Lectionary Calendar
Friday, November 22nd, 2024
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
Attention!
For 10¢ a day you can enjoy StudyLight.org ads
free while helping to build churches and support pastors in Uganda.
Click here to learn more!

Bible Commentaries
Esther 1

Dächsel BijbelverklaringDächsel Bijbelverklaring

Search for…
Enter query below:

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, ESTHER 1

Esther 1:1.

VASTHI WORDT VERSTOTEN, OMDAT ZIJ WEIGERT TOT AHASVEROS' MAALTIJD TE KOMEN.

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, ESTHER 1

Esther 1:1.

VASTHI WORDT VERSTOTEN, OMDAT ZIJ WEIGERT TOT AHASVEROS' MAALTIJD TE KOMEN.

Vers 1

1. Esther 1:1-Esther 1:9. Ahasveros, de koning van Perzië, vertoont aan zijne groten zijn macht en heerlijkheid en beraadslaagt in het derde jaar zijner regering, in zijn residentie Susan over zaken, die het aanzien van zijn koninkrijk betreffen; dit duurt 180 dagen. Hierop geeft hij een feest van 7 dagen voor de bewoners der residentie, welke op ene omtuinde plaats van het koninklijk park op het overvloedigst onthaald worden. Tegelijkertijd geeft ook de koningin Vasthi in het paleis, aan de vrouwen van het hof een maaltijd.

1. Het geschiedde nu in de dagen van Ahasveros (hij is die Ahasveros 1) of Xerxes, die van 486-465 v. Chr. regeerde (Ezra 1:4, Ezra 4:6 ) van Indië af, waar zijn vader Darius Hystaspes doorgedrongen was, tot aan Morenland toe, tot aan het zuidelijk van Egypte gelegene Ethiopië, welke beide landen reeds de opvolger van Cyrus, Kambyses aangegrepen had en Xerxes opnieuw aan zich onderwierp, honderd zeven en twintig landschappen of satrapieën, zodat Daniël's voorzegging (Daniel 8:3) nu geheel tot vervulling was gekomen).

1) De naam Ahasveros is een Perziaans woord, hetwelk enen groten vorst, enen zeer machtigen Alleenheerser betekent. Daniel 9:2 lezen wij ook van enen Medischen Koning, die mede onder dien naam voorkomt. Het schijnt een gewone naam der koningen van de Meden en Perzen geweest te zijn, op soortgelijke wijze, als de koningen van Egypte den naam van Farao droegen.

Scaliger (geb. 1540 te Agen in `t zuiden van Frankrijk, -bij zijn verblijf in Parijs, was hij gedurende de schriktonelen van de Parijse bloedbruiloft zo verdiept in zijne studiën, dat hij van het woest geschreeuw der gewapenden, noch van het geschrei van vrouwen en kinderen en het kermen van gewonden en stervenden iets vernam-tot de Protestantse kerk overgegaan, later Hoogleraar aan de hogeschool te Leiden, beroemd als vervaardiger van een doorwrocht chronologisch systeem, heeft het eerste beweerd dat onder dezen Ahasveros Xerxes I moest worden verstaan. Deze mening wordt nu door de geschiedkundigen, zowel als door de Schriftverklaarders als de alleen ware bijna algemeen erkend. Slechts een enkele maal (bv. in Flge's leerboek der Bijbelse geschiedenis) komt nog de mening van Nickes voor, dat onder Ahasveros de Medische koning Cyaxares, zoon van Phraortes (2 Kings 22:2 ) moet verstaan worden (Daniel 9:1). Die mening rust op ene opvatting van Esther 2:5, die voor de hand ligt, maar toch verkeerd is. Voor de eerste opvatting spreekt niet alleen de boven opgegevene uitbreiding van het Perzische rijk (Herod. 7:9), benevens andere geschiedkundige omstandigheden, maar vooral ook de gelijkheid in karakter van Ahasveros in ons Boek met den gruwzamen, luimachtigen, onmatigen en tot onzinnige dingen geneigden despoot Xerxes (Herod. 7:35,37; 9:107. lust. hist. 2:12. Strabo 14:634)..

Vers 1

1. Esther 1:1-Esther 1:9. Ahasveros, de koning van Perzië, vertoont aan zijne groten zijn macht en heerlijkheid en beraadslaagt in het derde jaar zijner regering, in zijn residentie Susan over zaken, die het aanzien van zijn koninkrijk betreffen; dit duurt 180 dagen. Hierop geeft hij een feest van 7 dagen voor de bewoners der residentie, welke op ene omtuinde plaats van het koninklijk park op het overvloedigst onthaald worden. Tegelijkertijd geeft ook de koningin Vasthi in het paleis, aan de vrouwen van het hof een maaltijd.

