullen voor het gericht Gods blijken zo nietig te wezen als schansen van leem.Vers 12
12. Uwe gedachtenissen, de menigte uwer spreuken, die gij u herinnert, en waarmee gij mij waarschuwt en vermaant, zijn gelijk as, die in den wind gestrooid wordt, uwe hoogten, achter welke gij de waarheid en gerechtigheid Gods verdedigen wilt, zijn als hoogten van leem, zij zullen voor het gericht Gods blijken zo nietig te wezen als schansen van leem.Vers 13
13. Valt mij dan niet langer lastig; houdt stil van (voor) mij, opdat ik spreke, en mijne zaak voor God verdedige, er ga over mij, wat het zij; er kome van, wat het wil.Vers 13
13. Valt mij dan niet langer lastig; houdt stil van (voor) mij, opdat ik spreke, en mijne zaak voor God verdedige, er ga over mij, wat het zij; er kome van, wat het wil.Vers 14
14. Waarom zou ik mijn vlees, gelijk een roofdier zijn buit, in mijne tanden nemen 1). Waarom zou ik mijn leven zoeken te redden, door voor God niet uit te spreken, waartoe mijn hart mij dringt, en mijne ziel in mijne hand stellen 2) en met vreze bewaren?1) Job 13:14 sluit zich onmiddellijk aan aan het vorige. Job ontleent zijn beeld aan het roofdier, dat zijn buit tussen zijn tanden houdt, om het te bewaren. Job wil zeggen, waarom zou ik zo angstvallig voor mijn leven vrezen! Hij stelt zijne rechtvaardiging hoger dan zijn leven. Dit is hem het smartelijkste en het schrikkelijkste, dat hij als een veroordeelde, als een van God vervreemde beschouwd wordt. En liever wil hij desnoods sterven, dan in zulk een toestand verder voortleven.
2) Volgens ene andere verklaring luidt de tweede helft van het vers: "Neen! ik neem mijne ziel in mijne handen; " ik zet zonder vreze des doods mijn leven op het spel. (vgl. Judges 12:3).
Vers 14
14. Waarom zou ik mijn vlees, gelijk een roofdier zijn buit, in mijne tanden nemen 1). Waarom zou ik mijn leven zoeken te redden, door voor God niet uit te spreken, waartoe mijn hart mij dringt, en mijne ziel in mijne hand stellen 2) en met vreze bewaren?1) Job 13:14 sluit zich onmiddellijk aan aan het vorige. Job ontleent zijn beeld aan het roofdier, dat zijn buit tussen zijn tanden houdt, om het te bewaren. Job wil zeggen, waarom zou ik zo angstvallig voor mijn leven vrezen! Hij stelt zijne rechtvaardiging hoger dan zijn leven. Dit is hem het smartelijkste en het schrikkelijkste, dat hij als een veroordeelde, als een van God vervreemde beschouwd wordt. En liever wil hij desnoods sterven, dan in zulk een toestand verder voortleven.
2) Volgens ene andere verklaring luidt de tweede helft van het vers: "Neen! ik neem mijne ziel in mijne handen; " ik zet zonder vreze des doods mijn leven op het spel. (vgl. Judges 12:3).
Vers 15
15. Ziet, zo Hij mij doodde, zou ik niet hopen? 1) Het is er zo ver aan af, dat ik zou wanhopen, dat ik niet zal nalaten op Hem te vertrouwen, hoewel Hij mij door dit verdriet uit het leven wegnam; evenwel, of, nochtans zal ik mijne wegen voor Zijn aangezicht verdedigen, ik zal mijn voorbijgegaan leven rechtvaardigen, als naar Gods wil doorgebracht.1) Alzo vertalen (met onze Staten-overzetters), de Vulgata en de Engels overzetting (Psalms 23:4. Proverbs 14:32). Menige gelovige ziel heeft uit deze woorden troost en sterkte op zijn doodsbed geput. De godzalige dichteres Louise Henriette van Brandenburg, gemalin van den groten Keurvorst, koos bij haren dood (18 Juni 1667) dit woord voor haren lijktekst..
