Lectionary Calendar
Monday, December 23rd, 2024
the Fourth Week of Advent
the Fourth Week of Advent
advertisement
advertisement
advertisement
Attention!
Take your personal ministry to the Next Level by helping StudyLight build churches and supporting pastors in Uganda.
Click here to join the effort!
Click here to join the effort!
Bible Commentaries
Dächsel Bijbelverklaring Dächsel Bijbelverklaring
Auteursrechtverklaring
Deze bestanden zijn publiek domein en zijn een afgeleide van een elektronische editie die beschikbaar is op de website Bible Support.
Deze bestanden zijn publiek domein en zijn een afgeleide van een elektronische editie die beschikbaar is op de website Bible Support.
Bibliografische Informatie
Dächsel, Karl August. "Commentaar op Jeremiah 16". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/commentaries/dut/dac/jeremiah-16.html. 1862-80.
Dächsel, Karl August. "Commentaar op Jeremiah 16". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/
Whole Bible (3)
Inleiding
Bijbelverkaring van Dchsel, JEREMIA 16Jeremiah 16:1.
DE JODEN MOETEN NAAR BABEL GEVOERD EN VAN DAAR WEER VERLOST WORDEN.
In het derde onderdeel der redenen uit den tijd van Jojakim en Jojachin handelt de Profeet over het volk, dat ten gevolge zijner vleselijke gerustheid en halstarrige onverbeterlijkheid reddeloos verloren is. Er blijft voor hen niets meer over dan ene schrikkelijke verwachting des gerichts, dat de wederspannigen zal verteren.
I. Jeremiah 16:1-Jeremiah 16:21. De profeten in Israël hadden de roeping, om niet alleen met woorden te prediken, maar om tevens in hun persoonlijk optreden, in hun gehele leefwijze en toestand voor te stellen, wat de mond sprak. Dien overeenkomstig wordt aan Jeremia door den Heere verboden, om in dit ten verderve bestemde land eerst nog ene vrouw te nemen en kinderen te verwekken. Het zou toch slechts voor een korten tijd zijn, want vrouwen en kinderen wacht een ellendig verterend einde (Jeremiah 16:1-Jeremiah 16:4). Evenzo wordt aan Jeremia te kennen gegeven, dat hij voortaan noch aan enigen rouw over doden, noch aan enige vrolijke zamenkomst van families mocht deelnemen. Daardoor moest hij het volk onder het oog brengen, dat hun alleen een sterven wachtte zonder dat ene eerlijke begrafenis of ene rouwklacht over hen zou plaats hebben, en dus hun vrolijke feesten een einde zouden nemen (Jeremiah 16:5-Jeremiah 16:9). Bij deze spraak door tekenen moet dan ook van de zijde van den Profeet ene prediking met woorden komen, die de mensen hun zonde en straf zonder beeld en gelijkenis voorhoudt, maar hen ook middellijk en van verre het heil ene latere toekomst laat zien, om hen ten minste in de wegen van lijden iets te laten gevoelen van het genadig bedoelen Gods (Jeremiah 16:10-Jeremiah 16:21).
Inleiding
Bijbelverkaring van Dchsel, JEREMIA 16Jeremiah 16:1.
DE JODEN MOETEN NAAR BABEL GEVOERD EN VAN DAAR WEER VERLOST WORDEN.
In het derde onderdeel der redenen uit den tijd van Jojakim en Jojachin handelt de Profeet over het volk, dat ten gevolge zijner vleselijke gerustheid en halstarrige onverbeterlijkheid reddeloos verloren is. Er blijft voor hen niets meer over dan ene schrikkelijke verwachting des gerichts, dat de wederspannigen zal verteren.
I. Jeremiah 16:1-Jeremiah 16:21. De profeten in Israël hadden de roeping, om niet alleen met woorden te prediken, maar om tevens in hun persoonlijk optreden, in hun gehele leefwijze en toestand voor te stellen, wat de mond sprak. Dien overeenkomstig wordt aan Jeremia door den Heere verboden, om in dit ten verderve bestemde land eerst nog ene vrouw te nemen en kinderen te verwekken. Het zou toch slechts voor een korten tijd zijn, want vrouwen en kinderen wacht een ellendig verterend einde (Jeremiah 16:1-Jeremiah 16:4). Evenzo wordt aan Jeremia te kennen gegeven, dat hij voortaan noch aan enigen rouw over doden, noch aan enige vrolijke zamenkomst van families mocht deelnemen. Daardoor moest hij het volk onder het oog brengen, dat hun alleen een sterven wachtte zonder dat ene eerlijke begrafenis of ene rouwklacht over hen zou plaats hebben, en dus hun vrolijke feesten een einde zouden nemen (Jeremiah 16:5-Jeremiah 16:9). Bij deze spraak door tekenen moet dan ook van de zijde van den Profeet ene prediking met woorden komen, die de mensen hun zonde en straf zonder beeld en gelijkenis voorhoudt, maar hen ook middellijk en van verre het heil ene latere toekomst laat zien, om hen ten minste in de wegen van lijden iets te laten gevoelen van het genadig bedoelen Gods (Jeremiah 16:10-Jeremiah 16:21).
Vers 1
1. En des HEEREN woord geschiedde tot mij, zeggende:Vers 1
1. En des HEEREN woord geschiedde tot mij, zeggende:Vers 2
2. Gij moet in uw persoon en in al uw handelen ene prediking tot Mijn volk zijn (1 Kings 20:42 vgl. Isaiah 7:3; Isaiah 9:3, Isaiah 9:18). Gij zult u daarom gene vrouw nemen, en gij zult gene zonen noch dochteren hebben in deze plaats, te Jeruzalem en in geheel Juda.Vers 2
2. Gij moet in uw persoon en in al uw handelen ene prediking tot Mijn volk zijn (1 Kings 20:42 vgl. Isaiah 7:3; Isaiah 9:3, Isaiah 9:18). Gij zult u daarom gene vrouw nemen, en gij zult gene zonen noch dochteren hebben in deze plaats, te Jeruzalem en in geheel Juda.Vers 3
3. Want zo zegt de HEERE van de zonen en van de dochteren, die in deze plaats geboren worden; daartoe van hun moeders, die ze baren, en van hun vaders, die ze gewinnen in dit land.Vers 3
3. Want zo zegt de HEERE van de zonen en van de dochteren, die in deze plaats geboren worden; daartoe van hun moeders, die ze baren, en van hun vaders, die ze gewinnen in dit land.Vers 4
4. Zij zullen een ieder op zijne wijze (Jeremiah 15:2) pijnlijke doden sterven; zij zullen niet beklaagd noch begraven worden (Jeremiah 14:16); Zij zullen tot mist op den aardbodem zijn (Jeremiah 8:2); en zij zullen door het zwaard en door den honger verteerd worden(Jeremiah 14:12, Jeremiah 14:15), en hun a) dode lichamen zullen het gevogelte des hemels en het gedierte der aarde tot spijze zijn (Jeremiah 7:33).a) Jeremiah 34:20. De papisten zijn belachelijk, die hierop een artikel van hunnen godsdienst omtrent den ongehuwden staat der priesters bouwen. Vooreerst is de gehele zaak op onze plaats slechte typisch geweest, en zinnebeeldige of voorafschaduwende theologie heeft gene bewijskracht voor algemeen geldende voorschriften volgens de stelling van Thomas Aquino zelven. Ook wordt den Profeet niet in `t algemeen het huwelijk verboden op elke plaats, maar alleen op deze.
Hoewel het huwelijk aan niemand, die huwen kan en wil, verboden is, zo kan er toch een tijd komen, dat het beter is alleen te zijn, dan gehuwd te wezen. (Matthew 24:19. 1 Corinthians 7:26 1 Corinthians 7:1Co).
De Christen moet dan niet huwen, wanneer dit door de omstandigheden gevaarlijk wordt, als het den echtgenoot moeilijk te overwinnen bestrijdingen bereid en in gevaar brengt, om van het geloof af te vallen. De mens mag God niet verzoeken.
Vers 4
4. Zij zullen een ieder op zijne wijze (Jeremiah 15:2) pijnlijke doden sterven; zij zullen niet beklaagd noch begraven worden (Jeremiah 14:16); Zij zullen tot mist op den aardbodem zijn (Jeremiah 8:2); en zij zullen door het zwaard en door den honger verteerd worden(Jeremiah 14:12, Jeremiah 14:15), en hun a) dode lichamen zullen het gevogelte des hemels en het gedierte der aarde tot spijze zijn (Jeremiah 7:33).a) Jeremiah 34:20. De papisten zijn belachelijk, die hierop een artikel van hunnen godsdienst omtrent den ongehuwden staat der priesters bouwen. Vooreerst is de gehele zaak op onze plaats slechte typisch geweest, en zinnebeeldige of voorafschaduwende theologie heeft gene bewijskracht voor algemeen geldende voorschriften volgens de stelling van Thomas Aquino zelven. Ook wordt den Profeet niet in `t algemeen het huwelijk verboden op elke plaats, maar alleen op deze.
Hoewel het huwelijk aan niemand, die huwen kan en wil, verboden is, zo kan er toch een tijd komen, dat het beter is alleen te zijn, dan gehuwd te wezen. (Matthew 24:19. 1 Corinthians 7:26 1 Corinthians 7:1Co).
De Christen moet dan niet huwen, wanneer dit door de omstandigheden gevaarlijk wordt, als het den echtgenoot moeilijk te overwinnen bestrijdingen bereid en in gevaar brengt, om van het geloof af te vallen. De mens mag God niet verzoeken.
Vers 5
5. Maar ook werd ik in mijn overig gedrag, afgezien van mijn eigen huiselijk leven, tot een teken en voorteken voor het volk gemaakt (Ezekiel 12:11; Ezekiel 24:24, Ezekiel 24:27 zo zegt de HEERE: Ga van nu aan niet in het huis desgenen, die enen rouwmaaltijd houdt, en ga niet henen om te rouwklagen, en heb geen medelijden met hen, door ene betuiging van smartgevoel, want Ik heb van dit volk (spreekt de HEERE), weggenomen (Openbaring :4) Mijnen vrede, goedertierenheid en barmhartigheden.Vers 5
5. Maar ook werd ik in mijn overig gedrag, afgezien van mijn eigen huiselijk leven, tot een teken en voorteken voor het volk gemaakt (Ezekiel 12:11; Ezekiel 24:24, Ezekiel 24:27 zo zegt de HEERE: Ga van nu aan niet in het huis desgenen, die enen rouwmaaltijd houdt, en ga niet henen om te rouwklagen, en heb geen medelijden met hen, door ene betuiging van smartgevoel, want Ik heb van dit volk (spreekt de HEERE), weggenomen (Openbaring :4) Mijnen vrede, goedertierenheid en barmhartigheden.Vers 6
6. Zodat groten en kleinen in dit land zullen sterven; zij zullen niet begraven worden (vgl. Jeremiah 22:18), en men zal hen niet beklagen, noch naar de wijze der heidenen zich zelven insnijden, noch kaal maken om hunnentwil (Deuteronomy 14:2).In de wet was uitdrukkelijk verboden bij de begraving der doden insnijdingen in het vlees te maken, of zich kaal te maken (Leviticus 19:28; Leviticus 21:5. Deuteronomy 14:1). Ondanks dit verbod schijnen deze gebruiken, onder andere heidense plechtigheden ook bij de Joden ingevoerd te zijn. Maar, zegt God, Ik zal deze gewoonten doen ophouden: de mensen zullen zo schielijk en in zulk ene grote menigte sterven, dat de levenden geen tijd zullen hebben om insnijdingen te maken over de doden, of om ander plechtig rouwbedrijf te maken. Zie over de beschering van het hoofd Jeremiah 7:29.
Vers 6
6. Zodat groten en kleinen in dit land zullen sterven; zij zullen niet begraven worden (vgl. Jeremiah 22:18), en men zal hen niet beklagen, noch naar de wijze der heidenen zich zelven insnijden, noch kaal maken om hunnentwil (Deuteronomy 14:2).In de wet was uitdrukkelijk verboden bij de begraving der doden insnijdingen in het vlees te maken, of zich kaal te maken (Leviticus 19:28; Leviticus 21:5. Deuteronomy 14:1). Ondanks dit verbod schijnen deze gebruiken, onder andere heidense plechtigheden ook bij de Joden ingevoerd te zijn. Maar, zegt God, Ik zal deze gewoonten doen ophouden: de mensen zullen zo schielijk en in zulk ene grote menigte sterven, dat de levenden geen tijd zullen hebben om insnijdingen te maken over de doden, of om ander plechtig rouwbedrijf te maken. Zie over de beschering van het hoofd Jeremiah 7:29.
Vers 7
7. Ook zal men hun van de zijde hunner vrienden en bloedverwanten niets uitdelen 1) over den rouw, om iemand te troosten over enen dode, er zullen gene rouwmaaltijden gehouden worden (2 Samuel 3:31), gelijk men dat bij begrafenissen gewoon is, noch hun te drinker geven uit den troostbeker over iemands vader of over iemands moeder, die zij ten grave brachten.1) Behalve het beklagen, insnijden en kaal maken door het scheren van het hoofd en het uittrekken van den baard, waren er nog andere tekenen van rouwbeklag, bijv. wanneer men aan zulk een huisgezin, dat treurde over enen dode, en waarvan men onderstelde, dat het door die treurige omstandigheden noch gelegenheid noch lust had om spijzen te bereiden, delen van de aangenaamste spijzen ter verkwikking toezond. Hiermede ging nog ene andere gewoonte gepaard, dat men aan de sterfhuizen versterkende dranken in daartoe gebruikelijke troostbekers toezond, om de treurigen op te beuren en te verkwikken. In het Hebreeën Lo-jifresoe lahem. Beter vertaling is: Zij zullen hen geen brood breken. In deze betekenis komt het werkwoord ook voor Isaiah 58:7. In het tweede gedeelte van dit vers wordt van te drinken geven gesproken uit den troostbeker. De Heere God wijst in al deze verzen op den beslisten ondergang van land en volk. Geen huwelijk mag de Profeet sluiten, geen kinderen verwekken. Hij mag niet gaan in een huis der rouw en hij mag niet neerzitten in een huis der vrolijkheden. Geen vrouw nemen en kinderen verwekken, dewijl dat geslacht staat uitgeroeid of verbannen te worden. In geen sterfhuis gaan, want straks zou de ganse plaats een sterfhuis zijn, in geen huis der vreugde, want van wege het gericht dat komen zou, zou er geen reden zijn om vrolijk te wezen.
De Profeet moet derhalve niet alleen door zijn woorden, maar ook door zijne daden een prediker der strafgerichten Gods zijn.
Vers 7
7. Ook zal men hun van de zijde hunner vrienden en bloedverwanten niets uitdelen 1) over den rouw, om iemand te troosten over enen dode, er zullen gene rouwmaaltijden gehouden worden (2 Samuel 3:31), gelijk men dat bij begrafenissen gewoon is, noch hun te drinker geven uit den troostbeker over iemands vader of over iemands moeder, die zij ten grave brachten.1) Behalve het beklagen, insnijden en kaal maken door het scheren van het hoofd en het uittrekken van den baard, waren er nog andere tekenen van rouwbeklag, bijv. wanneer men aan zulk een huisgezin, dat treurde over enen dode, en waarvan men onderstelde, dat het door die treurige omstandigheden noch gelegenheid noch lust had om spijzen te bereiden, delen van de aangenaamste spijzen ter verkwikking toezond. Hiermede ging nog ene andere gewoonte gepaard, dat men aan de sterfhuizen versterkende dranken in daartoe gebruikelijke troostbekers toezond, om de treurigen op te beuren en te verkwikken. In het Hebreeën Lo-jifresoe lahem. Beter vertaling is: Zij zullen hen geen brood breken. In deze betekenis komt het werkwoord ook voor Isaiah 58:7. In het tweede gedeelte van dit vers wordt van te drinken geven gesproken uit den troostbeker. De Heere God wijst in al deze verzen op den beslisten ondergang van land en volk. Geen huwelijk mag de Profeet sluiten, geen kinderen verwekken. Hij mag niet gaan in een huis der rouw en hij mag niet neerzitten in een huis der vrolijkheden. Geen vrouw nemen en kinderen verwekken, dewijl dat geslacht staat uitgeroeid of verbannen te worden. In geen sterfhuis gaan, want straks zou de ganse plaats een sterfhuis zijn, in geen huis der vreugde, want van wege het gericht dat komen zou, zou er geen reden zijn om vrolijk te wezen.
De Profeet moet derhalve niet alleen door zijn woorden, maar ook door zijne daden een prediker der strafgerichten Gods zijn.
Vers 8
8. Nog op andere wijze zult gij wat hen wacht hun voor ogen houden. Ga ook niet in een huis des maaltijds, een huis, waar men om enige blijde gebeurtenis feest houdt; ga er niet in om bij hen te zitten, om te eten en te drinken, om in de vreugde te delen.Vers 8
8. Nog op andere wijze zult gij wat hen wacht hun voor ogen houden. Ga ook niet in een huis des maaltijds, een huis, waar men om enige blijde gebeurtenis feest houdt; ga er niet in om bij hen te zitten, om te eten en te drinken, om in de vreugde te delen.Vers 9
9. Want zo zegt de HEERE der heirscharen, de God Israëls: Ziet a) Ik zal van deze plaats voor ulieder ogen en in ulieder dagen doen ophouden de stem der vreugde en de stem der blijdschap, de stem des bruidegoms en de stem der bruid. Men zal geen blijden dag, in `t bijzonder geen bruiloftsdag (Judges 14:11) meer vieren (Jeremiah 7:34).a) Isaiah 24:7. Jeremiah 25:10. Ezekiel 26:13.
Wee ons, wanneer de Heere Zijnen vrede van ons wegneemt! Zie toch toe, o mijne ziel! dat gij boven alle dingen dezen dierbaren vrede bewaart, en dat deze uwe zinnen in Christus Jezus beware ten eeuwigen leven (Philippians 4:7. Luke 10:6).
Vers 9
9. Want zo zegt de HEERE der heirscharen, de God Israëls: Ziet a) Ik zal van deze plaats voor ulieder ogen en in ulieder dagen doen ophouden de stem der vreugde en de stem der blijdschap, de stem des bruidegoms en de stem der bruid. Men zal geen blijden dag, in `t bijzonder geen bruiloftsdag (Judges 14:11) meer vieren (Jeremiah 7:34).a) Isaiah 24:7. Jeremiah 25:10. Ezekiel 26:13.
Wee ons, wanneer de Heere Zijnen vrede van ons wegneemt! Zie toch toe, o mijne ziel! dat gij boven alle dingen dezen dierbaren vrede bewaart, en dat deze uwe zinnen in Christus Jezus beware ten eeuwigen leven (Philippians 4:7. Luke 10:6).
Vers 10
10. En het zal geschieden, als gij dit volk al deze woorden(Jeremiah 16:4, Jeremiah 16:9) zult aanzeggen, en zij, zich houdende als onschuldigen en zich voordoende als vrome en rechtvaardige mensen, tot u zeggen (vgl. Jeremiah 5:19; Jeremiah 13:22):Waarom spreekt de HEERE al dit grote kwaad over ons, en welke is onze misdaad, en welke is onze zonde, die wij tegen den HEERE, onzen God, gezondigd hebben 1) dat Hij zulke zware straffen over ons wil brengen?1) Zij zeggen niet, dat zij helemaal onschuldig zijn, slechte werpen zij voor, dat zij niet z zwaar hebben overtreden, dat God zo onmenselijk tegen hen moet woeden en met zo grote straf hen moet kastijden. Zij stellen derhalve de straf vergroot voor, om zich enigszins te verontschuldigen. Vervolgens zeggen zij niet, dat zij zuiver en vrij zijn van enige schuld, maar zij spreken over de onbillijkheid en over de misdaden, alsof zij willen zeggen: wij bekennen wel dat er iets is, wat God berispen moet, maar wij erkennen niet, dat er zo grote opeenhoping is van onbillijkheden en misdaden, dat Hij zo verpletterend tegen ons moet optreden. 11. Dat gij tot hen zult zeggen: Omdat uwe vaders Mij verlaten hebben, spreekt de HEERE, en hebben andere goden nagewandeld, en die gediend; en zich voor die neergebogen; maar Mij verlaten en Mijne wet niet gehouden hebben;
Vers 10
10. En het zal geschieden, als gij dit volk al deze woorden(Jeremiah 16:4, Jeremiah 16:9) zult aanzeggen, en zij, zich houdende als onschuldigen en zich voordoende als vrome en rechtvaardige mensen, tot u zeggen (vgl. Jeremiah 5:19; Jeremiah 13:22):Waarom spreekt de HEERE al dit grote kwaad over ons, en welke is onze misdaad, en welke is onze zonde, die wij tegen den HEERE, onzen God, gezondigd hebben 1) dat Hij zulke zware straffen over ons wil brengen?1) Zij zeggen niet, dat zij helemaal onschuldig zijn, slechte werpen zij voor, dat zij niet z zwaar hebben overtreden, dat God zo onmenselijk tegen hen moet woeden en met zo grote straf hen moet kastijden. Zij stellen derhalve de straf vergroot voor, om zich enigszins te verontschuldigen. Vervolgens zeggen zij niet, dat zij zuiver en vrij zijn van enige schuld, maar zij spreken over de onbillijkheid en over de misdaden, alsof zij willen zeggen: wij bekennen wel dat er iets is, wat God berispen moet, maar wij erkennen niet, dat er zo grote opeenhoping is van onbillijkheden en misdaden, dat Hij zo verpletterend tegen ons moet optreden. 11. Dat gij tot hen zult zeggen: Omdat uwe vaders Mij verlaten hebben, spreekt de HEERE, en hebben andere goden nagewandeld, en die gediend; en zich voor die neergebogen; maar Mij verlaten en Mijne wet niet gehouden hebben;
Vers 12
12. En gijlieden erger gedaan hebt dan uwe vaderen(Jeremiah 7:26; Jeremiah 11:16); want ziet, gijlieden wandelt een iegelijk naar het a) goeddunken van zijn boos hart, om naar Mij niet te b) horen (Jeremiah 3:17; Jeremiah 7:24).a) Jeremiah 9:14; Jeremiah 13:10. b) Jeremiah 13:10; Jeremiah 17:23.
Vers 12
12. En gijlieden erger gedaan hebt dan uwe vaderen(Jeremiah 7:26; Jeremiah 11:16); want ziet, gijlieden wandelt een iegelijk naar het a) goeddunken van zijn boos hart, om naar Mij niet te b) horen (Jeremiah 3:17; Jeremiah 7:24).a) Jeremiah 9:14; Jeremiah 13:10. b) Jeremiah 13:10; Jeremiah 17:23.
Vers 13
13. Daarom zal Ik ulieden uit dit land werpen in een land, dat gij niet gekend hebt, gij, noch uwe vaders (Jeremiah 7:15; Jeremiah 9:16); en aldaar zult gij, daar gij bij den afgodendienst zo verzot zijt, als kondet gij zonder hem niet leven (Jeremiah 3:2; Jeremiah 8:2), andere goden dienen dag en nacht, zolang en zoveel gij wilt. Ja veel meer en veel erger dan u lief is (Deuteronomy 4:28; Deuteronomy 28:36, Deuteronomy 28:64); omdat Ik u gene genade zal geven; 1) Ik zal er mij verder niet om bekommeren wien hij dient, en hoe het u bij dien dienst gaat.De zin is deze: daar kunt gij dan ondervinden, of de afgoden, aan welke gij lust hadt, helpen zullen, nadat Ik u Mijne genade onttrokken heb. Er wordt gene vergunning en veel minder nog een bevel hier bedoeld.
Wanneer een mens op den duur weigert Gods genade te volgen, is het dan onrechtvaardig, dat God hem overgeeft in enen verkeerden zin, om te doen dingen die niet betamen (Romans 1:28)? .
Dit betekent, dat de Heere niet alleen om hun afgodendienst Juda zal wegzenden in slavernij en ballingschap, maar Hij zal ook de Heidenen op schrikkelijke wijze over hen doen heersen. Zij zullen het ervaren, dat dewijl zij den Heere hebben verlaten, zij in de handen der mensen zijn gevallen, die geen barmhartigheid zullen betonen.
Vers 13
13. Daarom zal Ik ulieden uit dit land werpen in een land, dat gij niet gekend hebt, gij, noch uwe vaders (Jeremiah 7:15; Jeremiah 9:16); en aldaar zult gij, daar gij bij den afgodendienst zo verzot zijt, als kondet gij zonder hem niet leven (Jeremiah 3:2; Jeremiah 8:2), andere goden dienen dag en nacht, zolang en zoveel gij wilt. Ja veel meer en veel erger dan u lief is (Deuteronomy 4:28; Deuteronomy 28:36, Deuteronomy 28:64); omdat Ik u gene genade zal geven; 1) Ik zal er mij verder niet om bekommeren wien hij dient, en hoe het u bij dien dienst gaat.De zin is deze: daar kunt gij dan ondervinden, of de afgoden, aan welke gij lust hadt, helpen zullen, nadat Ik u Mijne genade onttrokken heb. Er wordt gene vergunning en veel minder nog een bevel hier bedoeld.
Wanneer een mens op den duur weigert Gods genade te volgen, is het dan onrechtvaardig, dat God hem overgeeft in enen verkeerden zin, om te doen dingen die niet betamen (Romans 1:28)? .
Dit betekent, dat de Heere niet alleen om hun afgodendienst Juda zal wegzenden in slavernij en ballingschap, maar Hij zal ook de Heidenen op schrikkelijke wijze over hen doen heersen. Zij zullen het ervaren, dat dewijl zij den Heere hebben verlaten, zij in de handen der mensen zijn gevallen, die geen barmhartigheid zullen betonen.
Vers 14
14. Reeds eenmaal was Israël in `t land der slavernij, en het bewaart de herinnering daarvan in zijn gehele volksleven; ook van deze ballingschap zal op dezelfde wijze gedachtenis worden gehouden. Daarom, ziet de dagen komen, spreekt de HEERE, dat er niet meer zal gezegd worden: Zo waarachtig als de HEERE leeft, die de kinderen Israëls uit Egypteland heeft opgevoerd!Vers 14
14. Reeds eenmaal was Israël in `t land der slavernij, en het bewaart de herinnering daarvan in zijn gehele volksleven; ook van deze ballingschap zal op dezelfde wijze gedachtenis worden gehouden. Daarom, ziet de dagen komen, spreekt de HEERE, dat er niet meer zal gezegd worden: Zo waarachtig als de HEERE leeft, die de kinderen Israëls uit Egypteland heeft opgevoerd!Vers 15
15. Maar: Zo waarachtig als de HEERE leeft, die de kinderen Israëls heeft opgevoerd uit het land van het noorden, en uit al de landen, waarhenen Hij hen gedreven had (Jeremiah 23:7 v.); want Ik zal hen wederbrengen in hun land, dat Ik hunnen vaderen gegeven heb.Gij weet van waar uwe vaderen zijn uitgetogen, namelijk uit den ijzeroven (Jeremiah 11:4), en als het ware uit den dood; daarom moest ook de verlossing daaruit in herinnering blijven tot aan het einde der wereld (Exodus 12:16; Exodus 13:3). Maar nu zal God u in een afgrond werpen, die veel dieper is dan die slavernij van Egypte, waaruit uwe vaderen zijn uitgerukt. Want wanneer Hij u daaruit weer verlost, zal zulk een wonder als een veel heerlijker tot de nakomelingen worden gebracht, zodat het bijna de herinnering aan de vroegere verlossing te niet doet, ten minste verduistert.
Derhalve is de inhoud van Jeremiah 16:14 niet een vertroostende maar een treurige; deze bevestigt toch de aankondiging der ballingschap.
Wonderbaar is dit woord van den Profeet midden in de aardse ellende, die Hij in de eerste plaats moet verkondigen, als het ware den hemel der goddelijke genade aan den verst verwijderden horizon openende met onophoudelijke bliksemstralen; maar spoedig sluit zich die hemel weer en wij moeten nog in de duisternis vertoeven. Voordat men kan zweren bij dien God, die de kinderen Israëls uit het land van het noorden heeft uitgeleid en uit alle landen, waarheen Hij ze verdreven heeft, moeten zij eerst in de ballingschap van het noorden heengaan; voordat zij wederkeren op hunnen grond, dien de Heere hunnen vaderen gegeven heeft, moeten zij eerst de dagen beleven, dat zij het met treurigheid verlaten.
Trapsgewijze is de voorzegging: "Ik zal hen wederbrengen in het land, dat Ik hunnen vaderen gegeven heb" vervuld. Op lichamelijke wijze voerde de Heere Israël uit de ballingschap, uit Babel; op geestelijke wijze volbracht Jezus de verlossing uit de Babylonische gevangenis. Beide waren echter wel niet door den genadigen wil Gods, maar door de ongehoorzaamheid van den mens onvolkomen gebleven. Israël keerde slechts voor het kleinste gedeelte naar het land der vaderen terug, en slechts voor het kleinste gedeelte liet het zich geestelijk verlossen door Christus. Daarom werd het grootste, het ongehoorzame gedeelte door ene nieuwe straf over Jeruzalem vernietigd of verbannen aan de einden der aarde. Maar eens, wanneer de volheid der Heidenen in het rijk van God zal zijn ingegaan (Romans 11:25), zal geheel Israël weer door den Heere worden bezocht en op geestelijk-lichamelijke wijze zal het volk der belofte naar zijn land worden teruggevoerd (Revelation 6:12). Dan zal dit vers op volkomene, op de heerlijkste wijze vervuld zijn.
Vers 15
15. Maar: Zo waarachtig als de HEERE leeft, die de kinderen Israëls heeft opgevoerd uit het land van het noorden, en uit al de landen, waarhenen Hij hen gedreven had (Jeremiah 23:7 v.); want Ik zal hen wederbrengen in hun land, dat Ik hunnen vaderen gegeven heb.Gij weet van waar uwe vaderen zijn uitgetogen, namelijk uit den ijzeroven (Jeremiah 11:4), en als het ware uit den dood; daarom moest ook de verlossing daaruit in herinnering blijven tot aan het einde der wereld (Exodus 12:16; Exodus 13:3). Maar nu zal God u in een afgrond werpen, die veel dieper is dan die slavernij van Egypte, waaruit uwe vaderen zijn uitgerukt. Want wanneer Hij u daaruit weer verlost, zal zulk een wonder als een veel heerlijker tot de nakomelingen worden gebracht, zodat het bijna de herinnering aan de vroegere verlossing te niet doet, ten minste verduistert.
Derhalve is de inhoud van Jeremiah 16:14 niet een vertroostende maar een treurige; deze bevestigt toch de aankondiging der ballingschap.
Wonderbaar is dit woord van den Profeet midden in de aardse ellende, die Hij in de eerste plaats moet verkondigen, als het ware den hemel der goddelijke genade aan den verst verwijderden horizon openende met onophoudelijke bliksemstralen; maar spoedig sluit zich die hemel weer en wij moeten nog in de duisternis vertoeven. Voordat men kan zweren bij dien God, die de kinderen Israëls uit het land van het noorden heeft uitgeleid en uit alle landen, waarheen Hij ze verdreven heeft, moeten zij eerst in de ballingschap van het noorden heengaan; voordat zij wederkeren op hunnen grond, dien de Heere hunnen vaderen gegeven heeft, moeten zij eerst de dagen beleven, dat zij het met treurigheid verlaten.
Trapsgewijze is de voorzegging: "Ik zal hen wederbrengen in het land, dat Ik hunnen vaderen gegeven heb" vervuld. Op lichamelijke wijze voerde de Heere Israël uit de ballingschap, uit Babel; op geestelijke wijze volbracht Jezus de verlossing uit de Babylonische gevangenis. Beide waren echter wel niet door den genadigen wil Gods, maar door de ongehoorzaamheid van den mens onvolkomen gebleven. Israël keerde slechts voor het kleinste gedeelte naar het land der vaderen terug, en slechts voor het kleinste gedeelte liet het zich geestelijk verlossen door Christus. Daarom werd het grootste, het ongehoorzame gedeelte door ene nieuwe straf over Jeruzalem vernietigd of verbannen aan de einden der aarde. Maar eens, wanneer de volheid der Heidenen in het rijk van God zal zijn ingegaan (Romans 11:25), zal geheel Israël weer door den Heere worden bezocht en op geestelijk-lichamelijke wijze zal het volk der belofte naar zijn land worden teruggevoerd (Revelation 6:12). Dan zal dit vers op volkomene, op de heerlijkste wijze vervuld zijn.
Vers 16
16. Ziet, Ik zal de verbanning uit het land (Jeremiah 16:13) zo inrichten, dat bij de wegvoering naar den vreemde niemand achterblijft; Ik zal zenden tot vele vissers, spreekt de HEERE, dievissers, namelijk de Chaldeën, zullen hen vissen; en daarna zal Ik zenden tot vele jagers, die zullen hen jagen, van op allen berg en van op allen heuvel, ja uit de kloven der steenrotsen 1) zodat geen schuilhoek veilig genoeg zal zijn om Mijn oordeel te ontvlieden.1) Alzo vergelijkt hij de Chaldeërs bij vissers, die zich zo over het gehele land zullen verspreiden, opdat zij schier niemand overlaten, behalve enig onaanzienlijk gemeen, hetgeen ook later van daar is weggevoerd. Daarom laat hij op de vissers de jagers volgen. Dat nu sommigen onder vissers verstaan de gewapende vijanden, die met het zwaard de overwonnenen doden en onder jagers, die liever het leven sparen van velen, en ze in ballingschap zenden, deze spitsvondigheid behaagt mij niet. Eenvoudiger is wat ik gezegd heb, n. l. dat de Chaldeën genoemd worden vissers, vervolgens worden dezelfde jagers genoemd, dewijl nadat de Joden her- en derwaarts waren verspreid en gevlucht, zij ze echter in de steenrotsen hebben gevonden. Even als vissers en jagers, die naar de regelen der kunst handelen, de dieren weten op te jagen uit al hun schuilhoeken, zo zullen de vijanden der Israëlieten doen.
Vers 16
16. Ziet, Ik zal de verbanning uit het land (Jeremiah 16:13) zo inrichten, dat bij de wegvoering naar den vreemde niemand achterblijft; Ik zal zenden tot vele vissers, spreekt de HEERE, dievissers, namelijk de Chaldeën, zullen hen vissen; en daarna zal Ik zenden tot vele jagers, die zullen hen jagen, van op allen berg en van op allen heuvel, ja uit de kloven der steenrotsen 1) zodat geen schuilhoek veilig genoeg zal zijn om Mijn oordeel te ontvlieden.1) Alzo vergelijkt hij de Chaldeërs bij vissers, die zich zo over het gehele land zullen verspreiden, opdat zij schier niemand overlaten, behalve enig onaanzienlijk gemeen, hetgeen ook later van daar is weggevoerd. Daarom laat hij op de vissers de jagers volgen. Dat nu sommigen onder vissers verstaan de gewapende vijanden, die met het zwaard de overwonnenen doden en onder jagers, die liever het leven sparen van velen, en ze in ballingschap zenden, deze spitsvondigheid behaagt mij niet. Eenvoudiger is wat ik gezegd heb, n. l. dat de Chaldeën genoemd worden vissers, vervolgens worden dezelfde jagers genoemd, dewijl nadat de Joden her- en derwaarts waren verspreid en gevlucht, zij ze echter in de steenrotsen hebben gevonden. Even als vissers en jagers, die naar de regelen der kunst handelen, de dieren weten op te jagen uit al hun schuilhoeken, zo zullen de vijanden der Israëlieten doen.
Vers 17
17. Want Mijne a) ogen zijn op al hun wegen; zij zijn voor Mijn aangezicht niet verborgen (Jeremiah 23:24.), noch hun ongerechtigheid verholen van voor Mijne ogen, zodat zij niet zullen ontkomen, als Ik die zal bezoeken (Jeremiah 52:28-Jeremiah 52:30).a) Job 34:21. Proverbs 5:21. Jeremiah 32:19.
Dit luidt slechts als ene bedreiging. Maar even getrouw aan den grondtekst kan men verklaren: "want Mijne ogen zien op al hun wegen; zij u niet verborgen voor Mijn aangezicht, en (z) is ook hun misdaad niet verborgen voor Mijne ogen. " Daarin ligt opgesloten: "Ik zie hen in hun ellende om hen te helpen, maar Ik zie ook hun zonden om ze te bezoeken.
Vers 17
17. Want Mijne a) ogen zijn op al hun wegen; zij zijn voor Mijn aangezicht niet verborgen (Jeremiah 23:24.), noch hun ongerechtigheid verholen van voor Mijne ogen, zodat zij niet zullen ontkomen, als Ik die zal bezoeken (Jeremiah 52:28-Jeremiah 52:30).a) Job 34:21. Proverbs 5:21. Jeremiah 32:19.
Dit luidt slechts als ene bedreiging. Maar even getrouw aan den grondtekst kan men verklaren: "want Mijne ogen zien op al hun wegen; zij u niet verborgen voor Mijn aangezicht, en (z) is ook hun misdaad niet verborgen voor Mijne ogen. " Daarin ligt opgesloten: "Ik zie hen in hun ellende om hen te helpen, maar Ik zie ook hun zonden om ze te bezoeken.
Vers 18
18. Dies zal Ik, v r de belofte, die tevens in deze bedreiging ligt opgesloten, eerst hun ongeschiktheid en hun zonde dubbel(Isaiah 40:2) vergelden, omdat zij Mijn land a) ontheiligd hebben, zij hebben Mijne erfenis met de b) dode lichamen hunner verfoeiselen, met hun afgoden, die dood en nietig zijn, wier aanraking, even als die van een aas, onrein maakt, en het plegen hunner gruwelen vervuld.a) Jeremiah 3:2. b) Ezekiel 43:7
Het woord "eerst" laat doorschemeren, dat er achter de Babylonische ballingschap nog ene andere ligt, die, in welke Israël zich sedert de tweede verwoesting van Jeruzalem en zijne verstrooiing door de gehele wereld bevindt. Inderdaad was die straf veel zwaarder en doortastender dan de eerste, welke het volk ten tijde van den Profeet wachtte, en die reeds voor ene dubbele betaling kon gelden. Daardoor valt dan ook op de belofte, verborgen in Jeremiah 16:18, Jeremiah 16:17 een nieuw licht. Daar wordt van die dienaren en werktuigen Gods gesproken, die werkzaam zullen zijn tot bekering van Israël, zo als die in Revelation 1:11, volgens onze mening is aangewezen. Daardoor wordt gezegd, dat ook nog in den tijd van zijne tegenwoordige verstoting de ogen des Heeren op Israël gericht zijn, om het eindelijk weer in genade aan te nemen.
V. d. Palm vertaalt: "eenmaal (en) andermaal" en past het toe op de dubbele wegvoering. Gataker verklaart, "eer Ik het overblijfsel der Joden weer in genade aanneem. " Hitzig's uitlegging is "vooreerst-want nog in langen tijd komt het niet tot terugkeren-betaal Ik het dubbele van hun schuld door de verschrikkingen van den oorlog en het lijden der ballingschap. "
Vers 18
18. Dies zal Ik, v r de belofte, die tevens in deze bedreiging ligt opgesloten, eerst hun ongeschiktheid en hun zonde dubbel(Isaiah 40:2) vergelden, omdat zij Mijn land a) ontheiligd hebben, zij hebben Mijne erfenis met de b) dode lichamen hunner verfoeiselen, met hun afgoden, die dood en nietig zijn, wier aanraking, even als die van een aas, onrein maakt, en het plegen hunner gruwelen vervuld.a) Jeremiah 3:2. b) Ezekiel 43:7
Het woord "eerst" laat doorschemeren, dat er achter de Babylonische ballingschap nog ene andere ligt, die, in welke Israël zich sedert de tweede verwoesting van Jeruzalem en zijne verstrooiing door de gehele wereld bevindt. Inderdaad was die straf veel zwaarder en doortastender dan de eerste, welke het volk ten tijde van den Profeet wachtte, en die reeds voor ene dubbele betaling kon gelden. Daardoor valt dan ook op de belofte, verborgen in Jeremiah 16:18, Jeremiah 16:17 een nieuw licht. Daar wordt van die dienaren en werktuigen Gods gesproken, die werkzaam zullen zijn tot bekering van Israël, zo als die in Revelation 1:11, volgens onze mening is aangewezen. Daardoor wordt gezegd, dat ook nog in den tijd van zijne tegenwoordige verstoting de ogen des Heeren op Israël gericht zijn, om het eindelijk weer in genade aan te nemen.
V. d. Palm vertaalt: "eenmaal (en) andermaal" en past het toe op de dubbele wegvoering. Gataker verklaart, "eer Ik het overblijfsel der Joden weer in genade aanneem. " Hitzig's uitlegging is "vooreerst-want nog in langen tijd komt het niet tot terugkeren-betaal Ik het dubbele van hun schuld door de verschrikkingen van den oorlog en het lijden der ballingschap. "
Vers 19
19. In tegenoverstelling van het zo dwaze en verblinde volk zeg ik, de Profeet: O HEERE! Gij zijt mijne Sterkte en mijne Sterkheid en mijne Toevlucht ten dage der benauwdheid (Jeremiah 17:17). Ik ben met alle vromen van den voortijd in gemeenschap des geloofs (Psalms 28:8; Psalms 59:17. 2 Samuel 22:3). Tot u zullen de Heidenen, die thans van den levenden God nog niet weten, komen van de einden der aarde, nadat zij tot de rechte kennis van U gekomen zijn. Enzij zullen zeggen: Immers hebben onze vaders leugen erflijk bezeten en ijdelheid, waarin toch niets was, dat nut deed.Vers 19
19. In tegenoverstelling van het zo dwaze en verblinde volk zeg ik, de Profeet: O HEERE! Gij zijt mijne Sterkte en mijne Sterkheid en mijne Toevlucht ten dage der benauwdheid (Jeremiah 17:17). Ik ben met alle vromen van den voortijd in gemeenschap des geloofs (Psalms 28:8; Psalms 59:17. 2 Samuel 22:3). Tot u zullen de Heidenen, die thans van den levenden God nog niet weten, komen van de einden der aarde, nadat zij tot de rechte kennis van U gekomen zijn. Enzij zullen zeggen: Immers hebben onze vaders leugen erflijk bezeten en ijdelheid, waarin toch niets was, dat nut deed.Vers 20
20. Zij zullen verbaasd staan, hoe dwaas en verblind zij geweest zijn, om zo lang zulke goden te dienen. Zij zullen verwonderd vragen: Zal een mens zich Goden maken? Zij zijn toch gene Goden. 1)1) Zal een mens zo dwaas zijn, zo volkomen van alle reden ontbloot, dat hij zich goden zal maken, schepsels van zijn eigen verbeelding, het werk zijner eigen handen, daar ze inderdaad geen goden zijn. Kan een mens zo zot zijn, zo volkomen ontbloot van menselijk verstand, dat hij enige Goddelijke gunst of zegen zou verwachten van datgeen, hetwelk geen andere godheid kan voorwenden, dan die hij er zelf eerst aan gegeven heeft? .
Ene grote hoofdzonde van het oude Israël was afgoderij, en het geestelijke Israël heeft ene neiging tot dezelfde dwaasheid. Het gesternte van Remphan schijnt niet langer, en de vrouwen bewenen den Thammuz niet meer; maar Mammon heeft nog zijn gouden kalf, en de altaren van den hoogmoed zijn niet verlaten. Het eigen ik poogt onder allerlei vormen de uitverkorenen onder zijne heerschappij te brengen, en het vlees richt zijne altaren overal op, waar het er ene plaats voor vindt. Geliefkoosde kinderen zijn dikwijls de oorzaak van vele zonden in gelovigen; het bedroeft den Heere, wanneer Hij ziet, dat wij hen boven mate liefhebben; zij zullen ons tot ene even grote smart worden als Absalom voor David was, of zij zullen van ons genomen worden en onze huizen ledig laten. Indien Christenen doornen wensen te kweken om hun slapeloze oorkussens mede te vullen, dat zij dan afgoden van hun kinderen maken.
Het is met recht gezegd, dat zij toch gene goden zijn, want de voorwerpen onzer dwaze liefde zijn zeer twijfelachtige zegeningen; de troost, dien zij ons nu geven, is gevaarlijk, en de hulp, welke zij ons in de ure der beproeving kunnen toedienen, inderdaad gering. Waarom zijn wij dan toch zo door de ijdelheden betoverd? Wij hebben medelijden met de arme Heidenen, die een god van steen aanbidden en wij eren een god van goud; waar is de grote voortreflijkheid van een vlesen god boven een god van hout? Het beginsel, de zonde, de dwaasheid is in ieder geval hetzelfde; maar voor ons is de zonde des te zwaarder, omdat wij meer licht hebben ontvangen, en in het gezicht van dat licht zondigen. De Heiden buigt zich voor ene valse godheid neer, doch den waren God heeft hij nooit gekend; wij bedrijven twee boosheden, voor zover wij den levenden God verlaten en ons tot de afgoden keren. Dat de Heere ons allen van deze smartelijke ongerechtigheid reinige!
Ruk elken afgod van den troon, Dat `k U alleen mijn hulde toon! .
Vers 20
20. Zij zullen verbaasd staan, hoe dwaas en verblind zij geweest zijn, om zo lang zulke goden te dienen. Zij zullen verwonderd vragen: Zal een mens zich Goden maken? Zij zijn toch gene Goden. 1)1) Zal een mens zo dwaas zijn, zo volkomen van alle reden ontbloot, dat hij zich goden zal maken, schepsels van zijn eigen verbeelding, het werk zijner eigen handen, daar ze inderdaad geen goden zijn. Kan een mens zo zot zijn, zo volkomen ontbloot van menselijk verstand, dat hij enige Goddelijke gunst of zegen zou verwachten van datgeen, hetwelk geen andere godheid kan voorwenden, dan die hij er zelf eerst aan gegeven heeft? .
Ene grote hoofdzonde van het oude Israël was afgoderij, en het geestelijke Israël heeft ene neiging tot dezelfde dwaasheid. Het gesternte van Remphan schijnt niet langer, en de vrouwen bewenen den Thammuz niet meer; maar Mammon heeft nog zijn gouden kalf, en de altaren van den hoogmoed zijn niet verlaten. Het eigen ik poogt onder allerlei vormen de uitverkorenen onder zijne heerschappij te brengen, en het vlees richt zijne altaren overal op, waar het er ene plaats voor vindt. Geliefkoosde kinderen zijn dikwijls de oorzaak van vele zonden in gelovigen; het bedroeft den Heere, wanneer Hij ziet, dat wij hen boven mate liefhebben; zij zullen ons tot ene even grote smart worden als Absalom voor David was, of zij zullen van ons genomen worden en onze huizen ledig laten. Indien Christenen doornen wensen te kweken om hun slapeloze oorkussens mede te vullen, dat zij dan afgoden van hun kinderen maken.
Het is met recht gezegd, dat zij toch gene goden zijn, want de voorwerpen onzer dwaze liefde zijn zeer twijfelachtige zegeningen; de troost, dien zij ons nu geven, is gevaarlijk, en de hulp, welke zij ons in de ure der beproeving kunnen toedienen, inderdaad gering. Waarom zijn wij dan toch zo door de ijdelheden betoverd? Wij hebben medelijden met de arme Heidenen, die een god van steen aanbidden en wij eren een god van goud; waar is de grote voortreflijkheid van een vlesen god boven een god van hout? Het beginsel, de zonde, de dwaasheid is in ieder geval hetzelfde; maar voor ons is de zonde des te zwaarder, omdat wij meer licht hebben ontvangen, en in het gezicht van dat licht zondigen. De Heiden buigt zich voor ene valse godheid neer, doch den waren God heeft hij nooit gekend; wij bedrijven twee boosheden, voor zover wij den levenden God verlaten en ons tot de afgoden keren. Dat de Heere ons allen van deze smartelijke ongerechtigheid reinige!
Ruk elken afgod van den troon, Dat `k U alleen mijn hulde toon! .
Vers 21
21. Op die belijdenis, dat de Heere alleen God is, geeft Hij mij ten antwoord: Daarom ziet, Ik zal terwijl Ik Israël onderwerp aan de zware straf, van welke Ik in Jeremiah 16:13 heb gesproken, hun bekend maken op ditmaal, hoe nietig hun goden zijn. Op den weg der genade wilden zij zich tot die kennis niet laten brengen, nu zullen zij het leren, dat er geen ander Helper is dan Ik, op den weg des toorns. Ik zal hun bekend maken Mijne hand en Mijne macht door de straffen, die Ik over hen beschik: en zij zullen weten, dat a) Mijn naam is HEERE (Ezekiel 12:16). a) Jeremiah 33:2.Zonder twijfel heeft de Heilige Geest den Profeet getoond, hoe de verstrooiing van Israël onder de Heidenen een middel tot hun bekering zou zijn. Zo geschiedde het later, toen niet alleen vele Heidenen tot het Jodendom bekeerd werden, maar ook de Christelijke kerk in de heidense landen, waar verstrooide Joden waren, het best kon worden geplant. De Heidenen hadden namelijk daar reeds enige kennis van de Joden gekregen, en de synagogen waren altijd de eerste en beste werfplaatsen der Apostelen, zo als Lukas aantoont in de Handelingen der Apostelen.
Dat de schepselen den Heere erkennen, dat is het doel van alle wegen en oordelen Gods. Daarom wordt dit doel zo dikwijls herhaald: Exodus 6:7; Exodus 7:17; Exodus 8:10. 11:15, 16 en elders.
Zij zullen weten dat Jehova Mijn naam is (Isaiah 42:8), dat ik niet ben als hun afgoden (Isaiah 43:11), maar een God, die Mijn wezen van Mij zelven heb, en het leven en wezen geef aan alle andere dingen, die alle kracht en vermogen in Mijne hand heb, waarom Ik kan doen wat Mij behaagt, en tevens den wil heb om alles, wat Ik beloof of bedreig, te volbrengen.
Vers 21
21. Op die belijdenis, dat de Heere alleen God is, geeft Hij mij ten antwoord: Daarom ziet, Ik zal terwijl Ik Israël onderwerp aan de zware straf, van welke Ik in Jeremiah 16:13 heb gesproken, hun bekend maken op ditmaal, hoe nietig hun goden zijn. Op den weg der genade wilden zij zich tot die kennis niet laten brengen, nu zullen zij het leren, dat er geen ander Helper is dan Ik, op den weg des toorns. Ik zal hun bekend maken Mijne hand en Mijne macht door de straffen, die Ik over hen beschik: en zij zullen weten, dat a) Mijn naam is HEERE (Ezekiel 12:16). a) Jeremiah 33:2.Zonder twijfel heeft de Heilige Geest den Profeet getoond, hoe de verstrooiing van Israël onder de Heidenen een middel tot hun bekering zou zijn. Zo geschiedde het later, toen niet alleen vele Heidenen tot het Jodendom bekeerd werden, maar ook de Christelijke kerk in de heidense landen, waar verstrooide Joden waren, het best kon worden geplant. De Heidenen hadden namelijk daar reeds enige kennis van de Joden gekregen, en de synagogen waren altijd de eerste en beste werfplaatsen der Apostelen, zo als Lukas aantoont in de Handelingen der Apostelen.
Dat de schepselen den Heere erkennen, dat is het doel van alle wegen en oordelen Gods. Daarom wordt dit doel zo dikwijls herhaald: Exodus 6:7; Exodus 7:17; Exodus 8:10. 11:15, 16 en elders.
Zij zullen weten dat Jehova Mijn naam is (Isaiah 42:8), dat ik niet ben als hun afgoden (Isaiah 43:11), maar een God, die Mijn wezen van Mij zelven heb, en het leven en wezen geef aan alle andere dingen, die alle kracht en vermogen in Mijne hand heb, waarom Ik kan doen wat Mij behaagt, en tevens den wil heb om alles, wat Ik beloof of bedreig, te volbrengen.