1. Het geschiedde nu in de dagen van Ahasveros (hij is die Ahasveros 1) of Xerxes, die van 486-465 v. Chr. regeerde (Ezra 1:4, Ezra 4:6 ) van Indië af, waar zijn vader Darius Hystaspes doorgedrongen was, tot aan Morenland toe, tot aan het zuidelijk van Egypte gelegene Ethiopië, welke beide landen reeds de opvolger van Cyrus, Kambyses aangegrepen had en Xerxes opnieuw aan zich onderwierp, honderd zeven en twintig landschappen of satrapieën, zodat Daniël's voorzegging (Daniel 8:3) nu geheel tot vervulling was gekomen).

1) De naam Ahasveros is een Perziaans woord, hetwelk enen groten vorst, enen zeer machtigen Alleenheerser betekent. Daniel 9:2 lezen wij ook van enen Medischen Koning, die mede onder dien naam voorkomt. Het schijnt een gewone naam der koningen van de Meden en Perzen geweest te zijn, op soortgelijke wijze, als de koningen van Egypte den naam van Farao droegen.

Scaliger (geb. 1540 te Agen in `t zuiden van Frankrijk, -bij zijn verblijf in Parijs, was hij gedurende de schriktonelen van de Parijse bloedbruiloft zo verdiept in zijne studiën, dat hij van het woest geschreeuw der gewapenden, noch van het geschrei van vrouwen en kinderen en het kermen van gewonden en stervenden iets vernam-tot de Protestantse kerk overgegaan, later Hoogleraar aan de hogeschool te Leiden, beroemd als vervaardiger van een doorwrocht chronologisch systeem, heeft het eerste beweerd dat onder dezen Ahasveros Xerxes I moest worden verstaan. Deze mening wordt nu door de geschiedkundigen, zowel als door de Schriftverklaarders als de alleen ware bijna algemeen erkend. Slechts een enkele maal (bv. in Flge's leerboek der Bijbelse geschiedenis) komt nog de mening van Nickes voor, dat onder Ahasveros de Medische koning Cyaxares, zoon van Phraortes (2 Kings 22:2 ) moet verstaan worden (Daniel 9:1). Die mening rust op ene opvatting van Esther 2:5, die voor de hand ligt, maar toch verkeerd is. Voor de eerste opvatting spreekt niet alleen de boven opgegevene uitbreiding van het Perzische rijk (Herod. 7:9), benevens andere geschiedkundige omstandigheden, maar vooral ook de gelijkheid in karakter van Ahasveros in ons Boek met den gruwzamen, luimachtigen, onmatigen en tot onzinnige dingen geneigden despoot Xerxes (Herod. 7:35,37; 9:107. lust. hist. 2:12. Strabo 14:634)..

Vers 2

2. In die dagen, als de koning Ahasveros, na den gelukkig volbrachten oorlog tegen Egypte en Ethiopië, op den troon zijns koninkrijks zat, die op den burcht Susan was, waar hij gewoonlijk een gedeelte van het jaar, en wel den zomer doorbracht (Nehemiah 1:1); 3. In het derde jaar zijner regering, d.i. in het jaar 483 v. Chr., toen hij juist den veldtocht tegen Griekenland wilde ondernemen, maakte hij enen maaltijd, een schitterend feest, te Susan al zijnen vorsten en zijnen knechten: de macht van Perzië en Medië, de gehele lijfwacht van ongeveer 14.000 man, de grootste heren, de stadhouders der provincies, en de oversten der landschappen, de vorsten over 127 landschappen waren voor zijn aangezicht.

Vers 2

2. In die dagen, als de koning Ahasveros, na den gelukkig volbrachten oorlog tegen Egypte en Ethiopië, op den troon zijns koninkrijks zat, die op den burcht Susan was, waar hij gewoonlijk een gedeelte van het jaar, en wel den zomer doorbracht (Nehemiah 1:1); 3. In het derde jaar zijner regering, d.i. in het jaar 483 v. Chr., toen hij juist den veldtocht tegen Griekenland wilde ondernemen, maakte hij enen maaltijd, een schitterend feest, te Susan al zijnen vorsten en zijnen knechten: de macht van Perzië en Medië, de gehele lijfwacht van ongeveer 14.000 man, de grootste heren, de stadhouders der provincies, en de oversten der landschappen, de vorsten over 127 landschappen waren voor zijn aangezicht.

Vers 4

4. Als hij vertoonde den rijkdom der heerlijkheid zijns rijks, en de kostelijkheid des sieraads zijner grootheid, vele dagen lang, honderd en tachtig dagen 1).

1) Na het eindigen van den veldtocht tegen Egypte riep Xerxes in het derde jaar zijner regering alle groten van zijn rijk naar Susan, om met hen over den veldtocht naar Griekenland te beraadslagen Herod. 8:8)..

Dit betekent niet, dat het feestmaal 180 dagen geduurd heeft, zoals sommigen menen, maar dat er 180 dagen verliepen met het vertonen van den rijkdom en heerlijkheid van Perzië en het beraadslagen over den veldtocht tegen Griekenland. In het volgende Vers wordt ook eerst van een gastmaal gesproken en daarvan gezegd, dat dit gegeven werd toen de 180 dagen vervuld (letterlijk: vol) waren.

Vers 4

4. Als hij vertoonde den rijkdom der heerlijkheid zijns rijks, en de kostelijkheid des sieraads zijner grootheid, vele dagen lang, honderd en tachtig dagen 1).

1) Na het eindigen van den veldtocht tegen Egypte riep Xerxes in het derde jaar zijner regering alle groten van zijn rijk naar Susan, om met hen over den veldtocht naar Griekenland te beraadslagen Herod. 8:8)..

Dit betekent niet, dat het feestmaal 180 dagen geduurd heeft, zoals sommigen menen, maar dat er 180 dagen verliepen met het vertonen van den rijkdom en heerlijkheid van Perzië en het beraadslagen over den veldtocht tegen Griekenland. In het volgende Vers wordt ook eerst van een gastmaal gesproken en daarvan gezegd, dat dit gegeven werd toen de 180 dagen vervuld (letterlijk: vol) waren.

Vers 5

5. Toen nu die 180 dagen vervuld, ten einde waren, maakte de koning, uit vreugde over het gelukkig tot stand gekomen besluit, om den veldtocht tegen Griekenland weer te ondernemen, en omdat hem zijne hoogdravende plannen reeds zo goed als volbracht schenen, enen maaltijd al den volke, dat gevonden werd op den burcht Susan, van den grootste tot den kleinste, van den voornaamste tot den geringste, zeven dagen lang, in het voorhof van den hof van het koninklijke paleis.

De parken en diergaarden (paradijzen), die de koninklijke paleizen in Perzië omgeven, worden door de Ouden zeer geprezen. Zo verhaalt Xenophon, dat Cyrus te Sardes enen tuin had, dien hij eigenhandig bebouwd en met allerlei bomen beplant had. Toen hij dien eens aan Lysander toonde en deze de schoonheid, orde en grootte der bomen, de vruchtbaarheid van den grond en de liefelijkheid van der bloemengeur bewonderde, verzekerde Cyrus, dat hij alles bestuurd en geregeld had; nooit zette hij zich aan den maaltijd, zonder vooraf in den tuin gearbeid te hebben..

Klinkenberg en anderen houden dezen hof voor gaanderijen (zie Esther 5:1 )

Vers 5

5. Toen nu die 180 dagen vervuld, ten einde waren, maakte de koning, uit vreugde over het gelukkig tot stand gekomen besluit, om den veldtocht tegen Griekenland weer te ondernemen, en omdat hem zijne hoogdravende plannen reeds zo goed als volbracht schenen, enen maaltijd al den volke, dat gevonden werd op den burcht Susan, van den grootste tot den kleinste, van den voornaamste tot den geringste, zeven dagen lang, in het voorhof van den hof van het koninklijke paleis.

De parken en diergaarden (paradijzen), die de koninklijke paleizen in Perzië omgeven, worden door de Ouden zeer geprezen. Zo verhaalt Xenophon, dat Cyrus te Sardes enen tuin had, dien hij eigenhandig bebouwd en met allerlei bomen beplant had. Toen hij dien eens aan Lysander toonde en deze de schoonheid, orde en grootte der bomen, de vruchtbaarheid van den grond en de liefelijkheid van der bloemengeur bewonderde, verzekerde Cyrus, dat hij alles bestuurd en geregeld had; nooit zette hij zich aan den maaltijd, zonder vooraf in den tuin gearbeid te hebben..

Klinkenberg en anderen houden dezen hof voor gaanderijen (zie Esther 5:1 )

Vers 6

6. Er waren in dien hof aan de omheining witte, groene en hemelsblauwe behangselen in een kring uitgespannen, gevat aan fijn linnen en purperen banden, die in zilveren ringen en aan marmeren pilaren vast gemaakt waren, zodat elke twee pilaren een wit of blauw behangsel insloten; de bedsteden, de lage rustbanken, op welke men volgens Aziatische wijze zich bij den maaltijd neervleide, waren van goud en zilver1), en stonden op enen vloer van porfier-steen en van marmer, en albast, en kostelijke stenen. 1) Ook in den veldtocht tegen Griekenland gebruikte Xerxes, om zijnen rijkdom te tonen, rustbanken van stoffen, die met goud- en zilverdraad gewerkt waren. Deze voerden hij en zijne veldheren met zich, en werden later de buit der Grieken (Herod. 9:81)..

Vers 6

6. Er waren in dien hof aan de omheining witte, groene en hemelsblauwe behangselen in een kring uitgespannen, gevat aan fijn linnen en purperen banden, die in zilveren ringen en aan marmeren pilaren vast gemaakt waren, zodat elke twee pilaren een wit of blauw behangsel insloten; de bedsteden, de lage rustbanken, op welke men volgens Aziatische wijze zich bij den maaltijd neervleide, waren van goud en zilver1), en stonden op enen vloer van porfier-steen en van marmer, en albast, en kostelijke stenen. 1) Ook in den veldtocht tegen Griekenland gebruikte Xerxes, om zijnen rijkdom te tonen, rustbanken van stoffen, die met goud- en zilverdraad gewerkt waren. Deze voerden hij en zijne veldheren met zich, en werden later de buit der Grieken (Herod. 9:81)..

Vers 7

7. En men gaf te drinken in vaten van goud (Daniel 5:3), en het ene vat was anders dan het andere vat, de drinkvaten werden telkens met andere afgewisseld, zo als de Perzen zeer gezet zijn op het bezitten van zeer vele drinkvaten; en er was veel koninklijke wijn, wijn, zo als de koning die gewoon was zelf te drinken, naar des konings vermogen.

Vers 7

7. En men gaf te drinken in vaten van goud (Daniel 5:3), en het ene vat was anders dan het andere vat, de drinkvaten werden telkens met andere afgewisseld, zo als de Perzen zeer gezet zijn op het bezitten van zeer vele drinkvaten; en er was veel koninklijke wijn, wijn, zo als de koning die gewoon was zelf te drinken, naar des konings vermogen.

Vers 8

8. En het drinken geschiedde naar de wet, die de koning gesteld had, dat niemand dwong, terwijl anders het drinken op aandrang des hofdienaars geschiedde; en er was volkomen vrijheid, want alzo had de koning vastelijk bevolen aan alle groten zijns huizes, dat zij bij de bediening der gasten doen zouden naar den wil van een iegelijk, zodat het een iegelijk vrijstond zoveel te eten of te drinken, als hij wilde.

Vers 8

8. En het drinken geschiedde naar de wet, die de koning gesteld had, dat niemand dwong, terwijl anders het drinken op aandrang des hofdienaars geschiedde; en er was volkomen vrijheid, want alzo had de koning vastelijk bevolen aan alle groten zijns huizes, dat zij bij de bediening der gasten doen zouden naar den wil van een iegelijk, zodat het een iegelijk vrijstond zoveel te eten of te drinken, als hij wilde.

Vers 9

9. De koningin Vasthi, de lievelingsgemalin van Ahasveros en hoofdsultane (Nehemiah 2:6), maakte ook enen maaltijd voor de vrouwen van Susan, in het koninklijke huis, hetwelk de koning Ahasveros had; deze maaltijd werd gehouden afgezonderd van de mannen.

10.

II. Esther 1:10-Esther 1:22. Op den laatsten dag, als de uitgelatenheid haar toppunt bereikt heeft, beveelt Ahasveros aan zijne 7 gesnedenen, de koningin Vasthi voor hem te brengen, om den volken en oversten hare schoonheid te tonen. De koningin weigert aan dat bevel te gehoorzamen. Ahasveros, die daarin ene van die onbeschaamdheden ziet, waaraan de geschiedenis der Perzische koninginnen zo rijk is, legt de zaak aan zijnen met de wet bekenden staatsraad voor, volgens de gewoonte en instelling. Een der leden spreekt als resultaat der gemeenschappelijke beraadslaging uit, dat Vasthi niet alleen tegen den koning, maar ook tegen alle vorsten en onderdanen misdreven had, daar het voorbeeld der koningin alle andere vrouwen zou verleiden tot verachting van hare mannen, en veel onheil zou te weegbrengen. Er moest dus een onverbreekbare wet uitgevaardigd, en in het gehele rijk bekend gemaakt worden, waar hij Vasthi's verstoting werd bepaald. Zulk ene koninklijke bekendmaking zou de vrouwen in het gehele uitgestrekte koninkrijk dwingen hare mannen te eren, Dienovereenkomstig handelt de koning; hij vaardigt bovendien nog een bijzonder schrijven uit met de bepaling, dat ieder man in zijn huis het bestuur zou hebben.

Vers 9

9. De koningin Vasthi, de lievelingsgemalin van Ahasveros en hoofdsultane (Nehemiah 2:6), maakte ook enen maaltijd voor de vrouwen van Susan, in het koninklijke huis, hetwelk de koning Ahasveros had; deze maaltijd werd gehouden afgezonderd van de mannen.

10.

II. Esther 1:10-Esther 1:22. Op den laatsten dag, als de uitgelatenheid haar toppunt bereikt heeft, beveelt Ahasveros aan zijne 7 gesnedenen, de koningin Vasthi voor hem te brengen, om den volken en oversten hare schoonheid te tonen. De koningin weigert aan dat bevel te gehoorzamen. Ahasveros, die daarin ene van die onbeschaamdheden ziet, waaraan de geschiedenis der Perzische koninginnen zo rijk is, legt de zaak aan zijnen met de wet bekenden staatsraad voor, volgens de gewoonte en instelling. Een der leden spreekt als resultaat der gemeenschappelijke beraadslaging uit, dat Vasthi niet alleen tegen den koning, maar ook tegen alle vorsten en onderdanen misdreven had, daar het voorbeeld der koningin alle andere vrouwen zou verleiden tot verachting van hare mannen, en veel onheil zou te weegbrengen. Er moest dus een onverbreekbare wet uitgevaardigd, en in het gehele rijk bekend gemaakt worden, waar hij Vasthi's verstoting werd bepaald. Zulk ene koninklijke bekendmaking zou de vrouwen in het gehele uitgestrekte koninkrijk dwingen hare mannen te eren, Dienovereenkomstig handelt de koning; hij vaardigt bovendien nog een bijzonder schrijven uit met de bepaling, dat ieder man in zijn huis het bestuur zou hebben.

Vers 10

10. Op den zevenden dag van het volksfeest, waarbij de oversten en satrapen nog mede tegenwoordig waren, toen des konings harten dat zijner gasten, zo als dit steeds en bijzonder tegen het einde, bij de Perzische drinkgelagen het geval is, vrolijk was van den wijn, als hij dronken en daardoor overmoedig en wellustig geworden was, zei hij tot Mehuman, Biztha, Charbona (vgl. Esther 7:9), Bigtha en Abachtha, Zethar en Charchas, de zeven kamerlingen, eunuchen of gesnedenen, dienende voor het aangezicht van den koning Ahasveros, Het getal zeven, zegt Heeren, komt bij de Perzen bijna in alle hun openlijke instituten voor, waar een groter getal nodig was; het was daarom ook bij hen waarschijnlijk een heilig getal (Esther 1:14). De bovengenoemde kamerlingen zijn gesnedenen, die het ambt hadden, aan de vrouwen de koninklijke bevelen over te brengen, gelijk den koning gesnedenen ten dienste stonden, zo had ook de koningin hare eigene Eunuchen (Esther 4:4).

Het zevental der Eunuchen hangt met de voorstelling van de 7 Amscha's pands zamen.

Vers 10

10. Op den zevenden dag van het volksfeest, waarbij de oversten en satrapen nog mede tegenwoordig waren, toen des konings harten dat zijner gasten, zo als dit steeds en bijzonder tegen het einde, bij de Perzische drinkgelagen het geval is, vrolijk was van den wijn, als hij dronken en daardoor overmoedig en wellustig geworden was, zei hij tot Mehuman, Biztha, Charbona (vgl. Esther 7:9), Bigtha en Abachtha, Zethar en Charchas, de zeven kamerlingen, eunuchen of gesnedenen, dienende voor het aangezicht van den koning Ahasveros, Het getal zeven, zegt Heeren, komt bij de Perzen bijna in alle hun openlijke instituten voor, waar een groter getal nodig was; het was daarom ook bij hen waarschijnlijk een heilig getal (Esther 1:14). De bovengenoemde kamerlingen zijn gesnedenen, die het ambt hadden, aan de vrouwen de koninklijke bevelen over te brengen, gelijk den koning gesnedenen ten dienste stonden, zo had ook de koningin hare eigene Eunuchen (Esther 4:4).

Het zevental der Eunuchen hangt met de voorstelling van de 7 Amscha's pands zamen.

Vers 11

11. Dat zij Vasthi, de koningin, zouden brengen voor het aangezicht des konings, in hare koninklijke versiering, in `t bijzonder met de koninklijke kroon, ene soort van tulband, die van boven spits toeliep en in de hoogte stond, om den volken en den vorsten hare schoonheid te tonen, want zij was schoon van aangezicht 1).

1) Bij gewone maaltijden zat de koningin naast den koning, maar bij zulke feestmalen niet. Dit streed met de hofetiquette in het Oosten. Indien de koning dan ook niet door den wijn was verhit geweest, zou hij zulk een opdracht niet hebben gegeven aan zijne kamerlingen; maar ook hier zou blijken, dat menselijke dwaasheid niet zelden dienen moet, om Gods Raad te volvoeren.

Vers 11

11. Dat zij Vasthi, de koningin, zouden brengen voor het aangezicht des konings, in hare koninklijke versiering, in `t bijzonder met de koninklijke kroon, ene soort van tulband, die van boven spits toeliep en in de hoogte stond, om den volken en den vorsten hare schoonheid te tonen, want zij was schoon van aangezicht 1).

1) Bij gewone maaltijden zat de koningin naast den koning, maar bij zulke feestmalen niet. Dit streed met de hofetiquette in het Oosten. Indien de koning dan ook niet door den wijn was verhit geweest, zou hij zulk een opdracht niet hebben gegeven aan zijne kamerlingen; maar ook hier zou blijken, dat menselijke dwaasheid niet zelden dienen moet, om Gods Raad te volvoeren.

Vers 12

12. Doch de koningin Vasthi weigerde te komen op het woord des konings, hetwelk door den dienst der kamerlingen haar aangezegd was, hoewel zij zeer goed wist, dat het des konings eigen bevel was, hetwelk tot haar was gekomen 1). Toen werd de koning zeer verbolgen, en zijne grimmigheid ontstak in hem, want het was voor hem onverdraaglijk, dat al zijne pracht met de versmading van de zijde ener vrouw zou eindigen 2).

1) Het was ene Perzische gewoonte, de wettige gemalinnen aan de tafel te laten komen en met haar gemeenschappelijk te eten; zodra echter de zucht tot drinken ontwaakte en de overhand verkreeg, verwijderden zij zich en lieten aan de bijwijven hare plaats. Daarom ziet Vasthi met recht als ene belediging aan, wat de koning van haar eist: zij wordt daardoor in de klasse der bijwijven geplaatst en wil nu hare waardigheid als koningin en vrouw des te minder op het spel zetten, als haar dergelijke voorbeelden van de schaamteloosheid van dronken Perzen tegenover hun vrouwen, gelijk Herodotus (5:18) vertelt, zeker bekend waren..

2) Zo eindigt het grote, wereldse feest met al zijne wereldse heerlijkheid en vreugde in ene diepe en onheelbare scheuring in het eigenlijke midden van het rijk, in het koninklijk huis..

Vers 12

12. Doch de koningin Vasthi weigerde te komen op het woord des konings, hetwelk door den dienst der kamerlingen haar aangezegd was, hoewel zij zeer goed wist, dat het des konings eigen bevel was, hetwelk tot haar was gekomen 1). Toen werd de koning zeer verbolgen, en zijne grimmigheid ontstak in hem, want het was voor hem onverdraaglijk, dat al zijne pracht met de versmading van de zijde ener vrouw zou eindigen 2).

1) Het was ene Perzische gewoonte, de wettige gemalinnen aan de tafel te laten komen en met haar gemeenschappelijk te eten; zodra echter de zucht tot drinken ontwaakte en de overhand verkreeg, verwijderden zij zich en lieten aan de bijwijven hare plaats. Daarom ziet Vasthi met recht als ene belediging aan, wat de koning van haar eist: zij wordt daardoor in de klasse der bijwijven geplaatst en wil nu hare waardigheid als koningin en vrouw des te minder op het spel zetten, als haar dergelijke voorbeelden van de schaamteloosheid van dronken Perzen tegenover hun vrouwen, gelijk Herodotus (5:18) vertelt, zeker bekend waren..

2) Zo eindigt het grote, wereldse feest met al zijne wereldse heerlijkheid en vreugde in ene diepe en onheelbare scheuring in het eigenlijke midden van het rijk, in het koninklijk huis..

Vers 13

13. Toen zei de koning tot de wijzen, de zeven staatsraden (Esther 1:14), de Magiërs en sterrekundigen (Daniel 1:20), die de tijden verstonden, die wisten, wat volgens tijden en zeden gevoegelijk was, (want alzo moest des konings zaak geschieden, op die wijze moest naar de staatsinstelling ene zaak, die des konings huis aanging, behandeld worden, in de tegenwoordigheid van al degenen, die de wet en het recht wisten en de kennis hadden om die uit te leggen.

Vers 13

13. Toen zei de koning tot de wijzen, de zeven staatsraden (Esther 1:14), de Magiërs en sterrekundigen (Daniel 1:20), die de tijden verstonden, die wisten, wat volgens tijden en zeden gevoegelijk was, (want alzo moest des konings zaak geschieden, op die wijze moest naar de staatsinstelling ene zaak, die des konings huis aanging, behandeld worden, in de tegenwoordigheid van al degenen, die de wet en het recht wisten en de kennis hadden om die uit te leggen.

Vers 14

14. De naasten nu onder die wetgeleerden bij hem waren Carsena, Sethar, Admatha, Tarsis, Meres, Marsena, Memuchan, zeven vorsten der Perzen en der Meden (Ezra 7:14. Jeremiah 52:25), die het aangezicht des konings zagen, die steeds vrijen toegang tot hem hadden, terwijl het anders moeilijk was toegang tot den koning te verkrijgen, die vooraan zaten in het koninkrijk 1), die grootwaardigheidsbekleders waren):

1) Hieruit blijkt, dat deze zeven vorsten ook tot de rechtskundigen behoorden, ja, onder hen ene voorname plaats bekleedden.

Vers 14

14. De naasten nu onder die wetgeleerden bij hem waren Carsena, Sethar, Admatha, Tarsis, Meres, Marsena, Memuchan, zeven vorsten der Perzen en der Meden (Ezra 7:14. Jeremiah 52:25), die het aangezicht des konings zagen, die steeds vrijen toegang tot hem hadden, terwijl het anders moeilijk was toegang tot den koning te verkrijgen, die vooraan zaten in het koninkrijk 1), die grootwaardigheidsbekleders waren):

1) Hieruit blijkt, dat deze zeven vorsten ook tot de rechtskundigen behoorden, ja, onder hen ene voorname plaats bekleedden.

Vers 15

15. Wat men naar de wet met de koningin Vasthi doen zou, omdat zij niet gedaan had het woord van den koning Ahasveros, door den dienst der kamerlingen (Esther 1:12)?

Vers 15

15. Wat men naar de wet met de koningin Vasthi doen zou, omdat zij niet gedaan had het woord van den koning Ahasveros, door den dienst der kamerlingen (Esther 1:12)?

Vers 16

16. Toen zei Memuchan, na vooraf met de wijzen in ene plechtige vergadering geraadpleegd te hebben, voor het aangezicht des konings en der vorsten: De koningin Vasthi heeft niet alleen tegen den koning misdaan, maar ook tegen al de vorsten en tegen al de volken, al de onderdanen, die in al de landschappen van den koning Ahasveros zijn.

Vers 16

16. Toen zei Memuchan, na vooraf met de wijzen in ene plechtige vergadering geraadpleegd te hebben, voor het aangezicht des konings en der vorsten: De koningin Vasthi heeft niet alleen tegen den koning misdaan, maar ook tegen al de vorsten en tegen al de volken, al de onderdanen, die in al de landschappen van den koning Ahasveros zijn.

Vers 17

17. Want deze daad der koningin zal uitkomen tot alle vrouwen, zodat zij, door haar voorbeeld verleid, hare mannen verachten zullen in hare ogen, als men zeggen zal: De koning Ahasveros zei: dat men de koningin Vasthi voor zijn aangezicht brengen zou; maar zij kwam niet; hoe zouden wij dan nog dit juk verdragen?

Vers 17

17. Want deze daad der koningin zal uitkomen tot alle vrouwen, zodat zij, door haar voorbeeld verleid, hare mannen verachten zullen in hare ogen, als men zeggen zal: De koning Ahasveros zei: dat men de koningin Vasthi voor zijn aangezicht brengen zou; maar zij kwam niet; hoe zouden wij dan nog dit juk verdragen?

Vers 18

18. Te dezen zelven dage, van dezen dag af, dat dit bekend zal worden, zullen de vorstinnen van Perzië en Medië, die in de nabijheid van het hof leven, en het eerst van die weigering zullen horen, ookalzo zeggen tot al de vorsten des konings, als zij deze daad der koningin zullen horen, en er zal, van de zijde der vrouwen, verachtens, en van de zijde der mannen toorns genoeg wezen.

Vers 18

18. Te dezen zelven dage, van dezen dag af, dat dit bekend zal worden, zullen de vorstinnen van Perzië en Medië, die in de nabijheid van het hof leven, en het eerst van die weigering zullen horen, ookalzo zeggen tot al de vorsten des konings, als zij deze daad der koningin zullen horen, en er zal, van de zijde der vrouwen, verachtens, en van de zijde der mannen toorns genoeg wezen.

Vers 19

19. Indien het den koning goeddunkt, dat een koninklijk gebod van hem uitga, hetwelk geschreven worde in de wetten der Perzen en Meden, en dat men het niet overtrede 1): dat Vasthi niet inga voor het aangezicht van den koning Ahasveros, maar voor altijd verstoten zij; en de koning geve haar koninkrijk, hare koninklijke waardigheid, aan hare naaste, die beter is dan zij, en die hij gemakkelijk zal vinden.

1) Een koninklijk edict mocht niet worden ingetrokken. Daarom stellen de vorsten den koning voor zulk een edict uit te vaardigen, opdat Vasthi nooit weer in gunste bij den koning zou komen. Zij vermoeden toch wel, dat de koning straks, als de wijn van hem zal zijn gegaan, spijt van zijn drift zal hebben en dan hebben zij de wraak van Vasthi te vrezen. Om deze te voorkomen, drijven zij door, dat bij koninklijk besluit Vasthi voor goed onttroond worde.

Zij schijnen dus meer de wraak van Vasthi, dan ene mogelijke opwelling van toorn van Ahasveros te vrezen.

Bij de Oosterse hoven was dan ook de invloed van de koningin niet gering.

Vers 19

19. Indien het den koning goeddunkt, dat een koninklijk gebod van hem uitga, hetwelk geschreven worde in de wetten der Perzen en Meden, en dat men het niet overtrede 1): dat Vasthi niet inga voor het aangezicht van den koning Ahasveros, maar voor altijd verstoten zij; en de koning geve haar koninkrijk, hare koninklijke waardigheid, aan hare naaste, die beter is dan zij, en die hij gemakkelijk zal vinden.

1) Een koninklijk edict mocht niet worden ingetrokken. Daarom stellen de vorsten den koning voor zulk een edict uit te vaardigen, opdat Vasthi nooit weer in gunste bij den koning zou komen. Zij vermoeden toch wel, dat de koning straks, als de wijn van hem zal zijn gegaan, spijt van zijn drift zal hebben en dan hebben zij de wraak van Vasthi te vrezen. Om deze te voorkomen, drijven zij door, dat bij koninklijk besluit Vasthi voor goed onttroond worde.

Zij schijnen dus meer de wraak van Vasthi, dan ene mogelijke opwelling van toorn van Ahasveros te vrezen.

Bij de Oosterse hoven was dan ook de invloed van de koningin niet gering.

Vers 20

20. Als het bevel des konings, hetwelk hij doen, uitvaardigenzal in zijn ganse koninkrijk (want het is groot 1) en bezit dus vele vrouwen), gehoord zal worden, zo zal de koning in aller ogen voldoening verkregen hebben, en de kwade invloed van deze daad der koningin zal weggenomen worden; Zo zullen alle vrouwen aan hare mannen eer geven, van de grootste tot de kleinste toe 2), oude en jonge.

1) Deze uitweiding over de grootheid van het rijk moest dienen, om den koning te behagen en in een goede luim te brengen. Zeer vele dagen had hij besteed, om hun de macht van het rijk te tonen, welnu zij zullen nu ook zijn hoogmoed strelen.

2) in plaatst van bescheiden, iets dat toorn opwekt, ten beste te verklaren, richt zich deze vleier naar de begeerte van zijnen heer, brengt hem uit de dwaasheid in de onzinnigheid, en giet olie in het vuur. Maar de regering Gods, die uit alles iets goeds weet voort te brengen, is ook hierin in zoverre te erkennen, dat zij dezen raad tot een goed doel weet aan te wenden.

Vers 20

20. Als het bevel des konings, hetwelk hij doen, uitvaardigenzal in zijn ganse koninkrijk (want het is groot 1) en bezit dus vele vrouwen), gehoord zal worden, zo zal de koning in aller ogen voldoening verkregen hebben, en de kwade invloed van deze daad der koningin zal weggenomen worden; Zo zullen alle vrouwen aan hare mannen eer geven, van de grootste tot de kleinste toe 2), oude en jonge.

1) Deze uitweiding over de grootheid van het rijk moest dienen, om den koning te behagen en in een goede luim te brengen. Zeer vele dagen had hij besteed, om hun de macht van het rijk te tonen, welnu zij zullen nu ook zijn hoogmoed strelen.

2) in plaatst van bescheiden, iets dat toorn opwekt, ten beste te verklaren, richt zich deze vleier naar de begeerte van zijnen heer, brengt hem uit de dwaasheid in de onzinnigheid, en giet olie in het vuur. Maar de regering Gods, die uit alles iets goeds weet voort te brengen, is ook hierin in zoverre te erkennen, dat zij dezen raad tot een goed doel weet aan te wenden.

Vers 21

21. Dit woord nu was goed in de ogen des konings en der vorsten; en de koning deed naar het woord van Memuchan.

Vers 21

21. Dit woord nu was goed in de ogen des konings en der vorsten; en de koning deed naar het woord van Memuchan.

Vers 22

22. En hij zond brieven, edicten aan al de landschappen des konings, aan een iegelijk landschap naar zijn schrift geschreven, en aan elk volk naar zijne spraak overgezet: dat elk man overheer in zijn huis wezen zou en spreken naar de spraak zijns volks 1), en niet naar die zijner vrouw, wanneer die ene buitenlandse mocht zijn, gelijk dit de overmoed en heerszucht der vrouwen tot gewoonte in het rijk gemaakt had. (Nehemiah 13:24).

1) Volgens een andere interpunctie kunnen deze woorden zo worden overgezet, en dat een ieder spreken, zijne vrouw bevelen zou, wat hem goed mocht voorkomen, haar dus altijd zou kunnen bevelen om te komen, en zij geroepen zijnde daaraan gevolg te moeten geven..

Deze verandering van interpunctie deugt niet. De vertaling der Staten-Overzetters is zeer juist. De koning wil, dat ieder man in zijn eigen huis heer zal zijn, en dat daarom in een Perzisch huis Perzisch, in een Joods huis Joods zou worden gesproken.

Vers 22

22. En hij zond brieven, edicten aan al de landschappen des konings, aan een iegelijk landschap naar zijn schrift geschreven, en aan elk volk naar zijne spraak overgezet: dat elk man overheer in zijn huis wezen zou en spreken naar de spraak zijns volks 1), en niet naar die zijner vrouw, wanneer die ene buitenlandse mocht zijn, gelijk dit de overmoed en heerszucht der vrouwen tot gewoonte in het rijk gemaakt had. (Nehemiah 13:24).

1) Volgens een andere interpunctie kunnen deze woorden zo worden overgezet, en dat een ieder spreken, zijne vrouw bevelen zou, wat hem goed mocht voorkomen, haar dus altijd zou kunnen bevelen om te komen, en zij geroepen zijnde daaraan gevolg te moeten geven..

Deze verandering van interpunctie deugt niet. De vertaling der Staten-Overzetters is zeer juist. De koning wil, dat ieder man in zijn eigen huis heer zal zijn, en dat daarom in een Perzisch huis Perzisch, in een Joods huis Joods zou worden gesproken.

Bibliografische Informatie
Dächsel, Karl August. "Commentaar op Esther 1". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/commentaries/dut/dac/esther-1.html. 1862-80.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile