Lectionary Calendar
Monday, December 23rd, 2024
the Fourth Week of Advent
Attention!
Tired of seeing ads while studying? Now you can enjoy an "Ads Free" version of the site for as little as 10¢ a day and support a great cause!
Click here to learn more!

Bible Commentaries
Esther 2

Dächsel BijbelverklaringDächsel Bijbelverklaring

Search for…
Enter query below:

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, ESTHER 2

Esther 2:1.

ESTHER WORDT TOT KONINKLIJKE EER VERHEVEN.

I. Esther 2:1-Esther 2:18. Toen na enigen tijd Ahasveros' toorn bedaard was, en hij met smart over de jegens Vasthi betoonde hardheid nadacht, zonder dat ene weder-vereniging met haar mogelijk was, slaan de hovelingen voor, uit alle landen van zijn koninkrijk de schoonste meisjes uit te zoeken, en in den koninklijken harem te Susan te laten brengen; opdat daar de groot-kamerheer haar tooie en n van haar tot koningin in Vasthi's plaats vergeven worde. De voorslag vindt bijval en komt tot uitvoering; de jonge dochter, die tot deze waardigheid verheven wordt is Esther, oorspronkelijk Hadassa genoemd, de pleegdochter van den Jood Mordechai. Op den dag van hare verheffing geeft de koning een groot vreugdefeest in het gehele rijk.

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, ESTHER 2

Esther 2:1.

ESTHER WORDT TOT KONINKLIJKE EER VERHEVEN.

I. Esther 2:1-Esther 2:18. Toen na enigen tijd Ahasveros' toorn bedaard was, en hij met smart over de jegens Vasthi betoonde hardheid nadacht, zonder dat ene weder-vereniging met haar mogelijk was, slaan de hovelingen voor, uit alle landen van zijn koninkrijk de schoonste meisjes uit te zoeken, en in den koninklijken harem te Susan te laten brengen; opdat daar de groot-kamerheer haar tooie en n van haar tot koningin in Vasthi's plaats vergeven worde. De voorslag vindt bijval en komt tot uitvoering; de jonge dochter, die tot deze waardigheid verheven wordt is Esther, oorspronkelijk Hadassa genoemd, de pleegdochter van den Jood Mordechai. Op den dag van hare verheffing geeft de koning een groot vreugdefeest in het gehele rijk.

Vers 1

1. Na deze geschiedenissen, toen de grimmigheid van den koning Ahasveros tegen zijne vorige gemalin Vasthi gestild was, en hij tot nadenken over hetgeen hij gedaan had gekomen was, gedacht hij aan Vasthi, en wat zij gedaan had, hoe hare daad haar tot misdaad aangerekend, voor hare kiesheid en voor de kracht van haar karakter pleitte, en wat harde zaak door deze onveranderlijke wet over haar besloten was.

Er is tussen het verhaalde in het vorige en in dit hoofdstuk een afstand van vier jaren; de feesten werden gehouden in het derde (Esther 1:3) en Esther werd tot koningin gekozen in het zevende jaar van Ahasveros' regering (Esther 2:16). Indien Ahasveros Xerxes is, heeft dit nog groter waarschijnlijkheid, vermits de geschiedenis meldt, dat juist tussen het derde en zevende jaar zijner regering, zijn beruchte krijgstocht in Griekenland heeft plaats gehad..

Vers 1

1. Na deze geschiedenissen, toen de grimmigheid van den koning Ahasveros tegen zijne vorige gemalin Vasthi gestild was, en hij tot nadenken over hetgeen hij gedaan had gekomen was, gedacht hij aan Vasthi, en wat zij gedaan had, hoe hare daad haar tot misdaad aangerekend, voor hare kiesheid en voor de kracht van haar karakter pleitte, en wat harde zaak door deze onveranderlijke wet over haar besloten was.

Er is tussen het verhaalde in het vorige en in dit hoofdstuk een afstand van vier jaren; de feesten werden gehouden in het derde (Esther 1:3) en Esther werd tot koningin gekozen in het zevende jaar van Ahasveros' regering (Esther 2:16). Indien Ahasveros Xerxes is, heeft dit nog groter waarschijnlijkheid, vermits de geschiedenis meldt, dat juist tussen het derde en zevende jaar zijner regering, zijn beruchte krijgstocht in Griekenland heeft plaats gehad..

Vers 2

2. Toen zeiden 1) de jongelingen des konings, zijne hofjonkers (wel te onderscheiden van de kamerdienaars en staatsraden), die hem dienden: Men zoeke voor den koning schone dochteren, maagden 2), schoon van aangezicht.

1) het spreekt van zelf, dat de koning niet voor zijn hofhouding verzweeg, zijn spijt over hetgeen gebeurd was. En het is daarom, dat zijn hof tot hem komt met het volgende voorstel, om zijn toorn of wrevel over het gebeurde te stillen en zich te hoeden voor zijn wraak.

2) Onder jonge dochters zijn te verstaan, huwbare maagden. Onder maagden, jonkvrouwen, die in aanmerking zouden kunnen komen voor gemalin des konings.

Vers 2

2. Toen zeiden 1) de jongelingen des konings, zijne hofjonkers (wel te onderscheiden van de kamerdienaars en staatsraden), die hem dienden: Men zoeke voor den koning schone dochteren, maagden 2), schoon van aangezicht.

1) het spreekt van zelf, dat de koning niet voor zijn hofhouding verzweeg, zijn spijt over hetgeen gebeurd was. En het is daarom, dat zijn hof tot hem komt met het volgende voorstel, om zijn toorn of wrevel over het gebeurde te stillen en zich te hoeden voor zijn wraak.

2) Onder jonge dochters zijn te verstaan, huwbare maagden. Onder maagden, jonkvrouwen, die in aanmerking zouden kunnen komen voor gemalin des konings.