Deze is een verheven uitdrukking van een welgevestigd geloof, tot welken trap wij allen moeten trachten op te klimmen, dat is, wij behoren wel te vreden te zijn, dat we God tot onzen vriend hebben, ofschoon wij denken mogen, dat Hij zich als een vijand jegens ons gedraagt. Wij moeten God blijven aankleven en ons in Hem verblijden, als wij niets meer rondom ons hebben, hetgeen ons vermaken kan; ja, al konden wij zelfs op dien tijd geen reden van blijdschap of troost altoos zien..
In hoofdsom zegt Job, dat, ofschoon hij, door zijne vernedering en de hevigheid zijner smarten, als is ten ondergegaan, hij nochtans alle hoop niet heeft laten varen, niet omdat hij met God zou willen twisten, of zich van Hem afwenden, of door een zekere vete Zijn vriendschap vaarwel zeggen. Waarom? Hij verzekert daarentegen, dat hij zou hopen, hoe het ook mocht gaan. Ofschoon Hij mij doodde en verdierf, zegt hij, zou ik daarom nog niet aflaten op Hem te hopen. Maar echter zal ik de wegen, die Hij met mij houdt, bezien en wederleggen. Ziedaar, dat hij zijne hevigheid, welke men aanschouwd heeft, verenigt met hoop op God. Doch hier hebben wij een klare en duidelijke spiegel van Gods werken. Hij laat den gelovige vallen, opdat het geloof des te meer zou openbaar worden. Wel schijnt in die dingen enige strijd tussen elkaar te bestaan, maar God brengt het met elkaar overeen..
Vers 15
15. Ziet, zo Hij mij doodde, zou ik niet hopen? 1) Het is er zo ver aan af, dat ik zou wanhopen, dat ik niet zal nalaten op Hem te vertrouwen, hoewel Hij mij door dit verdriet uit het leven wegnam; evenwel, of, nochtans zal ik mijne wegen voor Zijn aangezicht verdedigen, ik zal mijn voorbijgegaan leven rechtvaardigen, als naar Gods wil doorgebracht.1) Alzo vertalen (met onze Staten-overzetters), de Vulgata en de Engels overzetting (Psalms 23:4. Proverbs 14:32). Menige gelovige ziel heeft uit deze woorden troost en sterkte op zijn doodsbed geput. De godzalige dichteres Louise Henriette van Brandenburg, gemalin van den groten Keurvorst, koos bij haren dood (18 Juni 1667) dit woord voor haren lijktekst..
Deze is een verheven uitdrukking van een welgevestigd geloof, tot welken trap wij allen moeten trachten op te klimmen, dat is, wij behoren wel te vreden te zijn, dat we God tot onzen vriend hebben, ofschoon wij denken mogen, dat Hij zich als een vijand jegens ons gedraagt. Wij moeten God blijven aankleven en ons in Hem verblijden, als wij niets meer rondom ons hebben, hetgeen ons vermaken kan; ja, al konden wij zelfs op dien tijd geen reden van blijdschap of troost altoos zien..
In hoofdsom zegt Job, dat, ofschoon hij, door zijne vernedering en de hevigheid zijner smarten, als is ten ondergegaan, hij nochtans alle hoop niet heeft laten varen, niet omdat hij met God zou willen twisten, of zich van Hem afwenden, of door een zekere vete Zijn vriendschap vaarwel zeggen. Waarom? Hij verzekert daarentegen, dat hij zou hopen, hoe het ook mocht gaan. Ofschoon Hij mij doodde en verdierf, zegt hij, zou ik daarom nog niet aflaten op Hem te hopen. Maar echter zal ik de wegen, die Hij met mij houdt, bezien en wederleggen. Ziedaar, dat hij zijne hevigheid, welke men aanschouwd heeft, verenigt met hoop op God. Doch hier hebben wij een klare en duidelijke spiegel van Gods werken. Hij laat den gelovige vallen, opdat het geloof des te meer zou openbaar worden. Wel schijnt in die dingen enige strijd tussen elkaar te bestaan, maar God brengt het met elkaar overeen..
Vers 16
16. Ook zal Hij mij tot zaligheid zijn 1), reeds zou het mij tot heil en overwinning zijn, wanneer ik slechts van Hem aangenomen en aangehoord werd; maar een huichelaar, die door zijn eigen hart reeds veroordeeld wordt, zal of, kan voor Zijn aangezicht niet komen, zo ook ik niet, indien ik ben, waarvoor gij mij houdt.1) In het Hebreeën Gam-hoe-li lischoeah ki. Dit kan ook vertaald worden: Ook dit zou mij tot heil zijn, dat. Job wil dus zeggen, dat dit hem nog tot heil zou zijn, dat een huichelaar voor Gods aangezicht niet zou kunnen of mogen komen. Indien God hem dus toelaat voor Zijn aangezicht te verschijnen, om zijne wegen bloot te leggen, dan heeft hij daarin het duidelijk bewijs, dat hij geen huichelaar is, waarvoor zijne vrienden hem uitmaken. 17. Hoort naarstiglijk mijne rede, waarin ik voor den Heere mijn leven bloot wil leggen, en mijne aanwijzing, het bewijs mijner onschuld, met uwe oren.
Vers 16
16. Ook zal Hij mij tot zaligheid zijn 1), reeds zou het mij tot heil en overwinning zijn, wanneer ik slechts van Hem aangenomen en aangehoord werd; maar een huichelaar, die door zijn eigen hart reeds veroordeeld wordt, zal of, kan voor Zijn aangezicht niet komen, zo ook ik niet, indien ik ben, waarvoor gij mij houdt.1) In het Hebreeën Gam-hoe-li lischoeah ki. Dit kan ook vertaald worden: Ook dit zou mij tot heil zijn, dat. Job wil dus zeggen, dat dit hem nog tot heil zou zijn, dat een huichelaar voor Gods aangezicht niet zou kunnen of mogen komen. Indien God hem dus toelaat voor Zijn aangezicht te verschijnen, om zijne wegen bloot te leggen, dan heeft hij daarin het duidelijk bewijs, dat hij geen huichelaar is, waarvoor zijne vrienden hem uitmaken. 17. Hoort naarstiglijk mijne rede, waarin ik voor den Heere mijn leven bloot wil leggen, en mijne aanwijzing, het bewijs mijner onschuld, met uwe oren.
Vers 18
18. Ziet nu. Ik heb het recht ordentelijk gesteld, "ik heb mijn rechtsgeding in orde gebracht," mijn pleit is opgemaakt; ik weet, dat ik rechtvaardig verklaard zal worden.Vers 18
18. Ziet nu. Ik heb het recht ordentelijk gesteld, "ik heb mijn rechtsgeding in orde gebracht," mijn pleit is opgemaakt; ik weet, dat ik rechtvaardig verklaard zal worden.Vers 19
19. Ik ben van mijne onschuld zozeer overtuigd, en van mijn recht zo zeker, dat ik betuig: Wie is hij, die met mij twist, en de bewijzen mijner onschuld zou wederleggen? Wanneer ik nu zweeg, zo zou ik den geest geven, indien ik mij niet mocht verdedigen, ik zou van droefheid en benauwdheid sterven; " ik moet spreken of barsten.20.
V. Job 13:20-Job 13:28. Wanneer Gij, o Heere! nu mijne bede verhoort en mij rust van mijne smart geeft en vrijheid, zo wil ik U vrijmoedig antwoorden en U vragen. Zo zeg mij, om welke grote misdaad Gij mij zo vervolgt en U voor mij verbergt? Hebt Gij er vreugde in, enen door ziekte en smart reeds geheel uitgeputte, zo te bestraffen? Zijn het misschien de zonden mijner jeugd, om wier wil Gij mij als enen gevangene foltert, hoewel ik reeds bijna een door der verrotting ben geworden?
Vers 19
19. Ik ben van mijne onschuld zozeer overtuigd, en van mijn recht zo zeker, dat ik betuig: Wie is hij, die met mij twist, en de bewijzen mijner onschuld zou wederleggen? Wanneer ik nu zweeg, zo zou ik den geest geven, indien ik mij niet mocht verdedigen, ik zou van droefheid en benauwdheid sterven; " ik moet spreken of barsten.20.
V. Job 13:20-Job 13:28. Wanneer Gij, o Heere! nu mijne bede verhoort en mij rust van mijne smart geeft en vrijheid, zo wil ik U vrijmoedig antwoorden en U vragen. Zo zeg mij, om welke grote misdaad Gij mij zo vervolgt en U voor mij verbergt? Hebt Gij er vreugde in, enen door ziekte en smart reeds geheel uitgeputte, zo te bestraffen? Zijn het misschien de zonden mijner jeugd, om wier wil Gij mij als enen gevangene foltert, hoewel ik reeds bijna een door der verrotting ben geworden?
Vers 20
20. Alleenlijk a) twee dingen doe niet met mij, o Heere! dan zal ik het wagen mijn pleitgeding U voor te leggen, en ik mij van Uw aangezicht niet verbergen, maar getroost rekenschap afleggen.a) Job 9:34; Job 33:7.
Vers 20
20. Alleenlijk a) twee dingen doe niet met mij, o Heere! dan zal ik het wagen mijn pleitgeding U voor te leggen, en ik mij van Uw aangezicht niet verbergen, maar getroost rekenschap afleggen.a) Job 9:34; Job 33:7.
Vers 21
21. Doe Uwe straffende hand (Psalms 32:4) verre van op mij, geef mij ene korte rust van mijne smart, opdat ik mijne gedachten verzamele, en Uwe verschrikking, Uwe Majesteit en heerlijkheid, die ieder schepsel met vreze vervult, maak mij niet verbaasd, om daardoor een einde aan den strijd te maken (vgl. Job 9:34).Vers 21
21. Doe Uwe straffende hand (Psalms 32:4) verre van op mij, geef mij ene korte rust van mijne smart, opdat ik mijne gedachten verzamele, en Uwe verschrikking, Uwe Majesteit en heerlijkheid, die ieder schepsel met vreze vervult, maak mij niet verbaasd, om daardoor een einde aan den strijd te maken (vgl. Job 9:34).Vers 22
22. Staat Gij mij deze bede toe, roep mij dan op, begin Gij den strijd, en ik zal antwoorden, of neen! ik zal beginnen te spreken, en geef Gij mij antwoord.Job verplaatst zich zo levendig in de vervulling van zijnen wens, dat God persoonlijk zich tegenover hem mocht stellen, dat hij de gehele handeling met God zo voorstelt, alsof Hij hem reeds verschenen ware en hem had overgelaten om te beginnen. Zo worden zijne woorden een aanklagen van God..
Vers 22
22. Staat Gij mij deze bede toe, roep mij dan op, begin Gij den strijd, en ik zal antwoorden, of neen! ik zal beginnen te spreken, en geef Gij mij antwoord.Job verplaatst zich zo levendig in de vervulling van zijnen wens, dat God persoonlijk zich tegenover hem mocht stellen, dat hij de gehele handeling met God zo voorstelt, alsof Hij hem reeds verschenen ware en hem had overgelaten om te beginnen. Zo worden zijne woorden een aanklagen van God..
Vers 23
23. Hoe vele misdaden en zonden heb ik? Zijn ze zo vele, dat ik waardig ben zo zwaar gestraft te worden? maak mijne overtreding en mijne zonde mij bekend 1).3) In dit vers wordt gesproken van zonde, van misdaad en van overtreding. Hiertussen is een groot verschil. Onder zonde is te verstaan, het afwijken uit zwakheid; onder misdaad, het handelen uit een verkeerd hart, en onder overtreding, de zonde uit welbewuste boosheid. 24. Waarom verbergt Gij Uw aangezicht 1), onttrekt Gij mij Uwe genade en Uwe hulp, en verhoort Gij mijn gebed niet meer, en waarom houdt Gij mij a) voor Uwen vijand, dien Gij met woede vervolgt (Psalms 13:2; Psalms 10:1)?
a) Job 16:9; Job 19:11; Job 33:10.
1) Gods aangezicht is Zijne tegenwoordigheid, Zijne hulp, raad en troost, Zijne goedheid en vriendelijkheid; want daarin wordt God gezien. Wanneer nu God dit aangezicht verbergt, Zijne genade en liefde niet te erkennen geeft, dan weet de gelovige ziel niet, hoe zij voor God staat, dan is het haar angstig en bang; want uit het heldere liefelijke aangezicht van God put zij troost en vreugde..
Vers 23
23. Hoe vele misdaden en zonden heb ik? Zijn ze zo vele, dat ik waardig ben zo zwaar gestraft te worden? maak mijne overtreding en mijne zonde mij bekend 1).3) In dit vers wordt gesproken van zonde, van misdaad en van overtreding. Hiertussen is een groot verschil. Onder zonde is te verstaan, het afwijken uit zwakheid; onder misdaad, het handelen uit een verkeerd hart, en onder overtreding, de zonde uit welbewuste boosheid. 24. Waarom verbergt Gij Uw aangezicht 1), onttrekt Gij mij Uwe genade en Uwe hulp, en verhoort Gij mijn gebed niet meer, en waarom houdt Gij mij a) voor Uwen vijand, dien Gij met woede vervolgt (Psalms 13:2; Psalms 10:1)?
a) Job 16:9; Job 19:11; Job 33:10.
1) Gods aangezicht is Zijne tegenwoordigheid, Zijne hulp, raad en troost, Zijne goedheid en vriendelijkheid; want daarin wordt God gezien. Wanneer nu God dit aangezicht verbergt, Zijne genade en liefde niet te erkennen geeft, dan weet de gelovige ziel niet, hoe zij voor God staat, dan is het haar angstig en bang; want uit het heldere liefelijke aangezicht van God put zij troost en vreugde..
Vers 26
26. En toch dit doet Gij; want Gij schrijft tegen mij als rechter bittere dingen, zonder dat ik ze verdiend heb; en Gij doet mij erven de misdaden mijner jonkheid, waarvoor ik reeds zo dikwijls om vergeving heb gebeden (Psalms 25:7), en die Gij in Uwe rechtvaardigheid mij toch niet meer toerekenen zult.Elke tijd onzes levens, elke ouderdom heeft zijne bijzondere verleidingen en listige aanslagen des duivels. De jeugd vecht de boze aan met boosheid, listigheid en ongehoorzaamheid jegens de ouders; de jongelingen met vloeken, godslastering, spelen, drinken, ontucht, grootsheid enz. Die nu tot hun jaren gekomen zijn, leidt hij op den berg en wijst hun de koninkrijken der wereld en hun heerlijkheid; "dit alles zal ik u geven." spreekt hij, "indien gij neervallende mij zult aanbidden. De ouden en afgeleefden willen gaarne verhongeren, en hoe minder voedsel zij nodig hebben, des te vlijtiger zoeken zij de schotels..
Vers 26
26. En toch dit doet Gij; want Gij schrijft tegen mij als rechter bittere dingen, zonder dat ik ze verdiend heb; en Gij doet mij erven de misdaden mijner jonkheid, waarvoor ik reeds zo dikwijls om vergeving heb gebeden (Psalms 25:7), en die Gij in Uwe rechtvaardigheid mij toch niet meer toerekenen zult.Elke tijd onzes levens, elke ouderdom heeft zijne bijzondere verleidingen en listige aanslagen des duivels. De jeugd vecht de boze aan met boosheid, listigheid en ongehoorzaamheid jegens de ouders; de jongelingen met vloeken, godslastering, spelen, drinken, ontucht, grootsheid enz. Die nu tot hun jaren gekomen zijn, leidt hij op den berg en wijst hun de koninkrijken der wereld en hun heerlijkheid; "dit alles zal ik u geven." spreekt hij, "indien gij neervallende mij zult aanbidden. De ouden en afgeleefden willen gaarne verhongeren, en hoe minder voedsel zij nodig hebben, des te vlijtiger zoeken zij de schotels..
Vers 27
27. Gij legt ook mijne voeten, gelijk men enen misdadiger doet, in den stok (Acts 16:24), zodat ik van smart nog voor- noch achterwaarts kan, en Gij neemt waar, bewaakt al mijne paden; Gij drukt U in de wortelen mijner voeten 1). Gij vervolgt mij op de hielen, graaft een kring om mijne voetzolen, zodat zij niet verder dan die nauwe grenzen zich kunnen bewegen.1) Of, om de zolen mijner voeten tekent Gij een kring. De bedoeling is dan, dat hij niet verder kan gaan dan de kring, dien God om hem heen heeft getrokken. Men merkt, dat de toon van Job 13:21 en vlg. aanmerkelijk gezakt is. Riep Job in de vorige verzen God op, om hem te verschijnen in de twee laatste verzen is Job weer een klager geworden, neemt hij een klaagtoon aan, dien hij in het volgende hoofdstuk behoudt. Hij klaagt en komt als iemand, die onder de machtige hand Gods allengs verkwijnt en verwelkt en te niet gaat. Zo moest Job leren, dat de Heere geheel de Vrijmachtige is, Wiens Almacht ook Vrijmacht is.
Vers 27
27. Gij legt ook mijne voeten, gelijk men enen misdadiger doet, in den stok (Acts 16:24), zodat ik van smart nog voor- noch achterwaarts kan, en Gij neemt waar, bewaakt al mijne paden; Gij drukt U in de wortelen mijner voeten 1). Gij vervolgt mij op de hielen, graaft een kring om mijne voetzolen, zodat zij niet verder dan die nauwe grenzen zich kunnen bewegen.1) Of, om de zolen mijner voeten tekent Gij een kring. De bedoeling is dan, dat hij niet verder kan gaan dan de kring, dien God om hem heen heeft getrokken. Men merkt, dat de toon van Job 13:21 en vlg. aanmerkelijk gezakt is. Riep Job in de vorige verzen God op, om hem te verschijnen in de twee laatste verzen is Job weer een klager geworden, neemt hij een klaagtoon aan, dien hij in het volgende hoofdstuk behoudt. Hij klaagt en komt als iemand, die onder de machtige hand Gods allengs verkwijnt en verwelkt en te niet gaat. Zo moest Job leren, dat de Heere geheel de Vrijmachtige is, Wiens Almacht ook Vrijmacht is.
Vers 28
28. En hij, dien Gij zo vervolgt als enen misdadiger, veroudert als ene verrotting, als een vuil aas, als een kleed, dat de mot opeet; Gij neemt het al te zwaar op met een wezen, dat nietig en vergankelijk is.Vers 28
28. En hij, dien Gij zo vervolgt als enen misdadiger, veroudert als ene verrotting, als een vuil aas, als een kleed, dat de mot opeet; Gij neemt het al te zwaar op met een wezen, dat nietig en vergankelijk is.