Lectionary Calendar
Friday, November 22nd, 2024
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
advertisement
advertisement
advertisement
Attention!
Tired of seeing ads while studying? Now you can enjoy an "Ads Free" version of the site for as little as 10¢ a day and support a great cause!
Click here to learn more!
Click here to learn more!
Bible Commentaries
Dächsel Bijbelverklaring Dächsel Bijbelverklaring
Auteursrechtverklaring
Deze bestanden zijn publiek domein en zijn een afgeleide van een elektronische editie die beschikbaar is op de website Bible Support.
Deze bestanden zijn publiek domein en zijn een afgeleide van een elektronische editie die beschikbaar is op de website Bible Support.
Bibliografische Informatie
Dächsel, Karl August. "Commentaar op Isaiah 12". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/commentaries/dut/dac/isaiah-12.html. 1862-80.
Dächsel, Karl August. "Commentaar op Isaiah 12". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/
Whole Bible (2)
Inleiding
Bijbelverkaring van Dchsel, JESAJA 12Isaiah 12:1. DANKLIED VOOR DE WELDADEN VAN DEN MESSIAS. 1. En te dienzelven dage zult Gij, o Israël! gelijk gij eens na uwe verlossing uit Egypte een lofzang aan den anderen oever der Schelfzee aanhieft (Exodus 15:1), eveneens een danklied zingen- Israël, als volk beschouwd, heeft zijn bestaan buiten en boven de individuen (Amos 5:25) en alzo zeggen: Ik dank U, HEERE! dat Gij toornig op mij geweest zijt; maar Uw toorn is afgekeerd (Ik dank U, dat nadat Gij toornig geweest zijt, Uw toorn afgekeerd is 1), en Gij troost mij, nu des te overvloediger, naarmate mijn angst van wege Uwe gerichten groter was. 2)
1) De Hebreeër kent in de eenvoudigheid zijner rede slechts eenvoudige zinnen en plaatst ze bij elkaar, waar wij afhankelijke zinnen plegen te bezigen.
Zo zeker zijn bij God Zijne beloften, dat reeds duizenden jaren te voren de lofzang werd gereed gemaakt, welke Israël na zijne verlossing zingen zal. Het bespot wederom de goddelijkheid des Bijbels. Wat mens zou het ingevallen zijn zo iets te doen? . 2) In deze woorden ligt de geschiedenis der wereld, van Israël en van ieder, die zich bekeert. Ja hierin ligt geheel het Evangelie en geheel de handeling Gods jegens den zondaar en die van den gerechtvaardigde jegens God: Ellende, verlossing, dankbaarheid.
Des Heren toorn over de zijnen duurt maar voor een korten wijle, want Hij zal met hen niet eeuwiglijk twisten. Jezus Christus, de wortel van Isaï, die onze vrede en verlossing is, heeft ook Zijn Vader met het mensdom verzoend. Ja, God brengt de zijnen soms in een woestijn, in een land dor en mat en zonder water, opdat Hij daar eerst met te meer nadruk tot hen een troostelijk woord spreken mocht. En als dit geschiedt en Zijn toorn wijkt weer van ons, en Zijne vertroosting komt in des zelfs stede, dan wordt er weer stof tot dankbare vreugde en hartelijke dankzegging geboren.
Inleiding
Bijbelverkaring van Dchsel, JESAJA 12Isaiah 12:1. DANKLIED VOOR DE WELDADEN VAN DEN MESSIAS. 1. En te dienzelven dage zult Gij, o Israël! gelijk gij eens na uwe verlossing uit Egypte een lofzang aan den anderen oever der Schelfzee aanhieft (Exodus 15:1), eveneens een danklied zingen- Israël, als volk beschouwd, heeft zijn bestaan buiten en boven de individuen (Amos 5:25) en alzo zeggen: Ik dank U, HEERE! dat Gij toornig op mij geweest zijt; maar Uw toorn is afgekeerd (Ik dank U, dat nadat Gij toornig geweest zijt, Uw toorn afgekeerd is 1), en Gij troost mij, nu des te overvloediger, naarmate mijn angst van wege Uwe gerichten groter was. 2)
1) De Hebreeër kent in de eenvoudigheid zijner rede slechts eenvoudige zinnen en plaatst ze bij elkaar, waar wij afhankelijke zinnen plegen te bezigen.
Zo zeker zijn bij God Zijne beloften, dat reeds duizenden jaren te voren de lofzang werd gereed gemaakt, welke Israël na zijne verlossing zingen zal. Het bespot wederom de goddelijkheid des Bijbels. Wat mens zou het ingevallen zijn zo iets te doen? . 2) In deze woorden ligt de geschiedenis der wereld, van Israël en van ieder, die zich bekeert. Ja hierin ligt geheel het Evangelie en geheel de handeling Gods jegens den zondaar en die van den gerechtvaardigde jegens God: Ellende, verlossing, dankbaarheid.
Des Heren toorn over de zijnen duurt maar voor een korten wijle, want Hij zal met hen niet eeuwiglijk twisten. Jezus Christus, de wortel van Isaï, die onze vrede en verlossing is, heeft ook Zijn Vader met het mensdom verzoend. Ja, God brengt de zijnen soms in een woestijn, in een land dor en mat en zonder water, opdat Hij daar eerst met te meer nadruk tot hen een troostelijk woord spreken mocht. En als dit geschiedt en Zijn toorn wijkt weer van ons, en Zijne vertroosting komt in des zelfs stede, dan wordt er weer stof tot dankbare vreugde en hartelijke dankzegging geboren.
Vers 2
2. Ziet wat ik zolang gewenst heb, is nu geschied; God is mijn heil geworden! daar Hij mij redding heeft gegeven; ik zal vertrouwen en niet vrezen, alsof nog enig onheil mij zou kunnen overkomen; want de HEERE HEERE is mijne sterkte, die mij onverwinnelijk maakt, en mijn psalm, het voorwerp van mijn roemen en prijzen, en Hij is mij tot heil geworden (Exodus 15:2. Psalms 27:1; Psalms 118:14).Het heil vloeit voort uit de oneindige liefde van God, den Vader, het is meegedeeld door bemiddeling van God, den Zoon, het is toegepast door de herscheppenden macht van God, den Geest. Wanneer deze door het geloof is aanschouwd, leert de bevende zondaar op God hopen en is hij van zijne vrees verlost. Hij ziet, dat Jehova, de God in Christus, zijn troost, beschermer en vriend is, en dat hij zijn heil ontving van het ogenblik af, dat hij bekwaam was geworden; om zich op Hem als zodanig te verlaten. Alle onze verwachtingen en vertroostingen zijn vergund aan ons zondige schepselen, omdat God ons heil is geworden wanneer wij als zelfveroordelende zondaars, al onze hoop op dien grondslag bouwen, mogen wij vertrouwen en behoeven niet bevreesd te zijn. 3. En gijlieden, van het huis Israël's, zult ook, gelijk uwe vaderen bij hunnen verderen tocht wonderwater dronken in de woestijn, om niet te moeten versmachten (Exodus 15:27; Exodus 17:1, Numbers 20:2, 1 Corinthians 10:4 water scheppen, dat aan alle uwe behoeften voldoet, en dit, daar de tijd is gekomen, dat alle tranen van de ogen zullen worden afgewist (Openbaring :17), met vreugde, uit de fonteinen des heils, a) die gij allerwegen bij u hebt (John 4:14; John 7:37, Openbaring :16, 21:6; 22:17
1) Op grond van dit woord behoorde (vgl. 1 Samuel 7:6) tot de gebruiken, waarmee in vervolg van tijd het Loofhuttenfeest gevierd werd, de libatie of uitgieting van water, waarvan wij bij Leviticus 23:43 melding maakten; aan deze ceremonie heeft misschien de Heere Jezus Zijne rede in John 7:37, geknoopt. Zie de aldaar. Sommigen denken, dat de profeet hier zinspeelt op de twaalf waterfonteinen te Elim. (Exodus 15:27).
Het heil is de bron, waaruit de fonteinen ontspringen. God is het heil, dus ontspringen uit God de fonteinen des heils. Het water nu is door geheel de Schrift heen het zinnebeeld van de gaven des Heiligen Geestes. Hoe verkwikkelijk zijn de frisse dauw en koele regen na langdurige zomerdroogte reeds voor hen, die een nat land bewonen, hoeveel te meer voor de bewoners van het Oosten, die bij grote hitte minder regen ontvangen dan wij! Voor hem is het water het treffendst beeld van al wat verfrist, ververst. Daarom geeft God de belofte des H. Geestes in de woorden: "Ik zal water gieten op het dorstige en stromen op het droge. " Ja wat is water niet bij dorst, bij vermoeienis, bij uitputting; wat een verkoelende drank na ene afmattende reis door de woestijn! . Dit wil niet minder zeggen, dan dat de gunst Gods in overvloedige mate zou worden genoten en een heerlijke troost zou gesmaakt worden. Onder de fonteinen des heils hebben we te verstaan, de beloften Gods, ons in Zijn Woord geopenbaard, waaraan de gelovige ontleent al wat hij nodig heeft, om verblijd en gesterkt te worden.
Vers 2
2. Ziet wat ik zolang gewenst heb, is nu geschied; God is mijn heil geworden! daar Hij mij redding heeft gegeven; ik zal vertrouwen en niet vrezen, alsof nog enig onheil mij zou kunnen overkomen; want de HEERE HEERE is mijne sterkte, die mij onverwinnelijk maakt, en mijn psalm, het voorwerp van mijn roemen en prijzen, en Hij is mij tot heil geworden (Exodus 15:2. Psalms 27:1; Psalms 118:14).Het heil vloeit voort uit de oneindige liefde van God, den Vader, het is meegedeeld door bemiddeling van God, den Zoon, het is toegepast door de herscheppenden macht van God, den Geest. Wanneer deze door het geloof is aanschouwd, leert de bevende zondaar op God hopen en is hij van zijne vrees verlost. Hij ziet, dat Jehova, de God in Christus, zijn troost, beschermer en vriend is, en dat hij zijn heil ontving van het ogenblik af, dat hij bekwaam was geworden; om zich op Hem als zodanig te verlaten. Alle onze verwachtingen en vertroostingen zijn vergund aan ons zondige schepselen, omdat God ons heil is geworden wanneer wij als zelfveroordelende zondaars, al onze hoop op dien grondslag bouwen, mogen wij vertrouwen en behoeven niet bevreesd te zijn. 3. En gijlieden, van het huis Israël's, zult ook, gelijk uwe vaderen bij hunnen verderen tocht wonderwater dronken in de woestijn, om niet te moeten versmachten (Exodus 15:27; Exodus 17:1, Numbers 20:2, 1 Corinthians 10:4 water scheppen, dat aan alle uwe behoeften voldoet, en dit, daar de tijd is gekomen, dat alle tranen van de ogen zullen worden afgewist (Openbaring :17), met vreugde, uit de fonteinen des heils, a) die gij allerwegen bij u hebt (John 4:14; John 7:37, Openbaring :16, 21:6; 22:17
1) Op grond van dit woord behoorde (vgl. 1 Samuel 7:6) tot de gebruiken, waarmee in vervolg van tijd het Loofhuttenfeest gevierd werd, de libatie of uitgieting van water, waarvan wij bij Leviticus 23:43 melding maakten; aan deze ceremonie heeft misschien de Heere Jezus Zijne rede in John 7:37, geknoopt. Zie de aldaar. Sommigen denken, dat de profeet hier zinspeelt op de twaalf waterfonteinen te Elim. (Exodus 15:27).
Het heil is de bron, waaruit de fonteinen ontspringen. God is het heil, dus ontspringen uit God de fonteinen des heils. Het water nu is door geheel de Schrift heen het zinnebeeld van de gaven des Heiligen Geestes. Hoe verkwikkelijk zijn de frisse dauw en koele regen na langdurige zomerdroogte reeds voor hen, die een nat land bewonen, hoeveel te meer voor de bewoners van het Oosten, die bij grote hitte minder regen ontvangen dan wij! Voor hem is het water het treffendst beeld van al wat verfrist, ververst. Daarom geeft God de belofte des H. Geestes in de woorden: "Ik zal water gieten op het dorstige en stromen op het droge. " Ja wat is water niet bij dorst, bij vermoeienis, bij uitputting; wat een verkoelende drank na ene afmattende reis door de woestijn! . Dit wil niet minder zeggen, dan dat de gunst Gods in overvloedige mate zou worden genoten en een heerlijke troost zou gesmaakt worden. Onder de fonteinen des heils hebben we te verstaan, de beloften Gods, ons in Zijn Woord geopenbaard, waaraan de gelovige ontleent al wat hij nodig heeft, om verblijd en gesterkt te worden.
Vers 4
4. En gij zult in het genot van dit water des heils, dat u stof en aandrang tot nieuwe lofliederen geeft, te dienzelven dage (Isaiah 12:1) zeggen: Dankt den HEERE in liederen tot Zijnen lof (1 Chronicles 16:8. Psalms 105:1), roept Zijnen naam aan, terwijl gij Zijne daden vermeldt, maakt Zijne daden bekend onder de volken, opdat het heil ook kome tot hen; a) vermeldt, dat Zijn naam verhoogd is in roem.a) John 17:1, John 17:4, John 17:6, John 17:26.
Vers 4
4. En gij zult in het genot van dit water des heils, dat u stof en aandrang tot nieuwe lofliederen geeft, te dienzelven dage (Isaiah 12:1) zeggen: Dankt den HEERE in liederen tot Zijnen lof (1 Chronicles 16:8. Psalms 105:1), roept Zijnen naam aan, terwijl gij Zijne daden vermeldt, maakt Zijne daden bekend onder de volken, opdat het heil ook kome tot hen; a) vermeldt, dat Zijn naam verhoogd is in roem.a) John 17:1, John 17:4, John 17:6, John 17:26.
Vers 5
5. Psalmzingt den HEERE, want Hij heeft heerlijke dingen gedaan, Hij heeft Zijne majesteit door daden bekend gemaakt; zulks zij bekend op den gansen aardbodem, opdat men overal den Heere prijze en zich in Hem verheuge.Vers 5
5. Psalmzingt den HEERE, want Hij heeft heerlijke dingen gedaan, Hij heeft Zijne majesteit door daden bekend gemaakt; zulks zij bekend op den gansen aardbodem, opdat men overal den Heere prijze en zich in Hem verheuge.Vers 6
6. Juich en zing vrolijk, 1) met deze opwekking besluit ik, de profeet, dit tweede lied der verloste gemeente, even als met de belofte in Isaiah 12:3 het eerste, gij inwoneres van Zion! die zulk enen God in uw midden hebt wonen; want de Heilige Israël's is groot in het midden van u, 2) en zal Zich ook verder, gelijk tot hiertoe, door wonderen in uw midden en aan u volbracht als den groten God openbaren. 1) De Profeet leert hier waarvoor de Licht- en Levensbron dus door zijne gelovige kinderen gedankt en verheerlijkt moest worden.Omdat Hij namelijk Zich zelven verheerlijkt, Zijnen Naam verhoogd en allerdoorluchtigst gemaakt had, door Zijne grote daden, tot schrik van Zijne vijanden en tot troost van Zijn volk. Omdat Hij Zijn volk tevens verheerlijkt en zeer heerlijke dingen in het midden van hen en voor hen gedaan had, ten blijke dat zij de zijnen en Hij hun God en Weldoener ware. Omdat Hij, als de alleen heilige God, den heerlijken luister Zijner onbevlekte grootheid, vooral aan Juda en Israël vertonen en dus met de daad bevestigen wilde, dat Hij altoos het Verbond en de trouwe houden zou voor en met degenen, die Zijne woorden bewaren en Zijne wetten gehoorzamen zouden, gelijk Hij dan ook als de eindeloze grote, heerlijke en heilige God onder en bij de zodanige alleen wonen en dezelve heiligen en zegenen wil. 2) Indien God Zijn volk verlost, heeft Hij het oog op het heil aller volken. Hij is de Heilige Israël's, Wiens erkentenis, door het woord der verkondiging verkregen, hun aller heil wordt.
Als gelovigen hebben wij voorzeker een persoonlijk belang bij de heerlijke dingen, gesproken van Christus regering, en moeten wij uitzien naar het begin daarvan als de vervulling van al onze verwachtingen en van al onze wensen. Maar het is voor ons genoeg te weten, dat op den tijd door God bepaald degenen die in Christus gestorven zijn, zullen opstaan, en Zijn Koninkrijk zal worden gevestigd. Indien wij dit geloven, mag geen verschil van mening omtrent de tijden en aangelegenheden en andere stukken, die gene hoofdzaken zijn, de harten der Christenen verdelen, en maken, dat de een op den ander ziet met verdenking of onverschilligheid. Laat dit onze zorg zijn, dat wij mogen geplaatst worden onder degenen, tot wie Hij zal zeggen: "Komt, gij gezegende Mijns Vaders, beërft het koninkrijk, dat u is weggelegd van voor de grondlegging der wereld. " .
Vers 6
6. Juich en zing vrolijk, 1) met deze opwekking besluit ik, de profeet, dit tweede lied der verloste gemeente, even als met de belofte in Isaiah 12:3 het eerste, gij inwoneres van Zion! die zulk enen God in uw midden hebt wonen; want de Heilige Israël's is groot in het midden van u, 2) en zal Zich ook verder, gelijk tot hiertoe, door wonderen in uw midden en aan u volbracht als den groten God openbaren. 1) De Profeet leert hier waarvoor de Licht- en Levensbron dus door zijne gelovige kinderen gedankt en verheerlijkt moest worden.Omdat Hij namelijk Zich zelven verheerlijkt, Zijnen Naam verhoogd en allerdoorluchtigst gemaakt had, door Zijne grote daden, tot schrik van Zijne vijanden en tot troost van Zijn volk. Omdat Hij Zijn volk tevens verheerlijkt en zeer heerlijke dingen in het midden van hen en voor hen gedaan had, ten blijke dat zij de zijnen en Hij hun God en Weldoener ware. Omdat Hij, als de alleen heilige God, den heerlijken luister Zijner onbevlekte grootheid, vooral aan Juda en Israël vertonen en dus met de daad bevestigen wilde, dat Hij altoos het Verbond en de trouwe houden zou voor en met degenen, die Zijne woorden bewaren en Zijne wetten gehoorzamen zouden, gelijk Hij dan ook als de eindeloze grote, heerlijke en heilige God onder en bij de zodanige alleen wonen en dezelve heiligen en zegenen wil. 2) Indien God Zijn volk verlost, heeft Hij het oog op het heil aller volken. Hij is de Heilige Israël's, Wiens erkentenis, door het woord der verkondiging verkregen, hun aller heil wordt.
Als gelovigen hebben wij voorzeker een persoonlijk belang bij de heerlijke dingen, gesproken van Christus regering, en moeten wij uitzien naar het begin daarvan als de vervulling van al onze verwachtingen en van al onze wensen. Maar het is voor ons genoeg te weten, dat op den tijd door God bepaald degenen die in Christus gestorven zijn, zullen opstaan, en Zijn Koninkrijk zal worden gevestigd. Indien wij dit geloven, mag geen verschil van mening omtrent de tijden en aangelegenheden en andere stukken, die gene hoofdzaken zijn, de harten der Christenen verdelen, en maken, dat de een op den ander ziet met verdenking of onverschilligheid. Laat dit onze zorg zijn, dat wij mogen geplaatst worden onder degenen, tot wie Hij zal zeggen: "Komt, gij gezegende Mijns Vaders, beërft het koninkrijk, dat u is weggelegd van voor de grondlegging der wereld. " .