Vers 3

3. En de koning bestelle toezieners, beambten, in al de landschappen zijns koninkrijks dat zij vergaderen alle jongedochteren, maagden, schoon van aangezicht, tot den burcht Susan, tot het huis der vrouwen, in den harem, onder de hand, onder het toezicht van Hege, des konings (Esther 2:14) kamerling (zie Esther 1:10 ), bewaarder der vrouwen; en men geve haar hare versierselen, de kostbare zalving en andere middelen tot hare reiniging en versiering, gelijk die de koninklijke vrouwen betamen (Esther 2:12). 4. En de jonge dochter, die in de ogen des konings schoon wezen zal, worde koningin in stede van Vasthi. Deze zaak nu was goed in de ogen des konings en hij of, men deed alzo.

Vers 3

3. En de koning bestelle toezieners, beambten, in al de landschappen zijns koninkrijks dat zij vergaderen alle jongedochteren, maagden, schoon van aangezicht, tot den burcht Susan, tot het huis der vrouwen, in den harem, onder de hand, onder het toezicht van Hege, des konings (Esther 2:14) kamerling (zie Esther 1:10 ), bewaarder der vrouwen; en men geve haar hare versierselen, de kostbare zalving en andere middelen tot hare reiniging en versiering, gelijk die de koninklijke vrouwen betamen (Esther 2:12). 4. En de jonge dochter, die in de ogen des konings schoon wezen zal, worde koningin in stede van Vasthi. Deze zaak nu was goed in de ogen des konings en hij of, men deed alzo.

Vers 5

5. En er was een Joodse man op den burcht Susan, wiens naam was Mordechai (= bittere droefheid), niet te verwarren met dien, die volgens Ezra 2:2. Nehemiah 7:7 met Zerubbabel naar Jeruzalem teruggekeerd was, een zoon van Jaïr (= hij zal verlichten), den zoon van Simeï, den zoon van Kis, een man van Jemini1), een Benjaminiet.

1) Jaïr, Simeï en Kis zijn bezwaarlijk vader, grootvader en overgrootvader van Mordechai; maar al is Jaïr wellicht ook de vader, zo zijn toch wel Simeï en Kis namen van vroeger vermaarde voorvaderen. Simeï is waarschijnlijk de uit de geschiedenis van David bekende Simeï, en Kis de vader van Saul, want in de geslachtslijsten worden hoofdzakelijk slechts enige beroemde voorvaderen opgesomd. Op grond van deze verklaring der namen laat Josefus Esther uit koninklijken bloede, nl. van koning Saul afstammen en de Targum houdt Simeï voor den Benjaminiet, die David vloekte..

Vers 5

5. En er was een Joodse man op den burcht Susan, wiens naam was Mordechai (= bittere droefheid), niet te verwarren met dien, die volgens Ezra 2:2. Nehemiah 7:7 met Zerubbabel naar Jeruzalem teruggekeerd was, een zoon van Jaïr (= hij zal verlichten), den zoon van Simeï, den zoon van Kis, een man van Jemini1), een Benjaminiet.

1) Jaïr, Simeï en Kis zijn bezwaarlijk vader, grootvader en overgrootvader van Mordechai; maar al is Jaïr wellicht ook de vader, zo zijn toch wel Simeï en Kis namen van vroeger vermaarde voorvaderen. Simeï is waarschijnlijk de uit de geschiedenis van David bekende Simeï, en Kis de vader van Saul, want in de geslachtslijsten worden hoofdzakelijk slechts enige beroemde voorvaderen opgesomd. Op grond van deze verklaring der namen laat Josefus Esther uit koninklijken bloede, nl. van koning Saul afstammen en de Targum houdt Simeï voor den Benjaminiet, die David vloekte..

Vers 6

6. Die 1) (wiens familie) weggevoerd was van Jeruzalem a), met de weggevoerden, die weggevoerd waren met Jechonia of Jojachin, den koning van Juda, in het jaar 599 v. Chr., welken Nebukadnezar, de koning van Babel, had weggevoerd.

a) 2 Kings 24:14,

1) Al schijnt dit die op Mordechai te slaan toch behoeft dit niet, dewijl niet zelden in de H. Schrift (Genesis 46:8 e.a.) van iemand gezegd wordt, dat hij ergens vertoefd heeft, al had dit door zijne voorvaderen plaats. De Schrijver heeft o.i. alleen willen zeggen, dat deze Mordechai wel degelijk van Joodse afkomst was, wiens voorvaderen in de dagen van Jechonia met anderen naar Babel waren weggevoerd. Zo hij het zelf was geweest, zou hij nu den leeftijd hebben bereikt van 120 jaren, wat natuurlijk wel mogelijk is, maar niet waarschijnlijk, dewijl Esther zijn nicht was, de dochter van zijn vaders broeder (Esther 2:15) De Joodse afkomst, de afkomst uit iemand, die in Juda had gewoond, ziedaar waarop hier al de nadruk valt.

Vers 6

6. Die 1) (wiens familie) weggevoerd was van Jeruzalem a), met de weggevoerden, die weggevoerd waren met Jechonia of Jojachin, den koning van Juda, in het jaar 599 v. Chr., welken Nebukadnezar, de koning van Babel, had weggevoerd.

a) 2 Kings 24:14,

1) Al schijnt dit die op Mordechai te slaan toch behoeft dit niet, dewijl niet zelden in de H. Schrift (Genesis 46:8 e.a.) van iemand gezegd wordt, dat hij ergens vertoefd heeft, al had dit door zijne voorvaderen plaats. De Schrijver heeft o.i. alleen willen zeggen, dat deze Mordechai wel degelijk van Joodse afkomst was, wiens voorvaderen in de dagen van Jechonia met anderen naar Babel waren weggevoerd. Zo hij het zelf was geweest, zou hij nu den leeftijd hebben bereikt van 120 jaren, wat natuurlijk wel mogelijk is, maar niet waarschijnlijk, dewijl Esther zijn nicht was, de dochter van zijn vaders broeder (Esther 2:15) De Joodse afkomst, de afkomst uit iemand, die in Juda had gewoond, ziedaar waarop hier al de nadruk valt.

Vers 7

7. En hij was het, die opvoedde Hadassa (= mirtenstruik), (deze is Esther, welken oud Perzischen naam, gelijk aan het Griekse woord asthr, ster, zij later bij hare opname in het huis der vrouwen in plaats van haren oorspronkelijken verkreeg, de dochter zijns ooms, van den broeder zijns vaders, van Abichaïl (Esther 2:15)) -want zij had geen vader noch moeder; en zij was ene jonge dochter, schoon van gedaante en schoon van aangezicht; en als haar vader en hare moeder stierven, had Mordechaï ze zich tot ene dochter aangenomen.

Vers 7

7. En hij was het, die opvoedde Hadassa (= mirtenstruik), (deze is Esther, welken oud Perzischen naam, gelijk aan het Griekse woord asthr, ster, zij later bij hare opname in het huis der vrouwen in plaats van haren oorspronkelijken verkreeg, de dochter zijns ooms, van den broeder zijns vaders, van Abichaïl (Esther 2:15)) -want zij had geen vader noch moeder; en zij was ene jonge dochter, schoon van gedaante en schoon van aangezicht; en als haar vader en hare moeder stierven, had Mordechaï ze zich tot ene dochter aangenomen.

Vers 8

8. Het geschiedde nu, toen het woord des konings en zijne wet ruchtbaar was, en toen vele jonge dochters zamenvergaderd werden op den burcht Susan, onder de hand van Hegai (Esther 2:3), werd Esther ook genomen in des konings huis, onder de hand van Hegai, den bewaarder der vrouwen 1). 1) Deze opname geschiedde waarschijnlijk niet tegen Mordechai's wil; misschien bood hij zelf haar aan, om naar zijn overleg zijn volk tot nut te kunnen zijn. Nu kunnen Mordechai en Esther geenszins in deze zaak van alle zonde worden vrijgesproken. De veelwijverij was nooit geoorloofd, en geschiedde niet, zonder dat ook het vrouwelijk geslacht zich bezondigde. De echt met afgodische en heidense personen was altijd door God afgekeurd. De voorafgegane onrechtmatige verstoting van Vasthi had bovendien bij de door Esther gegevene toestemming wel in aanmerking mogen komen..

Hier hebben wij weer een merkwaardig voorbeeld, hoe wl de Raad Gods in betrekking tot de bewaring van het volk wordt uitgevoerd, zonder dat Hij aan Mordechai of Esther het bevel geeft, om de plaats van de verstotene Vasthi in te nemen.

De koningskroon voor haar zo begeerlijk, zal dan ook aan de andere zijde, haar veel zorg, ja, doodsgevaren baren.

Vers 8

8. Het geschiedde nu, toen het woord des konings en zijne wet ruchtbaar was, en toen vele jonge dochters zamenvergaderd werden op den burcht Susan, onder de hand van Hegai (Esther 2:3), werd Esther ook genomen in des konings huis, onder de hand van Hegai, den bewaarder der vrouwen 1). 1) Deze opname geschiedde waarschijnlijk niet tegen Mordechai's wil; misschien bood hij zelf haar aan, om naar zijn overleg zijn volk tot nut te kunnen zijn. Nu kunnen Mordechai en Esther geenszins in deze zaak van alle zonde worden vrijgesproken. De veelwijverij was nooit geoorloofd, en geschiedde niet, zonder dat ook het vrouwelijk geslacht zich bezondigde. De echt met afgodische en heidense personen was altijd door God afgekeurd. De voorafgegane onrechtmatige verstoting van Vasthi had bovendien bij de door Esther gegevene toestemming wel in aanmerking mogen komen..

Hier hebben wij weer een merkwaardig voorbeeld, hoe wl de Raad Gods in betrekking tot de bewaring van het volk wordt uitgevoerd, zonder dat Hij aan Mordechai of Esther het bevel geeft, om de plaats van de verstotene Vasthi in te nemen.

De koningskroon voor haar zo begeerlijk, zal dan ook aan de andere zijde, haar veel zorg, ja, doodsgevaren baren.

Vers 9

9. En die jonge dochter was schoon in zijne, in Hegai's ogen, en zij verkreeg gunst voor zijn aangezicht; daarom haastte hij zich met de voorbereiding van twaalf maanden te beginnen (Esther 2:12), en met hare versierselen en met hare delen, van bijzondere spijzen (Daniel 1:5) haar te geven, gelijk het de gewoonte was, dat zulke jonge dochters, afgezonderd van de overige, andere en betere spijzen ontvingen, en zeven aanzienlijke jonge dochters haar tot hare bediening en haar gezelschap als eredames te geven uit het huis des konings; en hij verplaatste haar en hare jonge dochters naar het beste, naar de prachtkamers, van het huis der vrouwen, waar zij zich moesten bevinden, die bestemd waren om tot den koning te komen.

Vers 9

9. En die jonge dochter was schoon in zijne, in Hegai's ogen, en zij verkreeg gunst voor zijn aangezicht; daarom haastte hij zich met de voorbereiding van twaalf maanden te beginnen (Esther 2:12), en met hare versierselen en met hare delen, van bijzondere spijzen (Daniel 1:5) haar te geven, gelijk het de gewoonte was, dat zulke jonge dochters, afgezonderd van de overige, andere en betere spijzen ontvingen, en zeven aanzienlijke jonge dochters haar tot hare bediening en haar gezelschap als eredames te geven uit het huis des konings; en hij verplaatste haar en hare jonge dochters naar het beste, naar de prachtkamers, van het huis der vrouwen, waar zij zich moesten bevinden, die bestemd waren om tot den koning te komen.

Vers 10

10. Esther had haar volk en hare maagschap niet te kennen gegeven; want Mordechai had haar geboden 1), dat zij het niet zou te kennen geven, dat zij ene Jodin en zijne bloedverwant was.

1) Hij gelast haar niet, om haar volk te verloochenen, of om een leugen te vertellen, ten einde hare maagschap te verbergen, en zo hij dit gewild zou hebben, mocht zij hem in dezen niet ter wille zijn. Maar hij beval haar, om niet te openbaren, wie zij was, en om er niet op te roemen. Alle waarheden willen niet ten allen tijde gezegd zijn; doch ene onwaarheid mag nooit gesproken worden. Zij was gekomen te Susan en hare ouders waren al voor lang gestorven, dat elk haar aanmerkte voor een dochter van Perzische afkomst, en zij was geenszins verplicht, om de lieden deswege uit den droom te helpen, of beter te onderrichten..

Ongetwijfeld zag Mordechai in Esther's verhoging, iets goeds voor het volk Gods. Het is daarom, dat hij haar opdraagt, niet om de waarheid te ontkennen, maar indien zij er niet naar gevraagd wordt, te verzwijgen, nl. dat zij behoort tot het volk der Ballingschap.

Vers 10

10. Esther had haar volk en hare maagschap niet te kennen gegeven; want Mordechai had haar geboden 1), dat zij het niet zou te kennen geven, dat zij ene Jodin en zijne bloedverwant was.

1) Hij gelast haar niet, om haar volk te verloochenen, of om een leugen te vertellen, ten einde hare maagschap te verbergen, en zo hij dit gewild zou hebben, mocht zij hem in dezen niet ter wille zijn. Maar hij beval haar, om niet te openbaren, wie zij was, en om er niet op te roemen. Alle waarheden willen niet ten allen tijde gezegd zijn; doch ene onwaarheid mag nooit gesproken worden. Zij was gekomen te Susan en hare ouders waren al voor lang gestorven, dat elk haar aanmerkte voor een dochter van Perzische afkomst, en zij was geenszins verplicht, om de lieden deswege uit den droom te helpen, of beter te onderrichten..

Ongetwijfeld zag Mordechai in Esther's verhoging, iets goeds voor het volk Gods. Het is daarom, dat hij haar opdraagt, niet om de waarheid te ontkennen, maar indien zij er niet naar gevraagd wordt, te verzwijgen, nl. dat zij behoort tot het volk der Ballingschap.

Vers 11

11. Mordechai nu wandelde in trouwe zorg voor zijne pleegdochter en om op te merken wat voor de toekomst en voor het welzijn van zijn volk van groot gewicht kon worden, allen dag voor het voorhof van het huis der vrouwen, dat met muren omgeven en voor mannen niet betreedbaar was, om, waarschijnlijk door een met hem bevriend kamerdienaar, te vernemen naar den welstand van Esther, en wat met haar geschieden zou, of misschien des konings keuze op haar vallen mocht.

Vers 11

11. Mordechai nu wandelde in trouwe zorg voor zijne pleegdochter en om op te merken wat voor de toekomst en voor het welzijn van zijn volk van groot gewicht kon worden, allen dag voor het voorhof van het huis der vrouwen, dat met muren omgeven en voor mannen niet betreedbaar was, om, waarschijnlijk door een met hem bevriend kamerdienaar, te vernemen naar den welstand van Esther, en wat met haar geschieden zou, of misschien des konings keuze op haar vallen mocht.

Vers 12

12. Als nu de beurt van elke jonge dochter naakte, om tot den koning Ahasveros te komen, nadat haar, gelijk het geschied was, twaalf maanden lang naar de wet der vrouwen geschied was, wat betreft lichaamsreiniging en verzorging; want alzo werden vervuld de dagen harer versieringen, zes maanden, tot verhoging der lenigheid en schoonheid van het lichaam, met mirreolie, ene kostbare, welriekende, krachtgevende olie tot zalving der huid, en zes maanden met welriekende specerijen; tot verwijdering van elken kwaden reuk en tot verfrissing der huid in de hete luchtstreek, en met andere versierselen of reinigingszalven der vrouwen.

Vers 12

12. Als nu de beurt van elke jonge dochter naakte, om tot den koning Ahasveros te komen, nadat haar, gelijk het geschied was, twaalf maanden lang naar de wet der vrouwen geschied was, wat betreft lichaamsreiniging en verzorging; want alzo werden vervuld de dagen harer versieringen, zes maanden, tot verhoging der lenigheid en schoonheid van het lichaam, met mirreolie, ene kostbare, welriekende, krachtgevende olie tot zalving der huid, en zes maanden met welriekende specerijen; tot verwijdering van elken kwaden reuk en tot verfrissing der huid in de hete luchtstreek, en met andere versierselen of reinigingszalven der vrouwen.

Vers 13

13. Daarmee, met al dien tooi kwam dan, wanneer aan haar de beurt kwam, de jonge dochter tot den koning; want al wat zij zei werd haar gegeven, dat zij daarmee ging uit het huis der vrouwen tot het huis des konings; zij mocht zich versieren op de wijze, die zij voor zich zelf het meest geschikt achtte, om hare bevalligheden te doen uitkomen.

Vers 13

13. Daarmee, met al dien tooi kwam dan, wanneer aan haar de beurt kwam, de jonge dochter tot den koning; want al wat zij zei werd haar gegeven, dat zij daarmee ging uit het huis der vrouwen tot het huis des konings; zij mocht zich versieren op de wijze, die zij voor zich zelf het meest geschikt achtte, om hare bevalligheden te doen uitkomen.

Vers 14

14. Des avonds ging zij daarin tot den koning en des morgens ging zij weer naar het tweede huis der vrouwen, in een ander paleis, waarin de strenger bewaakte bijwijven van den koning woonden, en dat gescheiden was van het paleis der maagden, onder de hand van Sasgaz, den tweeden (vgl. Esther 2:3) kamerling des konings, bewaarder der bijwijven; zij kwam niet weer tot den koning, ten ware de koning lust tot haar had en zij bij name geroepen wierd.

Vers 14

14. Des avonds ging zij daarin tot den koning en des morgens ging zij weer naar het tweede huis der vrouwen, in een ander paleis, waarin de strenger bewaakte bijwijven van den koning woonden, en dat gescheiden was van het paleis der maagden, onder de hand van Sasgaz, den tweeden (vgl. Esther 2:3) kamerling des konings, bewaarder der bijwijven; zij kwam niet weer tot den koning, ten ware de koning lust tot haar had en zij bij name geroepen wierd.

Vers 15

15. Als de beurt van Esther, de dochter van Abichaïl, den oom van Mordechai, (die hij zich ter dochter genomen had), naakte, dat zij tot den koning komen zou, begeerde zij niet met al van de kostbaarheden, dan wat Hegai, des konings kamerling, de bewaarder der vrouwen, zei, zij liet het aan hem over, waarmee hij haar wilde versieren; en Esther verkreeg, om hare eenvoudigheid en schoonheid, genade in de ogen van allen, die haar zagen.

Het hart dat alzo gezind is, draagt het tooisel zonder gevaar, want het draagt het en draagt het niet, danst en danst niet, geniet van het leven en geniet het niet. Dat zijn de hemelse zielen, de verborgene bruiden van Christus, maar zij zijn zeldzaam. Het is moeilijk geen lust te hebben in groten tooi en in pracht..

Vers 15

15. Als de beurt van Esther, de dochter van Abichaïl, den oom van Mordechai, (die hij zich ter dochter genomen had), naakte, dat zij tot den koning komen zou, begeerde zij niet met al van de kostbaarheden, dan wat Hegai, des konings kamerling, de bewaarder der vrouwen, zei, zij liet het aan hem over, waarmee hij haar wilde versieren; en Esther verkreeg, om hare eenvoudigheid en schoonheid, genade in de ogen van allen, die haar zagen.

Het hart dat alzo gezind is, draagt het tooisel zonder gevaar, want het draagt het en draagt het niet, danst en danst niet, geniet van het leven en geniet het niet. Dat zijn de hemelse zielen, de verborgene bruiden van Christus, maar zij zijn zeldzaam. Het is moeilijk geen lust te hebben in groten tooi en in pracht..

Vers 16

16. Alzo werd Esther genomen tot den koning Ahasveros, tot zijn koninklijk huis, in de tiende maand van het Joodse jaar, welke, volgens de Hebreën, genaamd is de tiende maand, de maand Thebeth, van de nieuwe maan van Januari tot dien van Februari, in het zevende jaar zijns rijks, in het jaar 478 v. Chr.

Vers 16

16. Alzo werd Esther genomen tot den koning Ahasveros, tot zijn koninklijk huis, in de tiende maand van het Joodse jaar, welke, volgens de Hebreën, genaamd is de tiende maand, de maand Thebeth, van de nieuwe maan van Januari tot dien van Februari, in het zevende jaar zijns rijks, in het jaar 478 v. Chr.

Vers 17

17. En de koning beminde Esther al spoedig boven alleandere vrouwen, en zij verkreeg genade en gunst voor zijn aangezicht, boven alle maagden, die uit zijn rijk verzameld waren; en hij zette de koninklijke kroon (zie Esther 1:11) op haar hoofd, en hij maakte haar koningin in de plaats van Vasthi 1).

1) Hieruit blijkt zo duidelijk mogelijk, dat Esther reeds bij de eerste ontmoeting genade vond in de ogen van den koning, en zij onmiddellijk tot koningin verklaard werd in de plaats van Vasthi. Voor de eerste maal en niet voor de tweede maal, zoals sommigen menen, werd zij tot den koning gebracht in de maand Thebeth van het zevende jaar, en deze eerste maal was de koning reeds dadelijk besloten.

Vers 17

17. En de koning beminde Esther al spoedig boven alleandere vrouwen, en zij verkreeg genade en gunst voor zijn aangezicht, boven alle maagden, die uit zijn rijk verzameld waren; en hij zette de koninklijke kroon (zie Esther 1:11) op haar hoofd, en hij maakte haar koningin in de plaats van Vasthi 1).

1) Hieruit blijkt zo duidelijk mogelijk, dat Esther reeds bij de eerste ontmoeting genade vond in de ogen van den koning, en zij onmiddellijk tot koningin verklaard werd in de plaats van Vasthi. Voor de eerste maal en niet voor de tweede maal, zoals sommigen menen, werd zij tot den koning gebracht in de maand Thebeth van het zevende jaar, en deze eerste maal was de koning reeds dadelijk besloten.

Vers 18

18. Toen maakte de koning enen groten maaltijd al zijnen vorsten en zijnen knechten, den maaltijd ter viering ter verheffing van Esther tot koningin, en hij gaf den landschappen rust, verlichting van belastingen, of misschien beter: verordende enen rustdag door zijn gehele rijk, en hij gaf geschenken aan al de feestvierenden in spijs en drank, naar des konings vermogen 1).

1) Uit de geschiedenis van dien tijd is het volkomen te verklaren, waarom tussen de verstoting van Vasthi en de verheffing van Esther tot koningin ongeveer 4 jaren verlopen zijn. Niet alleen verliep er enigen tijd, v rdat de toorn van Xerxes tegen Vasthi bedaard was en hij schreden deed tot verkiezing ener nieuwe koningin, maar er volgde ook, v rdat hij van de in het vrouwenhuis opgenomen maagden de ene na de andere tot zich liet komen, in het jaar 480 v. Chr. de tegen Griekenland besloten krijg met zijne gebeurtenissen bij Thermopylae, Artemisium en den beslissenden zeeslag bij Salamis, waarop Xerxes, met achterlating van Mardonius, naar Azië terugspoedde, en te Sardes de herinnering aan den ondervonden smaad in wellust en brasserijen zocht te vergeten. Toen later het bericht van het lot zijner landstroepen bij Platea en van den op dienzelfden dag verloren zeeslag bij Mykale tot hem kwam, begeeft hij zich tegen het einde van het jaar 479 naar Sardes, en in het begin van het volgende jaar, waarvan het begin nog in den kring van zijn zevende regeringsjaar valt, volgde dan het huwelijk met Esther. In deze Esther hebben niet weinige Uitlegers die Amestris willen zien, van welke Herodotus (9,109) ons verhaalt, en die als moeder van de drie zonen van Xerxes: Darius, Hystaspes en Artaxerxes bekend is. Dit wordt door velerlei omstandigheden weerlegd. Amestris was reeds vele jaren vroeger Xerxes' gemalin en liet (volgens Herod. 7:114) in haren ouderdom ter ere van den god der onderwereld tweemalen zeven kinderen levend begraven. Intussen houden wij het voor meer dan waarschijnlijk, dat de Griekse geschiedschrijvers (behalve Herodotus ook Ktesias) veel van deze Amestris verhaald hebben, wat geschiedkundig onder de 2 of 3 gemalinnen verdeeld is, en dat wij bij haar even zo goed aan Vasthi als aan Esther, en ook nog aan ene derde, niet verder bekende vrouw te denken hebben. Darius en Hystaspes kunnen zonen van Vasthi geweest zijn, terwijl Artaxerxes zoon van Esther was. Wil men daartegen aanvoeren, dat volgens Herodotus (3:84) die koninginnen, wier zonen in de regering mochten opvolgen, slechts uit de zeven eerste Perzische geslachten mochten gekozen worden, zo antwoorden wij, dat juist daarom Mordechai zijne nicht zo nadrukkelijk inscherpte, hare Joodse afkomst niet te verraden, en dat later Artaxerxes I slechts ten gevolge van listige aanslagen van Artabanus, den aanvoerder der koninklijke lijfwacht, aan de regering kwam (Ezra 7:1 )..

Zij verwierf al spoedig de gunst van Hegai en daaruit mag men afleiden, dat zij een der eersten is geweest, die tot den koning werd geleid. -

Vers 18

18. Toen maakte de koning enen groten maaltijd al zijnen vorsten en zijnen knechten, den maaltijd ter viering ter verheffing van Esther tot koningin, en hij gaf den landschappen rust, verlichting van belastingen, of misschien beter: verordende enen rustdag door zijn gehele rijk, en hij gaf geschenken aan al de feestvierenden in spijs en drank, naar des konings vermogen 1).

1) Uit de geschiedenis van dien tijd is het volkomen te verklaren, waarom tussen de verstoting van Vasthi en de verheffing van Esther tot koningin ongeveer 4 jaren verlopen zijn. Niet alleen verliep er enigen tijd, v rdat de toorn van Xerxes tegen Vasthi bedaard was en hij schreden deed tot verkiezing ener nieuwe koningin, maar er volgde ook, v rdat hij van de in het vrouwenhuis opgenomen maagden de ene na de andere tot zich liet komen, in het jaar 480 v. Chr. de tegen Griekenland besloten krijg met zijne gebeurtenissen bij Thermopylae, Artemisium en den beslissenden zeeslag bij Salamis, waarop Xerxes, met achterlating van Mardonius, naar Azië terugspoedde, en te Sardes de herinnering aan den ondervonden smaad in wellust en brasserijen zocht te vergeten. Toen later het bericht van het lot zijner landstroepen bij Platea en van den op dienzelfden dag verloren zeeslag bij Mykale tot hem kwam, begeeft hij zich tegen het einde van het jaar 479 naar Sardes, en in het begin van het volgende jaar, waarvan het begin nog in den kring van zijn zevende regeringsjaar valt, volgde dan het huwelijk met Esther. In deze Esther hebben niet weinige Uitlegers die Amestris willen zien, van welke Herodotus (9,109) ons verhaalt, en die als moeder van de drie zonen van Xerxes: Darius, Hystaspes en Artaxerxes bekend is. Dit wordt door velerlei omstandigheden weerlegd. Amestris was reeds vele jaren vroeger Xerxes' gemalin en liet (volgens Herod. 7:114) in haren ouderdom ter ere van den god der onderwereld tweemalen zeven kinderen levend begraven. Intussen houden wij het voor meer dan waarschijnlijk, dat de Griekse geschiedschrijvers (behalve Herodotus ook Ktesias) veel van deze Amestris verhaald hebben, wat geschiedkundig onder de 2 of 3 gemalinnen verdeeld is, en dat wij bij haar even zo goed aan Vasthi als aan Esther, en ook nog aan ene derde, niet verder bekende vrouw te denken hebben. Darius en Hystaspes kunnen zonen van Vasthi geweest zijn, terwijl Artaxerxes zoon van Esther was. Wil men daartegen aanvoeren, dat volgens Herodotus (3:84) die koninginnen, wier zonen in de regering mochten opvolgen, slechts uit de zeven eerste Perzische geslachten mochten gekozen worden, zo antwoorden wij, dat juist daarom Mordechai zijne nicht zo nadrukkelijk inscherpte, hare Joodse afkomst niet te verraden, en dat later Artaxerxes I slechts ten gevolge van listige aanslagen van Artabanus, den aanvoerder der koninklijke lijfwacht, aan de regering kwam (Ezra 7:1 )..

Zij verwierf al spoedig de gunst van Hegai en daaruit mag men afleiden, dat zij een der eersten is geweest, die tot den koning werd geleid. -

Vers 19

19. II. Esther 2:19-Esther 2:23. Als Esther reeds koningin is en Mordechai daardoor vrijen toegang tot het koninklijk paleis heeft verkregen, bestuurt God het zo, dat hij een zamenzwering ontdekt tegen des konings leven. Hij deelt dit aan de bevoegde macht mede, en na onderzoek wordt zijne mededeling waarheid bevonden.

19. Toen ter andere maal maagden vergaderd werden 1), zo zat (woonde) Mordechai als een hofdienaar in de poort des konings. Dat was de poort bij uitnemendheid, waar de gerechtszittingen gehouden werden.

1) Dit ziet niet op het vergaderen van maagden, ten tijde toen Esther tot koningin werd verheven (Esther 2:22), maar op ene latere gebeurtenis. Immers Mordechai zit in de poort des konings, d.i. hij woonde er als een hofdienaar; en uit Esther 2:20 blijkt, dat er correspondentie kon zijn tussen Esther en hem, wat niet geschieden kon, dan door tussenkomst van derden, toen zij nog in het vrouwenverblijf opgesloten met niemand anders dan de kamerlingen mocht spreken.

Alle andere verklaringen stuiten op onoplosbare bezwaren.

Dit feit wordt meegedeeld, dewijl het in het nauwste verband staat met de verhoging van Mordechai, de vernedering van Haman en de redding des volks.

Daarom deelt de heilige Schrijver het mede.

Een te andermaal vergaderen van maagden is niet te verwerpen, dewijl de veelwijverij aan de Oosterse hoven zeer sterk was.

Vers 19

19. II. Esther 2:19-Esther 2:23. Als Esther reeds koningin is en Mordechai daardoor vrijen toegang tot het koninklijk paleis heeft verkregen, bestuurt God het zo, dat hij een zamenzwering ontdekt tegen des konings leven. Hij deelt dit aan de bevoegde macht mede, en na onderzoek wordt zijne mededeling waarheid bevonden.

19. Toen ter andere maal maagden vergaderd werden 1), zo zat (woonde) Mordechai als een hofdienaar in de poort des konings. Dat was de poort bij uitnemendheid, waar de gerechtszittingen gehouden werden.

1) Dit ziet niet op het vergaderen van maagden, ten tijde toen Esther tot koningin werd verheven (Esther 2:22), maar op ene latere gebeurtenis. Immers Mordechai zit in de poort des konings, d.i. hij woonde er als een hofdienaar; en uit Esther 2:20 blijkt, dat er correspondentie kon zijn tussen Esther en hem, wat niet geschieden kon, dan door tussenkomst van derden, toen zij nog in het vrouwenverblijf opgesloten met niemand anders dan de kamerlingen mocht spreken.

Alle andere verklaringen stuiten op onoplosbare bezwaren.

Dit feit wordt meegedeeld, dewijl het in het nauwste verband staat met de verhoging van Mordechai, de vernedering van Haman en de redding des volks.

Daarom deelt de heilige Schrijver het mede.

Een te andermaal vergaderen van maagden is niet te verwerpen, dewijl de veelwijverij aan de Oosterse hoven zeer sterk was.

Vers 20

20. Esther nu had hare maagschap en haar volk nog niet te kennen gegeven 1), ook niet, nadat zij tot koningin verheven was, gelijk als Mordechai haar geboden had, daar hij den tijd van voorzichtigheid en waakzaamheid voor hen beiden nog niet voorbij achtte, en wel wist, dat de gunst der wereld gemakkelijk in haat kan overgaan; want Esther deed het bevel van Mordechai ook nu nog, in kinderlijke gehoorzaamheid, gelijk als toen zij bij hem opgevoed werd.

1) Dat Esther niet alleen tot hiertoe, maar, gelijk het schijnt ook tot de eigenlijke Katastrophe (Hoofdst 7:4, hare Joodse afkomst onmogelijk voor den koning en voor Haman heeft kunnen verbergen, wordt door hen, die de waarheid van ons verhaal betwijfelen, gewoonlijk op den voorgrond gesteld. Ten onrechte, daar Esther in het geheel gene aanleiding had, om hare afkomst vroeger openbaar te maken, omdat Xerxes daarnaar zeker even zomin vraagde als andere Sultans naar de afkomst hunner gunstelingen, en Haman als grootvizier met den koninklijken harem niets te maken had..

Dat gene verandering in toestand ons een voorwendsel zij om onze plichten te vergeten, die wij jegens onze ouders of vrienden, die in de plaats van ouders stonden, hebben! Esther, hoewel ene koningin, betoonde denzelfden eerbied jegens Mordechai alsof zij van hem afhankelijk was. Onze Heere Jezus Christus was oneindig hoog boven zijne moeder verheven, want Hij was de zoon van God; toch was hij onderworpen aan Zijne ouders, omdat Hij met hen leefde. Toen Hij aan het kruis hing gaf Hij aan zijne moeder enen anderen zoon, om haar te verzorgen, wanneer Hij de wereld zou verlaten hebben.

Vers 20

20. Esther nu had hare maagschap en haar volk nog niet te kennen gegeven 1), ook niet, nadat zij tot koningin verheven was, gelijk als Mordechai haar geboden had, daar hij den tijd van voorzichtigheid en waakzaamheid voor hen beiden nog niet voorbij achtte, en wel wist, dat de gunst der wereld gemakkelijk in haat kan overgaan; want Esther deed het bevel van Mordechai ook nu nog, in kinderlijke gehoorzaamheid, gelijk als toen zij bij hem opgevoed werd.

1) Dat Esther niet alleen tot hiertoe, maar, gelijk het schijnt ook tot de eigenlijke Katastrophe (Hoofdst 7:4, hare Joodse afkomst onmogelijk voor den koning en voor Haman heeft kunnen verbergen, wordt door hen, die de waarheid van ons verhaal betwijfelen, gewoonlijk op den voorgrond gesteld. Ten onrechte, daar Esther in het geheel gene aanleiding had, om hare afkomst vroeger openbaar te maken, omdat Xerxes daarnaar zeker even zomin vraagde als andere Sultans naar de afkomst hunner gunstelingen, en Haman als grootvizier met den koninklijken harem niets te maken had..

Dat gene verandering in toestand ons een voorwendsel zij om onze plichten te vergeten, die wij jegens onze ouders of vrienden, die in de plaats van ouders stonden, hebben! Esther, hoewel ene koningin, betoonde denzelfden eerbied jegens Mordechai alsof zij van hem afhankelijk was. Onze Heere Jezus Christus was oneindig hoog boven zijne moeder verheven, want Hij was de zoon van God; toch was hij onderworpen aan Zijne ouders, omdat Hij met hen leefde. Toen Hij aan het kruis hing gaf Hij aan zijne moeder enen anderen zoon, om haar te verzorgen, wanneer Hij de wereld zou verlaten hebben.

Vers 21

21. In die dagen, als Mordechai in de poort des konings zat (zie Esther 2:19), werden Bichthan en Theres, twee kamerlingen, of eunuchen (zie Esther 1:10 ),des konings, van de dorpelwachters, de bewaarders van des konings paleis, zeer toornig, waarschijnlijk omdat zij diep gekrenkt waren, en zij zochten de hand te slaan aan den koning Ahasveros.

Vers 21

21. In die dagen, als Mordechai in de poort des konings zat (zie Esther 2:19), werden Bichthan en Theres, twee kamerlingen, of eunuchen (zie Esther 1:10 ),des konings, van de dorpelwachters, de bewaarders van des konings paleis, zeer toornig, waarschijnlijk omdat zij diep gekrenkt waren, en zij zochten de hand te slaan aan den koning Ahasveros.

Vers 22

22. En deze zaak werd Mordechai bekend gemaakt, volgens Josefus door een Joodsen slaaf van een der zaamgezworenen, met name Barnabasus,en hij gaf ze de koningin Esther te kennen; en Esther zei het den koning in Mordechai's naam 1).

1) Ook Hieruit blijkt het zo duidelijk mogelijk, dat, toen deze geschiedenis plaats greep, Esther reeds koningin was.

Vers 22

22. En deze zaak werd Mordechai bekend gemaakt, volgens Josefus door een Joodsen slaaf van een der zaamgezworenen, met name Barnabasus,en hij gaf ze de koningin Esther te kennen; en Esther zei het den koning in Mordechai's naam 1).

1) Ook Hieruit blijkt het zo duidelijk mogelijk, dat, toen deze geschiedenis plaats greep, Esther reeds koningin was.

Vers 23

23. Als men de zaak onderzocht, is het alzo bevonden, als Mordechai gezegd had, en zij beiden werden aan ene galg gehangen; en het werd in de kronieken geschreven voor het aangezicht des konings, tot een eeuwig aandenken aan `s konings redding.

Herodotus (8,85) bevestigt, dat de namen van de weldoeners des konings in ene rijkskroniek zijn opgetekend. Zo verhaalt hij ook, dat Xerxes op den tocht naar Griekenland steeds schrijvers om zich gehad heeft, die de daden der Perzen aanstonds in ene kroniek hadden moeten optekenen..

Het was ene wijze instelling in Perzië, dat elke meldenswaardige daad van den koning en elke gebeurtenis onder zijn bestuur moest opgetekend worden. Ondersteld, wij wisten dat een zeker onzichtbaar schrijver alles, wat wij denken en spreken en doen, ter nederschreef, hoe zouden wij ons toeleggen op de beoefening van elke deugd! Weet dan, dat gene onzer daden kan vergeten worden, dat zelfs onze meest geheime gedachten geschreven zijn in boeken, die nooit te niet gaan (Revelation 0:12).

Vers 23

23. Als men de zaak onderzocht, is het alzo bevonden, als Mordechai gezegd had, en zij beiden werden aan ene galg gehangen; en het werd in de kronieken geschreven voor het aangezicht des konings, tot een eeuwig aandenken aan `s konings redding.

Herodotus (8,85) bevestigt, dat de namen van de weldoeners des konings in ene rijkskroniek zijn opgetekend. Zo verhaalt hij ook, dat Xerxes op den tocht naar Griekenland steeds schrijvers om zich gehad heeft, die de daden der Perzen aanstonds in ene kroniek hadden moeten optekenen..

Het was ene wijze instelling in Perzië, dat elke meldenswaardige daad van den koning en elke gebeurtenis onder zijn bestuur moest opgetekend worden. Ondersteld, wij wisten dat een zeker onzichtbaar schrijver alles, wat wij denken en spreken en doen, ter nederschreef, hoe zouden wij ons toeleggen op de beoefening van elke deugd! Weet dan, dat gene onzer daden kan vergeten worden, dat zelfs onze meest geheime gedachten geschreven zijn in boeken, die nooit te niet gaan (Revelation 0:12).

Bibliografische Informatie
Dächsel, Karl August. "Commentaar op Esther 2". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/commentaries/dut/dac/esther-2.html. 1862-80.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile